Commission
de la Défense nationale |
Commissie voor de Landsverdediging |
du Mercredi 10 novembre 2010 Après-midi ______ |
van Woensdag 10 november 2010 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 15.00 heures et présidée par M. Patrick Moriau.
De vergadering wordt geopend om 15.00 uur en voorgezeten door de heer Patrick Moriau.
01 Vraag van de heer Steven Vandeput aan de minister van Landsverdediging over "de opvang van asielzoekers in de kazerne van Helchteren" (nr. 644)
01 Question de M. Steven Vandeput au ministre de la Défense sur "l'accueil de demandeurs d'asile à la caserne de Helchteren" (n° 644)
01.01 Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag handelt over een nogal heikel dossier. Dat blijkt ook nu weer in La Libre Belgique. Dit soort beslissingen van de regering blijft blijkbaar de Ministerraad zwaar beroeren.
De leegstaande kazerne van Helchteren, las ik in de krant, is geselecteerd voor de opvang van 550 asielzoekers, in zeven van de 25 blokken. Volgens de informatie die ik kreeg van militairen die daar verbleven hebben, zouden er substantiële investeringen moeten gebeuren aan dat deel van de kazerne om de gebouwen instapklaar te maken om mensen in te huisvesten. Daarbovenop komt nog dat daar tot voor kort tussen de 200 en de 300 militairen verbleven. Nu spreekt men over 550 asielzoekers.
Voorzitter: Filip De Man.
Président: Filip De Man.
Er zijn een aantal lokale problemen. Zo was een deel van de kazerne van Helchteren voorzien als compensatie voor een belangrijk infrastructuurdossier voor Houthalen-Helchteren. Ik zal daar verder niet op ingaan.
Alvorens mijn vragen te stellen, wil ik mijn standpunt duidelijk maken. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het gebruikmaken van leegstaande overheidsgebouwen, waaronder leegstaande kazernes, een uitermate goed idee is om de nood die ontstaat, en zeker in de winter zal ontstaan, met betrekking tot de overvloed aan asielzoekers enigszins te verlichten.
Ik heb de volgende vragen.
Kunt u bevestigen dat de gebouwen van de kazerne van Helchteren vandaag, in de huidige omstandigheden, effectief niet instapklaar zijn voor bewoning? Zullen er bijgevolg substantiële investeringen in deze gebouwen gedaan moeten worden? Welke zijn de werken die dienen te worden uitgevoerd en wat is daarvan het geraamde bedrag? Zullen de gebouwen klaar zijn om tegen de geplande datum in december het voorziene aantal asielzoekers op te vangen?
In de krant wordt gesproken over een extra omheining rond het deel dat in gebruik zal worden genomen. Gaat het om een gesloten of een open opvangcentrum? Gaat het effectief om een tijdelijke opvang? Wanneer zullen de asielzoekers de kazerne verlaten?
Met betrekking tot de specifieke keuze voor Helchteren zou blijken dat andere mogelijke locaties zijn afgevoerd omwille van hun interferentie met lokale ontwikkelingsdossiers. Is er bij de keuze voor Helchteren rekening gehouden met de invloed van deze keuze op het dossier van de Noord-Zuidverbinding?
Staat de hogere overheid volledig in voor de gemaakte kosten of zal een deel van de kosten op het OCMW en de gemeenten worden afgewenteld? Hoe zal men het onderwijs en de ontspanning voor de geplaatste kinderen in de kazerne organiseren?
01.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Vandeput, ik dank u voor de steun met betrekking tot de algemene benadering, namelijk dat overheidsgebouwen, en in het bijzonder kazernes, dienstig kunnen zijn voor het oplossen van een bepaalde problematiek.
U weet dat het kernkabinet op 27 en 28 oktober op basis van het eindverslag van de technische werkgroep heeft beslist om op vier sites van Defensie en een site van de Regie der Gebouwen beheerd door de Civiele Bescherming in een noodopvang te voorzien.
Wat Defensie betreft, zijn deze sites de volgende, en ik ze opdelen in twee groepen. Een eerste groep waar de nodige opvang kan gebeuren door aanpassing van de bestaande gebouwen zijn de drie sites in Bastogne, Bierset en Helchteren, met telkens 550 opvangplaatsen.
Daarnaast is er Weelde met 512 opvangplaatsen. Daar moet in een oplossing met containers worden voorzien. Het betreft hier een militair domein.
Naast Defensie is er een site van de Regie der Gebouwen in Gembloux met 250 opvangplaatsen.
De volgende criteria werden in aanmerking genomen bij de keuze van de sites. De beschikbaarheid van de sites staat daarbij voorop. Ten eerste, het moest bij voorkeur gaan om leegstaande kazernes of actieve kazernes, maar in dat geval met de mogelijkheid tot het afzonderen van het gedeelte dat ter beschikking zal worden gesteld van asielzoekers van de rest van de kazerne.
Ten tweede, er moest een opvangcapaciteit zijn van 250 tot 550 mensen. Ten derde, er moesten nutsvoorzieningen en gebouwen kunnen worden aangeboden.
Uw vraag gaat in het bijzonder over Helchteren. Helchteren voldoet aan deze criteria.
Defensie zal de gronden en gebouwen ter beschikking stellen in de staat waarin deze zich bevinden. Deze terbeschikkingstelling zal gebeuren onder de vorm van een domeinconcessie toegekend voor een jaar, tot en met 30 november 2011.
Na afloop van deze periode worden de terreinen teruggeven aan Defensie. Indien op dat ogenblik een bijkomende behoefte wordt verwoord voor de terbeschikkingstelling van het terrein zal dat het voorwerp uitmaken van een heronderhandeling met Defensie met het oog op een overdracht van het betrokken terrein aan de Regie der Gebouwen, en dat middels de inschrijving op de begroting van Defensie van bijkomende kredieten die overeenstemmen met de verkoopwaarde van het terrein.
Het Belgische Rode Kruis en La Croix Rouge de Belgique worden belast met de organisatie van de noodopvang van de asielzoekers. Dat is de installatie en het beheer van de transitkampen.
De bijkomende begrotingskredieten noodzakelijk voor de installatie en werking van de tijdelijke transit zullen door de federale regering worden verleend aan Fedasil en ter beschikking gesteld van het Belgische Rode Kruis, en dit voor de realisatie van de nodige werken.
De installatie- en beheerskosten worden geraamd op ongeveer 35 miljoen euro.
01.03 Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, misschien toch een verduidelijking. Die 35 miljoen euro gaat naar ik aanneem over de vier sites? Gaat dat soms specifiek over mijn site?
01.04 Minister Pieter De Crem: Ja.
01.05 Steven Vandeput (N-VA): Ik meen dat nu een en ander beantwoord is maar we blijven toch zitten met de vraag of de kazerne van Helchteren nu vandaag al dan niet ter beschikking is voor opvang. Als we ons volledig verlaten op het budget van het Rode Kruis vermoed ik dat daarmee ook een antwoord is gegeven op mijn vraag. Ik laat het hier dan ook bij.
L'incident est clos.
De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 15.10 uur tot 15.45 uur.
Le développement des questions et interpellations est suspendu de 15.10 heures à 15.45 heures.
- M. Patrick Moriau au ministre de la Défense sur "la mutation du colonel Gennart" (n° 673)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "les déclarations du général Delcour en ce qui concerne les compétences du Conseil d'État" (n° 683)
- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "la démission refusée du CHOD, le général Charles-Henri Delcour" (n° 719)
- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "la mutation du colonel Gennart" (n° 725)
- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "les déclarations récentes du chef de la Défense, Charles-Henri Delcour, à propos de la suspension provisoire de la mutation du colonel Luc Gennart, commandant de la base aérienne de Florennes" (n° 731)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "la démission refusée du CHOD, le général Charles-Henri Delcour" (n° 785)
- M. Patrick Moriau au ministre de la Défense sur "la discipline militaire et les propos du chef de la Défense" (n° 803)
- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "les déclarations à la presse du chef d'état-major et du chef d'état-major adjoint" (n° 864)
- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "l'état des procédures à l'encontre du colonel Gennart" (n° 865)
- Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "les décisions du Conseil d'État à l'égard du colonel Gennart et les propos et la demande de démission du CHOD" (n° 866)
- de heer Patrick Moriau aan de minister van Landsverdediging over "de overplaatsing van kolonel Gennart" (nr. 673)
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de uitspraken van generaal Delcour omtrent de bevoegdheden van de Raad van State" (nr. 683)
- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "het geweigerde ontslag van CHOD Charles-Henri Delcour" (nr. 719)
- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "de overplaatsing van kolonel Gennart" (nr. 725)
- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de recente uitspraken van de Chef van Defensie, Charles-Henri Delcour, naar aanleiding van de tijdelijke schorsing van de overplaatsing van kolonel Luc Gennart, hoofd van de luchtmachtbasis van Florennes" (nr. 731)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het geweigerde ontslag van CHOD Charles-Henri Delcour" (nr. 785)
- de heer Patrick Moriau aan de minister van Landsverdediging over "de militaire tucht en de uitspraken van de Chef Defensie" (nr. 803)
- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de verklaringen in de pers van de stafchef en de adjunct-stafchef" (nr. 864)
- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de stand van zaken met betrekking tot de procedures tegen kolonel Gennart" (nr. 865)
- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "de beslissingen van de Raad van State ten aanzien van kolonel Gennart, de uitlatingen van de Chef Defensie en diens ontslag" (nr. 866)
02.01 Patrick Moriau (PS): Monsieur le ministre, on l'a déjà rappelé, le colonel Luc Gennart a été relevé prématurément de ses fonctions, qu'il devait quitter le 3 novembre alors qu'il aurait dû quitter la base de Florennes d'ici la fin de l'année en vertu d'une décision prise en juin.
Vous avez précisé que cette mesure relevait d'une décision interne à votre état-major et que vous n'aviez rien à voir avec cette décision. En outre, votre état-major a souligné que cette relève prématurée était une décision prise "par mesure d'ordre".
Depuis la sortie dans la presse du colonel dénonçant le déséquilibre linguistique dans l'armée, le chef de la Défense a convoqué l'intéressé à deux reprises et vous avez également marqué votre claire désapprobation lors de la commission de la Défense du 20 octobre dernier. La presse a en outre révélé que le colonel s'est vu interdire de participer à la fête annuelle de son unité.
En tant que premier responsable politique de votre département, vous avez certainement pu entre-temps obtenir toutes les informations concernant ces décisions en connaissance de cause.
Mes premières questions sont donc les suivantes et toutes simples.
Quelles sont les motivations de droit et de fait qui ont amené l'état-major à mettre fin prématurément aux fonctions du colonel Gennart? Quand cette décision a-t-elle été prise?
Par la suite, monsieur le ministre, après cet événement déjà peu banal, les propos du chef de la Défense, le général Charles-Henri Delcour, en réaction à l'avis rendu par le Conseil d'État qui a donné raison au colonel Gennart, ont suscité plusieurs critiques de la part du monde syndical, politique et associatif, notamment la Ligue des Droits de l'Homme. En effet, à la suite de la décision du Conseil d'État, ce dernier a organisé une conférence de presse au cours de laquelle il a suggéré – tenez-vous bien – au législateur de permettre à l'armée de prendre des mesures d'ordre spécifiques, le cadre légal étant selon lui trop restrictif, notamment eu égard aux obligations qui découlent des conventions relatives aux droits de l'homme. On croit rêver!
D'après lui, je cite, "Un certain nombre de conventions internationales, principalement en matière de droits de l'homme, sont souvent incompatibles avec le fonctionnement usuel en matière d'ordre". On se croirait à Guantanamo!
Monsieur le ministre, ma première réflexion serait de vous citer ceci. "L'une des attributions de l'auditorat général est de signaler au ministre compétent les mesures propres à assurer l'exécution des lois parmi les forces armées. Nul doute que s'il existait encore, il eût attiré leur attention sur le parjure que constitue dans le chef d'un officier général le fait de récuser l'application des droits de l'homme dans l'armée." Ce n'est pas Moriau qui dit cela, c'est M. André Andries, premier avocat général honoraire auprès de l'auditorat militaire!
Monsieur le ministre, que pensez-vous de ces propos (pas de ceux de M. Andries mais ceux du chef de la Défense, M. Delcour)? Que pensez-vous de l'organisation par le chef de la Défense d'une conférence de presse afin de contester la décision du Conseil d'État?
Plus généralement, pouvez-vous nous expliquer comment, et sur la base de quelle législation, fonctionne le régime disciplinaire au sein de l'armée? Comment évaluez-vous son fonctionnement? Dans quels cas précis un militaire peut-il faire appel au Conseil d'État afin d'annuler une peine disciplinaire? De quel type de peine disciplinaire s'agissait-il dans le cas du colonel Gennart? Quelle est la principale différence entre les peines disciplinaires infligées au sein de l'armée et celles infligées au sein des autres services publics fédéraux?
En quoi la prise en compte de "la spécificité militaire" dont parle le Général Delcour devrait déroger, non seulement à notre Constitution (art 11 et 12: "les Belges sont égaux devant la loi" – "la jouissance des droits et libertés reconnus aux Belges doit être assurée sans discrimination"), mais également aux conventions internationales en matière de droits de l'homme?
Dans un État de droit, il semble logique que toute personne, et donc tout militaire, a droit à un contrôle de la légalité du déroulement d'une procédure disciplinaire. Pensez-vous également qu'il faille légiférer en tenant compte d'autant plus de cette spécificité militaire?
J'ajoute, monsieur le ministre, que quand nous allons donner des leçons de respect des droits de l'homme, que ce soit au Liban, en Afghanistan ou ailleurs dans le monde et qu'un chef de la Défense se permet de dire que, je cite encore une fois, "un certain nombre de conventions internationales principalement en matière de droits de l'homme sont souvent incompatibles avec le fonctionnement usuel en matière d'ordre", j'ai envie de me voiler la face! J'ai envie de me cacher. Ce sont manifestement des propos que nous combattons partout hic et nunc.
