Commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

 

du

 

Mardi 30 novembre 2010

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 30 november 2010

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.23 uur en voorgezeten door de heer Kristof Calvo.

La séance est ouverte à 10.23 heures et présidée par M. Kristof Calvo.

 

De voorzitter: Collega's, mevrouw Van der Auwera is verontschuldigd vanwege het slechte weer. Ik zal proberen de rol van vervangend voorzitter zo goed mogelijk in te vullen.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "groenestroomcertificaten voor Electrabel" (nr. 1118)

01 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les certificats verts pour Electrabel" (n° 1118)

 

01.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het bericht dat Electrabel in de Gentse haven een voormalige steenkoolcentrale ombouwt tot een biomassacentrale is u ongetwijfeld bekend. De centrale Max Green zal jaarlijks meer dan een miljoen megawattuur elektriciteit leveren, goed voor een opbrengst van 100 miljoen euro aan groenestroomcertificaten per jaar. Dit betekent op tien jaar een opbrengst van een miljard.

 

Daartegenover staat een verbouwingskost van 127 miljoen euro. Dit is dus een goede investering van Electrabel. Om die elektriciteit te produceren worden houtpellets uit Canada verbrand voor het opwekken van groene stroom. Dat is volgens mij niet meteen de properste en de meest innoverende manier om groene stroom op te wekken.

 

Mijn vragen zijn de volgende. Ten eerste, de groenestroomcertificaten en de steun voor groene en propere energie schieten hiermee hun doel toch volledig voorbij. Ik zou graag uw mening daaromtrent kennen.

 

Ten tweede, maakt men op deze manier de monopolist van energie in België, Electrabel, niet nog sterker?

 

Een derde en belangrijkste vraag, ik kan mij heel goed voorstellen dat Electrabel met deze bijkomende steun met veel plezier zal overgaan tot het betalen van de nucleaire taks. Het heeft er niet onmiddellijk mee te maken, maar het laat mij toch toe u even te vragen wat de stand van zaken is in dat dossier. Heeft Electrabel al toegezegd en werd het al officieel op de hoogte gesteld van het feit dat zij die nucleaire taks moet betalen?

 

01.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, ten eerste, dit geval verwijst naar een beschikking door het Vlaamse Gewest met het oog op het promoten van elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen. Ik verwijs daarvoor naar mijn collega Freya Van den Bossche.

 

Ten tweede, het wettelijk bestel bevoorrecht hoegenaamd niet een enkele producent, maar voorziet in een steunstelsel dat beschikbaar is voor elke investeerder die zich in de productie van elektriciteit op basis van hernieuwbare energiebronnen wil lanceren. Dit stelsel beoogt niet de exclusiviteit om een speler van de markt te begunstigen ten nadele van een andere.

 

Bovendien zal de positie die Electrabel op de elektriciteitsmarkt inneemt niet moeten worden versterkt, aangezien het installatievermogen niet werd gewijzigd.

 

Ten derde, het Grondwettelijk Hof had in maart 2010 het beroep tot vernietiging dat Electrabel, GDF en SPE hadden ingediend tegen de oplegging van een bijdrage van 250  miljoen euro ten laste van de kernexploitanten, verworpen. De belasting voor 2008 werd dus betaald. Deze werd niet betwist. Voor 2009 werd zij dus ook betaald en ook voor 2010 zal zij verschuldigd zijn.

 

01.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw kort antwoord. Ik had de inhoud ervan wel verwacht, want de eerste vraag is veeleer een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap.

 

Ik ben blij te vernemen dat de nucleaire taks voor 2008 en 2009 werd betaald en dat zij voor 2010 verschuldigd is. Wij zullen zien wat wij zullen zien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Ik heb begrepen dat de collega’s Schiltz en Clarinval ook geteisterd zijn door het slechte weer; zij hebben logistieke problemen.

 

Ik stel aldus voor om over te gaan tot het volgende agendapunt, met name punt 4, zijnde de samengevoegde vragen van mevrouw Fonck, de heer Deleuze en mijzelf. Ik vraag aan de heer Logghe om het voorzitterschap over te nemen.

 

Voorzitter: Peter Logghe.

Président: Peter Logghe.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Kristof Calvo aan de minister van Klimaat en Energie over "de export van gammagrafie-toestellen aan Iran" (nr. 1268)

- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Klimaat en Energie over "de klachten die werden ingediend tegen de uitvoer van kernmateriaal naar Iran" (nr. 1304)

- de heer Olivier Deleuze aan de minister van Klimaat en Energie over "de uitvoer naar Iran van materiaal waarop een embargo rust" (nr. 1307)

02 Questions jointes de

- M. Kristof Calvo au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'exportation d'appareils de gammagraphie vers l'Iran" (n° 1268)

- Mme Catherine Fonck au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les plaintes introduites contre les exportations de matériaux nucléaires à l'Iran" (n° 1304)

- M. Olivier Deleuze au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l’exportation vers l’Iran de matériel frappé d’embargo" (n° 1307)

 

02.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we zijn ondertussen toe aan hoofdstuk 3 van dit toch wel pijnlijk verhaal. Mijn vragen handelen opnieuw over de inbreuken tegen de wetgeving inzake nucleaire export. We hebben het daarover al gehad tijdens de commissievergaderingen van 9 en 17 november.

 

Ondertussen duikt er steeds meer informatie op. Er is een verslag van een beraadslaging van de bevoegde CANVEK-commissie van 19 maart 2009 dat ik hier bij de hand heb en waaruit wij toch wel een aantal merkwaardige dingen leren.

 

Het verarmd uranium waarover een van de twee klachten handelt, zou deel uitmaken van gammagrafietoestellen. Gelijkaardige toestellen kregen een negatief advies tijdens de CANVEK-commissie van 19 maart. Dat is toch wel verrassende informatie. De argumenten voor de negatieve advisering waren zeer duidelijk. Zulke toestellen kunnen gebruikt worden in de nucleaire sector. Bovendien zou het bedrijf van bestemming op dat moment, maart 2009, een problematisch bedrijf zijn met links naar de nucleaire sector in Iran. Een levering zou indruisen tegen artikel 4 van VN-resolutie 1737.

 

Mijnheer de minister, u bent, als u mij toelaat om dat te zeggen, slechts heel beperkt ingegaan op de vragen die gesteld werden in de commissievergadering van 17 november. Na deze informatie duiken er alleen maar meer vragen op. Ik heb dus opnieuw een heleboel vragen voor u aangaande die export. Het spijt me, maar het kan niet anders.

 

Ten eerste, klopt het dat het verarmd uranium geleverd werd via de export van gammagrafietoestellen? Werden dergelijke leveringen besproken op de vergaderingen van de CANVEK, bijvoorbeeld tijdens de vergadering van 19 maart 2009?

 

Ten tweede, is de export waarover tijdens de CANVEK-vergadering van 19 maart werd beraadslaagd, exact dezelfde export als diegene waarover een aanklacht loopt?

 

Ten derde, tijdens de commissievergadering van 17 november hebt u het volgende verklaard. “C’est principalement un problème des entreprises qui n’ont pas déposé des demandes“. Iets in die aard heb ik gelezen in het verslag, in beter Frans weliswaar. Blijft u bij uw inschatting dat het een probleem van de bedrijven is, of hebt u ondertussen uit bijkomend onderzoek geleerd dat er ook op administratief of politiek niveau fouten zijn gemaakt?

 

Ten vierde, u omschrijft de gammagrafietoestellen nogal partieel tijdens de commissievergadering van 17 november. U zegt dat ze een radioactieve bron bevatten en dat ze gebruikt kunnen worden voor de controle van lasnaden van pijpleidingen of in de geneeskunde. Op dat moment vergeet u dat gammagrafietoestellen ook een nucleair gebruik kennen. Ofwel is u dat vergeten, ofwel bent u daarvan niet op de hoogte. Waarom hebt u ons zo partieel geïnformeerd over dat mogelijk gebruik?

 

Ten vijfde, is er ondertussen al meer duidelijkheid over de afloop van de juridische procedures?

