Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor de Financiën en de Begroting |
du Mercredi 17 novembre 2010 Après-midi ______ |
van Woensdag 17 november 2010 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.06 heures et présidée par Mme Muriel Gerkens.
De vergadering wordt geopend om 14.06 uur en voorgezeten door mevrouw Muriel Gerkens.
01 Vraag van de heer Ben Weyts aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de corruptie-index van Transparency International" (nr. 606)
01 Question de M. Ben Weyts au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'index de corruption de Transparency International" (n° 606)
01.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, op 26 oktober 2010 maakte Transparency International zijn jaarlijkse corruptieklassement bekend. België staat dit jaar op de 22e plaats, met dezelfde slechte score als vorig jaar, en zakt daarmee zelfs nog een plaats. Wij bevinden ons ongeveer op het niveau van Oost-Europa. Het rapport haalt vooral de afwezigheid aan van een regeling met betrekking tot de klokkenluiders. Dat is altijd het struikelblok. Ook de administratieve onderzoeken van het Hoog Comité van Toezicht moeten volgens het rapport van Transparency International opnieuw ingevoerd worden.
Het blijft een slechte score. In het verleden heb ik hierover al herhaaldelijk vragen gesteld. Anderzijds kon men in de afgelopen jaren op politiek niveau bepaalde zaken vaststellen. De regering is momenteel overgegaan in lopende zaken, maar had wel heel wat politiek verantwoordelijken die zich op de een of andere manier bezighielden met corruptie, zoals staatssecretaris Carl Devlies, bevoegd voor de coördinatie van de fraudebestrijding, de betreurde regeringscommissaris Guido De Padt, die bevoegd was voor de interne audit binnen de federale overheid, minister Reynders, die met de Regie der Gebouwen en de FOD Financiën de twee meest corruptiegevoelige departementen onder zijn hoede had en uzelf, de staatssecretaris bevoegd het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie.
Niettegenstaande de overvloed aan politiek verantwoordelijken staan wij absoluut nog niet verder inzake het integriteitsbeleid. Er is enkel een omzendbrief deontologie en er is een handleiding belangenconflicten, maar dat is het dan. Ik verwijs vooral naar de klokkenluiderregeling, die u mij eigenlijk had toegezegd. U had begin dit jaar aangekondigd dat er eindelijk een akkoord zou zijn op het niveau van de federale regering met betrekking tot de klokkenluiderregeling.
Waarop is die regeling dan gesneuveld? Ik had begrepen dat er een akkoord was binnen de regering, maar dat is blijkbaar niet doorgegaan.
Welke andere maatregelen heeft de regering genomen sinds november 2009, sinds het laatste rapport van Transparency International?
01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Weyts, België mag dan al enkele plaatsen hebben verloren in het jongste klassement van Transparency International, toch wil ik noteren dat België een quotering haalt van 7,1 op 10 en dit is hetzelfde als in 2009. België is dus onveranderd gebleven terwijl andere lidstaten grote inspanningen hebben geleverd waardoor zij zijn vooruitgegaan in de klassering.
In het antwoord op uw vraag welke maatregelen de regering heeft genomen sinds november 2009 in de strijd tegen de corruptie, beperk ik mij tot de initiatieven die zijn gerelateerd aan mijn bevoegdheid voor het integriteitsbeleid in het federale administratieve openbare ambt. Andere leden van deze regering, zoals bijvoorbeeld Landsverdediging (militair personeel), Binnenlandse Zaken (politie), de staatssecretaris voor de coördinatie van de fraudebestrijding en de regeringscommissaris voor de interne audit van de federale overheid – die intussen middels de goedkeuring van de Ministerraad van 20 juli 2010 ontslag heeft genomen – zullen u ongetwijfeld bijkomende informatie kunnen bezorgen over maatregelen die vanuit hun bevoegdheidsdomeinen bijdragen aan de preventie van corruptie.
Overigens vestig ik er uw aandacht op dat de preventie van corruptie in België, waarop het jaarlijkse corruptieklassement van Transparency International betrekking heeft, niet alleen een verantwoordelijkheid is van de federale overheid, maar eveneens van de Gemeenschappen, de Gewesten en de privé-sector.
In het raam van mijn bevoegdheid voor preventie, integriteit en de daarmee verbonden activiteit van het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie kunnen volgende elementen worden aangehaald. Op 21 juni laatstleden verscheen in het Belgisch Staatsblad een rondzendbrief in verband met de verplichting tot dubbele verklaring op erewoord over belangenvermenging voor personen die een actieve rol spelen bij overheidsopdrachten.
Op 22 september 2009 verscheen in het Belgisch Staatsblad het koninklijk besluit van 20 september 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 oktober 1996 betreffende het voorafgaand toezicht en de overdracht van de bevoegdheid inzake de gunning en uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake de toekenning van concessies voor openbare werken op federaal niveau.
Dit koninklijk besluit organiseert de bevoegdheden van een overheid wanneer een overheid vaststelt dat er bij een bepaalde overheidsopdracht een belangenvermenging bestaat, zoals bepaald in artikel 10 van de wet van 1993 op de overheidsopdrachten.
Op de website van de FOD Budget en Beheerscontrole verscheen een handleiding voor het beheer van belangenvermengingen in het administratief openbaar ambt. Het gaat er met name om ambtenaren in staat te stellen zichzelf te evalueren omtrent eventuele toestanden van belangenvermengingen.
Op het vlak van beleidsvoorbereiding werd in het voorjaar van 2010 in mijn beleidscel een voorstel van het bureau besproken over een meldingssysteem voor integriteitsscheiding, de zogenaamde klokkenluidersregeling, dat tegemoet kwam aan de hedendaagse principes en criteria van een dergelijke regeling.
De val van de regering in april 2010 heeft het voorbereidend overleg echter opgeschort. Het voorstel zal in de volgende regering opnieuw worden voorgelegd aan de staatssecretaris bevoegd voor het federaal integriteitsbeleid.
In samenwerking met het Leuvens Instituut voor Criminologie voert het bureau momenteel een wetenschappelijk onderzoek om de integriteit van het federaal administratief openbaar ambt in beeld te brengen. Een van de doelstellingen van dit onderzoek is om het federale integriteitsbeleid aan te passen op basis van de objectieve bevindingen die voortvloeien uit de bevraging van federale ambtenaren. De rapportering van de onderzoeksresultaten wordt verwacht voorjaar 2011.
Op het terrein verzorgt het bureau ook verschillende opleidingen op maat van de federale overheidsorganisaties. In het raam van de strijd tegen corruptie kan de samenwerking met de Administratie van Douane en Accijnzen hierbij ter illustratie dienen. Een ander voorbeeld is het samenwerkingsprotocol met de Belgische Technische Coöperatie, waarbij het bureau medewerkers ter beschikking stelt voor het uittekenen en toepassen van een integriteitstraject in de binnen- en buitendiensten van de BTC.
01.03 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor dit omvattend antwoord. Het is goed dat er initiatieven zijn genomen als verklaringen op eer. Misschien is dat van ondergeschikt belang, maar het KB met betrekking tot overheidsopdrachten is zeker een goed initiatief. Blijft natuurlijk bij wijze van slotsom dat deze regering op dit vlak en niettegenstaande het grote aantal politieke verantwoordelijken en dezelfde score eigenlijk achteruit is gegaan ten opzichte van vooral de rest van het Europese peloton. Dat kunnen we betreuren. Er werd jaren tijd genomen voor de klokkenluidersregeling en het is jammer dat dit finaal gestrand is. Het was al beloofd voor maart, dacht ik, dus is de val van de regering in april niet zo’n gepast excuus. U hebt er echter werk van gemaakt en dat is al een goed punt. Hopen we dat de mogelijk volgende regering de koe bij de horens zal vatten en werk zal maken van de klokkenluidersregeling.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Georges Gilkinet au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'avis de la Cour des comptes sur les recettes illégales dans le budget 2009" (n° 694)
02 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het advies van het Rekenhof met betrekking tot de onwettige ontvangsten in de begroting 2009" (nr. 694)
02.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, en ce qui concerne les klokkenluiders, terme difficile à traduire en français, il existe une excellente proposition de loi du groupe Ecolo-Groen!. Si on peut ne pas attendre la formation d'un nouveau gouvernement pour avancer sur cette recommandation de transparence internationale, ce serait opportun.
Dans le cas qui nous préoccupe, la Cour des comptes a joué son rôle de vigilance. La question a été posée à plusieurs de vos collègues, mais nous tentons d'y voir clair à propos du montant de 115 millions d'euros d'abord transféré, à la suite d'une décision de justice d'octobre 2008, des comptes de l'Organe Central pour la Saisie et la Confiscation (OCSC) à la Caisse des Dépôts et Consignations avant de l'être au Trésor et enregistré en recettes dans le budget 2009.
Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous nous expliquer à nouveau le processus de décision et les avis juridiques qui ont validé cette décision, notamment la deuxième décision de transfert des 115 millions d'euros de la Caisse des Dépôts et Consignations vers le Trésor?
Pouvez-vous nous confirmer les conséquences budgétaires de la décision prise par le gouvernement, mercredi dernier, de reverser cette somme à l'Organe Central pour la Saisie et la Confiscation? Mon interprétation est-elle correcte, lorsque je dis que cette mesure aggrave le déficit global de 115 millions d'euros?
Quelles sont vos pistes pour améliorer ce dispositif, notamment sur la question de savoir à partir de quel moment cet argent en dépôt peut être considéré comme une recette de l'État, car confisqué aux personnes concernées?
02.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame la présidente, monsieur Gilkinet, le Conseil des ministres du 23 octobre 2008 a décidé de transférer les 115 millions des comptes de l'OCSC vers la Caisse des Dépôts et Consignations, comme le prévoit l'article 11 de la loi organique sur l'OCSC.
L'objectif de cette mesure était double: premièrement, mettre à l'abri des montants à propos desquels l'OCSC n'a, à ce jour, toujours pas de comptabilité et qui se trouvaient sur des comptes auprès d'une institution bancaire privée qui n'était plus légalement habilitée, en vertu de la législation sur les marchés publics. Deuxièmement, profiter de cette mesure de saine gestion pour, via une recette exceptionnelle, intégrer dans les comptes de l'État un montant que, au vu des statistiques sur les confiscations et restitutions, il n'était pas nécessaire de maintenir sur les comptes de l'OCSC en vue des restitutions qu'il doit effectuer suite à des décisions judiciaires les ordonnant. Le futur nous a donné raison.
La décision du Conseil des ministres a été exécutée en décembre 2009. Les 115 millions ont été transférés de l'OCSC vers la Caisse des Dépôts et Consignations en conformité avec l'article de la loi organique de l'OCSC.
Au cours des mois qui ont suivi, la réalité a confirmé les statistiques. L'OCSC n'a rencontré aucun problème de liquidités, loin de là, pour faire face aux décisions judiciaires de restitution.
En tout état de cause, si c'était le cas à l'avenir, les fonds demeurent évidemment disponibles pour des remboursements éventuels, de la même façon qu'ils le seraient s'ils étaient restés sur des comptes auprès de l'institution bancaire privée désignée par l'OCSC.
