Commission des Relations extérieures

Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

 

du

 

Lundi 29 novembre 2010

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Maandag 29 november 2010

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.19 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.

De vergadering wordt geopend om 14.19 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.

 

Le président: Chers collègues, avant tout, je vous signale qu'un courrier du président de la Chambre demande aux présidents de commission d'appliquer strictement l'article 127 du Règlement: le temps global pour l'auteur de la question et pour la réponse du gouvernement ne peut pas dépasser cinq minutes; ensuite, deux minutes sont accordées pour la réplique.

 

En appliquant strictement ces directives, nous terminerons notre programme; sans cela, vu la multitude et la multiplication incroyable des questions, et ce dans toutes les commissions, nous n'y arriverons pas. C'est pour cette raison que la Conférence des présidents a décidé de demander aux présidents d'appliquer dorénavant strictement cet article 127.

 

L'interpellateur dispose donc d'environ deux minutes à deux minutes et demi pour sa question et le ministre du même temps pour sa réponse, quitte à communiquer ensuite une réponse écrite plus circonstanciée. Aujourd'hui, nous avons près de 40 questions. Je vous demande de respecter ces temps: 40 fois sept, soit 280 minutes ou près de cinq heures.

 

Nous commençons par les questions prioritaires.

 

01 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de begeleiding van de echtgenoten en echtgenotes van Belgische diplomaten in het buitenland op het vlak van tewerkstelling" (nr. 767)

01 Question de M. Stefaan Vercamer au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'accompagnement des époux et épouses des diplomates belges en poste à l'étranger sur le plan de la recherche d'un emploi" (n° 767)

 

01.01  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een van de neveneffecten van het Belgische voorzitterschap, dat u trouwens met glans vervult, is dat gewone parlementsleden wat meer dan gewoonlijk met diplomaten in aanraking komen. Een van de problemen die ter sprake gekomen zijn, is de tewerkstelling van echtgenotes van Belgische diplomaten in het buitenland.

 

Elk jaar sturen wij diplomaten uit naar verschillende Belgische ambassades en consulaten. Veel diplomaten vertrekken met hun familie, zijnde hun echtgenoot of echtgenote en/of kinderen. Vooral voor de partners kan het diplomatieke leven een specifieke uitdaging vormen. Het is niet altijd de gemakkelijkste weg om carrière te maken.

 

Naargelang het land waar de echtgenoot of echtgenote gestationeerd wordt, kan het voor de partner erg moeilijk, zo niet onmogelijk zijn om een volwaardige job te vinden, of ten minste een activiteit die professionele voldoening schenkt.

 

Volgens hetgeen ik hoor, via verschillende kanalen, zouden in sommige Europese landen speciale of specifieke programma’s bestaan binnen de diplomatieke dienst die zich met dit probleem bezighouden, om de familieleden van diplomaten te begeleiden op zoek naar een nieuwe baan in het land waar hun partner zijn of haar diplomatieke functies moet vervullen.

 

Die problemen bestaan waarschijnlijk al van oudsher. Zij zijn niet nieuw, maar ik zou daarover toch graag enkele vragen stellen.

 

Ten eerste, bestaat er binnen het departement een gespecialiseerde dienst die zich met dit probleem bezighoudt? Indien niet, wordt er momenteel werk gemaakt van het oprichten van zo’n dienst? Wat zijn uw inzichten ter zake?

 

Ten tweede, heeft het departement Buitenlandse Zaken informatie over deze problematiek? Zijn er contacten met andere Europese diplomatieke diensten over wat de voor- en nadelen kunnen zijn van zo’n jobbegeleiding of de invulling ter plaatse van het zoeken naar een job?

 

Ten derde, kunt u ons wat meer precieze cijfers geven over het aantal Belgische diplomaten in het buitenland wiens echtgenoot of echtgenote ter plekke werkt of op zoek is naar werk? Het hoeft geen juist aantal te zijn, maar een raming, zodat wij de verhoudingen kunnen inschatten betreffende die problematiek voor onze diplomatie.

 

01.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik kan inderdaad antwoorden dat vorig jaar, in 2009, door de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de dienst Familiezaken is opgericht die inderdaad tot doel heeft het bevorderen van werkgelegenheid voor echtgenoten, maar ook voor partners, op post te kunnen aanpakken. Op voorstel van de dienst Familiezaken werd het bevorderen van de werkgelegenheid trouwens als een specifieke beleidsdoelstelling weerhouden voor het actieplan Familiebeleid 2009-2010. Als resultaat daarvan werden vorig jaar en nu in augustus nog instructies uitgestuurd in verband met de aanstelling van een contactpersoon Familiezaken op elke diplomatieke en consulaire post, die onder verantwoordelijkheid van de posthoofden, zich moet bezig houden met werkgelegenheid voor echtgenoten en partners op post.

 

Op uw tweede vraag kan ik u bevestigen dat wij wel degelijk intense contacten onderhouden met Europese, Noord-Amerikaanse en ook Nieuw-Zeelandse diplomatieke diensten. Er is een brainstormingsproces en een uitwisseling van ervaringen georganiseerd, om te zien op welke manier men deze tewerkstelling zoveel mogelijk kan bevorderen.

 

Uw derde vraag naar cijfers kunnen wij niet heel precies beantwoorden omdat de dienst Familiezaken vandaag nog niet beschikt over precieze cijfers. Ik kan wel opmerken dat bij nieuwe rekruteringen haast alle partners de expliciete wens uiten om te willen werken op post. Volgens een ruwe schatting, meer dan 80 % van de betrokkenen. Bij de nieuwe diplomaten is het een absolute gewoonte of norm dat men tracht aan tewerkstelling te komen. Reden te meer om tevreden te zijn dat wij vorig jaar de dienst Familiezaken hebben opgericht.

 

01.03  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de minister, 80 % drukt de wens uit, maar daarmee weet men nog niet hoeveel personen er ter plekke een job vinden. Het blijft een belangrijk probleem, zeker bij de combinatie arbeid/gezin. Dat stelt zich niet alleen hier, maar overal. In die zin zullen wij de resultaten van het door u aangehaalde actieplan inzake de begeleiding naar een job bij diplomaten opvolgen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la remise du prix Nobel de la paix" (n° 899)

- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la remise du prix Nobel de la paix au dissident chinois Liu Xiaobo" (n° 1083)

- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'attitude de la Belgique (et de l'UE) dans l'affaire Liu Xiaobo" (n° 1085)

- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la réaction de la Belgique aux menaces proférées par la Chine dans le cadre de la remise du prix Nobel de la paix à Liu Xiaobo" (n° 1099)

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de uitreiking van de Nobelprijs voor de vrede" (nr. 899)

- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de uitreiking van de Nobelprijs voor de vrede aan de Chinese dissident Liu Xiaobo" (nr. 1083)

- de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de houding van België (en de EU) in de zaak Liu Xiaobo" (nr. 1085)

- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de reactie van België op de dreigementen van China in verband met de uitreiking van de Nobelprijs voor de vrede aan Liu Xiaobo" (nr. 1099)

 

Le président: M. Luykx s'est excusé.

 

02.01  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, le dissident chinois Liu Xiaobo s'est vu décerner le prix Nobel de la paix 2010. Pour une partie de la communauté internationale, il s'agit d'une reconnaissance de la lutte de celui-ci pour la promotion de la démocratie et des droits de l'homme dans son pays. Il a notamment été un des principaux rédacteurs de la Charte 2008, un manifeste politique préconisant une démocratisation du régime, position qu'il a chèrement payée, puisqu'il a été condamné en décembre 2009 à 11 ans de prison pour "subversion du pouvoir d'État" au terme d'un procès à huis clos.

 

La Chine n'est effectivement pas très à l'aise avec l'attribution de prix et exerce ou exercerait des pressions sur les États qui se sont félicités de l'attribution de ce prix à Liu Xiabo. Je pense qu'au contraire, la communauté internationale, la Belgique, et l'Union européenne certainement, doivent continuer à inscrire les droits de l'homme à l'agenda de leurs relations avec la Chine. Un véritable dialogue doit s'instaurer pour promouvoir les droits fondamentaux de la personne, en conformité avec les valeurs partagées par de plus en plus de monde sur la planète.

 

Fait inquiétant, l'International Herald Tribune du 8 novembre rapporte que la Chine a formellement demandé aux pays européens de boycotter la cérémonie de remise du prix Nobel à Oslo en décembre.

 

Dès lors, monsieur le ministre, la Belgique sera-t-elle, comme de coutume, représentée, vraisemblablement par son ambassadeur, lors de la remise du prix Nobel à Oslo en décembre?

 

02.02  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, het kader evenals de figuur van Xiaobo werden al geschetst door collega Brotcorne.

 

Op 10 december wil het onafhankelijk Nobelcomité de Nobelprijs voor de Vrede, een belangrijke prijs, toekennen aan de Chinese mensenrechtenactivist Liu Xiaobo, die in de gevangenis zit. Men had gehoopt familieleden naar Oslo te krijgen, maar ook dat zou blijkbaar niet lukken. De verwachting is zelfs dat niemand van de familie het land uit zal kunnen. China gaat verder met zijn dreigementen en heeft alle landen gewaarschuwd voor de consequenties wanneer zij hun ambassadeurs de uitreiking van de Nobelprijs voor de vrede laten bijwonen.

 

Mijn vragen zijn eenvoudig als die van collega Brotcorne. Wat is de houding van de Belgische overheid? Zal de Belgische ambassadeur de uitreiking van de Nobelprijs op 10 december in Oslo bijwonen? Wat denkt u van de dreigementen van de Chinese overheid? Werd hierover al overleg gepleegd met onze Europese partners?

 

België is voorzitter van de Europese Unie. Het zou daarom goed zijn mocht de Chinese poging om een onafhankelijk comité als het Nobelprijscomité te beïnvloeden, door een gezamenlijk Europees optreden kunnen worden gecounterd. Ik krijg graag uw visie hieromtrent.

 

02.03  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb u tijdens een vorige vergadering van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen reeds ondervraagd over de Nobelprijswinnaar. Vorige keer vroeg ik u om een sterk signaal. U verwees toen naar de vicevoorzitter van de Europese Unie, mevrouw Catherine Ashton, met reden, trouwens.

 

Nu de uitreiking dichterbij komt, doet China er alles aan om die te boycotten. De Chinese overheid heeft de afgelopen dagen de internationale gemeenschap platweg afgedreigd. Europese diplomaten in Oslo ontvingen van de Chinese ambassade brieven met impliciete waarschuwingen de prijsuitreiking niet bij te wonen. Ofwel, zegt de Chinese vice-minister van Buitenlandse Zaken, kiest een Europees land ervoor zich met de justitie van China te bemoeien, ofwel geeft het er de voorkeur aan een ware vriendelijke relatie te ontwikkelen met de Chinese regering en het Chinese volk. Zo wordt het vermeld. In de spreekbuis van de Communistische Partij stond dat wie de verkeerde keuze maakt, hiervan de gevolgen moet dragen, enzovoort. Zowel door het Verenigd Koninkrijk als door Nederland is al officieel bevestigd dat er Chinese druk was.

 

Nu goed, u zult straks allicht zeggen dat België naar goede gewoonte altijd de ceremonie bijwoont. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal dat ook deze keer het geval zijn. Ik ga ervan uit dat dat uw antwoord zal zijn. Maar het spreekt voor zich dat wij graag weten wat uw standpunt is over, ten eerste, het feit dat China diplomatieke druk uitoefent afwezig te blijven, en ten tweede, het feit dat China niemand van de familie of de omgeving van de Nobelprijswinnaar de kans biedt de vredesprijs in ontvangst te nemen.

 

Het gaat hier om een unieke situatie, daar de prijs voor het eerst in verschillende decennia wordt uitgereikt aan iemand die van zijn vrijheid beroofd is. Zou het niet zinvol zijn dat ons land, zeker als voorzitter van de Europese Unie, een sterkere aanwezigheid tentoonspreidt? Met andere woorden, is het niet beter het niet bij de Belgische ambassadeur in Oslo te houden, maar een sterker signaal te geven en een hoger bevoegde vertegenwoordiger van ons land, of uzelf uiteraard, naar de ceremonie te sturen?

 

02.04  Steven Vanackere, ministre: Monsieur Brotcorne, le Comité Nobel norvégien remettra ce 10 décembre, comme chaque année, le prix Nobel de la paix au lauréat désigné lors d'une cérémonie à laquelle prennent part le Roi et la Reine de Norvège ainsi que les principales autorités du pays.

 

La pratique établie veut que l'ambassadeur de Belgique en Norvège assiste à cette cérémonie, et il n'y a pas lieu de déroger à cette tradition.

 

De Chinese verzoeken aan de lidstaten van de Europese Unie om die regel niet te volgen, hebben het voorwerp uitgemaakt van een korte beraadslaging in de betrokken werkgroepen in de Raad van de Europese Unie. Alle lidstaten zullen op het gepaste niveau tijdens de ceremonie voor uitreiking van de Nobelprijs vertegenwoordigd zijn. De lidstaten van de Unie hebben ook hun steun betuigd aan de verklaring die de hoge vertegenwoordigster van de Unie voor Buitenlandse Zaken en voor het Veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, op 8 oktober over de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede heeft afgelegd. Zij heeft daarin de Nobelprijswinnaar gefeliciteerd en de hoop uitgesproken dat hij zelf de prijs in ontvangst zou kunnen nemen.

 

De basisprincipes inzake mensenrechten blijven in ieder geval krachtens het Verdrag van de Europese Unie centraal in het buitenlands beleid van de Unie.

 

Ik ben op de hoogte van de aanhoudende geruchten dat het de familie van de laureaat onmogelijk zou worden gemaakt de Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst te nemen. België zou dat betreuren. Ik heb wel begrepen dat het Nobelcomité zich ook voor die eventualiteit heeft voorbereid, zodat de uitreiking van de prijs als ceremonieel gebeuren in elk geval doorgaat, ook indien er niemand aanwezig kan zijn om de prijs fysiek in ontvangst te nemen. Het is duidelijk dat die werkwijze ongetwijfeld nog meer de aandacht van de wereld zal trekken dan bij een “gewone” uitreiking het geval is.

 

Kortom, wij wijken niet af van onze traditie van aanwezigheid, via onze ambassadeur, bij de uitreiking van de prijs.

 

02.05  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse qui me satisfait.

 

02.06  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, het is niet de eerste keer dat China over de schreef gaat. De kwestie-Tibet is maar een element in een lange reeks van feiten van aanhoudende incidenten op het vlak van mensenrechten. China beschouwt het altijd als inmenging in de binnenlandse politiek.

 

Mijnheer de minister, ik wil u maar meegeven dat de academische wereld toch met een kritisch oog naar de Europese Unie aan het kijken is. Professor Moïsi schreef vandaag nog in De Standaard het volgende. Dit klein citaat wil ik graag meegeven. “In naam van de kernwaarden van Europa zouden alle ambassadeurs van de EU in Noorwegen er een punt van moeten maken om de plechtigheid van de Nobelprijs bij te wonen, ook al roept China op om weg te blijven. Dat is gewoon een zaak van zelfrespect, en tenslotte ook van respect voor China.”

 

Mijnheer de minister, ik meen uit uw antwoord begrepen te hebben dat de Europese Unie aanwezig zal zijn. Wij houden de zaak verder in het oog.

 

02.07  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, het is evident dat ik er ook blij om ben dat de Europese Unie vertegenwoordigd zal zijn. De samenspraak die daaromtrent heeft plaatsgevonden, is in dat opzicht ook een bijzonder positief gegeven.

 

Er wordt natuurlijk wel op zeker gespeeld. Op zichzelf is dat niet slecht. Het spreekt echter voor zich dat de Europese Unie er ook toe kan beslissen, zeker bij de aanwezigheid van de Noorse koningin, om een hogere diplomatieke vertegenwoordiger van ons land in te zetten, in het geval dat aan de familie de mogelijkheid niet wordt geboden om aanwezig te zijn. Op die manier kan de diplomatieke druk van de Europese Unie op China verhogen. Ik begrijp dat dat op korte termijn echter niet overwogen is. Dat is jammer.

 

Ik denk dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat de Europese Unie aantoont, zeker ten opzichte van China, dat er nooit gezwicht wordt als het om mensenrechten gaat.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de initiatieven genomen door het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in verband met het budget voor het ontbinden van de West-Europese Unie" (nr. 1008)

- de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het sociaal plan voor het personeel van de West-Europese Unie naar aanleiding van de opheffing van deze organisatie" (nr. 1054)

03 Questions jointes de

- Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les initiatives prises par la présidence belge de l'Union européenne dans le cadre du budget affecté à la dissolution de l'Union de l'Europe Occidentale" (n° 1008)

- M. Stefaan Vercamer au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le plan social pour le personnel de l'Union de l'Europe Occidentale compte tenu de la dissolution prochaine de cette organisation" (n° 1054)

 

03.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de West-Europese Unie, de WEU is een Europese defensie- en veiligheidsorganisatie bestaande uit NAVO- en of EU-lidstaten. Sinds 1984 wordt de WEU door de lidstaten gezien als de pijler van het Europese defensie- en veiligheidsbeleid. Op 31 maart 2010 werd het gewijzigde verdrag van Brussel uit 1954 door de lidstaten opgezegd.

 

Deze collectieve beslissing van de tien WEU-Iidstaten moet ten laatste in juni 2011 leiden tot de ontbinding van de WEU en zijn assemblee. De opheffing heeft tot gevolg dat het dienstverband van het personeel uiterlijk op 1 juli 2011 moet worden beëindigd. Dit heeft tot gevolg dat de opzegging dient te gebeuren vóór 1 januari 2011.

 

Een opzegbrief kan door de WEU niet worden verstuurd zonder de garantie dat de opzegvergoedingen zullen kunnen worden betaald.

 

In antwoord op een vraag van de heer De Decker hierover antwoordde de minister op donderdag 21 oktober 2010 bij monde van staatssecretaris Clerfayt dat er een sociaal plan is dat door het personeel zou zijn aanvaard. De WEU heeft echter laten weten dat dit niet zo is. De dag erna kregen wij al een brief dat er helemaal geen plan in overleg met het personeel was gemaakt.

 

Vertegenwoordigers van het personeel hebben ook laten weten dat het voorliggend plan niet rechtsgeldig zou zijn en dat het zelfs strijdig zou zijn met het arbeidsrecht dat geldt in een meerderheid van de lidstaten van de WEU.

 

Er zouden ook geen bijdragen voor het personeel van de WEU zijn betaald, waardoor zij niet van een werkloosheidsuitkering zouden kunnen genieten in het land waar zij verblijven.