 

Ten zesde, kan het betrokken bedrijf ondertussen zijn werkzaamheden gewoon verder zetten? Hebt u, op het moment waarop u hebt vastgesteld dat er problemen zijn, bijkomende maatregelen genomen om nieuwe problemen te vermijden?

 

Ten zevende, heeft het betrokken Gewest voor of na de negatieve advisering van maart 2009 exportvergunningen toegekend voor zulke gammagrafietoestellen? Zo ja, hoe vaak en wanneer? Hebt u weet van gelijkaardige leveringen door andere Belgische bedrijven?

 

Ten achtste een meer fundamentele vraag. Hoe loopt de samenwerking met de Gewesten? Ik merk in het verslag van CANVEK van 19 maart 2009 dat een bepaald gewest zich verzet tegen de beraadslaging over een dergelijk toestel dat toch wel problematisch is. Ik vraag mij dus af hoe die samenwerking vandaag verloopt. Klopt het dat niet alle Gewesten voor zulke materialen CANVEK willen consulteren?

 

Ten negende, er was een andere dossier inzake zirkoniumpoeder. Hebt u daar al meer informatie over?

 

Ten tiende een vraag die ik ook gesteld heb op 17 november. Kunt u ons meer vertellen over alle inbreuken die ondertussen zijn vastgesteld op de wet van 9 februari 1981? De vraag dateert van een tweetal weken gelden dus ik vermoed dat u die informatie intussen wel hebt.

 

02.02  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le ministre, une série d'éléments vient d'être rappelée. Si une note dite confidentielle de la CANPAN est manifestement "tombée du camion", il serait logique que chacun puisse disposer de cette note. C'est donc vers vous que je me tourne, monsieur le ministre, pour obtenir cette note de la CANPAN.

 

Dans ce dossier, il y a des zones d'ombre et des contradictions qui m'amènent à vous poser des questions centrées sur le non-respect de l'interdiction d'exporter ou de faciliter la fourniture à l'Iran de matériel qui pourrait être utilisé dans les processus d'enrichissement, de retraitement ou de fabrication d'eau lourde.

 

Ces exportations concernent-elles d'autres entreprises que MDS Nordion de Fleurus? Quelles sont ces entreprises? Quand ont eu lieu les exportations et à combien de reprises?  J'ai lu qu'il y aurait eu huit expéditions. S'agissait-il d'expéditions en une seule fois ou en plusieurs? Par où ont transité ces exportations? Elles ont dû passer la douane sans encombre alors qu'il ne s'agissait pas d'une expédition unique. Il me semble particulièrement difficile de faire passer inaperçues de telles exportations qui ne se baladent pas dans un petit sachet en plastique mais dans un conteneur particulier muni d'un bouclier. S'il s'avère que huit expéditions ont eu lieu, on peut en conclure que le poids total d'uranium appauvri transporté se situe entre 40 et 80 kg, une quantité qui me semble très importante.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous que MDS Nordion a consulté les autorités responsables? Il me semble qu'il y a certaines contradictions à ce sujet. Quant à la poudre de zirconium, affaire connue depuis 2008, une plainte a été déposée le 13 mars 2008 par le SPF Économie. Vous-même avez déposé plainte et vous êtes constitué partie civile le 18 mai 2010, selon mes informations, soit deux ans plus tard. Pourquoi avez-vous autant attendu pour vous constituer partie civile? Était-ce parce que rien ne justifiait de le faire dans un premier temps? Mais alors, pourquoi le faire ensuite? Quel nouvel événement ou quelle nouvelle exportation justifie le fait que vous vous soyez porté partie civile deux ans plus tard?

 

À l'inverse, en ce qui concerne le dossier de l'uranium appauvri, vous ne vous êtes pas porté partie civile alors que le SPF Économie a déposé plainte en 2010. Pourquoi une telle discordance entre les deux dossiers? Y a-t-il eu une différence dans le non-respect de la législation? Si oui, de quelle nature est-elle? Pourquoi ne vous portez-vous pas partie civile dans le dossier de l'uranium appauvri?

 

Au regard de ces faits, ne faut-il pas se demander si des exportations de matériel nucléaire ont eu lieu ces cinq ou dix dernières années et qui auraient, de la même manière, échappé aux contrôles existants.

 

Y a-t-il des cas non encore connus aujourd'hui ou qui sont connus mais non révélés, de par la nature confidentielle d'une série de rapports?

 

Puisque les expéditions ont échappé aux différents systèmes de contrôle dont les modalités sont définies dans la législation, ce système d'alerte est-il suffisant? Ne faudrait-il pas le renforcer à différents niveaux pour le rendre plus efficace?

 

Lorsque de telles expéditions surviennent, qu'en est-il de la responsabilité des autorités publiques belges concernant la nécessité de retrouver la trace des produits, en l'occurrence de ceux envoyés en Iran? Avez-vous entrepris des démarches? Avez-vous des contacts? Avez-vous imposé aux entreprises concernées de donner toutes les informations utiles sur les destinataires et sur l'usage qui sera fait des produits?

 

Il y a donc de grands points d'interrogation dans ce dossier, y compris sur l'utilisation militaire de ces produits en Iran.

 

02.03  Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, le dossier transmis à la CANPAN nous est parvenu.

 

Je lis que le nombre important de machines qui devraient être livrées augmente le risque que certaines de ces machines puissent être utilisées pour les programmes nucléaires ou les programmes de missiles iraniens. Par conséquent, vu ce danger de prolifération, il est recommandé que la Belgique refuse ce transfert de machines vers l'Iran.

 

Vous avez dit en commission que le problème se situe dans la manière dont les entreprises ont introduit le dossier. Si je considère le document de la CANPAN, cela ne semble pas être le cas puisque selon cette dernière, uranium ou pas, à partir du moment où il s'agit de machines de gammagraphie avec de l'iridium-192, l'exportation doit être refusée.

 

Nous sommes donc ici confrontés à un problème dans la mesure où cette exportation a fait l'objet d'un avis négatif de la CANPAN sur la base d'éléments factuels, y compris le nom de l'entreprise iranienne à qui est destiné le matériel. En effet, comme c'est indiqué explicitement dans le document, cette entreprise sert de paravent à d'autres activités iraniennes. Pourtant, il semble bien que le matériel ait été envoyé. Demain, j'aurai l'occasion d'interroger le ministre des Finances ou son représentant sur l'exportation effective.

 

Monsieur le ministre, le dossier, qui a été examiné par la CANPAN le 19 mars et pour lequel un avis négatif a été rendu, a-t-il effectivement fait l'objet d'une plainte émise par votre administration? On suppose qu'il s'agit du même matériel puisque vous avez parlé de gammagraphie. Mais s'agit-il bien de ce matériel?

 

Par ailleurs, vous avez dit, en commission, que vous aviez refusé de donner deux autorisations ayant trait à du zinc, zirconium et uranium. Vous avez dit également que deux plaintes avaient été déposées. S'agit-il du même dossier? Pouvez-vous nous dire si vos deux refus de machtiging concernent les deux plaintes qui ont été déposées par votre administration? Si ce n'est pas le cas, à quel type de matériel les plaintes déposées ont-elles trait?

 

02.04  Paul Magnette, ministre: Chers collègues, lors de la dernière séance de notre commission, je vous ai indiqué ma volonté de transparence totale sur le sujet. Je n'ai évidemment pas changé d'avis. Toutefois, je vous avais également fait part des limites de l'exercice sachant que la procédure est actuellement en cours devant les instances judiciaires et que, dès lors, un certain nombre de faits, soit ne sont pas établis, soit ne peuvent pas être divulgués.

 

J'attire votre attention sur le fait que la diffusion de documents confidentiels qui tombent sous la loi du 11 décembre 1998 concernant la classification des documents confidentiels est punissable par la loi. Les rapports de la CANPAN sont classifiés confidentiels.

 

Ik denk dat het belangrijk is dat wij de verschillende elementen van ditzelfde dossier niet door elkaar halen. Ik zal dus de verschillende elementen die deel uitmaken van dit dossier herhalen en verduidelijken. Wij hebben wel degelijk a posteriori ontdekt dat er uitvoer van verarmd uranium is geweest. Dat verarmd uranium zat in de container, het omhulsel, de verpakking van de vervoerde bronnen.