Par ailleurs, les évolutions récentes au sein de l'OCSC ont confirmé que la décision de transférer ces montants relevait d'une gestion prudente des fonds à gérer par l'État.
Enfin, ces 115 millions n'ont finalement pas servi à embellir les comptes de l'État de 2009. En effet, le montant en question n'a pas été pris en compte dans les comptes nationaux officiels belges, établis par l'Institut des Comptes nationaux. Ils ne le seront qu'à partir du moment où une décision définitive sera prise.
La discussion en cours n'a dès lors aucun impact sur les comptes de 2009 de l'État belge. À la fin du mois de décembre 2009, les 115 millions ont été transférés de la Caisse des Dépôts et Consignations et à la Trésorerie. Ce transfert ne relève pas de mes compétences mais de celles du ministre des Finances. Je sais que vous lui avez d'ailleurs posé une question à ce sujet. Lors de sa dernière réunion, le Conseil des ministres a corrigé cela et a décidé de retourner les 115 millions à la Caisse des Dépôts et Consignations, même si d'un point de vue strictement budgétaire, cela ne change rien.
Quoi qu'il en soit, ce transfert ne pose aucun problème particulier. Avec la Caisse des Dépôts et Consignations et la Trésorerie, on reste dans le périmètre de l'État dont le budget doit être considéré comme un tout. Même transférés de l'OCSC au Trésor, ils n'ont pas été comptabilisés pour l'État étant donné qu'ils n'ont pas été acceptés comme une recette par l'Institut des Comptes nationaux.
Au cas improbable où l'OCSC ne pourrait faire face aux décisions de restitution – 115 millions, comme vous le savez, ce n'est qu'une petite partie des montants concernés -, la Caisse des Dépôts et Consignations ou la Trésorerie seraient là pour suppléer. Il est étonnant de constater qu'un mécanisme appliqué chaque année pour l'ensemble des contribuables belges n'est pas considéré suffisamment sûr pour des sommes saisies à la suite de délits.
Je m'explique: chaque année, l'État enregistre dans ses comptes les recettes provenant du précompte professionnel perçu sur les revenus de tous les travailleurs belges; un an plus tard, l'État rembourse les contribuables qui ont trop versé. Ces remboursements sont enregistrés comme des dépenses de l'État. Aucun contribuable n'a jamais douté du remboursement ultérieur sous prétexte que l'État incorporait dans ses recettes le produit de son précompte professionnel. Il conviendrait apparemment de donner à celui dont le bien a fait l'objet d'une saisie davantage de garanties qu'au contribuable qui a simplement payé ses impôts.
02.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, ayant posé la question à quatre membres différents du gouvernement, j’ai obtenu, à chaque fois, des éléments de nuance qui ne sont pas anodins. Si vos collègues s’accordent sur le bien-fondé de l’opération de transfert du montant de 115 millions d’euros - ce qui n’est qu’une partie des sommes gérées par l’Organe Central pour la Saisie et la Confiscation -, sur les comptes d’une institution bancaire privée n’ayant pas fait l’objet d’un marché public pour l’attribution de ce beau marché (à ma connaissance, il s'agit de quelques centaines de millions d’euros), par contre, le deuxième objectif, visant à intégrer dans le budget de l’État ces sommes qui ne seront éventuellement jamais réclamées, est nié par certains de vos collègues. Le ministre de la Justice disait très clairement qu’il était opposé à cette opération, que cet argent avait été transféré à la Caisse des Dépôts et Consignations mais n’était pas destiné à être intégré au Trésor. C’est une fameuse soupe!
La Cour des comptes a bien fait son travail en relevant ce problème. Il faut absolument pouvoir clarifier la question sur la tenue de la comptabilité au niveau de l’Organe Central pour la Saisie et la Confiscation qui est un outil vraiment important pour gérer des affaires en justice et toucher au portefeuille des criminels, le cas échéant. Qui gère ces montants importants? Le fonctionnaire dirigeant qui est un magistrat a été licencié pour faute grave, il y a peu. Quelle est la comptabilité? Quelle institution bancaire s’occupe-t-elle de la gestion et à partir de quel moment l’État peut-il estimer que ces montants peuvent constituer une recette nette? Je constate qu’au sein du gouvernement il n’y a pas d’accord à ce sujet.
Pour rappel, dès 2008, j’ai interpellé M. Devlies qui m’avait alors répondu que la situation était prise en main mais je constate qu’elle ne l’est pas du tout. Il faudra reprendre ce dossier et le clarifier absolument.
02.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur Gilkinet, où sont les divergences entre les membres du gouvernement? Personne ne contestera la décision prise par le ministre de la Justice de mettre cette personne de côté. Vous non plus, j'espère!
02.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je ne connais pas le dossier. Je suppose qu’il y a suffisamment d’éléments pour faire confiance au gouvernement.
02.06 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Un transfert a effectivement eu lieu vers la Caisse des Dépôts et Consignations. La notification budgétaire en atteste.
Vous dites que ce n'était pas pour le budget de l'État. Mais la Caisse des Dépôts et Consignations se situe dans le périmètre consolidé de l'État. Comme je vous l'ai dit, c'est donc dans le périmètre de l'État et ce n'est pas calculé dans le solde. Pourquoi? Parce qu'il n'y a pas eu de décision définitive quant à l'affectation des montants.
Je comprends que vous essayiez de trouver des éléments tendant à faire croire qu'il existe des divergences ou différentes interprétations, mais en termes budgétaires et de chiffres, cela ne change absolument rien.
Cela dit, il est vrai que l'on va devoir trouver une solution à plus long terme sur la question de savoir comment on fonctionne avec l'OCSC qui a connu certains problèmes. Une décision assez lourde a d'ailleurs été prise. Elle vise à mettre les magistrats de côté.
Il s'agira donc de trouver un mécanisme permettant de garantir que l'argent qui doit être restitué le soit effectivement, mais aussi de gérer au mieux ledit argent. Tant que de l'argent est disponible, il faut qu'il rapporte le plus possible aux citoyens belges.
En résumé, les modalités doivent encore être définies, mais j'espère que vous serez d'accord avec moi sur les objectifs.
02.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, j'espère que cet argent pourra être le plus rentable possible et qu'il pourra être placé au profit de causes utiles, mais il s'agit d'un autre débat.
Cela dit, je vous invite, monsieur le ministre, à procéder à une lecture comparée des rapports. En effet, les explications du ministre de la Justice sont très différentes. Il a déclaré qu'il avait accepté ce transfert en spécifiant qu'il s'agissait toujours de l'argent de l'Organe Central pour la Saisie et la Confiscation et que seul le numéro de compte avait été changé. Je résume ses propos. Mais c'est, en tout cas, ce qu'il a expliqué assez clairement, mercredi passé.
D'autres décisions sont peut-être intervenues avant et après et, pour ma part, je constate que les membres du gouvernement ont des interprétations différentes. Mais il est vrai que l'on a été habitué durant trois ans à être confronté à ce genre de problème. Cela aurait pu arriver avec d'autres gouvernements.
Ce qui m'intéresse c'est que, dans le futur, on puisse trouver des mécanismes de gestion plus clairs et qui fassent l'objet d'un plus grand consensus au sein du gouvernement.
La présidente: Nous nous consacrerons donc à l'examen des différentes réponses.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Georges Gilkinet au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la communication des audits élaborés par l'Inspection des Finances" (n° 782)
03 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de publicatie van de audits van de Inspectie van financiën" (nr. 782)
Je demande que chacun respecte son temps de parole.
03.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, au-delà de ses missions préventives en matière de contrôle ex ante des décisions budgétaires du gouvernement, l'Inspection des finances réalise, à la demande, des audits. Contrairement à ceux réalisés par la Cour des comptes, ils ne font pas l'objet d'une communication systématique, quand bien même ils reprennent des informations et analyses utiles de nature à faire évoluer positivement les pratiques au sein des services publics fédéraux et d'intéresser en l'occurrence les membres du parlement.
Ainsi, j'ai appris, lors d'une journée d'étude organisée par la KUL, que l'Inspection des finances avait réalisé récemment et à votre demande des audits sur l'évolution des effectifs du personnel entre les services logistiques et les services opérationnels, sur le paiement tardif des factures par l'État et sur les frais de logement des différentes administrations.
Monsieur le secrétaire d'État, quel est votre avis sur la publicité à donner aux audits réalisés par l'Inspection des finances? Êtes-vous favorable à ce qu'elle soit plus systématique et plus complète?
Confirmez-vous l'existence de ces audits? Pouvez-vous me les transmettre? À défaut, pouvez-vous m'en communiquer les principales conclusions?
03.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame la présidente, monsieur Gilkinet, la réponse sera assez longue étant donné que vous me demandez des commentaires sur diverses enquêtes.
Je tiens à indiquer que les audits exécutés par l'Inspection des finances concernent les fonds européens et sont, en principe, destinés à la Commission européenne. Les audits auxquels vous faites référence dans votre question concernent plutôt des enquêtes et analyses de performances que des audits dans le sens strict. Il s'agit en effet d'une enquête de personnel à l'État fédéral, d'une analyse sur l'efficacité des paiements de factures et d'un rapport sur l'analyse de données relatives aux frais immobiliers pour l'année 2007.
J'attire votre attention sur le fait que ces enquêtes et analyses ont été exécutées à la demande du secrétaire d'État au Budget ou du commissaire de gouvernement Guido De Padt. Si elles entrent dans le cadre de l'arrêté royal du 16 novembre 1994 relatif au contrôle administratif et budgétaire, elles se situent donc dans la phase préalable à la prise de décision.
Aussi longtemps qu'elles n'ont pas fait l'objet d'une décision concrète, elles peuvent en principe encore être modifiées ou complétées. En ce sens, une publication systématique avant une décision ne me semble pas indiquée.
Je me permettrai à présent un bref commentaire sur les trois rapports mentionnés.
L'enquête de personnel de l'État fédéral cadrait avec les conclusions de l'étude de 2007 de l'OCDE concernant la politique de personnel des autorités belges durant la période 1995-2005, entre autres, en ce qui concerne le niveau de recrutement ainsi que l'augmentation constatée dans les services généraux de l'autorité fédérale.
L'intention principale de cette analyse visait à obtenir une vue globale pour la période 2005-2009 en faisant la distinction entre les services logistiques et les services opérationnels. Les conclusions les plus importantes étaient entre autres que le nombre des membres du personnel augmente en pourcentage plus vite pour les services logistiques que pour l'ensemble des services. Et qu'au-delà de l'augmentation du nombre total d'équivalents temps plein, se trouve aussi un upgrading important.
Cette étude n'a pas été soumise au Conseil des ministres, mais a bien fait l'objet d'un débat au Conseil des ministres du 12 juin 2009 sur l'évolution du nombre de fonctionnaires et des crédits de personnels. Cela a mené plus tard au développement d'un système de monitoring, système d'enregistrement et de suivi fiable du nombre de fonctionnaires, ainsi qu'à une restriction budgétaire des enveloppes de personnels.