 

Als men weet dat 40 van de 60 personeelsleden in Brussel zijn tewerkgesteld, kunnen wij ook vermoeden dat die 40 mensen in België wonen en werken en geen bijdrage hebben betaald voor werkloosheidsvergoeding. Zij kunnen daar op het einde van hun betrekking dus geen beroep doen.

 

Gezien de ernst van de problematiek vond ik het nodig u hierover een aantal vragen te stellen.

 

Kunt u verduidelijken of er reeds een budget voor 2011 werd vrijgemaakt waarbij in middelen werd voorzien voor het beëindigen van het dienstverband van de personeelsleden van de WEU?

 

Indien nog geen budget werd vrijgemaakt, kunt u toelichten waarom tijdens het Belgisch voorzitterschap nog geen stappen werden ondernomen door de lidstaten die de beslissing hebben genomen om dit verdrag op te zeggen?

 

Is er een mogelijkheid om de getroffen werknemers op te nemen in andere of gelieerde organisaties in Europa?

 

Men zegt dat het huidig plan niet rechtsgeldig is. Klopt dit? Klopt het dat geen bijdragen voor deze mensen werd betaald waardoor zij uit de boot vallen voor een werkloosheidsvergoeding?

 

03.02  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag behandelt hetzelfde onderwerp.

 

Tijdens de meest recente bespreking van het budget 2011 kwam de problematiek van het sociaal plan van het personeel in kwestie ter sprake. Op 30 juni 2011 houdt de WEU immers op te bestaan, wat uiteraard consequenties heeft voor het personeel.

 

Er was blijkbaar een eerste sociaal plan uitgewerkt, dat onder druk van de lidstaten en omwille van de financiële kostprijs werd verworpen. Er is blijkbaar een nieuw sociaal plan, dat echter ook zou zijn verworpen. Ter zake zijn er tegenstrijdige berichten.

 

In elk geval bleek uit het budget dat ons werd voorgelegd dat in de gewone begroting voor de afvloeiing van het personeel geen geld was ingeschreven. Vandaag of uiterlijk morgen zouden de opzegbrieven naar de betrokken personeelsleden moeten vertrekken.

 

De volgende vragen rijzen dus. Ten eerste, hoever staat u met het sociaal plan voor het personeel van de West-Europese Unie?

 

Over hoeveel personeelsleden gaat het? Een aantal personeelsleden is waarschijnlijk al doorgeschoven of heeft elders een andere functie gevonden.

 

Wat zijn vooral de concrete engagementen? Is er over het sociaal plan al dan niet een akkoord met het personeel? De berichten ter zake zijn immers tegenstrijdig.

 

Indien er geen akkoord is, hoe zal desgevallend verder met de afvloeiing van het betrokken personeel worden omgegaan? Ik kan mij inbeelden dat enige personeelsleden desgevallend juridische procedures zullen opstarten. Hoe zal met voornoemde initiatieven worden omgegaan?

 

Ten tweede, wat is het uiteindelijke, financiële kostenplaatje van het sociaal plan? Op welke manier en door wie zal het worden gefinancierd?

 

Zijn er ter zake al concrete afspraken gemaakt?

 

Ten derde, wat is de houding van België in voornoemd, specifiek dossier?

 

03.03 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, doordat er punctuele vragen zijn gesteld kan ik ze ook in volgorde trachten te beantwoorden. Ik zal beginnen met de zes vragen die mevrouw Dumery gesteld heeft. De eerste twee neem ik samen.

 

De voorbereidingen voor het opstellen van de begroting zijn nog steeds aan de gang. De begroting voor 2011 zal de nodige gelden moeten bevatten om aan de verplichtingen te voldoen inzake lonen en pensioenen, met inbegrip van vergoedingen wegens verlies van betrekking en de vergoedingen in het kader van het sociaal plan of het personeelsreglement. In principe moet die WEU-begroting vóór 1 januari eerstkomend worden goedgekeurd. Zoals u echter in het kader van een andere begroting hebt meegemaakt, kan daar theoretisch ook wel vertraging op zitten, onder andere omwille van de regeling waarover – dat kan ik tegenover de heer Vercamer bevestigen – nog geen overeenstemming met de personeelsleden is bereikt. Het Belgisch voorzitterschap volgt de stappen die voorzien zijn in de WEU-begrotingsprocedure natuurlijk bijzonder attent op om ervoor te zorgen dat de begroting 2011 tijdig kan worden goedgekeurd.

 

Wat uw derde vraag betreft, er is geen specifiek plan opgesteld om voor de WEU-personeelsleden een betrekking te vinden bij andere internationale organisaties. De afzonderlijke lidstaten zullen de WEU-personeelsleden bijstaan in het vinden van een nieuwe betrekking indien het gaat om een betrekking bij een internationale organisatie. De praktijk van de afzonderlijke lidstaten en de mate van bijstand verschillen daarbij van lidstaat tot lidstaat.

 

Wat uw vierde vraag betreft, het sociaal plan 2010 is gebaseerd op het sociaal plan van 2000 en houdt tevens rekening met de commentaren van de rechters van de beroepscommissie en van de auditoren. De beroepscommissie is bevoegd om te beslissen over geschillen die zouden kunnen ontstaan door schending van het personeelsreglement of van de contracten.

 

Wat uw vraag betreft over het eventueel strijdig zijn van het sociaal plan met het arbeidsrecht in diverse WEU-lidstaten kan ik absoluut niet bevestigen dat er strijdigheid is.

 

Mevrouw Dumery, ten slotte, de salarissen van de ambtenaren van de WEU zijn vrijgesteld van nationale belastingen en van bijdragen tot de sociale zekerheid. Dat houdt ook in dat het WEU-personeel in België geen rechten op werkloosheidsuitkering heeft opgebouwd.

 

Wat de vragen van de heer Vercamer betreft, na consultatie van het personeel werd het sociaal plan 2010 door de Raad aangenomen op 22 oktober 2010 voor de 65 personeelsleden van de WEU. Het personeel heeft de keuze tussen enerzijds de toepassing van het personeelsreglement dat voorziet in een vergoeding wegens verlies van betrekking en anderzijds het sociaal plan 2010. Voor wie de pensioenleeftijd nog niet bereikt heeft, voorziet het sociaal plan 2010 in bijkomende opleiding en in een maandelijkse betaling gedurende een beperkte periode van maximaal 30 maanden. Het inspannen van een beroepsprocedure is natuurlijk een democratisch recht dat uiteraard ook binnen de WEU gegarandeerd is.

 

Uw tweede vraag met betrekking tot de kostprijs van het sociaal plan is niet gemakkelijk te beantwoorden omdat dit ook afhangt van het aantal personeelsleden dat ervoor opteert. We spreken over 60 à 65 mensen. Als men er rekening mee houdt dat er nog geen overeenstemming is bereikt, wil ik toch wel aangeven dat de bedragen die genoemd worden, in de zin van verwachtingen, tot 10 miljoen euro gaan.

 

U kunt zelf de rekensom maken, dat gaat over een behoorlijk bedrag gemiddeld per persoon.

 

Het sociaal plan 2010 zal worden gefinancierd door een specifieke, uitzonderlijke begroting die momenteel wordt voorbereid en waarvan de kostprijs zal worden gedragen door de huidige WEU-lidstaten, zo eenvoudig is dat. Op dat vlak gedragen zij zich uiteraard als degene die de rechten en de plichten van de organisatie dienen op te nemen.

 

Ten slotte, in verband met onze eigen positie, mijnheer Vercamer, als huidig WEU-voorzitter is de hoofdbekommernis van ons land het vinden van een consensus onder de WEU-lidstaten aangaande alle nodige regelingen voor de opheffing van de WEU, met inbegrip van regelingen die zo goed als mogelijk kunnen tegemoetkomen aan de bekommernissen van het personeel.

 

03.04  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij zullen uw antwoord morgen zeker meenemen naar de vergadering van de WEU.

 

03.05  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ten eerste, ik onthoud dat het nodige geld zal worden vastgelegd in de begroting 2011 om alles correct af te handelen.

 

Ten tweede, u zegt dat wij als voorzitter in de Raad in consensus overeenstemming proberen te vinden. Mijn bekommernis is dat u als voorzitter zoveel mogelijk inspanningen zou doen zodat er ook in consensus met het personeel een oplossing zou worden gevonden. Ons sociaal overleg hier in België indachtig zou het een mooie voorbeeldfunctie zijn als wij met het personeel tot een vergelijk daarover zouden kunnen komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Mme Christiane Vienne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le prochain sommet UE-Afrique à Tripoli les 29 et 30 novembre prochains" (n° 1251)

04 Vraag van mevrouw Christiane Vienne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de volgende EU-Afrika-top van 29 en 30 november 2010 te Tripoli" (nr. 1251)

 

04.01  Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, les 29 et 30 novembre prochains se déroulera le sommet UE-Afrique à Tripoli en Libye. Ce troisième sommet n'est pas sans importance non seulement dans la mesure où notre pays détient encore les rênes de la présidence de l'Union européenne mais également parce qu'il constitue une occasion unique pour renforcer les relations stratégiques entre l'UE et l'Afrique.

 

Voici deux ans à Lisbonne, le précédent sommet UE-Afrique a adopté une stratégie commune qui doit permettre d'ouvrir une nouvelle ère dans les relations entre les pays africains et européens, une relation d'égal à égal, en dépassant les relations traditionnelles établies sur le mode bailleurs de fonds/bénéficiaires. Cette stratégie se déclinait en huit partenariats prioritaires à mettre en œuvre d'ici le troisième sommet. Ce troisième sommet devra fournir une évaluation des progrès accomplis dans le cadre des huit partenariats définis à Lisbonne et apprécier quels sont les engagements qui ont été honorés. Les chefs d'État et de gouvernement examineront également les grands dossiers thématiques et s'accorderont sur les résultats concrets à obtenir et les initiatives phares à mettre en place pour l'avenir du partenariat. Enfin, un deuxième plan d'action (2011-2013) devrait être adopté.

 

Monsieur le ministre, quels sont les principaux résultats engrangés depuis la mise en place de la stratégie commune UE-Afrique à Lisbonne? Quelles perspectives ce troisième sommet offre-t-il? Pouvez-vous nous décrire les grands contours du prochain plan d'action? Un projet a-t-il été établi lors de la 15e réunion ministérielle Afrique-UE qui s'est tenue au Malawi le 19 novembre dernier? Quelles initiatives et quels projets phares la Belgique compte-t-elle proposer? Dans quelle mesure la société civile et le monde syndical ont-ils été associés à la préparation de ce sommet? Comptez-vous relayer la demande des organisations syndicales africaines et européennes d'intégrer l'Agenda mondial pour le travail décent dans les grands principes de stratégie commune qui émaneront du sommet? Cette question est d'autant plus cruciale que ce sommet centrera ses travaux sur trois priorités: la croissance, les investissements et l'emploi. Les discussions délicates concernant les accords de partenariats économiques seront-elles abordées? Enfin, monsieur le ministre, puis-je vous demander de venir exposer en commission des Relations extérieures les résultats de ce sommet, une fois celui-ci clôturé?

 

04.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, chère collègue, le premier sommet Afrique-Union européenne s'est déroulé en 2000, au Caire. Lors de cette réunion, les dirigeants européens et africains se sont engagés à s'unir et à conférer une nouvelle dimension à leur partenariat.

 

Lors du deuxième sommet qui s'est déroulé à Lisbonne, en 2007, les deux parties ont décidé de placer leur relation Afrique-Union européenne sur un pied d'égalité. Ils ont convenu d'abandonner la relation bailleur de fonds/bénéficiaire au profit d'un véritable partenariat symbolisé par la toute première stratégie commune accompagnée de son plan d'action 2008-2010 et de faire face ensemble aux nouveaux défis et perspectives à l'échelle mondiale. En outre, une dynamique importante de dialogue entre différents pans de la société européenne et africaine, la société civile, les jeunes, les ONG, les parlements, etc., a été créée et est appelée à perdurer.

 

Lors du troisième sommet, qui aura pour thème principal l'investissement, la croissance économique et la création d'emplois, les chefs d'État et/ou de gouvernement examineront un certain nombre de dossiers clefs comme la paix et la sécurité, le changement climatique, l'intégration régionale, le développement du secteur privé, les infrastructures et l'énergie, l'agriculture, la sécurité alimentaire et les migrations.

 

Pour être réussi, ce sommet devrait constituer avant tout un événement politique majeur s'insérant dans une actualité politique chargée. Deux mois après la réunion de haut niveau des Nations unies consacrée aux Objectifs du millénaire pour le développement et quelques jours avant la Conférence de Cancun sur le changement climatique, il constitue une occasion unique de renforcer les relations stratégiques entre l'Afrique et l'Europe. Cette rencontre intervient également à un moment où l'Afrique est approchée par les nouvelles puissances industrielles, en particulier la Chine.

 

Un projet de nouveau plan d'action pour la période 2011-2013 a été présenté à l'occasion de la quinzième réunion ministérielle qui a eu lieu à Lilongwe au Malawi, le 19 novembre dernier. Il s'agit d'un plan d'action simplifié, plus court qui comprend moins d'actions dans chaque partenariat, mais des actions plus ciblées sur une réelle valeur ajoutée pour les partenaires et pour l'Afrique en particulier. Le nouveau plan d'action est ainsi axé sur l'efficacité.

 

Les ministres ont approuvé les projets de documents qui doivent être adoptés lors du prochain sommet Afrique-Union européenne, notamment la déclaration de Tripoli et le plan d'action 2011-2013. Ils ont pris acte de la déclaration commune sur le changement climatique.

 

Les ministres ont souligné qu'il conviendrait de veiller à ce que le plan d'action, une fois adopté par le sommet, soit dûment mis en œuvre. Ils ont rappelé les principes sur lesquels repose la stratégie commune et ils ont insisté sur la nécessité d'obtenir pour les peuples d'Afrique, de l'Union européenne et au-delà, des résultats positifs et tangibles.

 

En ce qui concerne le partenariat migration, mobilité et emploi, le projet de plan d'action contient effectivement une référence à la problématique du travail décent et prévoit des initiatives dans ce domaine.

 

Le langage des documents a notamment été renforcé suite aux recommandations qui sont sorties du Workshop qui s'est tenu sur cette problématique à Dakar du 29 juin au 2 juillet.

 

La question des accords de partenariat économique n'est toujours pas réglée. Ce thème n'est pas officiellement à l'ordre du jour et n'est pas inclus dans la déclaration conjointe.

 

Néanmoins, on peut s'attendre à ce que nos partenaires africains soulèvent ce point. D'ailleurs, M. Kadhafi a fait exactement ce que je suis en train de prédire. Les discussions sur cette question devraient porter essentiellement sur la nécessité de réaffirmer la volonté de chacune des parties à conclure des APE qui soient mutuellement satisfaisants.

 

La Belgique a joué un rôle moteur pour assurer la préparation du sommet du côté européen mais c'était en effet pour le compte des services du président Van Rompuy et de la haute représentante Mme Ashton que nous avons contribué. C'est bel et bien un sommet de chefs d'État et de gouvernement auquel nous serons représentés par notre premier ministre Yves Leterme.

 

04.03  Christiane Vienne (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse complète. Viendrez-vous exposer les résultats du sommet devant la commission?

 

04.04  Steven Vanackere, ministre: Je n'ai pas répondu dans la mesure où je réponds toujours à votre invitation pour répondre à des questions: je suis au service de ce parlement!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "mogelijke corruptie bij de FIFA" (nr. 533)

05 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les faits de corruption dont se seraient rendus coupables des membres de la FIFA" (n° 533)

 

05.01  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ons land is samen met Nederland kandidaat om het wereldkampioenschap voetbal te organiseren en de FIFA moet daarover beslissen. Enige tijd geleden raakte bekend dat zich binnen de kiescommissie van de FIFA voor het WK voetbal van 2018 en 2022 mogelijk corruptie zou voordoen. De ethische commissie van de FIFA besloot twee van de leden uit de kiescommissie voorlopig op non-actief te stellen.

 

Mijn vragen. Heeft de Belgische regering al contact opgenomen met de FIFA om opheldering te krijgen over deze zaak? Is het uitgesloten dat leden van de FIFA-kiescommissie tijdens hun recente bezoeken aan ons land open stonden voor omkoping? Heeft de Belgische regering hierover garanties gevraagd van de FIFA? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat was het antwoord?

 

05.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik kan bijzonder bondig antwoorden.

 

Bij het opstellen van het bidbook met het oog op het indienen van de gezamenlijke Nederlands-Belgische kandidatuur is uiteraard een aantal vakministeries betrokken geweest, het mijne ook. Wat Buitenlandse Zaken betreft, had dit echter alleen betrekking op het hoofdstuk Government Guarantee No. 1, Visa and Entry Procedures.

 

De vragen die u stelt, hebben betrekking op het algemene aspect van de toewijzing van de wereldkampioenschappen Voetbal van 2018 en 2022. Wat mij betreft, dienen zij dan ook eerder te worden gericht aan de diensten van de eerste minister die namens de regering de algemene coördinatie en ondersteuning van deze kandidatuur waarneemt.

 

Ik kan u wel, in overleg met de eerste minister, meedelen dat de regering de evolutie van deze zaak op de voet volgt, maar dat zij zich niet kan inlaten met de interne werking van de FIFA. De Ethische Commissie van de FIFA heeft na een diepgaand onderzoek op 18 november beslist om zes functionarissen te schorsen.

 

05.03  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat wat korter en bondiger is dan ik had gehoopt, maar u hebt uw best gedaan aangezien de vraag inderdaad voor de eerste minister was bedoeld.

 

Ik zal mij tot hem richten met concretere vragen, eventueel over afspraken met leden van de FIFA-kiescommissie van ons land zelf.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "kinderarbeid bij de hazelnotenproductie in Turkije" (nr. 535)

06 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le travail des enfants dans le secteur de la production de noisettes en Turquie" (n° 535)

 

06.01  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in Turkije zou er sprake zijn van kinderarbeid op grote schaal, met name bij de productie van hazelnoten. Kinderen zouden er volgens de berichten slechts 1 euro per uur verdienen en gedurende drie maanden niet naar school kunnen tijdens het seizoen dat zij voor de productie van de hazelnoten worden ingeschakeld.

 

In welk stadium zitten de onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie, specifiek op het punt van de mensenrechten en op het verbod van kinderarbeid?

 

Op welke manier ziet de Europese Commissie erop toe dat dit verbod ook in de praktijk wordt gehandhaafd?

 

Op welke manier maakt de Belgische regering aan Turkije de Belgische bekommernis om de rechten van kinderen kenbaar?

 

Is de Belgische regering van mening dat een land, waar kinderarbeid voorkomt, lid van de Europese Unie kan worden?

