Commission de l'Économie, de la Politique scientifique,
de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des
Classes moyennes et de l'Agriculture |
Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
du Mercredi 17 novembre 2010 Matin ______ |
van Woensdag 17 november 2010 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.17 uur en voorgezeten door mevrouw Liesbeth Van der Auwera.
La séance est ouverte à 10.17 heures et présidée par Mme Liesbeth Van der Auwera.
- mevrouw Ann Vanheste aan de minister van Klimaat en Energie over "de beslissing van de Belgische banken om het gebruik van hun debetkaarten te blokkeren buiten Europa" (nr. 889)
- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Klimaat en Energie over "de beslissing van de Belgische banken om de Maestrofunctie buiten Europa te blokkeren" (nr. 979)
- Mme Ann Vanheste au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la décision des banques belges de bloquer l'utilisation de leurs cartes de débit en dehors de l'Europe" (n° 889)
- Mme Karine Lalieux au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la décision prise par les banques belges de ne plus permettre l'utilisation de la fonction Maestro en dehors de l'Europe" (n° 979)
01.01 Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, Febelfin kondigde aan dat het vanaf 17 januari van volgend jaar niet meer mogelijk zal zijn om buiten Europa te betalen of geld af te halen met de debetkaart van belangrijke Belgische banken. Volgens Febelfin wordt de maatregel genomen uit veiligheidsredenen. De banken zijn nochtans verplicht de veiligheid van hun betaalmiddelen te garanderen.
Test-Aankoop vindt de maatregel alvast schandalig en compleet absurd. Enkele andere banken, waaronder Deutsche Bank en Citibank, hebben hun afkeuring laten blijken en doen niet mee.
De beslissing van de banken heeft dan ook grote gevolgen voor de consumenten, die zich buiten Europa genoodzaakt zien meer cash mee te nemen of gebruik te maken van kredietkaarten. Het is tevens een eenzijdige wijziging van de voorwaarden voor de bankkaarten, waarover zowel in de wet betreffende de betalingsdiensten als in de wet op de marktpraktijken en consumentenbescherming regels bestaan.
Mijnheer de minister, ten eerste, bent u op de hoogte van die buitengewoon strenge maatregel van de belangrijkste Belgische banken? Was er hierover overleg tussen de sector en de regering?
Ten tweede, is het toegelaten dat banken eenzijdig de gebruiksvoorwaarden van hun debetkaarten wezenlijk wijzigen? In hoeverre hebben de banken hun klanten individueel op de hoogte gesteld van de wijziging, die zou ingaan op 17 januari 2011? Zult u toezicht houden op de communicatie van de banken?
Ten derde, kunt u cijfers geven over het aantal misbruiken met debetkaarten, met een onderscheid van misbuiken in België, binnen Europa en buiten Europa?
Ten vierde, kunt u cijfers geven over het aantal misbruiken met kredietkaarten, met een onderscheid van misbruiken in België, binnen Europa en buiten Europa
Ten vijfde, vindt u de beslissing van de banken om hun debetkaarten buiten Europa te blokkeren, aanvaardbaar en proportioneel aan het eventuele veiligheidsrisico dat de sector aanhaalt? Indien niet, wat zijn de plannen van de regering om ervoor te zorgen dat de consumenten buiten Europa met hun debetkaart kunnen blijven betalen of geld afhalen?
01.02 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, je ne reviendrai pas sur ce qui a déjà été dit par ma collègue. Aujourd’hui, les banques envoient déjà des lettres d’information à leurs clients. Je ne citerai pas le nom de la banque mais, moi-même, j’en ai reçu une. On y évoque des raisons de sécurité. Une carte Maestro est-elle plus sujette à la fraude qu’une carte Visa? Le système de code est pourtant identique si ce n’est que, pour la carte Visa, le code n’est pas encore demandé partout, ce qui est moins sécurisant.
Une carte Visa offre aussi des possibilités de crédit, ce qu’une carte de débit ne permet pas toujours. Les familles seront, dès lors, obligées de se diriger vers une carte de crédit lors de leurs voyages à l’étranger.
(…) Intervention hors micro
Je sais qu’il n’y a plus de banques belges mais ces familles seront obligées de quitter les banques situées sur le territoire belge pour avoir la possibilité de retirer de l’argent dans leur pays sans frais complémentaire. En effet, le retrait d’argent avec une carte Visa engendre beaucoup plus de frais qu’avec Maestro.
Pour des raisons de sécurité, on élimine certains pays comme le Maroc. Par contre, le Kazakhstan, la Biélorussie, la Bosnie-Herzégovine ne sont pas repris dans la liste des pays exclus. Mon but n’est évidemment pas de stigmatiser ces pays-là; je pourrais en citer d’autres. Au total, les retraits seront encore possibles dans 51 pays. Ces pays sont-ils réellement plus sûrs sur le plan bancaire que les pays exclus? Peut-on le prouver? Monsieur le ministre, pourriez-vous en faire la demande aux banques? D’autres pays ont-ils adopté ce même système, à savoir l’interdiction de retrait d’argent à l’étranger. C’est à nouveau une mesure unilatérale des banques qui modifie les contrats qui les lient à leurs clients. Pour le reste, monsieur le ministre, je me joins aux questions précises qui ont déjà été posées.
01.03 Minister Paul Magnette: Ik mocht die maatregel vernemen via de pers. Er vond daaromtrent geen overleg plaats tussen de regering en de sector.
Voor zover ik weet, wordt de wet niet overtreden. De verplichtingen van de bank zijn gebaseerd op contractuele betrekkingen. Jegens de verbruikers betreft het een wijziging van de mogelijkheid van het gebruik van een betaalmiddel, zoals opgenomen in een raamovereenkomst die de betaaldiensten regelt tussen een betaaldienstverlener, zoals een bank, en een gebruiker van betaaldiensten. Een dergelijke wijziging wordt toegestaan bij artikel 16, § 1, van de wet van 10 december 2009 betreffende de betaaldiensten. Die bepaling werd overgenomen uit de richtlijn betreffende de betaaldiensten en vormt een geharmoniseerde materie.
Inzake de manier waarop de klanten werden voorgelicht, zal ik de FOD Economie opdragen om na te gaan of de geldende wetgeving wel degelijk werd nageleefd. Indien overigens de inwerkstelling van een minimumdienst in het buitenland zal moeten worden overwogen, dan zal dat noodgedwongen moeten geschieden via een wijziging van de SEPA-richtlijn. De beslissing zal dus op Europees niveau moeten worden aangenomen.
Les chiffres communiqués, à ce stade, par Febelfin pour ce qui concerne les fraudes ne couvrent que la Belgique et montrent une augmentation très nette des cas de skimming, le piratage du code secret et copie de la carte magnétique: 244 cas en 2008, 442 cas en 2009 et 800 cas rien que pour la période qui s'étend du 1er janvier au 31 juillet 2010.
Je n'ai pas obtenu de chiffres dans les délais impartis pour répondre à votre question concernant les cartes de crédit. Dès qu'ils seront en ma possession, je ne manquerai pas de vous les faire transmettre.
En ce qui concerne l'acceptabilité et la proportionnalité de cette mesure, il y a lieu de noter que l'évaluation du risque pour la sécurité implique une pondération de la prise en charge des frais en matière de perte, de vol ou de fraude. Ces coûts seront, en fin de compte, répercutés sur l'ensemble des usagers des services de paiement.
Ce qui me surprend, c'est que cette mesure continuera à permettre le paiement avec une carte de crédit, mais plus avec une carte de débit, alors que le traitement de la transaction est en grande partie similaire dans les deux cas. Je demanderai donc des explications complémentaires à Febelfin à ce propos.
D'éventuelles mesures n'auraient, quant à elles, de sens que dans un contexte plus large, en particulier au niveau européen.
01.04 Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik vind het spijtig dat het gebruik van kredietkaarten wordt gestimuleerd, terwijl het gebruik van een debetkaart het zuiverst is. Ik denk dat de banken het gebruik van de kredietkaart willen forceren of stimuleren, omdat zij daarbij meer verdienen.
01.05 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, Febelfin devrait fournir des chiffres. Toutes les banques tiennent le même discours, sauf celles qui ne participeront pas à cette mesure: elles ne communiquent pas pour des raisons de sécurité. Quand on s'intéresse aux chiffres, on constate qu'aucun pays européen impliqué n'en dispose, de même pour les pays exclus. Cette décision n'a donc aucun sens.
Les banques mettent simplement les clients devant le fait accompli. Selon moi, elles préfèrent vendre d'autres types de cartes, telles les cartes de crédit. Devant pareille décision, nous restons impuissants, sauf par rapport à la proportionnalité. Ou alors peut-être que les clients boycottent les banques qui agissent ainsi de manière unilatérale.
Monsieur le ministre, si vous disposez de chiffres justifiant leur prise de position, nous pourrions tenir un débat avec Fedelfin et leur demander d'expliquer leur argumentation.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Joseph George au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'adoption de l'étude prospective gaz" (n° 895)
02 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Klimaat en Energie over "de goedkeuring van de prospectieve studie over gas" (nr. 895)
02.01 Joseph George (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, l'étude prospective "Gaz naturel" couvre une période de sécurité d'approvisionnement de cinq ans et doit faire l'objet d'une réactualisation annuelle. Je vous avais déjà interrogé lors de la précédente législature après avoir constaté que les résultats de l'étude prospective n'étaient pas publiés dans les délais prévus. C'est encore le cas cette fois. Pouvons-nous espérer que cette étude soit enfin publiée? Où en est-on dans sa préparation?
02.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur George, l'article 15.13 de la loi du 12 avril 1965 relative au transport de produits gazeux et autres qui régit notamment l'étude prospective "Gaz naturel" a été modifié par la loi du 6 mai 2009 portant dispositions diverses en son article 171. Depuis lors, l'étude prospective "Gaz naturel" n'a plus une portée de cinq ans mais d'au moins dix ans et elle est actualisée tous les quatre ans.
L'étude prospective "Gaz naturel" pour l'horizon 2020 est toujours en cours. Un projet d'étude a été terminé. Il fait l'objet d'une évaluation stratégique gouvernementale; c'est une obligation découlant de la loi du 13 février 2006 relative à l'évaluation des incidences de certains plans et programmes sur l'environnement et à la participation du public dans l'élaboration de ces plans et des programmes relatifs à l'environnement. Les consultations prévues par ladite loi de 1965 et par la loi de février 2006 auront lieu au cours de l'hiver 2010-2011 et la version finale de l'étude devrait donc être publiée à l'été 2011.