Vu ces décisions, je vous prie, monsieur Gilkinet, de vous référer aux chiffres et aux données du SPF P&O.
En ce qui concerne le paiement des factures dans les délais, cette enquête a été exécutée par l'Inspection des finances en collaboration avec le SPF Budget, à la demande du commissaire du gouvernement Guido De Padt et a abouti à onze recommandations. Parmi elles, je citerai par exemple le fait de prévoir une adresse de facturation centrale qui devrait suivre le traitement administratif ultérieur des factures et l'intégration maximale des procédures au projet Fedcom. Sur la base de ces recommandations, l'objectif est d'élaborer, en collaboration avec le SPF Budget, des directives concrètes pour les administrations et de soumettre celles-ci au Conseil des ministres et/ou au ministre du Budget. Nous attendons le nouveau gouvernement pour ce faire.
Ces recommandations n'ont donc pas encore été approuvées et je n'ai aucune objection à vous les communiquer dès qu'elles l'auront été.
En ce qui concerne les frais de logement, ce rapport avait pour objet d'indiquer les mesures d'économies susceptibles d'être prises, de dégager des benchmarks, de localiser les immeubles et les réductions de frais les plus importants. Cette enquête comprenait deux parties: une analyse de superficie et une analyse des frais immobiliers. Cette étude concerne en effet la première phase de l'enquête comparative qui portait sur les 107 bâtiments du SPF Finances et qui a fait l'objet de plusieurs recommandations.
Les décisions les plus importantes sont les suivantes. De façon générale, le rapport entre la superficie brute et la superficie nette de bureaux est largement supérieur au coefficient de 1,5. Certains bâtiments importants sont insuffisamment occupés, ou à défaut de mesures, la situation s'aggravera au fur et à mesure des départs qui seront de plus en plus nombreux les prochaines années. Les parkings sont généralement beaucoup trop nombreux. En matière de nettoyage, certains bâtiments dépassent largement la moyenne de 5,11 euros du mètre carré brut. Des économies devraient être possibles, notamment dans d'importants bâtiments.
En ce qui concerne l'énergie, l'électricité représente deux tiers des consommations. Il peut en être déduit que les consommations d'électricité doivent faire l'objet de plus grands efforts d'économies, d'autant plus que les tarifs sont en forte augmentation.
Quant aux frais immobiliers globaux, des efforts d'économie doivent cibler plus particulièrement les bâtiments les plus coûteux du Royaume.
J'ajoute que l'objectif est d'étendre cette étude, en collaboration avec la Régie des Bâtiments, aux autres services publics de l'État fédéral.
03.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je regrette que ces documents ne soient pas rendus publics car ils sont fort intéressants, plus particulièrement les deux derniers. Dans le premier, on analyse les causes des retards de paiement de l'État fédéral et on mentionne la suppression du principe de l'ancre; dans le second, on examine les frais de logement et on effectue le lien avec la gestion de la Régie des Bâtiments. Nous aurons des auditions la semaine prochaine à ce sujet.
J'estime que ces documents seraient utiles à un travail parlementaire de suivi des mesures prises par le gouvernement. J'espère que nous en disposerons et que les mesures suivront. En tout cas j'y serai attentif dans les prochaines semaines.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Président:
Guy Coëme.
Voorzitter:
Guy Coëme.
04 Question de Mme Muriel Gerkens au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le BOZAR" (n° 852)
04 Vraag van mevrouw Muriel Gerkens aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie-en asielbeleid, over "het Paleis voor Schone Kunsten" (nr. 852)
04.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, ce 18 octobre, le Rideau de Bruxelles, jusqu'ici abrité par le BOZAR, a déclaré qu'il devait déménager vu l'impossibilité de fonctionner en accord avec cette institution, de nature fédérale. Il y aurait des problèmes liés à l'occupation des salles, des problèmes logistiques mais aussi des projets culturels et commerciaux devenus incompatibles.
Tout d'abord, j'ai été étonnée de découvrir que le BOZAR ne dépendait pas de la ministre de la Recherche scientifique comme les autres ESP mais de la Chancellerie du premier ministre. Je ne sais pas ce que cela implique comme différence et pourquoi c'est comme cela. Pouvez-vous m'expliquer cette particularité?
Le contrat de gestion prévoit que 75 % du budget soient consacrés aux activités culturelles, les 25 % restants pouvant être consacrés à des activités commerciales. Cette proportion est-elle respectée? Quelles sont les précautions prises pour éviter une institution "bling-bling", qui ne vise que le paraître et ne favorise que la dimension commerciale? Y a-t-il des données objectives permettant de déterminer la place réservée aux projets culturels par rapport à l'événementiel?
Le contrat de gestion prévoit une obligation de liens avec les associations "historiques" présentes au BOZAR. Le Rideau, qui s'y trouve depuis le début, est traité aujourd'hui comme un partenaire parmi les 300 autres. Or il devait jouir d'un contrat particulier et d'un lien privilégié. Pouvez-vous faire le point sur les principaux partenaires du BOZAR? Le contrat de gestion prévoit des partenariats et de l'intérêt pour la culture francophone – et c'est la même chose pour la culture néerlandophone. Confirmez-vous cette mission du BOZAR? Comment se traduit-elle?
J'aimerais que vous fassiez le point sur les associations francophones (l'ADAC a disparu, la Promotion des lettres belges a disparu, les Jeunesses musicales existent encore mais ont dû déménager) et sur les associations néerlandophones. Si votre réponse est trop détaillée, je vous laisse le loisir de me communiquer les détails par un autre biais, plus approprié.
04.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Gerkens, la raison qui a été à la base de la décision de placer l'Orchestre national de Belgique, le Théâtre Royal de la Monnaie et le Palais des Beaux-Arts sous la tutelle du premier ministre, maintenant assisté par le secrétaire d'État au Budget, repose sur les missions particulières de ces trois institutions qui se différencient des autres institutions soumises à la tutelle de la ministre de la Politique scientifique.
En effet, ces dernières remplissent des missions opérationnelles, comme la
recherche scientifique ou la conservation d'un patrimoine. Les trois
institutions culturelles fédérales ou biculturelles trouvent le fondement de
leur existence juridique dans l'article 129, § 2, de la
Constitution, qui soustrait ces institutions à la compétence des Communautés
lorsqu'elles ont une activité nationale ou internationale qui dépasse le
ressort d'une Communauté, alors que les établissements scientifiques fédéraux
trouvent le fondement de leur existence dans
l'article 107, alinéa 2, de la Constitution.
L'article 19, alinéa 3, du contrat de gestion du Palais des Beaux-Arts, sous le chapitre 2 du Titre III, énonce que "la société veille à ce que la programmation culturelle comprenne au minimum 75 % de l'utilisation du palais". Il doit être préalablement rappelé que les recettes provenant de l'activité commerciale autorisée ne sont destinées qu'à soutenir le financement de la production artistique et la gestion du bâtiment. Le Palais des Beaux-Arts est essentiellement une maison de la culture et tient à le rester. Les deux circuits d'exposition et la salle Henry Le Bœuf, avec 250 concerts par an, sont quasi exclusivement réservés aux activités culturelles.
En outre, l'activité culturelle sert de support à des événements commerciaux, qui contribuent à la fois au succès et au financement de l'activité soutenue. La conception du bâtiment, après les premières étapes de sa rénovation, est telle qu'il est possible d'y tenir plusieurs activités le même jour: concerts, expositions, visites guidées, accueil de groupes scolaires, théâtre, cinéma, destinés à des publics variés, qui s'y rencontrent.
En tenant compte des activités produites par jour, on compte 5 950 activités publiques en 2009, dont une centaine d'événements commerciaux, ce qui représente une part de 98 % d'activités culturelles publiques. Toutes ces données figurent d'ailleurs dans le rapport annuel, qui est consultable sur le site www.bozar.be.
La loi organique du 7 mai 1999 prévoit la possibilité pour le Palais des Beaux-Arts de conclure les contrats à long terme avec les sociétés, groupements, associations ou institutions qui contribuent activement à la réalisation des objectifs de la société. Outre le Rideau, seule la Cinémathèque royale de Belgique a conclu formellement un contrat à long terme avec le palais. Toutefois, des collaborations suivies existent avec d'autres partenaires culturels. Citons les plus connus: Europalia, concours musical Reine Elisabeth, etc. Mais il y a une multitude d'autres acteurs avec lesquels le Palais continue, d'année en année, à produire des activités dans tous les domaines (musique, cinéma ou architecture).
Une liste de ces partenaires figure à la page 41 du rapport annuel. Vous pourrez, en le consultant, vous rendre compte du rôle pluridisciplinaire joué par le Palais.
L'article 10 du contrat de gestion du Palais prévoit la réalisation d'une programmation pluridisciplinaire et intégrée qui contribue au rayonnement européen et international de la Belgique fédérale, des Communautés et de la Région de Bruxelles-Capitale.
Le Palais porte un intérêt marqué pour la culture francophone et développe de nombreuses activités avec des partenaires culturels francophones, belges comme internationaux.
Citons les prestations régulières de l'Orchestre Philharmonique de Liège dont le concert anniversaire a eu lieu en décembre 2010, de l'Orchestre Royal de Chambre de Wallonie, du Ricercar Consort, du Chœur de chambre de Namur et les Agréments. Il y a aussi la résidence du musicien belge Lorenzo Gatto, le festival Ars Musica, les rencontres Musique et Poésie. Pour ce qui concerne les expositions, il y a eu en 2008, Trésors anciens et nouveaux de Wallonie conçue par Laurent Buzine et celle de Bustamante. En 2009, ce fut, notamment Sophie Calle, Bernard Venet et Jacques Charlier. Pour le cinéma, citons les avant-premières des films francophones comme Entre les murs, Coco avant Chanel, Sœur sourire ou le grand succès des reprises de la série Strip-Tease.
Ici aussi, les rapports annuels donnent une vision plus complète de l'activité du Palais.
Le Palais maintient en permanence des contacts avec la Communauté française pour programmer ou coproduire des événements culturels de qualité. Il cherche à continuer et à élargir cette collaboration.
04.03 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question était surtout d'ordre informatif. En particulier, je voulais savoir de quelle manière les engagements du contrat de gestion étaient respectés. Évidemment, d'autres questions relèvent des ministres des Communautés. Il serait intéressant de voir dans quelle mesure le fédéral et les Communautés sont sur la même ligne, que ce soit du côté francophone ou néerlandophone.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 14.43 heures à 15.55 heures.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 14.43 uur tot 15.55 uur.
Le développement des questions et interpellations reprend à 15.55 heures.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt hervat om 15.55 uur.
05 Vraag van mevrouw Gwendolyn Rutten aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de snellere afhandeling van de belastingaanslagen" (nr. 233)
05 Question de Mme Gwendolyn Rutten au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le traitement plus rapide des déclarations à l'impôt" (n° 233)
05.01 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, de FOD Financiën stevent in 2010 af op een record, indien ik het goed heb begrepen. Ik feliciteer u daarvoor. Twee miljoen Belgen kregen hun afrekening namelijk reeds in de bus.