 

06.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Colen, zoals met alle andere kandidaat-landen betreffende de EU-toetredingsonderhandelingen moet Turkije in totaal 35 technische hoofdstukken over alle domeinen van de Europese regelgeving zien na te komen. Kinderrechten, en meer algemeen mensenrechten, zijn horizontale ijkpunten die in de respectievelijke hoofdstukken over fundamentele rechten en de rechtsstaat, alsook in de hoofdstukken over de sociale rechten aan bod komen. Beide hoofdstukken, zowel deze met betrekking tot de fundamentele rechten en de rechtsstaat, en deze met betrekking tot de sociale rechten, konden tot op heden niet geopend worden omdat de openingsvereisten nog steeds niet vervuld zijn.

 

U weet wat de formule is. Er zijn opening benchmarks die toelaten om van start te gaan met het bespreken van bepaalde hoofdstukken. Het is uiteraard pas wanneer de closing benchmarks ook zijn gerealiseerd dat men een hoofdstuk als afgehandeld kan beschouwen. Dit proces dient uiteraard 35 keer te gebeuren. Over de twee betrokken hoofdstukken waarbij er een impact is met betrekking tot de mensenrechten zitten wij in de situatie dat deze hoofdstukken zelfs nog niet geopend zijn voor onderhandelingen.

 

Op uw tweede vraag kan ik u zeggen dat de Europese Commissie jaarlijks een voortgangsverslag publiceert over onder andere de wijze waarop Turkije het noodzakelijke hervormingsproces voortzet en de politieke, economische en sociale criteria, de zogenaamde Kopenhagen-criteria, voor EU-toetreding naleeft. In het voortgangsverslag van november van dit jaar stelde de Europese Commissie vast dat er beperkte vooruitgang is geboekt inzake preventie van kinderarbeid. Het verslag benadrukt dat er vooruitgang werd geboekt door de oprichting van een specifieke cel voor de minder bevoorrechte groepen binnen het ministerie van Arbeid en Sociale Zekerheid, en door de versterking van het wettelijke kader. In het verslag staat echter ook dat de concrete uitvoering van deze maatregel nog steeds te wensen overlaat, onder andere door een gebrek aan effectieve monitoring.

 

Net als mijn Europese collega’s en laatst ook nog publiekelijk in Istanboel op 22 oktober jongstleden, laat ik niet na om mijn Turkse gesprekspartners systematisch te wijzen op de noodzaak om het hervormingsproces voort te zetten en dan vooral op het gebied van de politieke Kopenhagen-criteria waartoe ook het respect voor de fundamentele mensenrechten behoort. Ik druk hen tevens steevast op het hart dat de, in het kader van het hervormingsproces, nieuwe wettelijke bepalingen ook daadwerkelijk moeten worden geïmplementeerd.

 

Tot slot kan ik bijzonder bondig zijn op uw derde vraag. Nee, een land waar kinderarbeid voorkomt, kan wat mij betreft geen lid worden van de Europese Unie.

 

06.03  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u ook de nadruk legt op het implementeren en niet alleen op het aanleggen van een wetgevend arsenaal. De implementatie van de mensenrechten laat nog te wensen over. Ik ben blij dat u daarvoor ook aandacht hebt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de dwang tot abortus en abortus op bijna volgroeide ongeboren kinderen in China" (nr. 536)

07 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les avortements forcés et les avortements pratiqués sur des femmes enceintes d'enfants à naître presque à terme en Chine" (n° 536)

 

07.01  Alexandra Colen (VB): In oktober stond er in de media een bericht over een acht maanden zwangere vrouw die in het zuiden van China werd opgepakt, geslagen en een gedwongen abortus onderging. Met haar zwangerschap schond ze het omstreden eenkindbeleid van het land. Dat gebeurde volgens haar echtgenoot door medewerkers van de gezinsplanningsdienst. Het koppel heeft al een dochter van negen jaar. Een ambtenaar van de gezinsplanningcommissie stelde dat de abortus vrijwillig was.

 

Kunt u mij meedelen of dit door de media gemelde feit op waarheid berust? Zo ja, zal de Belgische regering haar bezorgdheid over het gedwongen plegen van abortus aan de Chinese autoriteiten kenbaar maken en op welke wijze? Zo ja, zal de Belgische regering haar bezorgdheid over het plegen van abortus op vrouwen die reeds vergevorderd in de zwangerschap zijn kenbaar maken aan de Chinese autoriteiten en op welke wijze zal men dit doen? Zo ja, zal de Belgische regering haar bezorgdheid over het gedwongen eenkindbeleid aan de Chinese autoriteiten kenbaar maken en op welke wijze?

 

Overweegt de Belgische regering enige actie ter zake in EU-verband? Zo neen, waarom niet?

 

07.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Colen, u stelt meestal korte vragen, waarop ik wat langere antwoorden heb, maar op deze vraag heb ik een antwoord dat korter is dan uw vraag, want het geval waarnaar u verwijst, zoals meegedeeld in de krant Metro van 22 oktober, is mij niet bekend. Heel veel van uw “zo ja-vragen” vallen daardoor weg. Ik kan u wel zeggen dat de problematiek regelmatig wordt aangekaart in het raam van de EU-China-mensenrechtendialoog. Verder is België, net als de rest van de EU, voorstander van een empowermentaanpak waarbij vrouwen zelf beslissen over hun reproductieve gezondheid.

 

07.03  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de marteling van papoea's door Indonesische militairen" (nr. 537)

08 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les Papous torturés par des militaires indonésiens" (n° 537)

 

08.01  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, een aantal vragen heeft zich opgestapeld, omdat ik om familiale redenen een vergadering heb moeten missen.

 

Mijnheer de minister, op het internet zijn gruwelijke beelden van martelingen van papoea’s door het Indonesische leger opgedoken. Volgens de Nederlandse krant De Volkskrant heeft de Indonesische regering ook toegegeven dat er – ik citeer – “voorlopige berichten over excessen van militairen tegen arrestanten zijn”. Er is in Indonesië een onderzoek gestart naar wat het onprofessioneel gedrag van militairen wordt genoemd.

 

Op welke manier zal de Belgische regering erop toezien dat er een grondig onderzoek naar bedoelde excessen gebeurt en dat de zaak niet in de doofpot belandt?

 

Is het waar dat de agressie jegens papoea’s in Indonesië toeneemt? Is er daarbij sprake van racisme?

 

Bestaat er in de Europese Unie aandacht voor de situatie van de papoea’s in Indonesië? Hoe wordt een en ander aan de Indonesische autoriteiten kenbaar gemaakt?

 

08.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, de EU-delegatie in Jakarta heeft bij de Indonesische autoriteiten een demarche uitgevoerd, om een onpartijdig en transparant onderzoek te vragen. Voorts neemt ook onze ambassade in Jakarta, samen met de andere lidstaten van de EU-delegatie, deel aan regelmatige informatievergaderingen met vertegenwoordigers van de civiele samenleving. De situatie in Papoea wordt tijdens dergelijke vergaderingen systematisch besproken.

 

Het algemene aanvoelen is dat de situatie in Papoea na de opstart van het decentralisatieproces en de belofte van een speciaal statuut is verbeterd. Het klopt dat de geplande evaluatie in 2011 van de wet voor speciale autonomie bepaalde spanningen opnieuw heeft aangewakkerd. Het voorgaande leidt op dit moment echter niet tot een veralgemeende stijging van agressie.

 

Ten slotte, op jaarlijkse basis vindt tussen de Europese Commissie en de Indonesische autoriteiten een vergadering over mensenrechten plaats. De situatie in Papoea wordt tijdens dergelijke vergaderingen systematisch geagendeerd.

 

08.03  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik kijk uit naar het resultaat van het onpartijdige en transparante onderzoek.

 

Hebt u toevallig een idee van de termijn? Is er een einddatum in het vooruitzicht gesteld?

 

08.04 Minister Steven Vanackere: Neen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vastelling van een gemeenschappelijke visumcode" (nr. 621)

09 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le règlement (CE) n° 810/2009 du Parlement européen et du Conseil du 13 juillet 2009 fixant un code communautaire des visas" (n° 621)

 

09.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 5 april trad de zogenaamde visumcode in werking. Dat is een Europese verordening waardoor er een gemeenschappelijk kader wordt gecreëerd voor de procedures en de afgifte van Schengenvisa, dus visa voor kort verblijf.

 

In die visumcode wordt de mogelijkheid gegeven om aan bepaalde lidstaten of de volledige bevoegdheid te geven om zich uit te spreken over de afgifte van visa of slechts een beperkte bevoegdheid te geven.

 

Aan welke lidstaten heeft België de volledige bevoegdheid gegeven om zich uit te spreken over visumaanvragen voor België en aan welke werd slechts een beperkte bevoegdheid gegeven?

 

Wat zijn de criteria om daarin een onderscheid te maken?

 

Hoeveel visumaanvragen bestemd voor België zijn er reeds geweigerd door andere lidstaten?

 

09.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, de visumcode laat, net als zijn voorganger, de gemeenschappelijke visuminstructies, aan lidstaten toe om, wanneer zij niet aanwezig zijn in een derde land of in een regio van een derde land, zich te laten vertegenwoordigen door een andere lidstaat voor de afgifte van Schengenvisa.

 

Er zijn geen lidstaten die alleen bevoegd zijn voor het in ontvangst nemen van visumaanvragen. De lidstaten die ons vertegenwoordigen, en dat gaat over Nederland, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Oostenrijk, Hongarije, Zwitserland, Italië, Slovenië, Portugal en Spanje, zijn waar zij ons vertegenwoordigen steeds bevoegd voor de behandeling van het dossier. Dit betekent dat de meeste van deze landen ook visumaanvragen voor ons land kunnen weigeren. Alleen Duitsland, Portugal en Luxemburg gaan niet zover en sturen ingeval van twijfel de aanvraag naar de Belgische centrale autoriteit door, die dan de eindbeslissing neemt.

 

Gelet op het voorafgaande, kan ik u zeggen dat het in het raam van een versterkte Schengensamenwerking, waarvan België voorstander is, naar onze smaak weinig zin heeft om aan een lidstaat een beperkte bevoegdheid toe te kennen. Wij gaan dus telkens meteen voor de volledige bevoegdheid.

 

In verband met uw vraag hoeveel visumaanvragen bestemd voor andere lidstaten reeds geweigerd werden, moet ik u doorverwijzen naar mijn collega van Asiel en Migratie.

 

09.03  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u, ik heb een bevredigend antwoord gekregen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Daphné Dumery aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de uitspraken van Europees Commissaris Viviane Reding over de vraag aan de lidstaten financieel bij te dragen in het opleiden van advocaten en bemiddelaars ten voordele van de Roma" (nr. 1009)

10 Question de Mme Daphné Dumery au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les déclarations de la commissaire européenne Viviane Reding sur la demande adressée aux États membres de contribuer financièrement à la formation d'avocats et d'intermédiaires au bénéfice des Roms" (n° 1009)

 

10.01  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 20 oktober 2010 las ik over de aankondiging van een maatregel van mevrouw Viviane Reding, de Europese commissaris voor Justitie, om de Roma in de lidstaten bij te staan. Zij heeft het over een financiële bijdrage door de lidstaten voor een opleiding van advocaten en bemiddelaars om te verzekeren dat Roma een goede huisvesting, opleiding en arbeidskansen zouden krijgen. Ik zocht in de pers naar antwoorden van andere lidstaten maar ik heb er heel weinig over gevonden.

 

Heeft België al een vraag om financiële inbreng gekregen?

 

Welke lidstaten zouden die advocaten en bemiddelaars opleiden? Waar zouden zij worden ingezet?

 

Is de wetgeving inzake arbeidsmarkt, huisvesting en opleiding in deze lidstaten dan van die aard dat de integratie van Roma door deze inspanning zou worden verbeterd? Heeft België in het kader van het voorzitterschap van de Europese Unie en in het licht van de recente uitwijzingen van Roma in Frankrijk, al stappen ondernomen om het lot van de Roma-bevolking in landen als Bulgarije, Griekenland, Slovenië, Tsjechië, Roemenië, Hongarije en Polen te verbeteren?

 

Is het dus eigenlijk niet beter om inspanningen te doen in deze landen dan in andere landen van de Europese Unie? Werden er ter zake al inspanningen geleverd? Zo ja, welke?

 

10.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dumery, tot nu toe werden wij niet benaderd door de Europese Commissie. In afwezigheid van een concrete vraag is het moeilijk om in dat verband een standpunt te bepalen.

 

Hoewel huisvestings-, opleidings- en werkgelegenheidsbeleid op het Europese niveau wel een zekere coördinatie kennen, blijven het natuurlijk bevoegdheden van lidstaten. Het is cruciaal om dat te onderlijnen. Het zou ongepast zijn om specifieke landen met de vinger te wijzen. A fortiori denk ik dat wij dat in onze huidige positie als roterend voorzitter niet als gepast kunnen zien.

 

Op dit moment denken vele lidstaten met de Europese Commissie na over oplossingen om het lot van de Romagemeenschap in Europa te verbeteren. Zoals aangehaald zal dat toch heel vaak gaan over maatregelen die moeten genomen worden op het niveau van de bevoegdheden van de lidstaten. Het Belgisch voorzitterschap heeft dit onderwerp behandeld naar aanleiding van talrijke evenementen georganiseerd in het kader van het Europees jaar voor de strijd tegen de armoede en de sociale uitsluiting. De Roma-inclusie werd eveneens aangesneden tijdens de Epscoraad van 21 oktober 2010.

 

Ten slotte kan ik u ook melden dat het voorzitterschap samen met de Europese Commissie de vierde bijeenkomst van het geïntegreerde actieplatform voor de Roma-inclusie binnenkort zal organiseren, te weten op 13 december 2010.

 

10.03  Daphné Dumery (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor dit zeer bevredigende antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in de Russische provincie Dagestan en de meldingen van willekeurige arrestaties en onrustwekkende verdwijningen" (nr. 696)

11 Question de M. Stefaan Vercamer au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation dans la province russe du Daghestan et les informations relatives à des arrestations arbitraires et à des disparitions inquiétantes" (n° 696)

 

11.01  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat terug naar maart 2010, toen Rusland werd opgeschrikt door een bloedige aanslag in de metro waarbij er minstens 38 mensen omkwamen. Volgens de Russische autoriteiten zaten twee jonge weduwen uit de provincie Dagestan achter die aanslag.

 

Het profiel van die vrouwen en de omstandigheden waarin de aanslag plaatsvond, zouden er volgens sommige waarnemers op kunnen wijzen dat het geweld en het extremisme, dat tot nu toe vooral de opstandige provincie Tsjetsjenië kenmerkte, steeds meer overslaat naar de omliggende regio’s, waaronder Dagestan.

 

Het verleden heeft aangetoond dat terroristische aanslagen in Rusland algauw de legitimatie kunnen vormen om bepaalde bevolkingsgroepen te viseren op basis van hun etnische afkomst of hun religie, wat op zijn beurt leidt tot mensenrechtenschendingen en een klimaat van straffeloosheid.

 

Waarnemers van mensenrechtenorganisaties en vredesbewegingen zijn verontrust door recente berichten uit de regio. Die maken immers melding van een stijgend aantal willekeurige arrestaties, verdwijningen en zelfs standrechtelijke executies van mensen van Noord-Kaukasische afkomst. Lokale mensenrechtenorganisaties rapporteren ook dat die arrestaties en verdwijningen zich niet beperken tot Dagestan en de Noord-Kaukasische regio, maar ook plaatsvinden in andere Russische steden, waaronder zelfs Moskou. De organisaties maken ook melding van verbaal en fysiek geweld, alsook doodsbedreigingen tegen advocaten en mensenrechtenactivisten.

 

Mijnheer de minister, misschien beschikt u over informatie die deze alarmerende berichten uit Rusland over de willekeurige arrestaties en verdwijningen kan bevestigen, nuanceren of weerleggen.

 

Ten tweede, bent u ook de mening toegedaan dat het militantisme terrein wint in Dagestan en dat de Russische veiligheidsdiensten een zelfde strategie lijken te willen volgen als het beproefde recept in Tsjetsjenië?

 

Ten derde, werd dit onderwerp recent aangekaart door België en/of de Europese Unie bij de Russische regering of bij de Russische ambassadeur te Brussel?

 

11.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vercamer, de mensenrechtensituatie in Dagestan blijft inderdaad zorgen baren. De situatie is er gespannen en het aantal gerapporteerde incidenten ligt hoger dan in dezelfde periode van het afgelopen jaar.

 

Het is echter niet gemakkelijk om na te gaan wie er precies verantwoordelijk is voor de mensenrechtenschendingen. In het raam van onder meer de tweejaarlijkse EU-Rusland mensenrechtenconsultaties wordt de situatie in de provincie Dagestan systematisch aangekaart door de EU.

 

De laatste bijeenkomst vond plaats op 17 november 2010. België heeft hieraan deelgenomen als voorzitter van de werkgroep voor mensenrechten van de Raad en namens de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid.

 

Onder het onderwerp rule of law werden door de EU specifieke zorgen over de huidige situatie in de Noord-Kaukasus uitgesproken. De Russische delegatie kon zich niet vinden in de observatie dat de situatie in Tsjetsjenië verslechterde, maar erkende wel de achteruitgang in Dagestan. In deze context deelde de Russische delegatie de zorgen van de EU betreffende de verdwijning van individuen in de regio.

 

De EU-delegatie heeft Rusland aangemoedigd om concrete acties te ondernemen om de situatie te verbeteren. De EU heeft de Russische overheid gevraagd om openlijk de onwettige counter-insurgencypraktijken te verwerpen, de destabiliserende rol die zij spelen te erkennen en de betrokkenen verantwoordelijk te houden. Ook werden tijdens de consultaties een lijst van individuele gevallen van mensenrechtenschendingen aan de Russische autoriteiten bezorgd.

 

Verder werd in juni 2010 een resolutie betreffende de mensenrechtensituatie in de Noord-Kaukasus aangenomen in de commissie juridische zaken en mensenrechten van de Raad van Europa. Deze resolutie spreekt over de straffeloosheid inzake de verdwijningen van mensenrechtenactivisten en de uitbraak van terroristische daden in Dagestan. Voor het eerst in veertien jaar werd een resolutie door de Russische delegatie gesteund.

 

Daarnaast moedigt de EU Rusland aan om de International Convention for the Protection of All Persons from Enforced Disappearances te ondertekenen en te ratificeren. Een bezoek van de UN Working Group on Enforced or Involuntary Disappearances werd in augustus 2009 door de Russische autoriteiten afgewezen.