 

Mijnheer Calvo, zoals ik u tijdens de laatste commissie al heb meegedeeld, is er geen aanvraag geweest voor een machtiging voor de uitvoer van verarmd uranium, hetgeen nu onderwerp uitmaakt van de huidige strafklacht in dit dossier. Er is daarentegen wel een uitvoeraanvraag geweest voor het Iridium-192, de inhoud.

 

De CANVEK leverde hiervoor een negatief advies af - dat advies heb ik gevolgd – omdat het een uitvoer naar Iran betrof. Zelfs al staat het vervoerde product op geen enkele lijst van producten die een goedkeuring van de CANVEK nodig hebben.

 

Volgens mij is er in dit dossier dus een dubbele inbreuk geweest op de regelgeving. Enerzijds, het niet-respecteren van een negatief advies van de CANVEK voor de inhoud en, anderzijds, de uitvoer van verarmd uranium in de muur van het omhulsel zonder dat daarvoor een aanvraag werd ingediend.

 

Ik heb het negatieve advies van de CANVEK op 4 juni 2009 bekrachtigd en het werd dezelfde dag nog aan de exporteur gecommuniceerd. De vraag of er nadien nog leveringen zijn gebeurd, maakt deel uit van het gerechtelijke onderzoek. Dit onderzoek zal onder meer duidelijkheid moeten scheppen of het bedrijf de nodige informatie aan de publieke overheden heeft meegedeeld zodat die de adequate beslissingen konden nemen voor het gehele dossier.

 

De vraag of de uitvoer van de gammagrafietoestellen iets te maken heeft met de uitvoer van verarmd uranium maakt ook deel uit van het gerechtelijke onderzoek. Ik heb u daarover al enige informatie gegeven. Ik kan niet meer zeggen. Zoals ik eerder al in de commissie van 17 november heb aangegeven, gaat het over gammagrafietoestellen die een radioactieve bron bevatten voor gebruik in de industrie of de geneeskunde, en die een omhulsel bevatten waarin verarmd uranium is ingesloten om te zorgen voor afscherming tegen de ioniserende stralingen.

 

La question de savoir si cela peut être utilisé dans telle ou telle industrie ne relève pas de mes compétences. Je suis simplement les avis de la CANVEK quand il y en a et que cela puisse être utilisé ou non ne revêt aucune espèce d'importance. À partir du moment où ce point figure sur la liste, il doit faire l'objet d'une demande et s'il s'agit d'une demande d'exportation vers l'Iran, elle doit être interdite selon notre doctrine clairement fixée.

 

En ce qui concerne votre demande sur l'état d'avancement de la procédure judiciaire, mon administration ne peut disposer de ce type d'information. Des mesures supplémentaires ont-elles été prises? J'attends les résultats de l'enquête pour déterminer si des mesures supplémentaires s'imposent. Par ailleurs, je ne décèle aucune faute dans le chef de mon administration, car celle-ci a toujours été et reste extrêmement prudente lorsqu'il s'agit de demandes d'exportation de sources radioactives.

 

Quant à votre question relative aux demandes d'avis à la CANPAN, il n'y a plus eu de demandes d'avis pour les autorisations d'exportation d'appareils de gammagraphie vers l'Iran.

 

En ce qui concerne les relations avec les Régions, je vous ai indiqué la procédure la semaine dernière et je vous rappelle donc que le dossier, dans l'état actuel de la procédure, ne peut être traité par la CANPAN. On peut remettre un avis sur la délivrance ou non de l'autorisation du ministre de l'Énergie, qui suit l'avis de la CANPAN que si la Région concernée a transmis les informations demandées.

 

Cela pose la question que nous avons déjà évoquée la semaine dernière d'une éventuelle réforme de la procédure. Je vous ai dit que les avis sollicités auprès de mon administration et de la CANPAN elle-même ainsi que les analyses réalisées par mon cabinet conduisaient à considérer qu'il serait certainement utile que les entreprises demandent directement une autorisation à la CANPAN sans passer par l'entremise des Régions. Ce point figurait d'ailleurs dans le programme de mon parti politique pour les dernières élections. C'est bien la preuve que nous avions déjà tiré les leçons de l'insuffisance de cette procédure et que nous proposions de la renforcer dans le cadre de la prochaine législature.

 

Om een overzicht te hebben van alle inbreuken op de wet van 9 februari 1981 heb ik mijn administratie gevraagd om binnen de kortst mogelijke termijn de nodige informatie op te zoeken in de archieven van de CANVEK.

 

Pour ce qui concerne le zirconium, les deux autorisations refusées s'inscrivent bien dans le cadre du même dossier.

 

Monsieur Deleuze, je répète ce que j'ai déjà expliqué lors de la dernière séance de commission: il n'y a pas eu de demande d'autorisation d'exportation vers l'Iran de poudre de zirconium. Par conséquent, la CANPAN n'a pas été saisie du dossier.

 

Comme je l'ai également expliqué à  l'occasion de la dernière séance, la CANPAN a été informée de l'exportation par la cellule "Embargo" sur la base d'une facture pour la livraison de poudre de zirconium à l'Iran et elle a constaté qu'il y avait violation de la législation en matière d'importation nucléaire.

 

J'ai donc introduit une plainte au parquet le 13 mars 2008 à l'initiative de mon administration; le 18 mai 2010, j'ai souhaité la constitution d'une partie civile pour épuiser pleinement toutes les voies de droit possibles. Il n'y a pas de traitement différent des deux dossiers, mais des dates différentes.

 

Je me suis constitué partie civile à partir du moment où le parquet, dans la première affaire, avait classé sans suite. Pour pouvoir continuer la procédure et assurer que toutes les voies de droit possibles puissent être épuisées, j'ai poursuivi en me portant partie civile. La CANPAN a naturellement été informée des suites judiciaires réservées au dossier.

 

Pour ce qui concerne la date d'information de l'Agence fédérale de contrôle nucléaire par l'Euratom, je vous renvoie vers la ministre de l'Intérieur qui dispose de  la tutelle exclusive sur l'Agence fédérale de contrôle nucléaire. C'est l'Agence qui a ensuite informé le secrétariat de la CANPAN en date du 21 décembre 2009, en même temps que la Direction générale Énergie puisque celle-ci assure le secrétariat de la CANPAN.

 

02.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw administratief en uitgebreid antwoord.

 

Ik had het graag iets politieker gehad en minder administratief. Ik stel vast dat u een heel creatieve invulling hebt van totale transparantie. U zegt dat het niet uw taak is om te weten of het in de nucleaire industrie wordt gebruikt en dat u het niet had mogen zeggen in de vorige commissie.

 

02.06  Paul Magnette, ministre: Ce n'est pas ce que j'ai dit, monsieur Calvo. J'ai dit que la question ne devait même pas être posée à partir du moment où un produit figure sur la liste, il ne doit pas être exporté. C'est tout.

 

Ne faites pas de la communication pour le plaisir de le faire!

 

02.07  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, als u het verslag van de CANVEK van 19 maart leest, waar zeer uitgebreid aan bod komt dat het nucleaire toepassingen kent, getuigen de toepassingen die u vorige week in de commissie hebt geschetst van veel creativiteit. Dat stel ik vast en iedereen die het verslag erop naleest kan dat samen met mij doen. U hebt een andere invulling van totale transparantie dan ik.

 

Ik stel voorts vast dat u geen bijkomende maatregelen wilt nemen in afwachting van juridische conclusies. Ik denk dat dit geen goede zaak is. Wij moeten te allen tijde vermijden dat er extra problemen opduiken. Ik moedig u aan om extra maatregelen te nemen.

 

Op het verhaal over de exportvergunning en de samenwerking tussen het federale niveau en de Gewesten gaat u opnieuw niet verder in. Ik denk dat het uw taak is als minister die bevoegd is voor de nucleaire non-proliferatie daar stappen te zetten om meer duidelijkheid te brengen.