02.03 Joseph George (cdH): J'attendrai avec beaucoup d'impatience et d'intérêt le retour du beau temps!
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Joseph George au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'adoption du code de bonne conduite en matière d'accès au réseau du transport de gaz" (n° 896)
03 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Klimaat en Energie over "het invoeren van een gedragscode inzake toegang tot het netwerk voor aardgasvervoer" (nr. 896)
03.01 Joseph George (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, ma question porte également sur le gaz, mais concerne un autre aspect, celui du code de bonne conduite. Vous connaissez la législation d'application en la matière. Un code de bonne conduite est évidemment nécessaire et indispensable pour le bon fonctionnement du secteur.
Je vous ai déjà interrogé à sujet lors de la précédente législature.
À ma connaissance, il n'est toujours pas publié. Où en est-on actuellement? À quel stade d'élaboration se trouve-t-on? Quand ce code pourra-t-il être publié? Le retour du printemps nous annoncera-t-il, comme les hirondelles, l'arrivée du code de bonne conduite?
03.02 Paul Magnette, ministre: Madame la présidente, cher collègue, j'espère qu'en cette matière, nous irons plus vite. En effet, le code de bonne conduite gaz spécifie – on le sait – les règles de marché que Fluxys doit respecter en tant que gestionnaire du réseau de transport haute pression pour le gaz naturel.
La nouvelle version remplace celle du 4 avril 2003 qui est devenue obsolète en raison de l'évolution des législations européennes et nationales. Elle anticipe, dans la mesure du possible, les nouvelles dispositions prévues dans le troisième paquet Énergie qui doit être transposé – je vous le rappelle – pour mars 2011 et qui vous sera donc soumis bientôt, quoi qu'il advienne au niveau de la formation d'un gouvernement.
Le Conseil des ministres a approuvé le projet de code de bonne conduite le 2 avril de cette année et a demandé de le soumettre au Comité de concertation. C'est à ce niveau que nous avons perdu un peu de temps puisque la première session de ce comité a été annulée après la démission du gouvernement et que, par la suite, les Régions n'ont pu, hélas, donner leur accord à l'occasion d'une session électronique spéciale de ce comité.
Plusieurs réunions ont donc encore eu lieu avec les Régions concernées ainsi qu'avec l'administration et la CREG.
À la suite de ces réunions, plusieurs propositions de modification ont été apportées. Elles sont suffisamment substantielles pour qu'il soit nécessaire de consulter à nouveau le Conseil d'État. Ce dernier a donc été saisi. Son avis est attendu pour le début du mois de décembre.
Dès que nous serons en sa possession, nous pourrons finaliser le dossier, c'est-à-dire pour la fin de cette année ou le tout début de l'année 2011, autrement dit, encore en plein hiver.
03.03 Joseph George (cdH):, Espérons qu'il ne soit pas trop rude.
Cela dit,
madame la présidente, je remercie le ministre pour sa réponse.
L'incident est clos.
- de heer Kristof Calvo aan de minister van Klimaat en Energie over "de inbreuken op de wetgeving inzake nucleaire export" (nr. 898)
- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister van Klimaat en Energie over "de strafklachten voor de uitvoer van zirkoniumpoeder en verarmd uranium naar Iran" (nr. 904)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de export door bedrijven van uranium naar Iran" (nr. 963)
- de heer Olivier Deleuze aan de minister van Klimaat en Energie over "de export van nucleair materiaal voor tweeërlei gebruik" (nr. 965)
- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de controle op de export van nucleair materiaal" (nr. 968)
- de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Klimaat en Energie over "de Belgische bedrijven die uranium en zirkoniumpoeder uitvoerden naar Iran zonder exportvergunningen en -machtigingen" (nr. 973)
- M. Kristof Calvo au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les infractions à la législation relative à l'exportation de matériel nucléaire" (n° 898)
- Mme Liesbeth Van der Auwera au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les plaintes pénales relatives à l'exportation de poudre de zirconium et d'uranium appauvri vers l'Iran" (n° 904)
- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'exportation d'uranium vers l'Iran par certaines entreprises" (n° 963)
- M. Olivier Deleuze au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'exportation de matériel nucléaire à double usage" (n° 965)
- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le contrôle en matière d'exportation de matériel nucléaire" (n° 968)
- M. Willem-Frederik Schiltz au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les entreprises belges qui ont procédé à des exportations d'uranium et de poudre de zirconium sans licences ni mandats d'exportation" (n° 973)
De voorzitter: De vraag van de heer Van Noppen werd ingetrokken en zal worden overgenomen door de heer Wollants.
04.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het is ondertussen een weekje geleden dat wij hier samen met enige verbazing hebben vastgesteld dat er vrij recent twee inbreuken hebben plaatsgevonden inzake nucleaire export. Er ging volgens mij een zucht door de commissie op het moment dat u dit signaleerde. Er waren meteen ook een aantal bijkomende vragen. Een aantal daarvan werd beantwoord, een heleboel echter niet. Vandaag zijn die vragen er nog steeds.
Het is goed dat wij het debat voeren. Wij zijn geen rechters, wij zijn geen politiemannen. De juridische procedures moeten worden gevolgd. Dat er echter een aantal factuele en politieke vragen zijn over die kwestie begrijpt u wellicht.
Ik heb een heleboel vragen voor u. Hopelijk kan u wat klaarheid verschaffen. Eerst en vooral, om welke bedrijven gaat het voor de twee dossiers? Wij hebben een en ander mogen lezen in de pers. Waar zijn de bedrijven gevestigd? Wanneer hebben de inbreuken plaatsgevonden?
Ten tweede, wanneer en hoe werd de inbreuk vastgesteld? Wie heeft er klacht neergelegd? Wanneer bent u, als bevoegd minister, op de hoogte gesteld? Was dat vrij vroeg of in een later stadium?
Ten derde, u hebt het gehad over enerzijds een uitvoer van zirkoniumpoeder en anderzijds verarmd uranium. Kan u wat meer informatie geven over welk materiaal het exact gaat? Over welke dosis gaat het?
Ten vierde, hebt u contact opgenomen met experts om het mogelijke gebruik – zowel civiel als militair – van dergelijke materialen concreter in te schatten?
Ten vijfde, u hebt toelichting gegeven bij de dubbele procedure. Is er voor een van beide dossiers wel een exportvergunning afgeleverd van een bepaald Gewest, een advies aangevraagd van de CANVEK-commissie en om uw machtiging gevraagd? Of gaat het in beide gevallen om een volledig illegale handel waarbij noch een exportvergunning, noch een federale machtiging werd afgeleverd?
Ten zesde, er lopen juridische procedures. Kan u daarover wat meer uitleg verschaffen? Binnen welke termijn verwacht u daar duidelijkheid?
Ik vermoed dat u wel wat vragen hebt gekregen van de Europese Commissie en het Internationaal Atoomenergie Agentschap in Wenen? Wat is hun reactie? Wanneer waren zij op de hoogte? Hebben wij snel gecommuniceerd? Zijn wij erin geslaagd om duidelijkheid te verschaffen en zo de onrust weg te nemen? Kan u ons wat informatie verschaffen over die communicatie en ons daarvan eventueel een kopie bezorgen?
Ik kom dan bij een aantal meer politieke vragen. Het is interessant om bij concrete dossiers stil te staan, maar ik vermoed dat u, net als ik, meer interesse hebt in de toekomst en samen op zoek wil gaan naar oplossingen.
Er lijken wat problemen te zijn in de samenwerking met de Gewesten. Er was een citaat in uw antwoord dat mij frappeerde. U had het over verschillen tussen de uitgereikte vergunningen en de effectieve controle op nucleaire goederen in het raam van het Internationaal Atoomenergieagentschap. U hebt een brief geschreven naar de Vlaamse Dienst Controle Wapenhandel om strikter toe te zien. Kunt u daar wat meer informatie over verschaffen? Hebt u ondertussen de dialoog met de Gewesten aangeknoopt over die procedures?
Bijkomend: is er overleg met de minister van Financiën, bevoegd voor douane? Is er overleg met minister De Clerck, bevoegd voor de Veiligheid van de Staat? U kent wellicht het EPSI-dossier waarin een aantal aanbevelingen in is geformuleerd over hoe de Veiligheid van de Staat in dergelijke dossiers kan ageren. Zijn die gevolgd? Is het Comité I ingeschakeld?
U hebt een aantal wijzigingen ingevoerd via de programmawet 2009, als ik mij niet vergis. U hebt toen zelf aangegeven dat er een grondige update van de wetgeving zou komen. Waarom is die er vandaag nog niet? Waarom hebt u dat nagelaten? Zit er iets in de pijplijn? Mogen wij als Parlement iets verwachten, zeker na deze twee concrete dossiers?
Ten slotte hebben we het vorige keer gehad over vrij recente inbreuken. Mijn vraag was toen om de inbreuken te geven voor de laatste vijf jaar en dat bleken er twee te zijn, helaas. Kunt u ons wat meer informatie verschaffen over de inbreuken die sinds de wet van 1981 zijn vastgesteld? Het zou een goede zaak zijn om het Parlement daar klaarheid over te verschaffen. Waarom niet een heel duidelijk overzicht bezorgen van alle afgeleverde machtigingen en weigeringen van de laatste jaren en sinds de opstart van die wetgeving? Dat kan alleen maar voor meer duidelijkheid zorgen.
04.02 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Dan neem ik het woord voor mijn vraag. De vraagstellers hebben een hoop identieke vragen als onze eerste spreker, de heer Calvo.
Naar aanleiding van de commissie van vorige week stelde u twee strafklachten te hebben ontvangen voor overtredingen van de wet van 1981. Ik ga niet verder uitweiden over de procedure zoals dat in mijn ingediende vraag is gesteld, maar ga onmiddellijk over tot mijn vragen.
Analoog aan de heer Calvo: tegen welk bedrijf of bedrijven werden die strafklachten ingediend? Ook belangrijk om te weten is welke instanties de fraude uiteindelijk hebben ontdekt en hoe? Werden de bewuste materialen in beslag genomen? Wanneer werden ze in beslag genomen? Waar bevinden deze ladingen zich nu? Bevinden ze zich nu in Iran? Door wie en wanneer werden die strafklachten ingediend?