 

11.03  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik kan u alleen maar vragen om deze zaak verder op te volgen. Rusland is vaak onze gesprekspartner voor tal van andere zaken. Wij moeten die verontrustende ontwikkelingen verder blijven aankaarten bij Rusland en dat waar wij kunnen, op welk forum dan ook.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de ter dood veroordeling van een jonge Srilankaanse vrouw in Saudi-Arabië" (nr. 704)

12 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la condamnation à mort d'une jeune femme sri-lankaise en Arabie saoudite" (n° 704)

 

12.01  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, de Saoedische autoriteiten hebben de doodstraf bevestigd die ze uitgevaardigd hadden tegen Rizana Nafeek, een jonge Srilankaanse vrouw die als gastarbeidster in Saoedi-Arabië werkte en daar verantwoordelijk wordt geacht voor de dood van een baby die zij moest verzorgen. Rizana was op het ogenblik van de feiten 17 jaar oud.

 

Volgt de Belgische regering de zaak op en nam zij hierover al contact met de Saoedische autoriteiten?

 

Wat is het Belgische oordeel over het proces tegen Rizana Nafeek en zijn er nog mogelijkheden om de uitvoering van het doodvonnis te voorkomen?

 

Acht ons land de uitvoering van de doodstraf voor een misdrijf begaan door een minderjarige in strijd met het internationale verdrag inzake de Rechten van het Kind, dat door Saoedi-Arabië ondertekend werd? Zo ja, is ons land bereid de zaak dringend aan te kaarten bij de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties?

 

12.02 Minister Steven Vanackere: Mevrouw Colen, België volgt de zaak van nabij. Er werd ook in EU-verband contact genomen met de Saoedische autoriteiten.

 

De uitvoering van het vonnis kan inderdaad nog worden voorkomen, door bijvoorbeeld een vorm van gratie.

 

De uitvoering van de doodstraf voor een misdrijf begaan door een minderjarige, is in strijd met het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Dat verdrage werd door Saoedi-Arabië geratificeerd.

 

Tijdens het universeel periodiek onderzoek van Saoedi-Arabië in februari 2009 in de VN-Mensenrechtenraad aanvaardde Saoedi-Arabië verschillende aanbevelingen over de problematiek.

 

Het aankaarten van het dossier bij de Mensenrechtenraad op de eerstvolgende sessie in maart 2011 is nu nog niet aan de orde. De prioriteit is nu het redden van het leven van die jonge vrouw. Dat vereist een discrete, diplomatieke aanpak.

 

12.03  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik ben blij dat u de zaak opvolgt. Ik ga ervan uit dat onze diplomaten dat aanhoudend doen, met niet aflatende zorg, liefst totdat men het doodvonnis terugroept.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de financiële steun van Iran aan Afghanistan" (nr. 705)

13 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'aide financière octroyée par l'Iran à l'Afghanistan" (n° 705)

 

13.01  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, The New York Times meldde dat de Afghaanse president Karzai financiële steun zou krijgen van het regime in Iran. Is dat juist? Wat is het Belgische oordeel over deze steun? Gaat het om corruptie? Hoe beoordeelt de Belgische regering de relaties tussen het Iraanse regime, dat het Westen vijandig gezind is, en de Afghaanse president, die een bondgenoot van het Westen heet te zijn en die door de NAVO militair wordt bijgestaan?

 

Is er sprake van toenadering tussen Iran en Afghanistan? Wat zijn de eventuele gevolgen daarvan voor de Westerse ondersteuning van de regering-Karzai? Wordt de Afghaanse regering door ons land financieel ondersteund? Zo ja, hoeveel bedraagt deze steun?

 

Is België direct of indirect betrokken bij het eerder dit jaar aangekondigde Trust Fund for Afghanistan? Zo ja, op welke manier?

 

13.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Colen, ik heb, met u, kennis genomen van het artikel van The New York Times. Ik beschik niet over verdere informatie aangaande de precieze aard van die steun.

 

België is van oordeel dat regionale stabiliteit van belang is voor de oplossing van de Afghaanse problematiek. De buurlanden van Afghanistan, inclusief Iran, spelen hierin een belangrijke rol. De relaties tussen beide buurlanden zijn traditioneel nauw. Ik verwijs hierbij bijvoorbeeld ook naar de miljoenen Afghaanse vluchtelingen in Iran. Ik kan u in ieder geval zeggen dat de Westerse ondersteuning van de regering-Karzai niet wordt bepaald door de aard van de Iraans-Afghaanse relatie.

 

Wat ons betreft, wij besteden dit jaar 14,5 miljoen euro aan een reeks programma’s in Afghanistan, uitgevoerd door Belgische en buitenlandse ngo’s en agentschappen van de VN. Wij hebben dus geen rechtstreekse programma’s met de regering, maar wel met ngo’s en agentschappen van de VN. Voor het overige is er geen bilaterale samenwerking met de Afghaanse overheid.

 

Wat, ten slotte, het zogenaamde trust fund betreft, ik kan u zeggen dat er nog geen beslissing is genomen over een eventuele bijdrage van ons land aan het trust fonds voor de re-integratie van gewapende opposanten in Afghanistan.

 

13.03  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Hoewel de relaties tussen de buurlanden en Afghanistan inderdaad geen rechtstreekse invloed hebben op de Belgische steun aan Afghanistan, is het toch nuttig om die goed in de gaten te houden, omdat zij natuurlijk een indicatie kunnen zijn van de houding van Afghanistan zelf ten opzichte van het Westen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de schending van het Sudanese wapenembargo door China" (nr. 706)

14 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la violation par la Chine de l'embargo sur les armes imposé au Soudan" (n° 706)

 

14.01  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, deze vraag gaat over China en het Soedanese wapenembargo. De Volksrepubliek China heeft met ergernis gereageerd op een rapport van de Verenigde Naties waarin staat dat de VN-vredesmilitairen van de VN-missie in Darfour met munitie beschoten zijn die afkomstig is uit China. Wat is het Belgische oordeel over het VN-rapport?

 

Acht de Belgische regering de beschuldiging geloofwaardig dat VN-troepen werden beschoten met Chinese munitie en dat China het wapenembargo schond? Zo ja, hoe zal de Belgische regering bij China aandringen op naleving van het wapenembargo, en welke stappen zal het doen om verdere schendingen ervan tegen te gaan?

 

14.02 Minister Steven Vanackere: Het is inderdaad mogelijk dat UNAMID-manschappen beschoten zijn geweest met wapens van Chinese makelij. Dat betekent echter nog niet per se dat China het wapenembargo geschonden heeft. Het embargo slaat immers enkel op Darfour, niet op Soedan als geheel. Het is dus mogelijk dat toegelaten wapens via allerhande omwegen toch in Darfour verzeild geraakt zijn.

 

Ik kan u in ieder geval bevestigen dat ons land voorstander is van het sanctieregime tegen Soedan, waaronder het wapenembargo, aangezien het ten dienste staat van de politieke processen in het land. België ondersteunt de inspanningen van de expertengroep die door Veiligheidsraadresolutie 1591 in 2005 gemandateerd werd om het toezicht te voeren op de implementatie van de sanctiemaatregelen. Aangezien ik het jongste rapport van de groep nog niet formeel ontvangen heb en het nog niet gepubliceerd werd, kan ik hier voorlopig nog niet op reageren.

 

14.03  Alexandra Colen (VB): Hebt u enig idee wanneer dat rapport eraan komt? Kunnen we dat binnenkort verwachten?

 

14.04 Minister Steven Vanackere: Ik wil u dat graag bezorgen, maar kan het voor de vuist weg niet zeggen. Ik zal trachten de informatie te verzamelen en het u te melden nog voor de vergadering is afgelopen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de geplande executie van een Iraanse vrouw" (nr. 760)

15 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'exécution prévue d'une femme iranienne" (n° 760)

 

15.01  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Iraanse autoriteiten hebben begin deze maand de opdracht gegeven om mevrouw Sakineh Mohammadi Ashtiani te executeren. Zij werd veroordeeld wegens overspel. De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal antwoordde op 4 november 2010 op een vraag in het Nederlandse parlement dat Den Haag het Belgische EU-voorzitterschap heeft verzocht de zaak zo spoedig mogelijk onder de aandacht van de Iraanse autoriteiten te brengen.

 

Is dit intussen gebeurd? Zo ja, wanneer en op welke manier?

 

Hoe reageerden de Iraanse autoriteiten daarop?

 

Welke maatregelen zal de Belgische regering, al dan niet in EU-verband, nemen om de executie alsnog te verhinderen?

 

Welke maatregelen of sancties zult u nemen indien de executie reeds werd uitgevoerd?

 

Naar verluidt werd mevrouw Ashtiani’s oudste zoon die een campagne voerde ten voordele van zijn moeder in de gevangenis opgesloten en gemarteld. Kunt u dit nieuws bevestigen? Weet u meer over het lot van deze man?

 

15.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Colen, namens België heeft de eerste minister al op 3 november zijn ontsteltenis laten blijven over de mogelijke uitvoering van de doodstraf die tegen deze vrouw is uitgesproken. De zaak werd vervolgens door mevrouw Ashton in naam van de EU aangekaart, met name bij de Iraanse ambassadeur te Brussel.

 

Uw verwijzing naar mijn Nederlandse collega, met schrijven aan België als roterend voorzitter, is uiteraard hoe dan ook te verstaan als een informatie die eerst en vooral bij mevrouw Ashton terecht dient te komen, omdat zij het is die dergelijke demarches namens de EU moet doen.

 

Dit is niet de eerste EU-demarche in deze zaak. Zoals u bekend, heeft de Belgische ambassadeur in Teheran verschillende demarches in naam van de EU ondernomen en werd de situatie van mevrouw Ashtiani onlangs nog door de EU vermeld in haar verklaring over de mensenrechtensituatie in de wereld in de derde commissie van de algemene vergadering van de VN.

 

Tot slot wil ik erop wijzen dat België eerder dit jaar tijdens de Universal Periodic Review van Iran op de Mensenrechtenraad de problematiek van de doodstraf heeft aangekaart. Iran heeft de Belgische aanbeveling aanvaard om de minimumstandaarden en de bepalingen van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten en het Kinderrechtenverdrag bij de toepassing van de doodstraf te respecteren.

 

Onze aanbeveling om zo vlug mogelijk een moratorium op de doodstraf in te voeren, werd daarentegen verworpen.

 

Ik heb geen verdere informatie over de zoon van mevrouw Ashtiani. Ik kan u alleen meedelen dat men op onze post in Teheran de situatie van nabij blijft volgen.

 

15.03  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat de zaak wordt opgevolgd. Ik wil erop aandringen dat dit blijft gebeuren, dat men dit niet loslaat en dat men eventueel ook maatregelen neemt indien men deze doodstraf toch zou uitvoeren. Anders zijn alle mondelinge en diplomatieke tussenkomsten niets waard.

 

De voorzitter: Mevrouw Colen, ik heb de Iraanse ambassadeur op zijn aanvraag ontvangen. Ik heb hem met kracht gezegd dat een dergelijke executie voor ons totaal onaanvaardbaar zou zijn en dat het het imago van Iran sterk zou benadelen. Ik heb dat gedaan in onze collectieve naam.

 

15.04  Alexandra Colen (VB): Dank u wel, mijnheer de voorzitter.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: M. Brotcorne a-t-il été appelé? On me dit qu'il est en commission "abus sexuels", je doute donc qu'il puisse se libérer facilement.

 

16 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het bloedbad in een Syrisch-katholieke kathedraal in Bagdad" (nr. 761)

- mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toenemende vervolging van christenen in Irak naar aanleiding van de reeks beschietingen en bomaanslagen op woningen van christenen in Bagdad" (nr. 907)

- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie van de christenen in Irak" (nr. 910)

16 Questions jointes de

- Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le carnage dans une cathédrale syriaque catholique de Bagdad" (n° 761)

- Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la persécution accrue des chrétiens en Irak à la suite de fusillades et d'attentats contre des habitations de chrétiens à Bagdad" (n° 907)

- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation des chrétiens d'Irak" (n° 910)

 

16.01  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn eerste vraag was ingediend naar aanleiding van het bloedbad in de Syrisch-katholieke kerk, de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal, in Bagdad, waarbij tientallen doden vielen onder wie volgens sommige bronnen ook drie priesters. Daarbij vroeg ik ook of er een toename merkbaar was van het geweld tegen christenen in Irak. Een tiental dagen later, met name op 10 november 2010, werd deze vraag door de feiten reeds positief beantwoord, met name door een reeks beschietingen en bomaanslagen op woningen van christenen in Bagdad.

 

Naar aanleiding daarvan focus ik mij op de volgende vragen te stellen, die mijn eerste vragen overlappen.

 

Heeft de Belgische regering er bij de regering van Irak reeds op aangedrongen om de religieuze minderheden in het land beter te beschermen?

 

Heeft de regering de aanval op de kathedraal in Bagdad veroordeeld? Wegens de ondertussen verlopen tijd zal zulks allicht wel zijn gebeurd. Niettemin zou ik graag weten of de regering van Irak op de feiten is aangesproken en op welke manier de regering van Irak heeft gereageerd.

 

Blijft België bij de regering van Irak erop aandringen om de christenen te beschermen en de daders van de beschietingen en de bomaanslagen op te sporen en te straffen?

 

Zal de Belgische regering in haar hoedanigheid van voorzitter van de Europese Unie eveneens aandringen op het doen respecteren van de mensenrechten en op het beschermen van de religieuze minderheden in het algemeen in Irak?

 

Zal de Belgische regering ook de Arabische Liga oproepen om dergelijk geweld te veroordelen en zich te engageren om te ageren tegen het geweld ten aanzien van de christelijke minderheden in de Arabische Liga? De Arabische Liga heeft immers een groot moreel gezag in de regio.

 

De voorzitter: Alzo zijn uw beide vragen gesteld.

 

16.02  Alexandra Colen (VB): Inderdaad, mijnheer de voorzitter, zij overlappen elkaar.

 

16.03 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Colen, zoals ik in de commissie voor de Buitenlandse Zaken van 20 oktober heb uitgelegd, zijn de aanvallen tegen christelijke minderheden inderdaad toegenomen. Sindsdien betreuren wij meer dodelijke slachtoffers, in het bijzonder na de afschuwelijke aanslag tegen de Syrisch-katholieke gelovigen te Bagdad op 31 oktober. De tientallen doden en de verklaring van Al Qaeda dat de christenen een legitiem doelwit zijn, vormen uiterst verontrustende elementen.

 

De christenen vormen een van de oudste minderheden in het Midden-Oosten.

 

De Belgische regering nodigt regelmatig de Irakese regering en de regionale politici uit om het geweld tegen Irakezen van allerlei geloofsovertuigingen en verschillende etnische afkomst te veroordelen. De Irakese overheid, evenals de secretaris-generaal van de Arabische Liga, hebben dan ook onder andere de aanslag tegen de christenen op 31 oktober scherp veroordeeld.

 

Op 4 november heb ik zelf ook in een publieke verklaring met klem elk geweld tegen burgers veroordeeld, waaronder de terroristische aanslag tegen de gelovigen van de Syrisch-katholieke kathedraal te Bagdad. Ik trad daarin mevrouw Ashton bij, die als hoge vertegenwoordigster eveneens de Irakese gezagsdragers aangemoedigd had om doorgedreven inspanningen te leveren om de rechtstaat ten voordele van alle Irakezen te versterken, ongeacht hun geloofsovertuiging.

 

Al in februari 2010 heeft België in de Mensenrechtenraad te Genève specifiek de aandacht van de Irakese overheid gevestigd op de nodige effectieve bescherming van de christelijke minderheden. Kortom, wij doen er dus alles aan, via onze bilaterale diplomatieke actie, om de resolutie die in januari van dit jaar in deze Kamer goedgekeurd werd, ook ten uitvoer te brengen.

 

Tot slot wil ik u ook nog melden dat wij op 22 november in de Raad Buitenlandse Zaken met de 27 collega-ministers van Buitenlandse Zaken een verklaring en de conclusies hebben goedgekeurd die alle terroristische aanvallen veroordelen tegen burgers, christenen of moslims, en die duidelijk een veroordeling inhouden van elke oproep tot etnische of religieuze haat.

 

16.04  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik heb niets gehoord in verband met de houding ten opzichte van de Arabische Liga, terwijl dat toch een onderdeel van mijn vraag was.

 

16.05 Minister Steven Vanackere: Mevrouw Colen, u hebt gemerkt dat, ten gevolge van een aantal van onze stappen, de Arabische Liga bij monde van zijn secretaris-generaal de aanslagen ook scherp heeft veroordeeld. Met andere woorden, het heeft wel degelijk gevolg gehad op het niveau van de verklaringen door de Arabische Liga.

 

16.06  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik hoop dat de veroordeling door de Arabische Liga herhaald zal worden. Ik hoop dat de Arabische Liga zijn moreel gezag in de weegschaal zal leggen om ervoor te zorgen dat dergelijk geweld afneemt en zelfs stopt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de aanwezigheid van jonge Belgen in delegaties die deelnemen aan internationale conferenties" (nr. 768)

17 Question de M. Stefaan Vercamer au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la présence de jeunes Belges au sein des délégations participant à des conférences internationales" (n° 768)

 

17.01  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de samenstelling van een delegatie is soms een heikel punt in dit land. Dat hebben we deze week nog eens kunnen vaststellen bij de samenstelling van de delegatie voor Mexico. Ik begrijp dat het niet altijd gemakkelijk is. Er zijn veel invalshoeken en men moet rekening houden met mannen, vrouwen, competenties, en dergelijke.

 

De Vlaamse Jeugdraad heeft het in zijn jongste memorandum over de samenstelling van de delegaties voor internationale conferenties. Dat hebben zij gedaan in samenspraak met de Franstalige en Duitstalige Jeugdraad. Zij hadden een aantal aanbevelingen voor de federale regering. Dat zou verwonderlijk kunnen zijn omdat jeugdbeleid de exclusieve bevoegdheid is van de Gemeenschappen. Toch hebben heel wat beslissingen op federaal niveau dikwijls een grote impact op Belgische jongeren en hun leefwereld.

 

In verband met het buitenlandse beleid van België pleiten die drie jeugdraden ervoor om de aanwezigheid van jonge Belgen in de delegaties aan internationale conferenties te verzekeren binnen het kader van Verenigde Naties, Europese Unie of de Raad van Europa omdat het dikwijls impact heeft op hun leefwereld.

 

Op welke manier worden de delegaties voor zulke conferenties samengesteld?

 

Is er binnen uw diensten voldoende aandacht voor de vertegenwoordiging van jongeren, en dan zeker wanneer het gaat om conferenties met een directe impact op de leefwereld van jongeren zoals kinderrechten, milieuproblematiek en dergelijke?

 

Acht u een quotum wenselijk of zelfs nodig om tot een meer evenwichtige verdeling te komen qua leeftijd binnen de delegaties die ons land uitstuurt?