 

Voor alle duidelijkheid, u moet hier niet de rol van een rechter spelen. U moet geen uitspraak in deze zaak doen. Ik verwacht wel meer informatie en betrokkenheid van de bevoegde minister. Zolang u die rol niet opneemt, zullen er vragen blijven opduiken, mijnheer de minister. Hoofdstuk vier, vijf en zes van dit verhaal zullen in deze commissie komen. Ik denk dat dit voor niemand goed is.

 

Voor de kranten is dat misschien leuk, maar niet voor onze internationale geloofwaardigheid en niet voor dit concreet dossier.

 

Ik betreur dat en ik maak mij steeds meer zorgen over hoe wij in dit land met dergelijke dossiers omspringen.

 

Ik verwijs daarnet naar een uiteenzetting van de vertegenwoordiger van het Vlaams Gewest tijdens de vergadering van 19 maart 2009. U bent daar in uw antwoord niet op ingegaan. Tijdens die zitting zegt die man of vrouw over materiaal waarover iedereen het eens is dat het problematisch is, dat hij zijn administratie zal vagen om zulke toestellen niet langer te rapporteren aan de CANVEK. U neemt daar blijkbaar notarieel akte van. U gaat daar niet op in. Ik betreur dat. Het is uw bevoegdheid. U moet daarvan werk maken.

 

Als u om een of andere reden die houding blijft aannemen, dan zullen wij het moeten doen en zal de subcommissie Nucleaire Veiligheid nog belangrijker worden dan ze vandaag al is.

 

02.08  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour vos différentes réponses. Personnellement, je ne dispose pas du rapport de la CANPAN. Ainsi que je le disais tout à l'heure, même si celui-ci est "tombé du camion", je trouverais plus démocratique que tout le monde puisse en disposer.

 

Monsieur le ministre, je vous suis quand vous dites qu'il n'y a pas lieu de se demander si c'est interdit ou pas. C'est interdit. Par conséquent, cette interdiction doit être respectée.

 

Par contre, force est de constater qu'aujourd'hui, ce n'est pas cette question-là qui se pose. Le problème qui se pose réellement aujourd'hui est le suivant: tous ces produits, qui n'auraient pas dû être exportés, l'ont été. L'affaire est en cours au niveau judiciaire - j'en conviens – et toute une série d'éléments ne peuvent donc pas être mis sur la place publique, y compris au Parlement. Cependant, il y a tout de même toute une série de questions qui ne me semblent pas ressortir de l'enquête judiciaire actuellement en cours et auxquelles vous n'avez pas répondu.

 

Vous n'avez pas confirmé le nombre des exportations qui ont eu lieu: y en a-t-il eu 8 ou plus? Même si personnellement j'estime qu'il a dû y avoir de l'ordre de 40 à 80 kilos d'uranium appauvri exportés, vous n'avez confirmé aucun chiffre. La question restera donc ouverte.

 

Dois-je en conclure, monsieur le ministre, que la situation est foireuse? Pourquoi? Je m'interroge sérieusement sur la manière dont tout cela a pu se passer. Les douanes ne sont certes pas de votre compétence, mais j'imagine quand même qu'au sein du gouvernement vous avez à tout le moins évoqué le dossier. J'ai donc du mal à concevoir que cela ait pu se produire. Je le redis: ces matières n'ont certainement pas été exportées dans un petit sac en plastique anodin. Ce transport a quand même bien dû être visible par les uns ou les autres. Je ne puis imaginer que des produits comme ceux-là puissent être transportés, à l'insu de tous, vers une industrie nucléaire iranienne dont on soupçonne qu'elle ait des visées militaires.

 

Tout le monde sait que l'Iran entretient une forme de confusion entre l'usage militaire et l'usage civil de son industrie nucléaire. Il y a donc bien là un risque majeur. Nous devons donc plus que jamais nous montrer vigilants dans nos relations avec ce pays.

 

Ensuite, la situation est foireuse parce qu'un grand point d'interrogation subsiste en ce qui concerne le destinataire de ces exportations et l'utilisation de ces matières. À cet égard, je reste sur ma faim parce que vous n'avez ni confirmé ni infirmé les contacts que vous auriez pu prendre pour connaître le destinataire final de ces exportations et tenter de retrouver la trace de ces produits en Iran. Je pense notamment aux différentes instances internationales qui auraient pu vous apporter leur aide ou encore aux entreprises elles-mêmes qui doivent pouvoir faire la transparence complète sur leurs contacts en Iran.

 

Je terminerai par deux considérations plus politiques.

 

Premièrement, puisque nous n'avons pas de visibilité sur l'ensemble des exportations illégales de ces dernières années, je pense que le Parlement doit se saisir de ce dossier. Il faut que nous puissions avoir un débat à ce sujet afin de récolter les données de ces dernières années, de réexaminer la législation et essayer de verrouiller ses points de faiblesse. Il faut essayer de déterminer ce qui a échoué dans le dispositif.

 

Deuxièmement, je m'étonne des différences entre votre version et celle des autorités locales de Fleurus qui, je le rappelle, est une commune où votre parti a la majorité absolue. Je suis interpellée lorsque je lis ceci: "La société MDS Nordion a cherché à obtenir l'avis des autorités en rapport avec cette matière." C'est largement contradictoire avec vos propos.

 

02.09  Paul Magnette, ministre: Me parlez-vous du conseil communal de Fleurus?

 

02.10  Catherine Fonck (cdH): Je ne parle pas du conseil communal, je parle des autorités, c'est-à-dire d'une majorité absolue.

 

02.11  Paul Magnette, ministre: Vous n'avez pas demandé ce qu'en pensait l'ASBL du club de pétanque des Bons-Villers?

 

02.12  Catherine Fonck (cdH): Non, car elle n'utilise pas le site et ne publie pas un avis officiel.

 

Je poursuis: "Cette société est en contact avec les autorités concernées, étant donné qu'un malentendu a apparemment surgi en matière d'autorisation d'exportation." Je trouve cela très léger.

 

Enfin, ils affirment qu'il s'agit de "petites quantités d'uranium appauvri qui, comme le plomb, est utilisé pour produire des containers de protection et d'autres produits commerciaux standardisés protégeant les personnes contre les radiations et non pas des matières fissiles."

 

S'il y a une enquête judiciaire en cours, certains ont déjà conclu qu'il n'y avait pas péril en la demeure. Je trouve cela très léger.

 

02.13  Paul Magnette, ministre: Je ne suis pas responsable des dires de la section locale de Wanfercée-Baulet! Je veux bien porter beaucoup de choses mais quand même!

 

02.14  Catherine Fonck (cdH): Nous sommes au Parlement et en tant que parlementaire, on peut exprimer plusieurs choses. Monsieur le ministre, ne soyez pas si modeste, je sais que votre emprise sur la région de Charleroi est importante.

 

02.15  Paul Magnette, ministre: Comme vous y allez! J'ai bien du mal à faire passer quelques messages aux bourgmestres.

 

02.16  Catherine Fonck (cdH): Celui-ci est passablement important. Si, demain, des bombes nucléaires sont construites en Iran, chacun devra se remettre en question!

 

02.17  Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Nous nous trouvons au coeur de la question de la prolifération nucléaire. D'après cet avis de l'ambassade des États-Unis, ces machines restent en-deçà de la définition de l'usage double - civil et militaire - reprise dans cette résolution du Conseil de sécurité sur l'Iran. On est totalement dans la prolifération nucléaire dans laquelle la Belgique a une responsabilité particulière étant donné l'existence du Centre d'études nucléaires de Mol. Ce rapport montre aussi que l'iridium peut provenir de la maison mère canadienne comme du Centre d'études nucléaires de Mol. La confusion entre le militaire et le civil en Iran est patente, comme on peut le constater dans la presse, notamment avec les derniers rapports de WikiLeaks.

 

Nous avons une responsabilité particulière, monsieur le ministre. J'aurai l'occasion d'interroger votre collègue demain pour savoir ce qui s'est passé avec les douanes. Dire qu'il ne s'agit pas de matériel nucléaire et qu'à partir du moment où l'uranium n'était pas mentionné, la faute incombe entièrement à la société exportatrice, je ne suis pas d'accord. La Belgique s'est révélée une passoire pour du matériel dangereux; il faudra essayer de resserrer les mailles de cette passoire.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Kristof Calvo.