Bij welke gerechtelijke instanties? Welke sancties staan er op die overtredingen?
Om welke specifieke soort materiaal gaat het? Om welke hoeveelheid? En hoe gevaarlijk zijn die ladingen?
Werd door de exporteurs wel een vergunningsaanvraag ingediend bij het Gewest? Werd die aanvraag voor advies bezorgd aan het CANVEK? Of werd alle regelgeving door de exporteurs aan hun laars gelapt en werd er geen exportaanvraag ingediend?
Welke dringende maatregelen zult u nemen om zulke gebeurtenissen in de toekomst onmogelijk te maken? Ik denk daarbij ook aan het verleden. Er werd immers een update van de wetgeving aangekondigd wegens de manier waarop in dit belangrijk dossier wetgevend en regelgevend te werk is gegaan. Die samenwerking kan op heel wat hiaten botsen. Welke maatregelen wilt u in de toekomst treffen zodat dit onmogelijk wordt?
Welke internationale instanties hebt u van het incident op de hoogte gebracht? Moet ons land zich aan sancties verwachten?
04.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik moet niet verder ingaan op de problematiek. De collega’s hebben die voldoende geschetst. De vragen die onmiddellijk opwellen, zijn voor iedereen dezelfde. Is de controle in België streng genoeg? Focust men genoeg op risicogevoelige sectoren?
Dit zijn mijn concrete vragen. Ten eerste, hoe zit het met de controle door België op dit soort exporten? Het is al goed dat er een Europese controle is geweest, waardoor de levering is uitgekomen. Blijkbaar heeft men daar ontdekt dat er een en ander verkeerd liep. Is de controle in België gebeurd of niet?
Mijn tweede vraag hebben collega’s Calvo en Van der Auwera al gesteld. Daarom ga ik onmiddellijk naar mijn derde vraag.
Ten derde, hoe zit het met de aansprakelijkheid van België, mochten er zich tijdens het transport bepaalde incidenten voordoen? Kan België op een of andere manier aansprakelijk worden gesteld, bijvoorbeeld omdat de controle van het transport of de vergunningen niet is gebeurd door ons land of omdat de controle op de export heeft gefaald? Met andere woorden, zou een derde zich kunnen beroepen op het falen van de controle door België door ons land aansprakelijk te stellen?
Ten vierde, een van de genoemde bedrijven is in het verleden in het nieuws geweest na een lek van radioactief gas. Waarom doet de overheid dan geen ernstiger onderzoek van zulke onvoorzichtige bedrijven of bedrijven met een bijkomende risicofactor?
Ten vijfde, aansluitend bij collega’s Calvo en Van der Auwera, welke lessen trekt de overheid uit dit incident? Worden de controles aangescherpt? Op welke manier wordt er meer overleg gepleegd tussen de verschillende overheden?
Ik zou graag concrete antwoorden krijgen van u, liefst met tijdlimieten erbij binnen dewelke het een en ander zal worden onderzocht en tot resultaten zal leiden.
04.04 Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Il y a donc eu un problème quelque part. La législation est très succincte, puisqu'elle ne comprend que six articles. C'est visiblement dans tout le processus qu'il y a eu des problèmes.
Pensez-vous qu'il faille changer la loi? À première vue, les arrêtés royaux me paraissent bons. Ou bien faut-il modifier la procédure et la coordination avec les Régions? Selon vous, que faut-il changer dans le dispositif?
04.05 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik hanteer grotendeels dezelfde context als de andere vraagstellers. Alle vragen zijn gesteld maar toch ga ik er nog eens door.
Wat is de context? Hoe zien die strafklachten eruit? Waar en wanneer worden ze toegepast en voor welke bedrijven? Wat zijn de exacte materialen? Wat zijn de mogelijke toepassingen? Wat zijn de normale toepassingen, maar ook de toepassing inzake nucleaire wapens? Welke instellingen hebben u op de hoogte gebracht?
Welke diensten of personen heeft u aangesteld om die controle uit te voeren? Hoe werden deze aangeduid? Wat zijn de criteria daarvoor? Welke verrichtingen hebben deze personen in dit dossier gedaan? Zijn zij in dit dossier betrokken?
Ik heb vernomen dat bij een controle van buitenaf is gebleken dat het materiaal is uitgevoerd.
Waarom werd er niet vroeger over deze zaak gecommuniceerd?
Welke controles heeft de door u aangestelde persoon uitgevoerd in de periode 2005-2010? Hoeveel controles zijn dat? Waar werd er gecontroleerd? Was dat voldoende? Moeten er stappen worden gezet om meer controles uit te voeren?
04.06 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, een aantal vragen is al door de pers beantwoord. Ik weet niet of die antwoorden juist zijn maar ik denk wel dat wij van de premisse mogen uitgaan, mijnheer Calvo, dat het misschien niet gaat om materiaal om een barbecue mee aan te steken, maar toch ook niet om kernwapens te produceren.
Een aantal collega’s hebben in de vorige legislatuur namens de subcommissie Nucleaire Veiligheid de site in Fleurus bezocht. Daar hebben wij beschermingskokers gezien waarin medische isotopen worden vervoerd. Dat zijn de fameuze laagradioactieve uraniummantels. Wij moeten de ernst van de situatie niet onderschatten maar ook niet overroepen.
Het is duidelijk dat er rond deze problematiek een administratief en wetgevend kluwen is ontstaan. Daarom vind ik het belangrijk om hierop door te gaan. Het is niet omdat er ditmaal mogelijk en waarschijnlijk geen dramatische gevolgen aan gekoppeld zijn dat het verloop van het vergunnings- en controlebeleid in de toekomst niet uitmuntend en perfect moet zijn. In de omgang met nucleair materiaal is er geen foutenmarge.
Waar zijn de problemen ontstaan in het proces tussen het verzoek en de exportvergunning? Heeft u daarover contact gehad met uw gewestelijke collega’s? Hoe verloopt de communicatie met het federale niveau en de samenwerking met het CANVEK en de gewestelijke instanties? Hoe denken u en de komende regering de problemen in deze op te lossen?
Bent u van mening dat het wenselijk is om het CANVEK op een of andere manier onder toezicht te plaatsen, hetzij vanuit het Parlement, hetzij vanuit andere instanties teneinde dergelijke mankementen in de communicatie of in de werking te kunnen voorkomen?
04.07 Paul Magnette, ministre: Madame la présidente, chers collègues, comme je l'ai fait la semaine dernière en répondant à la question de M. Calvo – même si elle a suscité votre étonnement –, je vais m'efforcer d'être aussi précis, complet et transparent que possible. Tout aussi respectueux du pouvoir de contrôle parlementaire que je sois, il ne m'appartient cependant pas – ni à mon administration – de commenter ou d'apporter des éléments factuels sur un certain nombre de points qui font l'objet d'une procédure judiciaire. Cette seule réserve mise à part, je vais essayer de vous répondre aussi complètement que possible.
Je vais commencer par rappeler la procédure, puisque M. Logghe me le demande.
Voor nucleaire goederen, nucleaire dual use goederen en technologie, die op de exportcontrolelijsten staan, zijn zoals geweten twee documenten vereist: een machtiging af te leveren door de federale minister bevoegd voor Energie en een licentie of vergunning af te leveren door de gewestregeringen.
Een uitvoerdossier wordt ingediend bij het Gewest, op wiens grondgebied de zetel van het uitvoerend bedrijf gevestigd is. Als het betrokken Gewest oordeelt dat het dossier betrekking heeft op nucleaire goederen, dual use nucleaire goederen en technologie, die vallen onder de CANVEK-wetgeving, wordt het dossier aan het secretariaat van de CANVEK bezorgd. Het dossier wordt dan behandeld door de CANVEK. Op basis van hun advies wordt een machtiging of een weigering van machtiging ter ondertekening voorgelegd aan de minister bevoegd voor Energie. De getekende machtiging of weigering van machtiging wordt dan bezorgd aan het betrokken Gewest dat de vergunning aflevert of weigert.
In het kader van deze procedure, kan de CANVEK per definitie alleen maar optreden als zij een aanvraagdossier ontvangt. Als een firma voor een uitvoer geen aanvraag indient, of als de Gewesten het dossier niet voorleggen aan de CANVEK, kan de commissie niet optreden.
Wie zit er in de CANVEK en hoe wordt het overleg tussen de verschillende ministers georganiseerd? CANVEK bestaat uit een voorzitter en een secretariaat, alsook vertegenwoordigers van de minister van Energie, de minister bevoegd voor Economie, de minister bevoegd voor het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, de minister bevoegd voor Leefmilieu, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister voor Buitenlandse Handel, de minister bevoegd voor Staatsveiligheid, de minister van Landsverdediging, de minister voor Volksgezondheid, de minister bevoegd voor Douane en Accijnzen en de minister van Wetenschapsbeleid.
En d'autres termes, la moitié du gouvernement est représentée dans le CANVEK. Au moment de la prise de décision, comme celle par exemple de se porter devant des juridictions – j'y reviens dans un instant –, il y a donc une concertation étroite entre tous les départements concernés du gouvernement fédéral: les Affaires étrangères, les Finances via les Douanes et Accises, l'Intérieur, l'Économie, l'Énergie et même la Politique scientifique, etc. La composition a été élargie au fil du temps. On a encore ajouté récemment la Sûreté de l'État. Cette concertation permet à l'information de remonter.
Les Régions sont également membres observateurs et sont associées à la procédure.
Ieder lid heeft zelfs een plaatsvervanger. Iedereen kan er dus worden vertegenwoordigd.
Wat de kwalificatie van de betrokken goederen betreft, gaat het hier om het exportbeleid naar Iran. In 2005 kwamen de regeringen van de Nuclear Suppliers Group, waar de Belgische federale regering lid van is, overeen dat alle nucleaire export naar landen die niet in overeenstemming zijn met hun nucleaire non-proliferatieverplichtingen, zoals bijvoorbeeld Iran, moet worden opgeschort.