02.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, à toutes fins utiles, je communique à l'intention de M. Moriau qu'il vient de dégrader le colonel Gennart, car il mentionne dans l'en-tête de sa question: "Question orale de M. Patrick Moriau au ministre de la Défense concernant la mutation du lieutenant-colonel Gennart.
02.03 Patrick Moriau (PS): C'est bien plus grave que (…)
02.04 Pieter De Crem, ministre: Lorsque je siégeais au Parlement, je préparais mes questions moi-même et non mes collaborateurs!
02.05 Patrick Moriau (PS): Monsieur le ministre, ne détournez pas les problèmes! Nous ne sommes pas ici pour élaborer des décrets. Répondez aux questions sans faire de bla bla bla.
02.06 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik ga niet meer in op de hele situatie uit mijn inleiding. Kolonel Gennart vocht zijn overplaatsing aan bij de Raad van State. Hij kreeg daar ook gelijk. Ik heb over die overplaatsing een aantal heel concrete vragen.
Wat zijn de geldende regels voor overplaatsing en vervroegde overplaatsing van militairen? Wie neemt daar de beslissingen over? Wat zijn de beroepsmogelijkheden voor de betrokken militair?
Wat was in het concrete geval van kolonel Gennart de officiële motivering voor zijn overplaatsing?
Wat zijn de andere mogelijke tucht- en ordemaatregelen die men kan gebruiken binnen het leger?
Ik ga snel over naar mijn tweede vraag.
Op 4 november lezen wij in de pers dat generaal Charles-Henri Delcour van het Belgisch leger zijn ontslag heeft aangeboden bij u, minister De Crem. U zou dat geweigerd hebben, waarop de Chief of Defense een persconferentie gaf naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State over die overplaatsing van kolonel Gennart naar Beauvechain.
Het probleem dat de heer Delcour had en zeker naar voren wilde brengen op die persconferentie, was het probleem dat hij persoonlijk heeft met het overrulen van interne orde- en tuchtmaatregelen door de Raad van State. Letterlijk zegt hij daarover: “Ik begrijp wel dat de Raad van State de Belgische wetten moet volgen, maar ze zijn gebaseerd op de mensenrechten en internationale conventies en die zijn niet altijd compatibel met de dagelijkse werking van het leger. Dit ondermijnt de orde en discipline in het leger.”.
Mijnheer de minister, ik was toch enigszins verbaasd dat uw Chief of Defense die toepassing van de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens openlijk in vraag stelt op die persconferentie. Bij mijn weten staat de Belgische krijgsmacht nog altijd niet boven de wet. Dat is maar goed ook.
Het Grondwettelijk Hof stelde in een recent arrest duidelijk dat militaire tuchtstraffen wel degelijk aanvechtbaar zijn voor de Raad van State. Wij hebben een soort externe toezichthouder, een externe arbiter. Dat is ook goed, denk ik, en zelfs nodig om willekeur in dergelijke beslissingen te kunnen vermijden. Heel belangrijk is ook dat de heer Delcour waarschuwde voor de moeilijkheden die een dergelijke verregaande inmenging van de Raad van State in de interne keuken van het leger kunnen teweegbrengen inzake personeelsbeleid, orde- en tuchtmaatregelen. De heer Delcour koppelde daar ook een suggestie aan vast. Hij suggereerde aan de Kamer of aan de minister – dat was niet helemaal duidelijk – dat er een wetgevend initiatief moet komen om duidelijkheid te creëren over deze situatie en dan vooral het verschil tussen orde- en tuchtmaatregelen en hoe dat aanvechtbaar is.
Klopt het inderdaad dat, zoals het in de pers werd weergegeven, generaal Delcour zijn ontslag in uw handen heeft aangeboden? Waarom heeft u dit ontslag geweigerd?
Deelt u de mening van de heer Delcour dat de werking van Defensie in het gedrang kan komen indien geen duidelijkheid bestaat over de bevoegdheid van de Raad van State om uitspraken te doen over tucht- en ordemaatregelen?
Hoe staat u tegenover een eventueel wetgevend initiatief ter zake? Is dat volgens u noodzakelijk om de werking van het leger te garanderen? Zal u daar zelf werk van maken of vraagt u dit aan de Kamer?
02.07 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet alles herhalen wat reeds is gezegd.
Wij hebben allen meegemaakt hoe kolonel Gennart, chef van de luchtmachtbasis in Florennes, bij de Raad van State een klacht heeft ingediend, of beter gezegd een verzoekschrift heeft neergelegd. Het kan immers niet echt een klacht worden genoemd. Uit het verzoekschrift is een schorsingsbesluit gevolgd.
Mijn vraag heeft niets te maken met de vraag of de Raad van State al dan niet bevoegd is voor tuchtmaatregelen. Dat is immers heel duidelijk. Over een dergelijke kwestie hoeven geen vragen te worden gesteld. De Raad van State is absoluut niet voor ordemaatregelen maar enkel voor tuchtmaatregelen bevoegd.
Ik had de hiernavolgende vragen willen stellen.
Mijnheer de minister, ten eerste, kan u bevestigen dat het in het specifieke geval om een ordemaatregel vanwege de Defensiestaf en niet om een tuchtmaatregel ging?
Ten tweede, kan u uitleggen op welke manier de genomen beslissing de operationaliteit van onze troepen zou kunnen beïnvloeden? Wat zouden de mogelijke gevolgen kunnen zijn voor de veiligheid van onze soldaten op het terrein, indien dergelijke maatregelen bij de Raad van State zouden kunnen worden aangevochten?
02.08 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, er is al zeer veel gezegd en ik wil niet in herhaling vallen. Ik zal mij dan ook beperken tot een aantal korte vragen. Chef Defensie Delcour zou op vrijdag 29 oktober zijn ontslag aangeboden hebben of ermee gedreigd hebben.
Ten eerste, kunt u een relaas van de feiten geven?
Ten tweede, welke motivering werd gegeven door de CHOD om het ontslag op tafel te gooien? Uiteraard heeft de zaak Gennart hiermee te maken. Hoe reageert u op de uitspraak van de CHOD over de uitspraak van de Raad van State?
Ten derde, was het de eerste keer dat de CHOD dreigde met zijn ontslag?
Ten vierde, hoe zal het vertrouwen tussen de CHOD en de politiek hersteld worden?
02.09 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, ma question porte sur la conférence de presse organisée le 29 octobre dernier par notre chef d'état-major, le général Delcour, mais également par le chef d'état-major adjoint, le général Van Caelenberg. Pour rappel, elle eut lieu à l'issue du recours en extrême urgence déposé par le colonel Luc Gennart pour ce qui concerne les décisions de l'état-major qui avait souhaité priver ce dernier de son commandement le jour des fastes du Wing de la base de Florennes ce 29 octobre et avait organisé sa mutation anticipée. Je rappelle également que le colonel Gennart a gagné.
Les déclarations de ces représentants de l'état-major ont surpris non seulement chez nous, mais aussi à l'étranger. Depuis quelques jours, je suis en contact avec des journalistes français et allemands. Outre les critiques ad hominem adressées à un autre haut gradé de notre armée, qui sont apparues comme l'expression d'une volonté de régler des comptes publiquement, ce sont les autres déclarations des deux principaux responsables de notre armée qui retiennent notre attention.
D'abord, il s'agit d'une critique assez verte d'une décision de justice, à savoir celle qui donna raison au colonel Gennart contre l'état-major. Compte tenu du principe de séparation des pouvoirs, une décision judiciaire ne se commente et ne se critique pas, surtout venant d'un représentant du pouvoir exécutif. Donc, lorsque ce type de critique émane de l'armée, naturellement, cela prend une couleur très particulière. Et comme si cela ne suffisait pas, ainsi que l'a soulevé M. Moriau, le général Delcour – avec l'appui du général Van Caelenberg – a parlé d'une forme d'incompatibilité de la discipline interne à l'armée avec les droits de l'homme et les conventions y relatives qu'a ratifiées la Belgique. Il appelle même le législateur à prendre des décisions dans le sens de cet appel!
C'est assez surréaliste! C'est surprenant! C'est comme si le temps s'arrêtait, lorsque vous entendez à la télévision de telles déclarations exprimées par l'armée d'un pays qui n'est pas une république bananière!
Ce qui m'a le plus interpellé, c'est qu'à aucun moment, on n'a vu le ministre de la Défense réagir en recadrant un minimum le débat, en disant ne fût-ce que: "Il a peut-être un peu exagéré"! Le silence du ministre de la Défense a été assourdissant face à un tel dérapage!
Je n'ai jamais été ministre, je n'ai pas votre bel esprit, mais comment se fait-il que vous ayez attendu dix jours pour recadrer un minimum ce qui stupéfie la moitié de nos politiques et en dehors de nos frontières, à savoir une critique d'une décision de justice dans le chef de l'armée et en outre, le fait de réclamer, comme d'autres dirigeants, d'autres institutions, une forme de droit d'exception pour l'armée par rapport à la question des droits de l'homme. Je ne comprends pas que vous vous soyez tu. Aujourd'hui, enfin, dix jours plus tard, nous allons vous entendre. J'espère que votre silence n'était pas de l'ordre du "Qui ne dit mot consent"!
Monsieur le ministre, étiez-vous informé de l'organisation de cette conférence de presse tenue par le général Delcour et le général Van Caelenberg? Soutenez-vous la démarche du chef d'état-major et du chef d'état-major adjoint? Si la réponse est négative à la seconde question, avez-vous formulé des remarques internes ou pris des sanctions à l'encontre du chef d'état-major et du chef d'état-major adjoint?
Monsieur le ministre, comme on le sait, le colonel Gennart a gagné ses recours à l'encontre des décisions de l'état-major le concernant. Une question se rapporte à la justification des mesures qui avaient été prises à l'encontre du colonel Gennart. Pouvez-vous informer la commission si de nouvelles procédures d'ordre disciplinaire à l'encontre du colonel Gennart sont en cours ou prévues?
02.10 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous demande, tout d'abord, de bien vouloir excuser mon retard, mais j'étais en commission de la Justice et ensuite en commission des Finances.
Cela étant dit, monsieur le ministre, j'estime que ce débat mériterait d'être étendu à des questions plus larges que celles relatives à la simple dénonciation de la flamandisation. Comme je le disais déjà dans cette commission, le 20 octobre dernier, si des auditions doivent avoir lieu, il conviendra aussi de parler d'une certaine forme de malaise au sein de la commission de la Défense. Mes questions sont donc également liées à cette problématique.
J'ajoute que ces deux dernières semaines nous ont apporté une pluie d'éléments nouveaux mettant en évidence la nécessité d'une clarification, notamment pour ce qui concerne les possibilités de s'exprimer et le cadre légal qui entoure cette question au sein de la Défense.
Le colonel Gennart a, par deux fois, eu gain de cause au Conseil d'État. Ce dernier, saisi en extrême urgence, a estimé que la hiérarchie faisait subir à l'officier un préjudice grave et difficilement réparable et qu'il était victime d'une atteinte à l'honneur et à sa réputation.
Le chef de la Défense semble vous avoir remis sa démission – en tout cas, à en croire la presse – avant la conférence de presse pour, ensuite, critiquer de manière excessive les décisions du Conseil d'État. Il proposait même de revoir la loi en disant que les conventions en matière de droits de l'homme ne permettaient pas, de son point de vue, de prendre des mesures disciplinaires usuelles.
Il est clair que ces propos du chef de la Défense sont pour le moins choquants. D'ailleurs les réactions ne se sont pas fait attendre. C'est ainsi que le président de la Ligue des droits de l'homme a réagi en insistant sur le fait que "c'est le droit positif qu'il convient d'adapter aux conventions internationales et pas l'inverse. Ces déclarations constituent une hérésie sur le plan juridique".
Monsieur le ministre, quelles sont vos "impressions" par rapport à ce remue-ménage au sein de l'armée, mais aussi au sein de la majorité politique? En effet, chacun sait que l'on est promu chef de la Défense par une désignation politique. La désignation du chef de l'armée a donc été soutenue par une majorité, majorité qui se divise aujourd'hui sur un choix qu'elle a fait. Je souhaiterais, monsieur le ministre, que cette question puisse être clarifiée.
J'en arrive ainsi à ma deuxième question. L'État de droit, la séparation des pouvoirs et le respect des droits fondamentaux ne sont-ils pas d'application au sein de la Défense nationale? Le meilleur exemple n'est-il pas que l'on devient officier en prêtant serment d'obéissance aux lois du peuple belge et donc forcément aux conventions internationales ratifiées par la Belgique? J'espère que vous partagerez mon point de vue sur ce point. Toucher à ces valeurs ne risquerait-il pas d'entacher leur caractère absolu? Cela n'induirait-il pas l'idée qu'elles ne sont pas applicables en tout temps ni en tout lieu? Ces questions ont été entendues dans le cadre d'autres dossiers; je pense, par exemple, au dossier relatif aux faits commis au sein de l'Église.
Ce sont des questions d'État de droit et de respect des droits fondamentaux.
La justice militaire a été abolie voilà quelques années, n'est-il pas? Qu'en est-il de la liberté d'expression au sein de l'armée?
Enfin, monsieur le ministre, qui a pris les décisions, annulées par le Conseil d'État, à l'égard du colonel Gennart? Sur quelles bases législatives?
De voorzitter: Dat waren een tiental vragen, mijnheer de minister. Ik hoop dat u niet de tijd van 10 antwoorden neemt, maar alles samenbundelt in een stevig, kort en bondig antwoord.
02.11 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, mesdames, messieurs, la requête devant le Conseil d'État concernait deux décisions qui ont été prises par les autorités militaires en date du 28 octobre 2010. La première visait à interdire au colonel Gennart d'être présent lors de ce que les militaires appellent les "fastes de l'unité", c'est-à-dire la festivité annuelle de l'unité qui était organisée le 29 octobre 2010. La seconde avait pour but d'avancer au 3 novembre 2010 la date d'une mutation de l'intéressé prévue initialement le 1er décembre 2010.
