Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

du

 

Mercredi 24 novembre 2010

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Woensdag 24 november 2010

 

Namiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.24 uur en voorgezeten door de heer Ben Weyts.

La séance est ouverte à 14.24 heures et présidée par M. Ben Weyts.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, over "verkeersboetes door niet-gehomologeerde camera's" (nr. 833)

01 Question de M. Peter Logghe au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, sur "les amendes pécuniaires pour des excès de vitesse enregistrés par des caméras non homologuées" (n° 833)

 

01.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het gaat over een oud zeer dat blijkbaar maar niet opgelost raakt. Volgens de bestaande Belgische wetgeving moeten instrumenten voor repressief gebruik, zoals bijvoorbeeld radars en andere onbemande toestellen, voor de meting van snelheidsovertredingen in elk geval de juistheid van de metingen kunnen garanderen. Daartoe moeten snelheidsmeters aan een groot aantal proeven onderworpen worden. Het model moet een goedkeuring van de dienst Metrologie krijgen en elk instrument van dat model moet, voor het in gebruik wordt genomen, worden geijkt en om de twee jaar herijkt.

 

Nochtans krijg ik berichten binnen van burgers die geflitst werden door camera's die niet gehomologeerd of niet geijkt werden door de FOD Economie, dienst Metrologie.

 

Bevestigt u het bericht dat nog steeds niet-geijkte toestellen worden gebruikt? Waar ligt het probleem? Over hoeveel toestellen gaat het?

 

Het belangrijkste deel van de vraag, wat is de juridische status van geregistreerde snelheidsovertredingen door niet-geijkte toestellen?

 

Wanneer worden de nog niet-geijkte toestellen eindelijk geijkt? Over welke termijn gaat het hier? Wat gebeurt er ondertussen met de boetes?

 

01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, ik kan u bevestigen dat alle snelheidsradars in gebruik bij de federale wegpolitie werden gehomologeerd en periodiek worden herijkt door de dienst Metrologie van het departement Economie.

 

Voor de 196 lokale politiezones heb ik geen weet van de aanwezigheid van niet-gehomologeerde of niet-geijkte snelheidsradars. Ik heb daarvan gewoon geen weet.

 

In het verleden was er een zekere achterstand bij de dienst Metrologie in verband met de ijking van de flitspalen van het Vlaams Gewest, maar volgens de informatie in bezit werd die achterstand ondertussen weggewerkt. Voor verdere details verwijs ik naar de bevoegde collega.

 

In elk proces-verbaal van vaststelling van snelheidsovertreding met behulp van een camera maakt de politie melding van het nummer van het proces-verbaal van ijking, anders is de vaststelling van de snelheidsovertreding betwistbaar en heeft het proces-verbaal dus geen wettelijke bewijskracht.

 

01.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u zegt dat u geen weet hebt van niet-geijkte toestellen. Ik wil u toch even confronteren met een beslissing van de vrederechter van Bergen. Pas op, het ging over een jongeman, een twintiger die geflitst werd tegen een snelheid van 213 kilometer per uur, alstublieft, die dat ook toegegeven heeft. Blijkbaar heeft de rechter vastgesteld dat het ging over een niet-geijkt toestel en heeft hij de man vrijgesproken.

 

Ik wil maar zeggen dat het probleem niet van de baan is. U kunt wel zeggen dat u geen weet hebt van toestellen die niet geijkt zijn. Ik zeg u dat er zijn, ik weet niet hoeveel, die niet geijkt zijn. Wat zal de burgers tegenhouden, na publicatie van dergelijke beslissing van de vrederechter in Bergen als hij met een strenge sanctie wordt geconfronteerd om ook naar de rechtbank te stappen en op basis van dezelfde argumentatie te vragen dat de boete wordt geschrapt? Ik vraag mij af waar wij naartoe gaan, mevrouw de minister.

 

Ik zal u hierover blijven ondervragen. Het kan niet dat dit blijft aanslepen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Questions jointes de

- Mme Valérie De Bue à la ministre de l'Intérieur sur "les inondations" (n° 1035)

- M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "le Fonds des Calamités et les inondations du mois de novembre" (n° 1093)

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Valérie De Bue aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de overstromingen" (nr. 1035)

- de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het Rampenfonds en de overstromingen van november" (nr. 1093)

 

De voorzitter: Vraag nr. 1035 van mevrouw De Bue is ingetrokken.