Met nucleaire export wordt bedoeld alle materialen en uitrustingen die vallen onder de nucleaire exportlijsten. De lijsten van het koninklijk besluit van juli 1993 zijn gebaseerd op die internationaal overeengekomen exportlijsten. Voor export van andere materialen en uitrustingen die niet onder de nucleaire exportlijst vallen, is overeengekomen om extreem waakzaam te zijn. Extreem waakzaam betekent dat landen hun uitvoer naar dergelijke landen moeten weigeren als er twijfel bestaat omtrent de bestemming of de bestemmeling van de goederen. Enkel als er geen enkele twijfel bestaat, mag de uitvoer plaatsvinden.
De Europese verordening 423 van 2007 betreffende beperkende maatregelen ten opzichte van Iran en de Europese verordening 1118 van 2008 verbieden de export van nucleair materiaal naar Iran, hoe klein de hoeveelheden ook zijn. Dat geldt zowel voor radio-isotopen met verarmd uranium bijvoorbeeld, als voor een afschermende container die verarmd uranium bevat. Die verordening en de NSG-regels werden in de Belgische wetgeving toegepast via de toevoeging van de clausule catch all in de Canvek-wetgeving.
Wat de concrete dossiers betreft, er zijn twee dossiers, waarvan het eerste dossier verarmd uranium betreft. De uitvoer werd ontdekt door de inspectiediensten van Euratom. Die hebben het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle verwittigd, dat op zijn beurt het secretariaat van Canvek op de hoogte heeft gebracht. De FOD Economie, Algemene Directie, Controle en Bemiddeling heeft op 27 mei 2010 een strafklacht bij het parket ingediend na een grondig onderzoek waarbij de nodige informatie werd verzameld. Het gaat in feite om de uitvoer van gamma-grade feed toestellen, die een radioactieve bron bevatten voor gebruik in de industrie, bijvoorbeeld voor de controle van lasnaden van pijpleidingen of in de geneeskunde en die een omhulsel bevatten waarin verarmd uranium is ingesloten om te zorgen voor afscherming tegen de ioniserende stralingen.
Door de sancties tegen Iran die opgelegd zijn door de VN-Veiligheidsraad en de Europese Unie, is alle uitvoer van verarmd uranium verboden. Het land is namelijk niet in orde met de nucleaire non-proliferatieverplichtingen. Het land werkt onvoldoende mee met het IAEA, wat de verificatie- en inspectieopdrachten van het IAEA betreft. Om die reden is de uitvoer van nucleair materiaal naar Iran niet toegestaan.
Op basis van het negatieve advies van de CANVEK heb ik de uitvoer van de toestellen naar Iran geweigerd, via de wet van 9 februari 1981. Wat de export van verarmd uranium betreft, heb ik geen verzoek tot machtiging gekregen. De Belgische autoriteiten waren dus niet op de hoogte van het feit dat er tevens verarmd uranium werd meegeleverd aan Iran. De informatie over de inbreuk was afkomstig van Euratom zelf, zodat die instantie niet meer verwittigd hoefde te worden. In het geval van het uranium is het de zaak van Euratom zelf om het IAEA in te lichten.
Wat het zirkoniumpoeder betreft, het secretariaat van de CANVEK werd gecontacteerd door de cel Embargo, betreffende de betaling van een factuur voor de levering van zirkoniumpoeder aan Iran. Financiële transacties met Iran zijn immers ook aan controle onderworpen. Aangezien zirkonium, in eender welke vorm, voorkomt op de nucleaire exportlijsten, heeft het secretariaat van de CANVEK moeten vaststellen dat er een inbreuk was gepleegd op de nucleaire exportwetgeving. Ik heb op 13 maart 2008 een strafklacht bij het parket ingediend, op initiatief van de FOD Economie. Op 18 mei 2010 heb ik ook een klacht ingediend, met burgerlijke partijstelling.
Dat toont
werkelijk aan dat wij uit principe en veiligheidsoverwegingen de verdere,
nodige juridische stappen hebben ondernomen, zodra wij op de hoogte gebracht
waren van het feit dat de betrokken bedrijven de regels niet hadden
gerespecteerd. Een overtreding of een poging tot een overtreding van de
bepalingen van de wet op de nucleaire uitvoer of van de koninklijke
uitvoeringsbesluiten ter zake wordt bestraft met een gevangenisstraf van
1 maand tot 5 jaar en/of met een geldboete tot 25 000 euro.
In geval van herhaling kunnen de straffen verdubbeld worden.
Zirkoniumpoeder is
geen nucleair materiaal. Het kan wel gebruikt worden voor recipiënten in
opwerkingsfabrieken of, na de gepaste behandelingen, voor de fabricatie van
zirkoniumnaalden. Dergelijke naalden worden gevuld met uraniumtabletten en
maken deel uit van de brandstofelementen, die in een kernreactor neergelaten
worden voor de productie van elektriciteit. Omdat het over export naar Iran
gaat, is het dus verboden.
Noch mijn administratie noch ikzelf heeft van de betrokken firma een uitvoeraanvraag gekregen. Begin 2008 heeft het secretariaat van Canvek de beschikbare informatie ontvangen en aan de leden bezorgd. Het feit dat de twee dossiers werden overgelegd aan de gerechtelijke instanties, toont aan dat België zijn non-proliferatieverplichtingen ernstig neemt.
Zodra ik op de hoogte was van de feiten, heb ik contact genomen met de eerste minister om het risico van diplomatieke repercussies te vermijden die door het dossier zouden kunnen worden veroorzaakt.
Om een overzicht te krijgen van alle inbreuken op de wet van 9 februari 1981 verzoek ik de heer Calvo een schriftelijke vraag daarover te stellen, waarop ik dan alle informatie zal geven.
Ik besluit dat zowel mijn administratie als Canvek zijn rol ten volle heeft gespeeld. Dat bewijzen de genomen maatregelen om de dossiers over te leggen aan het gerecht. Ik wil daarbij ook nog verduidelijken dat de werking van Canvek eerder al op mijn initiatief werd verbeterd. Eerst heb ik de samenstelling van de interministeriële commissie CANVEK begin 2009 vernieuwd en uitgebreid met de douane. Daarnaast heb ik ook mijn verantwoordelijkheid genomen om de nodige maatregelen via de wet diverse bepalingen te regelen, om een clausule catch all toe te voegen.
À cet égard, comme vous le savez, ces dispositions font l'objet d'un recours devant la Cour constitutionnelle de la part de la Région flamande. Comme je l'avais déjà déclaré la semaine dernière, je n'ai pas encore été officiellement saisi de ce recours. D'après ce que j'en sais, deux articles seraient attaqués: les articles 25 et 26 de la loi du 28 avril 2010 portant dispositions diverses. Or ces deux articles me paraissent indispensables pour que la Belgique puisse respecter ses obligations en matière de non-prolifération. Par ailleurs, le Conseil d'État avait lui aussi estimé que le fédéral était compétent en la matière. Nous attendons par conséquent l'arrêt de la Cour constitutionnelle.
Toutefois, dans tous les cas de figure, soyez assuré que nous évaluerons tous les éléments qui devraient encore faire l'objet de dispositifs renforçant le contrôle fédéral en la matière. Pour répondre très clairement à la question de M. Deleuze, quand je fais et refais l'analyse du dispositif législatif et des arrêtés royaux, de la composition de la commission et des procédures, je ne vois pas comment on pourrait encore améliorer ou consolider le système, sinon en maintenant ces articles 25 et 26 qui sont indispensables.
Le problème est principalement venu des entreprises qui n'ont pas signalé leurs exportations. Cet événement peut avoir pour effet positif de sensibiliser nos entreprises au fait que nous sommes extrêmement vigilants et que nous appliquons les procédures judiciaires les plus strictes pour éviter que de pareils cas se reproduisent. Je reste ouvert à toute discussion mais il me semble que le dispositif légal, réglementaire, y compris la composition de la commission ou la coopération entre les différents départements, et que les procédures sont aussi stricts et sévères que possible.
04.08 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik heb enkele bijkomende vragen. U hebt een omstandige toelichting gegeven, maar misschien heb ik een aantal dingen gemist.
U schept er geen klaarheid over of in beide dossiers al dan niet een exportvergunning werd afgeleverd. U schept er evenmin klaarheid over om welke bedrijven het gaat. Ik wil hier geen heksenjacht ontketenen, maar dat is toch belangrijke informatie. Kunt u mij daarover meer informatie geven? Is er werkelijk niets gesignaleerd inzake de export? Of is er door het betrokken Gewest een exportvergunning afgeleverd? Is het betrokken Gewest misschien pas achteraf op de hoogte gebracht? Op die duidelijke vragen van mijnentwege heb ik voorlopig geen antwoord gekregen. Het zijn nochtans fundamentele vragen, zeker wanneer wij het debat gaan voeren over hoe wij de procedures kunnen verbeteren. Kunt u mij daarover iets meer vertellen, mijnheer de minister?
04.09 Paul Magnette, ministre: Je vous réponds sur ce qui relève de mes compétences, et non sur ce qui relève des autres niveaux de pouvoir – comme je le fais de manière systématique dans cette commission.
04.10 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): U bent toch de minister die voor de strijd tegen de nucleaire proliferatie bevoegd is. U verwijst naar federale wetten waarin bepaalde informatieverplichtingen zijn vervat. Het is bijgevolg logisch dat in een federaal parlement aan een federale minister wordt gevraagd of de federale wetgeving ter zake is gerespecteerd, of vergis ik mij?
04.11 Paul Magnette, ministre: Si l'aspect fédéral de la législation n'est pas respecté, c'est parce que les entreprises n'ont pas introduit de demande. Or c'est la procédure à suivre, selon le prescrit légal. Que, par ailleurs, des contacts soient établis avec les Régions, cela ne me concerne pas. Mais je pense que les dispositifs que nous avons mis en place pour consolider la coopération et les échanges d'informations entre les Régions et le fédéral sont indispensables.
Même si certains noms d'entreprises ont circulé dans la presse, étant donné les instructions judiciaires en cours, je ne puis ni les confirmer ni les infirmer.
04.12 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dat u met de juridische gevoeligheid van de bewuste zaken rekening moet houden, kan ik absoluut begrijpen. Dat wij echter in alle regionale Parlementen mondelinge of schriftelijke vragen moeten laten stellen om voor de twee zaken in kwestie duidelijkheid te krijgen over de vraag of er al dan niet Belgische overheden bij de export betrokken waren, is onbegrijpelijk.