L'état-major a pris ces mesures sur la base de l'article 11, § 1er de la loi du 14 janvier 1975 portant le règlement de discipline des forces armées qui permet aux supérieurs de prendre des mesures non disciplinaires et ce dans le cadre d'un bon fonctionnement du service et du maintien de l'ordre. Ceci constitue ce que l'on qualifie communément de mesures d'ordre.
Dans le cas concret des deux décisions citées, les autorités militaires ont expliqué les motifs qui les ont amenées à prendre ces décisions. Vu qu'il s'agit d'un cas individuel et que des procédures sont encore en cours, vous comprendrez aisément que je ne souhaite pas m'étendre sur ce sujet.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, de betrokkene heeft op de dag van het nemen van de beslissingen, 28 oktober 2010, aan de Raad van State de schorsing van de maatregelen gevraagd. De Raad van State heeft zich vervolgens de volgende ochtend om 8 u 30, onder het voorzitterschap van mevrouw Pascale Vandernacht, over de zaak gebogen en er dezelfde ochtend, na deliberatie, om 11 u 30 een schorsingsarrest van volle 16 bladzijden over geveld. Tegen de schorsingsbeslissing van de Raad van State is geen beroep mogelijk.
De Raad van State heeft in dat schorsingsarrest geoordeeld dat, voor de eerste beslissing, de betrokkene gehoord had moeten worden en dat, voor de tweede beslissing, een termijn van twee dagen voor de betrokkene, voor een reactie op de voorgenomen vervroeging van de mutatie, onvoldoende was om zich optimaal te kunnen verdedigen.
Monsieur le président, chers collègues, je tiens toutefois à signaler qu’une procédure disciplinaire est actuellement en cours à l’égard du colonel Gennart. Il appartient donc aux autorités militaires de juger si d’autres procédures doivent encore être entamées à son égard.
Het is dus zo dat het departement zijn goed functioneren en de orde veilig heeft willen stellen, maar de Raad van State heeft de gemotiveerde beslissingen daartoe geschorst.
De rechten van de verdediging voor het militair personeel moeten, overeenkomstig de bestaande wetgeving, verzoenbaar kunnen zijn met de onmiskenbare noodzaak voor het departement om het goed functioneren en de orde te handhaven, uiteraard niet het minst bij operaties.
Voor alle duidelijkheid, ik bereid geen wetswijziging in dit domein voor. Ik zou dit trouwens ook niet kunnen doen in lopende zaken. Vertrouw er daarentegen op dat alle betrokken instellingen in dit land steeds uiterst zorgvuldig zullen omgaan met de respectievelijke bevoegdheden in dit domein, zeker wanneer het militaire operaties betreft.
Le jour même, à savoir le 29 octobre 2010, sur l’initiative du chef de la Défense, une conférence de presse a été organisée à l’état-major général. Je ne voyais aucun inconvénient à ce que la presse soit informée, bien au contraire!
Fama nihil est celerius; niets is sneller dan een gerucht. Er is het gerucht dat generaal Charles-Henri Delcour zijn ontslag zou hebben aangeboden, maar moet ik u zeggen dat na verificatie van mijn postbus, De Morgen en de avondpost, ik nooit enige vraag, schriftelijk of andere, tot ontslag van de chef Defensie heb ontvangen. Ik wijs erop dat dergelijke zaken zeker niet mondeling geschieden.
Persartikelen waarin naar dergelijke zaken wordt verwezen, hebben dus een louter speculatief karakter.
Aangezien geen ontslag werd gegeven kan ik uiteraard ook geen redenen voor het weigeren van een ontslag geven. Ik kan u bevestigen dat ik tevreden ben over de samenwerking met de chef Defensie.
Je peux donc vous confirmer que je suis satisfait de la coopération avec le chef de la Défense et de la façon dont il gère le département.
Dit gebeurt in goede omstandigheden, uiteraard met het volste respect voor de mensenrechten en de scheiding der machten. Dat gebeurt in omstandigheden die niet altijd gemakkelijk zijn, niet het minst in operaties.
Mevrouw Boulet, ik bevestig dat de wetgeving sedert 2004 niet meer voorziet in de militaire rechtscolleges in vredestijd.
Voorts kan ik meedelen dat diverse militaire richtlijnen handelen over de vrijheid van mening en meningsuiting.
Cette réglementation prévoit entre autres que le militaire qui fait usage de son droit à la libre expression d'opinion doit le faire en son propre nom et sous sa propre responsabilité et que sur ce point, il ne peut laisser subsister aucune confusion. C'est justement à cette fin que la réglementation prévoit que lorsque le militaire qui fait usage de ce droit porte l'uniforme, il a le devoir d'indiquer qu'il exprime sa propre opinion, uniquement en son propre nom, et d'insister auprès des médias pour qu'il en soit fait mention claire et explicite.
Si vous le souhaitez, cette réglementation pourra vous être transmise par courrier.
Omtrent deze aangelegenheden heb ik geantwoord op een vraag van onze gewezen collega, mevrouw Vautmans, in een vergadering van deze commissie in het begin van dit jaar. Ik lees het antwoord nog eens voor.
Le droit d'expression des militaires – et c'est moi qui réponds – est un droit qu'ils peuvent exercer à n'importe quel moment. Personnellement, j'ai toujours encouragé son utilisation en établissant moi-même des contacts avec les militaires. En ma qualité de ministre, je considère aussi le droit d'expression comme un atout parce qu'il me donne ('me' étant le ministre de la Défense) la possibilité, dont je fais souvent usage, de donner régulièrement mon propre avis.
Je tiens à souligner dans la réponse à Mme Vautmans que les militaires envoyés en opération à l'étranger disposent, de manière limitée, des moyens de communication les plus modernes, qu'ils peuvent utiliser sans aucune censure. Je peux vous fournir des informations utiles concernant des formations à ce sujet. Je vous remettrai aussi la réponse.
En ce qui concerne finalement la question relative à la compétence des autorités de la Défense en matière de mutation des officiers, celle-ci est généralement réglée par deux arrêtés royaux.
L'article 41 de l'arrêté royal du 21 décembre 2001 relatif à la structure générale du ministère de la Défense, en fixant les attributions de certaines autorités, reprend la liste des fonctions auxquelles les officiers sont désignés par le Roi.
L'article 67 de l'arrêté royal du 7 avril 1959 relatif au statut des officiers prévoit que l'affectation des officiers généraux et celle des officiers supérieurs pour un emploi prévu pour un officier général sont décidées par le ministre de la Défense après avoir reçu l'approbation du Roi. Le paragraphe 2 de cette disposition prévoit que les affectations des autres officiers sont décidées par le directeur général Human Ressources.
Naast die regeling is er ook een reeks van bijzondere bepalingen. Ik denk dan aan de bepalingen voor het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie en de Koninklijke Militaire School. Het spreekrecht is met andere woorden gegarandeerd, ook in hoofde van de minister en andere militairen. Het zwijgrecht is dan weer nergens in militaire reglementen opgenomen.
Il y a quelqu'un qui a vraiment raté une occasion de se taire.
Het is duidelijk dat in dit geval een kans werd gemist om te zwijgen.
Fari argentum aurum
tacere. La parole est d'argent mais le silence
est d'or.
Om te eindigen, ex falso
sequitur quodlibet. Du faux découle ce que l'on veut!
Telle était ma réponse, monsieur le président.
02.12 Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, j'ai l'impression que M. le ministre a cru s'adresser au général Delcour. Monsieur le ministre, c'est au général Delcour que vous auriez dû tenir ces propos.
Moi, je ne reproche pas au général Delcour d'avoir parlé. Je lui reproche la teneur de ses propos; or vous n'en avez pas parlé.
J'ai deux réflexions à faire.
D'abord, vous avez parlé du colonel, du lieutenant-colonel ou du général. Ce qui compte pour moi, c'est l'être humain, c'est Gennart! Vous connaissez cette chanson de Guy Béart: "Le premier qui dit la vérité, c'est celui qui doit être exécuté". L'autre, vous n'en parlez pas! Je voudrais tout de même vous rappeler qu'on devient officier en prêtant serment d'obéissance aux lois du peuple belge. Les conventions internationales ratifiées par la Belgique en font forcément partie intégrante; elles ont même priorité!
Par ailleurs, vous m'avez fortement déçu
aujourd'hui. Je n'avais pas de préjugé envers vous mais accepter la logique des
propos du général Delcour, c'est donner raison à tous ceux qui, du procès de
Nuremberg au tribunal de La Haye, ont minimisé leurs faits en répétant à
longueur d'années qu'ils n'avaient fait qu'obéir aux ordres. Vous n'avez rien
dit à ce sujet. C'est
déplorable!
02.13 Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik bedank de minister voor zijn omstandig antwoord.
02.14 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, de reacties die ik hoor, sterken mij in mijn standpunt dat er beter een puur technische vraag van gemaakt zou worden. Dat soort dingen zou absoluut beter niet gepolitiseerd worden.
De voorzitter: Dat is dan uw mening, mijnheer Kindermans.
02.15 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik heb een bijkomende vraag aan de minister over het al dan niet ontslag van de CHOD.
Mijnheer de minister, hebt u er weet van of de CHOD gedreigd zou hebben met zijn ontslag? Dat is nog iets helemaal anders dan de indiening van het ontslag zelf.
02.16 Minister Pieter De Crem: Mijnheer De Vriendt, ik moet u zeggen dat ik daar geen weet van heb.
02.17 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Dank u wel.
Mijnheer de minister, ik wil dan toch ook concluderen dat het geen mooi verhaal was. Het is belangrijk dat de zaken in het leger op een juridisch correcte manier verlopen. Als er uitspraken komen van een van de hoogste gezagsdragers van ons land, namelijk de CHOD van Defensie, het hoofd van Defensie, dan moeten die getuigen van respect voor onze rechtsorde. Dat is hier niet gebeurd. Ik denk dat dat soort van incidenten zeker niet voor herhaling vatbaar is.
02.18 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, on continue dans le surréalisme! Je pense que j'ai bien fait de poser cette question.
Monsieur le ministre, je voudrais connaître la nature et la justification de la procédure disciplinaire qui est en cours contre le colonel Gennart. Vous avez dit qu'il y avait une procédure et on n'en connaît pas les raisons. Nous sommes inquiets compte tenu du fait que les dernières décisions prises à l'encontre du colonel Gennart étaient des mesures d'ordre et non des mesures disciplinaires. Elles se sont terminées en plein cul-de-sac. Nous voudrions savoir exactement ce qu'il en est et par quoi sont justifiées ces procédures. Il n'est pas suffisant de dire qu'une procédure est en cours, il faut un peu détailler.
Je suis, comme M. Moriau, stupéfait par votre réponse concernant les déclarations du général Delcour. Vous parlez du colonel Gennart en disant que le silence est d'or et la parole d'argent. Je suis stupéfait que dans un pays moderne, européen, on ait aujourd'hui la confirmation que le ministre de la Défense adhère aux propos tenus par le général Delcour, ne les remet pas en question et ne les critique pas.
Aujourd'hui, pour le ministre de la Défense de cet État qui préside l'Union européenne, il y a un droit d'exception pour les militaires et il y a dans le chef d'un membre de l'exécutif soumis à son autorité la possibilité de critiquer une décision de justice!
Chers collègues, rendons-nous bien compte de ce que nous vivons ici! Le ministre de la Défense est d'accord avec le général Delcour quand celui-ci demande un droit d'exception aux droits de l'Homme et aux conventions internationales pour ce qui concerne la discipline interne au département! C'est stupéfiant!
02.19 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, je n'envisage pas une adaptation ou une modification de la loi, que ce soit clair!
Il y a une procédure en cours entre la hiérarchie et le colonel Gennart sur laquelle je ne peux m'exprimer car elle est confidentielle, et c'est certainement dans l'intérêt de ce dernier.
02.20 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je ne vous parlais pas de déclarations du colonel Gennart quand je parlais de droit d'exception. Je vous parlais des déclarations du CHOD. Et j'ai bien entendu que vous étiez d'accord avec ses déclarations concernant la nécessité d'avoir un droit d'exception par rapport aux droits de l'Homme et aux conventions internationales que la Belgique a ratifiées.
Voici le point de vue du ministre de la Défense du pays qui exerce la présidence européenne!
02.21 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous vous étiez déjà exprimé le 20 octobre sur le fait que le colonel Gennart aurait mieux fait de se taire. L'analyse plus profonde de la situation nous rappelle que même les conventions internationales ont aussi instauré au sein de la doctrine militaire un devoir de désobéissance. Je pense que le colonel en a fait usage d'une certaine manière. Il avait tout à fait le droit de s'exprimer et certainement pas de prendre cette volée de bois vert de votre part et de celle des autres, bien entendu.
S'il a pu s'exprimer sur les questions de flamandisation, mais aussi sur ses inquiétudes par rapport à Florennes, vous dites qu'il aurait dû le faire en vêtements civils et non en uniforme. Il n'empêche qu'il a quand même obtenu gain de cause auprès du Conseil d'État. Néanmoins, cela signifierait, soit que le chef de la Défense aurait pu et a usé de sa liberté d'expression, mais qu'il aurait dû également s'exprimer non en uniforme mais en vêtements civils, soit, plus inquiétant, que vous soutenez les propos du chef de la Défense. C'est plus inquiétant, car le chef de la Défense a aussi prêté le serment de respecter les lois du peuple belge et donc les conventions internationales.
Mon problème est que vous souteniez ces propos-là également tout comme - je suis désolée - l'ensemble de la majorité, qui octroie son soutien à ce chef de la Défense, parce que je pense qu'il ne représente pas l'avis des militaires dans leur entièreté.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Daarmee zijn we van het eerste omstandig debat af, voorlopig dan toch. We gaan van Florennes of Beauvechain, zoals u wil, naar Kunduz.
- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "recente incidenten in Noord-Afghanistan waarbij ook Belgische militairen onder vuur zouden zijn gekomen" (nr. 764)
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de herbewapening van de Afghan National Army" (nr. 771)
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de gevechten rond Chahar Dara" (nr. 772)
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de huidige operaties in Afghanistan" (nr. 773)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de hevige gevechten in Afghanistan" (nr. 863)
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "het Belgische OMLT in Kunduz" (nr. 875)
- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de incidenten in de aanloop naar de verkiezingen in Afghanistan van september 2010" (nr. 876)
- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "des incidents récents dans le nord de l'Afghanistan lors desquels des militaires belges auraient été pris pour cible" (n° 764)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "le remplacement des armes de l'Afghan National Army" (n° 771)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "les combats dans la zone de Chahar Dara" (n° 772)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "les opérations menées actuellement en Afghanistan" (n° 773)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "les combats violents en Afghanistan" (n° 863)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "l'ELTO belge à Kunduz" (n° 875)
- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "les incidents qui se sont produits pendant la période précédant les élections de septembre 2010 en Afghanistan" (n° 876)
03.01 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, volgens de berichtgeving van vrijdag 5 november zouden de Belgische troepen sinds afgelopen zondag in de noordelijke provincie Kunduz in Afghanistan bij zware incidenten betrokken zijn. Er vonden incidenten plaats in de buurt van het stadje Chahar, waar het Afghaanse leger een voorpost zou willen bouwen. Onze militairen begeleiden daar Afghaanse legereenheden op het terrein, in het kader van het OMLT.
Ik zou hierover graag van u wat meer uitleg krijgen.
De voorzitter: Mijnheer Francken, u hebt vijf vragen. Mag ik u vragen om die te bundelen?
03.02 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, de eerste vraag gaat over het Afghan National Army, waarbij de Belgische OMLT’s te Kunduz betrokken zijn. Blijkbaar is er een vervangingsprogramma opgestart voor de wapens. Mijn vraag gaat over dat herbewapeningprogramma en de rol van het Belgische leger daarin.
Van waar kwamen de AK-47’s waarmee het ANA in eerste instantie werd uitgerust? Waren die wapens nieuw of tweedehands? Waren de wapens aangekocht? Zo ja, van wie en met welke fondsen? Waren de wapens reeds voorhanden binnen de landsgrenzen? Zo ja, hoe kon worden verzekerd dat de wapens aan dezelfde kwaliteitseisen voldeden, wanneer zo’n enorme kwantiteit nodig was? Hoeveel wapens zullen vervangen worden? Hoeveel troepen moeten worden omgeschoold om de wapens te bedienen? Hoeveel instructeurs zullen daarvoor nodig zijn? Tegen wanneer wil men de operatie van de omscholing en de aankoop afronden? Waarom werd gekozen voor de M-16 als het nieuwe standaardwapen voor de Afghaanse troepen? Werden nog andere alternatieven overwogen?
De andere vragen gaan meer over de incidenten die in Afghanistan plaatsvonden. Ik weet niet u of daarop uitgebreid kunt antwoorden? (Instemming) Dan gaat de volgende vraag over de gevechten in Chahar Dara. Op vrijdag 5 november kreeg de pers te horen dat het Belgische leger betrokken was in een operatie in het zuidwesten van Kunduz, in het stadje Chahar Dara.
Het stadje zou veroverd zijn op de opstandelingen. Verschillende schietincidenten waren aan de orde van de dag en er werden blijkbaar ook vliegtuigen ingezet.
Ik had graag meer informatie over dat incident. Kunt u mij een verslag geven van de operatie? Op wiens initiatief werd ze uitgevoerd? Welke Belgische eenheden waren hierbij betrokken? Om hoeveel man ging het? Wat was hun rol tijdens de operatie, voor zover de operatie is afgerond. Het is mij immers niet duidelijk of die is afgerond of niet.
Wie voert het bevel? Hoe verliep de operatie? Wat is de balans? Wat is de financiële kostprijs van de operatie? Bent u tevreden over die operatie? Wat is de evaluatie ervan?
In verband met de Afghaanse parlementsverkiezingen van 18 september 2010 had de taliban aangekondigd de stembusgang te verstoren. Zij hebben woord gehouden. Recent is gebleken dat ook Belgische militairen betrokken waren bij incidenten in aanloop naar en tijdens de verkiezingen.
U hebt ongetwijfeld ook de uitzending van zondagavond van Panorama gezien. Ik heb een vraag in verband met het incident met de RPG-raket die rakelings voorbij een Belgisch voertuig vloog. Wat was de reactie van de Belgen bij dat welbepaald incident? Is er op enig moment steun opgeroepen en verleend door bondgenoten? Hoeveel soortgelijke incidenten hebben Belgische militairen meegemaakt sinds het begin van de deelname aan het conflict in Afghanistan?
Op 18 september zouden de Belgische troepen ook betrokken geweest zijn bij een vijftal incidenten, waarbij ze werden bestookt met voornamelijk small arms fire. Kunt u die incidenten verduidelijken? Waar vonden ze plaats? Hoeveel slachtoffers waren er, met een onderscheid tussen burgers en vermoedelijke opstandelingen?
In de week van 20 tot 27 oktober waren er verschillende opmerkelijke gebeurtenissen, die een aantal vragen bij mij oproepen. Er stond onder andere te lezen dat enkele vaste procedures waren uitgevoerd in Kabul, waaronder de activering van de snelle interventiemacht. Wat is er precies gebeurd? Wat betekent dat?
Voorts werd een incident op 22 oktober vermeld. De colonnes van twee OMLT-ploegen en hun Afghaanse eenheden werden getroffen door een bom. Wat is er precies gebeurd? Ging het om zwaar springtuig? Is er veel schade? Zijn er gewonden?
Eveneens op 22 oktober werd er in Kandahar een F-16 ingezet, waarbij werd gebruikgemaakt van de wapensystemen. Wat wordt daarmee bedoeld?
Welke wapensystemen werden ingezet? Heeft het toestel doel getroffen?
Ten slotte, mijnheer de minister, heb ik nog een vraag over de Belgische OMLT te Kunduz. De voorbije week stond het Belgische OMLT in het middelpunt van de belangstelling. Zo zouden Belgische troepen Afghanen omkaderen die deelnemen aan de operatie-Al Mazak.
Afgelopen zondag was er daarenboven de reportage Kunduz Kazerne te bewonderen, waarover ik het al had en die over de werkzaamheden van de Belgen te Kunduz handelde. De berichtgeving over de activiteiten van de Belgen roept toch enkele vragen op. Ik heb ook nog een artikel bij uit Het Belang van Limburg van afgelopen weekend waarin wordt geklaagd over het Afghaanse leger, de mentaliteit van die militairen en hun bereidheid om te luisteren. Blijkbaar is dat toch echt een probleem.
Bent u op de hoogte van de problematiek? Is de werking van het OMLT in Afghanistan in het verleden al geëvalueerd door Defensie? Zo ja, wat was het verdict? Wie heeft de werkrelatie tussen adviseurs en Afghaanse militairen vastgelegd? Hoe is die totstandgekomen? Welke initiatieven kunnen volgens Defensie worden genomen om de samenwerking beter te stroomlijnen? Welk tijdskader is volgens Defensie een absoluut minimum om het ANA om te vormen tot een efficiënte militaire macht met verantwoordelijkheidszin?
Wanneer ik de reportage zag, de artikelen las en erover sprak met mensen, dan is het toch wel opvallend dat de Afghanen weinig respect tonen voor onze jongens en de adviezen in de wind slaan. Op een bepaald ogenblik beschoten de ANA-troepen zelfs een dorp met artillerie, terwijl niet zeker was of er nog burgers ter plaatse waren. De Belgen kunnen hier blijkbaar weinig aan doen. Wij proberen die mensen zo goed mogelijk op te leiden en er zijn toch wel heel wat problemen. Graag dan ook wat meer duiding.
03.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag handelt uitsluitend over de incidenten die vanaf zondag 31 oktober 2010 bij een aantal gevechten in het noorden van Afghanistan plaatsvonden.
Wat was het verloop van het conflict? Wat waren de taakverdeling, de posities en de activiteiten van de Belgen? Wat waren de posities en de activiteiten van de Afghaanse legereenheden?
Uiteindelijk komen wij opnieuw terecht bij de aloude vraag of er zich op het terrein een eerste en een tweede linie manifesteert.
Welke vorm nam de luchtsteun aan?
Welke schade was er? Zijn er gewonden gevallen?
Waren er andere significante feiten of potentiële risico’s bij dit incident? Was de munitievoorraad van de Belgen voldoende groot?
Hoe gebeurde de communicatie ten aanzien van de familieleden van de betrokken Belgische militairen? Werden zij voldoende snel op de hoogte gesteld?
Communicatie ten aanzien van de familie is uiterst belangrijk om mogelijke ongerustheid weg te nemen. Sinds kort organiseert u wekelijkse persbriefings. Het probleem is dat er in het slechtste geval zes of zeven dagen overgaan vooraleer die informatie op een briefing wordt gegeven. Als het incident op een zaterdag gebeurt moet de publieke opinie lang op informatie wachten.
Wat zijn de mechanismen bij een incident in Afghanistan om de familie rechtstreeks te verwittigen? Is het niet mogelijk dat Landsverdediging een systeem uitwerkt waarbij rechtstreeks met de familieleden contact wordt opgenomen? Is het niet mogelijk dat bij een incident een persmededeling met duidelijke details word verspreid, ongeacht of het incident afgelopen is of nog aan de gang is? Ik verwijs naar de Duitse informatieverstrekking die op dat punt heel wat gedetailleerder is.
Misschien kunt in uw antwoord ingaan op mijn concrete suggesties om de communicatie te verbeteren.
03.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik geef eerst een antwoord op de vraag van de heer Kindermans met betrekking tot het incident in Noord-Afghanistan in de buurt van Chahar Dara. Ik zal een aantal antwoorden geven, maar wens nogmaals de vermelden dat een aantal vragen zeer technisch is. Ik zal ze bezorgen aan de leden. Een aantal andere vragen valt onder het toepassingsterrein van de commissie ter opvolging van militaire operaties in het buitenland. Ik zal toch een omstandig antwoord geven.
Thans beantwoord ik de eerste vraag van collega’s Kindermans en Francken. Het OMLT, het Operational Mentoring and Liaison Team, heeft samen het eerste bataljon van de tweede brigade van het 209de Afghaanse legerkorps Kandak van 30 oktober tot 6 november deelgenomen aan een operatie in de regio Chahar Dara Sud. De operatie is dus afgelopen.
De bedoeling van de operatie was drieledig: een dorp veiligstellen, het contact met de bevolking herstellen en een combat outpost oprichten, om een deel van een hoofdweg te controleren en zo het terrein eveneens te controleren.
Het eerste bataljon van de tweede brigade van het 209de Afghaanse legerkorps Kandak, gementord door de Belgische OMLT, noteert incidenten op 31 oktober en op 1, 2 en 3 november 2010. Het betrof voornamelijk schietincidenten met lichte tot gemiddelde intensiteit.
De OMLT heeft haar mentoringstaak uitgevoerd gedurende de volledige operatie. De opstandelingen zouden de zone hebben verlaten in de nacht van 3 op 4 november. Er waren geen gewonden of gekwetsten. Er was ook geen schade bij het Belgische OMLT.
De collega’s die het niet zouden hebben gezien, raad ik aan de uitzending Panorama te bekijken die betrekking heeft op de operaties in het noorden van Afghanistan, omdat daarin een waarheidsgetrouw beeld wordt gegeven van de operaties die wij daar doen door vorming en door opleiding, en die ook volledig conform zijn met de rules of engagement die de regering heeft aangenomen en die hier in het Parlement reeds overvloedig werden besproken.
Ik kom tot het antwoord op de volgende vragen van collega Francken over de herbewapening van de ANA, de Afghan National Army. De Verenigde Staten staan in voor de uitrusting van het Afghaanse leger. Dat houdt onder meer in dat elke Afghaanse soldaat de M-16 als standaardwapen zal ontvangen. De omscholing naar het nieuwe wapen gebeurt door de Amerikaanse instructeurs, die worden bijgestaan door Afghaanse collega’s. Een dergelijke omvorming neemt ongeveer één week per compagnie, 100 tot 150 personen, in beslag.
Momenteel gebeurt de omscholing ook bij de Afghaanse eenheid die door de Belgische OMLT wordt begeleid. In dat geval staan de Belgische militairen de Amerikaanse en de Afghaanse onderrichters bij tijdens de omvorming. Landsverdediging beschikt niet over meer gedetailleerde informatie inzake het aantal of de keuze van het wapen.
Met betrekking tot de huidige operaties in Afghanistan toegepast op Kabu en de snelle interventiemacht, het volgende. De snelle interventiemacht bestaat uit verschillende onderdelen en wordt ingezet ingeval van een incident. Bepaalde onderdelen hiervan kunnen geleverd worden door de Belgische Force Protection Group KAIA.
Op 22 oktober, tijdens een verplaatsing van twee OMLT-ploegen die hun toegewezen Afghaanse eenheden begeleidden, ontplofte er een IED, een improvised explosive devise, achter aan de colonne. Ik heb het hier dus over onze inzet in Kunduz. Er is geen informatie over het explosief en het ontstekingsmechanisme. Het explosief is hoogstwaarschijnlijk tegen ISAF of de Afghaanse troepen opgesteld, maar wellicht afgegaan bij passage van burgers of tijdens het plaatsen ervan. Twee Afghaanse gewonden zijn naar een hospitaal in Kunduz overgebracht door burgers.
Met betrekking tot Guardian Falcon, dat is de operatie in Kandahar, het volgende. Geallieerde troepen die onder vuur lagen hebben op 22 oktober luchtsteun gevraagd. Opstandelingen schoten op geallieerde troepen. Het doel van het ingezette vliegtuig was zuiver militair en het maakte gebruik van de standaardbewapening. De opstandelingen hebben als gevolg van de interventie het vuren gestaakt.
Mijnheer De Vriendt, met betrekking tot uw vragen heb ik reeds gedeeltelijk een antwoord gegeven en ik zal dat ook doen bij de opkomende vragen van de heer Francken. Er stond in uw vraag natuurlijk wel “gevechten in het zuiden van Afghanistan”, maar er waren geen gevechten in het zuiden van Afghanistan waarbij wij betrokken waren. “Belgische militairen waren vanaf zondag 31 oktober opnieuw betrokken bij hevige gevechten in het zuiden van Afghanistan,” staat er in uw vraag.