 

02.01  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, de cel Rampenschade van de FOD Binnenlandse Zaken heeft blijkbaar al een raming kunnen maken van de schade die werd aangericht door de wateroverlast van de jongste weken in Oost-Vlaanderen, Henegouwen, Waals- en Vlaams-Brabant en Limburg. De schade wordt voorlopig geraamd op 180 miljoen euro. De meeste dossiers zijn natuurlijk voor de brandverzekeraars. Slechts 1 % zou door het Rampenfonds moeten worden behandeld.

 

Zoals wij ook van uw collega hebben vernomen in een vorige commissievergadering, heeft het Rampenfonds ongeveer 14 miljoen euro in kas. Op het eerste gezicht lijkt dat voldoende voor de afhandeling van de ramp. Mevrouw de minister, toch heb ik een aantal vragen.

 

Ten eerste, hoe groot werd de schade begroot die zal moeten worden gedragen door het Rampenfonds? Er wordt 1 % gezegd, maar ik ga ervan uit dat daarmee wordt bedoeld dat er bij 1 % van de dossiers een beroep op het Rampenfonds kan worden gedaan. Of zal 1 % van de totaal geschatte schadevergoeding moeten worden gedragen door het Rampenfonds?

 

Ten tweede, wanneer weten we hoeveel het Rampenfonds zal moeten bijdragen? Wanneer zullen we zicht hebben op de definitief vastgelegde schadebedragen?

 

Ten derde – dit is de belangrijkste vraag –, hoe zal het Rampenfonds de schade vergoeden? Ik meen mij te herinneren van vorige rampen dat na zes tot acht maanden burgers nog steeds telefonisch klaagden dat hun dossier maar niet geregeld geraakte. Wordt eraan gedacht om ook de ambtenaren een bevoegdheid tot regeling toe te kennen, zoals veel verzekeringsmaatschappijen dat doen voor hun makelaars of agenten? In dat geval kan men de ambtenaren de baan opsturen met het chequeboek in de hand.

 

Ten vierde, wat als de financiële middelen van het Rampenfonds uitgeput geraken? Wanneer wordt het Rampenfonds opnieuw gestijfd? Op welke manier gebeurt dat?

 

De voorzitter: Mevrouw de minister, uw antwoord is ongetwijfeld conform de antwoorden verleden week in de commissie.

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Logghe, ik heb inderdaad vorige week vrij uitgebreid geantwoord in de commissievergadering, dus ik zal niet meer herhalen wat ik toen heb gezegd.

 

Uiteraard spreek ik al mijn respect uit voor het werk van de brandweermensen en de civiele bescherming op het terrein.

 

Hoelang kan er een beroep worden gedaan op het Rampenfonds? De gouverneurs maken ramingen van schadebedragen. Als aan de criteria is beantwoord, komt het Rampenfonds tussen. Wanneer ik zeg dat men een totale schadevergoeding van 187 miljoen verwacht, dan is dat op basis van de voorspellingen van de gouverneurs. Let wel, toen ik dat cijfer doorkreeg van de gouverneurs, was de ramp jammer genoeg nog niet helemaal uitgezweet. Het was een raming.

 

Historisch gezien is 1 tot 3 % voor het Rampenfonds. Ook daarmee moeten we enorm opletten. Stel dat toevallig de beschreven ramp meer landbouwers of grote bedrijven met onverzekerbare risico’s, of personen die de schade niet kunnen betalen, heeft getroffen, dan zal het percentage natuurlijk stijgen.

 

Om een prognose te maken of het Rampenfonds toereikend is, heb ik gekeken naar het verleden. Welnu, in het fonds is er nu 14 miljoen euro beschikbaar. Als inderdaad 1 tot 3 % voor het fonds is en de ramingen van de gouverneurs dus correct zijn, dan is er voldoende geld.

 

Wanneer zal ik de precieze bedragen kennen? Dat is pas op het moment dat we alle ingediende dossiers hebben gecontroleerd. Op basis van de gemaakte prognoses kan ik een schatting maken van de te betalen vergoedingen door het Rampenfonds, maar we zijn daar niet helemaal zeker van.