04.13 Minister Paul Magnette: (…) op de verschillende beleidsniveaus een impact hebben.
04.14 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil ter zake de heer Calvo enigszins bijtreden.
Mijnheer de minister, wij verwachten natuurlijk niet dat u in naam van uw regionale collega’s zou spreken. God verhoede het, zoniet doet het Grondwettelijk Hof dat wel.
Het is niettemin logisch, wanneer u in een soort samenwerkings- of ontmoetingsprocedure bent verwikkeld waarbij informatie van het Gewest naar het federale niveau wordt overgeheveld, dat u kunt antwoorden op de vraag of u van de gewestelijke autoriteiten een vraag hebt gekregen. Ik neem aan dat u met de Gewesten contact hebt gehad over de zaak en dat zij u hebben kunnen vertellen hoe de vork in de steel zit. Ik neem aan dat zij u hebben kunnen meegeven of het effectief om bedrijven gaat die puur op eigen houtje hebben geoordeeld dat een exportvergunning niet nodig was dan wel of het om bedrijven gaat die wel een vergunning hebben aangevraagd, maar vervolgens exporteren, vooraleer een beslissing is gevallen. Een andere mogelijkheid is dat het Gewest gewoon heeft geoordeeld dat er ter zake geen probleem is. Dat kan ook. Zulks zal desgevallend op het gepaste niveau worden geëvalueerd.
U gaat ter zake echter uw competenties niet voorbij. U brengt evenmin gerechtelijke procedures in het gedrang.
04.15 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, aansluitend bij de commentaar van de vorige sprekers, wijs ik erop dat een en ander net verband houdt met het administratieve kluwen dat wij hier allen in het hele nucleaire exportverhaal aankaarten.
U kunt natuurlijk op uw federale eiland blijven zitten. De hele procedure verloopt echter ook via de Gewesten. De redenering dat, indien het federale Parlement zijn controletaak op de regering wil uitoefenen, het daartoe een beroep moet doen op de collega’s in de Gewesten, lijkt mij niet erg verstandig.
Verschillende collega’s hebben de vraag gesteld op welke manier de procedure in kwestie politiek gezien – het gaat ter zake over nucleaire export, waarop, zoals de heer Schiltz herhaalde, geen marges zijn – eenduidiger kan zijn, zodat de verschillende parlementen gewoon hun controletaak kunnen uitoefenen. Dat is de kernvraag van ons allen.
Mijn conclusie en mijn analyse van uw antwoord is dat een herziening of hervorming nodig is. Op deze manier kunnen wij van u immers geen eenduidig of simpel antwoord krijgen waarin u uitlegt dat het hele verhaal zus en zo in elkaar zit.
U hebt vanuit uw bevoegdheid een strafklacht ingediend. Het is op het spoor gekomen door Euratom of door een andere dienst. Hoe zit het echter? Is er geen contact met uw collega’s uit de Gewesten? De conclusie van het verhaal is dat wij op dit ogenblik daarop geen zicht hebben.
04.16 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, niemand twijfelt aan uw intenties ter zake. Niemand twijfelt eraan dat de verschillende KB’s en de voorziene procedures wat de machtiging betreft goed in elkaar zitten. Men kan de CANVEK moeilijk uitbreiden met nog meer mensen. Dat klopt allemaal; niemand twijfelt eraan dat dit goed in elkaar zit en waarschijnlijk ook wel zijn werk doet.
Wat niet werkt is echter de controle. Als de Gewesten niet gevat worden om een exportvergunning te krijgen, wordt de hele machinerie met de CANVEK en de minister ook niet op gang gebracht. Daar is er toch een element te kort. Het kan toch niet dat dit via een Europese controle moet uitkomen en dat de Belgische of Vlaamse controle op een of ander manier niet werkt. Men zit daar met incidenten.
Zoals de heren Schiltz en Calvo al gezegd hebben, het is goed dat het maar dat was, anders waren de gevolgen misschien niet te overzien. Ik dring dus aan op een bijkomende controle vooraf in risicogevoelige sectoren. Daar moet meer mogelijk zijn dan wat er nu gebeurt.
04.17 Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. Nous irons poser des questions aux Régions.
Je ne sais pas à quoi correspond cette mystérieuse "cellule embargo". Est-ce belge ou international?
Dans un des deux cas, le doigt a été mis sur le problème au niveau international. Il y a donc eu un manquement belge. Peut-être est-ce au niveau des douanes? Nous essaierons de savoir si les licences d'exportation ont été accordées par les Régions et à quel stade du processus les choses nous ont échappé.
04.18 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, als het regelgevend kader momenteel volstaat, goed, maar dan is dat nog steeds een kant van de medaille. Naast het kader is er ook nog de controle. Zonder controle kan geen enkele wet functioneren. Daarover hebt u weinig gezegd. Ik zou daarover graag meer weten. Hoe gaat dat? Hoeveel controles zijn er? Volstaat dat?
Dat u de wet niet verder kunt optimaliseren, tot daar, maar dan zou u de controles toch verder moeten opdrijven zodat daadwerkelijk een vangnet kan worden gecreëerd.
Als ik in het jaarverslag van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle lees dat men minder inzet op de non-proliferatie maar dat het niet wordt verwaarloosd, dan word ik stilaan een klein beetje bang.
Wat de Gewesten betreft, in de vorige legislatuur bestond daarvoor een heel mooi woord: het samenwerkingsfederalisme. Misschien moeten wij dat terug oprakelen om dergelijke zaken te vermijden en daadwerkelijk samen te werken en niet tegen elkaar.
04.19 Paul Magnette, ministre: Encore quelques mots. Sur le fédéral et les Régions, c'est toujours un peu délicat. Comme le dit M. Deleuze, ses amis politiques iront poser des questions aux Régions. Je ne peux répondre à leur place et je ne veux pas non plus donner le sentiment de ne pas vouloir répondre mais c'est ainsi: à chacun ses compétences. Je vous ai tout de même répondu: "De Belgische autoriteiten waren dus niet op de hoogte van het feit dat er tevens uranium werd geleverd aan Iran". L'ensemble des autorités du pays, fédérales comme régionales, n'étaient pas au courant. Sans trop entrer dans les détails, le problème qui s'est posé est vraiment dans la manière dont les entreprises ont introduit les dossiers.
Le "cel Embargo" est une cellule de la Trésorerie, monsieur Deleuze, qui effectue des contrôles particuliers, pour les factures notamment vers des pays sensibles, ceux vers lesquels il y a des embargos. C'est de cette manière qu'on a décelé en interne ce type de difficultés malgré l'absence de dossiers introduits par les entreprises.
Encore deux mots sur l'amélioration de la procédure: je crois que légalement et de manière réglementaire, il reste peu de choses à faire. Cela dit, nous y avons travaillé, moi et mon cabinet, avec l'administration et la CANPAN/CANVEK, dans laquelle des discussions ont eu lieu. C'est toujours sensible politiquement mais sans doute que la manière la plus simple serait de prévoir dans la loi que les entreprises déposent non seulement une demande d'exportation vers les Régions qui la transmettent vers le fédéral mais aussi et simultanément une demande d'exportation aux Régions et une demande de vérification et d'autorisation au fédéral sans passer par les Régions. Les Régions ayant une compétence en matière d'exportation, cela peut être relativement sensible.
On voit déjà que les articles 25 et 26 sont contestés par une Région alors qu'il s'agit seulement de la "catch all clausule" et que cela fait partie des compétences du fédéral. On pourrait arguer ici que le fédéral fait purement et simplement son travail de vérification en matière de non-prolifération et que les entreprises concernées de près ou de loin, parfois même de très loin, en raison de produits pouvant avoir un rapport avec l'activité nucléaire, pourraient être amenées à prendre ce contact direct pour éviter de mauvaises transmissions de l'information. Même si ce n'est pas le cas ici, je vous le répète: il s'agit de l'entreprise elle-même qui n'a pas formulé les demandes qu'elle aurait dû formuler.
04.20 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Voor alle duidelijkheid dit nog. U hebt gesproken over het geheel van de Belgische autoriteiten. Ik begrijp daaruit dat er in de beide dossiers geen exportvergunningen zijn afgeleverd.
De voorzitter: Die zijn ook niet gevraagd.
04.21 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ik heb niet de ambitie regionaal parlementslid te worden. Ik vind dat ik het best functioneer in het federale Parlement. In dit dossier, waar er een inbreuk op de federale wetgeving is vastgesteld, is dat zeer belangrijke informatie. Kortom, voor beide dossiers is er geen enkele exportvergunning afgeleverd, en ook nadien is er geen contact geweest tussen het Waalse Gewest en het betrokken bedrijf?
04.22 Paul Magnette, ministre: Aucune demande n'a été formulée, à aucun niveau d'autorité, pour l'exportation de matériel nucléaire.
De voorzitter: Er was niemand op de hoogte. Het is zuiver door de controle dat men dit op het spoor is gekomen.
04.23 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw verduidelijking. Ik denk dat u ernstig uw best hebt gedaan en er in geslaagd bent de sérieux waarmee u dit dossier behandelt en bekijkt, te staven. Er zijn toch nog een paar dingen waar u mij niet bevredigt.
Als wij kijken naar het amalgaam van administraties en ministeries die vertegenwoordigd zijn in de schoot van de CANVEK, denk ik dat daar wel verbetering mogelijk is. U zegt terecht dat iedereen vertegenwoordigd is, maar ik kan mij voorstellen dat als Douane, Veiligheid van de Staat, Financiën en zo verder allemaal moeten samenwerken, dat dit niet altijd even evident verloopt of even snel verloopt. Dit zou kunnen – ik spreek hypothetisch – aanleiding geven tot een gebrek aan proactieve inspecties waardoor Euratom uiteindelijk ter hulp moet snellen omdat er geen Belgische inspectie is.
Daarom, mevrouw de voorzitter en mijnheer de minister, zal mijn fractie bij de Conferentie van voorzitters vragen de subcommissie Nucleaire Veiligheid die vorige legislatuur actief was, opnieuw op te richten en uit te breiden met de opdracht om te bekijken in welke mate wij de werking van het CANVEK kunnen optimaliseren of zelfs waar nodig aanbevelingen te doen aan gewestelijke instanties om de samenwerking even onder de loep te nemen en te bekijken hoe dit soort kleine, maar potentieel gevaarlijke incidenten in de toekomst kunnen worden vermeden.
