|
Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de
la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
|
du Mardi 9 novembre 2010 Matin ______ |
van Dinsdag 9 november 2010 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.05 uur en voorgezeten door de heer Ben Weyts.
La séance est ouverte à 10.05 heures et présidée par M. Ben Weyts.
De voorzitter: Gelieve mij te excuseren voor het laattijdige bericht dat de vergadering van 14 u 15 vervangen wordt door deze vergadering. Dat heeft echter te maken met het overlijden van de heer Duquesne. De herdenkingsplechtigheid gaat door om 14 u 00. Vandaar dat we dit echt moesten verplaatsen en ik wou niet alles verdagen tot volgende week.
Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik wil even opmerken dat door de begrafenis van Antoine Duquesne ook de Ministerraad van deze namiddag naar morgenochtend is verplaatst, om 9 u 00. Wij hebben normaal gezien morgen de briefing over de JPZ-raad. Ik bekijken even hoelang de Ministerraad zou duren. Ik zou liefst hebben dat die briefing kan blijven doorgaan. Dat haalt natuurlijk de agenda’s wat overhoop. Ik vermoed dat er morgenochtend veel commissies in het Parlement zullen zijn waar ook andere collega’s aanwezig moeten zijn. Misschien is de Ministerraad wel na een uur afgelopen.
De voorzitter: Wat dat betreft, ik meen dat de premier om 10 u 45 morgenochtend wordt verwacht. Wij hebben nog geen bericht gekregen van zijn kabinet. Wij hebben wel bericht gekregen van het kabinet van de staatssecretaris dat er voor hem morgenochtend een probleem zou zijn. Het kabinet van de premier heeft echter nog niets laten weten. Dat geeft misschien enigszins een tijdaanduiding. U wordt hier morgenochtend om 10 u 00 verwacht.
Minister Annemie Turtelboom: Inderdaad. Ik zal even bekijken of er morgenochtend moeilijke punten aan de agenda staan. Mijn excuses, het gooit ook mijn agenda helemaal om.
De voorzitter: Het lijkt mij niet hoogdringend. Misschien kunnen we het naar volgende week verschuiven.
Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, als u liever vandaag beslist dat de agenda van morgen meteen naar volgende week verschuift, dan kom ik volgende week een halve dag langer. Voor mij is dat geen enkel probleem.
De voorzitter: Ik probeer het volgende week te plaatsen voor de vragen.
Minister Annemie Turtelboom: Dat is geen probleem voor mij.
De voorzitter: Anders komen we in de problemen omdat we ook de staatssecretaris nodig hebben.
Minister Annemie Turtelboom: Die komt ook morgenochtend. Als hij al gezegd heeft dat er een probleem is…
De voorzitter: Hij heeft al laten weten dat hij niet kan komen.
Minister Annemie Turtelboom: Dat zal waarschijnlijk ook omwille van de Ministerraad zijn.
De voorzitter: Ik stel voor dat wij de premier behouden. Hij moest pas om 11 u 30 komen. We verdagen de twee geagendeerde punten met betrekking tot de bespreking van de Europese agenda naar volgende week.
Minister Annemie Turtelboom: Perfect, dank u.
01 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de begrotingsrichtlijnen voor de politiezones" (nr. 445)
01 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "les directives budgétaires pour les zones de police" (n° 445)
01.01 Leen Dierick (CD&V): Ik had een vraag over de begrotingsrichtlijnen voor de politiezones. Intussen is daarover bijkomende informatie verspreid dus ik pas mijn vraag in die zin aan.
Alle lokale overheden zijn momenteel volop bezig met het opmaken van hun budget. Het is dan ook essentieel dat ze goede begrotingsinstructies krijgen. De VVSG meldt dat er dit jaar geen instructies meer komen.
Klopt dat? Indien ja, hoe moeten de gemeenten daar dan mee omgaan? Moeten zij zich baseren op de richtlijnen van vorig jaar?
