Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du Mercredi 24 novembre 2010 Matin ______ |
van Woensdag 24 november 2010 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.20 uur en voorgezeten door de heer Ben Weyts.
La séance est ouverte à 10.20 heures et présidée par M. Ben Weyts.
De voorzitter: Collega's, met uw toestemming open ik de vergadering niet met de geplande prioritaire vraag van mevrouw Galant, want haar vraag is dermate prioritair dat ze nog niet aanwezig is.
- de heer Siegfried Bracke aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de uitblijvende benoemingen van ambtenaren van niveau A door het in 'lopende zaken' zijn van de regering" (nr. 592)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de uitblijvende benoemingen van federale ambtenaren in topfuncties en functies van niveau A" (nr. 604)
- M. Siegfried Bracke à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "les nominations de fonctionnaires de niveau A en suspens, le gouvernement étant en affaires courantes" (n° 592)
- Mme Annick Ponthier à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "les nominations en suspens de hauts fonctionnaires et de fonctionnaires de niveau A à l'échelon fédéral" (n° 604)
01.01 Siegfried Bracke (N-VA): Mevrouw de minister, mijn mondelinge vraag spruit voort uit een aantal artikelen waarin te lezen stond dat bepaalde benoemingsdossiers van ambtenaren van niveau A nog wachten op de koninklijke stempel om de betrokkenen effectief te benoemen. Het probleem is natuurlijk niet die stempel op zich, maar de geldelijke verloning die eraan vast hangt. Door een formaliteit krijgen deze mensen niet wat hun toekomt. Dat is, daar zult u het mee eens zijn, niet rechtvaardig jegens de betrokkenen.
De uitleg die in de krantenartikels werd gegeven, was dat een regering in lopende zaken nu eenmaal beperkt is in haar handelen. Dat is de logica zelve. Het lijkt mij vrij normaal dat een regering in lopende zaken geen echte topbenoemingen doet, noch dat zij promoties uitdeelt waar mensen geen recht op hebben. Toch mag men ook niet alles over dezelfde kam scheren.
Er stond ook te lezen – en dat is dan de andere kant van de medaille – dat bij de FOD Financiën 103 benoemingdossiers al veel langer aanslepen. Dat blijkt ook te kloppen. Die ambtenaren in kwestie zouden drie dagen voor de verkiezingen van juni ad interim aangesteld zijn. Dat is een toch wat vreemde manier van doen.
Ik heb voor u een aantal vragen. Ten eerste, klopt het of klopt het niet? Zijn er ambtenaren die op een, volgens mij door niemand omstreden, benoeming moeten wachten doordat de regering in lopende zaken is? Meent u niet dat een minder strikte interpretatie van het begrip “lopende zaken” in dit verband die mensen kan helpen?
Ten tweede, als die strikte interpretatie wordt gehanteerd – gisteren had ik een vraag aan uw collega van Justitie, en die betreurde ook dat de interpretatie zo strikt is – op basis van welke wetgeving komt zoiets tot stand?
Ten derde, hoe zit het nu met die mensen, die in mijn ogen recht hebben op hun benoeming, maar ze om zeer strikte formele redenen niet krijgen? Daar zijn loonconsequenties aan verbonden en naar ik vermoed ook consequenties voor hun loopbaan.
Wat het bericht over de FOD Financiën betreft, klopt het dat die benoemingen daar zijn gebeurd? Is dat in nog andere administraties ook gebeurd?
01.02 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal de inleiding niet herhalen. U weet naar aanleiding van welke artikels wij deze vraag stellen. Naar verluidt wachten honderden gepromoveerde ambtenaren ongeduldig op een koninklijk besluit of een koninklijke handtekening onder hun promotieaanvraag of -bevestiging.
Ik heb voor u de volgende vragen.
Ten eerste, kunt u bevestigen dat de Koning van dit land onder een regering van lopende zaken geen koninklijke besluiten mag ondertekenen? Hoe en waar wordt dit bepaald? Wat is eventueel uw mening hieromtrent?
Ten tweede, kunt u een overzicht geven, eventueel schriftelijk, van het aantal topambtenaren dat momenteel schade ondervindt, omdat zij wel gepromoveerd werden maar niet benoemd kunnen worden? Ik zou graag ook een opsplitsing krijgen per FOD of openbare dienst waartoe zij behoren.
Ten derde, en deze vraag is ook heel belangrijk voor de betrokken personen, zal de administratieve en de financiële situatie van betrokken ambtenaren later worden rechtgetrokken? Ik heb vernomen dat dit geen verplichting is. Ik weet niet wat hieromtrent de intenties van het beleid zijn. Kunt u daarover wat meer informatie geven?
01.03 Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, voor ik ten gronde antwoord, wil ik eerst algemeen stellen dat het beperken van de bevoegdheden van een regering in lopende zaken niet alleen met interpretaties te maken heeft, maar dat het uiteraard ook een principiële keuze is. Men neemt die principiële keuze omdat men eigenlijk zegt dat dit een tijdelijke situatie is die men zo tijdelijk mogelijk wenst te houden. Vandaar blijft een nieuwe regering het uitgangspunt. Het is dus niet alleen een keuze die te maken heeft met een wettelijke interpretatie, waartoe ik onmiddellijk kom, maar ook met een principiële keuze. Een regering van lopende zaken hanteert haar bevoegdheden liefst zo strikt mogelijk, omdat men anders natuurlijk altijd maar de lopende zaken uitbreidt, wat volgens ons niet de juiste richting is.
Om op uw vragen te antwoorden, de beperking van de bevoegdheden van de regering tijdens lopende zaken is een grondwettelijke gewoonte en kadert in het continuïteitsbeginsel, alsook in het beginsel van de ministeriële verantwoordelijkheid en de parlementaire controle. De Raad van State, afdeling bestuurrechtspraak, oefent controle uit op de besluiten wat betreft de lopende zaken. Ook de hoven en rechtbanken kunnen met toepassing van artikel 159 van de Grondwet een besluit buiten toepassing laten wanneer dit niet past binnen de lopende zaken. Het is dan ook aangewezen dat de uitvoerende macht met de nodige terughoudendheid regelgevend optreedt.
De problematiek van het uitblijven van de benoemingen en de bevorderingen dient dan ook in deze context te worden bekeken. Concreet blijft het staatshoofd de benoemingsbesluiten die onder zijn bevoegdheid vallen ondertekenen, te weten die van de ambtenaren van niveau A1 en A2. Sedert de dag waarop de regering ontslag nam ondertekent het staatshoofd echter niet langer de bevorderingsbesluiten vanaf A2 en de benoemingsbesluiten vanaf niveau A3 en hoger en de aanstellingsbesluiten van managers en houders van een staffunctie. Deze praktijk is volkomen in overeenstemming met de traditie en de omzendbrief van 26 april 2010 betreffende lopende zaken.
Er zijn bovendien verschillende alternatieven voorhanden die het mogelijk maken om tijdens de periode van lopende zaken te voorzien in de continuïteit, zoals bijvoorbeeld door de tijdelijke toewijzing van een hogere functie of een tijdelijke verlenging van mandaten, om een paar voorbeelden te noemen. In de praktijk, ten opzichte van de situatie, zijn er voor de functie zelf en de manier waarop er gehandeld wordt oplossingen mogelijk.
Mijn administratie heeft op mijn verzoek een onderzoek verricht naar de problematiek van de benoemingen en de bevorderingen tijdens lopende zaken in de rechtspraak van de Raad van State. Dit onderzoek heeft geen enkel geval aan het licht gebracht van vernietiging van een benoeming of een bevordering met als reden dat de beslissing getroffen zou zijn tijdens lopende zaken.
Deze rechtspraak had evenwel geen betrekking op bevorderingen op het niveau hoger dan A2 of de aanstelling van houders van een management- of een staffunctie. In tien beroepen tegen de benoemingen tijdens een periode van lopende zaken die hem werden voorgelegd, heeft de Raad van State een arrest tot verwerping uitgesproken. Volgens mijn administratie vermeldt de leer geen enkel vernietigingsarrest met als grond lopende zaken. Globaal genomen heeft de Raad van State in de motivering van de verwerpingarresten vermeld dat het zaken betrof die geen belangrijke beleidsproblemen opwerpen, die behandeld werden volgens de gebruikelijke procedure en binnen de normale termijnen. Dit is des te meer het geval wanneer de beslissing het resultaat van een procedure is die op regelmatige wijze werd aangevat voor de kritieke periode en zonder ongebruikelijke spoed werd voortgezet.
Uit deze rechtspraak kan worden afgeleid dat de huidige toets zoals deze bestaat in de circulaire lopende zaken overeenstemt met de controle die wordt uitgevoerd door de Raad van State. Bovendien voorziet de circulaire ook steeds in de mogelijkheid van een uitzondering ingeval van hoogdringendheid en om de belangen van de Staat te vrijwaren. Maar dat is dus een uitzonderingsprincipe.
Volgens een kort onderzoek dat de FOD P&O bij de FOD’s en parastatalen heeft uitgevoerd zijn er inderdaad 121 bevorderingen in A2, A3 en A4 die nog niet afgehandeld zijn. Hieraan dient men ook nog eens 12 benoemingen van houders van managementfuncties toe te voegen. Deze totalen hernemen bijna alle FOD’s en parastatalen, met uitzondering van de FOD Financiën en het Federaal Wetenschapsbeleid.
Bij de FOD Financiën zijn 103 bevorderingen nog niet afgehandeld, alsook drie benoemingen voor managers. 320 bevorderingsdossiers zijn in voorbereiding, alsook vijf dossiers van benoemingen voor managers bij de FOD Financiën.
Bij het Federaal Wetenschapsbeleid zijn acht bevorderingen en twee benoemingen voor managers nog niet afgehandeld.
Ook bij de FOD Buitenlandse Zaken zijn er 20 bevorderingen in klasse 1 en klasse 2 waarop men wacht.
Voor de bevorderingen van statutaire personeelsleden bestaat de mogelijkheid om een retroactief karakter te geven aan de bevorderingen. Dat is dus niet onbelangrijk. Dit kan voor personeelsleden die reeds een aantal verantwoordelijkheden verbonden met hun nieuwe functie uitoefenen en hun bevorderingsprocedure vertraagt zagen door externe oorzaken. In dit geval ondervinden de personeelsleden eigenlijk geen nadeel.
Het voorgaande is alvast de praktijk bij de FOD Personeel en Organisatie en behoort tot de autonomie van iedere FOD.
De benoeming van managers verloopt geheel anders. Het is uiteraard onmogelijk een manager te verlonen voor diensten die hij nog niet heeft geleverd.
Ik ben niet op de hoogte van een eventuele ad-interimaanstelling of -benoeming drie dagen voor 13 juni 2010 bij de FOD Financiën. De vraag dient overigens te worden gesteld aan de collega-vice-eerste minister belast met Financiën, die ter zake de verantwoordelijkheid draagt.
Samengevat is het belangrijk dat er een eenduidige regeling is, wat ook de principiële stelling is die is ingenomen. Belangrijk is dat er in de praktijk normaal gezien weinig problemen mogen rijzen. Er bestaan immers allerlei manieren om mensen de functie te laten uitoefenen, zoals tijdelijke verlengingen en ad interims.
In principe zal het grootste deel van de betrokkenen geen verlies lijden, omdat ter zake retroactief kan worden tussengekomen. Ik dien er evenwel aan toe te voegen dat zulks de verantwoordelijkheid van iedere FOD zelf is. Ik meen mij echter te herinneren dat in het verleden telkenmale op voornoemde manier de zaak is afgehandeld. Ik heb geen bevoegdheid om een dergelijke tussenkomst te maken. Ik kan dat enkel doen voor mijn eigen FOD Personeel en Organisatie. De andere FOD’s moeten ter zake zelf een principiële stelling innemen.
Het voorgaande is samengevat de houding die de huidige regering in lopende zaken ter zake ook in de toekomst zal aannemen.
01.04 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik probeer heel goed te luisteren en uw antwoord samen te vatten.
De samenvatting is dat er eigenlijk geen enkel probleem is in de praktijk, in de zin dat mensen iets niet krijgen of dreigen te krijgen waarop zij eigenlijk recht hebben.