 

Het Rampenfonds is enkel bevoegd voor goederen die niet als brandeenvoudig risico kunnen verzekerd worden, voor schade aan niet-binnengehaalde oogsten, voor een levende veestapel buiten het gebouw, schade aan bodemteelten en bosaanplantingen. Ook voor leefloontrekkers en het openbaar domein komt het Rampenfonds nog tussen.

 

Ik benadruk dat slachtoffers in eerste instantie naar de eigen verzekeringsmaatschappij moeten gaan. De checklist die we met de verzekeringsmaatschappijen hebben gemaakt, geeft duidelijkheid hierover.

 

Voor het Rampenfonds is er een elektronische Ministerraad, die zelfs op dit ogenblik loopt, denk ik. Die wordt rond 16 uur gesloten. Wij moesten gewoon nog wachten op budgetadvies van Financiën; daarom konden wij het punt afgelopen vrijdag niet op de agenda plaatsen.

 

Pas op het ogenblik waarop alle gouverneurs alle vergoedingsbesluiten hebben genomen, zal men weten hoeveel geldige dossiers er worden ingediend en voor hoeveel het Rampenfonds zal tussen moeten komen. De vergoedingsprocedure is ingeschreven in de wet van 12 juli 1976. Ik benadruk ook dat het Rampenfonds wordt gestijfd door voorschotten van de Schatkist, door leningen op korte termijn aangegaan door de Nationale Kas voor Rampenschade en door toelagen die, indien nodig, worden uitgetrokken op de begroting van Financiën. Wij moeten sowieso betalen. Stel dat het Rampenfonds niet voldoende geld ter beschikking heeft en de gouverneur de risico’s verkeerd heeft ingeschat, dan nog moet het Rampenfonds betalen. Voor de burger zelf maakt dat geen verschil.

 

Het fonds wordt eveneens gestijfd met schenkingen en legaten ten voordele van het fonds, de opbrengst van beleggingen van bezittingen, een gedeelte van de winst van de Nationale Loterij en een gedeelte van de opbrengst van de jaarlijkse taksen op verzekeringsverrichtingen. Aangezien de minister van Financiën ter zake bevoegd is, zal ik dus een eventuele verhoging van de middelen samen met hem moeten bekijken. Het is evident dat dat natuurlijk ook de verantwoordelijkheid van de regering zal zijn.

 

Tot slot wil ik er u op wijzen dat, zodra een schadeloosstelling is toegekend, het fonds verplicht is te betalen.

 

02.03  Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

U zult het met mij eens zijn dat het er vooral op aankomt de lange wachttermijnen te vermijden, die in het verleden schering en inslag waren bij dat soort rampen. Ik hoop dat men niet alleen extra personeel zal inzetten om alle dossiers aan te leggen, maar dat men vooral zal inzetten op personeel om de schadegevallen eventueel ter plaatse te vergoeden. Ik hoop dat men de goede raad te baat neemt waarbij men die ambtenaren een bepaalde regelingsbevoegdheid geeft. U zegt dat de Staat moet betalen. De vraag is alleen wanneer hij betaalt. Wat dat betreft, is het verleden niet al te belovend. Ik hoop dat het inderdaad snel en efficiënt kan gebeuren.

 

02.04 Minister Annemie Turtelboom: Dat is de reden waarom wij de procedure in 2006 hebben gewijzigd. In het verleden duurde het immers te lang.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Question de M. Damien Thiéry à la ministre de l'Intérieur sur "les indemnités pour prestations irrégulières dans la police" (n° 1129)

03 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de vergoedingen voor onregelmatige arbeidsprestaties bij de politie" (nr. 1129)

 

03.01  Damien Thiéry (MR): Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst en vooral alle collega’s bedanken die ermee akkoord gaan dat ik mijn vraag prioritair stel, daar ik in de commissie voor de Financiën verwacht word.

 

Madame la ministre, les indemnités octroyées au sein de la police pour des prestations irrégulières seraient devenues, selon certains chefs de corps, incontrôlables au point de devenir une sorte de frein à la promotion. Il y a trois semaines, la presse en a fait état. Dans certains cas, les indemnités complémentaires ne seraient pas octroyées comme il le faudrait.