Président: Kristof Calvo.

 

03 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Justitie over "de eedaflegging van sommige CREG-medewerkers tot officier van de gerechtelijke politie" (nr. 1122)

03 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au ministre de la Justice sur "la prestation de serment de certains collaborateurs de la CREG en tant qu'officiers de la police judiciaire" (n° 1122)

 

03.01  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, zoals u ongetwijfeld weet, beschikken sinds enige tijd de leden van de CREG over de bevoegdheden die een officier van de gerechtelijke politie heeft, om daden van onderzoek en vaststellingen te kunnen doen. Wij waren er zeer verheugd over dat dit eindelijk in voege trad.

 

Nu blijkt er een probleem te zijn met de eedaflegging van een aantal medewerkers. De formele procedure die zij moeten doorlopen om over de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie te beschikken, blijkt een kafkaiaanse geschiedenis te zijn. Zij worden van het kastje naar de muur gestuurd.

 

Mijn vraag werd ook van het kastje naar de muur gestuurd. Ik ben langs de minister van Justitie gepasseerd, maar mijn vraag is dan toch bij u terechtgekomen.

 

De procureur-generaal heeft een andere mening dan de minister van Justitie en dan de directeur van de CREG.

 

Kortom, niemand weet in wiens handen die ijverige toekomstige wetsdienaars de eed moeten afleggen.

 

Mijnheer de minister, vandaar de vraag of u duidelijkheid kunt brengen in die saga.

 

03.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Schiltz, mijn antwoord zal heel kort zijn.

 

Er bestaan geen bezwaren tegen de eedaflegging van officier van de gerechtelijke politie van de CREG.

 

Mijn collega, minister De Clerck, werd op de hoogte gebracht. Zijn administratie zal binnen enkele weken de eedafleggingen organiseren, zodat de medewerkers binnenkort benoemd kunnen worden.

 

03.03  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik ben er zeer verheugd over dat dit opgelost is.

 

U spreekt over enkele weken. Heeft de minister van Justitie u dat gezegd? Eerder had de minister van Justitie namelijk gezegd dat de procureur-generaal de eedaflegging moest afnemen. De procureur-generaal had gezegd dat de minister van Justitie dat moest doen. Vandaar dat ik uiteindelijk bij u te rade ben gekomen.

 

Ik ben zeer verheugd. Wij zullen de minister van Justitie op zijn woord vertrouwen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. David Clarinval au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le Service de Médiation de l'Énergie" (n° 1176)

04 Vraag van de heer David Clarinval aan de minister van Klimaat en Energie over "de Ombudsdienst voor Energie" (nr. 1176)

 

04.01  David Clarinval (MR): Monsieur le ministre, il y a quelques semaines, j'ai appris, par presse interposée, que le Selor n'aurait pas reçu de délégation réglementaire pour organiser l'examen de recrutement des médiateurs dans le secteur de l'énergie et, partant, qu'il violerait l'article 27 de la loi relative à l'organisation du marché du gaz et de l'électricité ainsi que la Constitution. Qu'en est-il exactement?

 

En effet, si cela s'avère exact, nous sommes en droit de nous demander, dans le cas où le Selor aurait excédé ses pouvoirs en organisant la sélection, comment cette situation a été possible sans que personne ne le fasse remarquer auparavant. Quelqu'un a quand même bien dû demander au Selor de lancer la procédure! Si cela se confirme, que va-t-il advenir du médiateur néerlandophone qui a pris ses fonctions le 21 janvier 2010? Sa nomination sera-t-elle annulée? Devra-t-il rembourser les émoluments perçus depuis son entrée en fonction? Quel sera également le sort du personnel qu'il a engagé, s'il en a engagé?

 

04.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur Clarinval, le Selor n'a aucunement dépassé ses droits. Il a agi à ma demande. Le Roi, qui constitue l'autorité compétente pour nommer les membres du service de médiation pour l'énergie en vertu de la loi, dispose d'un pouvoir d'appréciation discrétionnaire quant à l'organisation de la procédure. Rien n'empêche donc de confier l'organisation de la procédure de sélection contractuellement à Selor.

 

Je vous rappelle par ailleurs que, confier l'organisation d'une procédure de sélection à Selor est conforme aux principes exprimés à l'article 9 alinéa 3 de l'arrêté royal fixant les principes généraux du statut administratif et pécuniaire des agents de l'État, qui dispose: "Le recrutement et la sélection s'effectuent sur la base d'un système de recrutement objectif qui, quant à sa forme et son contenu, offre les garanties nécessaires en matière d'égalité de traitement, d'interdiction de l'arbitraire, d'indépendance et d'impartialité."

 

Or, il n'est pas contestable que le Selor offre ces garanties d'objectivité dans le cadre du recrutement des médiateurs énergie et assure, par ses procédures, un traitement égal, indépendant et impartial des candidatures qui lui sont soumises.

 

On ne saurait, dès lors, faire grief au Roi d'avoir voulu s'entourer de ces garanties conformément au principe général d'égalité et de comparaison objective des titres et mérites exprimé à l'article 10 de la Constitution. Je vous rappelle que la Chambre des représentants a agi de la même manière, lorsqu'il s'est agi de sélectionner les médiateurs fédéraux.

 

L'affaire se trouve actuellement devant la section de l'administration du Conseil d'État, à la suite d'un recours introduit par un candidat malheureux à la sélection du médiateur francophone. Pour ce qui est du médiateur néerlandophone, le délai de recours étant dépassé, sa nomination n'est pas en danger.

 

04.03  David Clarinval (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces éclaircissements. Je prends acte de votre réponse qui permet de clarifier les craintes que nous avions par rapport à l'insécurité juridique potentielle, qui avait été évoquée par un quotidien.

 

Cependant, je ne partage pas entièrement votre avis relatif à l'objectivité de Selor dans certains cas. En effet, on peut parfois s'interroger quant à l'objectivité des jurys composés. Je reviendrai ultérieurement sur cet aspect.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Hans Bonte aan de minister van Klimaat en Energie over "de uitvoering van de wet van 13 juni 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet" (nr. 1026)

05 Question de M. Hans Bonte au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la mise en oeuvre de la loi du 13 juin 2010 modifiant la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation" (n° 1026)

 

05.01  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s ik wil even terugkomen op de bespreking die wij een aantal maanden geleden hebben gevoerd inzake een wetsontwerp met betrekking tot consumentenkredieten. Die wet werd goedgekeurd op 13 juni 2010 en treedt overmorgen in werking.

 

Ik heb begrepen dat er daaromtrent een aantal vragen circuleert. Onderweg naar hier hoorde ik een radioprogramma waarin nogal wat aandacht werd besteed aan de inwerkingtreding van deze wet en waarin vragen werden gesteld in verband met de consequenties ervan.

 

Ik herinner mij dat er tijdens de bespreking engagementen werden naar voren geschoven door de regering, door u en ook door uw collega bevoegd voor Economie, om door middel van uitvoeringsbesluiten een aantal cruciale passages uit de wet in werking te laten treden. Ik heb het meer specifiek over de berekening van de jaarlijkse kostenpercentages, de reclame, de termijnen, de minimale termijnbedragen en de verplichte nulstelling voor kredietopeningen, die bij koninklijk besluit in uitvoering moeten worden gesteld.

 

Onder meer naar aanleiding van een discussie rond amendementen had u ook toegezegd dat de opportuniteit zou worden onderzocht van het instellen van een bijzonder maximum van de jaarlijkse kosten in het kader van centralisatiekredieten, met andere woorden dat er grenzen zouden worden gesteld aan de kosten van samengevoegde kredieten.

 

Mijnheer de minister, ik heb vier concrete vragen. Ten eerste, wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de nieuwe wet en in het bijzonder inzake de wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van consumentenkredieten?

 

Ten tweede, zal het ontbreken van uitvoeringsmaatregelen overmorgen problemen stellen, vooral op het vlak van de reclame, het berekenen van het jaarlijkse kostenpercentage, de terugbetalingstermijnen en de verplichte nulstelling voor kredietopeningen waarover blijkbaar onduidelijkheid bestaat op het terrein?