01.05 Minister Inge Vervotte: Er bestaat een mogelijkheid dat mensen die een functie hadden – waarvoor zij door externe oorzaken, zoals bijvoorbeeld een regering in lopende zaken, echter nog niet de gepaste verloning krijgen – alsnog voornoemde verloning retroactief kunnen krijgen. Een en ander vergt echter een beslissing van de FOD waaronder de betrokkene ressorteert. De beslissing gebeurt dus niet door de minister van Ambtenarenzaken.
01.06 Siegfried Bracke (N-VA): Ik stel mijn vraag anders.
Het klopt dus dat een aantal mensen op dit moment nog niet krijgen waarop zij recht hebben. Zij zouden genoemd recht eventueel kunnen krijgen, wanneer, in algemene termen, aldus wordt beslist.
Het voorgaande impliceert enige willekeur. Bij de ene dienst zal wel aldus worden beslist en bij de andere niet.
01.07 Minister Inge Vervotte: De praktijk in het verleden heeft dat niet aangetoond. U moet begrijpen dat ik niet kan beslissen voor de nieuwe regering. In principe is het de gewoonte in het korps, en ik kan mij moeilijk inbeelden dat een verantwoordelijke FOD dat niet zou beslissen, dat het de autonomie van de FOD blijft om dat te doen.
01.08 Siegfried Bracke (N-VA): Dank u.
01.09 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, u stelt dat het in hoofdzaak een principiële keuze is van de regering in lopende zaken. Ik begrijp dat.
U zegt ook dat er geen uitbreiding aan de orde is. Mijn vraag is hoe strikt dit wordt toegepast. U stelt dat er wel verlengingen kunnen worden doorgevoerd. Op 12 oktober 2010, nog niet zo lang geleden, werd een koninklijk besluit ondertekend waarbij het mandaat van Jozef De Witte als directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding voor een periode van zes maanden werd verlengd.
In dat koninklijk besluit staat duidelijk vermeld dat het de taak van een regering in lopende zaken is om beslissingen te nemen die de continuïteit van de openbare dienst verzekeren. U zegt dat ook. Ik vraag mij af waar het verschil zit, als men ziet hoe groot de noodzaak is om een efficiënte leiding te hebben bij een dienst als bijvoorbeeld Fedasil. Ik noem er slechts een. Wie beslist welke verlengingen wel worden ondertekend en welke niet? Waar ligt daar de lijn?
01.10 Minister Inge Vervotte: Ik heb daarnet al gezegd wat het Staatshoofd ondertekent en wat niet. Dat is heel duidelijk. Er is geen willekeur wat dat betreft.
Ik heb ook gezegd dat er situaties zijn waarin een hoogdringendheid is om de belangen van de Staat te vrijwaren. Het dossier waarnaar u verwijst, hanteert de volgende argumentatie. De titularis was al eerder benoemd in de functie, wat vaak het verschil uitmaakt. De termijn waarvoor de benoeming gebeurde, is verstreken of staat op het punt te verstrijken.
Het betreft een verlenging. De verlenging is beperkt in de tijd. De verlenging werd goedgekeurd door de geëigende interne organen van de organisatie. De verlenging is noodzakelijk om continuïteit in het beheer te kunnen waarborgen.
Er wordt telkens gekeken in welke mate het gaat om een verlenging of een nieuwe aanduiding. Daarin zit het verschil in appreciatie dat wordt gehanteerd.
In principe is het de lijn van deze regering om zo weinig mogelijk benoemingen te doen, om daar het continuïteitsprincipe te hanteren. Wanneer dit een probleem is, kan het dossier naar de regering worden gebracht, maar ook dan moet worden gekeken in welke mate de Koning bereid is dat te ondertekenen. De Koning hanteert daarin een strikte houding.
01.11 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, het zal wel aan mijn aangeboren achterdocht liggen dat ik vermoed dat er andere belangen kunnen meespelen in dergelijke beslissingen, maar ik neem voorlopig akte van het antwoord van de minister.
01.12 Minister Inge Vervotte: Hoe strikter het wordt toegepast, hoe minder uw argumentatie geldt. Hoe meer uitbreidingen er zijn, hoe meer interpretatie mogelijk is. Dat is een van de redenen waarom wij echt zo strikt mogelijk en uit principe geen benoemingen doen. Hoe meer mogelijkheden wij creëren, hoe meer willekeur of interpretatie mogelijk is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Gelet op de afwezigheid van mevrouw Galant voor het stellen van haar prioritaire vraag nr. 270 en gelet op het feit dat de vraag nr. 713 van de heer Vandeput werd uitgesteld, wordt deze vergadering geschorst.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 10.38 uur tot 11.07 uur.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 10.38 heures à 11.07 heures.
De voorzitter: Collega's, ook voor de vragen aan staatssecretaris Wathelet werken wij met het systeem van prioritaire vragen. De eerste prioritaire vraag is van mevrouw Colen, maar ik veronderstel dat zij op komst is. Daarom starten we met de samengevoegde vragen van de collega's Francken en Somers.
- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de eerste door België georganiseerde FRONTEX-vlucht voor gedwongen terugkeer" (nr. 957)
- de heer Bart Somers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "joint return operations" (nr. 1120)
- M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le premier vol FRONTEX organisé par la Belgique en vue de retours forcés" (n° 957)
- M. Bart Somers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les opérations de retour conjointes" (n° 1120)
02.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, excuseer dat ik iets te laat ben, maar ik dacht of hoopte dat mevrouw Colen, na al twee weken afwezig te zijn, ditmaal wel aanwezig zou zijn. Blijkbaar is dat niet het geval, terwijl ik dacht mij nog vijf minuutjes te kunnen permitteren. Voortaan zal ik altijd stipt op tijd aanwezig zijn.
Mijnheer de staatssecretaris, vorige week hebben wij in de commissievergadering een interessant debat gehouden, onder andere over de Frontexvluchten en het feit dat België voor de eerste maal ook effectief een initiatief heeft genomen om een Frontexvlucht zelf te organiseren. Onze buurlanden doen dat al jaren.
Sinds de oprichting van Frontex, in 2005 als ik mij niet vergis, worden er Frontexvluchten georganiseerd. Voor de eerste maal doet nu ook België dat. In 2010. Een pessimist zou zeggen dat het schandalig is dat dit nu pas gebeurt. Een optimist zal tevreden zijn dat het nu voor de eerste keer gebeurt en zal voorstellen om dat in de toekomst nog te doen.
U zult begrijpen dat mijn nieuwsgierigheid gewekt is. Daarom wens ik daarover de volgende vragen te stellen.
Hoe verliep de door België georganiseerde Frontexvlucht? Graag een duidelijk overzicht van het vluchtplan, met uren, tussenstops, landingplaats en uur.
Welke landen tekenden in op die vlucht?
Hoeveel passagiers eraan namen deel? Graag een overzicht van illegalen versus personeelsleden van DVZ en politie. Zaten er ook vrijwillig terugkerende personen op of ging het alleen om gedwongen repatriëringen?
Hoeveel passagiers stapten er op in België? Ik neem aan dat dit in Zaventem is gebeurd. Hoeveel stapten er op in de andere landen?
Deden er zich incidenten voor, juist voor, tijdens of na de vlucht?
Wat is de kostprijs van heel die operatie? Ik heb begrepen dat Frontex die zaak betaalt, maar ik weet niet of België daarin ook een deel moet betalen. Wel weet ik dat België jaarlijks een deel betaalt aan Frontex, maar hoe dat juist budgettair in elkaar zit is mij niet duidelijk. Komt het deel dat wordt betaald van uw budget of van het budget van DVZ? Hoe werkt dat concreet? Kunt u daarover wat meer uitleg verschaffen?
Wat is de evaluatie van het gehele initiatief? Zijn er in de toekomst nog dergelijke Frontexvluchten gepland op initiatief van België? Zo ja, waar naartoe?
02.02 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb in dezelfde lijn een aantal vragen.
Het klopt inderdaad dat wij moeten proberen alle wegen aan te boren om de asielcrisis onder controle te krijgen. Heel wat aspecten spelen ter zake een rol. Ik heb begrepen dat u ook enkele wettelijke initiatieven voorbereidt.
Het instrument moeten worden gehanteerd op een actieve manier. Dat wordt ons aangereikt door Frontex, in de vorm van joint return operations. Recent werd er zo een vlucht georganiseerd.
Mijnheer de staatssecretaris, blijkbaar was dat de enige vlucht die dit jaar georganiseerd werd. Bevestigt u dat dit de eerste vlucht was?
Voor ons is het ook interessant te weten over hoeveel personen het ging en naar welke landen zij werden gebracht. Welke andere lidstaten participeerden? Hoe verliep deze operatie?
Mij interesseert ook welke vluchten onze buurlanden dit jaar hebben georganiseerd in het kader van Frontex. Ik denk dan specifiek aan onze directe buren Frankrijk, Duitsland en Nederland. Hebben zij dit jaar ook vluchten georganiseerd? Zo ja, hoeveel? Werden wij uitgenodigd om daaraan deel te nemen? Hebben wij deelgenomen? Zo ja, hoeveel personen hebben geparticipeerd? Over welke landen van bestemming ging het in die gevallen?
Naar verluidt zouden de Europese instanties aan België hebben gevraagd om daarvan meer werk te maken. Wij zouden niet meteen op de vingers zijn getikt, maar toch zijn gecontacteerd met de vraag hoe het komt dat ons land tot enkele dagen geleden nog geen Frontexvluchten had georganiseerd. Het is een gerucht en ik weet dus niet of het klopt. Hebt u daar weet van? Was er een schrijven van de Europese instanties waarin België, positief gesteld, werd aangemoedigd of waarbij men erop aandrong om meer gebruik te maken van dat instrument? In bevestigend geval, hoe is men daarmee omgegaan?
Worden er nog Frontexvluchten gepland, zowel door ons land als door buurlanden, waaraan wij deelnemen?
02.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Somers, u had die vraag niet schriftelijk gesteld. Voor zover ik weet heb ik nooit een bericht gekregen van Europa, stellende dat er een probleem was met Frontex in verband met België. Ik zal dat nog nakijken, als u wilt. Ik heb deze middag een gesprek met de board van Frontex en morgen heb ik een vergadering met Frontex, dus ik zal dat zeker kunnen vragen.
Eerst en vooral dient opgemerkt te worden dat voor de door België op 27 oktober georganiseerde joint return operation in het kader van Frontex, volgende procedures op punt werden gesteld door het Europese agentschap Frontex. Het was de eerste vlucht die door België werd georganiseerd in dit kader. Naast België als organisator namen verder ook Ierland, Engeland en Nederland deel aan deze vlucht.
Ik wens niet in te gaan op het precieze vluchtplan, gezien dit niet ter zake doet. Als u meer informatie daarover wilt, kan dat, maar ik denk dat dit niet belangrijk is.
Het gebruikte toestel voor een joint return operation, met name de Embraer RJ145, laat slechts toe om een beperkt aantal personen te verwijderen. Het betrof hier enkele personen die gedwongen werden verwijderd.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de passagiers weer. Hieruit blijkt dat Nederland enkel heeft deelgenomen met twee observatoren. De twee andere deelnemende landen, Ierland en Engeland, hadden per vreemdeling telkens een escorte mee. België voorzag, naast de aanwezigheid van twee escorteurs per vreemdeling, onder meer ook in een geneesheer, een psycholoog en twee afgevaardigden van de Algemene Inspectie van de federale en lokale politie.
Voor acht personen met onregelmatig verblijf gold een gedwongen terugkeer. Tweeëndertig personen fungeerden als omkadering. Alle vreemdelingen hebben zich op eigen kracht aan boord van het vliegtuig begeven, behalve de vreemdeling uit Ierland. Betrokkene bood weerstand en diende derhalve geïmmobiliseerd te worden. Daarna hebben zich geen verdere problemen meer voorgedaan. Ook tijdens de vlucht en bij aankomst in Kinshasa deden zich geen incidenten voor.
Op dit ogenblik hebben wij nog geen totaalbeeld van de kostprijs van de hele operatie. Wel kan reeds meegedeeld worden dat de operatie gepland was binnen het kader van het Europees Terugkeerfonds. Dit fonds wordt gefinancierd.