 

Afin d'éviter que ce système d'indemnités ne mette à mal le bon fonctionnement de la police, vous avez suggéré de contourner le problème de certaines primes qualifiées d'arbitraires par une compensation fonctionnelle. Le remplacement des indemnités par quelque système que ce soit ne peut porter atteinte aux indemnités venant du statut transitoire découlant de la réforme des polices ni à celles auxquelles ont légitimement droit les policiers pour des actes exceptionnels, pénibles ou dangereux.

 

Madame la ministre, pourriez-vous me communiquer la nature exacte tant de cette compensation fonctionnelle que des primes qu'elle remplace?

 

03.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, monsieur Thiéry, je vous renvoie à ma réponse apportée en commission de l'Intérieur du 17 novembre 2010 aux questions orales conjointes de Mmes Dierick et Galant, MM. Degroote et Veys relatives au système des mandats, des allocations et indemnités accordés au sein de la police.

 

Je rappellerai l'essentiel de cette réponse. S'agissant des allocations et indemnités, le maintien d'une partie d'entre elles – telles que les primes accordées pour les prestations du week-end ou de nuit ou pour des heures supplémentaires – en parallèle avec la rémunération fonctionnelle serait conforme à la logique. Le système de rémunération fonctionnelle ne se trouve qu'en phase de projet. Il est donc prématuré de parler de son contenu et des primes qu'il pourrait remplacer.

 

03.03  Damien Thiéry (MR): Monsieur le président, je ferai une petite remarque. Imaginons que nous arrivions quand même à cette situation. À un certain moment, il faudra payer ces compensations. Nous devrons nous demander si elles le seront par les zones de police ou par le gouvernement fédéral. Ce point fera l'objet d'une autre question.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de systematische ondervraging door de politie van Oudenburg van negenjarige leerlingen" (nr. 1167)

04 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu à la ministre de l'Intérieur sur "l'interrogatoire systématique d'élèves âgés de neuf ans mené par la police d'Oudenburg" (n° 1167)

 

04.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de minister, de feiten zijn intussen goed gekend en hebben gisteren en vandaag veel aandacht gekregen. De politie van Oudenburg heeft sinds maandag laatstleden een aantal jongens en meisjes van het vierde leerjaar ondervraagd. Die jongens en meisjes zijn dus negen of worden tien in de loop van het schooljaar. Zij werden ondervraagd omdat de juf vorige week haar gsm, bankkaart en wat geld is kwijtgeraakt. De ouders werden blijkbaar pas na de ondervragingen op de hoogte gebracht, dat dan nog door hun eigen kinderen.

 

Het verloop van de ondervraging was als volgt. De kinderen werden een voor een uit de klas gehaald en door twee agenten in uniform, een man en een vrouw, gevraagd te vertellen wat zij wisten van die diefstal. De secretaresse van de school was daarbij aanwezig. Zij zou te verstaan gegeven hebben dat de agenten volgens haar eigenlijk nog wat te braaf geweest waren in hun aanpak. Sommige kinderen waren van streek naar aanleiding van die ondervraging.

 

Intussen ontkent het schoolbestuur dat het zelf die ondervragingen heeft gevraagd. Volgens de directrice heeft men er alles aan gedaan om die gesprekken niet te laten doorgaan. De politie stelt echter dat een opsporingsonderzoek hun autonome beslissing is en dat dit niet kan worden gedwarsboomd. Intussen heeft de directie in een brief aan de ouders laten weten dat de kinderen meerdere kansen hadden gekregen om de gestolen voorwerpen terug te leggen en dat de politie dan ook genoodzaakt was elk kind afzonderlijk te ondervragen.

 

Dit feit is toch wel de aanleiding om eens na te gaan hoe dat eigenlijk allemaal wettelijk geregeld is en of dat sowieso wettelijk geregeld is. Mogen dergelijke jonge kinderen van negen à tien jaar zonder verwittiging van de ouders – laat staan in aanwezigheid van de ouders – ondervraagd worden? Wat is uw reactie als minister op dit voorval? Denkt u dat een aanpassing van de wet noodzakelijk is? Welke andere maatregelen overweegt u eventueel?

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn antwoord opsplitsen in drie delen: het relaas van de feiten zoals het mij door de politiezone Kouter werd meegedeeld, het wettelijk aspect en mijn persoonlijke reactie op de feiten.