Wellicht is de tax-on-webapplicatie niet vreemd aan de snelle afrekening. Een en ander is dan ook een heel positieve evolutie, die aantoont dat een efficiënte werking van een overheidsdienst de koopkracht van mensen ook ten goede kan komen.
Graag zou ik het volgende willen vragen. Kunt u voornoemde, snelle afhandeling bevestigen?
Spelen er, behalve de toepassing van tax-on-web, nog andere factoren mee?
Wij willen natuurlijk niet dat de snelle afhandeling een eenmalige zaak is. Wij willen er daarentegen enige systematiek in zien. Daarom wil ik graag het volgende weten. Is er ruimte om de snelle afhandeling nog te verbeteren?
Ik heb begrepen dat in een aantal andere, Europese lidstaten de termijnen nog korter zijn gemaakt. Er kan bijvoorbeeld binnen de tijdspanne van een maand tot de afhandeling worden overgegaan, wat zowel voor de koopkracht als op het vlak van de rechtszekerheid duidelijkheid geeft aan de burgers.
Mijn vraag is veeleer algemeen gesteld. Het is evenwel de bedoeling ter zake even van gedachten te wisselen, zodat wij weten welke, concrete voorstellen wij zouden kunnen doen of welke aanpassingen wij zouden kunnen maken om een snellere afhandeling mogelijk te maken.
05.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw Rutten, de snellere behandeling van de aangifte in de personenbelasting is inderdaad een feit. Eind oktober 2010 zullen ongeveer 2,5 miljoen berekeningsnota’s zijn verstuurd. Dat zijn er een half miljoen meer dan vorig jaar op hetzelfde moment.
Het toenemende succes van tax-on-web draagt daartoe bij, net zoals een groeiend aantal elektronisch ingediende fiches via Belcotax-on-web en de toegenomen informatisering van het departement in het algemeen.
In de toekomst kan de afhandeling nog sneller gebeuren, maar veel factoren spelen daarin een rol. Een daarvan – ik denk de belangrijkste en ook de meest onverwachte – is de stabiliteit van de fiscale wetgeving. Wijzigingen impliceren immers telkens een aanpassing van de berekeningsmodule. Het is in België de gewoonte om de fiscale regels nog aan te passen in de laatste wetten die eind december worden goedgekeurd en begin januari in het Belgisch Staatsblad worden gepubliceerd. Dat betekent dat de informatici de berekeningsformule nog moeten aanpassen en toetsen. Dat is een zeer complexe formule, omdat alle gevallen daarin moeten worden opgenomen. Als men aan een element raakt, kan dat onverwachte gevolgen voor de hele formule hebben. Vorig jaar was er een dergelijk probleem met een duizendtal gevallen.
Andere elementen zijn de materiële beperkingen zoals de capaciteit van de drukkerij.
Bij de opmaak van de reglementering van de bedrijfsvoorheffing is het ook niet altijd mogelijk om de ingehouden bedrijfsvoorheffing in alle gevallen met de uiteindelijk verschuldigde belasting te doen overeenstemmen. De bedrijfsvoorheffing heeft immers betrekking op de beroepsinkomsten.
De andere elementen die het totale netto-inkomen bepalen, zoals de onroerende inkomsten, de roerende inkomsten en diverse inkomsten, de bedragen waarvoor een aftrek of belastingvermindering wordt verleend, die op een van die soorten inkomsten of op het totale netto-inkomen worden berekend, kunnen geen invloed hebben op het bedrag van de bedrijfsvoorheffing. Maar ze beïnvloeden wel de berekening van de personenbelasting.
Bovendien wordt de bedrijfsvoorheffing betaald door de werkgever van de belastingplichtige en niet door de belastingplichtige zelf. Een eventuele aanpassing van de bedrijfsvoorheffing aan de specifieke kenmerken van de fiscale situatie van de belastingplichtige zou inhouden dat die zijn werkgeversgegevens moet meedelen en die behoren tot de persoonlijke levenssfeer. Ook door dat element kan het forfaitair karakter van de bedrijfsvoorheffing bijkomend worden verantwoord. Binnen die beperking wordt iedere keer getracht om de bedrijfsvoorheffing zoveel mogelijk bij de personenbelasting te laten aansluiten.
In Frankrijk – ik heb er met mijn voormalige collega Woerth gesproken – krijgen alle gezinnen voor maart van de administratie een aanslagbrief. Die komt veel vroeger dan hier, maar in Frankrijk hebben ze het systeem van de voorheffing niet. Dat is het verschil. Onze overheid beschikt globaal over een enorm groot voorafbetaald bedrag. De neiging om vlugger te werken is verschillend van land tot land. Enkel naar de datum kijken is niet genoeg. We moeten het hele fiscale systeem onder de loep nemen.
05.03 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Begrijp ik het goed dat stabiliteit dan de wijzigende factor is in ons land? Aangezien wij dit jaar een relatief stabiel jaar hebben, zal volgend jaar een nieuw record worden gebroken en zal het nog sneller gaan? Kunt u een indicatie geven?
05.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Het is niet zo gemakkelijk het aantal personen dat tax-on-web gebruikt, te bepalen. Dit jaar zijn het er bijna 3 miljoen.
05.05 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Maar ik ga ervan uit dat het niet in dalende lijn gaat.
05.06 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Het verbetert dus elk jaar. Dit jaar een half miljoen meer, dat is 20 % meer in oktober. Dat is enorm.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Hendrik Bogaert aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het belastingskrediet voor inkomens onder het belastbare minimum" (nr. 836)
06 Question de M. Hendrik Bogaert au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le crédit d'impôt pour les revenus situés sous le montant minimum imposable" (n° 836)
06.01 Hendrik Bogaert (CD&V): Mevrouw de voorzitster, mijnheer de staatssecretaris, de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie stelde in haar persbericht van 1 september 2009 dat de toename van het totaal belastbaar netto-inkomen tussen 2005 en 2006 groter was in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, plus 5 %, dan in Wallonië en Vlaanderen, beide plus 4,4 %.
De stijging van het totaal belastbaar netto-inkomen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tussen 2005 en 2006 werd vooral veroorzaakt door de vooruitgang in drie armere gemeenten, namelijk Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek en Brussel, die samen een stijging van 36,6 % veroorzaakten.
Op een diepere navraag daarover antwoordde de FOD Economie mij dat deze laatste stijging in belangrijke mate te wijten is aan de stijging van het aantal belastingaangiften in deze gemeenten. Van de burgers uit die gemeenten die in het aanslagjaar 2006 geen aangifte deden en in het aanslagjaar 2007 wel, ontvangt volgens de FOD Economie een groot aantal een werkloosheidsuitkering.
De stijging van het aantal belastingaangiften zou daarom te maken kunnen hebben met de invoering en het beter bekend zijn van het belastingkrediet voor kinderen ten laste, waarvoor werklozen bij uitstek in aanmerking komen. Wie geen belastingen betaalt en bijvoorbeeld drie kinderen ten laste heeft, krijgt sinds de invoering van dat belastingkrediet ongeveer 1 000 euro van de fiscus, twee maanden na datum van de inkohiering. Voordien hadden werklozen er geen belang bij om een belastingaangifte in te dienen, want wie als enig inkomen een werkloosheidsvergoeding geniet, betaalt geen belastingen.
Ik heb een aantal verdere vragen voor u. Ik weet dat dit een thema is, maar ik zoek ook een actualisering van deze problematiek.
Hoeveel aangiften werden voor elk van de jaren, sinds de invoering van het belastingkrediet voor kinderen ten laste, ingediend waarin de inkomsten 0 euro bedroegen, respectievelijk de inkomsten niet het belastbare minimum bereikten? Ik zou graag de aantallen uitgesplitst per Gewest krijgen.
Voor elk van deze jaren en voor elk van deze twee soorten aangiften, respectievelijk inkomsten 0 euro en inkomsten lager dan het belastbaar minimum, kende ik graag het totaal aantal aangiftes en het totaal bedrag van het uitgekeerde belastingkrediet per Gewest, per soort uitkering dat als inkomen werd aangegeven en per reden van belastingkrediet, bijvoorbeeld kinderen ten laste, dienstencheques, internet voor iedereen, enzovoort.
Graag krijg ik een uitsplitsing per Gewest en per jaar voor de betrokken aangiftes. Hoeveel belastingcontroles hebben daarop plaatsgevonden, tevens opgesplitst in klassieke controles en controles door controlecentra?
Op een parlementaire vraag van 30 april 2009 inzake de belastingaangiftes met belastbare inkomsten van 0 euro antwoordde u dat het voor de FOD Financiën niet mogelijk was om hierbinnen afzonderlijke statistieken aan te leggen voor asielzoekers. Zult u maatregelen nemen om in de toekomst wel dergelijke statistieken te kunnen produceren?
06.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, ik maak eerst een paar algemene beschouwingen en kom dan tot de precieze vragen.
Voor het aanslagjaar 2003 is het aantal ingekohierde dossiers stevig toegenomen. Voor een goed begrip overhandig ik u een tabel van twee pagina’s voor de jaren 2002-2008, onderverdeeld per Gewest en per categorie. De cijfers voor 2009 staan er nog niet in. Wij hebben de cijfers tot 2008. In de tabel is het aantal ingekohierde dossiers sinds het aanslagjaar 2002 opgenomen.
Inderdaad, sinds de invoering van het belastingkrediet voor kinderen ten laste en voor lage activiteitsinkomsten is de administratie stelselmatig overgegaan tot de inkohiering van niet-belastbare belastingplichtigen waarvoor voorheen geen aanslag werd gevestigd, zoals de belastingplichtigen die vrijgesteld zijn van aangifteplicht.
Tevens verkreeg de administratie eind 2007 toegang tot het wachtregister voor vluchtelingen, waardoor nu ook automatisch aangifteformulieren worden verzonden aan belastingplichtigen die opgenomen zijn in dat wachtregister.
Het toegekend belastingkrediet voor kinderen ten laste neemt sinds zijn invoering flink toe. Deze groei spruit onder meer voort uit de continue belastingverlaging, bijvoorbeeld via de optrekking van de forfaitaire beroepskosten – de zogenaamde federale jobkorting – en de invoering van de aftrek voor de enige eigen woning. Verder was er de verhoogde aftrek van kosten voor kinderopvang, en sinds het aanslagjaar 2009 de optrekking van het basisbedrag van de belastingvrije som voor lage inkomens.
Inderdaad, hoe lager de gezamenlijk belastbare netto-inkomsten, of hoe hoger het basisbedrag en/of de toeslagen op de belastingvrije som, hoe hoger de kans dat een gedeelte van de toeslagen voor kinderen ten laste niet kan worden benut en kan worden omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet.
De statistieken inzake belastingkredieten voor lage activiteitsinkomsten worden uiteraard ook beroerd door de verschillende wijzigingen die aan het stelsel zijn aangebracht, dus gedeeltelijke vervanging door een werkbonus, enzovoort.
Zo verklaart de gedeeltelijke vervanging van dat belastingkrediet door een werkbonus de forse daling van de aantallen en de bedragen aan belastingkrediet tussen de aanslagjaren 2004 en 2005.