De voorzitter: Het lijkt mij een goed initiatief om dit op de Conferentie van voorzitters te brengen.
04.24 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Ik heb nog een korte repliek. De heer Schiltz heeft uw sereniteit en deskundigheid geprezen, mijnheer de minister. Ik treed hem daar slechts deels in bij. Het is een uitdaging voor iedereen om op zoek te gaan naar punten voor verbetering.
U hebt gezegd extreem waakzaam te zijn en de problematiek ernstig te nemen. Wij zitten met een probleem wanneer men enkel moet rekenen op de goodwill van de bedrijven, zelfs als die aanwezig is in 99 % van de gevallen. Ik wil de boel niet opblazen, ik heb geen heksenjacht georganiseerd, ik was enkel een beetje bekommerd om de barbecues in Teheran, maar wij betalen nu de prijs voor het getalm en de nonchalance inzake nucleaire export in ons land.
Als wij kijken wat er de afgelopen jaren is gebeurd: de wet is sinds 1981 amper aangepast, de lijst van 1993 is niet meer aangepast, lijsten Europese verordening en federale wetgeving verschillen.
Vorige week hebben wij het gehad over de SCK-overeenkomsten. Daar stelt u zelf vast dat uw eigen eerste minister die overeenkomsten tekent, maar dat uw eigen commissie niet wordt geraadpleegd. Ik denk dat wij daar toch met een probleem zitten.
U bent de minister die deze strijd moet voeren en dat debat moet aanzwengelen. Ik denk dat het niet goed is dat u daar quasi notarieel akte van neemt en heel sereen brieven schrijft. Ik vind het jammer dat u in de afgelopen legislatuur geen wetgevende initiatieven hebt genomen en fundamentele veranderingen hebt willen doorvoeren, dat u niet op zoek gegaan bent hoe die CANVEK te versterken, hoe de Veiligheid van de Staat een plaats te geven.
Als u het niet doet omwille van lopende zaken, zal mijn fractie het doen. De heropstart van de subcommissie Nucleaire Veiligheid is een eerste stap. Wij moeten het debat over de wetgeving ten gronde gaan voeren. Dat is de afgelopen jaren veel te weinig gebeurd. Daarvoor betalen wij vandaag absoluut een prijs, in het bijzonder op het vlak van internationale geloofwaardigheid. Ik denk dat iedereen dat kan betreuren.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Bert Wollants aan de minister van Klimaat en Energie over "minimumwaarden voor groenestroomcertificaten" (nr. 905)
05 Question de M. Bert Wollants au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les valeurs minimales pour les certificats verts" (n° 905)
05.01 Bert Wollants (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op basis van het koninklijk besluit van 16 juli 2002, betreffende de instelling van mechanismen voor de bevordering van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen, worden groenestroomminimumwaarden bepaald. Op basis daarvan gaat Elia certificaten opkopen om op die manier hernieuwbare energie te kunnen ondersteunen. In 2005 hebben wij die waarden nog bijgepast om te kijken of er extra kosten zijn als die turbines verder uit de kust moeten worden geplaatst.
Die technologie ontwikkelt zich en, zoals wij vorige week in het Vlaams Gewest hebben gezien, die technologie zorgt ervoor dat de effectieve meerprijs – de onrendabele top zoals dat dan heet – naar beneden gaat. Ook andere omgevingsfactoren, zoals prijzen van grondstoffen, hebben daarop een invloed. Het is dan ook belangrijk dat wij er steeds voor zorgen dat onze steun aan hernieuwbare energie altijd blijft aansluiten bij de effectieve meerkost. Het is uiteraard nodig om de hernieuwbare energie te steunen, maar die steun moet natuurlijk wel juist en correct zijn zodat de tarieven ook onder controle kunnen worden gehouden. Dit lijkt mij zeer belangrijk, ook om het draagvlak voor hernieuwbare energie zo groot mogelijk te houden zodat wij geen tegenbeweging krijgen.
Mijn vragen op dat vlak zijn de volgende. Heeft u recente studies laten uitvoeren rond die onrendabele toppen, onder andere voor offshore windenergie? Zo ja, zijn die studies beschikbaar? Is er ook een evolutie merkbaar per technologie die wordt ondersteund in het KB? Wat zou het effect zijn mochten de minimumwaarden nauwer aansluiten bij de effectieve onrendabele toppen? Als dat niet het geval is, worden er dan studies gepland om dit na te kijken en die afstemming effectief door te voeren?
Ik heb nog een extra vraag die niet in de schriftelijke weerslag is terug te vinden omdat het een zeer recente vraag is. Wij zien dat de ondersteuning voor zonnepanelen in het Vlaams Gewest vanaf 2012 onder de minimumwaarden zal duiken van het federale niveau. Hoe ziet u dat? Wat moeten wij eraan doen om ervoor te zorgen dat die afstemming ideaal blijft?
De voorzitter: Collega Wollants, ik denk dat ik nog even kort mag zeggen dat wij hier in deze commissie in de vorige legislatuur al een presentatie hebben gehad van bepaalde studies.
05.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Wollants, over de bijkomende kosten van hernieuwbare energie werden er de laatste jaren inderdaad tal van studies gepubliceerd. Voor 2010 alleen al citeer ik bij wijze van voorbeeld de studie van de CREG over de kostprijs van de maatregelen bedoeld bij artikel 7 van de wet van april 1999 die begin dit jaar werd gepubliceerd, of nog de OPTIEP-BCP-studie – optimalisering van de basiskennis over het energiepotentieel op het Belgisch Continentaal Plat – gevoerd in het kader van de Actie ter ondersteuning van de strategische prioriteiten van de federale overheid door het Federaal Wetenschapsbeleid.
De CREG heeft op 22 mei 2010 een studie gepubliceerd betreffende de verschillende steunmechanismes voor groene elektriciteit in België. Deze studie berust op de analyses die werden uitgevoerd door het VITO en 3E, respectievelijk in 2006 en 2007, voor rekening van het Vlaams Gewest en de Capwe, de Waalse regulator.
Met betrekking tot de offshore windenergie wordt de prijs van de groene certificaten bij wet bepaald. Deze varieert dus niet.
Het is weliswaar een feit dat deze beslissing geen rekening houdt met variabele gegevens, zoals de technische evolutie, de rendabiliteit van de installaties, enzovoort, maar uit bekommernis voor de verzekering van de investeringsveiligheid lijkt het mij van belang het investeringskader niet te wijzigen na de lancering. Het lijkt mij evenwel wenselijk om in het kader van nieuwe offshorezones die het daglicht zouden zien, het systeem van offshoresteun te onderzoeken door dit gevoeliger te maken voor de rendtabiliteit voor water.
Ik pleit er overigens voor dat de analyse van de nationale plannen inzake hernieuwbare energie de gelegenheid zouden bieden de praktijken ter zake in de verschillende lidstaten te analyseren en te vergelijken om de meest doeltreffende mechanismen op economisch, milieu- en maatschappelijk vlak te bevorderen.
05.03 Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, wij moeten die steun inderdaad niet aanpassen voor lopende investeringen. Dat gebeurt ook niet in de Gewesten omdat dit de rechtszekerheid zou aantasten.
Wat wij wel moeten doen, is ervoor zorgen dat op het moment dat die investeringen worden uitgebouwd en die kosten moeten worden gedragen, de steun daarvoor gepast is. Dat is het belangrijkste van heel mijn discours. Wij moeten ervoor zorgen dat de prijs voor onze energie niet onnodig omhoog wordt gestuwd doordat wij meer ondersteunen dan ondertussen eigenlijk nodig is.
Die bedragen werden op een bepaald moment vastgelegd met een technologie en met de kennis van zaken van dat moment. Het zijn echter precies die studies, die ook in het Vlaams Gewest werden uitgevoerd, die aantonen dat het soms heel snel kan gaan. In het Vlaams Gewest werden er bijvoorbeeld voor zonnepanelen in 2006 en 2007 studies uitgevoerd, terwijl wij nu in 2010 zien dat dit een heel andere wereld is.
Daarom pleit ik ervoor om daarvan werk te maken om op die manier het draagvlak te behouden.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de minister van Klimaat en Energie over "het Belgische lidmaatschap van IRENA" (nr. 940)
06 Question de M. Kristof Calvo au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'adhésion de la Belgique à IRENA" (n° 940)
06.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in januari 2009 waren heel wat waarnemers tevreden met de oprichting van IRENA of het International Renewable Energy Agency.
IRENA heeft de ambitie om synergieën tussen ontwikkeling en energie te zoeken. Het agentschap wil ook een katalysator zijn voor internationale plannen inzake hernieuwbare energie.
Heel wat landen hebben ondertussen de stap naar het lidmaatschap bij IRENA gezet. Ons land lijkt te aarzelen. Het zou nog niet formeel lid zijn. Het zou ook de statuten van IRENA nog niet hebben geratificeerd. Ik lees het voorgaande op de website van IRENA, waarop ons land nog niet bij de lidstaten van het verdrag is vermeld.
Mijn vragen zijn de volgende.
Ten eerste, mijnheer de minister, is de website van IRENA up-to-date? Klopt het bijgevolg dat België nog steeds geen lid is?
Ten tweede, het lidmaatschap in kwestie is een samenwerking tussen de Gewesten en het federale niveau. Ik kan natuurlijk ook altijd een vraag ter zake door mijn gewestelijke collega’s laten stellen. Hoe komt het echter dat België nog geen lid is? Zijn er Gewesten die dwarsliggen of ligt het federale niveau dwars? Ik heb begrepen dat ook de minister van Buitenlandse Zaken over het dossier een mondje meepraat. Waar ligt dus het probleem? Hoe komt het dat België nog geen lid is?
Ten derde, er komt een eerste, algemene vergadering van IRENA aan. Er zijn nu een aantal voorbereidingscomités, waaraan Belgische vertegenwoordigers deelnemen. Er komt echter een eerste, algemene vergadering aan, die voor de werking van IRENA heel determinerend zal zijn. Doordat België aarzelt, zal het wellicht op de “observerbankjes” terechtkomen, wat bijzonder jammer is.