 

17.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vercamer, als er interesse is vanuit de jeugdraden om deel te nemen aan een bepaalde internationale conferentie, dan wordt steeds nagegaan in hoeverre het mogelijk is om jongeren op te nemen in de delegatie. Wat de conferenties met een directe impact op de leefwereld van jongeren betreft, er werden in 2010 twee specifieke conferenties over jeugdzaken georganiseerd.

 

Ten eerste, voor de internationale jeugdconferentie in Léon, in Mexico, in augustus 2010, heeft de FOD Buitenlandse Zaken de coördinatie verzekerd tussen de bevoegde administraties en de drie jeugdraden van Vlaanderen, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap, om de deelname van België aan deze conferentie te verzekeren.

 

Ten tweede, voor de negende sessie van de informaticaolympiade voor jongeren in Bizerte, Tunesië, in november 2010, heeft de FOD Buitenlandse Zaken de uitnodiging aan de drie jeugdraden verspreid.

 

Wat de Verenigde Naties betreft, België geeft elk jaar twee jongeren de kans om in New York aanwezig te zijn wanneer de jongerenresolutie in de algemene vergadering wordt besproken, en tijdens de ECOSOC-commissie over duurzame ontwikkeling in het voorjaar.

 

De interne werkzaamheden van de Europese Unie worden niet door middel van internationale conferenties gevoerd. Het is ook niet gebruikelijk dat de leden van de jeugdraden of van andere niet-gouvernementele organisaties deel uitmaken van de Belgische delegatie bij de Raad van de Europese Unie, die, zoals u weet, uit een beperkt aantal personen bestaat.

 

Wat de Raad van Europa betreft, de vergaderingen van het Comité van Ministers staan enkel open voor de minister van Buitenlandse Zaken of zijn permanente diplomatieke vertegenwoordiger te Straatsburg. De plenaire sessies van het Congres van de Lokale en Regionale Besturen en die van de parlementaire vergadering kunnen wel door een ruimere delegatie worden bijgewoond. Indien daarvoor interesse bestaat, kan worden bekeken in hoeverre vertegenwoordigers van de jongeren aan die sessies kunnen deelnemen.

 

Ik acht het niet noodzakelijk, mijnheer Vercamer, om een quotum in te stellen voor deelname van jongeren aan de delegaties die ons land uitstuurt, maar ik ben uiteraard bereid elk verzoek, door jongeren, tot deelname aan de delegatie voor bepaalde internationale conferenties van nabij te onderzoeken.

 

17.03  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en voor het geven van een paar voorbeelden waarbij blijkbaar toch jongeren betrokken worden.

 

Ik zou het evenwel op prijs stellen, als men als toekomstig richtsnoer zou hanteren dat men jongeren ook een plaats geeft binnen delegaties die aan conferenties deelnemen waar de jongerenproblematiek of zaken aan bod komen die hun leefwereld raken en daarop een impact hebben.

 

Ik zal in elk geval de boodschap aan de jeugdraden bezorgen dat zij, als zij interesse hebben, op geregelde tijdstippen een verzoek kunnen sturen en dat u daarmee rekening zult houden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

18 Question de Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'utilisation des langues nationales dans les postes diplomatiques" (n° 891)

18 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het gebruik van de landstalen in de diplomatieke posten" (nr. 891)

 

18.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, l'article 47 de la loi du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative qui concerne les services établis à l'étranger prévoit que ces derniers correspondent avec les particuliers belges dans la langue dont ceux-ci se sont servis. Aucune disposition ne concerne le changement de langue en cours de procédure.

 

Je m'étonne donc d'apprendre le cas, et ce n'est pas le premier, d'un citoyen marocain qui ayant introduit, en français, une demande de visa pour la Belgique depuis le Maroc, a reçu un document en néerlandais à compléter et à signer, incompréhensible pour lui. Au consulat, on aurait précisé que le néerlandais étant une des trois langues nationales, il est permis d'envoyer aux usagers des documents dans cette langue.

 

Monsieur le ministre, le cas relaté est-il conforme à la loi du 18 juillet 1966? Établirait-on des différences entre les particuliers belges et non belges? Les documents à compléter pour une demande de visa ne devraient-ils pas être envoyés en néerlandais et en français pour la facilité des demandeurs? Quelles injonctions donnez-vous à nos postes diplomatiques quant à l'utilisation des langues nationales en matière administrative?

 

18.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, madame Genot, les lois coordonnées du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative ne prévoient pas de directive spécifique dans les contacts avec les non-Belges à l'étranger. Le demandeur peut obtenir, auprès du poste diplomatique ou consulaire ou encore sur le site du département ou du poste, le formulaire en question dans la langue de son choix. Celui-ci est disponible non seulement en français, néerlandais et allemand mais aussi en anglais et dans la ou les langues nationales du pays où le poste diplomatique ou consulaire est situé.

 

18.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, après avoir introduit une demande dans une des trois langues nationales, ces personnes reçoivent une réponse dans une autre langue. Lorsqu'elles demandent une traduction, il semblerait que ce ne soit pas possible et qu'elles doivent se débrouiller. C'est un peu surprenant. C'est une singulière façon d'agir! Si, en Afrique du Sud, on préfère recevoir les documents en néerlandais, c'est très bien mais si, dans d'autres pays, les demandes sont introduites en français, je trouverais normal que la suite de la procédure se fasse dans la même langue. N'est-ce pas là une bonne politique?

 

18.04  Steven Vanackere, ministre: Cela survient effectivement de temps en temps dans la manière d'exécuter les consignes. La perfection n'est pas de ce monde!

 

18.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): C'est donc très clairement contraire aux consignes!

 

18.06  Steven Vanackere, ministre: Je n'ai pas dit que c'était contraire à la loi. Je vous ai expliqué quelle était la pratique. Les formulaires sont disponibles dans les trois langues nationales belges et, souvent, dans la ou les langues nationales de l'endroit où le poste se trouve. L'objectif est d'offrir le meilleur service mais cela n'empêche pas certains incidents, comme ceux que vous mentionnez.

 

18.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): J'espère qu'ils surviendront le moins possible!

 

Le président: Les Marocains devront envoyer des formulaires berbères et arabes aux Belges qui demandent des visas pour le Maroc! Heureusement, les Belges n'ont plus besoin de visa pour se rendre au Maroc!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van mevrouw Miranda Van Eetvelde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de onderdrukking van de Koerdische bevolking door kandidaat-lidstaat van de Europese Unie, Turkije" (nr. 906)

19 Question de Mme Miranda Van Eetvelde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'oppression de la population kurde par la Turquie, pays candidat à l'adhésion à l'Union européenne" (n° 906)

 

19.01  Miranda Van Eetvelde (N-VA): Mijnheer de minister, Turkije onderdrukt als kandidaat-lidstaat van de EU nog steeds systematisch en flagrant de Koerdische minderheid. Politieke processen, onderdrukking van pro-Koerdische politici, opsluiting van kinderen op verdenking van terrorisme zijn slechts een greep uit het gamma aan mensenrechtenschendingen die Turkije pleegt of tolereert. Dergelijke praktijken gaan lijnrecht in tegen de Europese waarden en toetredingsvoorwaarden.

 

Ondanks die flagrante schendingen van mensenrechten in een kandidaat-lidstaat gaan er nauwelijks kritische stemmen op in de EU, integendeel. De vorige voorzitter van de EU, Spanje, opende nog snel een nieuw hoofdstuk in de toetredingsonderhandelingen. Wat doet België als huidig voorzitter? België haalt de banden sterk aan! U beloofde Fehriye Erdal voor het hof van assisen te brengen, terwijl u daar geen bevoegdheid over heeft. Bovendien juichte u de grondwetsherziening toe die de diversiteit in het land ontkent. De rechten en vrijheden van de Turkse bevolking worden versterkt, de verzuchtingen van 14 miljoen Koerden genegeerd. Het wordt hoog tijd dat de EU haar devies “In verscheidenheid verenigd” consequent laat naleven in een kandidaat-lidstaat en niet langer de ogen sluit voor dit aanslepende conflict. Ook u als minister van Buitenlandse Zaken van het voorzittende land draagt hierbij een grote verantwoordelijkheid, vandaar mijn vragen.

 

Wat is uw standpunt inzake de situatie van de Koerdische bevolking in Turkije? Bent u van oordeel dat een kandidaat-lidstaat die dergelijke praktijken verricht of tolereert, louter lof verdient? Bent u de mening toebedeeld dat de recente grondwetsherziening eenduidig lovenswaardig is? Op welke wijze komt de grondwetswijziging volgens u tegemoet aan de Koerdische verzuchtingen?

 

Op 9 november heeft de Europese Commissie haar vooruitgangsrapport inzake Turkije gepubliceerd. Daarin wordt een vrij genuanceerd beeld opgehangen van de vooruitgang in Turks Koerdistan, iets wat men bij mijn weten nogal nalaat. Zult u de Koerdische problematiek bij uw Turkse collega’s aankaarten en aandringen op verandering? Welk standpunt zult u daarbij innemen?

 

In uw communicatie vraagt u Turkije een geste ten opzichte van Grieks-Cyprus. Om welke reden kaart u die problematiek wel openlijk aan en zwijgt u eigenlijk toch de Koerdische problematiek dood, die continu een flagrante mensenrechtenschending inhoudt van een groot deel van de Turkse bevolking?

 

19.02 Minister Steven Vanackere: Uw vraag stelt mij in elk geval in staat om iets recht te zetten wat u heeft aangehaald en wat ook in de pers is verschenen. Ik zou volgens sommigen in Turkije zijn gaan beloven dat mevrouw Erdal binnenkort voor een rechtbank zou verschijnen. Ik heb dat niet gezegd.

 

Als politicus is men natuurlijk niet verantwoordelijk voor de manier waarop een en ander wordt verslagen, maar ik kan u in elk geval zeggen dat ik twee dingen heb gezegd op de aanhoudende vraag – die trouwens absoluut niet nieuw is – vanuit Turkije, of België iets doet aan de problematiek van de berechting van mevrouw Erdal.

 

Ten eerste, de scheiding der machten is voor een land als België van bijzonder groot belang. Ook voor een land als Turkije, dat aspireert om in de Europese Unie terecht te komen, is het een onderdeel van het “acquis communautaire” om respect te tonen voor de scheiding der machten. Met andere woorden, iemand van het executieve niveau heeft geen opdrachten te geven ten aanzien van datgene wat rechters al dan niet doen.

 

Ten tweede, ik heb ontkend dat een en ander in een vergeetput terecht is gekomen. Ik heb ook aangegeven dat het, gelet op de vooruitgang van het onderzoek, aannemelijk was dat er in een nabije toekomst een rechtszaak zou komen.

 

Of men daar nu vervolgens van heeft gemaakt dat de minister van Buitenlandse Zaken beloofd heeft dat mevrouw Erdal voor assisen zou komen, laat ik voor rekening van anderen. Wat dat betreft hou ik de logica van Churchill aan wanneer het gaat over verkeerde berichtgeving: “Never explain, never complain.” Dat is de beste manier om zelf nog een beetje rustig te kunnen voortleven.

 

Ik wens in dit Parlement zeer uitdrukkelijk en zeer luidop te zeggen dat ik op geen enkel ogenblik in Ankara of Istanboel heb aangegeven dat het aan de minister van Buitenlandse Zaken zou zijn om daarover vooruitgang te kunnen bieden. Ik heb wel aangegeven dat het in een normale rechtsstaat de gewoonte is dat een onderzoek uiteindelijk uitmondt in een procedure.

 

Op uw concrete vragen rond de situatie van de Koerden. In haar vooruitgangsverslag van 9 november stelde de Commissie vast dat, ondanks meerdere politieke verklaringen van de Turkse regering, de in augustus 2009 aangekondigde democratische opening om de Koerdische kwestie te behandelen maar deels is gerealiseerd en dat het aantal terroristische aanslagen weer omhoog is gegaan. De Commissie pleit voor het voortzetten van de inspanningen van Turkije inzake de Koerdische kwestie, onder andere door een verbetering van de antiterreurwetgeving en door reductie van het disproportioneel hoog aantal opgesloten mensen voor vermeende terroristische feiten. Ik deel die genuanceerde analyse en aanbevelingen van de Commissie.

 

Het klopt dat ik de goedkeuring heb verwelkomd van het grondwettelijke referendum op 12 september. De Turkse kiezers hebben daar hun steun betuigd aan hervormingen die hun rechten en vrijheden moeten versterken. De grondwetswijzigingen zijn belangrijke stappen naar een beter functioneren van de Turkse democratie. Veel hangt natuurlijk af van de manier waarop de nieuwe grondwetsbepalingen worden toegepast. Ik heb in dat verband in Turkije met een zekere regelmaat verwezen naar de Engelse uitdrukking “The devil is in the detail” door deze te wijzigen naar “The devil is in the implementation”.

 

In een andere vraag hebben wij al aangegeven dat het in Turkije niet alleen een aangelegenheid is van het in orde brengen van wetgeving, maar ook het toepassen van de bepalingen. In mijn persbericht heb ik ook de reactie van de Commissie gedeeld dat deze grondwetswijzigingen geen eindpunt moeten zijn, maar eerder een aanzet voor verdere hervormingen.

 

Tijdens mijn bezoek aan Turkije in augustus waren de EU-toetredingsonderhandelingen en het hervormingsproces de prioritaire thema’s met mijn Turkse gesprekspartners. Dat was de belangrijkste reden van mijn twee bezoeken aan dat land als voorzitter van de Raad Algemene Zaken van de EU. Het is duidelijk dat we op 14 december de kwestie van de toetredingsonderhandelingen zullen bespreken.

 

Ik heb bij de Turkse overheden bepleit dat zij hun hervormingen zouden voortzetten, vooral met betrekking tot de fundamentele rechten, incluis de rechten van alle minderheden, die expliciet de vereisten zijn van de EU in de context van de criteria van Kopenhagen.

 

Ik deel uw bezorgdheid over het lot van de Koerden in Turkije. Gelet op de historische context vergt vooruitgang tijd. Door Turkse politieke wil en aanmoediging van de EU kon al een aantal resultaten worden opgetekend. Ik denk bijvoorbeeld aan de lancering van een nationale openbare zender, TRT6, die vierentwintig uur per dag programma’s in de Koerdische taal uitzendt. Die ontwikkeling was enkele jaren geleden nog ondenkbaar.

 

Het blijft natuurlijk wachten op verdere stappen en het is belangrijk dat de EU Turkije hiertoe blijft aansporen.

 

19.03  Miranda Van Eetvelde (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en vooral voor de verduidelijking in het begin. Ik zal dat nog eens nagaan.

 

Voor de rest blijf ik ervoor pleiten dat wij heel waakzaam blijven wat het probleem van de Koerden betreft. Men heeft het vaak over de Cypriotische problematiek, maar ook de Koerdische problemen zijn geen alleenstaand geval. Wij moeten echt wel moeite blijven doen om de situatie van de Koerden te verbeteren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Vraag van de heer Jan Jambon aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie-en asielbeleid, over "een mogelijke VN-resolutie 'tegen godslastering'" (nr. 946)

20 Question de M. Jan Jambon au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "une éventuelle résolution 'anti-blasphème' de l'ONU" (n° 946)

 

20.01  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in december zal er opnieuw een voorstel tot VN-resolutie ingediend worden tegen godslastering. Dat voorstel wordt ingediend door 57 islamitische landen.

 

Tot nu toe werd die resolutie al enkele keren weggestemd.

 

De resolutie opent de deuren voor de bestraffing van de belediging van god, maar de interpretatie daarvan is niet ingevuld. Zo is het noemen van “Jezus, zoon van God” voor vele moslims al een godslastering.

 

Daarnet, bij de vragen van mevrouw Colen, hebben we ook nog gehoord dat de situatie van heel wat christenen zeer moeilijk ligt in de islamitische landen.

 

Het lijdt dan ook geen twijfel dat die resolutie, als ze goedgekeurd zou worden, tot een grotere christenvervolging in islamitische landen zal leiden.

 

Mijnheer de minister, daarom heb ik enkele vragen.

 

Bent u, als minister van Buitenlandse Zaken, op de hoogte van dat nakend initiatief?

 

Hoe zal de Belgische regering dat initiatief beoordelen?

 

20.02 Minister Steven Vanackere: Ik ben inderdaad op de hoogte van het voorstel voor resolutie inzake godsdienstlastering dat ieder najaar en ook deze keer door de Organisation of the Islamic Conference in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN wordt ingediend. Anders dan wat u aangeeft in uw vraag werd die resolutie tot nu toe elk jaar aangenomen al neemt de steun ervoor jaar na jaar af. In 2009 stemden 80 lidstaten voor, 61 tegen en waren er 42 onthoudingen.

 

De Belgische regering zal zoals vorige jaren tegen dit initiatief stemmen. België handelt in deze context in EU-verband en erkent de onderliggende zorgen van de OIC. Bijgevolg dient de EU jaarlijks een resolutie in de Derde Commissie van de VN in betreffende intolerantie van personen op basis van religie of geloof. Ook deze resolutie wordt aangenomen maar sinds oudsher met consensus.

 

Wij trachten de basis, die aanleiding geeft tot de resolutie met betrekking tot godslastering, te vertalen naar een positief iets, meer bepaald naar een verzet tegen intolerantie op basis van religie of geloof. Dat weerhoudt een aantal landen er echter niet van om ook die andere resolutie goed te keuren.

 

Net als alle EU-partners zijn wij als Belgische regering van mening dat het begrip godsdienstlastering geen plaats heeft in het internationale mensenrechtensysteem dat de rechten van individuen niet van religies dient te beschermen. De Belgische regering is bezorgd om het feit dat landen met interne wetgeving inzake godsdienstlastering deze wetgeving zouden gebruiken om religieuze minderheden te vervolgen en de vrijheid van meningsuiting en religie net te beperken. Dat is ook de reden waarom zij tegen deze VN-resolutie inzake godsdienstlastering stemt.

 

Is het godslastering of godsdienstlastering?

 

20.03  Jan Jambon (N-VA): Dat vroeg ik mij ook af. Het zijn volgens mij duidelijk twee verschillende begrippen.

 

De resolutie gaat over godslastering.

 

20.04 Minister Steven Vanackere: Ik merk het terwijl ik het lees. Ik vermoed dat mijn administratie allicht de termen heeft gebruikt die gebruikelijk zijn in de VN, maar ik voel met u aan dat wij het toch over hetzelfde hebben.