Een dergelijke joint return operation wordt positief onthaald, ook door de andere deelnemende landen. Een belangrijk aandachtspunt is dat het gebruikte toestel zich niet optimaal leent voor dergelijke vluchten. In de toekomst lijkt het aangewezen om een type van toestel te gebruiken met een grotere capaciteit.
Tot op heden heeft Duitsland drie joint return operations georganiseerd met als respectievelijke bestemmingen Georgië en tweemaal Kosovo. Nederland heeft twee vluchten georganiseerd, telkens met Nigeria en Kameroen als bestemming. Frankrijk heeft in 2010 slechts een vlucht georganiseerd naar Nigeria. België heeft dit jaar enkel deelgenomen aan twee joint return operations, door Nederland georganiseerd, en waarmee respectievelijk vier vreemdelingen en één vreemdeling werden verwijderd naar Nigeria.
02.04 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb daarover ook een vraag gesteld aan eerste minister Leterme.
Vandaag en deze week pakt De Standaard uit met een serie en dat zullen zij blijven volhouden tot er echt iets aan de asielcrisis gebeurt. Eerste minister Leterme zei deze week dat hij persoonlijk zal toezien op de correcte naleving en op het strenger maken van het terugkeerbeleid. Hij zal ervoor zorgen dat er meer impact is. Vanwege mijn slecht karakter heb ik de heer Leterme daarover een vraag gesteld. Ik ben benieuwd wat hij daarmee bedoelt.
België organiseert voor de eerste maal een Frontexvlucht. Applaus op alle banken. Maar blijkbaar gaat het om acht mensen, onder wie vijf mensen naar Nigeria met een Nederlandse vlucht. De wetenschap dat er dagelijks honderden mensen bij Fedasil aankloppen plaats dat alles in perspectief. Als u zegt dat er een probleem is met het terugkeerbeleid dan tonen die aantallen dat wel duidelijk aan.
Ik ben benieuwd naar het antwoord van eerste minister Leterme die zegt dat hij zal toezien op uw beleid. Ik vind dat trouwens een heel cassante uitspraak.
U zei dat het gebruikte toestel niet optimaal is en te weinig capaciteit heeft. Dat heb ik niet helemaal begrepen. U hebt het type genoemd.
02.05 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Een Embraer RJ145.
02.06 Theo Francken (N-VA): Is het eigendom van Frontex, van DVZ of van het Belgische leger?
02.07 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik vermoed van Landsverdediging, maar daar ben ik niet zeker van.
02.08 Theo Francken (N-VA): Voorts bestaat de omkadering van acht personen dus uit tweeëndertig personen verzorgend, psychologisch, geneeskundig en controlerend personeel?
U zei ook dat een persoon moest worden geïmmobiliseerd. Wat moet ik mij daarbij voorstellen? Heeft men die persoon een slaapdrankje gegeven of vastgebonden aan een matras?
02.09 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Die persoon wou gewoon niet meegaan.
U vergelijkt mensen in Fedasil met mensen in een Frontexvlucht. U weet dat er intussen ook mensen vrijwillig terugkeren. Mensen die wel worden gedwongen om terug te keren, maar voor wie geen Frontexvlucht moet worden georganiseerd. In het geval waarover u het hebt gaat natuurlijk om last resort measures, met name bij een gedwongen terugkeer van mensen die absoluut niet willen terugkeren. Zij moeten worden gedwongen. Daarom moest er in dit geval iemand worden geïmmobiliseerd. Dat betekent dat men op een bepaald moment maatregelen moet nemen om iemand te verplichten in het vliegtuig te stappen. Hoe dat gebeurt…
02.10 Theo Francken (N-VA): Dat laat ik over aan mijn fantasie.
02.11 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat toont aan dat het hier om gedwongen terugkeer gaat. Dat zijn last resort measures.
02.12 Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord.
Ik ben blij dat wij nu van de mogelijkheden die Frontex ons biedt gebruikmaken en dat dit met Europees geld wordt gefinancierd. Ik denk dat het dwaas zou zijn om deze mogelijkheid niet te gebruiken.
Het heeft ook iets met Europese solidariteit te maken. Het is een vlucht die door ons land wordt georganiseerd, maar waaraan andere landen kunnen deelnemen.
U hebt het aantal begeleiders opgesomd. Ik heb daarmee principieel geen probleem. Voor de veiligheid van de begeleiders, maar ook om mensen op een humane manier tegen hun wil in naar het land van herkomst terug te sturen, vind ik het heel verdedigbaar dat er een goede omkadering is. U ziet trouwens ook dat onze buurlanden dezelfde capaciteit van mensen meesturen.
De wijze waarop die gedwongen terugkeer moet gebeuren, is hier enkele jaren geleden het voorwerp van een uitvoerige gedachtewisseling geweest. Naar aanleiding van het spijtig overlijden van een Congolese dame werd hieraan een heel debat gewijd. Dit heeft ook geleid tot het ontslag van de minister van Binnenlandse Zaken. Men heeft heel grondig nagedacht over de manier waarop men een mens op een humane manier maar tegen zijn wil, dus met dwang, naar het land van herkomst kan terugbrengen. Daar zijn heel wat procedures afgesproken, methodes die men aanvaardt en andere niet.
Ik weet van mensen die begeleidingen doen dat dit heel belastend is. Dat is psychologisch belastend voor begeleiders omdat de mensen die worden teruggebracht vaak wanhopig zijn.
Ik heb nog een belangrijke beschouwing, mijnheer de staatssecretaris. Ik ben blij dat u vaststelt dat een Embraer niet het geschikte vliegtuig is of een te beperkte capaciteit heeft om zulke vluchten op een goede manier te organiseren. Mijn bronnen zeggen mij dat een achttal mensen in een Embraer het maximum is, gelet op de vereiste omkadering. Men zegt mij dat men in een Airbus veertig mensen tegelijkertijd, eveneens goed omkaderd, naar het land van herkomst kan terugbrengen. Ik hoop dat wij dat middel in de toekomst ook gaan inzetten, of het nu om een Airbus of een groter vliegtuig gaat. Ik hoop dat wij een grotere capaciteit zullen gebruiken en het aantal vluchten zullen opdrijven.
Het is mijn innige overtuiging dat, in de mate dat mensen die zijn uitgeprocedeerd weten dat het einde van de rit een gedwongen terugkeer is, er ook een enorme stijging zal zijn van mensen die bereid zijn om vrijwillig terug te keren.
Mijnheer de staatssecretaris, ik hoop dat wij de volgende weken een meer actief gebruik zullen zien. De weg in ingezet. Ik hoop dat wij de komende weken en maanden meer vluchten in een Europees kader zullen organiseren.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik stel vast dat vraag nr. 534 van mevrouw Colen reeds twee keer is uitgesteld, maar desondanks door haar fractie is aangeduid als prioritair. Mevrouw Colen is hier vandaag niet. Daarom beschouw ik die vraag als ingetrokken.
03 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le refus d'un visa pour un Marocain participant au quatrième salon du tourisme durable à Bruxelles" (n° 831)
03 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de weigering van een visum aan een Marokkaan die wilde deelnemen aan het vierde salon voor duurzaam toerisme in Brussel" (nr. 831)
03.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, ce cas particulier illustre un problème fréquemment rencontré par une série d’ONG.
Le week-end des 16 et 17 octobre dernier a eu lieu le Salon du Tourisme durable, éthique et équitable. Devait participer à ce Salon un petit producteur d'olives marocain qui, avec une ASBL située en Belgique, promeut le tourisme équitable mais le visa lui a été refusé. La motivation du consulat général de Belgique à Casablanca est la suivante: "Défaut de réservation d'hôtel. Défaut de présentation de l'extrait de publication dans le Moniteur belge de la nomination du demandeur comme membre effectif de l'ASBL. Défaut de preuves de réalisation de l'ASBL. Défaut de preuves suffisantes de couverture financière."
Pourtant, le responsable de l'ASBL belge affirme qu’il a remis sa déclaration fiscale prouvant ses revenus ainsi qu’un dossier reprenant l’ensemble des activités de l’ASBL, y compris les statuts. Il se plaint en disant: "L'Office des étrangers ne répond ni au téléphone, ni par mail. C’est comme un mur en face de moi. Je peux comprendre la rigueur et même la méfiance: les abus, ça existe! Mais faut-il sanctionner tout le monde de façon aveugle, via une sorte de punition collective?"
Monsieur le secrétaire d'État, comment les citoyens peuvent-ils faire pour joindre l'Office des étrangers et faire valoir leurs arguments quand les motifs de refus invoqués leur paraissent non fondés?
03.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Genot, le demandeur de visa est reçu en premier lieu par le biais du consulat général de Casablanca qui lui fournit les informations nécessaires à l’introduction de sa demande de visa. Le dossier peut être complété à tout moment et, à son tour, le consulat général collabore étroitement avec l’Office des étrangers.
La décision prise par l’Office des étrangers a été notifiée personnellement au demandeur du visa par le biais du consulat général, avec mention claire des motifs du refus et des possibilités de recours contre la décision administrative prise. L’intéressé, du moins informé par les autorités belges, a donc toujours la possibilité de s’adresser à une juridiction supérieure.
L’Office des étrangers est toujours joignable pour toute information relative à une demande de visa. Le helpdesk de l’Office des étrangers peut être contacté par téléphone, par e-mail, par fax ou par courrier ordinaire. En outre, le site web de l’Office des étrangers fournit également une liste de points de contact à l’attention des avocats et des spécialistes en droit des étrangers, si l’intéressé souhaite s’adjoindre les services d’un avocat.
Je tiens également à attirer l’attention sur le fait que l’Office des étrangers abordera le dossier uniquement avec le demandeur de visa ou son représentant, étant donné que les tiers éventuels ne disposent pas nécessairement de tous les éléments. Les tiers ne peuvent pas non plus être informés de tous les éléments du dossier, en vertu de la loi de 1994 relative à la publicité de l’administration. De plus, il peut s’avérer difficile de vérifier le mandat qu’auraient ces tiers par rapport à des personnes qui demandent des informations.
Je conclus en affirmant que l’Office des étrangers propose une multitude de possibilités d’aborder les différends relatifs à une décision administrative prise.
03.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Le problème dans ce genre de dossiers, c'est qu'ils traînent très longtemps. Le refus est signalé quelques jours avant l'organisation de l'événement, quelques jours avant que la personne prenne l'avion et dès lors elle ne dispose plus de suffisamment de temps pour introduire un recours judiciaire.
Vous dites qu'il suffit d'appeler l'Office des étrangers via le helpdesk. Toutes les personnes qui ont essayé un jour de joindre ce helpdesk vous diront que c'est une blague! Tout le monde sait que c'est extrêmement compliqué.
03.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Vous irez dire aux personnes de l'Office qui répondent tous les jours au téléphone au service helpdesk, que c'est une blague!
Vous devez savoir que ces services essaient dans la mesure du possible d'offrir un maximum d'informations et de répondre de la manière la plus appropriée qui soit mais il est important que chacun se modère dans ses appels!
Je parlais des tiers tout à l'heure. De nombreuses personnes encombrent ces services par des demandes d'informations inadéquates, des personnes qui ne sont pas mandatées pour le faire, qui ne savent pas communiquer toutes les informations nécessaires à l'Office.
Il existe une réelle volonté au sein de l'Office d'essayer de s'améliorer et d'être plus performant mais cela demande un autocontrôle de la part des personnes qui demandent des renseignements et ce, pour éviter d'utiliser de manière abusive les services de l'Office.
03.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Il est clair que c'est l'enfer pour le personnel de l'Office car beaucoup de gens téléphonent mais par ailleurs, il est extrêmement difficile de joindre quelqu'un de l'Office, comme pour certains services de support en informatique. Je peux vous le dire pour avoir essayé moi-même. Si vous ne connaissez pas quelqu'un ailleurs, c'est extrêmement compliqué. Ma collaboratrice a déjà passé la matinée à appeler, raccrocher, encore appeler, etc., sans toucher ce helpdesk. C'est comme une loterie: décrochera, décrochera pas!
Par ailleurs, dans le cadre de l'ASBL Rencontres d'Aït Aïssa (?) (hors micro), ce sont évidemment les tiers qui doivent fournir les documents puisque ce sont ces documents qui sont remis en question. Ont-ils suffisamment de revenus? Comment vont-ils accueillir l'étranger? Il est donc normal que ces tiers soient tenus au courant et prévenus si les documents fournis ne sont pas adéquats.