Ten vierde, hoe komt het dat België nog geen lid is? Indien België ooit lid wordt, er dus een akkoord wordt bereikt en iedere betrokken partij haar handtekening zet – laat ons hopen dat zulks ooit het geval is –, welke mogelijkheden ziet u, in uw hoedanigheid van minister van Energie – nog voor even of misschien nog voor een lange tijd –, dan in het lidmaatschap bij IRENA?
06.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Calvo, het klopt dat de beslissing om tot IRENA toe te treden, nog niet formeel door België werd genomen. De redenen daartoe houden verband met de jongste verkiezingen, die het land in 2010 heeft gekend. De beslissing werd inderdaad op de agenda geplaatst van de interministeriële conferentie Buitenlands Beleid van 3 mei 2010 om de beleidsbeslissing die eerder dit jaar was genomen, te formaliseren. Gelet op de val van de federale regering eind april, werd die vergadering geannuleerd.
Overwegende dat de toestand van lopende zaken nog enkele tijd duren kon, hebben wij voorgesteld om de mogelijkheid van een schriftelijke procedure te gebruiken binnen de structuur van de ICBB. Gelet op de inwerkingtreding van IRENA op 8 juli 2010, is het evenwel niet meer mogelijk om het statuut eenvoudigweg te ondertekenen en over te gaan tot de bekrachtiging nadien. België moet nu bij de bewaarder van het statuut, Duitsland, zijn bekrachtigingsinstrument neerleggen.
Daarom werd de toetreding van België op de agenda geplaatst van de vergadering van de werkgroep gemengde vragen op 26 oktober van dit jaar, op basis van de tekst die ter bespreking lag op de vergadering van 3 mei. De notulen van die vergadering zullen voor formele goedkeuring worden voorgelegd tijdens de volgende vergadering van die werkgroep, die bepaald is op 22 november. De leden van de interministeriële conferentie beschikken vervolgens over dertig dagen om te reageren. Indien enige reactie uitblijft, dan zal de beslissing worden beschouwd als formeel door het interministerieel comité goedgekeurd op 22 december. Zo gaat dat in een geschreven procedure.
In het voorliggend voorstel zal de leider van de Belgische afvaardiging voor de jaarlijkse vergadering van IRENA aangeduid worden via een rotatiesysteem in vier ronden, met een ronde voor de federale administratie en drie rondes voor de Gewesten. De leider en de samenstelling van de Belgische afvaardiging zullen moeten worden bevestigd voor elke bijeenroeping van de vergadering via een core-multivergadering bij de FOD Buitenlandse Zaken.
Inzake de betaling van de jaarlijkse statutaire bijdrage van België aan IRENA, zou de verdeelsleutel de volgende zijn: 60 % ten laste van de drie Gewesten en 40 % ten laste van de federale overheid, waarvan de helft voor de FOD Buitenlandse Zaken en de andere helft voor de FOD Economie.
Voor het federaal niveau vertoont IRENA zeker een meerwaarde. De noodzaak van de bevoordeling van die hernieuwbare energie hoeft vandaag de dag niet meer te worden aangetoond. De bevoordeling in de opkomende landen en de ontwikkelingslanden, zal een van de sleutelelementen vormen om tegemoet te komen aan de uitdagingen van het klimaat, waarvan een belangrijke stap in december in Cancún zou moeten worden volbracht.
Bovendien zullen deze technologieën sneller beschikbaar zijn en gemakkelijk kunnen worden geïmplementeerd door dit type van internationale samenwerking.
Ten slotte, dit Agentschap bekleedt voor de federale regering een universeel karakter en heeft een bedrijvigheid die is gecentreerd op de steun aan ontwikkelingslanden. Er is dus een werkelijke meerwaarde ten opzichte van de werking van het Internationaal Energie Agentschap.
06.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, minheer de minister, ik dank u voor uw geëngageerd antwoord.
Ik ben blij vast te stellen dat u ook hoop hebt op de klimaatconferentie van Cancún.
Concreter, inzake IRENA hoop ik dat u snel alle handtekeningen krijgt van alle mogelijke partners. Er is wat tijd verloren gegaan, maar laten wij die zo kort mogelijk houden.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Klimaat en Energie over "het zware incident met de Fluxys-gasleiding in Rotselaar" (nr. 954)
07 Question de M. Theo Francken au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'incident grave survenu sur la conduite de gaz de Fluxys à Rotselaar" (n° 954)
07.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb een vraag ingediend over het ernstig incident met de Fluxysgasleiding op 11 november. Door het zware stormweer met heel veel wind bleef het gas gelukkig niet hangen. Het gebeurde ook in een bos met dus niet zoveel omwonenden in de onmiddellijke omgeving. Toen het nieuws binnenkwam via sms, dacht men onmiddellijk aan een Ghislenghienscenario. Gelukkig is het niet zover gekomen.
Fluxys nam de verantwoordelijkheid op zich voor het zware incident. Op de website kan men in een persbericht lezen dat het lek zich niet situeerde op de nieuwe leiding die in gebruik werd genomen, maar op een aftakking die nog niet operationeel was. Met de nieuwe leiding, die meermaals zou zijn getest, zou niets aan de hand zijn. Op de aftakking was blijkbaar iets niet afgesloten, men zegt door een menselijke fout. Daarom kon het aardgas onder hoge druk ontsnappen. Dat zorgde voor een serieuze schok door Vlaanderen.
Het staat vast dat er bijzonder weinig communicatie met de gemeente en de omwonenden was. Ik ben van die regio en de dagen daarna bleek uit de regionale pers duidelijk dat zowel burgemeester Claes als heel wat omwonenden niet te spreken zijn over de manier waarop Fluxys, een overheidsbedrijf, te werk gaat.
Blijkbaar stond er ook geen interventieploeg van Fluxys stand-by. Dat is toch onbegrijpelijk, omdat men die leiding net dat weekend testte. Als er iets mis ging, zou er toch sowieso iemand stand-by moeten zijn, zeker wanneer er zo’n grote internationale leiding voor de eerste keer in gebruik wordt genomen. Er ontbreekt ook een automatisch afsluitsysteem. Men moest blijkbaar in Lubbeek, mijn gemeente, de leiding manueel afsluiten.
Mijnheer de minister, ik ben een fervent jogger. Op mijn jogronde kom ik voorbij die gasleiding. Ik woon ook vlakbij de gasleiding. Zij ligt op ongeveer honderd meter van mijn huis. Ik doe altijd een praatje met het personeel van Fluxys. Welnu, het zijn allemaal personen met een Nederlandse identiteit, maar velen van onder meer Marokkaanse, Turkse en Poolse origine, die in onderaanneming tewerkgesteld zijn. Zij spreken allen redelijk goed Nederlands, dat is mooi om te zien. Zij moeten tegen een hels tempo werken. Zij klagen steen en been. Zij zijn altijd heel vriendelijk wanneer zij mij zien, maar het is niet gemakkelijk werken. Welnu, ik denk dat zij misschien wat te hard en te snel hebben moeten werken. Ik hoop dat alles goed verloopt. Het is een heel pijnlijk en betreurenswaardig, maar gelukkig geen dodelijk incident geweest. Ik houd echter mijn hart vast voor de toekomst. Als men onder zo’n tijdsdruk die gasleiding moet aanleggen, maak ik mij zorgen daarover. Dat meen ik echt.
Bovendien zijn heel wat gemeentebesturen in de buurt – de nieuwe gasleiding doorkruist het hele Hageland – niet tevreden over de werkwijze. Het terrein werd slordig achtergelaten. De betonplaten zijn gewoon kapot door de grote heftrucks, vrachtwagens en het intense gebruik van de wegen.
De stoepen zijn helemaal stuk en daar wordt niets aan gedaan. De voorzitter van de raad van bestuur van Fluxys is bij mijn weten nochtans Daniel Termont en het is ook een volledig politiek samengesteld bestuur, waarin wij als N-VA niet vertegenwoordigd zijn. Ik neem aan dat de gemeentebesturen ook wel eens een brief zullen sturen om te vragen of de schade zal worden vergoed en of het nog in orde zal komen. Alleszins zijn de arbeiders weg – en ik herhaal dat het zeer sympathieke mannen waren – en zij hebben het terrein verschrikkelijk slordig achtergelaten.
Is er een evaluatierapport gemaakt van het zware incident? Graag een gedetailleerd verslag, mijnheer de minister.
Over welke menselijke fout gaat het juist?
Welke garantie hebben wij dat het niet meer zal gebeuren in de toekomst?
Wordt het punt geagendeerd op de volgende raad van bestuur? Is er sindsdien al een extra raad van bestuur geweest? Zo ja, wat werd daar juist besproken? Graag een verslag hiervan.
Klopt het dat er bijzonder weinig communicatie was met de gemeente en met de omwonenden, dat er geen interventieploeg van Fluxys stand-by stond en dat een automatisch afsluitingssysteem ontbreekt?
Wat zult u doen om dergelijke incidenten voortaan te vermijden?
07.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer Francken, wat betreft de officiële rapportering van het incident, de opvolging van de veiligheid van gasleidingen wordt verzekerd door de FOD Economie, Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid. Dat bestuur zal bij incidenten onder andere op basis van de vaststellingen tijdens en na het incident een omstandig rapport met een gedetailleerd verslag opstellen. Eenmaal de nodige gegevens ontvangen van Fluxys kan het het rapport afwerken, besluiten trekken en eventuele maatregelen aan mij voorstellen. Ik zal u hiervan uiteraard op de hoogte brengen.
De oorzaak bestond erin dat een nog niet aangesloten aftakking van de nieuwe leiding naar de in parallel lopende bestaande leiding onder druk kwam te staan op het moment van de opvulling met aardgas. Het gaat dus naar alle waarschijnlijkheid om een interne fout. Fluxys heeft trouwens in zijn communicatie de volle verantwoordelijkheid op zich genomen.
Het is niet aan mij om de agenda van de raad van bestuur van Fluxys op te stellen, maar ik ben ervan overtuigd dat het incident zowel in het wekelijkse directiecomité als in de eerstvolgende raad zal worden besproken om redenen van interne evaluatie als van externe impact.