Ik kom nu specifiek tot de eerste twee vragen. Voor de aanslagjaren 2008 en 2009 is een opsplitsing van de statistieken gemaakt naargelang de gezamenlijk belastbare inkomsten van het fiscaal gezin al dan niet 0 euro belopen. Voor de aanslagjaren 2003-2007 is een dergelijke verdeling niet voorhanden.
Voor het aanslagjaar 2009 blijkt dat slechts 13 % van het toegekend belastingkrediet voor kinderen ten laste betrekking heeft op gezinnen met een gezamenlijk belastbaar inkomen gelijk aan 0 euro. Dat is een totaal van 21 miljoen op een totaal belastingkrediet voor kinderen ten laste van 160 miljoen euro, terwijl dat voor het aanslagjaar 2008 slechts 12 % beloopt. Van 13 % naar 12 %, dat is geen grote daling. Voor de aanslagjaren 2008 en 2009 dient evenwel te worden opgemerkt dat het om voorlopige cijfers gaat, aangezien voor die aanslagjaren de aanslagtermijn van drie jaar, bedoeld in het Wetboek van Inkomstenbelasting, nog steeds loopt.
Wat uw vraag naar een opsplitsing van die gegevens naar aard van de beroepsinkomsten betreft, dien ik u mede te delen dat heel wat belastingplichtigen tijdens eenzelfde inkomstenjaar verschillende types van beroepsinkomsten verkrijgen, bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen en bezoldigingen van werknemers, of werkloosheidsuitkeringen en ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, enzovoort, waardoor een opdeling van de toegekende belastingkredieten per soort inkomen niet mogelijk is.
De volgende tabel, die ik hierbij overhandig, biedt dan ook een overzicht van de beschikbare gegevens omtrent de aangekaarte problematiek, zowel inzake het aantal ingekohierde dossiers als inzake diverse belastingkredieten voor de aanslagjaren 2003 tot 2009.
Tevens zijn een aantal cijfers voor het aanslagjaar 2002 opgenomen.
Ten derde, er zijn jammer genoeg geen statistieken beschikbaar over het aantal uitgevoerde controles met betrekking tot dergelijke specifieke bestanddelen van de belastingberekening.
Ten slotte, zoals reeds aangestipt in het antwoord op vraag nr. 467 van mevrouw Almaci, van 6 november 2008, gepubliceerd in het Bulletin van Vragen en Antwoorden, geldt voor eenieder, zonder onderscheid, dat een inschrijving in het Rijksregister een wettelijk vermoeden van onderworpenheid aan de personenbelasting in België inhoudt. De administratie zal bijgevolg geen onderscheid maken tussen de vluchtelingen die zijn ingeschreven in het wachtregister en de andere belastingplichtigen die in het Rijksregister zijn ingeschreven.
06.03 Hendrik Bogaert (CD&V): (…)
La présidente: Je crois qu'il ne sera pas possible de l'insérer dans le rapport de la commission mais nous pouvons le transmettre aux membres qui souhaitent en disposer. (…) Ah! Il en existe plusieurs exemplaires! Dans les deux langues! D'accord, ce sera fait!
(Des copies sont distribuées)
(Er worden kopieën rondgedeeld)
06.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Het zijn Arabische cijfers. Voor Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek en Sint-Gillis zijn het Arabische cijfers.
06.05 Hendrik Bogaert (CD&V): Geen Romeinse cijfers?
Mijnheer de staatssecretaris, het is een belangrijke problematiek. Iedereen heeft de rechten die hij heeft. Wij moeten echter opletten.
Als men de werkbonus afschaft, moet men ervoor opletten dat men geen inactiviteitsbonus creëert en dat iedereen 1 000 euro komt ophalen wegens werkloosheid. Dat lijkt mij een tegengestelde activiteit van de overheid ten opzichte van de problematiek. Die is net dat wie werkt te weinig netto verdient in vergelijking met wie niet werkt. Als ik het beleid bekijk op alle niveaus, zie ik het omgekeerde van wat men moet doen. Men schaft werkbonussen af, enerzijds, en men installeert, wellicht ongewild, bonussen om niet te gaan werken, anderzijds. Dat lijkt mij heel contradictorisch met een modern arbeidsmarktbeleid. Ik heb heel wat statistieken gekregen en ik zal die rustig bestuderen, waarna ik op deze kwestie terugkom.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verplichte ziektekostenverzekering voor chronisch zieken en personen met een handicap" (nr. 857)
07 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'assurance soins de santé obligatoire pour les malades chroniques et les personnes handicapées" (n° 857)
07.01 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, vanaf 1 juli 2007 tot 30 juni 2011 heeft elke kandidaat-verzekerde die chronisch ziek of gehandicapt is en die de leeftijd van 65 jaar niet bereikt heeft, recht op een ziektekostenverzekering.
De verzekeraar mag de kosten die verband houden met de ziekte of de handicap van de dekking uitsluiten.
De premie moet deze zijn die aangerekend zou worden aan een gezond persoon.
Die verplichting zal uiterlijk op 1 januari 2011 geëvalueerd worden door het Kenniscentrum, Assuralia en de patiëntenverenigingen. De Koning zal vervolgens vóór 1 juli 2011 bij een besluit vastgelegd door de Ministerraad bepalen of deze verplichting na 30 juni behouden blijft wanneer de resultaten van de evaluatie aantonen dat er een aangehouden en aanzienlijke vraag bestaat tot die ziektekostenverzekering.
Mijnheer de staatssecretaris, zijn er reeds voorlopige resultaten bekend? De termijn loopt immers bijna ten einde.
Hoe dient de evaluatie precies te gebeuren? Op basis van aanvragen? Wat betekent in concreto “een aangehouden en aanzienlijke vraag”?
Wat indien er geen tijdige evaluatie zal zijn? Meer bepaald, zijn de organisaties die de evaluatie moeten maken op de hoogte gebracht van hun taak om die evaluatie te maken? Wanneer en op welke manier? Welke richtlijnen hebben zij gekregen? Dergelijke zaken bedoel ik.
07.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van der Auwera, u hebt gelijk, er moet een evaluatie komen. Artikel 138bis/6 van de wet van 25 juni 1992 op de landsverzekeringsovereenkomst voorziet er inderdaad in dat uiterlijk op 1 januari 2011 de toepassing van die wetsbepaling zal worden geëvalueerd door het Kenniscentrum, Assuralia en de patiëntenverenigingen.
Op mijn verzoek heeft de administratie de verschillende betrokken partijen aangeschreven om hen aan de wettelijke verplichtingen en termijnen te herinneren.
Er zijn echter geen voorlopige resultaten bekend, aangezien naar mijn weten de evaluatie nog niet opgestart is.
De deelnemers aan de evaluatie zullen zelf bepalen hoe dat moet gebeuren. Met name kunnen zij bepalen wat er in concreto moet worden verstaan onder een “aangehouden en aanzienlijke vraag”.
De volgende regering zal beslissen wat er moet gebeuren indien er geen tijdige evaluatie zou zijn.
07.03 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, dat is fraaie wetgeving. Er is dus geen koninklijk besluit. Het Kenniscentrum, Assuralia en de patiëntenverenigingen weten niet hoe ze moeten evalueren; zij mogen dat zelf uitmaken.
Als zij naderhand vinden dat dit op een verkeerde manier gebeurde, houdt dat allemaal niets in. Dat is toch een spijtige zaak, mijnheer de minister. Maar ik dank u voor uw antwoord.
La présidente: Les temps sont particulièrement compliqués, non seulement pour nous mais effectivement pour l'ensemble des acteurs de la société civile, qui doivent assumer des décisions dans ce genre de circonstances.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de vermeende koersmanipulatie bij de NBB" (nr. 879)
08 Question de M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les manipulations présumées du cours de l'action de la BNB" (n° 879)
08.01 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, is het u bekend of de CBFA een grondig onderzoek heeft gevoerd naar de aangeklaagde beurskoersmanipulatie van het aandeel Nationale Bank op welk moment dan ook? Werd u op de hoogte gebracht van de resultaten daarvan?
Weet u of de CBFA beschikt over het volledige en gedetailleerde rapport van de toch wel heel belangrijke en uitzonderlijke buitenbeurstransacties in het aandeel Nationale Bank van België, doorgevoerd telkens rond de jaarlijkse algemene vergadering in 2008 en 2009?
Is het u bekend waarom de CBFA, ondanks herhaald aandringen, blijft weigeren om die informatie bekend te maken aan alle aandeelhouders in het algemeen of meer specifiek aan de aanklagende aandeelhouder of aan het parket? Vooral omdat de wet haar toelaat dat in het kader van strafrechtelijke zaken minstens onder beknopte vorm wel te doen.
Op 4 november werd bijgevolg een aanklacht met burgerlijkepartijstelling ingediend met betrekking tot de beurskoersmanipulatie in het aandeel Nationale Bank. Daarbij wordt de betrokkenheid van een gedeelte van of de gehele participatie van de Belgische Staat in de Nationale Bank als heel waarschijnlijk en te onderzoeken gesteld. De minister van Financiën en u als staatssecretaris hebben in de pers en in de Kamer herhaaldelijk verklaard dat de regering niet met haar aandelen Nationale Bank van België heeft gehandeld. Bedoelt u daarmee uitsluitend dat geen enkele verkoop- of aankooptransactie werd uitgevoerd of kunt u verzekeren dat er geen enkele transactie van om het even welke aard ook werd uitgevoerd?
Hebt u of de minister in het verleden opdracht gegeven tot het uitlenen van een gedeelte van de aandelen van de Nationale Bank van de Belgische Staat? Hebt u of de minister weet van dergelijke transacties, bijvoorbeeld op initiatief van ambtenaren onder de verantwoordelijkheid van de minister?
De administratie van de Thesaurie heeft overeenkomsten gesloten met ICAP Securities, een van de twee instellingen die voor haar zelf heel uitzonderlijk en heel belangrijke aantallen aandelen Nationale Bank verhandeld heeft. Werden langs dat kanaal door de administratie transacties van welke aard dan ook afgesloten?
Ten slotte, hebt u of de minister reeds initiatieven genomen om na te gaan of de participatie van de Belgische Staat door geen andere marktpartijen kan zijn misbruikt en bent u daar op die manier absoluut zeker van?
08.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, ik dank het geachte lid voor zijn vraag, die mij de kans geeft om nogmaals duidelijkheid te scheppen over aantijgingen van koersmanipulatie van het aandeel NBB.
De CBFA heeft inderdaad een klacht over koersmanipulatie van het aandeel NBB ontvangen, die zij grondig heeft onderzocht. Daarbij zijn de betwiste transacties, zowel in België als in het buitenland, geverifieerd. Vervolgens is de klacht geseponeerd bij gebrek aan ernstige aanwijzingen van koersmanipulatie.
Het beleid van de CBFA bestaat erin steeds nauw met het gerecht samen te werken. In het kader van het gerechtelijk onderzoek naar de feiten dat door de procureur des Konings was geopend, heeft zij hem dan ook een kopie van haar dossier bezorgd.