De bedragen van de dotaties zijn ondertussen wel bekend. Het is enkel nog wachten op een koninklijk besluit. Heeft u een datum waarop dit koninklijk besluit er effectief komt?
Ook de bedragen van het Verkeersveiligheidsfonds zijn bekend. Weet u wanneer de gemeenten de doorstorting krijgen?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: De belangrijkste gegevens betreffen ongetwijfeld de cijfers van de federale basisdotatie, de bijkomende federale dotatie en de sociale dotatie. De zones hebben deze gegevens inderdaad nodig voor hun begrotingsopmaak. Daarom heb ik de cijfers voor 2011 op 15 oktober 2010 laten publiceren op de website van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie www.besafe.ibz.be en via de link www.info-zone.be
Op die website kan elke zone de federale basisdotatie, de bijkomende federale dotatie en de sociale dotatie bekijken. Op diezelfde dag werden alle zones en alle bijzondere rekenplichtigen hierover via email geïnformeerd.
Ook het voorblad van de begroting en de inputmodule zijn beschikbaar voor de zones. Via de twee hoger vermelde websites kunnen zij de modellen downloaden.
Ook de verdeling onder de zones van het Verkeersveiligheidsfonds werd al ter kennis gebracht. Nadat de Ministerraad ze op 8 oktober 2010 goedkeurde, worden de besluiten hierover nu gefinaliseerd. Ik heb de koninklijke besluiten al getekend. Het is een gedeeld koninklijk besluit en het ligt al een paar dagen op het kabinet van staatssecretaris voor Mobiliteit Schouppe. Wij hebben al contact opgenomen om ervoor te zorgen dat het zo snel mogelijk weg kan. Dan gaat het naar Financiën die dan pas met de uitbetaling kan starten.
De omzendbrief met de boekhoudtechnische details volgt nog. De nodige ontwerpen van het koninklijk besluit met betrekking tot de dotaties zijn in de maak. Na de voorgeschreven advies-inwinning worden zij gefinaliseerd.
01.03 Leen Dierick (CD&V): Ik kan er enkel maar op aandringen dat het zo snel mogelijk in orde komt want iedereen wacht erop.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- M. Éric Jadot à la ministre de l'Intérieur sur "le paiement des arriérés de primes de congés payés dues depuis 2003 aux agents de police" (n° 514)
- M. Koenraad Degroote à la ministre de l'Intérieur sur "la prime Copernic" (n° 543)
- de heer Éric Jadot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de betaling van de achterstallige premies tot verhoging van het vakantiegeld voor de periode vanaf 2003 aan de politieagenten" (nr. 514)
- de heer Koenraad Degroote aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de Copernicuspremie" (nr. 543)
De voorzitter: De heer Jadot heeft gevraagd zijn vraag nr. 514 om te zetten in een schriftelijke vraag.
02.01 Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de Copernicuspremie blijft de gemoederen beroeren, jammer genoeg. Deze premie is weer een hot item geworden, gelet op de aandacht die er gisteren was voor de andere vergoedingen bij de politie. Kortom, er wordt heel wat over gezegd en geschreven.
Wij hebben een brief gekregen van het gemeenschappelijk vakbondsfront over de Copernicuspremie. Die hebt u waarschijnlijk ook gezien. Mijn vragen zijn de volgende.
Ten eerste, zijn de vakbonden reeds overgegaan tot de betekening van het vonnis? Of hebben zij – zoals ik zijdelings verneem – geprobeerd alsnog bepaalde onderhandelingen aan te knopen? Mocht de betekening al gebeurd zijn of nog volgen, wat zal dan de houding zijn van de regering in lopende zaken? Zal zij wel of niet beroep aantekenen?