 

Wat het relaas betreft, heb ik net als u, met enige bezorgdheid in de kranten kennis genomen van het voorval. Ik heb bij de lokale politiezone Kouter een verslag opgevraagd over de wijze waarop de politie in deze zaak is opgetreden. Om toe te laten een goede inschatting te geven, geef ik het relaas weer van de feiten, zoals weergegeven in het rapport dat de politiezone Kouter mij heeft bezorgd.

 

Een lerares beweert met stellige zekerheid dat een van haar leerlingen van het vierde studiejaar in het klaslokaal haar gsm, bankkaart en 15 euro zou hebben ontvreemd. Eerst probeert zij dat in overleg met de klas op te lossen. Via een bericht in de schoolagenda worden de ouders van het voorval ingelicht. Vermits niemand van de leerlingen over de brug kwam, doet de lerares daags nadien aangifte bij de politie. Op haar beurt spreekt de politie de klas toe, in aanwezigheid van de lerares, met de vraag om de gestolen zaken terug te bezorgen. Ook dat blijft zonder gevolg. Na overleg met de schooldirectie worden de leerlingen de volgende schooldag door de politie individueel bevraagd. De korpschef bevestigt dat de contacten met de leerlingen zeer rustig zijn verlopen. Het is de wijkagent, die zeer vertrouwd is met de schoolomgeving, die de gesprekken heeft gevoerd. Het eerste klassikale contact tussen de leerlingen en de politie heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van de leerkracht. Bij individuele gesprekken waren een mannelijke en een vrouwelijke agent in uniform, uiteraard niet bewapend, alsook een personeelslid van de school aanwezig. Dat personeelslid van de school was er echter niet permanent.

 

Na de berichten in de media heeft er gisteren een overleg plaatsgevonden tussen de burgemeester, de schooldirectie en de politie en, wat later, ook tussen de directie, de politie en alle leerkrachten van de school. Uit het persbericht dat gisteren werd verspreid, na overleg met de burgemeester en de schooldirectie, blijkt dat iedereen zich schaart achter het optreden van de politie en dat het pedagogisch uitgangspunt was dat men de diefstal niet zomaar zonder gevolg wou laten. De korpschef heeft mij voorts meegedeeld dat de procureur des Konings te Brugge de handelwijze van de lokale politie Kouter ondersteunt. Vandaag is er overleg gepland met de ouders die dat wensen. De korpschef wacht voor het overige de richtlijn van het parket af. Dat is het feitelijke relaas.

 

Wat is het wettelijke aspect? Wettelijk bestaat er geen bepaling die expliciet het verhoren van negenjarige kinderen verbiedt. Wel wordt in verschillende wetteksten de leeftijd van 12 jaar gehanteerd als de grens waarop kinderen over het oordeel des onderscheids, over wat goed en kwaad is, kunnen beschikken. Het verhoor van een negenjarig kind moet vanuit die logica natuurlijk met de grootst mogelijke omzichtigheid worden gevoerd en geïnterpreteerd.

 

Ik kan melden dat er ter zake richtlijnen bestaan, namelijk de omzendbrief PLP 41, over een politioneel aanspreekpunt voor de scholen, aangevuld met een recente krijtlijnennota. Die teksten geven informatie en tips voor optredens in schoolmiddens. Heel wat zones, waaronder Kouter, hebben nu een vast aanspreekpunt en hebben zelfs protocols afgesloten met diverse scholen over onderlinge samenwerking en optreden. Het Kinderrechtencommissariaat zegt overtuigd te zijn van het belang van dergelijke aanspreekpunten, partnerschappen en netwerken. Dat is het wettelijke aspect.

 

Ook al is het duidelijk dat er wettelijk gezien geen probleem is en dat er niets mis was met de interventie en dat het politieoptreden duidelijk paste binnen een bredere samenwerking met de school, neemt dat niet weg dat het voor een kind heel indrukwekkend en bedreigend kan overkomen. Dat moet men zoveel mogelijk proberen te vermijden. Dat zijn kinderen van negen jaar. Ik heb een dochter van acht, bijna negen jaar. Ik kan mij inbeelden welke impact dit zal hebben.