Il y a un réel problème de communication, surtout dans les délais brefs dans lesquels doivent travailler les ONG. Souvent, elles introduisent les demandes de visa à temps mais les refus tombent quelques jours avant l'événement culturel, artistique ou citoyen et il n'y a alors plus moyen d'introduire un recours.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het arrest van het Grondwettelijk Hof en de gevolgen voor de vreemdelingenwet" (nr. 870)
04 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'arrêt de la Cour constitutionnelle et ses conséquences pour la loi sur les étrangers" (n° 870)
04.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik ondervraag u over het arrest van het Grondwettelijk Hof in antwoord op een prejustitiële vraag over de artikelen 40 tot 47 van de vreemdelingenwet gesteld door de rechtbank van eerste aanleg te Luik. Die artikelen zouden in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel, het non-discriminatiebeginsel van de Grondwet. Het gaat meer bepaald over de beslissingstermijnen bij gezinshereniging.
Ik heb daarover een aantal technische vragen, ik zal u die stuk voor stuk stellen. Mijnheer de staatssecretaris, hoe zult u tegemoetkomen aan de opmerkingen van het Grondwettelijk Hof?
Zult u een wetswijziging doorvoeren of zult u zich beperken tot een wijziging van het koninklijk besluit van 1981? Voor alle duidelijkheid, het Grondwettelijk Hof zegt dat er eigenlijk best een wetswijziging komt.
Indien geopteerd wordt voor een wetswijziging, bent u van plan reeds via de volgende programmawet, samen met de reeks van dringende wetswijzigingen tegemoet te komen aan de ongrondwettelijkheid die werd vastgesteld in het arrest?
Indien geopteerd wordt voor een loutere wijziging van het koninklijk besluit van 1981, is dat in lijn met de expliciete bewoordingen in het arrest? Op welke termijn zal het KB dan worden gefinaliseerd? Kan dat in een periode van lopende zaken? Ik denk het wel, maar ik had daarop graag een antwoord gekregen.
Zal geopteerd worden om het advies van de Raad van State bij hoogdringendheid te vragen en hoe zal de urgentie worden gemotiveerd?
Ik kom dan aan de inhoud zelf. Zult u in elk geval het nodige doen, opdat in zoveel mogelijk gevallen, en in elk geval bij elke gezinshereniging met een Belg, op basis van artikel 40ter dus, zoals vandaag mogelijk is en zoals ook door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is goedgekeurd, een behandelingsperiode van 9 maanden beschikbaar blijft, met andere woorden, dat het dossier gedurende minstens 9 maanden wordt onderzocht. Dat is ook nodig voor uw diensten, opdat zij hun werk goed kunnen doen. Nu kan die periode maximaal tot 15 maanden worden verlengd.
Zult u het nodige doen opdat de behandelingstermijn van 6 maanden in bepaalde gevallen van fraude en misbruik, zoals schijnhuwelijken, eveneens zal kunnen worden verlengd?
In tussentijd, hebt u reeds bijzondere instructies gegeven aan de dienst Vreemdelingenzaken voor de behandeling van dergelijke aanvragen in de periode tot een nieuwe regelgeving in werking zal treden of hebt u de intentie dat te doen? Welke instructies werden of zullen worden gegeven aan de dienst Vreemdelingenzaken in verband met behandelingstermijnen bij aanvragen van visa voor gezinshereniging?
Zult u in alle gevallen van gezinshereniging met een Belg blijven vooropstellen dat een termijn van 9 maanden beschikbaar moet blijven?
04.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik gaf de dienst Vreemdelingenzaken reeds instructie om een juridisch antwoord op het arrest uit te werken. Ik ontving van de administratie de eerste ontwerpteksten die ertoe strekken zowel de vreemdelingenwet van 1980 als het vreemdelingenbesluit van 1981 in lijn te brengen met de opmerkingen van het Grondwettelijk Hof. Het Grondwettelijk Hof spreekt in zijn arrest van een lacune in de wetgeving en dus lijkt een wetswijziging aangewezen.
Het Grondwettelijk Hof verwijst echter eveneens naar artikel 42 § 1 van de vreemdelingenwet dat de Koning de opdracht verleent om overeenkomstig de Europese verordeningen en richtlijnen de voorwaarden en de duur te regelen van het verblijf van meer dan drie maanden in het rijk van burgers van de Unie en hun familieleden. Bovendien werd van de mogelijkheid reeds vroeger gebruikgemaakt. Zo bepaalt artikel 52 § 4 van het koninklijk besluit van 1981 de behandelingstermijnen voor aanvragen voor gezinshereniging van familieleden van een EU-burger of een Belg vanuit België. Wij onderzoeken dus momenteel nog beide pistes. Zoals eerder aangegeven is het momenteel nog niet uitgemaakt of er voor een wetswijziging of een wijziging van het KB zal worden gekozen. Alleszins zal het ontwerp geen deel uitmaken van de diverse bepalingen, aangezien de materie geen verband houdt met de asiel- en opvangcrisis. Bovendien hebben de betrokkenen geen recht op opvang.
Het Grondwettelijk Hof stelt in zijn arrest duidelijk dat België gebonden is door het EU-recht, in het bijzonder richtlijn 2004/38 betreffende het vrij verkeer van personen. Die richtlijn stelt dat het inreisvisum voor familieleden van EU-burgers en Belgen zo spoedig mogelijk moet worden verleend en uiterlijk binnen zes maanden. Er wordt onderzocht of het juridisch mogelijk is de behandelingstermijn van zes maanden, die wordt vermeld in de richtlijn, te verlengen op basis van artikel 35 van dezelfde richtlijn. Dat artikel biedt de lidstaten immers de mogelijkheid om maatregelen te nemen om rechtsmisbruik en fraude tegen te gaan.
Het is vandaag echter nog niet zeker of een dergelijke optie de toets van de EU-regelgeving zal doorstaan.
Ik heb geen bijzondere instructie aan DVZ gegeven, maar in afwachting van een wetswijziging dient DVZ de vreemdelingenwet te interpreteren en toe te passen in overeenstemming met de rechtspraak van het hof en de EU-regelgeving.
De mogelijkheid van een zogenaamde omgekeerde discriminatie voor familieleden van een Belg wordt momenteel eveneens grondig geanalyseerd. Ik wil erop wijzen dat recente rechtspraak van de Raad van State en het Grondwettelijk Hof dergelijke discriminatie verbiedt. Bovendien is er momenteel een principezaak hierover hangende bij het Europees Hof van Justitie. Dat is de zaak-Zambrano, tegen België, waarin de advocaat-generaal in het advies eveneens besluit tot de onwettigheid van discriminatie van de eigen onderdanen. Er wordt een arrest verwacht begin 2011.
04.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw bijzonder interessant antwoord. U bent ermee bezig en u bent ermee begaan. Het is misschien een juridisch-technisch antwoord, maar het is wel belangrijk, want het gaat inderdaad over de vraag of u voldoende tijd geeft aan de asieldiensten om effectief controles te doen op eventuele schijnhuwelijken en schijnpartnerschappen, die wij hopelijk binnenkort kunnen invoeren. Kunnen zij hun werk goed doen? Zes maanden is iets te kort, denk ik. Ik hoop dat de mogelijkheid van artikel 35 in de richtlijn verder juridisch sluitend gemaakt kan worden, zodat wij de termijn effectief kunnen verlengen.
Het arrest waarover u spreekt en dat hangende is, met het advies van de hoogste procureur dat men voor Belgen niet strenger kan zijn dan voor andere Europeanen, zal er inderdaad begin volgend jaar komen. Ik kijk er ook naar uit, vooral omdat de N-VA er voorstander van is om de Belgen zoals derdelanders te behandelen inzake de voorwaarden voor gezinshereniging, alsook inzake de behandelingstermijnen bij DVZ en de termijnen dus op 9 tot 15 maanden te leggen. In die zin kijk ik zeker reikhalzend uit naar wat het Europees Hof daarover over een paar maanden te zeggen zal hebben.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "identiteitsfraude bij asielzoekers" (nr. 890)
05 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la fraude à l'identité commise par des demandeurs d'asile" (n° 890)
05.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, op 9 november 2010 konden wij in de kranten lezen dat in mijn woonplaats en geboortestad Aalst reeds tien jaar een zelfverklaarde Macedonische asielzoeker leefde die in feite een Albanese dubbelmoordenaar bleek te zijn. Gedurende de genoemde periode van tien jaar heeft hij van het Aalsterse OCMW een leefloon gekregen.
Uit voorgaand verhaal blijkt andermaal dat het kinderspel is om onder een valse identiteit en zelfs onder een valse nationaliteit een erkenning als vluchteling te krijgen of een regularisatie te bekomen.
Mijnheer de staatssecretaris, noch voor een asielaanvraag, noch voor een regularisatieaanvraag wordt vereist dat de betrokkene zijn identiteit met een authentiek identiteitsdocument aantoont. De administratie registreert de asielzoeker onder de identiteit die hijzelf verklaart te hebben. Daarmee is de kous af.
Aldus geschiedde ook met Gëzim Halitay die zich als Bashkim Ademi voordeed. Er zijn ter zake nog voorbeelden. De Congolese priester en polygamist annex maatschappelijk assistent Edouard Kabongo had hetzelfde plannetje beraamd.
De vrijstelling van de identificatieplicht voor asielaanvragen en regularisatieaanvragen van asielzoekers heeft ertoe geleid dat waarschijnlijk enkele duizenden asielzoekers onder een valse identiteit als vluchteling zijn erkend of zijn geregulariseerd.
Ik ben van mening – ik hoop dat u mijn mening deelt – dat voornoemde mogelijkheid een enorm gevaar en een bedreiging voor de openbare orde en veiligheid betekent.
Ik had graag een antwoord op de hiernavolgende vragen gekregen.
Erkent u het probleem effectief?
Bent u bereid het probleem bij het kernkabinet aan te kaarten?
Bent u bereid de nodige wettelijke veranderingen aan te brengen, teneinde de vrijstelling van identificatieplicht voor asielzoekers maar vooral voor indieners van een regularisatieaanvraag te schrappen?
Hoe wil u, indien u een dergelijke aanpassing niet van plan bent, dan wel een einde aan de veelvoorkomende identiteitsfraude maken?
Mijnheer de staatssecretaris, welke instructies zal u op korte termijn geven om te verhinderen dat dergelijke valse identiteiten en nationaliteiten worden geregulariseerd?
05.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, zowel het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen als de dienst Vreemdelingenzaken past op rigoureuze wijze de Vreemdelingenwet toe. Dat is niets nieuws. In het geval van een regularisatieaanvraag op basis van de artikelen 9bis en 9ter bestaat er identificatieplicht, maar er zijn twee gevallen waarvoor de voorwaarde van identiteitsdocumenten niet van toepassing is, met name voor asielzoekers van wie de asielaanvraag nog niet definitief werd afgewezen en voor vreemdelingen die zich in de onmogelijkheid bevinden de vereiste identiteitsdocumenten te verwerven in België.
In het geval de regularisatie wordt toegekend, zal de verblijfstitel duidelijk aangeven dat de identiteit een verklaarde identiteit is. U weet ook dat er een verschil is tussen de documenten die moeten worden ingediend volgens artikel 9bis en 9ter. Voor 9bis is het identiteitsdocument vereist en voor 9ter moet de identiteit bewezen worden. Dat is een verschil. U weet dat even goed als ik. Ik ga dat niet in detail uitleggen omdat het de grond van de zaak niet is.
Bij een asielaanvraag gelden de gangbare bewijsregels die zijn vooropgesteld in de Conventie van Genève. Deze stellen dat een asielzoeker zijn identiteit en afkomst moet bewijzen, of althans al het mogelijke moet doen om in het raam van zijn asielprocedure bewijsstukken te bekomen en voor te leggen. Van een vrijstelling van identificatieplicht in geval van een asielaanvraag is bijgevolg geen sprake.
Niettemin werd er wel degelijk rekening mee gehouden dat een vluchteling niet in alle gevallen het bewijs van zijn identiteit kan leveren, bijvoorbeeld omdat de omstandigheden van een plotse vlucht dit onmogelijk maakten of omdat hij of zij afkomstig is uit een land waar het onmogelijk is officiële documenten te bekomen, bijvoorbeeld Somalië.