De woordvoerder van de procureur des Konings heeft in antwoord op een aantal verklaringen in de pers bevestigd dat alle gevraagde informatie van de CBFA werd ontvangen, alsook dat het parket het dossier heeft geseponeerd bij gebrek aan bewijs van de aangehaalde feiten.
In Le Soir van 13 oktober 2010 wordt de woordvoerder van het parket als volgt geciteerd: “Er waren niet voldoende bezwarende feiten”. En verder: “Het parket meent alle nodige documenten te hebben ontvangen om een standpunt te kunnen innemen.”
Een gelijkaardige bevestiging door de woordvoerder van het parket wordt hernomen in L’Echo van dezelfde datum. Ik citeer: “Het is correct dat wij soms dossiers seponeren als zij voor ons niet prioritair zijn, maar dat is hier geenszins het geval. Wij hebben alle documenten ontvangen waarom wij hadden verzocht en wij hebben er geen enkel bezwarend feit in teruggevonden”.
Hij preciseert dat de CBFA ten volle haar medewerking aan het parket heeft verleend. Ik citeer: “Wij zijn ter plaatse gegaan en hebben gezien wat wij wilden zien”. Hieruit blijkt dus dat de feiten zowel door de CBFA als door de procureur des Konings werden onderzocht en dat beide autoriteiten tot dezelfde conclusie zijn gekomen, namelijk dat er geen aanwijzingen van koersmanipulatie zijn.
Mogelijk is dat niet de boodschap die de eiser wenste te horen, maar bij mijn weten zijn dat de feiten en werd hieraan veel ruchtbaarheid in de pers gegeven.
Daaraan wil ik nog dit toevoegen. Ten eerste, ik kan bevestigen dat er geen enkele aan- of verkoopverrichtingen voor rekening van de Staat werden uitgevoerd. Ten tweede, er werd geen enkele opdracht gegeven om geheel of gedeeltelijk de aandelen van de Staat in de NBB uit te lenen. Ten derde, er werd geen enkele verrichting uitgevoerd door de algemene administratie van de Thesaurie met betrekking tot die aandelen.
Ter herinnering, de algemene administratie van de Thesaurie, in het bijzonder het Agentschap van de Schuld, is belast met het beheer van de Belgische schuld.
ICAP is naast NTS en BrokerTec een van de drie elektronische platformen waarop de primary dealers verrichtingen uitvoeren. Het gaat uitsluitend over verrichtingen in obligaties en niet in aandelen.
Ten vierde, de participaties van de Staat in de Nationale Bank zijn nominatief en dus ingeschreven in het register van aandeelhouders. Een misbruik lijkt mij dus onwaarschijnlijk. Volledigheidshalve luidt artikel 4 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België als volgt, ik citeer: “Het maatschappelijk kapitaal van de bank, dat nu 10 miljoen euro bedraagt, is vertegenwoordigd door 400 000 aandelen, waarvan 200 000 aandelen, die nominatief en onoverdraagbaar zijn, door de Belgische Staat zijn ingetekend en 200 000 aandelen op naam, aan toonder of gedematerialiseerd. Het maatschappelijk kapitaal is volledig afgelost.”
08.03 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor het uitgebreide antwoord. Rond een element bent u, al dan niet gewild, gefietst en dat is namelijk mijn vraag omtrent uw opmerking dat de regering niet in aandelen van de Nationale Bank heeft gehandeld. U hebt ter zake bevestigd dat er geen enkele aankoop- of verkooptransactie werd uitgevoerd. U hebt echter niet bevestigd dat er geen enkele transactie van om het even welke aard werd uitgevoerd. Op dat vlak had ik misschien ook nog graag een bevestiging van u gekregen. Naast aankoop en verkoop zijn er nog andere transacties denkbaar. Ik denk bijvoorbeeld aan het ruilen van aandelen.
08.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Bij mijn weten niet.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verlenging van de aangiftetermijn via Tax-on-web voor mandatarissen tot 8 november 2010" (nr. 881)
09 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la prolongation du délai pour le dépôt de la déclaration de revenus par le biais de Tax-on-web jusqu'au 8 novembre 2010 pour les mandataires publics" (n° 881)
09.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, wij hebben allemaal over het succes van de toepassing Tax-on-web gehoord, maar in de marge daarvan heb ik toch een vraag in verband met een, in zekere zin, wat vervelende mededeling van de FOD Financiën.
De mededeling dateert van 29 oktober 2010. Er werd aangekondigd dat de aangiftetermijn voor de mandatarissen verlengd werd tot 8 november. De beslissing om de termijn te verlengen van 31 oktober tot 8 november werd wellicht genomen door het grote succes, maar veroorzaakte toch ook wat onduidelijkheid en ergernis bij een aantal accountants.
Als zoiets meegedeeld wordt, zou het dan ook mogelijk zijn – het is nu wel achterhaald – om duidelijk te maken of met de deadline van 8 november “tot en met” of “tot” maandag 8 november bedoeld wordt? Om welke reden werd de beslissing van de verlenging pas op 29 oktober gecommuniceerd, ongeveer een week voordat de deadline er was? Dat is nogal bizar. Men werkt naar een deadline en net voor de deadline verneemt men dan een verlenging. Zullen laattijdige aangiften, die plaatsvonden net na of op 8 november, beboet worden?
09.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: De uiterste datum voor het indienen van een aangifte in de personenbelasting via een mandataris en via Tax-on-web werd gesteld op uiterlijk 8 november 2010. Dat betekent dat aangiften die, via mandatarissen en Tax-on-web, ingediend werden op 8 november 2010 tot 24 uur tijdig waren.
De reden van de beslissing tot de verlenging werd gecommuniceerd op basis van de beslissing genomen in de vergadering van het directiecomité binnen de FOD Financiën welke plaatsvond op vrijdagmorgen 29 oktober 2010. Die vergadering vindt normalerwijs op een vrijdagmorgen plaats.
Behoudens een aantal kleine punctuele problemen werden geen specifieke technische problemen ondervonden. Tussen 25 en 31 oktober 2010 werden 242 626 elektronische aangiften ingediend.
De aangiften via mandatarissen en Tax-on-web ingediend na maandag 8 november 2010 zijn laattijdig. De vigerende wetgeving is van toepassing. Forfaitaire aangiften hebben een afzonderlijke datum van indiening. In uitzonderlijke gevallen kan uitstel worden verleend, maar wel op aanvraag natuurlijk.
09.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik ken de frequentie van de vergaderingen van het directiecomité van de FOD Economie natuurlijk niet, maar als die de week voordien had vergaderd, was het misschien reeds voldoende. Het is gemakkelijk voor de mensen in de planning van hun werk om iets sneller te weten dat er een uitstel komt.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de huisvesting van het parket van Oudenaarde" (nr. 919)
10 Question de M. Stefaan Vercamer au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'hébergement du parquet d'Audenarde" (n° 919)
10.01 Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag betreft de Regie der Gebouwen.
Blijkbaar heeft het parket van Oudenaarde plaatsgebrek en was het tijdelijk naar andere huisvesting op zoek. De Regie was in onderhandeling om de kantoortoren van Samsonite te huren. Blijkbaar zijn de onderhandelingen afgesprongen.
Waarom precies zijn de onderhandelingen afgesprongen?
Wat is de huidige stand van zaken in het dossier?
Wat zijn de alternatieven om het probleem van tijdelijke huisvesting op te lossen?
10.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, het parket van Oudenaarde zou in de blauwe kantoortoren van reiskofferfabrikant Samsonite een tijdelijke huisvesting worden toebedeeld.
De onderhandelingen met Samsonite waren afgerond. Een huurvoorstel werd ter goedkeuring aan de Ministerraad voorgelegd.
In de periode die aan de agendering van het huurvoorstel op de Ministerraad voorafging, heeft Samsonite beslist het gebouw niet langer te huur aan te bieden. De Blue Building werd te huur aangeboden op een ogenblik dat er een sterke terugval van de bedrijfsactiviteiten was. Blijkbaar is door de aantrekkende economie de situatie voor Samsonite zodanig gekeerd dat werd beslist het gebouw opnieuw zelf in gebruik te nemen.
De stand van zaken is dat Samsonite heeft meegedeeld dat haar beslissing om het gebouw opnieuw zelf te gebruiken, definitief is.
U vroeg ook wat de alternatieven zijn. Momenteel is er geen enkele alternatieve opportuniteit voor het huisvesten van een deel van de justitiediensten in afwachting van de realisatie van een uitbreiding van het bestaande gerechtsgebouw.
De vastgoedmarkt zal opnieuw worden bevraagd, waarna elk eventueel aanbod in overleg met de FOD Justitie zal worden onderzocht.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de rode anti-N-VA propaganda van het ABVV in de gebouwen van de Federale Overheidsdienst Financiën" (nr. 936)
- de heer Theo Francken aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de rode anti-N-VA propaganda van het ABVV in de gebouwen van de Federale Overheidsdienst Financiën" (nr. 937)
- M. Theo Francken à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "la propagande rouge anti-N-VA menée par la FGTB dans les bâtiments du Service Public Fédéral Finances" (n° 936)
- M. Theo Francken au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la propagande rouge anti-N-VA menée par la FGTB dans les bâtiments du Service Public Fédéral Finances" (n° 937)
11.01 Theo Francken (N-VA): Ik had een vraag gesteld aan de ministers Vervotte en Reynders over iets dat in onze geledingen als redelijk choquerend wordt ervaren.
Vorige week kreeg ik een anonieme tip van iemand die op de FOD Financiën werkt. Hij stuurde een aantal foto’s in bijlage en schreef: dit moet u bekijken, is dit een federale overheidsdienst die neutraal moet zijn?
Het gaat om een campagne van het ABVV, een campagne die uitsluitend politiek is en uitsluitend tegen de N-VA is gericht. Ze noemt ons enge nationalisten, bedriegers, leugenaars, noem maar op. Dat het ABVV campagne voert is haar goed recht. Dat interesseert mij eigenlijk niet. Na ‘Mooi! Weer de Leeuw’ in Nederland is het ‘Mooi! Weer de Leeuw’ in Vlaanderen. Mijnheer De Leeuw doet maar. Wij kijken daar met enig genoegen naar. De machtsblokken in dit land zijn duidelijk zeer verontrust over ons verkiezingsresultaat. Zij zien hun bastions afbrokkelen. Ze doen maar, daar heb ik absoluut geen problemen mee.
Waar ik wel een probleem mee heb, mijnheer de staatssecretaris, is dat zij die affiches ad valvas uithangen. Ze werden goedgekeurd door een aantal Franstalige ambtenaren. “Vu et approuvé” staat er letterlijk op. Ze hangen uit in een van de grootste torens in een van de grootste overheidsdiensten van ons land waar dagelijks honderden mensen passeren, heel wat van uw en onze kiezers. Dat is een gebrek aan respect. Wij hebben geen mogelijkheid om te repliceren. Die anonieme bron heeft gezegd niet te kunnen repliceren.
Ik stoor mij daar verschrikkelijk aan. Net zoals heel veel mensen in mijn partij, net zoals heel veel Vlamingen die ons helemaal niet als bedriegers zien.