 

20.05  Jan Jambon (N-VA): Ik dank de minister voor zijn duidelijk antwoord, die ene onduidelijkheid niet te na gesproken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

21 Question de Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'extradition vers le Maroc d'un ressortissant belge détenu en Espagne" (n° 1025)

21 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de uitlevering aan Marokko van een Belg die in Spanje wordt vastgehouden" (nr. 1025)

 

21.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, un ressortissant belge est détenu depuis deux ans en Espagne et fait l'objet d'une demande d'extradition formulée par le Maroc dans le cadre de la Cellule Belliraj. Cette personne, qui a la double nationalité belgo-marocaine, a fait son service militaire en Belgique et a toujours vécu en Belgique ou en Espagne. Il est à noter que, suite aux enquêtes menées en Espagne du chef d'infractions aux lois antiterroristes, aucune charge n'a été retenue contre elle.

 

Il est plus que probable que ce ressortissant belge, une fois extradé au Maroc, fera l'objet de traitements contraires à l'article 3 de la Convention européenne des droits de l'homme. En effet, la Commission arabe pour les droits humains avec Amnesty et Human Rights Watch pointent que, dans le cadre de dossiers de terrorisme, de nombreux faits de torture et de maltraitance sont signalés et que l'obligation de signer des déclarations qui seront ensuite utilisées dans le cadre d'une procédure pénale n'est pas rare.

 

La Belgique a d'ailleurs refusé toute extradition dans le cadre du dossier Belliraj. Par ailleurs, la Belgique a aussi refusé d'extrader et d'éloigner vers le Maroc des ressortissants marocains en raison du risque de torture encouru pour les personnes soupçonnées d'appartenir à un groupe terroriste.

 

Monsieur le ministre, avez-vous évoqué ce dossier avec les autorités espagnoles?

 

Ne trouvez-vous pas logique que les ressortissants belges détenus à l'étranger bénéficient du même niveau de protection de leur droit à la vie et à l'intégrité physique que les Belges et les étrangers détenus en Belgique?

 

Avez-vous l'intention d'intervenir diplomatiquement pour que ce ressortissant belge détenu en Espagne ne soit pas extradé vers le Maroc?

 

Étant donné que la prohibition de la torture est une norme internationale impérative de protection des droits de l'homme, n'estimez-vous pas nécessaire d'intervenir en faveur d'un ressortissant belge, même en matière d'extradition, dès lors qu'il est admis que le principe de non-ingérence dans les affaires internes ne s'applique pas lorsqu'il est question d'une violation manifeste des droits fondamentaux et que vous disposez du pouvoir de réaliser une démarche diplomatique?

 

Envisagez-vous de donner des instructions pour que cette personne reçoive enfin la visite du consul et puisse lui expliquer de vive voix ses problèmes et/ou demandes d'assistance particulières?

 

21.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, madame Genot, je n'ai pas évoqué le dossier d'extradition avec mon collègue espagnol car il n'est pas d'usage que la Belgique intervienne dans une procédure d'extradition entre pays tiers même lorsque cette dernière concerne un ressortissant national. De plus, j'ai entière confiance dans les garanties que le système judiciaire espagnol offre au niveau des procédures d'extradition et du respect des droits de l'homme. Il prévoit, en effet, des possibilités d'appel et ce, jusqu'au niveau de la Cour européenne des droits de l'homme en cas de non-respect de la Convention européenne des droits de l'homme.

 

Vu ce qui précède, je n'entreprendrai pas de démarche qui pourrait être interprétée par mon collègue espagnol comme une ingérence dans des affaires internes et surtout comme un manque de confiance dans le système judiciaire espagnol.

 

Pour ce qui concerne votre question relative à une visite du consul, l'assistance aux Belges détenus à l'étranger ne prévoit pas l'organisation de visites consulaires dans les pays de l'Union européenne. Cet élément est d'ailleurs précisé sur le site de mon département.

 

Enfin, vous avez dit que "la Belgique a refusé toute extradition dans le cadre du dossier Belliraj". En réalité, début 2010, le SPF Justice a autorisé l'extradition d'un ressortissant algérien dans le cadre de ce dossier.

 

21.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, comme je le précisais dans ma question, il n'y a eu aucune extradition vers le Maroc. Dans le cadre des dossiers terroristes, aucune extradition n'a été faite vers le Maroc. En effet, les observateurs dénoncent la façon dont les enquêtes s'y déroulent et le danger que cela représente. 

 

Pour notre part, nous sommes très inquiets pour ce jeune belge détenu en Espagne car il semblerait que l'extradition aura effectivement lieu.

 

Je suis quelque peu étonnée lorsque vous dites que vous n'entreprendrez rien. En effet, votre collègue Stefaan De Clerck, qui était interrogé par Fouad Lahssaini en mars 2010, lui répondit qu'il était clair que nous pouvions suivre le dossier au niveau de la diplomatie parce qu'il s'agit d'un Belge, mais que, pour le reste, nous ne nous mêlions pas de la justice étrangère.

 

S'il est normal que nous ne nous occupions pas de la justice étrangère, j'estime que lorsqu'il y a atteinte aux droits fondamentaux comme le risque de torture, la défense d'un ressortissant est fondamentale. Ce point mériterait donc au moins un échange de vues avec les instances diplomatiques espagnoles.

 

21.04  Steven Vanackere, ministre: Tout à fait. Cela vaut aussi pour un État membre de l'Union européenne tel que l'Espagne. Les principes que vous évoquez valent tout autant pour les collègues espagnols.

 

21.05  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): C'est ce que je pensais mais je pensais aussi que l'Espagne n'allait pas extrader vu qu'elle était aussi soucieuse que nous des droits fondamentaux. Manifestement, ce n'est pas le cas. Je voudrais qu'un contact soit établi, au minimum avec la personne concernée. Je ne vois pas pourquoi, sous prétexte que nous sommes en Union européenne, il n'y aurait pas d'assistance consulaire. Quand quelqu'un est menacé de torture, la moindre des choses est une visite.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mogelijke criminalisering van homoseksualiteit in de Democratische republiek Congo" (nr. 648)

22 Question de M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'éventuelle criminalisation de l'homosexualité en République Démocratique du Congo" (n° 648)

 

22.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, alweer zijn er verontrustende berichten over discriminatie ten aanzien van holebi’s op het Afrikaanse continent, meer bepaald in de Democratische Republiek Congo.

 

Een lid van de Congolese Nationale Assemblee diende een wetsvoorstel in dat homoseksualiteit in het Congolese strafrecht wil opnemen. De indiener is bisschop Ejiba Yamapia van de Pinksterkerk. Hij is lid van de politieke partij van oud-vice-president Azarias Ruberwa.

 

In voornoemd wetsvoorstel zou iedereen die homoseksuele betrekkingen heeft een straf van drie tot vijf jaar dwangarbeid en een boete van 500 000 Congolese frank krijgen. Ook zouden er in Congo geen verenigingen mogen zijn die “tegennatuurlijke” betrekkingen promoten of verdedigen. Mensen die een dergelijke vereniging oprichten, financieren of uitbouwen, zouden zes tot twaalf maanden dwangarbeid en een boete van één miljoen Congolese frank riskeren. Er zou ook een verbod op publicaties, affiches, pamfletten of films over homoseksualiteit komen.

 

Het spreekt voor zich dat een dergelijk wetsvoorstel tegen de internationaal aanvaarde mensenrechtennormen indruist.

 

In Oeganda is begin 2010 slechts na zware druk van de internationale gemeenschap een wetsvoorstel over criminalisering van homoseksualiteit ingetrokken.

 

Daarom heb ik de volgende vragen.

 

U bent midden oktober 2010 door de werkgroep Internationale Solidariteit met Holebi’s of WISH van voormelde feiten op de hoogte gebracht. Wat hebt u sindsdien in bedoeld kader ondernomen?

 

Welke garanties vraagt u in uw hoedanigheid van Belgisch minister van Buitenlandse Zaken aan de Congolese regeringsleiders inzake hun houding ten aanzien van het voornoemde wetsvoorstel waarvan sprake en inzake de veiligheid van de holebi’s, zowel op institutioneel als op praktisch vlak?

 

Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord.

 

22.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, u weet dat België en de EU begaan zijn met deze problematiek. Dat mocht ook al blijken uit de reacties op een soortgelijk wetsvoorstel in Oeganda en de wijziging van het Strafwetboek met betrekking tot deze materie in Burundi.

 

Na de bekendmaking van het bericht over het wetsvoorstel in Congo heb ik onze ambassade in de DRC gevraagd dit dossier op de voet te volgen en ons standpunt ter zake duidelijk te herhalen. U kent dat standpunt, ik denk niet dat ik het telkens opnieuw moet herhalen.

 

Vooralsnog nemen wij voor het overige een afwachtende houding aan omdat het om een wetsvoorstel gaat dat door een lid van de oppositie werd ingediend en dat nog niet werd goedgekeurd. Uit contacten die onze diplomaten hadden met het Parlement in Congo is gebleken dat heel wat Congolese parlementsleden onze bezorgdheid delen en dat de tekst zeker niet als prioritair punt op de agenda wordt gezet. Ongetwijfeld zal het dit jaar niet meer worden geagendeerd.

 

Zoals de zaken nu staan is het absoluut niet zeker dat dit wetsvoorstel, dat door een lid van de oppositie is ingediend, de steun van een meerderheid zou kunnen krijgen. Het is dus ook lastig om op elk initiatief van een oppositielid in een parlement te reageren, uiteraard met herhaling van ons reeds bekende standpunt dat over de afwijzing door het Westen, de Europese Unie en België van de mogelijke criminalisering van holebi’s geen enkel misverstand laat bestaan.

 

Ik heb voor het overige geen weet van recente gebeurtenissen die zouden wijzen op een aantasting van de fysieke veiligheid van homoseksuele personen in de DRC. Het is duidelijk dat wij deze situatie van nabij blijven volgen.

 

22.03  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en hoop dat u effectief dezelfde lijn doortrekt met betrekking tot andere landen. Ik merk op dat in Kenia en diverse andere landen dezelfde evolutie merkbaar is. Wij hopen dat dit ook kan ingedijkt worden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

23 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "doodstraf in Wit-Rusland" (nr. 1204)

23 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la peine de mort en Biélorussie" (n° 1204)

 

23.01  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het verleden heeft de Belgische regering samen met de Europese Unie het toepassen van de doodstraf scherp veroordeeld.

 

De laatste executie in België dateert van 1950. Pas in 1996 werd de straf formeel afgeschaft, wat nadien ook in de Grondwet werd verankerd.

 

Ook de N-VA heeft steeds een voortrekkersrol gespeeld tegen de doodstraf. De doodstraf is immers een onmenselijke straf die de internationale mensenrechten schendt. Bovendien tonen de statistieken aan dat nergens ter wereld de criminaliteit daalt ondanks het feit dat de doodstraf er nog bestaat.

 

Desondanks mogen wij niet vergeten dat Wit-Rusland het laatste land in Europa en in de voormalige Sovjet-Unie is dat nog steeds executies uitvoert. De toestand in Wit-Rusland is schrijnend. Wit-Rusland voert immers nog steeds executies uit door middel van een schot in het achterhoofd. Bovendien weten de gevangenen niet wanneer de voltrekking zal plaatsvinden, waardoor zij voortdurend in angst verkeren.

 

Informatie over de doodstraf in Wit-Rusland wordt volgens Amnesty Internationale geheimgehouden en er zijn bijgevolg geen statistieken te verkrijgen over het aantal executies.

 

Mijnheer de minister, in deze context wil ik u de volgende vragen stellen. Heeft België in het recente verleden al acties ondernomen tegen de doodstraf in Wit-Rusland? Indien ja, welke? Kunt u bevestigen dat Wit-Rusland er alles aan doet om informatie geheim te houden? Kan België als huidig EU-voorzitter meer druk uitoefenen op Wit-Rusland?

 

23.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Meulemeester, België en ook de andere EU-lidstaten kaarten de kwestie van de doodstraf aan tijdens hun politieke en ambtelijke contacten met Wit-Rusland. Op 25 oktober van dit jaar werden ter zake raadsconclusies aangenomen waarin een verlenging van de beperkende maatregelen, dus dat gaat over visa en ook over beslag op financiële rekeningen, tegen president Loekasjenko en bepaalde functionarissen bekrachtigd werd. Bovendien werden de autoriteiten in Minsk opgeroepen om een moratorium in te stellen tegen de uitvoering van de doodstraf, en dit met het oog op de afschaffing ervan. Tevens houdt de EU op regelmatige basis mensenrechtendialogen met de Wit-Russische autoriteiten, tijdens dewelke ook de toepassing van de doodstraf besproken wordt.

 

Ik heb de berichten gelezen van mensenrechtenorganisaties betreffende het gebrek aan transparantie dat gepaard ging met executies in maart 2010 en de begrafenis van de betrokkenen. In september onderstreepten de Wit-Russische autoriteiten tijdens de internationale ngo-conferentie van de Raad van Europa dat de afschaffing van de doodstraf reeds in de Wit-Russische wetgeving geïncorporeerd is maar dat er tijd nodig is om hiervoor publieke steun te vinden.

 

Het lijkt erop dat het EU-beleid ertoe bijgedragen heeft om deze kwestie in Wit-Rusland bespreekbaar te maken. Diverse initiatieven getuigen hiervan, bijvoorbeeld een parlementaire werkgroep. Wit-Rusland lijkt te beseffen dat de afschaffing van de doodstraf een belangrijk element kan zijn voor de verbetering van de relaties met de EU.

 

Verder wijs ik er nog eens opnieuw op dat na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon het de hoge vertegenwoordigster voor buitenland- en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, is, samen met de EU-ambassades, die moet instaan voor dit stuk van het beleid. Uiteraard laat België, via zijn diplomatiek apparaat, niet na om mevrouw Ashton en haar diensten sterk te steunen om een efficiënte opvolging te verzekeren van vragen betreffende mensenrechten in het algemeen en de doodstraf in het bijzonder.

 

U weet dat de afschaffing van de doodstraf een prioriteit is van zowel België als de EU.

 

23.03  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is belangrijk dat wij het inderdaad goed blijven opvolgen, zodat het echt helemaal afgeschaft wordt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24 Vraag van mevrouw Ingeborg De Meulemeester aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de bescherming van Belgische journalisten in buitenlandse conflictregio's" (nr. 1206)

24 Question de Mme Ingeborg De Meulemeester au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la protection des journalistes belges dans des régions en conflit à l'étranger" (n° 1206)

 

24.01  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, om de bevolking uitgebreid te kunnen informeren over de buitenlandse actualiteit zijn persvrijheid en tevens vrijheid van meningsuiting belangrijke basisbegrippen. Helaas zijn deze basisbegrippen niet universeel.

 

In buitenlandse conflictregio’s is het vaak uiterst onveilig voor journalisten om ter plaatse verslag uit te brengen. In Honduras en Mexico bijvoorbeeld zijn in 2010 tot op heden reeds een tiental journalisten vermoord. In deze landen worden ook advocaten en mensenrechtenactivisten met de dood bedreigd. De organisatie Reporters without borders noemt Honduras dan ook de gevaarlijkste plek voor journalisten op dit moment. Mensenrechtenspecialisten van de Verenigde Naties klagen deze problematiek aan, zodoende dat de regering bescherming biedt aan journalisten. Vanuit deze context heb ik een aantal vragen.

 

In hoeverre wordt er van overheidswege bescherming geboden aan onze eigen journalisten in het buitenland? Worden zij voldoende geïnformeerd over de actuele problemen in het land waar zij heen gaan? Worden er door de Belgische regering bepaalde landen afgeraden om journalistieke verslaggeving uit te oefenen? Zo ja, welke zijn deze landen? Zijn buitenlandse ambassades steeds op de hoogte van de aanwezigheid van de Belgische journalisten in dat land? Ten vierde, hoe gebeurt de bescherming van freelancers in buitenlandse conflictregio’s? Zijn de ambassades van hun aanwezigheid op de hoogte?

 

24.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Meulemeester, journalisten die naar het buitenland gaan – dit geldt trouwens voor iedereen die naar het buitenland gaat – kunnen onze reisadviezen, die worden gepubliceerd op de website www.diplomatie.be, steeds consulteren om zich te informeren over de eventuele veiligheidsrisico’s en veiligheidsmaatregelen die genomen dienen te worden.

 

Die reisadviezen worden geactualiseerd volgens de heersende veiligheidssituatie. Theoretisch kan dat elke dag veranderen, bij wijze van spreken. De adviezen gelden niet specifiek voor journalisten, maar voor iedereen die naar een bepaald land wil reizen.

 

Afhankelijk van de veiligheidstoestand in een land, wordt in de reisadviezen soms afgeraden om naar een bepaald land te reizen, of naar bepaalde delen van een land. Het klopt niet dat permanent wordt afgeraden om naar een bepaald land te reizen. Dat varieert naargelang de veiligheidstoestand.

 

Op uw derde en vierde vraag kan ik het volgende antwoorden. Indien de persdienst van Buitenlandse Zaken op de hoogte is of wordt gebracht van reizen van journalisten naar of verblijven in een bepaald land, wordt altijd onze ambassade of ons consulaat in dat land via mails daarover geïnformeerd, en wordt ook gevraagd om de nodige consulaire bijstand te verlenen aan die journalisten, mocht dat nodig blijken. Natuurlijk, als de persdienst van Buitenlandse Zaken niet op de hoogte wordt gebracht van een dergelijk bezoek, dan kan de ambassade moeilijk verwittigd worden.

 

24.03  Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

25 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de hervorming van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties" (nr. 932)

25 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la réforme du Conseil de sécurité des Nations Unies" (n° 932)

 

25.01  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het debat over de hervorming van de VN-Veiligheidsraad is terug opgelaaid nu de Amerikaanse president Obama zich voorstander heeft getoond van een permanent lidmaatschap voor India. Vrijwel iedereen is het erover eens dat de samenstelling van de Veiligheidsraad aan hervorming toe is maar er is niet zoveel eensgezindheid over hoe een hervormde veiligheidsraad er dan zou moeten uitzien.

 

Mijnheer de minister, wat is uw standpunt inzake de hervorming van de VN-Veiligheidsraad?

 

Welke staten zouden er volgens u vertegenwoordigd kunnen of moeten zijn?

 

Hoe ziet u de optimale vertegenwoordiging van Europa? Moet dat veeleer de EU zijn? Blijft men bij het huidige plaatje, met Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk? Moet Duitsland er eventueel bij?

 

Welke staten zijn in uw ogen de meest geschikte vertegenwoordigers van Azië, Latijns-Amerika en Afrika in een hervormde VN-Veiligheidsraad?

 

Zijn er staten die volgens u zeker geen lid kunnen worden van de VN-Veiligheidsraad? Ik bedoel dan niet zomaar elk land, maar vooral die landen die in dat verband worden genoemd.

 

Acht u het haalbaar om over deze materie tot een eenvormig EU-standpunt te komen? Worden er daartoe stappen ondernomen?