Vastleggen dat een asielzoeker in alle gevallen verplicht is identiteitsdocumenten voor te leggen zou dan ook strijdig zijn met de internationale bepalingen, alsook met de bepalingen die vervat zijn in de EU-kwalificatieregeling.
Wat betreft mijn intentie om deze kwestie aan te kaarten in het kernkabinet, zoals hiervoor vermeld zijn wij gehouden tot de verplichtingen die ons worden opgelegd door internationale bepalingen zoals kwalificatierichtlijnen.
Overigens kan ik als staatssecretaris voor Migratie- en asielbeleid geen instructies geven aan een onafhankelijke instantie zoals het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen en het al of niet toekennen van de hoedanigheid van vluchteling.
Wat betreft de maatregelen die ik zou nemen om te strijden tegen deze mogelijke identiteitsfraude bij asielzoekers, heb ik u elementen van antwoord gegeven.
Wat betreft de identiteitsfraude bij regularisatiedossiers, kan ik u meedelen dat de dienst Vreemdelingenzaken in geval van twijfel over de authenticiteit van de documenten neergelegd door de aanvrager advies zal vragen aan het parket. Op basis van dit advies zal de persoon al of niet worden geregulariseerd.
Wat betreft uw vraag in verband met instructies aan de dienst Vreemdelingenzaken om te verhinderen dat asielzoekers onder een valse identiteit of nationaliteit worden erkend of geregulariseerd, verwijs ik naar de antwoorden die ik net heb gegeven.
05.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het spijt mij maar ik vind uw antwoord niet afdoend. Ik vind dat u enorm lichtzinnig met dit probleem omspringt.
Wat de asielzoekers betreft, geef ik u gelijk. Er bestaat een kwalificatierichtlijn. Daar kunnen wij dat niet in alle gevallen eisen, maar voor mensen die een regularisatieaanvraag indienen en na verloop van tijd een naturalisatieaanvraag of op de een of andere manier een aanvraag om Belg te worden, moeten wij volgens mij eisen dat die mensen hun juiste identiteit voorleggen. Wij moeten zeker zijn dat die mensen achteraf op basis van een juiste identiteit Belg worden.
Ik begrijp niet dat u daarmee zo lichtzinnig omgaat. Dat raakt de openbare orde en is in het belang van de veiligheid van ons land.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de raadpleging van databanken van de politie in het kader van de regularisatieprocedure" (nr. 902)
06 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la consultation des banques de données de la police dans le cadre de la procédure de régularisation" (n° 902)
06.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het spreekt voor zich dat het onmogelijk is om aan illegaal verblijvende vreemdelingen via een regularisatieprocedure een machtiging tot verblijf te geven indien zij bij de politiediensten bekend staan voor het plegen van wanbedrijven en misdaden.
Doordat de procedure van artikel 9bis, waarover we het daarstraks al hadden, in de praktijk eigenlijk een totale discretionaire bevoegdheid aan uzelf geeft, kunt u naar eigen goeddunken regulariseren. Noch de parlementsleden van de Kamer, noch de burgers van het land hebben zicht op de manier waarop u vermijdt dat illegale criminelen worden geregulariseerd.
Mijnheer de staatssecretaris, daarom graag antwoord op de volgende vragen. Hoe wordt nagegaan of de indiener van een regularisatieaanvraag via artikel 9bis bekend is bij het gerecht en de politie? Gebeurt dat systematisch bij elke aanvraag?
Hoe gaat u om met een eventueel negatief advies van politie of een effectieve veroordeling voor een misdrijf? Resulteert dat dan automatisch in een weigering van de aanvraag?
Wordt er een afweging gemaakt van het gevaar voor de openbare orde tegen andere gunstige elementen in het dossier, of leidt een bedreiging voor de openbare orde automatisch tot een negatieve beoordeling? Welke is uw beoordeling dan, hoe weegt u dat af?
Op de volgende vraag zult u wellicht niet antwoorden. Hebt u reeds illegalen of asielzoekers geregulariseerd die in België een strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen? Is er sprake van intrekking van de machtiging tot verblijf indien de geregulariseerde naderhand toch strafrechtelijk veroordeeld wordt? Gebeurt dat systematisch?
06.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Smeyers, de behandeling van een aanvraag om humanitaire regularisatie van verblijf gaat gepaard met een nazicht van het centraal strafregister, het Schengeninformatiesysteem, SIS, en, voor bijzondere gevallen, met een raadpleging van de Veiligheid van de Staat. Die controles worden uitgevoerd voor alle ontvankelijke aanvragen die kunnen leiden tot een humanitaire regularisatie, aangezien de schending van de openbare orde een mogelijke tegenindicatie kan uitmaken van een gunstige beslissing.
Indien er een strafrechtelijke veroordeling is, wordt de betrokkene in regel niet geregulariseerd. Er dient echter rekening te worden gehouden met de ernst van de feiten. Zo zal iemand die veroordeeld is voor moord bijvoorbeeld, nooit worden geregulariseerd.
06.03
Sarah Smeyers (N-VA): (…)
06.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U stelt een vraag, ik geef gewoon maar een antwoord. Dan moet misschien een andere vraag gesteld worden.
Ik ga voort met het antwoord. De situatie is anders voor iemand die bijvoorbeeld een verkeersovertreding heeft begaan.
Het systematisch intrekken van een verblijfsmachtiging voor eender welke veroordeling achteraf zou in strijd zijn met het proportionaliteitsbeginsel en veroordeeld worden door de rechterlijke instanties die verblijfsbeslissingen op hun wettelijkheid en redelijkheid moeten toetsen. Voor ernstige misdrijven bij een actueel gevaar voor de samenleving kan naar gelang van het geval middels een ministerieel besluit of een koninklijk besluit worden overgegaan tot de terugzetting of de uitzetting van de vreemdeling, zoals de vreemdelingenwet bepaalt.
06.05 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb mijn vraag gesteld naar aanleiding van een mail aan mij van een bevoegd politieman die mij zei dat er blijkbaar toch personen werden geregulariseerd waarvan de politie wist, en waarvan u zou moeten weten, dat ze veroordeeld waren voor zware criminele feiten. Moord is het meest extreme en dus heel gemakkelijke voorbeeld om van te zeggen dat de daders ervan niet worden geregulariseerd.
Waar ligt voor u echter de grens bij uw afweging? Ik besef dat het een discretionaire bevoegdheid is en dat geval per geval wordt beoordeeld. Hoe dan ook hoop ik dat u er toch over waakt – ik durf het betwijfelen – dat de openbare orde niet in het gedrang komt. Ik wil graag een definitie krijgen of een beoordelingscriterium vanaf wanneer er een bedreiging is van de openbare orde. Waar ligt voor u de grens? Hebt u of hebben uw diensten dergelijke criteria? U mag niet meer antwoorden, dus ik zal daar een vraag over stellen.
06.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mag ik nu wel antwoorden, mijnheer de voorzitter?
De voorzitter: Ik geef u de gelegenheid daartoe.
06.07 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, het is toch vreemd dat ik dat niet mag, als ik wel wil antwoorden. Als het een N-VA-parlementslid is, dan mag ik wel?
Wat ik heb gezegd is duidelijk en mevrouw Smeyers heeft het onderstreept. Het wordt geval per geval bekeken. Wanneer iemand een zwaar misdrijf heeft gepleegd, dan wordt dat geanalyseerd vooraleer die persoon wordt geregulariseerd. Wij vragen de elementen aan het openbaar ministerie. Wij kijken naar het strafregister. Wij kijken naar de Schengeninformatie. Als er informatie komt van de staatsveiligheid, dan houden wij hier rekening mee.
Dat zijn de stappen die wij doen. Uiteraard moet het geval per geval worden geanalyseerd.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de onmogelijkheid voor de Dienst Vreemdelingenzaken om naar behoren te controleren omwille van het beroepsgeheim van de gemeenten en OCMW's" (nr. 956)
- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de misbruiken van het vrij verkeer van werknemers en diensten" (nr. 1011)
- M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'impossibilité pour l'Office des Étrangers d'effectuer des contrôles décents en raison du secret professionnel des communes et des CPAS" (n° 956)
- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les abus en matière de libre circulation des travailleurs et des services" (n° 1011)
07.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, deze vraag is een vervolg op mijn eerdere vraag over de Frontex-vlucht waarvan u enkele weken geleden had gezegd dat ze was georganiseerd. In deze kwestie zei u vorige week op mijn vraag over de Spanje- en Italiëroute die blijkbaar ook bestaat, en ik citeer u: “Gemeenten en OCMW’s moeten ook niet aarzelen om dergelijke informatie onmiddellijk naar de DVZ te sturen.”
Het gaat om informatie van bijvoorbeeld mensen die fraude plegen en dus oneigenlijk gebruik maken van leefloon of werkloosheidsvergoeding terwijl zij op een of andere manier illegaal of met papieren van Spanje in ons land zijn.
“Soms worden de gemeenten of de OCMW’s meer geconfronteerd met onregelmatige situaties.” Dat is absoluut waar. “Mijn antwoord was eerder technisch. De DVZ is echter niet altijd op de hoogte. Het is dan ook belangrijk dat de gemeenten en OCMW’s die informatie aan de DVZ sturen. Zij kunnen dan nagaan of het een onregelmatige situatie is en daarna de noodzakelijke maatregelen nemen: het intrekken van het leefloon, het eventueel verwijderen van die vreemdeling, het afnemen van de papieren. Het is een eerste prioriteit dat DVZ daarvan op de hoogte is.”
Mijnheer de staatssecretaris, dat klinkt heel mooi uit uw mond. Ik was tevreden. Ik ben het daar volledig mee eens. Ook de N-VA is het daarmee eens. Meer nog, in Gent is dit een immens probleem aan het worden. U zult ook wel weten dat er heel wat problemen zijn met Oost-Europese immigranten die op alle mogelijke manieren proberen gebruik te maken van onze sociale welvaart en daarvoor weinig in ruil geven.
Ik weet niet of ik dit wel kan geloven. Een jaar geleden zei u op een soortgelijke vraag van collega Lalieux van de PS, en ik citeer opnieuw: “De Dienst Vreemdelingenzaken heeft in samenwerking met de gemeenten en OCMW’s voorlichtingsvergaderingen georganiseerd om de reglementering toe te lichten. In bepaalde omstandigheden kan het verblijf van EU-burgers die overheidssteun ontvangen inderdaad beëindigd worden. DVZ baseert zich daarbij op de namen van studenten of niet-werkenden die hij van de Kruispuntbank of van de sociale zekerheid ontvangt. Dergelijke misbruiken brengen ons systeem van solidariteit immers inderdaad schade toe.” Dat vinden wij ook. Tenslotte zei u: “Maar in die mechanismen in het opsporen van dergelijke misbruiken mag het beroepsgeheim van de gemeenten en OCMW’s niet geschonden worden. Ik zal met mijn administratie onderzoeken hoe wij het best op die zorgwekkende situatie kunnen reageren.”
Voor alle duidelijkheid, mevrouw Lalieux had weet van een dossier waarbij DVZ te veel pushte om het dossier van een bepaald OCMW te krijgen.
Zowel het VVSG als het Vlaams Minderhedencentrum delen dat standpunt van een jaar geleden. Toen ik u vorige week hoorde dacht ik dat u van mening was veranderd, dat u er strikter zou op toezien en zou proberen de zaak te veranderen.
Wat u bedoelt u concreet als u zegt dat het een eerste prioriteit is dat de DVZ daarvan op de hoogte is indien u tezelfdertijd toegeeft dat het niet mag doorgegeven worden door de OCMW’s? Hoe kan de DVZ als eerste prioriteit hebben hiervan op de hoogte te zijn als ze het niet mogen krijgen van de gemeenten en OCMW’s? Is de staatssecretaris van mening veranderd? Een jaar geleden zei u dat u dit zou onderzoeken. Wat is er ondertussen gebeurd? Hoe kan de DVZ naar behoren werken als de OCMW’s en de gemeenten geen informatie mogen bezorgen? Is de staatssecretaris bereid om in de vreemdelingenwet een gelijkaardige bepaling voor de DVZ op te nemen als diegene die vandaag reeds geldt voor het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen via artikel 57/7 van de vreemdelingenwet. Zodat ook de DVZ eindelijk gerechtigd wordt om alle bescheiden en inlichtingen die voor de uitoefening van hun opdracht nuttig zijn door elke Belgische overheid te doen overleggen? Dat zou alleszins ons voorstel zijn maar dat zult u wel begrepen hebben uit mijn vraagstelling.