 

Ik ben ervan overtuigd dat de aanpak van zo een voorval in de toekomst anders moet. Ik sluit mij aan bij de Kinderrechtencommissaris die zegt dat afspraken met scholen in het raam van de omzendbrief moeten worden herbekeken. Dat zal ik ook doen. Die betreffende omzendbrief zullen wij terug voorleggen. Zo moeten we nadenken over hoe de politie bij crisissituaties tussenbeide komt, wanneer de ouders worden verwittigd, hoe de verhoren worden afgenomen, et cetera, waarbij we die grens van twaalf jaar in het achterhoofd houden.

 

Ik stel voor om de Vaste Commissie van de Lokale Politie te vragen deze richtlijn te onderzoeken en concrete voorstellen over deze uitzonderlijke situatie te formuleren. Ik benadruk dat het gelukkig geen schering en inslag is. De school geeft ook aan dat zij dit als enige mogelijke oplossing voor dat probleem ziet.

 

Wij moeten meer tijd nemen om ten volle na te gaan op welke manier wij zo een probleem kunnen oplossen alvorens de politie te contacteren. Als de politie wordt gecontacteerd, moet het zo goed mogelijk worden georganiseerd voor de kinderen en er moet worden nagegaan op welke manier de ouders actiever kunnen worden betrokken. Als een school alleen een politioneel optreden als mogelijkheid ziet dan mag men dat zeker niet uitsluiten, maar het moet maximaal worden omkaderd. Vandaar de piste van de omzendbrief waarbij ik de lokale politie vraag om die te herbekijken, rekening houdend met het belang van het kind en deze uitzonderlijke situatie.

 

Hier is werk aan de winkel.

 

04.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dank u voor uw drieledig antwoord. Toch graag nog een korte repliek.

 

Als een van die kinderen inderdaad de dief is, is dat zeer verwerpelijk en moet het vanuit opvoedkundig perspectief worden aangepakt. Vandaag is daarvan nog geen bewijs en kan het nog altijd iemand anders zijn.

 

Tweede punt, u zegt dat er wettelijk niets is geregeld. De politie mag kinderen van die leeftijd ondervragen. Ik leg toch eens de link tussen ondervraging door de politie en het horen van kinderen bij Justitie. Daar is wel al een en ander geregeld, maar nog niet zoals het zou moeten. Vandaag worden kinderen vanaf 12 jaar – leeftijd waarnaar ook u hebt verwezen – gehoord door de jeugdrechter als het een zaak is die hen aanbelangt. Jongere kinderen worden in principe niet gehoord. Ook andere rechters – vrederechter, kortgedingrechter – mogen maar moeten niet horen. Ook bij Justitie is er nog heel wat te verbeteren, maar daar is toch al een eerste wettelijke regeling.

 

U zegt dat er bij de politie niets wettelijk is geregeld. Ik denk dan ook dat wij hier in het Parlement de oefening eens moeten maken en moeten overwegen of daar geen aanpassing kan worden doorgevoerd of een regeling in het leven kan worden geroepen.

 

Een derde punt, het evalueren van die omzendbrief. Dit is een zeer goede piste want hier is gebleken dat de politiezone en de school zich hebben ingeschreven op die omzendbrief. Blijkbaar hebben zij de instrumenten, die de omzendbrief aanreikt, niet gebruikt.

 

Ik dank u voor uw antwoord en ik ondersteun ook de piste die u aangeeft, maar ik denk dat er hier in het Parlement ook nog werk aan de winkel is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aanwending van de extra middelen voor de brandweerzones" (nr. 1052)

05 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "l'affectation de moyens supplémentaires aux zones de services d'incendie" (n° 1052)

 

05.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, bij de jongste begrotingscontrole werd er in extra middelen voorzien voor de uitvoering van de brandweerhervorming, meer bepaald voor de nieuw op te richten hulpverleningszones. Ondertussen zijn er overeenkomsten gesloten met een aantal gemeenten die nu de trekker zullen zijn in die zone om de middelen te verdelen.

 

Het is voor iedereen heel belangrijk dat de schaarse middelen die er zijn zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Vorig jaar werden er door de zones inventarissen opgemaakt en werd er werk gemaakt van risicoanalyses. Dit alles moet voor een duidelijker beeld zorgen over de specifieke noden binnen elke zone en over waar precies geïnvesteerd moet worden om het hoofd te kunnen bieden aan de vastgestelde tekorten of probleempunten.