 

Ten derde, welke regels en termijnen worden ingesteld inzake de nulstelling voor kredietopeningen?

 

Ten vierde, wat betreft uw engagement om een maximaal jaarlijks kostenpercentage in te stellen voor centralisatiekredieten? Is dat gebeurd? Indien niet, wanneer meent u dat te doen?

 

05.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Bonte, er werden in uitvoering van de nieuwe wet van 13 juni 2010 twee ontwerpen van KB gemaakt.

 

Het eerste heeft betrekking op de wijziging van verschillende besluiten inzake de registratie van persoonsgegevens, de Centrale voor Krediet aan Particulieren en andere databanken en berichten van collectieve schuldenregeling. Dit ontwerp van besluit werd in oktober voor advies overgemaakt aan de Raad van State.

 

Een tweede ontwerp van besluit werd opgesteld tot wijziging van verschillende besluiten inzake consumentenkrediet waaronder het KB van augustus 1992 en het KB van september 1994 betreffende onder andere de kostenpercentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet. Het ontwerp van besluit geeft ook uitvoering aan de gewijzigde artikelen met betrekking tot reclame en het bewijs van raadpleging. Dit ontwerp wordt momenteel verder aangepast in functie van de adviezen van onder meer de Raad voor het Verbruik en een laatste onderhoud met de Europese Commissie. Het zal dan op zijn beurt eerstdaags voor advies worden overgemaakt aan de Raad van State.

 

Het ontbreken van uitvoeringsbepalingen heeft geen effect op de minimale terugbetaling of de verplichte nulstelling. Artikel 76 van de wet van 13 juni 2010 maakt immers dat het gewijzigde artikel 22 pas in werking treedt per 1 januari 2013. Wat de reclame betreft is er evenmin een effect. In het ontwerp van besluit is er immers een ruime overgangsmaatregel voorzien waarbij de betrokken bepalingen later in werking zouden treden.

 

Wat de berekening van het jaarlijks kostenpercentage betreft, geeft de richtlijn aanleiding tot uiteenlopende interpretaties. Dit probleem dient echter gerelativeerd te worden in die zin dat de huidige bepalingen zeker voor de klassieke kredietovereenkomst quasi onveranderd blijven. Wat de kredietopeningen betreft zal in grote lijnen qua toepassing de huidige interpretatie van de administratie gevolgd worden.

 

De aangepaste teksten zullen verder gecommuniceerd worden aan de sector, opdat zij hun eventuele ICT-aanpassingen zo snel mogelijk kunnen doorvoeren.

 

De nieuwe bepalingen inzake terugbetaling en nulstelling gaan een groot deel uitmaken van het uitvoeringsbesluit dat in voorbereiding is. De uitleg hieromtrent is voorbarig omdat de teksten nog niet in een definitieve versie bestaan. Ik heb bij de parlementaire werkzaamheden toegezegd dat “bij de redactie van het KB met betrekking tot het maximaal jaarlijks kostenpercentage de opportuniteit van een bijzonder maximum voor centralisatiekrediet zal onderzocht worden, rekening houdend met de mogelijke nadelen van dergelijke beslissingen”. De betrokken ambtenaren die het wijzigingsbesluit hebben opgesteld, hebben mijn aandacht gevestigd op het feit dat de berekening van het jaarlijks kostenpercentage bij de kredietopeningen problematisch is wegens de gebrekkige redactie van de richtlijn.

 

In die omstandigheden lijkt het mij zinvoller eerst de toepassing van de nieuwe IKAP-regels in de praktijk af te wachten alvorens hieraan, indien nodig, gewijzigde maxima vast te knopen.

 

05.03  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw gedetailleerde antwoord. Er zijn ook een aantal verwijzingen naar bestaande artikelen en wetten. Ik had dan ook graag de tekst gekregen van uw antwoord.

 

Ik wil toch al een aantal reacties geven. Ik betreur een beetje – dat was uw laatste zin – het conservatisme van de ambtenaar van dienst die eerst wil afwachten wat de richtlijn als effect zal hebben. Het is immers altijd onze lezing geweest dat de richtlijn een zaak is, ook voor de wet op zich valt heel wat te zeggen, maar de extra bescherming, zeker wat de kosten betreft, zou op Belgisch niveau toch wel scherper kunnen en moet zeker niet afhankelijk worden gemaakt van de richtlijn.

 

Een tweede element is meer algemeen. Het is natuurlijk bijzonder jammer, mijnheer de minister, dat wij op de valreep in dit Huis, nog voor de ontbinding van het Parlement, een wet goedkeuren na een lang en goed debat, maar dat wij op de vooravond van de inwerkingtreding van de wet vaststellen dat een aantal cruciale passages niet in uitvoering komen wegens de laattijdigheid van KB’s. Ik vind dat echt een gemiste kans.

 

Tot slot, mijnheer de minister, wil ik erop wijzen – ik moet u hiervan hopelijk niet overtuigen – dat een wet goedkeuren in deze problematiek een zaak is, maar wat in het veld gebeurt iets anders is. Ik merk dat vandaag heel wat banken de consumenten in de gordijnen jagen met informatie of nieuwe beslissingen in verband met de nulstelling. Men kan niet meer in het rood gaan. Dat is nu het onderwerp van gesprek in een belangrijk radiodebat. Het is, zeg maar, de revolte van de consument die meent dat ingevolge een wet niet meer in het rood kan worden gegaan, terwijl dit absoluut niet voortvloeit uit die wet. Met andere woorden, de banken zitten niet stil terwijl de regering volgens mij zeer laattijdig een aantal zaken uitvoert.

 

Ik zal dit blijven opvolgen en nog eens in detail bekijken wat de consequenties zijn. Ik blijf in elk geval wel aandringen op snelheid in verband met die KB’s, mijnheer de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de noodzakelijke investeringen voor het Noordzeegrid en het Belgisch treuzelen" (nr. 1246)

06 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les investissements indispensables dans le 'North Sea Grid' et les atermoiements de la Belgique" (n° 1246)

 

06.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor de Europese Commissie is het realiseren van de offshore energiewinning en het verbinden van deze energie met Noord- en Centraal-Europa een van de zeven prioriteiten van de Europese Unie op het vlak van energie.

 

Vanaf 2013 zou Europa in de financiering tussenbeide komen.

 

Belangrijk verder is de mededeling dat het vernieuwen van de gas- en elektriciteitsnetten de komende jaren 200 miljard euro zou kosten en dat de sector hiervan slechts de helft zelf kan financieren. Dat zet toch enige druk op het hele plaatje.

 

Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken op Belgisch niveau? Is er bijvoorbeeld vooruitgang geboekt onder het Belgisch voorzitterschap van de EU inzake dit concreet dossier van de Noordzeegrid? Zo ja, welke?

 

Gaat het allemaal wel snel genoeg? Verschillende contacten leren dat veel tijd verloren gaat met administratieve rompslomp. Doet België inspanningen om de administratie te verminden? Zo ja, graag een beetje uitleg daarover.

 

Zou het kunnen dat de complexe federale structuur van dit land de zaken vertraagt en moeilijker maakt? Zou het kunnen dat offshore energieleveranciers naar andere gridmogelijkheden uitkijken dan Zeebrugge? Zou het kunnen dat men naar andere locaties aan het kijken is? Welke gridmogelijkheden bestaan er op Europees vlak? Waar zouden de windparken met het vasteland kunnen worden verbonden in de meest recente stand van zaken?

 

Hoe zit het met de financiering van de offshore parken en de verbinding van die parken met het vaste land? Heeft België hier inspanningen geleverd en welke?

 

Ik ben benieuwd naar uw antwoord.

 

06.02 Minister Paul Magnette: Het North Seas Offshore Grid Initiative werd onder Belgische impuls opgericht na de ondertekening van een political statement betreffende de uitbouw van een offshore grid in de Noordzee en de omringende landen. Deze politieke verklaring werd ondertekend door de energieministers van België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Luxemburg, Nederland het Verenigd Koninkrijk en Zweden op 7 december 2009. Noorwegen heeft getekend op 2 februari 2010.