Wat de externe communicatie betreft, Fluxys heeft in de voorbereidingsfase van de aanleg van de nieuwe leiding herhaaldelijk gecommuniceerd met de gemeenten en de omwonenden in het kader van de diverse vergunningsprocedures. Bij de start van de werken is opnieuw contact genomen met de buurtbewoners. Fluxys heeft de dag van het incident, donderdag dus, twee persberichten uitgestuurd om te berichten over de stand van zaken. De dag daarna is nog een persbericht gepubliceerd met de eerste resultaten van het interne onderzoek. Tevens waren meerdere personeelsleden ter plaatse. Vrijdag heeft Fluxys persoonlijk contact genomen met de verschillende burgemeesters en de gouverneur en sindsdien zijn er nog diverse contacten geweest. Vervolgens is Fluxys op zondag in Rotselaar gestart met het bezoeken van alle bewoners die bij het incident werden geëvacueerd. De deur-aan-deurbezoeken werden gisteren afgerond.
Wat de technische ondersteuning betreft, de ingebruikneming was gestart op woensdag 10 november en zou tot vrijdag 12 november duren. Vanaf de melding van het incident heeft de centrale dispatching de betrokken regionale exploitatiesector opgeroepen om onmiddellijk ter plaatse te gaan. Elke regionale exploitatiesector is centraal gelegen in zijn werkgebied. Zowel de exploitatiezetels als het interventieteam zijn georganiseerd in een continu stand-byregime 24 uur op 24 en 7 dagen op 7.
Wat de afsluiters betreft, die werken om veiligheidsredenen niet automatisch. Een ondoordacht afsluiten van een gasvoeding kan namelijk stroomafwaarts ernstige problemen veroorzaken. De nieuwe leiding is wel voorzien van op afstand bedienbare afsluiters, die bij de ingebruikneming voor het merendeel van de afsluiters operationeel waren.
Het besluit is dat Fluxys in de eerste plaats zijn eigen interne controleprocedures kritisch zal moeten evalueren en bijstellen in overleg met voormeld bestuur Kwaliteit en Veiligheid. De noodzaak van eventuele bijkomende maatregelen of regelgeving zal ik desgevallend bepalen, uitgaande van het rapport van mijn administratie.
07.03 Theo Francken (N-VA): Ik dank u voor uw antwoord. Ik vind dat Fluxys zeer professioneel is omgegaan met het incident. Het speelde zeer kort op de bal. Ik ben blij te horen dat men alle buurtbewoners heeft bezocht. Mij heeft men niet bezocht, ik woon daar enkele kilometers vanaf. Ik verwacht dat men misschien langs is geweest, maar ik was niet thuis. Ik ben er alleszins tevreden over.
Ik heb nog een vraag. Er komt blijkbaar van de FOD Economie een rapport. Hebt u reeds enig zicht wanneer dat er ongeveer zal zijn? Gaat dat over weken, maanden of jaren?
07.04 Minister Paul Magnette: Zeker geen jaren, maar wellicht enkele weken.
07.05 Theo Francken (N-VA): Ik zal u dan een schriftelijke vraag stellen, waarop u dan kunt antwoorden. Alleszins zal ik het dossier blijven volgen.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Joseph George au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la transposition du troisième paquet européen 'Énergie'" (n° 974)
08 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Klimaat en Energie over "de omzetting van het derde Europese energiepakket" (nr. 974)
08.01 Joseph George (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, comme vous l'avez évoqué tout à l'heure en réponse à une question précédente, vous n'ignorez pas que le troisième paquet européen "Énergie" doit être transposé en droit belge avant le 3 mars 2011.
Nous sommes tous conscients que ce troisième paquet européen "Énergie" devrait améliorer la coopération entre les différents régulateurs, renforcer leur indépendance et assurer des droits renforcés pour les consommateurs.
Le marché de l'énergie ne fonctionne pas de manière optimale sur le territoire belge. D'ailleurs, le rapport de la Banque nationale l'a évoqué à plusieurs reprises en ce qui concerne le coût payé par le consommateur.
La date de l'échéance de la période de transposition approche à grand pas.
Monsieur le ministre, le gouvernement en affaires courantes peut-il soumettre des projets de loi transposant ces directives au parlement? Si oui, dans quel délai? En effet, nous aurons certainement alors l'occasion d'en débattre en commission vu l'importance de cette transposition.
08.02 Paul Magnette, ministre: Madame la présidente, monsieur George, les projets de texte préparés par l'administration sont prêts. J'ai d'ailleurs demandé à la CREG de bien vouloir nous communiquer ses contributions sur le sujet.
Mon intention était, dans un premier temps, de déposer un texte global reprenant, d'une part, tout ce qui concerne la transposition du troisième paquet "Énergie", mais aussi, d'autre part, tout ce qui concerne les dispositions dont nous avons parlé récemment et les décisions politiques prises par le gouvernement en matière de prolongation de la durée de vie des trois plus anciennes centrales, de règlement structurel du problème de la rente nucléaire, de contrôle des prix, etc.
Comme cet avant-projet de loi comporte des dispositions qui supposent un choix politique très marquant et qui, dès lors, ne peuvent être prises en affaires courantes et comme, par ailleurs, la transposition du troisième paquet ne peut pas attendre afin de respecter nos obligations européennes, j'ai fait diviser le texte. Ainsi, je présenterai un texte de loi qui transpose strictement le troisième paquet pour répondre à nos obligations internationales, cela entrant dans le cadre des affaires courantes, en sorte que nous soyons dans les délais.
J'aimerais le déposer avant la fin de cette année 2010 afin d'être dans les délais pour mars 2011, indépendamment du temps qui sera encore nécessaire pour former un gouvernement.
08.03 Joseph George (cdH): Monsieur le ministre, effectivement, il faut faire preuve d'imagination dans les temps que nous connaissons afin d'assurer la pérennité de notre État. Il existe des échéances; ainsi, nous voterons jeudi la transposition d'une autre disposition qui concerne les sociétés cotées en bourse et les votes à distance.
Il me paraît important de respecter nos obligations imposées par l'Europe. Ne pas le faire en affaires courantes serait un très mauvais signal. Nous devons progresser. Je prends note que nous pourrons en discuter sur le fond dans les prochaines semaines.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de minister van Klimaat en Energie over "contractuele wanprestaties bij en het stilzwijgend verlengen van verzekeringen van gsm's" (nr. 994)
09 Question de M. Peter Dedecker au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les manquements contractuels dans le cadre des assurances couplées à l'achat d'un téléphone portable et reconduction tacite de ces assurances" (n° 994)
09.01 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, op 2 november jongstleden diende de Belgische verbruikersorganisatie Test-Aankoop een klacht in bij de FOD Economie tegen onder meer The Phone House, Belcompany en Mediamarkt. De klacht betreft onwettige praktijken van voornoemde firma’s. Enerzijds betreft dit de gezamenlijke verkoop van gsm’s of smart phones met een verzekering tegen diefstal en schade. Collega Balcaen stelde u daarover vorige week reeds een vraag en ik neem dan ook akte van uw antwoord.
De klacht van Test-Aankoop ging eigenlijk nog net iets verder, want naast het onwettelijk gezamenlijk aanbod bericht men daarin ook over de schending van de verplichting tot informatie van de consument. Uit artikel 4 van de wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en de consumentenbescherming blijkt dat ten laatste op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst de onderneming te goeder trouw aan de consument de behoorlijke en nuttige informatie moet geven. Sommige consumenten werden volgens Test-Aankoop niet geïnformeerd of voorgelogen of men verzweeg opzettelijk die behoorlijke en nuttige informatie. Ik heb het dan onder meer over die stilzwijgende verlenging en zo.
Een ander probleem is dat in vele gevallen de verzekering in kwestie wordt ontdaan van haar inhoud. Er wordt vaak ten onrechte dekking geweigerd in tal van gevallen waarin de verzekering toch had kunnen tussenkomen. Zo wordt de dekking diefstal geweigerd omdat het in een aantal gevallen niet ging over diefstal met geweld. Een redelijk rare weigering, als u het mij vraagt.
Tot slot schenden die betrokken firma’s de bepalingen van artikel 82 van bovenvermelde wet die stelt dat in geval van stilzwijgende verlenging van de verzekering dit beding in vetgedrukte letters en in een kader los van de tekst op de voorzijde van de eerste bladzijde van de dienstenovereenkomst moet worden geplaatst. Dat is een redelijk strenge bepaling, maar blijkbaar wordt ze niet nageleefd.
Welke vaststellingen met betrekking tot deze inbreuken hebt u al gedaan? Hoeveel klachten omtrent bovenvernoemde inbreuken zijn er bekend bij de ombudsdienst? Welke stappen zult u zetten om in te grijpen tegen dergelijke praktijken van vermelde firma’s?
09.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Dedecker, een vergelijkbare vraag werd inderdaad reeds gesteld door de heer Balcaen.
Uw vraag lijkt mij wat voorbarig. Een dergelijk onderzoek dient immers op tegensprekelijke wijze te gebeuren met respect voor de rechten van de verdediging en dient veralgemeend de willens en wetens begane inbreuken aan te tonen. U zult begrijpen dat dit een zekere tijd in beslag kan nemen.
Uw tweede vraag ging over de klachten. Er zijn bij mijn administratie geen gegevens bekend omtrent klachten bij de ombudsdienst.
In antwoord op uw derde vraag, voor zover inbreuken te kwader trouw kunnen worden aangetoond, zal een pro justitia worden opgesteld, dat aanleiding kan geven tot een correctionele veroordeling tot een geldboete oplopend tot 110 000 euro.
09.03 Peter Dedecker (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik kan inderdaad wel begrijpen dat het de nodige tijd zal vergen als dat onderzoek moet gebeuren. Ik hoop ook dat het vrij grondig zal gebeuren.
U zegt dat er geen klachten zijn. Volgens mij ligt de reden daarvoor voor een groot deel bij het feit dat de meeste consumenten niet echt mondig zijn, velen laten zich daar echt wel in de luren leggen.
Het klassieke antwoord bij een gsm met schade is dat het oxidatie is, dat men hem te veel in de badkamer heeft laten liggen en dergelijke, terwijl die verzekeringen net ook schade door vallen en door andere accidental damage zouden moeten dekken. Toch komt men daarmee weg.
Ik hoop dat dergelijke gevallen grondig onderzocht worden.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.44 uur.
La réunion publique de commission est levée à 11.44 heures.