Mijnheer de staatssecretaris, wat vindt u van deze aangelegenheid? Vindt u het kunnen dat er expliciete politieke propaganda uithangt op een zogezegd neutrale overheidsdienst die de FOD Financiën zou moeten zijn?
Hoe kan het in godsnaam dat benoemde ambtenaren zulke propaganda op deze plaats toelaten?
Indien u oordeelt dat dit niet kan, hoe zult u die situatie rechtzetten? Komt er een verontschuldiging ten aanzien van de honderden ambtenaren en bezoekers, waaronder heel veel van onze kiezers, die werden geconfronteerd met deze haatpraat op wat een politiek neutrale plaats zou moeten zijn?
Krijgen wij van N-VA een recht van antwoord op dezelfde plaats?
11.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Francken, mijn administratie heeft mij zopas gemeld dat zij heeft beslist de bedoelde affiche te verwijderen.
Deze affiche was niet aangeplakt op een officiële communicatieplaats van de Federale Overheidsdienst Financiën, maar op de ad valvas die specifiek bestemd zijn voor het aanplakken van syndicale berichten bij toepassing van artikel 11 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. Dat is dus een aanplakplaats die wij niet beheren.
Hoewel ik de vrijheid van meningsuiting ten volle respecteer, vind ik het persoonlijk ongepast dat er in een overheidsgebouw documenten worden opgehangen die uitdrukkelijk een politieke partij aan de kaak stellen. Wij hebben dus onmiddellijk gereageerd.
11.03 Theo Francken (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik ben tevreden met uw antwoord. De affiche is verwijderd en ik neem aan dat ze verwijderd zal blijven. Ik had graag een recht van antwoord gehad, maar dat zal er waarschijnlijk niet inzitten.
Ik neem aan dat er nog federale overheidsgebouwen zijn waar syndicale uithangborden ad valvas zijn en waar dergelijke vuilspuiterij hangt. Men doet maar, maar ik zou graag hebben dat mevrouw Vervotte een communiqué rondstuurt. Voor hetzelfde geld krijg ik morgen opnieuw een mail met foto’s en kan ik hier volgende week een opnieuw een vraag stellen over een dergelijk incident.
Als de affiche wordt weggehaald in de FOD Financën, neem ik aan dat ze ook op andere federale overheidsdiensten wordt weggehaald. Ik kan het alleen maar hopen.
U zegt dat u daarop niets kunt zeggen. De affiche was afgestempeld “vu et approuvé” door een aantal ambtenaren. Wat daar wordt uitgehangen, moet blijkbaar worden goedgekeurd. Ik kan u die foto’s bezorgen. Die stempel staat erop.
Er is een Franstalig ambtenaar van de FOD Financiën die eerst zijn goedkeuring moet geven voor zoiets mag worden uitgehangen. Blijkbaar mag op die plaats niet zomaar alles worden opgehangen door de syndicaten. Dat is alleszins wat mijn informant daarover zegt.
Ik hoop dat ik of andere leden van mijn partij de komende weken niet meer worden geconfronteerd met dergelijke haatboodschappen.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de financiering van het Rampenfonds" (nr. 947)
12 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le financement du Fonds des calamités" (n° 947)
12.01 Peter Luykx (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij zitten er nog altijd middenin. De wateroverlast van de afgelopen dagen heeft in het hele land een spoor van vernieling achtergelaten. De brandverzekering voorziet in een bijdrage voor de schade die geleden wordt bij overstromingen en wateroverlast. Er bestaat ook een Rampenfonds voor mensen met een leefloon en voor mensen die niet verzekerd zijn. Het draagt ook bij in de terugbetaling van bepaalde goederen.
Binnenkort zal in de schoot van het ministerie van Binnenlandse Zaken wellicht beslist worden dat de ramp erkend zal worden. Ik heb een vraag naar aanleiding daarvan. Ik heb in het begin van dit jaar, in de maanden januari en februari, vragen gesteld aan minister Turtelboom over de procedure van de ramperkenning van de hagelschade van juli 2009.
Zij heeft toen al laten blijken dat de procedure sowieso lang en ingewikkeld is en dat een bijdrage van het Rampenfonds geen evidentie is. In die discussie liet staatssecretaris Wathelet zich op 9 februari zelfs ontvallen dat het allesbehalve goed gaat met de financiële toestand van het Rampenfonds.
Op 2 december heeft hij gezegd dat hij bij de ondertekening van het begrotingsakkoord de voorwaarde uitgesproken had om met de minister van Financiën, de heer Reynders, een overleg te organiseren, teneinde een businessplan op te stellen en een oplossing te vinden “voor de problematiek van de onderfinanciering van de Nationale Kas voor Rampenschade”. Er deed zich daar dus wel een probleem voor. Hij heeft zelfs de voorwaarde opgelegd om dat op korte termijn aan te pakken en proactief te schaven aan de financiering van het Rampenfonds.
Ik heb de volgende vragen, mijnheer de staatssecretaris.
Weet u of er binnen de Ministerraad inmiddels overleg plaatsvond over de erkenning van de wateroverlast als ramp? Hebt u al zicht op het bedrag dat de federale regering voor de wateroverlast van november 2010 kan vrijmaken uit de Kas?
Over welke financiële slagkracht beschikt het Rampenfonds vandaag? Is er effectief – zoals toen gevraagd werd – een overleg geweest met staatssecretaris Wathelet over de onderfinanciering van het Rampenfonds? Welke conclusies en aanbevelingen kwamen daaruit voort?
Het aantal natuurrampen is in de voorbije jaren toegenomen, in vergelijking met de jaren 90. Daarover bestaan cijfers en artikels van de mensen van het Rampenfonds.
Hoe gaat de regering daarmee om? Kan zij stappen ondernemen om aan de erkenning van natuurrampen te sleutelen of om op een andere manier in de budgettaire impact van de toename van natuurrampen te voorzien?
12.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Luykx, voor uw eerste en derde vraag moet u zich richten tot de minister van Binnenlandse Zaken, omdat de erkenning van een ramp door Binnenlandse Zaken op de agenda wordt geplaatst en de eerste schatting van de omvang ook door Binnenlandse Zaken wordt gemaakt.
Toch wil ik eraan herinneren dat, wat mijn bevoegdheden betreft, de verzekeraars sinds 1 maart 2006 verplicht zijn in de dekking van de brandverzekering ook natuurrampen, waaronder overstromingen, op te nemen. De wet verduidelijkt welke schade minimaal wordt vergoed op grond van die verzekering. Het gaat om de schade toegebracht aan de verzekerde goederen en om de kosten ten gevolge van de reparaties en het onderbrengen van de getroffen bewoners.
Voor de schade bij burgers, uitgezonderd landbouwschade, komt de Nationale Kas voor Rampenschade alleen nog in zeer specifieke gevallen tegemoet. En alleen wanneer een gebeurtenis door de Ministerraad als natuurramp wordt erkend, als de tegemoetkomingslimiet van de verzekeraars is bereikt – wat in België nog nooit is gebeurd – voor goederen die niet verzekerbaar zijn en wanneer een persoon kan bewijzen dat hij niet tegen brand verzekerd is door zijn staat van behoeftigheid.
Overigens wil ik eraan herinneren dat een verzekeraar mag weigeren een gebouw, een deel ervan of de inhoud ervan te dekken als er meer dan achttien maanden zijn verstreken tussen de bouw en de classificatie van de zone waarin dat gebouw gelegen is als zone met groot overstromingsgevaar. Een dergelijke woning kan echter eventueel worden verzekerd tegen een tarief dat door het Tariferingsbureau Natuurrampen wordt vastgesteld.
Thans kom ik tot uw tweede vraag. De Nationale Kas voor Rampenschade beschikt op 31 oktober 2010 nog over 14 miljoen euro om uitbetalingen te verrichten. Afhankelijk van de eventuele erkenning als ramp en van de omvang van de schade veroorzaakt door de wateroverlast van november 2010, zal dat saldo nodig kunnen zijn om latere uitbetalingen te verrichten wanneer verzekeringsmaatschappijen boven hun verzekeringslimiet uitkomen.
Op mijn initiatief heeft in februari jongstleden overleg plaatsgevonden met de vertegenwoordigers van de minister van Binnenlandse Zaken, alsook met de betrokken administraties en de inspecteur van financiën, geaccrediteerd bij de FOD Financiën, om de specifieke situatie van de Nationale Kas voor Rampenschade te onderzoeken.
Om te vermijden dat de NKR geen tekorten vertoont, zijn verschillende acties mogelijk. Er kan bijvoorbeeld worden toegestaan dat een eventueel begrotingskrediet naar het daaropvolgende jaar wordt overgedragen. Ook kunnen de ontvangsten van de NKR stelselmatig worden verhoogd.
Essentieel is niettemin dat er een gegeven blijft waaraan wij niets kunnen veranderen. Op zich kunnen wij de uitgaven niet op voorhand inschatten. Rampen zijn immers onvoorspelbaar. Bovendien kunnen sommige rampen in het uiterste geval enkel betrekking hebben op verzekerde risico’s of, integendeel, op landbouwrisico’s die de Staat 100 % vergoedt. De variabele duur van de procedure – de behandeling van de ingediende dossiers, enerzijds, en de goedkeuring van het erkenningvoorstel, anderzijds – maakt een betrouwbare voorstelling van de uitgaven onmogelijk.
De situatie is dus duidelijk veel genuanceerder dan een onderfinanciering. Een dergelijke conclusie is te vlug of te kort door de bocht.
Ik kom nu bij het antwoord op uw derde punt.
Een objectieve evaluatie van de erkenningcriteria van een ramp zou niettemin relevant zijn, hoewel zij geen rechtstreekse impact op de Kas zal hebben. Het is immers, zoals ik zojuist heb uitgelegd, onmogelijk om de effectieve uitgaven te voorspellen. Wij moeten er ons namelijk van vergewissen dat de juistheid van het uitzonderingscriterium dat een overheidstegemoetkoming rechtvaardigt, wel degelijk gecontroleerd blijft, en zulks vooral in het licht van de klimaatveranderingen die wij meemaken.
De beslissing over een erkenning valt echter onder de exclusieve bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken.
Ik moet eraan herinneren dat de Ministerraad bij de erkenning van rampen geen beweegruimte heeft. De huidige meteorologische of financiële criteria voor de erkenning van algemene rampen zijn in een door de Ministerraad goedgekeurde circulaire van 2006 vastgelegd. De rol van de Ministerraad is dus toegespitst op het vaststellen of daadwerkelijk aan de vastgelegde criteria is voldaan, en zulks voor elke gemeente waarvoor een erkenning wordt gevraagd.
Voor het overige is het aan de minister van Binnenlandse Zaken om de vraag te beantwoorden.
12.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor uw antwoord. Natuurlijk is het mij bekend dat over die erkenning binnen Binnenlandse Zaken moet worden beslist. Mijn vraag was vooral of er al over gesproken werd, of het overleg al heeft plaatsvonden, zonder dat daar dan al een conclusie aan kan worden gekoppeld.