03.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Dat is dan een vergissing. Ik heb wel degelijk gesproken over het noorden.
03.06 Minister Pieter De Crem: De antwoorden die nu komen gaan natuurlijk over onze inzet in het noorden van Afghanistan.
Met betrekking tot de informatie die gegeven wordt, kan ik niet anders dan herhalen dat onze informatie volledig is op het vlak van inhoud en van vorm. De wekelijkse persbriefing vindt plaats sinds 1 juli 2009. Er is natuurlijk ook steeds de mogelijkheid dat militairen zelf informatie doorgeven. Het is duidelijk dat in het geval van een incident de militairen zelf ook vaak gebruikmaken van het sociale internet of van gsm. Velen wensen ook niet dat hun familie geïnformeerd wordt. Wij laten dat heel vaak aan de overweging van sommigen. Het is wel zo dat wij de volledige informatie geven een keer per week, wat ons toelaat de evaluatie te maken van de gebeurtenissen van de voorbije week.
Collega Francken, uw vraag handelt over het Belgische OMLT te Kunduz. U hebt natuurlijk een aantal heel technische vragen gesteld. Ik heb op elk van deze vragen een antwoord. Is het voor u voldoende als ik u dat schriftelijk bezorg? Het is immers een antwoord dat in gedrukte vorm ongeveer twee bladzijden in beslag neemt, een heel wat technische specificaties inhoudt. Ik ga dit evenwel niet uit de weg en wil het laten toevoegen aan het verslag.
03.07 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag betreft gewoon de algemene samenwerking tussen de Afghanen en onze Belgische jongens en de opleiding. U kunt wel heel technisch antwoorden, maar het gaat erover dat er vaak geruchten circuleren – er doen zich ook wel feiten voor – over een gebrek aan respect in een relatie waarin wordt geprobeerd anderen iets aan te leren.
03.08 Minister Pieter De Crem: De opleiding die het eerste OMLT doet, mogen wij, naar Afghaanse standaarden, als geslaagd beschouwen. Bij de opleiding die het tweede OMLT doet, onder Duits toezicht, werden wij inderdaad geconfronteerd met de problematiek van desertie – dat is een regelmatig weerkerend fenomeen – en met de aanhoudende problematiek van het omgaan met gezagsvormen. Dat bleek ook heel duidelijk uit de uitzending.
Er zal nu bijzondere aandacht worden besteed aan een opleiding die ook de gezagsvormen plaatst, ook in de gezagsstructuur van de Afghaanse legeropleiding. Daaraan wordt gewerkt, maar er is inderdaad nog een weg af te leggen.
De voorzitter: Mijnheer de minister, het is sympathiek dat u het antwoord aan de heer Francken wilt bezorgen, maar alle leden hebben daar natuurlijk recht op. Ik denk dus dat wij zullen moeten afspreken dat alle leden een kopie krijgen.
03.09 Minister Pieter De Crem: Absoluut, mijnheer de voorzitter. Ik overhandig u nu het antwoord.
De voorzitter: Wij zullen het laten kopiëren.
03.10 Minister Pieter De Crem: Met betrekking tot de incidenten in de aanloop naar de verkiezingen in Afghanistan, collega Francken, kan ik u meedelen dat alle incidenten gedetailleerd worden toegelicht in de gemengde commissie, van Kamer en Senaat, ter opvolging van buitenlandse operaties. Op 18 september, tijdens de verkiezingscampagne werd een OMLT tijdens een verplaatsing met lichte wapens en raketten aangevallen. Onze soldaten hebben volgens de standaardprocedures geriposteerd. Er waren geen gewonden en er was geen schade.
De incidenten waarover u het hebt, werden in de opvolgingscommissie van oktober volledig uitgelegd. Bent u lid van die commissie?
03.11 Theo
Francken (N-VA): Ja,
maar…
03.12 Minister Pieter De Crem: Was u daar de vorige keer?
03.13 Theo Francken (N-VA): Ik heb daarvoor geen uitnodiging gekregen.
03.14 Minister Pieter De Crem: Was collega Sevenhans daar niet aanwezig voor de N-VA? In elk geval werden de technische specificaties meegedeeld in de commissie ter opvolging van buitenlandse operaties.
De voorzitter: Zijn er nog replieken?
03.15 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, u bent niet ingegaan op mijn vraag om een beschrijving te geven van de incidenten vanaf zondag 31 oktober en, meer specifiek, op de vraag naar het onderscheid tussen de eerste en de tweede linie, want u blijft telkens zeggen dat de Belgen in de tweede linie opereren, terwijl wij allemaal weten dat in de realiteit bij een incident beide linies door elkaar lopen. Het is belangrijk om daarover open en eerlijk te communiceren, omdat u zo duidelijk zou kunnen maken wat het risiconiveau voor de opleidingsteams is.
U bent niet ingegaan op de vraag die ik u heb gesteld.
Ten tweede, ik denk dat het huidige communicatiebeleid van Defensie over Afghanistan niet volstaat. U beroept zich op de wekelijkse persbriefings, maar als er zich een incident voordoet gedurende een aantal dagen en als bijvoorbeeld in de Duitse pers onmiddellijk melding wordt gemaakt van het incident, dan bereikt die informatie ook de familieleden van de Belgische militairen. Het probleem daarmee is dat zij bij u geen informatie krijgen, dat zij niet worden ingelicht en dat er dus verwarring en ongerustheid ontstaat. Misschien kunt u nadenken over een aantal mogelijke manieren om die informatieverstrekking directer en sneller te laten verlopen.
Ik wil u een drietal suggesties doen. Bij een incident zou Defensie een familielid per betrokken militair kunnen verwittigen via een geautomatiseerd systeem. U zou kunnen opteren voor korte persmededelingen, zoals overigens in Duitsland gebeurd. Ik meen dat het ook nuttig kan zijn om een telefoonlijn open te stellen bij de sociale dienst, waar familieleden en betrokkenen terechtkunnen voor meer informatie.
03.16 Minister Pieter De Crem: Mijnheer De Vriendt, u kent er eerlijk gezegd niet veel van ofwel hebt u de verkeerde informanten.
Bij elk incident wordt een contactpersoon van alle personeelsleden opgebeld. Als de eerste contactpersoon die zij hebben opgegeven, niet reageert, dan wordt een tweede persoon opgebeld. Dat gebeurt. U probeert het warm water uit te vinden. Ik ben ook niet van plan bijkomende initiatieven te nemen, want de families zeggen mij op de familiedag dat de informatiedoorstroming perfect loopt.
Wat betreft de hevige gevechten in Afghanistan, ik krijg van u de volgende vraag: “Belgische militairen waren vanaf zondag 31 oktober opnieuw betrokken bij hevige gevechten in het zuiden van Afghanistan?” Als wij niet betrokken zijn bij gevechten in het zuiden van Afghanistan, kan ik daarop ook moeilijk een antwoord geven.
De voorzitter: Dat punt hebt u gemaakt.
03.17 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, u maakt er zich natuurlijk vanaf. Mijnheer de minister, ik krijg meldingen van familieleden van militairen dat zij niet worden ingelicht door Defensie. Blijkbaar schort er iets aan het communicatiebeleid.
03.18 Minister Pieter De Crem: Neen, het is geen automatisme. Het is de militair in militaire operatie die zelf uitmaakt of hij een familielid, een verwant of een contactpersoon wenst te laten verwittigen, wanneer er zich een incident voordoet. Ik kan u zeggen dat er heel veel mensen zijn die dat absoluut niet willen.
03.19 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): En wat als het incident meerdere dagen duurt en de militair in kwestie niet in de mogelijkheid is om de familieleden te verwittigen?
03.20 Minister Pieter De Crem: Dat is voor ons geen criterium.
03.21 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): In Duitsland wordt er wel bericht tijdens het incident over de hoedanigheid en eventuele slachtoffers.
03.22 Minister Pieter De Crem: Wij doen dat niet en ik heb niet de intentie om dat te veranderen.
03.23 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): De Belgische defensie doet dat niet, maar Duitsland wel.
De voorzitter: Men kan mekaar blijven tegenspreken.
03.24 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik was van plan om mijn repliek kort te houden, maar hoe dan ook, het Parlement heeft het laatste woord.
De voorzitter: U hebt zeer zeker het laatste woord, maar ik stel voor dat u eens een omstandige vraag stelt over het informatierecht en de informatiekanalen van de militairen op missie. Dan zult u daar iets omstandiger over kunnen doorbomen.
03.25 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Aangezien de minister mij opnieuw maar partiële antwoorden geeft, zal ik dat inderdaad moeten doen.
03.26 Minister Pieter De Crem: Mag ik nog één zaak zeggen? Mijnheer De Vriendt, er is een 0800-nummer, 24 uur op 24, 7 dagen op 7, 365 dagen per jaar, dat ieder personeelslid van Defensie, alsook een verwant na identificatie, kan bellen om de specifieke toestand te weten van een militair in buitenlandse operaties. Ik denk dat dat volstaat.
03.27 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dan moet u mij eens zeer goed uitleggen waarom wij als parlementsleden berichten krijgen van familieleden van betrokken militairen die ongerust zijn en die niet aan de benodigde informatie geraken. Opnieuw is er een kloof tussen wat u zegt en de realiteit.
De voorzitter: De heer De Vriendt zal meer dan waarschijnlijk hier nog op terugkomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- mevrouw Ine Somers aan de minister van Landsverdediging over "het lot van het burgerpersoneel werkende in de legerkazernes" (nr. 664)
- mevrouw Ine Somers aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "het lot van het burgerpersoneel werkende in de legerkazernes" (nr. 670)
- Mme Ine Somers au ministre de la Défense sur "le sort du personnel civil travaillant dans les casernes" (n° 664)
- Mme Ine Somers à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "le sort réservé au personnel civil travaillant dans les casernes" (n° 670)
04.01 Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb een vraag met betrekking tot het burgerpersoneel dat werkt in legerkazernes die op termijn zullen sluiten.
Ik ben afkomstig uit Sint-Niklaas en de kazerne Westakkers ligt mij dus na aan het hart.
Er is al wat communicatie geweest en wij lezen geregeld in de regionale kranten wat er in de toekomst met die domeinen zal gebeuren.
Er is echter gesteld dat de legerkazerne Westakkers zal sluiten in 2011 in plaats van in 2015 en dat er daarvoor een regime van VOP zal worden goedgekeurd. Dat is heel belangrijk voor het burgerpersoneel, maar het is er momenteel nog niet.
Men heeft ook gesteld dat men het burgerpersoneel zou proberen over te plaatsen naar stadsdiensten, provinciale diensten en dergelijke. Ik krijg veel vragen vanuit Westakkers.
Is de sluitingsdatum nu definitief 2011? Hoe staat het met die vrijwillige opschorting van de prestaties? Hoever staat men met de overplaatsing van het burgerpersoneel naar steden, gemeenten enzovoort? Ik heb het hier in het bijzonder over Westakkers.
04.02 Minister Pieter De Crem: Mijn plan voorziet in de sluiting van het kwartier Westakkers eind 2011. De werkzaamheden inzake het ontwerp van koninklijk besluit tot de instelling van de vrijwillige opschorting van de prestaties voor de rijksambtenaren in dienst bij het ministerie van Landsverdediging werden geschorst vanwege de periode van lopende zaken.
In december 2009 werd beslist om op basis van het koninklijke besluit van 15 januari 2007, betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt, een bijkomende oplossing te zoeken voor de statutaire ambtenaren van Defensie die tewerkgesteld zijn in het kwartier Westakkers te Sint-Niklaas. Na analyse werd geopteerd om gebruik te maken van het mechanisme van de conventionele terbeschikkingstelling ingeschreven in het bovenvermeld koninklijk besluit. De bedoeling is om het burgerpersoneel de kans te geven om tewerkgesteld te worden in de diensten van de stad of van de gemeente van hun woonplaats of hun omgeving.
Op 24 februari 2010 werden 25 steden en gemeenten in de omgeving van het kwartier Westakkers aangemoedigd deel te nemen aan een informatievergadering die door het departement Defensie werd georganiseerd, teneinde hun engagement voor het bovenstaande initiatief te vragen.
Die vergaderingen hebben geleid tot het formele engagement van acht gemeenten en steden: Sint-Niklaas, Kruibeke, Stekene, Temse, Wetteren, Zwijndrecht, Mechelen en Dendermonde. Het koninklijk besluit voorziet echter erin dat de toepassing van het mechanisme van de conventionele mobiliteit dient te worden voorgelegd aan de Ministerraad. Aangezien de regering in lopende zaken is en het vertrek van het personeel uit het kwartier Westakkers op uiterlijk 1 oktober 2011 is gepland, werd geoordeeld om te wachten met het voorleggen van het dossier tot de nieuwe regering is samengesteld.
04.03 Ine Somers (Open Vld): U verwijst naar de lopende regeringsonderhandelingen om die zaken tijdelijk op te schorten. Maar wat zult u doen als wij in februari 2011 nog steeds in dezelfde situatie zitten? Dan moeten er toch belangrijke initiatieven worden genomen?
04.04 Minister Pieter De Crem: Er zijn twee zaken. Er is de strikte interpretatie van lopende zaken. Het betreft hier een initiatief dat niet onder lopende zaken valt. Er is een evolutieve interpretatie van de notie lopende zaken, waarover ik soms iets hoor of lees. Dan is er een mogelijkheid. Hoe dan ook, als een regering in lopende zaken geen beslissing ter zake kan nemen, dan moet de nieuwe regering dat onmiddellijk doen.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de zoektocht naar drie Belgische militaire helikopterpiloten die 45 jaar geleden verdwenen boven de Congolese jungle" (nr. 774)
05 Question de M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "la recherche de trois militaires belges pilotes d'hélicoptère disparus il y a 45 ans alors qu'ils survolaient la jungle congolaise" (n° 774)
05.01 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, eind oktober 2010 werd bekendgemaakt dat het Belgische en Congolese leger in de komende weken samen op zoek gaan naar de wrakstukken van een helikopter die in 1964 in het noordwesten van Congo is neergestort. Die operatie zou onder de codenaam Buta 65 tussen 21 november en 19 december plaatsvinden. Er zouden 35 militairen aan deelnemen waarvan er 12 effectief de jungle zouden intrekken.