 

Op 3 december zal het memorandum of understanding getekend worden door deze landen en vertegenwoordigers van de Europese regulatoren en netwerkbeheerders. Verschillende werkgroepen zullen zich buigen over de nodige beleidsinstrumenten zoals de configuratie van het netwerk, het regulatoire kader en de planning- en vergunningstelsels.

 

Onder Belgisch voorzitterschap werd de kwestie van de ontwikkeling van de voorrangsnetten en van hernieuwbare energie eveneens met mijn Europese collega’s aangesneden. De EIB verklaarde zich tijdens dit debat klaar om innoverende en aan de energiesector aangepaste financieringspistes te zoeken. In het raam van het hiervoor aangehaalde MOU zal op Europees vlak bekeken worden hoe de vergunningsprocedure kan versneld worden. Ook zijn er reeds verschillende afspraken gemaakt op federaal en gewestelijk niveau om de procedures te vereenvoudigen en te versnellen.

 

Ik dien erop te wijzen dat er reeds zes concessies werden toegewezen op de Thorntonbank. Bovendien begint C-Power aan de tweede fase en is ook Belwind begonnen met de constructie. De Belgische netwerkbeheerder Elia is bezig met de verbinding naar het vasteland en de uitbreiding van haar netwerk op het vasteland. Voorlopig kunnen alle bestaande windmolenparken via het vasteland verbonden worden. In de toekomst kunnen zij op zee verbonden worden, maar hiervoor dienen ook de andere landen eerst hun parken uit te bouwen.

 

Algemener gesteld heeft de federale overheid een steunsysteem ingevoerd voor offshore om investeringen in deze sector aan te moedigen. De administratieve procedures werden eveneens vereenvoudigd. Praktisch gezien heeft C-Power net een grote deal afgesloten met financies voor de verdere uitbouw op de Thorntonbank en heeft ook Belwind de nodige financiering voor de ontwikkeling van zijn park. Over het financieel aspect zal door een werkgroep van het North Seas Countries Offshore Grid Initiative onderzocht worden hoe financiering kan aangetrokken worden.

 

06.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik wil u vooreerst bedanken voor uw antwoord. Ik neem nota van de politieke verklaring van 7 december 2009 en de ondertekening op 3 december 2010 van een memorandum door de verschillende landen waarbij werkgroepen zullen worden opgericht. Ik ben benieuwd wat daar uitkomt.

 

Ik ben vooral benieuwd naar de werkzaamheden van de werkgroep die zich zal buigen over de financiering. Zoals u weet is het rond krijgen van de financiering van windparken toch wel een van de nevralgieke, moeilijke en problematische punten in gans het dossier.

 

Ik neem er ook nota van dat u zegt dat de verbinding van de bestaande concessies op de Thorntonbank allemaal via ons land verlopen en dat zich daar geen problemen stellen. Wat de verbinding op zee betreft, zegt u dat het wachten is op het akkoord met de andere landen die vooreerst ook hun banken moeten inrichten.

 

Het werk is dus nog niet af. Ik ga mij in elk geval op de hoogte blijven houden van wat daar gebeurt. Ik stel u hierover nog opvolgingsvragen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de windturbines in de Noordzee" (nr. 1273)

07 Question de M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les éoliennes en mer du Nord" (n° 1273)

 

07.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, België hinkt in allerlei internationale lijsten achterop.

 

In het klimaatverhaal bijvoorbeeld slaan wij geen al te best figuur. Volgens de Britse onderzoeksgroep Maplecroft staat ons land op de achtste plaats in de toptien van de grootste uitstoters ter wereld. Het Climate Policy Tracker van het Wereld Natuur Fonds is evenmin heel positief over de prestaties van België inzake uitstootreductie, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.

 

U weet dat. U hebt het rapport blijkbaar ontvangen en gelezen, want u reageert erop in een aantal persartikelen. Zo verwijt u het Wereld Natuur Fonds dat het geen of weinig rekening houdt met bepaalde Belgische inspanningen, zoals het bonus-malussysteem voor wagens. Het verband tussen het bonus-malussysteem voor wagens en de klimaattest ontgaat mij compleet en ik ben dus benieuwd naar uw uitleg hierover, tenzij ik het verkeerd heb gelezen. Er werd op dat artikel gereageerd door te stellen dat men geen rekening houdt met ons bonus-malussysteem. Ik snap het niet goed, maar ik zal het wel van u vernemen.

 

Bepaald verontrustend, en meer fundamenteel, vindt het Climate Policy Tracker-rapport het feit dat België de winsten van de nucleaire sector niet meer en niet beter belast zodat er meer investeringen in hernieuwbare energie mogelijk zijn. Wij hebben het daarover echter al gehad in een vorige vraag. Ik heb intussen van u vernomen dat de betalingen voor 2008 en 2009 zijn gebeurd en dat het bedrag voor 2010 verschuldigd is. Het blijft dus nog even wachten op de betaling daarvan.

 

Ik heb nog ander punt van kritiek, waar het Wereld Natuur Fonds zich op het communautaire vlak begeeft.

 

De voorzitter: Mijnheer Logghe, de vraag die op de agenda staat en die in het bezit is van de commissiesecretaris en de minister, is een vraag over windturbines. Een debat over het WWF-rapport is natuurlijk heel interessant, maar dat staat niet op de agenda.

 

07.02  Peter Logghe (VB): Ik zie het probleem. Deze vraag komt chronologisch voor de andere vragen. Gelieve mij te excuseren, mijnheer de voorzitter. Als u het mij toestaat, begin ik opnieuw.

 

Mijnheer de minister, verschillende universiteiten, waaronder die van Leuven, gingen in een internationale studie na wat de optimale afstand zou moeten zijn tussen windturbines om optimaal energie op te wekken.

 

Volgens deze studie zou bijvoorbeeld voor een windmolenpark bestaande uit turbines van 100 meter hoog, een rotordiameter van 100 meter en elk een vermogen van 5 megawatt, de optimale afstand tien tot twintig keer de diameter van de rotor moeten zijn.

 

Dat betekent concreet, mijnheer de minister, dat turbines beduidend verder uit elkaar moeten worden geplaatst dan nu het geval is. In het Thorntonpark bijvoorbeeld staan de turbines 5 tot 7 rotordiameters uit elkaar. Dit is niet genoeg.

 

U hebt ongetwijfeld ook kennis genomen van deze studie van Meyers van het departement Werktuigkunde van de KUL in samenwerking met de Amerikaanse Johns Hopkinsuniversiteit. Hebt u commentaar bij de resultaten, mijnheer de minister? Bestaan er simulaties waaruit blijkt hoeveel energieverlies de maatschappij lijdt door het te dicht plaatsen van de windturbines? Wordt er rekening gehouden met de resultaten van deze studie? Op welke manier wordt hiermee rekening gehouden in de verdere aanplanting van het Thorntonpark? Ik veronderstel dat wel enig overleg heeft plaatsgevonden op basis van deze studie. Moet de voorzitter van de Europese Unie hieruit bepaalde conclusies trekken? Moet dit op een of andere manier ook Europees worden geïmplementeerd?

 

Ik dank u voor uw antwoord op deze vraag, mijnheer de minister.

 

07.03 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, de studie waarnaar u verwijst, kwam kort ter sprake in de pers van vorige week. Op basis van de informatie waarover ik beschik, gaat het over een zuiver theoretische benadering van dit onderwerp. Deze studie is niet geschikt voor de context van het Belgisch Continentaal Plat, maar wel voor een grote, bijna oneindige oppervlakte zoals een continent.

 

In ons geval, namelijk het BCP, hebben wij niet te maken met de enorme afmetingen waarvan sprake is in voorgaande paragraaf. Het is duidelijk dat de concessiehouders hun project in die zin geoptimaliseerd hebben.