07.02 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb ook een vraag in verband met het vrij verkeer van EU-werknemers. Ik heb die vraag ongeveer een maand geleden aangebracht, toen we een debat hadden met u en de heer Courard. Door de veelheid aan vragen is dat toen echter wat onderbelicht gebleven.
De problematiek is gekend, heel wat mensen maken gebruik van het recht op vrij verkeer voor werknemers. Gebruik maken van dat recht is geen probleem maar misbruik maken van dat recht is natuurlijk wel een probleem. Zo wordt in een aantal steden, niet alleen in Gent maar ook in Antwerpen, vastgesteld dat mensen naar de steden trekken, soms zelfs met tussenkomst van mensenhandelaars of personen die ervoor zorgen dat mensen uit Oost-Europa naar België kunnen komen. Zij zorgen dan voor de nodige papieren en doen bij de gemeente aangifte dat zij daar komen werken terwijl dat niet het geval is. Soms heeft men er ook bij de gemeentediensten heel duidelijk weet van dat er iets niet in orde is. Men ziet bijvoorbeeld soms vennootschappen waarbij 150 mensen zijn ingeschreven of nachtwinkels waar zogezegd tientallen mensen werken. Dat zijn natuurlijk misbruiken. Zij doen dat om op die manier te voldoen aan het criterium dat zij werk moeten hebben. Zij trekken naar het gemeentebestuur en krijgen daar op eenvoudige verklaring het document om ingeschreven te geraken en trekken dan als zij hun verblijfsvergunning hebben richting OCMW. Het stopt daar niet want nadien laat men vaak ook nog eens familie overkomen, wat men ook kan als EU-onderdaan.
Ik blijf bij het punt dat wij leven in Europa en dat men dat niet kan of moet tegenhouden als dat in respect gebeurt met de filosofie die daaromtrent was uitgedacht, namelijk vrij verkeer van werknemers, en als het niet de bedoeling is om mensen naar landen te laten reizen waar het systeem van sociale zekerheid voordelig is zodat zij daaruit dan kunnen gaan putten.
Wij zien dus dat het in andere landen blijkbaar wel lukt om daarmee strenger om te gaan. In Nederland, in Duitsland, waar de controles vooraf op die visa, vooraleer er een vraag is om naar het land te komen, ook veel strenger zijn. Waarom kan dat wel in onze buurlanden en niet in ons land? Moeten wij daarvoor iets doen? Moeten wij dat eventueel inbouwen in de vreemdelingenwet?
Het loopt ook reeds verkeerd bij de toegang tot ons land. In ons land zou de dienst die de controles op economische migratie binnen de EU moet controleren onderbemand zijn. Is dat juist? Dat is wat wij lezen in de krant. Welke maatregelen zullen hiertegen ondernomen worden?
DVZ zou om privacyredenen geen toegang hebben tot de gegevens van de kruispuntbank van de sociale zekerheid. Via die gegevens kan men echter perfect zien welke bedrijven nepbedrijven zijn. Als men weet dat bepaalde mensen in die nepbedrijven zijn ingeschreven, dan zou men die daar zo kunnen uithalen. Omwille van privacy kan dat bij ons niet, maar in andere landen kan dat wel. Betekent dit dan dat wij aan onze wetgeving moeten gaan sleutelen of welke andere maatregelen stelt u voor om iets te doen aan de misbruiken, zonder dat men het recht op vrij verkeer van werknemers die hier echt komen werken tegenhoudt? Als wij morgen in Nederland zouden willen gaan werken dan moet dat ook kunnen, op voorwaarde dat het natuurlijk gaat over echt werk of dat men voldoende inkomen heeft om daar te overleven en het niet is om van de sociale zekerheid te gaan genieten.
In Nederland en in Duitsland zijn er zelfs ook maatregelen genomen waarbij men onmiddellijk een uitwijzing krijgt als men een beroep doet op de sociale zekerheid, op het OCMW. In België zijn de systemen onvoldoende op elkaar afgestemd. Men weet niet wie er hulp gaat vragen, of dat terecht is en of men niet zelf moest voorzien in een inkomen. Als dat niet op mekaar is afgestemd, als die gegevens niet automatisch worden doorgegeven, dan gaat men dat ook niet kunnen controleren. Er moet iets worden opgezet om die misbruiken eruit te halen.
07.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: België heeft in de vreemdelingenwet wel degelijk beperkingen ingebouwd die misbruiken van het verblijfsrecht door EU-burgers tegengaan. Zo zijn er wettelijke bepalingen die stellen dat, indien de fraude van doorslaggevende aard was, het verblijf kan worden ingetrokken. Meer bepaald artikel 42septies van de vreemdelingenwet bepaalt dat de minister of zijn gemachtigde een einde kan stellen aan het verblijfsrecht van de EU-burger of van zijn familieleden indien deze of dezen valse of misleidende informatie hebben gebruikt, of vervalste documenten hebben gebruikt, of fraude hebben gepleegd, of andere onwettige middelen hebben gebruikt die van doorslaggevend belang zijn geweest voor de erkenning van het recht.
Artikel 42bis van de vreemdelingenwet bepaalt eveneens dat een einde gesteld kan worden aan het verblijfsrecht van een burger van de Unie, indien hij een onredelijke belasting wordt voor het sociale bijstandsstelsel van het Rijk. De moeilijkheid voor DVZ is uiteraard om over de nodige informatie te beschikken om hierover te kunnen oordelen. De DVZ heeft wel degelijk toegang tot bepaalde gegevens van de kruispuntbank van de sociale zekerheid. Deze toegang zou nog verbreed moeten worden.
Er zijn in de laatste maanden verschillende stappen ondernomen vanuit mijn administratie om hierin vooruitgang te boeken. Zo heeft DVZ, naast toegang tot de kruispuntbank van de sociale zekerheid voor EU-studenten, nu ook een theoretisch akkoord bekomen voor een degelijke toegang voor EU-burgers, die voldoende bestaansmiddelen hebben, om een verblijfsrecht te kunnen bekomen in ons Rijk. Een volgende stap voor mijn administratie is om deze toegang te krijgen voor werkzoekende werknemers en zelfstandigen. DVZ kan ook controleren of de werkgever zijn werknemer heeft aangemeld bij Dimona.
U zal dus zoals ik vaststellen dat dit voor mijn administratie wel degelijk een prioriteit is, maar dat het bekomen van een dergelijke toegang onderhevig is aan verschillende adviezen, waaronder dat van de Privacycommissie.
Wat de onderbemanning van mijn administratie betreft, kan ik u zeggen dat zoals voor vele diensten wij vragende partij zijn voor meer personeel. Gezien de lopende zaken en de budgettaire restrictie ligt dit echter zeer moeilijk. DVZ probeert dan ook, met de middelen die zij tot haar beschikking heeft, een zo efficiënt mogelijk beleid te voeren.
EU-burgers die een economische activiteit wensen uit te oefenen in België dienen dit te bewijzen met een werkgeversattest. Indien dit voorgelegd wordt, kunnen de gemeenten van ambtswege de E-kaart – het verblijfsdocument voor EU-burgers – afleveren. De gemeenten beschikken echter niet over de mogelijkheid om na te gaan of een werkgeversattest of arbeidscontract authentiek is.
Ik ben dan ook van mening dat de gemeenten in de toekomst nog intenser moeten samenwerken met de sociale inspectiediensten, onder meer voor de verificatie van arbeidscontracten, om misbruiken tegen te gaan. Mijn administratie biedt steun aan de gemeenten in deze materie. Zo kan, in geval van twijfel, de gemeente steeds de verblijfsaanvraag doorsturen naar de Dienst Vreemdelingenzaken, die dan binnen een termijn van vijf maanden, te tellen vanaf de datum van de aanvraag door een EU-burger, een beslissing dient te nemen.
Mijn administratie heeft vorige week nog samen gezeten met de stad Gent om over deze problematiek te spreken. Er dient echter vastgesteld te worden dat een groot deel van dat beleid op lokaal niveau gevoerd wordt en dat dus de stad en het OCMW beslissen hoe zij de huidige wetgeving uitvoeren. DVZ heeft nogmaals de nadruk gelegd op het belang om dubieuze aanvragen door te sturen naar Brussel en rekening te houden met de informatie die DVZ hen geeft in de behandeling van andere dossiers. Zo kan een gemeente die via DVZ heeft vernomen dat een bepaald bedrijf failliet is die informatie verder gebruiken en daarom de nodige maatregelen treffen, wanneer vervolgens een werkgeversattest van die firma wordt voorgelegd. Controle dient dus op ieder niveau te gebeuren.
DVZ kan in geval van twijfel bijkomstige informatie vragen aan de gemeenten of aan de betrokkenen zelf. Omdat DVZ, omwille van het beroepsgeheim, niet rechtstreeks informatie aan een OCMW mag vragen, stelt DVZ regelmatig de vraag aan de betrokkenen zelf. Zo zal DVZ in geval van twijfel personen vragen om een attest voor te leggen waaruit blijkt dat zij ten laste vallen van het OCMW. Op die manier heeft mijn administratie de nodige informatie.
07.04 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik was mij natuurlijk ook wel bewust van de artikelen 42septies en 42bis van de Vreemdelingenwet waarin staat dat ook EU-burgers teruggestuurd kunnen worden of hun verblijf afgenomen kan worden, als de fraude van doorslaggevende aard is. Ik wil u vragen hoe vaak dat dit de afgelopen jaren gebeurd is. Hoe vaak zijn mensen op basis van die artikelen hun verblijf verloren? Ik maak mij daarover geen illusies. Het gaat nauwelijks over een aantal gevallen.
Wat de stad Gent betreft, heb ik ook wel wat contacten in de wereld. Ik heb mij laten vertellen dat de stad Gent nu overspoeld wordt omdat zij jarenlang veel te soepel is omgegaan met het geven van E-kaarten.
De stad Antwerpen is, net zoals de stad Oostende en de stad Leuven, ter zake veel kritischer geweest. Ik kan enkel opmerken dat het mij opvalt dat alle betrokkenen naar Gent gaan. De echte oorzaak is blijkbaar dat Gent sinds jaar en dag heel soepel met de E-kaarten is geweest. Nu trekt iedereen naar Gent, wat de betrokkenen niet kwalijk kan worden genomen.
Mij is het volgende nog altijd niet duidelijk. U verklaart dat de DVZ een dienst heeft die de gemeenten helpt. Ik heb echter begrepen dat de bedoelde dienst zou worden afgeschaft. Er wordt alleszins aan een afschaffing gedacht. Ik weet dat u ter zake niet verantwoordelijk bent. De heer Roosemont is verantwoordelijk. Het is immers zijn dienst. Hij moet het zelf weten natuurlijk. Het zou evenwel enorm pijnlijk zijn, mocht net de bedoelde dienst, die aan gemeenten en OCMW’s ondersteuning geeft, vanaf eind 2011 worden afgeschaft.
Wij zijn tegen de afschaffing. Het zou geen goed signaal zijn.
U antwoordt ook dat u het beroepsgeheim respecteert en dat het gewoon aan de betrokkene in kwestie wordt gevraagd. Hem wordt gevraagd of hij een bewijs kan voorleggen.
Ik weet niet of het voorgaande de enige manier moet zijn. U moet effectief proberen een uitzondering op het beroepsgeheim te bekomen. Het gaat hier immers om fraudegevallen. Indien u er geen weet van hebt, kan u ook niet optreden.
Wij moeten dus nagaan of er geen creatieve piste is om de DVZ via de informatie van de gemeenten meer instrumenten om op te treden, te geven.
07.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is goed dat u met de zaak bezig bent en dat u ondertussen bijvoorbeeld al met de stad Gent rond de tafel hebt gezeten.
Niettemin vraag ik mij af of het niet beter is de gemeentebesturen, inzonderheid de grote steden, nogmaals ter zake te informeren, teneinde hen op de desbetreffende mogelijkheden te wijzen. Bedoelde informatieverstrekking kan eventueel gebeuren via een omzendbrief waarin is opgenomen welk nummer en welke procedure dient te worden gehanteerd. Ook kunnen in de omzendbrief de nummers worden opgenomen van de personen bij de DVZ die kunnen worden gecontacteerd. Dat is een minimum.