Aansluitend bij vroegere vragen die wij over dit onderwerp gesteld hebben in de commissie willen we de minister vragen om meer uitleg te geven bij deze operatie: het aantal ingezette manschappen en middelen, de tijdsduur en de mogelijke risico’s die verbonden zijn aan die zoektocht. We willen ook graag vernemen of die operatie past binnen de algemene opleiding van de Congolese strijdkrachten door ons land.
05.02 Minister Pieter De Crem: De expeditie Buta 65 is begonnen op 8 november en eindigt op 19 december van dit jaar. De expeditie omvat 4 fasen: ten eerste, de inplaatsstelling van het installatiepersoneel en –materieel om het detachement in het regenwoud te steunen; ten tweede, de inplaatsstelling van het gros van het detachement; ten derde, de uitvoering van de expeditie in het regenwoud tijdens een tiental dagen en ten vierde, de terugkeer van alle personeel en materieel.
34 Belgische militairen nemen aan de Buta 65-operatie deel, waarvan er 16 het gedeelte in het regenwoud zullen uitvoeren. Onze Congolese partner levert 10 FARDC-soldaten en daarnaast zullen er 30 dragers en gidsen worden meegenomen.
Het gebruikte materieel komt gedeeltelijk uit Kananga: voertuigen van het type UNIMOG en jeeps Iltis. De rest van het materiaal wordt vervoerd vanuit België via C-130: rubberboten met buitenboordmotor, lichte voertuigen van het type LUV, waterzuiveringsinstallaties, een generator met 3 kilo voltampère. Er zullen tevens 4x4-voertuigen worden gehuurd.
Die C-130’s zullen worden gebruikt om alle personeel en materieel te vervoeren. Twee C-130’s zijn reeds gepland voor andere opdrachten in Afrika. Er is uitsluitend in 1 C-130 voorzien voor deze expeditie. De voornaamste risico’s hebben betrekking op de omgeving. Maatregelen werden genomen om deze risico’s te verminderen. Een militaire dokter zal aan de opdracht in het regenwoud deelnemen. Specifieke serums werden aangekocht. Speciale radiomiddelen zullen worden ingezet. Het personeel is goed getraind en heeft speciale briefings ontvangen.
Er werd tenslotte een vraag aan de MONUSCO en ik citeer: "La mission de l'Organisation des Nations unies pour la stabilisation en République démocratique du Congo" overgemaakt om desgevallend te kunnen beschikken over een helikopter voor medische evacuatie en gebruik te kunnen maken van een sanitaire installatie in Kisangani.
Deze expeditie past niet in het partnerschapprogramma met de Congolese strijdkrachten. De bedoeling van deze expeditie is om een verkenningsmissie in Kisangani uit te voeren om zo het wrak van de helikopter die in 1965 verongelukte terug te vinden en te reconstrueren. De uitvoeringsmodaliteiten blijven vertrouwelijk om de kansen op slagen te bevorderen. De families die in dat jaar hun geliefden dienden te verliezen, appreciëren ons initiatief ten zeerste.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. Philippe Blanchart au ministre de la Défense sur "les opérations menées à l'étranger" (n° 805)
06 Vraag van de heer Philippe Blanchart aan de minister van Landsverdediging over "de buitenlandse missies" (nr. 805)
06.01 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, depuis le 2 décembre 2008, vous n'êtes plus venu exposer en commission de la Défense l'aperçu des différentes opérations menées à l'étranger par nos militaires, excepté notre mission importante en Afghanistan et la tenue de la commission de suivi des opérations militaires, mais qui se réunit à huis clos.
Il serait donc utile que vous puissiez venir nous informer sur les changements/mouvements qui ont eu lieu lors de l'année 2010 et ceux en préparation pour l'année 2011, ainsi que sur la répartition de nos militaires dans les différents théâtres d'opérations.
Plus spécifiquement concernant l'Afrique, pouvez-vous nous fournir un état des lieux de notre engagement à la fois dans le cadre bilatéral et multilatéral?
Que pensez-vous de la proposition de la ministre de la Défense sud-africaine, lors de la visite récente du ministre Vanackere en Afrique du Sud, de renouveler un accord permettant une collaboration trilatérale pour contribuer à la formation de l'armée congolaise?
06.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, monsieur Blanchart, avant de répondre à votre question relative à la présence de la Défense en Afrique, je vous donnerai un aperçu de notre présence sur les principaux théâtres des opérations internationaux. Au Liban, en exécution de la décision du Conseil des ministres du 1er décembre 2009, le détachement BELUFIL 10-10 (Belgium and Luxemburg Forces in Lebanon) a occupé depuis le 10 octobre 2010 le compound situé à Atiri, voisin du compound français. La participation belge concerne une capacité de déminage d'une centaine de personnes au total dont quatre sont mises en œuvre dans le quartier général de l'UNIFIL à Naqoura.
À côté de ce détachement, un Contacting Builddown composé d'une centaine de personnes est occupé à démanteler le compound à Tibnine. Selon les estimations actuelles, ce démantèlement serait achevé fin novembre 2010.
En ce qui concerne l'Afghanistan, la présence militaire belge se situe dans trois zones différentes. En bref, à Kaboul, dans le nord à Kunduz et à Mazar-i-Sharif, dans le sud sur la base aérienne de Kandahar.
La situation des opérations et missions menées par la Défense en Afrique peut être synthétisée comme suit. Dans un cadre multilatéral, la Belgique contribue actuellement avec la frégate BNS Louise-Marie et son équipage d'environ 180 hommes à la mission maritime de l'Union européenne Atalante de lutte contre la piraterie dans le golfe d'Aden et dans le bassin somalien. Cette opération prendra fin le 20 janvier 2011. Pour appuyer cette mission, entre autres en entretenant une bonne connaissance de l'environnement opérationnel, quelques cadres de l'état-major sont déployés en permanence au sein du quartier général opérationnel de Northwood au Royaume-Uni et un au sein de l'état-major embarqué sur le navire amiral français De Grasse.
Pour augmenter l'effet de son action maritime dans la Corne de l'Afrique, l'Union européenne a décidé d'y adjoindre une mission de formation en Ouganda de cadres militaires gouvernementaux somaliens. Cinq militaires belges ont participé à cette mission dénommée EUTM (European Union Training Mission), d'avril à septembre 2010. Six autres militaires belges contribueront en principe pour quatre mois à partir de fin décembre 2010 à l'instruction d'une seconde levée de recrues somaliennes, toujours sur le sol ougandais.
Toujours dans le cadre de l'action extérieure de l'Union européenne, notre pays contribue par un détachement permanent de six personnes à l'état-major de la mission EUSEC (European Community Security Evaluation Agency) qui est impliquée dans la Security Sector Reform dans la République démocratique du Congo.
Un C-130 belge, son équipement et son détachement d'appui, environ 25 militaires, sont déployés depuis juillet 2009 à Kisangani en RDC pour appuyer la mission MONUSCO, la mission de l'Organisation des Nations unies pour la stabilisation en RDC. Cette capacité de transport aérien au profit des troupes de l'ONU est planifiée jusque fin 2010. Sept militaires belges font partie de la structure d'état-major du quartier général de la MONUSCO à Kinshasa.
Enfin, quatre militaires officient en tant qu'observateurs de l'ONU au sein de la mission UNIMIS (United Nations Mission in Sudan).
Ensuite, dans un cadre bilatéral, le programme de partenariat militaire (PPM). En RDC, la Belgique continuera à s'investir en fin 2010 et en 2011 dans la mise sur pied d'unités de réaction rapide congolaises. Le contenu exact des activités sera ajusté en fonction des évaluations mixtes périodiques prévues dans le processus.
Au Bénin, à la suite de l'achat par ce pays à la Défense belge de 4 hélicoptères A-109, un détachement de 4 militaires belges dispense actuellement une formation complémentaire d'aide-mécanicien à Cotonou et ce, jusque fin 2010. Pour 2011, un appui belge est envisagé pour appuyer les capacités de surveillance maritime et le parachutage de l'armée béninoise.
Un détachement de 5 militaires belges s'est déployé à Bujumbura au Burundi en octobre 2010 pour une mission de 3 mois. Cette mission fait partie d'une série de modules de formation de cadres de l'armée burundaise dans les domaines des opérations, de l'appui logistique, de l'appui administratif et de la gestion financière. Cette formation modulaire entamée en 2009 devrait être finalisée par un dernier module en 2011. Une formation en éducation physique pour les cadres de l'armée burundaise est aussi envisagée pour l'année 2011.
Pour ce qui concerne le Rwanda, toutes les activités PPM envisagées en 2011 sont planifiées en Belgique et n'entrent donc pas dans le cadre de cette question.
La proposition sud-africaine de coopération trilatérale pour former des unités de l'armée congolaise est à l'étude au sein de l'état-major de la Défense.
06.03 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse exhaustive qui par ailleurs nous rassure sur l'état de l'engagement de nos troupes sur le continent africain dont on connaît l'importance.
Si l'on suit les faisceaux médiatiques, on aurait tendance à croire que toutes nos forces se concentrent en Afghanistan et que nous serions en train de nous désengager du continent africain. Mais les chiffres sont clairs. Vous avez fait état d'engagements importants d'un point de vue opérationnel et quantitatif.
Il serait peut-être intéressant que lors de prochaines réunions de la commission, vous puissiez donner un exposé, comme en début de législature, de façon didactique et donner ainsi aux parlementaires les informations sur les différents mouvements.
06.04 Pieter De Crem, ministre: Je vais suivre votre proposition.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Christophe Bastin au ministre de la Défense sur "l'EUTM Somalie" (n° 843)
07 Vraag van de heer Christophe Bastin aan de minister van Landsverdediging over "de EUTM-missie in Somalië" (nr. 843)
07.01 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme vous venez de faire état de cette mission, je ne répéterai pas toute la présentation. Je me contenterai donc de quelques questions complémentaires à son sujet.
D'abord, une évaluation de cette mission a-t-elle été réalisée?
Des études ont montré qu'en Afghanistan, 30 % des soldats et policiers formés désertent.
Qu'en est-il des soldats somaliens formés par l'EUTM?
Quel screening est-il fait des soldats somaliens avant leur formation?
N'y a-t-il pas un risque de former les ennemis de demain, sachant la volatilité du contexte?
Quelle suite allez-vous donner à cette participation?
07.02
Pieter De Crem, ministre: (Intervention
hors micro)
Cependant, l'Union européenne n'est pas maître de la totalité du processus car elle travaille en collaboration avec l'Ouganda et l'African Union mission in Somalia (AMISOM). Les soldats et officiers formés, les SSF (Somalian Security Forces) doivent s'intégrer ou réintégrer l'armée somalienne du gouvernement fédéral transitoire (TFG). C'est AMISOM qui assume le rôle de coaching et de mentoring des nouvelles troupes somaliennes formées. L'opération EUTM est, en effet, une initiative de l'Union européenne qui a été mise sur pied pour soutenir l'Union africaine qui manque de moyens en Somalie.
Le recrutement se fait au sein de la population somalienne. Pour ce faire, l'Union européenne, l'Ouganda et le gouvernement fédéral transitoire se sont mis d'accord sur les critères de sélection. Cette sélection se fait selon six critères:
1. La diversité et l'équilibre entre les différents clans.
2. La condition médicale et physique.
3. L'âge minimal de 18 ans.
4. Le niveau d'éducation ou d'aptitude.
5. L'attitude et la présentation générale.
6. L'absence de condamnation pour violation des droits de l'homme.
La fiabilité future des recrues formées dépendra essentiellement de la capacité du TFG à assumer ses responsabilités liées à la supervision et à la gestion de la réintégration des SSF fraîchement formés, c'est-à-dire le paiement des salaires, les cantonnements, les armements, les équipements et les véhicules.
La Défense belge participera, début 2011, avec six militaires, à la formation d'un second contingent de soldats et d'officiers somaliens, ce toujours en Ouganda.
07.03 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse qui est encourageante puisque l'objectif est atteint. J'espère que la mission continuera dans ce sens.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Christophe Bastin au ministre de la Défense sur "l'A400M" (n° 844)
08 Vraag van de heer Christophe Bastin aan de minister van Landsverdediging over "de A400M" (nr. 844)
08.01 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le ministre, je souhaite revenir sur un sujet qui nous a déjà largement occupés lors de la précédente législature: l'avion de transport militaire A400M qui doit remplacer les C-130 Hercules et les C-160 Transall.
La construction de cet avion a pris un certain retard et connaît un surcoût important. Un accord sur le financement de ce surcoût est intervenu entre les pays clients de l'A400M (l'Allemagne, la France, l'Espagne, le Royaume-Uni, la Turquie, la Belgique et le Luxembourg) et le groupe EADS. Les contrats attribuant ces financements supplémentaires sont en cours de négociation.
La presse a mentionné des réductions dans les commandes de cet avion. La Grande-Bretagne a ramené sa commande de 25 à 22 avions, l'Allemagne achètera 53 avions au lieu de 60. Au total, 170 avions et non plus 180 seraient donc commandés.
Mes questions sont les suivantes: ces réductions de commandes ont-elles une influence sur le financement du surcoût de 5,2 milliards d'euros de ce programme? Cela aura-t-il des conséquences sur la contribution de la Belgique à ce programme?
08.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, monsieur Bastin, la réduction du nombre d’avions commandés par la Grande-Bretagne et l’Allemagne n’aura aucune influence sur le financement du surcoût du programme A400M. L’accord initial concernant ce financement tient compte d’éventuelles réductions de commandes. Il n’y a donc pas de conséquence sur la contribution de la Belgique du fait de cette réduction. Je rappelle que nous avons commandé au total 8 de ces avions. Pour être clair, 7,2 sous drapeau belge et 0,8 sous drapeau luxembourgeois, ce qui revient en réalité à 7 avions sous drapeau belge et 1 avion sous drapeau luxembourgeois.