 

De huidige aanbevolen afstand van 5 tot 7 keer de rotordiameter is afgeleid van de regels van goed vakmanschap, die erkend zijn op internationaal niveau en waarvan turbinefabrikanten eisen dat de projectontwikkelaars die naleven. Het spreekt voor zich dat de resultaten van de studie waarnaar u verwijst door specialisten ter zake zullen worden geanalyseerd. Indien nodig zullen naar aanleiding daarvan op internationaal niveau aanbevelingen of voorschriften in de regels van goed vakmanschap worden ingelast.

 

07.04  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het juiste antwoord op de juiste vraag. Nogmaals mijn excuses voor de verkeerde vraagstelling.

 

Ik neem in elk geval nota van het feit dat de resultaten van deze studie worden geanalyseerd en eventueel op internationaal niveau zullen worden geïmplementeerd. Ik neem ook aan dat dit niet meer zal zijn onder Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie maar waarschijnlijk op een later tijdstip.

 

Ik heb een beetje mijn twijfels bij zaken die meegenomen worden. Over het algemeen komt dat neer op eerste klasse begrafenissen en hoort men er verder niets meer van. Ik vrees dat dit wel eens het resultaat van deze studie kan zijn.

 

Ik dank u in elk geval voor uw antwoord. Het was duidelijk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Ik stel voor om nu de vraag van de heer Henry te behandelen, zodat hij nadien het voorzitterschap kan waarnemen, als hij dat goedvindt.

 

08 Question de M. Olivier Henry au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la nouvelle loi sur le crédit à la consommation" (n° 1282)

08 Vraag van de heer Olivier Henry aan de minister van Klimaat en Energie over "de nieuwe wet betreffende het consumentenkrediet" (nr. 1282)

 

08.01  Olivier Henry (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, une fois n'est pas coutume, les banques, par le truchement de leur organisation faîtière Febelfin, tentent de détourner la loi afin d'inciter les consommateurs à souscrire un crédit. En effet, Febelfin nous annonce qu'à partir du 1er décembre, il ne sera plus possible d'être en négatif sur son compte plus d'un mois. Les clients pourront toutefois encore être à découvert sur leur compte, mais il leur faudra avoir souscrit à un contrat de crédit en bonne et due forme. Or, l'article 60ter de la nouvelle loi sur le crédit à la consommation est très clair: si le consommateur est dans le rouge pendant plus d'un mois, celui-ci a trois mois pour revenir en positif.

 

Je ne vous ferai pas l'injure de lire l'article que vous connaissez déjà, monsieur le ministre. J'en viens donc directement à  ma question. Allez-vous rappeler aux banques les termes de la loi et vérifier que celles-ci l'appliquent correctement?

 

08.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, cher collègue, ainsi que vous l'avez très justement relevé dans votre question, le client dispose de trois mois, conformément à l'article 60ter de la loi sur le crédit à la consommation, pour apurer le dépassement visé par cette disposition et ce, à dater de la survenance de ce dépassement.

 

Le message diffusé par Febelfin peut, à cet égard, être source de confusion pour le consommateur dans la mesure où il y est affirmé qu'il ne sera plus possible d'être en négatif sur un compte plus d'un mois. La réalité juridique est plus nuancée. Il est plus correct de préciser que, d'une part, le dépassement doit atteindre au moins 1 250 euros, et, d'autre part, que même dans ce cas, un délai est laissé au client pour apurer son dépassement.

 

Je ne manquerai pas de rappeler à Febelfin les termes exacts de la loi et je veillerai, bien entendu, à son respect scrupuleux par les organismes de crédit, comme vous m'y invitez.

 

08.03  Olivier Henry (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.

 

Monsieur le ministre, ma question était en lien avec ma première activité professionnelle puisque j'ai travaillé dans une banque durant deux ans.

 

Comme l'a dit mon collègue Bonte, un client est vite démuni devant un banquier qui lui propose un nouveau  produit, voire une nouvelle législation.

 

Je compte donc sur vous pour respecter votre engagement quant aux précisions à apporter à Febelfin.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Voorzitter: Olivier Henry.

Président: Olivier Henry.

 

09 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Klimaat en Energie over "de stand van zaken met betrekking tot offshore windenergie" (nr. 1267)

09 Question de M. Kristof Calvo au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'état de la situation concernant l'énergie éolienne offshore" (n° 1267)

 

09.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, via het koninklijk besluit van 17 mei 2004 is er in de Noordzee een zone van ongeveer 200 km2 afgebakend, bestemd voor de plaatsing van windmolens.

 

Nu blijkt dat een van de zeven domeinconcessies nog steeds niet is toegekend. Sterker nog, de procedure voor de toekenning zou een tijdje geschorst zijn.

 

Ondertussen heb ik via een artikel in de pers vernomen dat de zevende zone van 59 km2 naar 31 km2 zou worden verkleind. Dat is een aanzienlijke verkleining. Het verlies zou elders gecompenseerd worden, maar in de berichtgeving was het nog onduidelijk hoe en waar.

 

Mijnheer de minister, ik heb hierover enkele vragen.

 

Ten eerste, klopt het bericht dat de zone voor het zevende domein tot 31 km2 wordt ingeperkt?

 

Ten tweede, op welke manier en waar wordt het verlies gecompenseerd? Kunt u daarover meer duidelijkheid geven? Het gaat toch om een zeer belangrijk project. Wanneer zal het KB ter wijziging van de zone worden gepubliceerd?

 

Ten derde, wat betekent de verandering van de zone voor de timing voor de toekenning van de zevende domeinconcessie, iets wat toch al te lang duurt op dit moment?

 

Ten vierde, wat is de stand van zaken qua uitvoering voor de andere zes domeinconcessies? Er waren problemen met de financiering. Ik heb ook het goede nieuws van C-Power deze week gelezen. Kunt u daarover meer informatie geven? Wat is de timing voor de realisatie van het nog niet-actieve vermogen dat er vandaag nog is?

 

Ten vijfde, vooruit kijkend, niet onbelangrijk, zijn er studies bezig om de noodzakelijke tweede zone voor windmolens in de Noordzee af te bakenen?  Er zou een potentieel van 3 800 megawatt aanwezig zijn volgens de studie van EDORA. Zijn er studies lopende om via een afbakening van een tweede zone het potentieel te benutten? Wat is de stand van zaken van eventuele studies?

 

09.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Calvo, de bruikbare oppervlakte van zone 7, zoals voorgesteld op de Ministerraad, blijft voldoende om een leefbaar project te verwezenlijken. De Ministerraad moet aan de minister van Energie en aan de staatssecretaris voor Mobiliteit de opdracht geven om in een latere fase een compensatiezone vast te leggen. Dat project moet nog de goedkeuring van de Ministerraad, alsook het akkoord van de Raad van State krijgen. De bekendmaking van het koninklijk besluit wordt verwacht in de maand januari 2011.

 

Overeenkomstig de geldende voorschriften, zal de toekenningsprocedure, te rekenen vanaf de ontvangst van het eerste dossier voor concessieaanvraag, in minder dan een jaar rond moeten zijn.

 

Het momenteel toegekend potentieel bedraagt tussen de 1 600 en 1 800 megawatt.

 

Ondanks enkele tegenslagen is de vooruitgang van de offshore projecten uiterst bemoedigend en blijkt de streefdatum van 2020 niet in het gedrang te komen.

 

Overeenkomstig de conclusies van de Lente van het Leefmilieu, moet er een volledige studie plaatsvinden over de ontwikkeling van windenergie van meer dan 2 000 megawatt, waarbij tevens aandacht moet worden geschonken aan de prijs die de consument voor die energie zal moeten betalen.

 

Behalve de compensatie van het potentieel van zone 7, is de toekenning van nieuwe concessiezones momenteel niet aan de orde.

 

09.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, begrijp ik goed dat er geen concrete studie aan de gang is over een extra zone?

 

09.04 Minister Paul Magnette: Concreet niet.

 

09.05  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Dat wordt dus iets voor uw opvolger, vermoed ik.

 

Mijnheer de minister, u weet dat de groenen dienaangaande bijzonder ongeduldig zijn. Ik hoop dat u of uw opvolger de projecten inzake windenergie op zee een stukje laten versnellen. Dat zou goed zijn voor ons energiebeleid en voor onze tewerkstelling.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.37 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.37 heures.