Ten tweede, kunnen er gezien de huidige stand van zaken – mochten er zich wijzigingen voordoen, is het natuurlijk iets anders – reeds cijfers vrijgegeven worden over hoeveel het de politiezones op basis van de huidige informatie zou kosten? Ik druk ter zake natuurlijk voorbehoud uit, maar zijn die cijfers reeds beschikbaar?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, er wordt gevraagd naar het standpunt van de regering inzake het eventueel hoger beroep aantekenen door de overheid. Als het vonnis zou worden betekend – wat op dit ogenblik niet zo is, tenzij het recent zou zijn gebeurd – moet ik dat natuurlijk doen. Ik heb dat ook uitgelegd tijdens het overleg dat ik met de vakbonden heb gehad. Als minister in lopende zaken kan ik immers niet zomaar beslissen een “cadeau” van 400 miljoen door te geven aan de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken.
Kortom, op het ogenblik dat het vonnis betekend wordt, zal ik hoger beroep aantekenen, omdat dit tot mijn juridische rechtsmiddelen behoort en ik alle rechtsmiddelen moet uitputten. Ik heb de vakbonden laten weten dat het beste is dat het vonnis wordt betekend als de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken er is, die op dat ogenblik de volle bevoegdheid heeft en die samen met de regering kan beslissen of er wordt overgegaan tot uitbetaling, tot het aantekenen van hoger beroep of tot het voeren van onderhandelingen. Op dat ogenblik zijn alle mogelijkheden voorhanden.
Mocht de tegenpartij het vonnis nu reeds officieel betekenen dan verandert de zaak. In dat geval begint de beroepstermijn van dertig dagen te lopen en kan ik niet anders dan hoger beroep aantekenen, als bewarende maatregel.
De beroepstermijn zomaar laten verlopen is geen optie, want dan zou de volgend regering voor voldongen feiten worden geplaatst, wat om redenen van behoorlijk bestuur moet worden vermeden, zeker wanneer men weet dat het om 400 miljoen euro gaat. Het budget van de federale politie bedraagt 1,7 miljard, dus het gaat hier om meer dan een vierde van het jaarbudget dat daaraan wordt besteed.
De berekeningen zijn ver rond. Ik gaf reeds aan dat in een maximalistische hypothese de kost voor de lokale politie aan vakantiegeld 263 miljoen euro zou kunnen bedragen. Uiteraard werkt men nu aan verfijningen voor elke politiezone. Het uiteindelijke resultaat hangt natuurlijk af van de minnelijke onderhandelingen of van de gerechtelijke procedures.
De personenopgesplitste berekeningen kunnen door de korpsen en de Vereniging van Steden en Gemeenten bij het secretariaat van de SSGPI worden bekomen, maar, nogmaals, deze zijn altijd onder voorbehoud van een finale afloop. Ik kan u wel zeggen dat er al heel veel overleg is geweest, zowel met de vakbonden, de VVSG als met de lokale korpsen om te bekijken hoe wij ons in dit overleg kunnen opstellen.
02.03 Koenraad Degroote (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor de informatie. U zou natuurlijk ook ervoor kunnen opteren om de betekening niet af te wachten, maar ik neem aan dat dit geen optie is omdat u hoe dan ook eerst een betekening wil. Ik distilleer immers uit uw antwoord dat bepaalde minnelijke besprekingen toch niet onmogelijk zijn.
02.04 Minister Annemie Turtelboom: Dat is de moeilijkheid voor een minister in lopende zaken die natuurlijk geen volheid van bevoegdheden heeft. In de regering kan niet worden beslist om voluit te gaan voor minnelijke onderhandelingen, een beroep of onmiddellijk alles te betalen. Zeker omdat het over zo’n grote som geld gaat, behoort dit tot de voorzichtigheid van de minister van Binnenlandse Zaken. Stel dat ik onderhandelingen zou starten dan binden deze op geen enkele manier een nieuwe minister van Binnenlandse Zaken die ze moet uitvoeren en daarvoor de budgetten moet vinden. Voorzichtigheid is daar dan ook geboden. Ik denk dat het ook belangrijk is dat het om ontzettend veel geld gaat en dit in een periode dat de budgettaire marges voor elk departement beperkt zijn. Als er een uitspraak komt van een rechtbank die ook in hoger beroep wordt bevestigd dan is het voor ons als politici uiteraard evident om dit uit te voeren.