Wij weten natuurlijk ook dat de verzekeringsmaatschappijen tussenbeide komen. Wij weten ook dat de verzekeringen sedert 2006 tussenkomen in die schade via de brandpolis. Er is echter een aantal gevallen – u hebt ze opgesomd – waarbij het Rampenfonds wel moet tussenbeide komen. Laat ons ervan uitgaan dat het nog nodig is, als het niet langer nodig is moesten we er hier vandaag niet over spreken.
Wat betreft de omvang die voorzien moet worden voor zo’n fonds zegt u dat een ramp niet voorspelbaar is. Dan moeten we er nul euro in voorzien. Er is natuurlijk wel een bedrag dat vandaag gebudgetteerd wordt. Dat komt ergens vandaan, er zijn premissen geweest om dat te bepalen. Ik veronderstel dat die niet eeuwig en altijd dezelfde blijven en dat men die ook kan herzien. Ik neem aan dat men wel voor een verhoging kan zorgen voor dat fonds. Dat was trouwens ook de grote bekommernis begin dit jaar in een debat met uw collega Wathelet dat ik mij goed herinner.
Ik heb begrepen dat er acties werden overwogen in februari en dat men dus toch nadenkt over het verhogen van het fonds. Mag ik daaruit concluderen dat men het eens is met mijn stelling dat er meer geld in het fonds moet komen? Anders zou men natuurlijk die overweging niet maken. Men is dus wel degelijk aan het onderzoeken hoe we meer geld in het fonds kunnen krijgen. Ik meen dat we dezelfde zorg hebben maar dat u dat alleen niet met zoveel woorden wil toegeven. Als er niets aan de hand is hoeven we ook niets te doen. Er worden echter wel acties overwogen, zowel op het vlak van de begroting als inzake het verhogen van het fonds.
Als het mag, wil ik u nog een kleine aanvullende vraag stellen. Kan deze regering in lopende zaken die met voorlopige twaalfden werkt op korte termijn in een wijziging voorzien indien dat nodig blijkt? De ramingen van Axa en van de verzekeringsmaatschappijen duiden immers nu al op een enorme ramp die de schade van juli zal overstijgen. Kan dat? Mag ik dat nog vragen, mevrouw de voorzitter?
12.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Op de vergadering van februari werd gevraagd of er genoeg geld was en wat moet worden gedaan indien men denkt dat er niet genoeg geld is. De vraag werd gesteld, maar er is nog geen antwoord. Er wordt nog aan gewerkt. En français, un proverbe dit: "Poser la question, c'est déjà y répondre". Het is misschien te vlug om al een antwoord te hebben, maar de vraag werd gesteld. U bent niet de enige om die vraag te stellen. Nu moeten wij wachten tot het dossier van de voorbije ramp op de tafel van de regering komt, ingediend door de minister van Binnenlandse Zaken, en tot de schatting van de schade. Daarna zal die vraag opnieuw worden gesteld aan de werkgroep en zullen misschien nieuwe maatregelen moeten worden genomen.
Het is mogelijk dat het Fonds zal moeten tussenbeide komen.
12.05 Peter Luykx (N-VA): U weet eigenlijk niet of het huidige budget voldoende is.
12.06 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Nu is er nog geen schatting. Met de omvang van de ramp gaat dit nog even duren vooraleer wij een goede schatting hebben. Wij moeten nog wachten welke beslissing de regering dan zal nemen.
12.07 Peter Luykx (N-VA): Wij zullen allemaal nog even wachten.
L'incident est clos.
- de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscale aftrek van het pensioensparen" (nr. 960)
- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscale aftrek van pensioen- en langetermijnsparen" (nr. 981)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de beschikbare statistieken inzake de belastingaftrek voor de bijdragen in het kader van de tweede en de derde pensioenpijler" (nr. 995)
- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la déduction fiscale de l'épargne-pension" (n° 960)
- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la déductibilité fiscale de l'épargne-pension et de l'épargne à long terme" (n° 981)
- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les statistiques disponibles en matière de déduction fiscale liée aux deuxième et troisième piliers de pension" (n° 995)
13.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, om de wettelijke pensioenen betaalbaar te houden, wilde uw collega van Pensioenen knippen in de fiscale aftrek voor pensioensparen. In welke zin of in welke mate is niet helemaal duidelijk. Met het uitgespaarde geld wil hij in alle geval de wettelijke pensioenen versterken. Daarnaast wil hij de spaarquote verlagen en de economie versterken. Dat is toch officieel zijn stelling. Het kan een onschuldig en origineel idee lijken om te knippen in de fiscale aftrek voor pensioensparen, maar hierbij passen enkele kanttekeningen.
Op het moment dat het pensioensparen werd gelanceerd werd met veel bombarie gemeld dat men aan pensioensparen moest doen, want het wettelijk pensioen zou in de toekomst niet meer volstaan om de behoeften van de burgers te dekken. Ik zie het ze nog zeggen, u zult het zich nog herinneren. Men kan dus nu moeilijk afkomen met de vermindering van de fiscale afrek voor pensioensparen om zogezegd het wettelijk pensioen te redden, vind ik.
Ten tweede, wat de vermindering van de fiscale aftrek betreft, wil ik u er toch aan herinneren dat het eigenlijk al de tweede contractbreuk is die de overheid zou willen plegen. U zult zich herinneren dat het pensioensparen destijds werd gelanceerd aan de aftrek van de marginale belastingvoet en dat men dat dan een eerste keer heeft verlaagd.
Wordt de idee van minister Daerden om in de fiscale aftrek van het pensioensparen te knippen, door alle regeringspartners gedragen? Ik hoop van niet, maar stel u de vraag.
Werd het plan al eens besproken op een of andere ministerraad en wat was daar het resultaat van?
Zouden burgers die aan pensioensparen deden met de fiscale aftrek zoals die momenteel bestaat, de overheid eventueel kunnen laten veroordelen voor contractbreuk of toch proberen te vervolgen, als de overheid steeds weer en opnieuw blijft terugkomen op gemaakte fiscale afspraken aan het begin van de pensioencontracten? Het komt toch neer op eenzijdige contractbreuk, als ik mij niet vergis. Ik ben benieuwd naar uw antwoord.
13.02 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, de heer Logghe heeft het probleem al geschetst.
De stelling van onze goede vriend Daerden opent twee debatten. Het eerste debat over de rechtszekerheid van de contracten is op gang getrokken door de heer Logghe. Dat is een merkwaardige wending. Het tweede debat gaat over de grootteorde en de opportuniteit van een dergelijke beslissing.
Wij weten gelukkig allemaal dat het geen materie voor een regering van lopende zaken is. Daarmee anticipeer ik op een al te gemakkelijk antwoord.
Mijnheer de staatssecretaris, ik ga ervan uit dat – nadat komaf is gemaakt met de aankondigingspolitiek van paars – de idee die hier door een collega in de regering wordt gelanceerd niet zo maar een losse flodder is. In hoeverre is dat ook al door uw administratie voorbereid?
Wat bedroeg het fiscale voordeel in totaal van de fiscale aftrek van pensioensparen de voorbije vijf jaar?
Hoeveel belastingplichtigen eisten een dergelijk fiscaal voordeel op in dezelfde periode?
La présidente: Monsieur le ministre, M. Gilkinet ayant dû s'absenter, je vous donne directement la parole.
13.03 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Vooreerst herinner ik er de geachte leden aan dat de fiscaliteit tot de bevoegdheid van minister Reynders behoort. Het is ook een belangrijk punt. Voorts kan de regering geen maatregelen in die zin bespreken. In de periode van lopende zaken mag zij geen maatregelen nemen met een belangrijke politieke weerslag, die aanleiding zouden kunnen geven tot kritiek door het Parlement of betwist zouden kunnen worden door de volgende regering.
Wat betreft de fiscale aftrek met betrekking tot de derde pijler, het is zeker dat mijn administratie geen enkele wijziging in die zin voorbereid heeft. De belastingvermindering voor pensioensparen wordt, overeenkomstig de Grondwet, geregeld bij wet. Natuurlijk belet de wetgever niets de wet voor de toekomst te wijzigen. Uiteraard zal ik hierbij belangrijke beginselen als rechtszekerheid, gelijkheid en vertrouwen niet uit het oog mogen verliezen.
Mijnheer Jambon, de derde pensioenpijler waarnaar u verwijst in uw vraag omvat de stelsels van pensioenopbouw die voor elk individu toegankelijk zijn, ongeacht het professionele statuut. Het gaat daarbij om individuele pensioenspaarvormen waarvoor het initiatief uitgaat van de betrokkene zelf. De belangrijkste vorm van pensioenopbouw, die tot de derde pensioenpijler wordt gerekend, is de individuele levensverzekering en het pensioensparen.
De volgende tabel, die ik u zal bezorgen, biedt een overzicht van de gevraagde statistische gegevens aangaande belastingvermindering voor langetermijnsparen voor individuele levensverzekeringscontracten voor de aanslagjaren 2005 tot 2009. Voor de aanslagjaren 2008 en 2009 gaat het uiteraard om voorlopige cijfers. Het gaat voor 2005 tot 2008 over iets minder dan 1,5 miljoen belastingplichtigen en een totaal bedrag aan premies van ongeveer 920 à 950 miljoen euro. De budgettaire kosten van de belastingvermindering bedragen iets meer dan 200 à 220 miljoen euro.
Wat betreft de betalingen voor pensioensparen zijn de betreffende statistieken voor de aanslagjaren 2005 tot 2009 opgenomen in de onderstaande tabel. De betalingen hadden in 2005 betrekking op 1,7 miljoen belastingplichtigen en in 2009 zelfs 2,24 miljoen belastingplichtigen.
Het gaat om een bedrag van 1 miljard in 2005 en 1,6 miljard in 2009. De budgettaire kosten van de belastingvermindering wordt geschat op 304 miljoen in 2005 en net onder 500 miljoen in 2009.
13.04 Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik neem er nota van dat de regering geen wijziging voorbereidt en dat het ideetje van uw collega van Pensioenen louter verkiezingspraat zal geweest zijn, vervroegde of vroege verkiezingspraat.
Mijnheer de staatssecretaris, ik akteer bovendien dat voor u de rechtszekerheid belangrijk is, u hebt de beginselen van rechtszekerheid, gewekt vertrouwen en gelijkheid opgesomd.
Ik neem ook nota van het belangrijke bedrag van 1,6 miljard. Dat is niet weinig. Als men het vertrouwen van die meer dan twee miljoen spaarders nog een tweede keer schaadt op het vlak van pensioensparen, dan zou het een zeer slecht signaal zijn.
Mijnheer de staatssecretaris, ik ga er dus vanuit dat, als het ooit zover komt, uw partij mee het verzet zal organiseren tegen een verlaging van de fiscale aftrek van pensioensparen. Ik heb er dus alle vertrouwen in dat de beperking van de fiscale aftrek van pensioensparen er niet komt.
13.05 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het antwoord.
Het incident is gesloten.
La présidente: Mme Veerle Wouters (question n° 986) et M. Georges Gilkinet (question n° 992) demandent le report de leurs questions. Mme Lahaye-Battheu n'ayant pas donné de nouvelles, sa question n° 985 est retirée.
La réunion publique de commission est levée à 17.04 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.04 uur.