Bovendien antwoordt u ook dat u met de toegang bezig bent. Het probleem is inderdaad niet de wetgeving maar vooral het vergaren van alle informatie en het bij elkaar leggen van de verschillende puzzelstukken. Bij eventuele aanvragen kan in de wet bijvoorbeeld worden vastgelegd dat de betrokkene geen onredelijke belasting voor de overheid mag zijn en dus geen OCMW-steun mag krijgen.
Dergelijke informatie verstrekt bijvoorbeeld het OCMW niet rechtstreeks. Voornoemde zaken moeten dan ook aan elkaar worden gekoppeld. Er moet een koppeling van de informatie komen.
U antwoordt dat u aan een bijkomende toegang van de gegevens van de Kruispuntbank werkt, wat een goede stap is. Ik hoop dat de maatregel snel wordt gerealiseerd.
Anderzijds merkt u op dat ook nog het advies van de Privacycommissie moet worden gevraagd. Ik hoop dat wij bij de commissie niet op een “njet” botsen. Desgevallend staan wij immers alweer geen stap verder. Het zal dan ook nodig zijn om ter zake een plan uit te werken dat ervoor zorgt dat de betrokken diensten alle benodigde informatie kunnen bekomen.
Ik hoop ten slotte dat wij zo snel mogelijk een regering hebben, opdat de zaken die niet in lopende zaken kunnen worden beslist, zoals bijvoorbeeld de uitbreiding van de dienst die de materie in kwestie moet controleren, eindelijk kunnen worden beslist.
Mijnheer Francken, u en ik zijn vragende partij om misbruiken aan te pakken. Wij beseffen ook dat een deel van het probleem bij de onderbemanning van de diensten ligt. Wij moeten er derhalve voor kunnen zorgen dat de misbruiken worden aangepakt. Onder meer daartoe is echter een regering nodig. Wij zullen er dan ook voor moeten zorgen.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de werking van de DVZ in het kader van de drugsbestrijding in Antwerpen" (nr. 1010)
08 Question de Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le rôle de l'OE dans le cadre de la lutte contre la drogue à Anvers" (n° 1010)
08.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb een vraag over de problematiek van de illegalen. In de stad Antwerpen kennen wij – zoals helaas in vele grootsteden – problemen met drugs. Wij proberen daar op alle mogelijke manieren aan te werken. Vooral in een bepaalde wijk, Antwerpen-Noord, is het een hardnekkig probleem. Daar werd het al diverse keren aangekaart en de stad probeert er dan ook met alle mogelijke middelen tegen op te treden. Er is onder meer verhoogde politieaanwezigheid. Dit heeft het afgelopen jaar geleid tot het oppakken van zo’n 300-tal drugsdealers die in de buurt aangetroffen werden.
Van die drugsdealers is meer dan de helft – 165 – illegaal in het land. De burgemeester was ontstemd toen bleek dat van die 165 illegale drugsdealers er slechts 1 werd teruggestuurd naar het land van herkomst. De anderen werden bij wijze van spreken opnieuw op straat gezet, en gingen gewoon door met dealen.
Mijn vragen zijn de volgende. Natuurlijk moet iedereen voor eigen deur keren en moet de stad haar eigen verantwoordelijkheid opnemen voor een aantal zaken, onder meer wat de aanwezigheid van politie betreft, en zowel wat preventieve als sanctionerende maatregelen betreft. Voor het uitzetten van illegale criminelen kan de stad echter niet zelf instaan. Dat is een taak van de DVZ. Ik heb vernomen dat er hierover afspraken bestaan tussen de stad Antwerpen en de DVZ. Mijn eerste vraag is dus: welke afspraken zijn er gemaakt?
Kloppen de cijfers die door onze burgemeester aangehaald en verspreid zijn? Als zij kloppen, hoe komt het dat het niet lukt en dat er tot nu toe maar 1 persoon uitgewezen is van die 165? Dat is eigenlijk niets. Ik begrijp wel dat er mensen kunnen tussen zitten van wie de nationaliteit niet vaststaat, maar zo zullen er toch geen 164 zijn?
Als de cijfers niet kloppen, kunt u mij dan de juiste cijfers geven? Kunt u zeggen hoeveel van die 165 intussen uitgezet zijn? Van hoeveel loopt de procedure op dit moment?
Hoeveel van die personen werden in afwachting van hun uitwijzing opgevangen in een gesloten centrum, met het oog op hun repatriëring? Zo belanden ze ten minste niet opnieuw in de criminaliteit.
Ten slotte, welke maatregelen zal de DVZ nemen om meer illegalen in het algemeen uit te wijzen, en zeker illegale drugsdealers? Zeker wanneer het gaat over mensen die criminele feiten plegen moet men een zerotolerantiebeleid voeren. Men kan dit immers onder geen enkel beding tolereren.
08.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, ik heb vorige week een bijna identieke vraag gekregen. Ik wil ze echter wel graag beantwoorden.
Aangezien de drugsproblematiek een prioriteit was in het zonale veiligheidsplan van de Antwerpse politie en in het drugsbeleidsplan van de stad Antwerpen, heeft een eerste overleg plaatsgevonden tussen de stad Antwerpen en DVZ op 8 december 2008. Aan DVZ werd gevraagd om, indien mogelijk, illegale drugsdealers prioritair te repatriëren. Van hun kant zouden de Antwerpse politiediensten in de loop van 2009 grootschalige acties ondernemen, onder de naam Fortuna.
Om deze acties voor te bereiden, werd een tweede vergadering voorzien op 22 januari 2009. DVZ heeft hieraan zijn medewerking verleend door, enerzijds, plaatsen te voorzien in de gesloten centra en, anderzijds, bijstand op het terrein te verlenen van de gerechtelijke sectie.
Verdere afspraken werden gemaakt met het parket van Antwerpen dat overigens een nultolerantiebeleid voerde tegen deze illegale drugsdealers.
DVZ van zijn kant heeft de identificatie van deze vreemdelingen in gevangenschap prioritair opgestart, zodat deze na hun invrijheidsstelling en na de terbeschikkingstelling van DVZ zouden kunnen verwijderd worden naar hun land van herkomst.
Naar aanleiding van de politieacties waren er onder de gevatte verdachten een aantal personen die niet verwijderbaar waren van het Belgische grondgebied. Het ging daarbij om personen met de Belgische nationaliteit of vreemdelingen die een rechtmatig verblijf hebben in België, in het bezit zijn van een identiteitskaart voor vreemdelingen, rechten op tijdelijk verblijf, Europese onderdanen, enzovoort.
Overigens werden er in die periode door DVZ niet een maar acht vreemdelingen gerepatrieerd. Mijnheer Francken, u weet dat goed. U kunt immers nagaan of dit hetzelfde antwoord is als hetgeen ik u heb gegeven.
Bovendien waren al heel wat van de gevatte verdachten in de gevangenis geïnterviewd door DVZ omwille van het ontbreken van identiteitspapieren en dit met het oog op het bekomen van de gewenste reisdocumenten.
Bij de actie Fortuna in Antwerpen, die in de maand april 2009 is begonnen en nog steeds lopende is, werden in totaal al 55 personen administratief aangehouden. Dat wil zeggen dat DVZ voor die personen een administratief verslag vreemdelingencontrole heeft ontvangen met het oog op het nemen van een administratieve beslissing. Van die 55 personen zijn 21 personen effectief opgesloten in het gesloten centrum van Merksplas. Ondertussen zijn 9 personen reeds daadwerkelijk gerepatrieerd naar hun land van herkomst. Die cijfers slaan dus enkel op de onmiddellijke opsluiting, zonder interventie van het parket.
Ter herhaling, om een vreemdeling in onregelmatig verblijf te kunnen repatriëren naar het land van herkomst, is vereist dat hij of zij beschikt over een identiteitsdocument. In veel gevallen is dat echter niet het geval en dient door de administratie een identificatieprocedure te worden opgestart om de ware identiteit te achterhalen. Dan pas kan de betrokken vreemdeling worden gerepatrieerd.
Om die redenen spant DVZ zich al geruime tijd in om de relatie met de ambassades en de autoriteiten van de landen van herkomst te verbeteren om de identificatieprocedure te versnellen.
De jongste jaren heeft DVZ met behulp van het Europees terugkeerfonds extra projecten gelanceerd. Zo organiseert DVZ jaarlijks een consulaire avond, zijn er dit jaar al vijf infosessies gehouden met de consuls en zijn er brochures gemaakt met informatie over het Belgisch terugkeerbeleid. Twee verdere infosessies zullen in de komende weken worden georganiseerd.
Voorts werken de immigratieambtenaren op problematische landen. Zij spannen zich in om identificatieprocessen te ondersteunen door onder andere identificatieteams naar hier te halen, bijvoorbeeld voor Vietnam en Pakistan, door de verzending van vingerafdrukken sneller te doen verlopen, bijvoorbeeld met Marokko, en door MOU’s te onderhandelen, met China en Peru, of door via actieplannen de autoriteiten van de landen van herkomst aan te zetten om prioriteit te geven aan Belgische aanvragen.
Ook vinden er op regelmatige basis en op verschillende niveaus vergaderingen plaats tussen vertegenwoordigers van DVZ en vertegenwoordigers van ambassades en consulaten om gemeenschappelijk te zoeken naar oplossingen in de procedure om het identificatie- en terugkeerproces te vereenvoudigen en te versnellen.
Ten slotte kan ik u nog meedelen dat een verdere intensifiëring van de samenwerking tussen DVZ en het parket aan de orde zal zijn.
08.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, een korte reactie. Mijn bekommernis blijft. We hebben het toch over illegale criminelen. Anderen met een dubbele nationaliteit of personen die legaal in het land verblijven, zijn nog iets anders. Al moeten die ook gestraft worden. Ik heb het over de illegale drugdealers.
Van die 165 zijn er nu 9 in plaats van 1 gerepatrieerd, maar de rest nog niet. Wat zal er met de rest gebeuren, behoudens een aantal gevallen waarin het mogelijk lang duurt om de terugkeer mogelijk te maken? Het kan toch niet dat het percentage zo hoog ligt dat we voor slechts 9 mensen de terugkeer kunnen regelen, maar niet voor de rest. Het valt mij ook op dat slechts 21 mensen zijn opgesloten in Merksplas. Zit de rest dan allemaal in de gevangenis? Nee? Die worden dan vrijgelaten. Dat is het probleem. Ik stel vast dat het gaat over illegale criminelen waarvan er slechts 21 zijn opgesloten en 9 gerepatrieerd.
08.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Iemand die in de gevangenis zit, blijft in de gevangenis en wordt niet getransfereerd naar een gesloten centrum tijdens de justitiële procedure. Ik kan u alleen maar de cijfers geven van degenen die administratief in de gesloten centra worden geplaatst en degenen die gerepatrieerd zijn.
Zoals gezegd heeft men identiteitsdocumenten nodig om iemand te repatriëren. Verschillende mensen zijn niet repatrieerbaar, bijvoorbeeld iemand die Belg is. Al die elementen moeten in aanmerking worden genomen om die cijfers beter te kunnen aanpakken.
08.05 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, het is heel moeilijk uit te leggen aan de bevolking dat wij er niet in slagen om illegale criminelen het land uit te zetten of dat wij er maar voor zo’n beperkte groep in slagen. Daar moeten we echt wel werk van maken. Over enkele maanden zal ik u, of dan misschien een andere minister, daar verder over ondervragen. Ik neem aan dat u er verder aan blijft werken om de overige criminelen het land uit te zetten. Het kan niet dat het bij 9 mensen stopt.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het dossier Mohammed Saber, onverwijderbare illegale terrorist" (nr. 1059)
09 Question de M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le dossier de Mohammed Saber, terroriste en situation illégale non éloignable" (n° 1059)
09.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb twee weken geleden ook een vraag over Mohamed Saber gesteld. U ziet dat ik de zaken goed opvolg. Toen was er geen bereidheid om op mijn vragen te antwoorden. Ik zal de inleiding niet herhalen. U weet zeer goed over wie en wat het gaat.