02.05 Koenraad Degroote (N-VA): Ik hoop dat de zones een beetje gespaard blijven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de middelen voor de brandweer" (nr. 627)
03 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "les moyens alloués aux services d'incendie" (n° 627)
03.01 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, er is beslist dat 32 miljoen euro naar de brandweerkorpsen zou gaan. Daarvan zou ruim 16 miljoen euro naar de opleiding gaan en zo’n 5,7 miljoen euro naar extra rekrutering en logistiek.
Ik had graag van u vernomen hoeveel zones momenteel al een overeenkomst hebben afgesloten. Is het ook mogelijk de verhouding te geven tussen hoeveel van die middelen naar personeel gaan, en hoeveel naar investeringen?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: In uitvoering van de Ministerraad van 20 juli en 3 september 2010 zijn er de afgelopen weken enorme inspanningen geleverd voor het opstarten van de operationele prezones. Dat betekent dat 250 brandweerkorpsen gereorganiseerd worden in 32 zones die de voorlopers vormen van de hulpverleningszones.
Er werd op relatief korte termijn samen met de operationele prezones, de burgemeesters en de korpschefs een belangrijke stap vooruit gezet naar een kwaliteitsvolle dienstverlening en een hervorming van de civiele bescherming. Dat heeft geresulteerd in 31 ontvankelijke conventies waarin gewerkt wordt aan een nauwere samenwerking binnen de toekomstige zones. Op maandag 25 oktober waren al 14 van die conventies ondertekend. De andere conventies volgen in de komende weken, maar worden momenteel louter administratief bekeken.
Omdat nog niet alle conventies volledig afgerond werden, kan ik nog geen verdeling geven van de middelen tussen personeelsinvesteringen en werkingskosten. Ik kan al wel zeggen dat er in de 14 reeds ondertekende overeenkomsten nog geen middelen voorzien zijn voor het aanwerven van personeel. Er zijn wel al grote inspanningen voorzien op vlak van materiaal, opleiding en preventie.
Slechts één zone van de 32 had te veel conventies ingediend, namelijk drie in plaats van één. Mijns inziens echter kan met 31 conventies op 32 zones gesproken worden van een zeer groot succes inzake de uitvoering van de brandweerhervorming. Zeker gezien de korte periode waarop men heeft moeten werken.
03.03 Leen Dierick (CD&V): Dat zijn inderdaad heel goede cijfers. Wij zijn dan ook blij dat er toch al zoveel zones daar voor hebben ingetekend.
Wat betreft de opsplitsing zullen we eventueel later nog eens een vraag indienen. In elk geval zijn wij tevreden dat de overheid heeft beslist 32 miljoen euro te voorzien voor de brandweerzones. We hopen echter ook dat dat een structurele financiële bijdrage zal zijn, die ook de volgende jaren wordt volgehouden. Het zou immers jammer zijn als de trein plots tot stilstand komt.
03.04 Minister Annemie Turtelboom: … Uit de grond van mijn hart.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik onthoud mij van commentaar. Vraag nr. 628 van de heer Guy Coëme is uitgesteld, net zoals vraag nr. 686 van mevrouw Marie-Christine Marghem. Kwestie van niet werkloos te blijven zitten stel ik voor dat de heer Van Esbroeck zijn vraag nr. 781 nu stelt.
04 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de migratie van de hulpcentra 100" (nr. 781)
04 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "la migration des centres de secours 100" (n° 781)
04.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb een vraag over de migratie van de hulpcentra 100.
In Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant werken de hulpdiensten al samen in een multidisciplinaire meldkamer met het gebruik van de ASTRID-CAD-technologie. Het is de bedoeling dat tegen eind 2012 ook alle andere 100-centrales de overgang hebben gerealiseerd.
De grondige reorganisatie van deze centra voor noodoproepen moet tot een snellere en betere hulpverlening leiden. Dat was of is althans de intentie.
Mevrouw de minister, heeft de reorganisatie van de hulpcentra in Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant inderdaad tot een snellere hulpverlening geleid? Op welke gegevens baseert u dit?
Beschikken de gemeenschappelijke centrales steeds over voldoende personeelscapaciteit om een kwalitatieve dienstverlening aan de burgers te garanderen?
Houdt de opleiding van de neutrale calltakers voldoende rekening met de verschillende benaderingen van de noodoproepen, enerzijds van politiediensten en, anderzijds van brandweer en medische hulpverlening?
Zal de migratie van alle 100-centrales ook daadwerkelijk tegen eind 2012 kunnen worden gerealiseerd?
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, er wordt inderdaad gewerkt aan een grondige reorganisatie van de nooddiensten met als einddoelstelling het realiseren van het unieke noodnummer 112 voor de dringende oproepen naar politie, brandweer en medische zorgen.
In Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant werden de 100-centrales naar dezelfde fysieke locatie en dezelfde technologie gebracht. Dit is de zogenaamde migratie. Die migratie is slechts de eerste stap in de reorganisatie van de nooddiensten.
Door het gebruik van dezelfde technologie in beide noodcentrales 100 en 101 wordt het echter reeds mogelijk de hulpverlening bij gebeurtenissen die een multidisciplinaire inzet vereisen op het niveau van de noodcentrales efficiënter te organiseren.
Op dit ogenblik behoort het personeel van de 100-centrales nog tot de bevoegdheid van de gemeente waar de 100-centrale is gelegen. Het is de gemeente die tot op vandaag instaat voor de aanwerving van het personeel. Wel wordt op het ogenblik van de migratie door Binnenlandse Zaken een aantal personeelsleden ter beschikking gesteld met als doel de migratie zo snel mogelijk voor te bereiden. De staf van de 100-centrales wordt dus versterkt en de dienstverlening kan worden gegarandeerd.
De opleiding van de neutrale calltakers is multidisciplinair samengesteld en omvat zowel de aspecten medisch, brandweer als politie.
De timing van de migratie is afhankelijk van zeer veel factoren, waardoor het moeilijk is met zekerheid te zeggen dat de streefdatum zal worden gehaald.
Enerzijds dienen noodzakelijke aanpassingen aan de infrastructuur door de Regie der Gebouwen te gebeuren. Anderzijds dienen voldoende middelen beschikbaar te zijn bij de leveranciers van de software en de hardware.
Bovendien heeft het CAD-platform van ASTRID in het voorbije jaar een aantal niet verwaarloosbare technische problemen vertoond, waardoor de gebruikers te veel in de problemen zijn gekomen. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Die moeten eerst worden opgelost, vooraleer met de migratie verder te gaan.
Deze problemen werden inmiddels voor een groot en belangrijk deel opgelost.
Mijn diensten doen al het mogelijke om de migraties op een redelijke termijn rond te krijgen, maar wij moeten er voor zorgen dat dit ook technisch op het terrein zeer goed werkt.
04.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, kan ik ervan uitgaan dat de problemen op de ASTRID-CAD-technologie, technische problemen waren?
04.04 Minister Annemie Turtelboom: Ja, technische problemen. Geen juridische. Ik had mij versproken.
04.05 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik hoor toch van de diensten die daarvan gebruik maken, de brandweer en de medische diensten, dat er problemen zijn met de opleiding van de calltakers inzake het juist doorgeven waar de nood gevraagd wordt. Ik weet niet of er controles bestaan op die opleidingen, door een of ander organisme.