 

25.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, België was in 2005 een van de medeondertekenaars van het hervormingsvoorstel van de G4-landen, namelijk Brazilië, Duitsland, India en Japan. Hierin werd een uitbreiding van de VN-Veiligheidsraad met zes nieuwe permanente en vier nieuwe niet-permanente leden voorgesteld. Het is een voorstel dat in de aanloop van de wereldtop van 2005 niet goedgekeurd geraakte.

 

België blijft dit hervormingsmodel genegen maar wenst tevens de nodige flexibiliteit te behouden die nodig zal zijn om tot een compromis te komen. Vermits wij er in 2005 met dit voorstel niet zijn geraakt, is het wat steriel om te zeggen dat wij achter het initiële voorstel blijven staan zonder oog te hebben voor de noodzaak om tot een compromis te komen.

 

België is voorstander van een uitbreiding van de Veiligheidsraad tot maximaal 25 leden, bij voorkeur in de huidige categorieën van permanente en niet-permanente zetels.

 

Een uitbreiding moet gebeuren met het oog op een evenwichtige, geografische vertegenwoordiging, maar dit mag niet ten koste gaan van de doeltreffendheid van het orgaan.

 

Ik kan u zeggen dat ik in mijn toespraak voor de algemene vergadering in de Verenigde Naties in New York opnieuw heb gewezen op de noodzaak om de VN-Veiligheidsraad aan te passen aan de veranderde wereld. De architectuur van de VN-Veiligheidsraad heeft eigenlijk betrekking op de situatie na de Tweede Wereldoorlog. Inmiddels is er in de wereld een en ander veranderd.

 

Wat de vertegenwoordiging van de Europese landen in de VN-Veiligheidsraad betreft, acht België de tijd nog niet rijp om te pleiten voor een aparte EU-zetel, hoezeer wij dat zelf ook zouden willen. Over de wenselijke compositie van de VN-Veiligheidsraad lopen de standpunten onder de Europese lidstaten zeer uiteen. Een eenvormig EU27-standpunt is op dit moment nog niet haalbaar.

 

25.03  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

26 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het organiseren van een rondetafel rond de bestrijding van kindslavernij in de chocoladeproductie" (nr. 933)

26 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'organisation d'une table ronde relative à la lutte contre l'esclavage des enfants dans la production de chocolat" (n° 933)

 

26.01  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, u kent ongetwijfeld het dossier dat Oxfam Wereldwinkels uitbouwde en dat aantoont dat cacaoboerderijen in West-Afrika op grote schaal kindslavernij gebruiken.

 

Ik meen dat het haalbaar is om de ergste vormen van kinderarbeid, zoals gedefinieerd door de Internationale Arbeidsorganisatie, de wereld uit te helpen. Kindslavernij hoort daarbij. Als wij een mogelijkheid zien om bij te dragen aan de afschaffing ervan, dan moeten wij die aangrijpen.

 

Oxfam Wereldwinkels heeft daarvoor concrete voorstellen. Een ervan is de organisatie van een rondetafel voor de Belgische chocoladesector. Dat overleg heeft in Nederland al plaatsgevonden. Het is de bedoeling om producenten samen te brengen met vakbonden en middenveldorganisaties. Het gaat over de wenselijkheid om het percentage fairtradecacao in de chocoladeproductie aanzienlijk te verhogen. Men zou zich zelfs kunnen indenken dat het kwaliteitslabel “Belgische chocolade” automatisch ook voor fairtradechocolade zou staan. Dat is alleszins het streefdoel van Oxfam Wereldwinkels.

 

Bent u bereid om het initiatief te nemen voor een dergelijke rondetafel? Indien niet, waarom niet? Indien wel, binnen welke termijn en met welke modaliteiten acht u dat haalbaar?

 

26.02 Minister Steven Vanackere: Mevrouw Brems, ik heb het gevoel dat u met uw vragen een heel belangrijk onderwerp aansnijdt. Ik wil u in ieder geval zeggen dat België veel aandacht besteedt aan de kwestie van kinderarbeid op cacaoplantages. Samen met het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken organiseerden wij in juni 2008 een seminarie over kinderarbeid in de cacaosector. België stort ook aanzienlijke bedragen ter financiering van hiermee verband houdende projecten van Unicef in Ivoorkust en ook van de Club van de Sahel. Daarnaast hebben mijn diensten over deze thematiek regelmatig contacten met de NGO Global Witness.

 

In het kader van de Europese Ontwikkelingsdagen op 6 en 7 december in Brussel organiseert het Belgische voorzitterschap bovendien een seminarie over de ergste vormen van kinderarbeid op cacaoplantages. Sprekers van verschillende organisaties, onder andere uit de cacao-industrie, zullen ervaringen uitwisselen en complementariteit tussen hun verschillende benaderingen trachten te identificeren. Bedoeling is ook na te gaan hoe de ervaring opgedaan in de cacaosector nuttig kan zijn bij de ontwikkeling van een beleid tegen alle erge vormen van kinderarbeid in het algemeen.

 

Voor de voortzetting van ons engagement in dit verband wacht ik eerst de resultaten van dit seminarie af. Ik denk dat wij na 6 en 7 december op dit onderwerp kunnen terugkomen.

 

26.03  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik zal er dan misschien ook nog eens op terugkomen omdat zo’n ronde tafel mij ook een goed idee lijkt.

 

De voorzitter: Mevrouw Brems, de Club van de Sahel werkt ook met de Interparlementaire Unie samen, teneinde de lokale parlementen ter zake te sensibiliseren. Ik ben goed geplaatst om dat te weten. Ik ben immers de voorzitter van de Club van de Sahel.

 

België is echter heel vooruitstrevend. Wij genieten inderdaad financiering door de minister van Ontwikkelingssamenwerking om samenwerkingsprojecten met de IPU te ontwikkelen. Immers, indien de lokale parlementen niet worden gesensibiliseerd, zullen alle rondetafelconferenties in de wereld weinig weerslag hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

27 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "mechanismen ter opvolging van concluding observations van het Mensenrechtencomité en andere expertencomités van de Verenigde Naties" (nr. 934)

27 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les mécanismes de suivi des observations finales du Comité des droits de l'homme et d'autres comités d'experts des Nations Unies" (n° 934)

 

27.01  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik zal ook deze vraag proberen samen te vatten.

 

Mijnheer de minister, de aanleiding voor mijn vraag is de bekendmaking van de voorlopige versie van de ‘concluding observations’ van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties inzake het Vijfde Periodiek Rapport van België.

 

Een van de aanbevelingen van het comité is dat België een mechanisme voor de opvolging en uitvoering van de aanbevelingen van het comité zou moeten installeren. Blijkbaar is het er dus niet van overtuigd dat wij al over een dergelijk mechanisme beschikken, dat voldoet aan wat het onder een dergelijk mechanisme verstaat.

 

Dat is natuurlijk essentieel. Alle, internationale toezichtmechanismen inzake mensenrechten hebben weinig zin, indien er niet voor wordt gezorgd dat de aanbevelingen ter zake ook effectief worden opgevolgd. Zulks is in een land als het onze niet evident. Het is sowieso overal moeilijk, omdat de aanbevelingen over allerlei mogelijke materies kunnen gaan. In een federaal land als het onze gaat het bovendien over allerlei bevoegdheidsniveaus.

 

Er is dus een mechanisme nodig dat alle, bedoelde niveaus aanstuurt en opvolgt.

 

Het voorgaande geldt niet alleen voor het Mensenrechtencomité, dat toezicht houdt op het Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten. Het geldt ook voor alle, vergelijkbare comités voor de andere mensenrechtenverdragen van de Verenigde Naties.

 

Mijn vragen zijn de volgende. Ten eerste, hoe gebeurt een en ander nu? Hoe wordt thans de opvolging van de aanbevelingen van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties verzekerd? Hoe gebeurt de opvolging voor de comités die toezicht uitoefenen op de andere mensenrechtenverdragen van de Verenigde Naties?

 

Ten tweede, het Mensenrechtencomité gaat ervan uit dat bij ons ter zake een verbetering nodig is, om tot een echt mechanisme te komen. Op welke wijze zult u aan voormelde aanbeveling uitvoering geven?

 

27.02 Minister Steven Vanackere: Mevrouw Brems, voor elk verdrag dat een periodiek rapport vereist, wordt bij ons een pilootdepartement aangesteld. Het rapportageproces met betrekking tot het internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten op basis waarvan het mensenrechtencomité aanbevelingen formuleerde, werd gevoerd onder leiding van de FOD Justitie.

 

In het kader van de opvolging van de recente aanbevelingen van de mensenrechtencommissie werden de institutionele actoren die aan het rapportageproces hebben deelgenomen, van bij de bekendmaking van de voorlopige opmerkingen van het mensenrechtencomité in kennis gesteld. De verschillende ministers krijgen ter zake binnen afzienbare tijd een officiële brief toegestuurd. Met het oog op de tenuitvoerlegging van de opmerkingen van het Mensenrechtencomité overweegt de FOD Justitie begin 2011 bij de FOD Buitenlandse Zaken een coördinatievergadering met de betrokken institutionele actoren te organiseren.

 

Aangezien de concrete tenuitvoerlegging van de aanbevelingen de bevoegdheid is van alle betrokken instanties en instellingen, moeten zij natuurlijk de nodige maatregelen nemen. Het gaat in dit geval om het gebruikelijke patroon, dat moet worden gevolgd na de overlegging van een nationaal rapport voor de organen van de mensenrechtenverdragen van de Verenigde Naties.

 

De besprekingen over de invoering van een mechanisme dat moet waken over de tenuitvoerlegging van het Mensenrechtencomité, zullen eveneens plaatsvinden in dit kader. Zoals u terecht opmerkt, is de invoering van een dergelijk mechanisme een domeinoverschrijdende aangelegenheid, die onder een groot aantal instellingen en instanties ressorteert.

 

27.03  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik denk dat hier eventueel een rol kan weggelegd zijn voor een nationale mensenrechtencommissie, als we die ooit hebben, maar dat is iets waar ik, als er ooit nog eens een regering komt die niet van lopende zaken is, nog wel eens een debat over wil voeren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

28 Question de M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le Sahara occidental" (n° 1137)

28 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Westelijke Sahara" (nr. 1137)

 

28.01  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, le 8 novembre dernier, les forces marocaines ont démantelé par la force un camp à Agdaym Izik, au sud d'AI Ayoun, ville principale du Sahara occidental, où 15 000 personnes s'étaient installées depuis le 10 octobre pour protester contre leurs conditions de vie. Cette opération aurait fait plusieurs morts, mais des chiffres divers circulent, allant de 12 morts à plusieurs dizaines, et plusieurs centaines de blessés. Il y a peu d'informations car la presse étrangère n'a pas été autorisée à se rendre sur place par les autorités marocaines.

 

Ces événements se sont déroulés alors que des discussions informelles avaient lieu entre le Maroc et le Polisario à New York. Le représentant du Front Polisario à l'ONU a demandé une enquête des Nations unies sur ces récentes violences. Le Conseil de sécurité des Nations unies, réuni à huis clos le 16 novembre, a déploré les violences survenues mais a refusé d'ouvrir une enquête.

 

Certains pays souhaitent l'élargissement du mandat de la mission des Nations unies au Sahara occidental au respect des droits de l'homme. Selon Human Rights Watch, c'est la seule mission de maintien de la paix dépourvue d'un volet "droits de l'homme". On dit que la France, membre permanent du Conseil de sécurité, s'opposerait à une telle suggestion.

 

La Belgique a des liens privilégiés avec le Maroc, qui est d'ailleurs un des pays partenaires de notre coopération au développement. Mes questions sont les suivantes.

 

La Belgique compte-t-elle prendre des initiatives concernant la situation au Sahara occidental? Si oui, la ou lesquelles? Avez-vous ou aurez-vous des discussions avec Mme Ashton à ce sujet?

 

28.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Brotcorne, vous résumez bien la situation actuelle au Sahara occidental, tant sur le terrain, dans la capitale, qu'au niveau des négociations internationales à New York entre les autorités marocaines, les Nations unies et le Front Polisario.

 

En ce qui concerne la Belgique, elle soutient le travail de la mission des Nations unies au Sahara occidental (la MINURSO), pour laquelle une prolongation est prévue en avril 2011. La Belgique se ralliera aux solutions proposées et négociées dans le cadre des sessions sous la houlette de l'envoyé spécial des Nations unies pour le Sahara occidental, M. Christopher Ross. La Belgique participera également à l'établissement des positions européennes vis-à-vis du Maroc à l'occasion des réunions du Conseil d'Association EU-Maroc qui tiendra sa prochaine réunion le 13 décembre prochain.

 

La Belgique est en contact avec les services de Mme Ashton sur ce dossier. La haute représentante s'est exprimée sur la question à travers une déclaration le 10 novembre dernier. Dans cette déclaration, elle encourage les parties à poursuivre leurs rencontres informelles sous les auspices des Nations unies. Elle y déplore profondément les incidents qui ont eu lieu au Sahara occidental et appelle les parties à rester calmes et de s'abstenir de l'utilisation de la force.

 

La haute représentante a par ailleurs demandé à la présidence belge de la remplacer lors d'un débat sur la situation au Sahara occidental, qui s'est tenue lors de la session plénière du Parlement européen le 24 novembre. C'est le secrétaire d'État Chastel qui est intervenu au nom de la haute représentante.

 

28.03  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses diplomatiques. Dans l'intervalle, on sait aussi que le Parlement européen s'est montré favorable à l'enquête de l'ONU par délibération du 25 novembre dernier, mais vous ne nous dites rien à ce sujet et quant à l'attitude de la Belgique, sauf qu'elle s'engage déjà, sans connaître les conclusions qui seront prises.

 

Connaît-on le sens, l'orientation de ces décisions? Allons-nous dans le sens de cette enquête sollicitée par certains? Le volet des Droits de l'homme sera-t-il ajouté au mandat de la mission des Nations unies? Nous ne disposons pas d'informations à ce sujet?

 

28.04  Steven Vanackere, ministre: Pas de déclaration.

 

28.05  Christian Brotcorne (cdH): Nous attendrons donc la suite.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

29 Question de M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le sommet entre l'Union européenne et les États-Unis" (n° 1138)

29 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de EU-VS-top" (nr. 1138)

 

29.01  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, le sommet UE-États-Unis s'est déroulé à Lisbonne. C'était un moment important car les États-Unis sont un allié majeur et le précédent sommet n'a pas eu lieu.

 

En plus des questions économiques ou liées au changement climatique, le press background fourni par le Conseil de l'Union européenne mentionne qu'un certain nombre de questions liées à la sécurité ont été abordées, notamment sur le Proche-Orient et le Sud-Soudan. J'ai déjà eu l'occasion de vous interroger sur la situation au Soudan.

 

Les dernières déclarations américaines sur le Proche-Orient sont particulièrement préoccupantes. En septembre, le président américain parlait aux Nations unies de la création d'un État palestinien d'ici un an. La semaine dernière, en échange d'un gel de 90 jours de la colonisation en Cisjordanie, les États-Unis s'engageaient à fournir 20 avions de combat F-35 à Israël et promettaient qu'ils s'opposeraient à toute tentative palestinienne d'obtenir la reconnaissance internationale d'un État palestinien sans l'accord d'Israël en utilisant leur droit de veto sur toute résolution en ce sens au Conseil de Sécurité. On se trouve dès lors très loin de l'esprit et de la lettre des conclusions du Conseil des Affaires étrangères de décembre 2009. C'est certainement un point d'achoppement entre les diplomaties de l'Union européenne et des États-Unis.

 

Les apparentes contradictions de la position américaine sur le Proche-Orient ont-elles été abordées?

Quel a été le contenu des discussions concernant le Sud-Soudan?

 

Par ailleurs, les questions liées aux droits de l'homme ont-elles été abordées? Je pense notamment à la peine de mort, à la situation à Guantanamo, aux enquêtes liées aux vols secrets de la CIA et à la torture. Certains États membres de l'Union ont malheureusement participé à ces sinistres pratiques, comme l'a récemment montré un rapport publié par Amnesty International.

 

29.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Brotcorne, les questions relatives au Soudan et au Proche-Orient ont effectivement été abordées lors du sommet UE-USA. D'après mes informations, le président Obama a en effet fait référence aux garanties qu'il donnerait au gouvernement Netanyahu afin de le convaincre de renouveler le moratoire de la colonisation pendant trois mois. Cette proposition cadre dans l'engagement fort du président Obama de relancer les négociations directes comme seul moyen pour arriver à un accord de paix durable permettant la coexistence pacifique d'un État israélien et d'un État palestinien.

 

L'objectif serait de mettre à profit le répit de cette prolongation pour trouver un accord entre Israéliens et Palestiniens sur la question des frontières. Un tel accord résoudrait automatiquement la question des colonies. Leur construction ne pourrait de fait plus se poursuivre que sur les territoires attribués à Israël.

 

Comme l'a encore rappelé mon communiqué de presse du 9 novembre, la position de la Belgique sur la question des colonies mais aussi celle de l'Union européenne restent inchangées. Il s'agit d'une pratique illégale et contraire aux engagements pris par le gouvernement israélien, lui-même. Un nouveau moratoire israélien ne change rien à cette position mais pourrait être un développement positif s'il contribue à relancer les négociations en vue de les clôturer avec succès.

 

Le président Obama a également abordé la question relative au Soudan, en soulignant la nécessité d'assurer la stabilité et le bon déroulement du referendum du 9 janvier. Les États-Unis ont également fait part de leur intention de partager avec l'Union européenne une checklist des mesures à prendre en matière de peace keeping et de s'attaquer au manque de capacités administratives au Sud-Soudan. Cette offre de coopération va dans le sens de la coopération des acteurs internationaux à laquelle appelle la Belgique. La haute représentante, Mme Ashton, a, quant à elle, informé du déploiement de la mission européenne d'observation électorale et a souligné le rôle stabilisateur attendu de cette mission qui est menée par une Belge, la députée européenne Véronique De Keyser.

 

Finalement, les questions liées aux droits de l'homme n'étaient pas à l'agenda du sommet UE-USA.

 

29.03  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, la réponse du ministre me satisfait et je l'en remercie.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

30 Question de M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "un tribunal international ou mixte compétent pour juger des crimes commis en République démocratique du Congo" (n° 1139)

30 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "een internationaal of gemengd gerechtshof dat bevoegd zou zijn voor misdaden die in de Democratische Republiek Congo werden gepleegd" (nr. 1139)

 

30.01  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la situation à l'est du Congo est assez dramatique. La population y vit dans un climat de violence permanent.

 

Il y a un peu moins de deux ans, j'ai eu l'occasion de me rendre sur place. Le problème de l'impunité taraude les esprits. Y mettre fin est – semble-t-il – essentiel si l'on veut que la population de cette zone du Congo puisse avoir une vie meilleure.