La décision a été prise en 1999 et la livraison est prévue en 2019.
08.03 Christophe Bastin (cdH): Ce qui fait vingt ans! Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "l'outsourcing de la médecine de première ligne" (n° 847)
09 Vraag van de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de uitbesteding van eerstelijnsgeneeskunde" (nr. 847)
09.01 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, dans votre Plan de finalisation pour la transformation de l'armée, il est prévu que la Composante médicale subisse un profond mouvement de concentration, avec notamment à terme l'externalisation de la médecine de première ligne au sein de la Défense.
Depuis le 1er octobre 2010, cette externalisation des soins de première ligne a démarré et le personnel de la Défense doit à présent se diriger vers un réseau de médecins, de dentistes et de kinésithérapeutes civils agréés afin de recevoir des soins.
Comment s'organise actuellement cette externalisation? Comptez-vous garder un nombre limité de médecins dans les unités et quartiers militaires? Si oui, dans quels quartiers et jusque quand?
Quelles sont les dispositions prises pour veiller à ne pas compromettre la bonne continuité des soins pour le personnel et permettre que cette transition se fasse en douceur? Qui sera chargé de ce suivi? À quelles autorités les problèmes seront-ils communiqués?
Plus concrètement, comment se déroule le remboursement des soins de santé? Qu'en est-il de l'accessibilité aux soins médicaux? Les médecins agréés sont-ils suffisamment nombreux? Comment s'organisent les frais de transport?
En ce qui concerne les quatre écoles pour lesquelles le régime complet des soins de première ligne a été maintenu, comment s'organisera l'obtention de médicaments dans les pharmacies civiles?
En termes de transparence et de diffusion de l'information, des procédures claires et complètes à l'attention du personnel civil et militaire concernant les dispositions pratiques pour consulter un médecin civil agréé ont-elles été diffusées préalablement? La consultation de la liste des médecins agréés se fait-elle uniquement via le nouveau site internet?
En outre, les médecins agréés sont-ils suffisamment informés des procédures administratives médico-militaires? Comment se déroule cette information? Comment s'organise l'agrégation des médecins? Dans ce nouveau système, le paiement du ticket modérateur revient à la Défense et se fera directement entre la Défense et le médecin. Quel système a-t-il été mis en place afin de veiller à ce remboursement? De manière générale, comment sera gérée la charge de travail administrative pour organiser les remboursements des soins et des médicaments?
Enfin, pouvez-vous donner une estimation budgétaire des économies qui devraient être réalisées par la Défense grâce à cette externalisation? Cette mesure a-t-elle été analysée et discutée préalablement avec la ministre de la Santé publique? Quelle sera la charge budgétaire pour le SPF Santé publique suite à l'application de cette mesure?
09.02 Pieter De Crem, ministre: Cher collègue, pour les soins journaliers de première ligne, le personnel de la Défense peut dorénavant faire appel à des prestataires de soins agréés, les dentistes, les kinésithérapeutes, comme c'est déjà le cas pour la police fédérale.
Les onze centres médicaux régionaux et les quatre antennes médicales se focaliseront en matière de médecine de première ligne, principalement sur les domaines de santé et du bien-être, importants pour la Défense; Il s'agit ici principalement de la prévention et du traitement des affections de l'appareil locomoteur, de la médecine sportive, de la revalidation, des vaccinations et des soins de santé mentale.
La composante médicale n'offrira donc plus le spectre complet de la médecine de première ligne dans les quartiers de la Défense. Les quatre écoles qui jouissent normalement d'un régime d'internat font exception à cette règle. Il s'agit du campus Renaissance, de l'École royale de sous-officiers (Saffraanberg) de Saint-Trond, du Centre de formation de base de Bourg-Léopold et du Centre de formation de base et d'écolage d'Arlon et ce, exclusivement au profit des élèves.
Les médecins et dentistes militaires des antennes et centres médicaux régionaux seront chargés, en plus des soins spécialisés militaires de première ligne précités, de tâches cadrant dans la mise en condition du personnel ce, afin d'augmenter l'aptitude pour les engagements opérationnels. La composante médicale continuera à garantir une médecine curative de première ligne pendant les exercices et manœuvres sur le territoire national ou à l'étranger ainsi que pendant les opérations à l'étranger.
Dès octobre 2010, ce système de soins a progressivement été mis en place pour ne pas compromettre la continuité des soins, l'ancien et le nouveau système coexisteront jusqu'à la fin de cette année. Tous les problèmes en la matière peuvent être communiqués à l'état-major de la composante médicale, le bureau d'appui territorial ou via le site internet.
En pratique, un ayant-droit pourra s'adresser à un prestataire de soins agréé aussi bien près de son domicile que de son lieu de travail. Pour une consultation au cabinet d'un médecin ou d'un dentiste agréé externe, le patient devra d'abord payer au prestataire de soins la partie remboursée par la mutuelle. Le ticket modérateur sera, quant à lui, réglé entre la Défense et le médecin ou le dentiste ce, via un système de remboursement trimestriel opéré par la section tarification médicale de la Direction générale Budget et finances.
Pour la transition, le chef de la Défense a édité deux notes. La Défense s'active actuellement à transcrire ces modalités générales dans les directives détaillées. Le DGHR ainsi que la composante médicale organisent des briefings d'information pour tous les chefs de corps, adjudants de corps et caporaux de corps. Toutes les informations pratiques telles que les coordonnées des prestataires de soins agréés et les procédures à suivre sont disponibles sur le site www.mil.be/infopat.
Un article a également été publié le 20 octobre dans une édition spéciale de transformation du journal d'information Intern Debriefing.
Les prestataires agréés ont, quant à eux, été informés par courrier et peuvent adresser leurs éventuelles questions par mail ou via une boîte postale spécifique.
Ces modifications à l'appui médical n'engendreront par rapport au service actuel aucun surcoût. Il s'agit donc d'une opération budgétairement neutre.
09.03 Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. Vous avez peu répondu à mes questions.
Je voulais vous demander si vous aviez déjà connaissance de problèmes concernant le remboursement des soins de santé, qui vous auraient été communiqués par la base.
09.04 Pieter De Crem, ministre: Si je ne me trompe, une question sur la même problématique a été posée voilà deux ou trois semaines. Je crois que c'est notre collègue Jadin qui a posé cette question en commission.
Aujourd'hui, tout comme à ce moment-là, selon mes informations, il ne se pose aucun problème concernant les remboursements de soins de santé.
09.05 Anthony Dufrane (PS): Tant mieux.
Je voulais aussi savoir si les procédures d'élaboration sont toujours en cours; c'est ce que j'ai compris. Tout est-il déjà arrêté au niveau du cadre?
09.06 Pieter De Crem, ministre: Non. Deux lettres sont mises en exécution, mais dont l'exécution n'est pas encore achevée. Nous sommes au stade de la finalisation.
09.07 Anthony Dufrane (PS): Une de mes questions concernait la collaboration et les discussions budgétaires avec le cabinet de la ministre de la Santé. Des réunions conjointes ont-elles été organisées à ce sujet?
09.08 Pieter De Crem, ministre: Des réunions conjointes ont lieu en effet avec des représentants du cabinet des Affaires sociales, de nos services militaires, de l'INAMI, mais je dois vous dire que je ne suis pas au courant de leur ordre du jour.
Je vous dirai que la seule tâche qui leur a été confiée est de mener à bien, durant cette phase de transition jusqu'à l'aboutissement à la nouvelle situation, la résolution des problèmes potentiels. C'était donc une approche opérationnelle.
09.09 Anthony Dufrane (PS): D'accord pour cet aspect de résolution des problèmes, mais avez-vous eu des discussions sur l'aspect budgétaire? Outre la note de politique générale, il serait bon de vous concerter avec la ministre de la Santé publique.
09.10 Pieter De Crem, ministre: Je me concerterai et, pour donner suite à votre question, je vous tiendrai au courant par voie écrite.
09.11 Anthony Dufrane (PS): Je vous en remercie.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de fitheid van onze militairen" (nr. 854)
10 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "la condition physique de nos militaires" (n° 854)
10.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, enkele maanden geleden, naar aanleiding van 21 juli, was ik in de actualiteit. Als Vlaams-nationalist heb ik dus op 21 juli een opiniestuk over het Belgische leger geschreven. Het ging over de gewichtstoename bij de gemiddelde soldaat in de afgelopen jaren.
Ik heb nooit in mijn, weliswaar jonge, carrière zoveel reacties gekregen als op dat stuk. Ik denk dat ik wel 60 reacties heb gekregen. Ze waren mooi fiftyfifty verdeeld. 50 % mailde, telefoneerde of schreef: “Ik ben dik, so what? Waar moei jij je mee, snotneus?” 50 % antwoordde dat ik groot gelijk had en dat er eindelijk eens iemand was die dat durfde zeggen. Iemand schreef dat hij daar al jaren probeerde voor te vechten, dat hij zich schaamde om soldaat te zijn, dat hij probeerde fit te zijn en dat hij dat ook was. Hij steekt daar energie in, maar is beschaamd als hij zijn collega’s ziet. Enkele mensen antwoordden dat, als ik iets over de soldaten zeg, ik dat dan ook over de politieagenten moet doen.
Ik neem u ook op uw persoonlijke fierheid. Ik kan nog begrijpen dat men onder Flahaut zei dat sport in het leven niet belangrijk is, maar van u kan ik dat niet begrijpen. Ik weet dat u als minister het voorbeeld geeft. Ik weet ook dat de CHOD zich dat ook persoonlijk aantrekt. Hij vindt ook dat dit iets is waaraan wij dringend iets moeten doen. Ik was dan ook verheugd om in heel de hetze – het was wel enkele dagen in de actualiteit – de woordvoerster van Defensie te horen zeggen dat er in het najaar een actieplan zou komen om de fitheid van de Belgische militairen op te krikken.
We zitten ondertussen volop in het najaar en ik heb mijn oor eens te luisteren gelegd bij een aantal mensen die mij toen gecontacteerd hebben om te zeggen dat zij daarmee bezig waren. Ik zal niet zeggen dat er niets is, maar er is nog altijd niets definitief beslist. U kunt zeggen dat wij in lopende zaken zijn. Voor mij heeft dat er niets mee te maken. U kunt perfect in lopende zaken een beslissing nemen voor uw eigen militairen. U kunt hun een sportplan opleggen. Het enige wat moeilijk zal zijn, is met de vakbonden een akkoord vinden over eventuele statutaire maatregelen die genomen moeten worden en die volgens mij absoluut noodzakelijk zijn om een stok achter de deur te hebben, bijvoorbeeld een bevriezing van hun huidige situatie, als zij niet slagen voor hun MTLG-testen.
Ik wil ook zeggen dat ik afstap van mijn punt over de BMI. Kijk naar mijzelf. Ik heb ook een BMI die licht overgewicht aangeeft, maar ik kan u zeggen dat ik voor de MTLG-test met brio slaag. Het gaat mij dus over het slagen in de MTLG-test, niet over de BMI. Dat was ook een terechte reactie, die ik vaak van militairen kreeg. Men zei dat men elke dag in de fitnesszaal zat en licht overgewicht had, maar dat men met mij wel eens 2 400 meter wou gaan lopen en de Coopertest afleggen.
Ik weet dat u cijfers hebt. Ik weet dat u zeer gedetailleerde cijfers hebt opgevraagd. Ik zou die graag krijgen. Daarom heb ik mijn vijfde vraag aangepast. Ik heb deze vraag meer dan twee maanden geleden schriftelijk ingediend. Ik heb dan beslist om er een mondelinge vraag van te maken, omdat het schriftelijke antwoord op zich liet wachten.
Welke maatregelen hebt u genomen sinds 2008? Welke klemtonen zult u leggen in uw actieplan, zoals aangekondigd door uw woordvoerster? Die moet volgens mij ook perfect fit zijn, want zij is ook militair. Tonen deze maatregelen een verbetering aan? Daalt de gemiddelde BMI van onze militairen? Is het slaagpercentage voor de MTLG-testen omhoog gegaan? Welke maatregelen overweegt u te nemen om de fitheid van onze militairen te garanderen in de toekomst? Overweegt u echte consequenties te verbinden aan het ondermaats presteren op de MTLG-testen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Kom alstublieft niet af met het verhaal dat ze niet op buitenlandse operatie mogen als ze niet slagen voor de MTLG-testen. Misschien staat dat zo op papier, maar in de praktijk is dat absoluut niet waar, dat wordt absoluut niet gehanteerd als maatstaf. Kom ook niet af met de para’s die dat wel moeten doen, want die krijgen 250 euro netto per maand daarvoor bij. Dan zou men ook wel eens een paar keren per week gaan lopen, als men zoveel geld netto per maand bijkrijgt om te slagen voor de paratesten.
Ten slotte nog de belangrijke vraag hoeveel militairen deelnamen aan de MTLG-testen? Hoeveel kwamen niet opdagen? Een zeer groot aantal heb ik me laten vertellen dat niet eens komt en niemand kijkt er naar om. Dat geeft de malaise in het leger aan op het vlak van sport. Hoeveel vijftigplussers werden vrijgesteld? Hoeveel militairen werden om medische redenen vrijgesteld? Dat is ook niet min. Hoeveel slaagden in hun MTLG-testen? Steeds minder. Hoeveel slaagden niet? Kunt u een evolutie geven van de laatste vijf jaar? Als u de cijfers al kunt bezorgen – indien niet, wil ik ze volgende week of over een paar maanden als u dan nog in functie bent – dan graag per geslacht, per leeftijd, per eenheid, per kazerne en per compagnie. Welke algemene gegevens kunnen hieruit getrokken worden?
10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb in mijn politieke oriëntatienota, die voor 99 % is gerealiseerd, de oprichting van een werkgroep aangekondigd. Die werkgroep is opgericht om het sportbeleid binnen Defensie door te lichten omdat er zich absoluut een aantal verbeteringsvoorstellen aandienden.