Ik wil nogmaals herhalen dat het hier gaat over iemand die na Nizar Trabelsi de zwaarste terrorist is in ons land. Gisteren werden ook nog terroristen opgepakt. Misschien zitten daar nog zwaardere gevallen tussen. Dat zal nog moeten blijken. Saber Mohamed is alleszins iemand van het meest radicale en extremistische niveau.
Mijnheer de staatssecretaris, ik vraag mij af waar hij is. Hij zit niet meer in Brugge, daar ben ik intussen al achter, maar waar zit hij dan wel? Het is ook een kwestie van algemene openbare orde. Daarom heb ik de vraag gesteld. Ik hoop dat u niet verwijst naar het reglement van de Kamer, want dat is volgens mij niet van toepassing.
Zit Saber Mohamed nog steeds in het gesloten asielcentrum te Brugge of kon hij inmiddels succesvol worden verwijderd of is hij vrijwillig vertrokken?
In een eerste reactie op de brief van Saber Mohamed gaf u aan geen commentaar te willen geven, omdat de procedure nog lopende was. Is dat nog steeds het geval of werd Saber verwijderd? Zo ja, welk akkoord werd hierover met Saber Mohamed bereikt?
Ik had graag ook een specificatie van de diverse elementen van het akkoord. Administratief, is hij verwijderd naar Irak, Burundi of een ander land? Financieel, is er geld betaald? Hoeveel? Wie heeft dat betaald?
Ik had in het bijzonder ook graag een antwoord op de vraag of het bereikte akkoord ook ging over een som geld en hoeveel.
Bij een verwijdering van Saber, naar welk land werd hij verwijderd? Hoe werd de verwijdering georganiseerd? Nam hij het vliegtuig? Was het een reguliere vlucht, van welke luchthaven naar welke luchthaven? Werden de lokale autoriteiten op de hoogte gebracht?
Hebt u weet van schendingen van het artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?
09.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het gaat over individuele dossiers, maar ik zal een algemeen antwoord verstrekken.
Wat ik nu kan zeggen, is dat de heer Saber vrijwillig is teruggekeerd naar Irak. Dat gebeurde in het kader van een IOM-contract. Dat kon gebeuren in overeenstemming met artikel 3 van het EVRM, omdat het een vrijwillige terugkeer was. Hij is in Irak en de IOM heeft bevestigd dat hij daar is aangekomen.
De autoriteiten zijn op de hoogte gebracht, teneinde de nodige reisdocumenten voor de vrijwillige terugkeer te kunnen opmaken.
09.03 Theo Francken (N-VA): Ik begrijp dat u op glad ijs loopt. Het is een heel moeilijk dossier. Daar heb ik begrip voor. Wij hebben daarover verschillende keren onder vier ogen gesproken. Dat respecteer ik. Ik vind het zelfs knap dat u een antwoord geeft. Ben Weyts vertelde mij dat sommige ministers daarop niet eens zouden willen antwoorden en dat het ook hun goed recht is. U geeft ten minste nog een antwoord. Ik bedank u daarvoor.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "botscans voor jonge asielzoekers" (nr. 1100)
10 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les tests osseux pour les jeunes demandeurs d'asile" (n° 1100)
10.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, in ons land geldt de regel dat minderjarige asielzoekers recht hebben op opvang maar niet in een gesloten opvangcentrum mogen worden opgesloten – als ik mij zo mag uitdrukken – en onder geen beding mogen worden uitgewezen. Dat geldt dan ook voor hun ouders omdat kinderen niet van hun ouders kunnen of mogen worden gescheiden.
Hierdoor verklaren steeds meer meerderjarige asielzoekers aan de grens dat zij minderjarig zijn, om opsluiting in een gesloten centrum of uitwijzing te vermijden. Om dergelijk bedrog tegen te gaan worden er botscans van de pols genomen van jonge asielzoekers teneinde hun leeftijd te bepalen, uiteraard als er geen documenten zijn die de leeftijd van de asielzoeker kunnen bewijzen. De Dienst Vreemdelingenzaken interpreteert het resultaat van deze tests en velt daarna zijn oordeel over de leeftijd van de aanvrager.
Er bestaan rond deze methode veel twijfels. Veel meerderjarigen misbruiken dit systeem maar omgekeerd is ook al gebleken dat sommige minderjarigen uiteindelijk beoordeeld worden als zijnde meerderjarig. Dat is gebeurd met een groep Nigeriaanse minderjarige asielzoekers in 2001. Zij werden door de Dienst Vreemdelingenzaken meerderjarig verklaard ondanks het resultaat van de botscan. Het kan dus zowel in positieve als in negatieve zin fout geïnterpreteerd worden. Blijkbaar zou dat dan gebeurd zijn om tegemoet te komen aan het destijds ook al bestaande opvangtekort.
Mijnheer de staatssecretaris, ik weet dat ik om cijfergegevens vraag, maar via een mondelinge vraag gaat dat sneller. Hoeveel botscans werden er in 2009 en in 2010 gedaan bij minderjarige asielzoekers? Hoeveel procent is dat van het totaal aantal minderjarige asielzoekers? Wat waren de resultaten ervan? In hoeveel gevallen stemde de vermeende leeftijd overeen met het resultaat van de botscan? Als deze resultaten niet overeenstemden, hoeveel jaar verschil ligt er dan gemiddeld tussen de vermeende en de werkelijke leeftijd? Bij het uitvoeren van een botscan houdt men gewoonlijk rekening met een foutenmarge. Ik heb mij laten vertellen dat dit twee jaar is maar ik weet dat niet zeker. Daarom vraag ik u hoeveel die foutenmarge bedraagt. Wordt het resultaat van de botscan altijd gevolgd door de Dienst Vreemdelingenzaken? Is dit doorslaggevend voor de uiteindelijke beslissing of is dit louter indicatief?
10.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Smeyers, ik moet u zeggen dat het wel DVZ is die bevoegd is om de leeftijd te bepalen via een botscan. Dat is zo sinds de dienst Voogdij actief is, sinds 2005. DVZ organiseert dus de zogenaamde triple test, deze tests gebeuren dus onder toezicht van de DVZ.
Vervolgens is het de dienst Voogdij die beslist of de persoon onder de door de wet voorziene criteria valt om als een niet-begeleide minderjarige vreemdeling te worden beschouwd. Zodra de dienst Voogdij over de leeftijdsbepaling heeft beslist en dus over het feit of de persoon als een niet-begeleide minderjarige vreemdeling of als een volwassene moet worden beschouwd, moet de DVZ deze administratiebeslissing respecteren en daarmee rekening houden bij alle beslissingen die voor deze niet-begeleide minderjarige worden genomen.
De DVZ kan wel steeds twijfel uiten over de leeftijd van de persoon die verklaart minderjarig te zijn en deze twijfel meedelen aan de dienst Voogdij, die vervolgens de medische tests om de leeftijd te bepalen zal uitvoeren. Als de DVZ de test aanvraagt, draagt de DVZ de kosten hiervoor.
De gevallen waarin de DVZ twijfel inroept handelen meestal over personen in de leeftijdscategorie vanaf 16 jaar. DVZ uit ook geregeld twijfel voor minderjarigen aan de grens, de zogenaamde INAD’s.
Hoe dan ook, de vragen - inclusief deze over de foutenmarge – moeten dus aan de dienst Voogdij worden gericht, want de DVZ beschikt niet over het totaal aantal aanvragen en uitslagen. Er zijn immers ook andere instanties dan de DVZ die twijfel kunnen uiten bij de verklaarde leeftijd van de minderjarige.
10.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord, maar ik zal mij ter zake verder bevragen, misschien ook via schriftelijke vragen.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de opkomst van Turkije als draaischijf voor illegale migratie naar de Europese Unie" (nr. 1168)
- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de opkomst van Turkije als draaischijf voor illegale migratie naar de Europese Unie" (nr. 1169)
- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'émergence de la Turquie comme plaque tournante de la migration illégale vers l'Union européenne" (n° 1168)
- M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'émergence de la Turquie comme plaque tournante de la migration illégale vers l'Union européenne" (n° 1169)
De voorzitter: Mijnheer Francken, u hebt de twee vragen zowel aan de staatssecretaris als aan de minister van Buitenlandse Zaken gesteld. De staatssecretaris zal ook namens de heer Vanackere antwoorden.
11.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik kan ook verklaren waarom ik de vragen naar beide gestuurd heb. Als ik dat in de commissie voor de Landsverdediging doe, dan maakt men er een spelletje van om enkel te antwoorden op de vragen die over Defensie gaan en niet over Buitenlandse Zaken. Ik heb geleerd om de vragen aan beide te sturen om zeker te zijn dat ik op elke vraag een antwoord krijg.
Mijnheer de staatssecretaris, de voorbije jaren komen er steeds meer illegale migranten via de Turks-Griekse grens. Spanje en Italië hebben hun bootcontroles en hun grenscontroles sterk opgedreven, waardoor Griekenland het nieuwe walhalla is. Zij komen dus via Turkije en Griekenland Europa binnen. Zij blijven zeker niet in Griekenland, want als het ergens zeer slecht gaat en helemaal niet aangenaam is om te vertoeven als economische vluchteling, dan is het wel in Griekenland. Zij trekken allemaal naar het westen. U weet dat beter dan ik.
Blijkbaar is het wel zo, dat wist ik niet, dat Turkije een terugnameakkoord heeft, een verdrag met Griekenland om illegale vreemdelingen terug te nemen. Turkije doet dat evenwel niet. Zij wensen die mensen niet terug te nemen. Griekenland zit zelf ook in heel grote problemen. Daarover hebben wij het al verschillende keren gehad. Wij zullen dat hier vandaag niet opnieuw uit de doeken doen.
Kan er, in het kader van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie of in een ander kader, geen politieke of diplomatieke druk op Turkije uitgeoefend worden om die mensen die via Turkije naar Griekenland gaan toch terug te nemen?
Werd dat probleem al besproken op Europees niveau? Gaat u dat probleem aankaarten? Zijn de inspanningen van Frontex die er nu reeds zijn, voldoende om het probleem aan te pakken? Ik heb hier ook al een vraag gesteld over de inzet van Frontex voor die 150 grenswachten die er komen voor de grenscontrole. Dat is uiteraard onvoldoende, maar het is een eerste stap. Is er Europees al druk gezet op Turkije en Griekenland om die zaak daar te sluiten?
11.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het probleem werd inderdaad reeds besproken en aangepakt op Europees niveau, onder meer ook in enkele werkgroepen binnen de Raad. Ik kan u het antwoord geven van Buitenlandse zaken op deze vraag.
Enkele weken geleden heeft Griekenland in het kader van deze problematiek via de Europese Commissie ondersteuning gevraagd aan de EU met betrekking tot de controles aan de Turks-Griekse grens. Het is zo dat Griekenland de vraag tot inzet van RABITs aan Frontex heeft gesteld. Op zijn beurt heeft Frontex dan een oproep aan de lidstaten gedaan om RABITs te sturen. Ook België levert hieraan een bijdrage. Het is hierbij belangrijk te vermelden dat de Europese Commissie ondertussen reeds vooruitgang heeft geboekt in de onderhandelingen met Turkije, met het oog op het afsluiten van een readmissieakkoord op Europees niveau.
Eens dit akkoord getekend, zou het een belangrijk instrument kunnen zijn in het kader van een samenwerking met Turkije inzake de strijd tegen de onregelmatige immigratie aan de Grieks-Turkse grens.
De deelnemende lidstaten krijgen dagelijks een gedetailleerd overzicht van de acties, maar deze gegevens zijn strikt vertrouwelijk op uitdrukkelijke vraag van Frontex zelf. Thans is er nog geen evaluatieverslag opgesteld rond het RABITs-optreden aan de Grieks-Turkse grens, vermits deze nog niet is beëindigd. Bijgevolg kan op dit ogenblik nog niet geantwoord worden op de laatste vraag.
11.03 Theo Francken (N-VA): Misschien nog een korte vraag. Zal dit ook ter sprake komen op de asieltop van begin december of is dat een andere zaak?
11.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Wij hebben een akkoord om de actieplannen van Griekenland iedere maand te bespreken tijdens de Raad. De Commissie zal zeker een stand van zaken geven over de situatie in Griekenland, met inbegrip van de RABITs.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.40 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.40 heures.