 

Le 1er octobre 2010 a été publié le rapport de la Commissaire des Nations unies pour les droits de l'homme sur les crimes commis en République démocratique du Congo de 1993 à 2003. Ce rapport établit une longue compilation de violations des droits de l'homme: exécutions sommaires, utilisation du viol comme arme de guerre, déportations massives, recrutement d'enfants soldats, attaques contre des réfugiés et du personnel humanitaire, etc. Les auteurs du rapport évoquent la possibilité d'une volonté génocidaire sous-jacente. Le rapport formule des recommandations pour permettre de poursuivre pénalement les auteurs de ces violations.

 

S'il revient aux États de la région eux-mêmes de poursuivre avec la plus grande détermination les auteurs des crimes dénoncés, il est cependant clair que les moyens de ces États ne suffiront pas à mener les enquêtes ainsi qu'à arrêter et punir les auteurs dans un délai raisonnable. Les auteurs du rapport le reconnaissent d'ailleurs et recommandent un appui international aux pays de la région. Différentes formules peuvent être envisagées, que ce soit un tribunal pénal international pour les Grands lacs, un tribunal avec un appui international ou une autre forme.

 

La violence contre les femmes à l'est du Congo ne s'est pas arrêtée en 2003. La pratique du viol est endémique, l'impunité générale. La population (hommes, femmes, enfants) continue d'être victime à la fois des groupes rebelles et des violations des droits de l'homme commises par les soldats congolais.

 

Une des revendications de la "Marche mondiale des Femmes" organisée à Bukavu le 17 octobre 2010 et qui a rassemblé plus de 20 000 personnes était justement que soit mis sur pied un tribunal spécial international pour le Congo afin que tous ces crimes soient jugés. J'atteste, pour m'être personnellement rendu sur place, que cette impunité ne peut être maintenue et que la population sur place ne peut faire confiance qu'à des instances internationales pour que les instructions et procès soient menés à bien.

 

Monsieur le ministre, la Belgique compte-t-elle prendre une initiative pour promouvoir la mise en place d'un tribunal qui jugerait les crimes dénoncés dans le rapport des Nations unies et d'autres crimes commis dans l'est de la République du Congo?

 

30.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, vous savez que la Belgique a soutenu l'exercice de mapping et l'a cofinancé à hauteur de 350 000 euros. La Belgique est dès lors favorable à un suivi adéquat des recommandations formulées par le rapport, notamment en matière de poursuite des crimes dénoncés.

 

J'ai moi-même aussi indiqué que la seule façon de construire un avenir – cela a été prouvé dans de nombreux autres cas – était de regarder le passé objectivement et lucidement et d'en accepter les conséquences. La valeur des exemples qu'on connaît, en Afrique du Sud par exemple ou au Rwanda où l'exercice reste à faire, prouve qu'un pays a l'obligation de rechercher cette vérité comme base de construction pour un avenir.

 

Il est clair que suivre de façon adéquate les recommandations, notamment en termes de poursuite de crimes, est une condition pour pouvoir construire un avenir.

 

À cet égard, il me semble souhaitable d'avancer rapidement avec les solutions qui sont privilégiées par les autorités congolaises. Celles-ci semblent être en faveur de l'instauration de chambres spécialisées au sein des juridictions congolaises, avec possibilité de juges ad litem. Ces chambres spécialisées auraient vocation à juger les crimes relatés dans le report mapping.

 

La Belgique se réjouit de la volonté de Kinshasa d'impliquer ses partenaires internationaux, notamment européens, dans la formulation de solutions appropriées. À ce titre relevons l'organisation prochaine à Kinshasa d'un atelier qui a pour objectif l'examen de l'avant-projet de loi sur les chambres spécialisées au sein des juridictions congolaises et l'examen des mécanismes non judiciaires de justice transitionnelle et l'opérationnalisation des chambres spécialisées et, le cas échéant, des mécanismes non judiciaires.

 

La Belgique est tout à fait disposée à étudier les possibilités de soutien spécifique pour la mise en place de ces chambres spécialisées en fonction des demandes concrètes de la RDC.

 

30.03  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le vice-premier ministre, c'est une question de dignité et d'espoir pour toutes ces populations si elles veulent se reconstruire. J'entends que "l'État" du Congo – si l'on peut parler d'État au Congo – envisage ces chambres spécialisées qui font l'objet de craintes de la part de la population. Cette formule peut être positive si l'État l'envisage en interne au niveau de son système judiciaire. Toutefois, l'appui des instances internationales me paraît tout à fait indispensable. Votre réponse va d'ailleurs un peu dans ce sens, puisque vous parlez de soutien, de l'implication des Européens et d'ateliers permettant la mise en place de ces chambres spécialisées. Il faudra également travailler sur la confiance de la population à l'égard de telles juridictions internes au système congolais, dans lequel elle n'a pas toujours une confiance absolue.

 

Le président: La formation et l'équipement des magistrats est sans doute un préalable à la création de quoi que ce soit d'efficace. C'est une priorité! Rendre la justice sous un baobab n'est pas forcément efficace!

 

30.04  Steven Vanackere, ministre: Des actions sont menées en ce sens.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

31 Samengevoegde vragen van

- de heer Theo Francken aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mogelijke ontwikkeling van een NAVO-rakettenschild" (nr. 1157)

- mevrouw Eva Brems aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het engagement om deel te nemen aan het raketschild" (nr. 1243)

- de heer Philippe Blanchart aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de NAVO-top met betrekking tot het NAVO-rakettenschild" (nr. 1252)

31 Questions jointes de

- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le déploiement éventuel d'un bouclier antimissile de l'OTAN" (n° 1157)

- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'engagement de participer au bouclier antimissile" (n° 1243)

- M. Philippe Blanchart au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la décision du sommet de l'OTAN sur le bouclier antimissile" (n° 1252)

 

31.01  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 21 november hebben we via de woordvoerder van de eerste minister vernomen dat ons land zich op de top in Lissabon geëngageerd heeft om gedurende zeven jaar telkens 0,5 miljoen euro bij te dragen aan het raketschild dat de NAVO wil installeren. Groen! zal zich blijven verzetten tegen dat raketschild, net zoals wij pleiten voor het verdwijnen van kernwapens. Wij vinden het nieuwe strategische concept van de NAVO op dat vlak bijzonder teleurstellend. Er wordt geen begin gemaakt van nucleaire ontwapening.

 

Voor Groen! is het raketschild een onrendabele investering, zowel politiek, technisch als financieel. Politiek gezien is er een risico dat de toewijzing van schaarse financiële middelen aan het raketafweersysteem zal leiden tot een nieuwe wapenwedloop. Groen! vindt dat wij ons politiek kapitaal beter zouden investeren in conflictpreventie en het vinden van politieke oplossingen voor bedreigingen van de veiligheid, afkomstig uit landen zoals Iran.

 

Het systeem is niet betrouwbaar. Voormalig NAVO-baas Willy Claes heeft dat onlangs nog herhaald. Internationale en nationale experts trekken de technische haalbaarheid van een raketschild hardop in twijfel. Tom Sauer van de universiteit van Antwerpen zegt dat het systeem nooit zal werken en vergelijkt het met het raken van een kogel met een kogel. Hij schrijft ook dat het relatief gemakkelijk is om technologische tegenmaatregelen te nemen. Valse kernkoppen kunnen worden meegestuurd in de ruimte, zodat de interceptor, als die al in de buurt van de offensieve raket komt, op een fractie van een seconde zal moeten kiezen tussen de echte en de valse kernkoppen. De technologie om dat onderscheid zo snel te maken bestaat niet, en experts verwachten dat die technologie de eerstkomende decennia niet zal bestaan.

 

Bovendien blijven er zeer grote vraagstukken over de kostprijs en wat we kopen voor die 150 miljoen euro op tien jaar.

 

Mijnheer de minister, daarom heb ik de volgende vragen.

 

Wat is de status van het aangegane engagement? Heeft de regering van lopende zaken haar intentie tot akkoord uitgesproken, of was het een beslissing? Heeft deze regering van lopende zaken de bevoegdheid om aan dat engagement de status van beslissing te geven? Waarop baseert de regering zich om dat in lopende zaken te doen? Moet de eerstvolgende regering met volledige regeerbevoegdheid dat akkoord bekrachtigen? Moet het Parlement dat akkoord bekrachtigen?

 

Als de regering wenst deel te nemen aan het raketschild, dan bent u er vast en zeker van overtuigd dat het technologisch wel mogelijk is. Welke garanties hebt u gekregen dat het voorgestelde raketschild werkt? Hoe weerlegt u de kritiek op de technische haalbaarheid die onder andere door voormalig secretaris-generaal van de NAVO Willy Claes en onderzoeker Tom Sauer herhaald werd?

 

Vanaf wanneer zal ons land financieel bijdragen? In welk tijdschema is voorzien voor de roll out van het systeem en de bijdragen die geleverd worden?

 

Uit welke begroting zullen middelen vrijgemaakt worden? Verzwaart deze beslissing het budget van Landsverdediging, Buitenlandse Zaken of nog een andere post?

 

Hoe zit het met het globaal financieel plaatje van de Belgische bijdragen aan de NAVO na enerzijds de aangekondigde besparingen in de NAVO en anderzijds de bijkomende uitgavenpost voor het raketschild? De NAVO heeft immers ook enkele besparingsmaatregelen aangekondigd. Wat is het netto resultaat daarvan voor ons land? Betekent dit dat de totale bijdrage van ons land aan de NAVO zal verhogen?

 

Wat wordt er exact betaald met onze bijdrage? Moeten individuele lidstaten naast en bovenop hun bijdrage aan de 150 miljoen euro nog voor raketten en sensoren betalen? Is dat ook het geval voor ons land? Zo ja, wat zal daar de kostprijs van zijn? Wat is de totale kostprijs van het raketschild voor de NAVO-lidstaten als je raketten en sensoren mee in rekening neemt?

 

Ten slotte, wat zal er in België qua software, dus het verbinden van systemen, en hardware, dus militaire installaties en gevechtssystemen, veranderen door dat akkoord? Wat zullen wij moeten aankopen?

 

Mijnheer de minister, het zijn veel vragen, maar het is dan ook een onderwerp dat voor onze achterban van bijzonder groot belang is. Ik dank u alvast voor uw antwoord.

 

De voorzitter: Ik vraag de minister niettemin om tamelijk bondig te antwoorden. Over de materie kunnen immers boekdelen worden geschreven.

 

31.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik heb het daarnet even nagerekend. Het zijn twintig vragen. Ik kan onmogelijk twintig vragen beantwoorden.

 

Zelfs in het sterkste kwisprogramma lukt het mij niet om twintig vragen adequaat te beantwoorden.

 

De voorzitter: U kan de schriftelijke weerslag van uw antwoord na de samenvatting die u nu zal maken, aan mevrouw Brems overhandigen. Zo heeft zij de volledige tekst.

 

31.03 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik wil, anderzijds, gerust aanraken wat relevant is en wat ik kan vertellen. Ik zal zulks in ijltempo doen.

 

De Noord-Atlantische Raad op het niveau van de staats- en regeringsleiders heeft op zijn bijeenkomst in Lissabon op 19 en 20 november 2010 inderdaad beslist een raketafweercapaciteit te ontwikkelen, om alle NAVO-Europese bevolkingen, grondgebied en strijdkrachten te beschermen. Als bondgenoot binnen de NAVO heeft België zich bij de consensus over voornoemde beslissing aangesloten.

 

Doordat België zich bij een consensus die over deze beslissing was ontstaan, heeft aangesloten, rijst de vraag naar overeenstemming met de leer van de lopende zaken niet. Het is niet vereist dat een regering met volheid van bevoegdheden de desbetreffende beslissing bekrachtigt. Het omgekeerde, zijnde ingeval België zich niet bij de consensus zou hebben aangesloten, zou een ander geval zijn geweest. Hier bevinden wij ons echter in het verlengde van een bestaande politiek.

 

Uiteraard dienen wel de financiën- en begrotingsregels te worden gerespecteerd, wat impliceert dat de begrotingswetten van de komende jaren desgevallend aan de beslissing in kwestie moeten worden aangepast.

 

De landen die momenteel over raketafweercapaciteiten beschikken – niet alleen de Verenigde Staten maar ook Europese bondgenoten, zoals Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Spanje, Italië en Nederland –, hebben bedoelde capaciteiten de voorbije jaren getest in simulaties en in operaties. Op voormelde basis heeft de NAVO de haalbaarheid van het project bevestigd.

 

De ontwikkeling van het NAVO-raketafweersysteem geschiedt over de periode 2014-2020 in twee fasen. In een eerste fase wordt de bestaande NAVO-raketafweercapaciteit geüpgraded, teneinde ook in de atmosfeer inkomende projectielen te kunnen onderscheppen. In een tweede fase wordt een raketafweersysteem opgericht dat het grondgebied van Europa kan beschermen.

 

De financiering van het NAVO-raketafweersysteem zal via het NAVO-gemeenschappelijk militair budget geschieden. In België draagt, zoals u weet, het ministerie voor Landsverdediging aan bedoeld budget bij.

 

Voor het antwoord op uw vraag onder punt 7 moet ik eveneens naar de minister van Landsverdediging verwijzen, net zoals voor uw vragen onder punt 8 en punt 9.

 

31.04  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het blijft raar dat aan een bondgenootschap kan worden meegedaan, maar dat tijdens een periode van lopende zaken niet kan worden beslist niet mee te doen. De partners binnen de Europese Unie beslissen in dergelijk geval dus wat het standpunt van België is.

 

Ik dank u niettemin voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

32 Vraag van mevrouw Eva Brems aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de vervolging van Falun Gongbeoefenaars in China" (nr. 1238)

32 Question de Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la persécution en Chine des adeptes de Falung Gong" (n° 1238)

 

32.01  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, de vervolging van Falun Gongbeoefenaars in China is u zeker bekend. Dat is nu al twaalf jaar aan de gang. Volgens verschillende bronnen is die recent ook geïntensiveerd. Ik ga er van uit dat dit onze blijvende aandacht verdient.

 

Verschillende documenten die lijken uit te gaan van de hoogste echelons van de Chinese communistische partij spreken over een driejarige campagne om Falun Gongbeoefenaars onvrijwillig te transformeren. Ik ontvang zelf die informatie bijvoorbeeld via de mensen van het Falun Dafa-informatiecentrum. Zij zeggen dat er steeds meer meldingen zijn dat groepen beoefenaars naar brainwashingcentra worden overgebracht. Bovendien komen er dan ook nog eens verhalen naar buiten waarbij beoefenaars kort nadien werden vermoord.

 

Dit wordt internationaal ernstig genomen, bijvoorbeeld door het Amerikaanse Congres dat in maart van dit jaar nog met een meerderheid van 412 tegen 1 een resolutie aannam waarin het de Chinese autoriteiten opriep om de vervolging van Falun Gong stop te zetten. In de Verenigde Naties heeft Heiner Bielefeldt, de VN-rapporteur voor godsdienstvrijheid, op 21 oktober van dit jaar op de Algemene Vergadering van de VN de stigmatisering van Falun Gong aangeklaagd.

 

Er wordt gezegd dat op diezelfde bijeenkomst de Chinese delegatie heel geïrriteerd zou hebben gereageerd en zelfs het standpunt van de Volksrepubliek zou hebben herhaald, namelijk dat het gerechtvaardigd zou zijn om Falun Gongbeoefenaars uit te roeien. Als dat waar is, zou het heel straf zijn. Ik hoop dus dat het niet waar is dat ze dergelijke zaken in een VN-context openlijk vertellen.

 

Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat de vertegenwoordigers van de Chinese Volksrepubliek bijvoorbeeld ter gelegenheid van het rapport van professor Bielefeldt, maar eventueel ook op een ander moment, gesteld hebben dat het gerechtvaardigd is om Falun Gongbeoefenaars uit te roeien?

 

Bent u op de hoogte van die driejarige campagne tegen Falun Gongbeoefenaars?

 

Welke initiatieven neemt ons land om druk uit te oefenen op de Chinese autoriteiten om de onderdrukking van, en dus het eventuele vermoorden van, Falun Gongbeoefenaars stop te zetten?

 

32.02 Minister Steven Vanackere: De beknoptheid van mijn antwoord zal u misschien ontgoochelen, mevrouw Brems, maar ik wil echt niet dat u dat beschouwt als een gebrek aan belangstelling voor het onderwerp dat u aankaart. Respect voor de mensenrechten en niet het minst de aangelegenheid die u aanhaalt draagt onze belangstelling weg.

 

Ik beschik niet over de informatie die zou bevestigen dat Chinese vertegenwoordigers in New York hebben verklaard dat het gerechtvaardigd is om Falun Gong-aanhangers uit te roeien. Ik heb geen bevestiging kunnen vinden van deze verklaring. Ik vond ook geen verdere informatie over een eventuele nieuwe campagne die men de komende drie jaar tegen Falun Gong-aanhangers zou ontwikkelen.

 

Ik kan alleen bevestigen dat de EU in het kader van de mensenrechtendialoog met China veel inspanningen levert ter verdediging van de rechten van etnische en religieuze minderheden.

 

Omdat het zo beknopt is en omdat het de laatste opmerking van de laatste vraag is wil ik er nog een element aan toevoegen. Een van de aspecten van de relatie met China is door mijn Finse collega terecht omschreven als dignified diplomacy. Hij zegt: het kan niet dat EU-lidstaten de aangelegenheden rond mensenrechten doorverwijzen naar het EU-niveau en vervolgens in hun bilaterale contacten met bepaalde staten een aantal voor de lidstaat interessante economische of commerciële thema’s aankaarten.

 

Alexander Stubb, de Finse minister van Buitenlandse Zaken, heeft er terecht op gewezen dat het geen dignified diplomacy is. Ik wil dat alvast onderschrijven.

 

32.03  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Als wij het hebben over religieuze minderheden dan ontstaat soms de verkeerde indruk dat het om heel kleine groepen gaat. In China gaat het meteen om miljoenen mensen. Ik vond het belangrijk om dat punt onder de aandacht te brengen, maar ik ben tevreden met uw antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Avant de libérer le ministre, je voudrais indiquer que la question n° 1221 de Mme Lalieux sera transformée en question écrite. Monsieur le ministre, on apprécierait que vous nous transmettiez votre réponse que nous lui transmettrons en votre nom.

 

La question n° 930 de M. Jadot est transformée en question écrite.

 

En revanche, les deux questions nos 982 et 1173 de M. Luykx sont reportées à une réunion ultérieure. Il en va de même pour la question n° 1061 de M. Ducarme. Ils ont en effet explicitement demandé le report de leurs questions, ce qui est leur droit.

 

La réunion publique de commission est levée à 16.54 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.54 uur.