Parallel heb ik een wetenschappelijke studie over de evolutie van de fysieke conditie bij de militairen opgestart, in samenspraak met de Université Libre de Bruxelles. Die zal zijn beëindigd tegen eind juni 2011.
De klemtonen van mijn actieplan zijn de volgende. Er moet een coherent functioneel sportbeleid zijn, er moet individuele opvolging zijn op fysiek vlak van rekrutering tot pensionering en er moet een aangepaste fysieke operationele training door gekwalificeerde onderrichters worden aangeboden.
Defensie gaat dus ook de strijd aan tegen het overgewicht via preventieve en curatieve maatregelen. Ik zal niet de argumenten en beschouwingen herhalen die ik in mijn vorig antwoord heb gegeven.
Op curatief vlak werd in het Militair Hospitaal Koningin Astrid het programma MeNuFit opgesteld. Dit programma bestaat uit een multidisciplinaire begeleiding waarbij endocrinologen, diëtisten, fysiotherapeuten en kinesisten worden ingeschakeld.
Op preventief vlak wordt een sensibiliseringscampagne gestart waarbij zowel het personeel als de koks worden benaderd. Bovendien zal een digitale diëtist militairen individueel begeleiden via een website.
Het implementeren van deze nieuwe accenten in het sport- en gezondheidsbeleid is lopende. Men beschikt nog niet over meetbare gegevens om de resultaten en de preventieve acties in het domein van de gezondheid te kunnen meten.
Om de gemiddelde BMI van een totale populatie te bepalen, is een wetenschappelijke studie nodig. Die studie wordt om de vijf jaar verricht. Nieuwe functionele testen, gesteund op voornoemde wetenschappelijke studie, zullen vanaf 2012 worden ingevoerd. Ze zullen door een specifiek trainingsprogramma worden ondersteund.
Samen met het vernieuwde sportbeleid is er een studie bezig betreffende de evaluatie van de genomen preventieve maatregelen om alle militairen aan te sporen een voldoende operationele fysieke conditie te behouden. De resultaten van deze studie worden verwacht tegen eind 2012.
Eenmaal de hierboven gemaakte studie zal zijn goedgekeurd, zullen de overgangsmaatregelen worden bepaald en zullen bovendien adequate middelen in plaats worden gesteld teneinde de aan de militair opgelegde doelen te bereiken.
Zodra de analyses van de cijfers waarom u hebt verzocht in uw vijfde vraag mij bereiken, zal ik niet nalaten onmiddellijk mijn diensten te vragen u deze te bezorgen. U zult begrijpen dat ik dit in het bestek van deze vraag niet kan doen en het mij ook materieel niet mogelijk is om nu reeds op al uw vragen een antwoord te geven.
Een slotbemerking. Dit is een zaak die men vanaf de rekrutering in de gaten moet houden. De fysieke conditie van heel veel rekruten die ook via de gewone werving binnenkomen, is heel vaak zorgwekkend.
10.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik weet dat u daarmee begaan bent en dat u zich wil engageren. De vraag is natuurlijk hoe we dat gaan aanpakken. Voor een aantal van die soldaten is het volgens mij gewoon te laat, laat die gewoon uitvloeien. Nu is het zo dat vijftigplussers vrijgesteld zijn. Ik stel mij daar vragen bij als men weet dat meer dan 5 % van alle mensen bij buitenlandse operaties vijftigplussers zijn. Men kan dan stellen dat vijftigplussers eigenlijk ook fit moeten zijn en toch moeten slagen voor hun MTLG-testen. Ik heb het niet over een beetje overgewicht, ze moeten slagen voor hun MTLG-testen en fysiek paraat zijn. Maar kom, laten we zeggen dat het voor heel veel functies in Neder-Over-Heembeek en bij de logistiek bij wijze van spreken foutu is.
Wat al de rest betreft, zal er toch eindelijk eens werk van moeten worden gemaakt, met sancties. Dat is immers wat er mis is, er is geen stok achter de deur. Ik heb cijfers gezien dat 12 % niet eens komt opdagen voor de MTLG-testen. 13 % is vrijgesteld als vijftigplusser. 16 % slaagt niet voor de MTLG-testen. Slechts 51 % van onze ruim 38 500 soldaten slaagt elk jaar voor de MTLG-testen. 8 % is medisch vrijgesteld.
De voorzitter: (…)
10.04 Theo Francken (N-VA): Ik wil alleen zeggen dat dit echt dringend moet ingevoerd worden. Ook in lopende zaken kan er perfect een stok achter de deur gecreëerd worden om die soldaten – en vooral de commandanten en diegenen die verantwoordelijk zijn voor de eenheden – aan te sporen om minstens twee keer per week te gaan sporten met hun mensen.
Het incident is gesloten.
11 Question de Mme Valérie De Bue au ministre de la Défense sur "la restructuration de l'OTAN" (n° 868)
11 Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de minister van Landsverdediging over "de herstructurering van de NAVO" (nr. 868)
11.01 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question porte ce jour sur la possible restructuration de l'OTAN.
Le 28 octobre dernier, s'est tenue une réunion du CNAD. Je ne sais pas si la Belgique était représentée et si vous y étiez présent.
Toujours est-il que j'ai eu écho de rumeurs sur une possible délocalisation du SHAPE qui pourrait donc quitter le site de Nimy-Maisières pour se rendre vers Rheindahlen en Allemagne.
De telles rumeurs ne sont pas nouvelles. Il y en a déjà eu par le passé. Mais, cette fois, des études seraient en cours en vue de démontrer la possibilité d'une meilleure infrastructure à Rheindahlen puisque le site est pourvu d'une infrastructure militaire et d'un aéroport.
Avez-vous eu écho de ces rumeurs? Pouvez-vous nous donner plus d'informations sur cette possibilité?
Je vous rappelle que l'investissement de l'OTAN dans la région montoise représente près de 450 millions par an.
11.02 Pieter De Crem, ministre: Chère collègue, la Conference of National Armaments Directors (CNAD) est une réunion bi-annuelle des directeurs pour l'armement de chaque pays membre de l'OTAN. Je n'ai donc pas participé à cette réunion, qui s'est tenue le 28 octobre dernier.
Je ne peux vous en dire davantage. D'ailleurs, le sujet de la réforme, la structure de commandement de l'OTAN, n'est pas traité au niveau des directeurs pour l'armement. Compte tenu de la situation budgétaire à laquelle l'OTAN est confrontée actuellement, il est évident que des économies doivent être réalisées également au niveau de la structure du commandement de l'OTAN.
À la réunion des ministres de la Défense de l'OTAN, le 14 octobre dernier, un nouveau modèle générique comportant six commandements a été approuvé. Parmi ces commandements se trouve un commandement qui exécutera le commandement stratégique pour les opérations.
Dans la structure actuelle, le quartier général qui héberge ce commandement se trouve à Mons (Casteau). Le nouveau modèle approuvé est générique. Cela signifie qu'aucune décision n'est intervenue sur la localisation de ces six commandements. La décision sera prise à l'occasion de la réunion des ministres de la Défense de l'OTAN, qui se réunira début juin de l'année prochaine sur la base d'une comparaison détaillée des localisations capables d'héberger ce commandement. Bref, actuellement, rien n'a été décidé.
11.03 Valérie De Bue (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. J'avais également eu l'écho d'une décision possible en juin 2011. Néanmoins, je m'inquiète que l'on étudie une éventuelle délocalisation hors de la région de Nimy-Maisières, région en difficulté économique. Par conséquent, j'imagine que l'impact sera mal perçu dans la région. Comptez-vous mettre tout en œuvre pour maintenir le SHAPE en Belgique? Quels sont les arguments que vous pourriez défendre?
11.04 Pieter De Crem, ministre: Madame De Bue, je mettrai tout en œuvre pour garder le SHAPE en Belgique. Je dois vous avouer que le rôle joué par notre pays depuis trois ans et le fait d'être redevenu un partenaire de taille moyenne certes, mais fiable, aident et renforcent encore nos arguments.
11.05 Valérie De Bue (MR): J'espère que l'on pourra compter sur vous, monsieur le ministre!
11.06 Pieter De Crem, ministre: Certainement!
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Siegfried Bracke aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische prestaties in de pan-Europese cyber defense oefening" (nr. 874)
12 Question de M. Siegfried Bracke au ministre de la Défense sur "les prestations de la Belgique dans le cadre l'exercice paneuropéen de défense contre les cyberattaques" (n° 874)
12.01 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wilde u een paar vragen stellen in verband met onze cyberparaatheid. Onlangs werd er een pan-Europese oefening gehouden in dat verband. Cyberwar is iets waarover men alsmaar meer te horen en te lezen krijgt. Met name in Estland heeft dit tot een totale chaos geleid, waarbij, als ik mij goed herinner, een beeld van Lenin ooit naar beneden is gehaald en een aantal Russische hackers heeft zich dan verzameld om die gruweldaad te wreken en heeft toen een cyberaanval geplaatst op de media en vooral ook de banken, die daarvan zwaar te lijden hebben gehad. Banken lagen plat en ook een aantal krantensites functioneerde niet meer.
Ik meen te weten dat u zelf hebt bevestigd dat ons land ook reeds het “slachtoffer” is geweest van een cyberaanval en dat er bij ons ook een aantal deskundigen in dienst zijn genomen om daartegen iets te doen.
Die oefening is achter de rug, wat is er bij die oefening gesimuleerd? Ging dat alleen om aanvallen waarbij servers werden platgelegd of kwam er ook cyberspionage aan te pas of zelfs cybersabotage van een aantal kerninfrastructuren?
Welke Belgische instanties werden bij die oefening betrokken? Hoe kwamen wij uit deze proef? Dat is immers de kernvraag, hoe staat onze cyberafweer ervoor?
Hoe verliep de samenwerking met andere lidstaten? Kan met name worden voorkomen dat een of meerdere lidstaten geïsoleerd wordt, zoals dat bijvoorbeeld in Estland het geval was?
12.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Bracke, het is interessant om in de commissie voor de Defensie even bij cyberdefense stil te staan. Cyberdefense is een voortdurende zorg.
De dreiging die tijdens de eerste pan-Europese cyber attack oefening werd gesimuleerd, was een aanval op de communicatielijnen tussen verschillende landen in Europa. Het doel van de oefening was het uittesten van de coördinatie tussen verschillende lidstaten.
De Belgische instanties die betrokken waren bij die oefening, waren het computer emergency respons team; het cert.be; het Fedict, dat u kent; de federale computer crime unit.
Aangezien het om een simulatie- en coördinatieoefening ging, hebben het Belgisch Instituut voor de Postdiensten en de Telecommunicatie, het BIPT, en het CERT van Defensie deelgenomen als waarnemers.
Defensie heeft ten eerste niet de opdracht en ten tweede niet de middelen om alle overheidssystemen, de nationale kritische infrastructuur of de Belgische bedrijven te beschermen tegen zulke cyberaanvallen. De Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (ADIV) levert permanent steun aan de andere overheidsdiensten en heeft zijn rol in de oefening in die zin waargenomen.
De federale overheidsdienst voor Informatie- en Communicatietechnologie Fedict heeft de Belgische deelname geleid. Fedict lijkt mij dan ook iets beter geplaatst om informatie te geven inzake de resultaten van die oefening. Fedict brengt op dit moment de nationale kritische infrastructuur en de specifieke dreigingen in kaart. Dat zegt ook wat over de ernst van de dreiging.
Defensie is nog niet geïnformeerd. Ik heb navraag laten doen wanneer de volgende pan-Europese cyber attack oefening zal plaatsvinden. Wel klopt het dat de militaire inlichtingendienst in de komende weken deelneemt aan de international cyber defense workshop, georganiseerd door de Verenigde Staten, en aan de NATO cyber defense exercise van 2010.
Het gaat over veeleer technische oefeningen, waarbij cyber defense-experts worden getraind en waarbij experts worden getraind in het afwenden van een indringing in of een verstoring van computersystemen en netwerken.
Er is ter zake een heel interessant rapport, dat ik u zal laten bezorgen. Het rapport beschrijft de totstandkoming van de cyber attack op Estland en de geleerde lessen of de lessons learned die uit de cyber attack worden getrokken. Ik zal u het rapport laten bezorgen. Er staan een aantal heel interessante zaken in voornoemd rapport.
Een zaak kunnen wij uit het rapport leren, met name dat een cyber attack over het algemeen heel goed wordt voorbereid. Een dergelijke aanval mikt ook altijd op kritische communicatiekruispunten als eerste doelwit met het oog op het destabiliseren van essentiële functies, niet zozeer van de particulieren maar veeleer van de overheid.
12.03 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik blijf op mijn hoede over de oefening in kwestie.
U antwoordt dat bij de oefening vooral een aanval op de communicatie tussen de landen is gesimuleerd. De vraag is hoe de communicatie uit de oefening is gekomen. Met andere woorden, hoe staan wij er in wezen voor?
Ten tweede, ik dank de minister nu al voor het rapport over Estland dat hij mij zal bezorgen. Mijnheer de voorzitter, het lijkt mij een document dat aan alle leden van de commissie kan worden bezorgd. In de toekomst zullen wij immers nog uitgebreid over de problematiek praten. Het zal van moetens zijn. Echter, mijnheer de minister, een idee van hoe wij ervoor staan, heb ik van u niet gehoord.
12.04 Minister Pieter De Crem: Ik zal voorstellen het punt op een van de komende vergaderingen opnieuw te behandelen.
Ik weet niet wie namens uw partij in de opvolgingscommissie, het Comité P en het Comité I, zetelt. Het Comité I is een Senaatscommissie. Het Comité P is een Kamercommissie. Het is de voorzitter van de Senaat zelf die in het Comité I zetelt. Hij kan u reeds een aantal interessante documenten bezorgen.
Ik zal echter zelf het punt op de agenda houden.
De voorzitter: Collega’s, ook voor dit rapport geldt natuurlijk dat dit via de secretaris passeert die dit dan aan alle leden bezorgt omdat wij anders zouden discrimineren en dat is in dit land absoluut verboden.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.45 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.45 heures.