 

Ik heb hierover een aantal vragen.

 

Ten eerste, op welke manier houdt Binnenlandse Zaken er toezicht op dat de middelen die ter beschikking werden gesteld inderdaad worden aangewend aan de hand van de opgemaakte inventaris? Met andere woorden, worden de middelen gebruikt om de vastgestelde tekorten of mankementen aan te pakken?

 

Ten tweede, op welke manier houdt Binnenlandse Zaken er toezicht op dat de middelen niet contraproductief worden gebruikt via eerder genomen beslissingen inzake uniformisering. Het zou bijvoorbeeld niet verstandig zijn nu te investeren in dispatchingapparatuur die niet comform ASTRID of de CAD-technologie is.

 

Ten derde, waarom gebruikt men geen centraal gestuurde aankopen, bijvoorbeeld door Binnenlandse Zaken, waarop de zones kunnen inschrijven?

 

05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega, de hervorming van de brandweer blijft één van mijn prioriteiten. Gezien het aanzienlijke budget dat ik in de wacht gesleept heb voor het project van de operationele prezones, is het voor mij dan ook cruciaal dat dit budget efficiënt wordt aangewend.

 

Heel wat besprekingen gingen vooraf aan de ondertekening van de OPZ-overeenkomsten. Hiervoor greep mijn administratie systematisch terug naar de door de taskforces opgemaakte inventarissen om te garanderen dat er niet lukraak werd geïnvesteerd, maar wel degelijk met het oog op de specifieke tekorten in elke zone.

 

Zo werd bijvoorbeeld aan de hand van de inventaris van het materiaal gecontroleerd of de aankoop van een autopomp verantwoord was door een tekort in de betreffende zones. Het spreekt voor zich dat de besteding van de toegekende budgetten nauw wordt gevolgd. De uitgaven zullen worden gecontroleerd door voorlegging van verantwoordingsstukken en betalingsbewijzen, zoals facturen en bestelbons.

 

De OPZ-overeenkomsten voorzien dan ook in een controlesysteem waarbij de vooropgestelde acties worden gekoppeld aan indicatoren. Veel voorkomende indicatoren zijn onder meer de aanstelling van de verschillende coördinatoren, het opmaken van projectplannen, evaluatierapporten, aankoopplannen en opleidingsplannen, de organisatie van sensibilisatie- en communicatiecampagnes, van opleiding en het sluiten van overeenkomsten.

 

De initiatieven die door de verscheidene prezones werden voorgesteld, zijn in geen geval contraproductief voor het optimaliseren van de werking van de brandweer, noch voor het vergroten van de veiligheid van de burgers en de hulpverleners.

 

Aangezien elke prezone op korte termijn een dossier moet indienen, is het mogelijk dat men in deze fase nog verschillende snelheden kan vaststellen over het hele grondgebied.

 

Een en ander moet stapsgewijs worden bereikt, zonder dat men verschillende prezones in hun vrijheid tot het nemen van eigen initiatieven beperkt.

 

Wij blijven echter in samenwerking met alle partners op het terrein naar uniformisering streven. Voor een aantal acties werd de verplichte vermelding opgenomen dat bij hun realisatie de door de FOD beschikbaar gestelde lijsten zullen worden gerespecteerd. De minimumnormen per type interventie en de lijst voor de individuele beschermingsuitrusting waken er met andere woorden over dat elke zone in dezelfde richting evolueert.

 

In antwoord op uw laatste vraag kan ik u mededelen dat de verschillende OPZ’s wel degelijk de kans hebben gehad via de geglobaliseerde aankoop het nodige materiaal aan te kopen.

 

05.03  Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.

 

Wij delen dezelfde bezorgdheid, met name dat de schaarse middelen efficiënt worden aangewend. U hebt hier een aantal voorbeelden gegeven van de manier waarop bedoelde aanwending wordt gecontroleerd, wat ons alleen maar gunstig kan stemmen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, gelet op de afwezigheid van de andere vraagstellers sluit ik onze vergadering.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 14.55 uur.

La réunion publique de commission est levée à 14.55 heures.