04.06 Minister Annemie Turtelboom: U moet vooral weten dat de calltakers eigenlijk een job hebben met een gigantische verantwoordelijkheid. Zij moeten snel en accuraat reageren. Daar wordt heel hard aan gewerkt.
04.07 Jan Van Esbroeck (N-VA): Dank u.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 721 van de heer Veys wordt uitgesteld.
05 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "les subsides octroyés aux services d'incendie dans la province de Namur" (n° 750)
05 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de subsidie voor de brandweer in de provincie Namen" (nr. 750)
05.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous ai interrogée le 6 octobre dernier sur le subside potentiel aux services d'incendie de la province de Namur dans le cadre de la mise en place des pré-zones opérationnelles (PZO) des services d'incendie. Un mois plus tard, il me semble utile de faire à nouveau le point sur ce dossier.
À l'époque, les bourgmestres namurois n'avaient pu se mettre d'accord sur un seul scénario et vous aviez reçu trois propositions d'affectation du budget de 1 300 000 euros réservé pour la province de Namur. Votre position était de conditionner le versement de cette somme à la création d'une pré-zone unique pour l'ensemble de la province telle que prévue par l'arrêté royal du 2 février 2009.
Vous vous étiez cependant montrée ouverte à un assouplissement du calendrier, pour autant que ce subside soit utilisé en 2010, et à des solutions que pourrait vous proposer le gouverneur de la province de Namur.
Madame la ministre, où en est le dossier? Se dégage-t-il une solution susceptible d'affecter ce subside aux services d'incendie de la province de Namur? Dans le cas contraire, qu'adviendra-t-il de ces moyens prévus au budget 2010? Seront-ils affectés à d'autres projets? Est-il possible de les affecter à la mise en place d'une école du feu en province de Namur, qui est en projet depuis quelques années et qui semble en voie d'être créée? De nouveaux crédits seront-ils prévus pour l'année 2011? Je sais que les circonstances budgétaires sont difficiles pour tout le monde, mais je vous pose quand même la question. De la même façon, la province de Namur risque-t-elle d'en être privée en cas d'absence d'accord? Quelles pistes de résolution de ce conflit voulez-vous privilégier?
05.02 Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, les conventions PZO ne peuvent être conclues qu'entre l'État fédéral et les communes organisant un service d'incendie situé sur le territoire d'une zone au sens de l'arrêté royal du 2 février 2009. Jusqu'à présent, la province de Namur ne répond pas à cette condition.
Je n'ai en effet pas imposé de date-butoir pour la remise de la candidature de la zone de Namur, compte tenu de la situation particulière de cette province. J'espère que les communes trouveront un moyen de se mettre d'accord afin d'optimaliser le fonctionnement des services d'incendie sur le territoire de la province de Namur.
L'objectif principal du projet des PZO étant bel et bien d'améliorer la situation, mon administration et moi-même continuons d'analyser différentes pistes en vue de ne pas priver les pompiers de Namur des crédits libérés, dans l'hypothèse où les autorités locales ne parviendraient pas à un accord.
S'agissant de 2011, j'ai évidemment demandé des crédits afin de pouvoir continuer à soutenir la mise en œuvre de la réforme et donc de permettre la prolongation des conventions PZO l'année prochaine.
Pour ce qui concerne la province de Namur, une réflexion sera menée s’il devait s’avérer qu’une PZO ne peut se mettre en place en 2011.
05.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse. Je prends acte qu'il n’y a toujours pas de solution et je le regrette. Je pense que cela relève de la responsabilité des 39 bourgmestres de la province de Namur. Je constate que vous restez ouverte à des solutions mais vous n’êtes pas très précise sur celles-ci.
Vous n’avez pas répondu à ma question sur la possibilité d’affecter, dans la période intermédiaire, cette somme de 1,3 million qui revient à la province de Namur à un autre projet, l’école du feu, qui a trait aux services d’incendie et dont la mise en place nécessite des investissements ponctuels. Ce serait peut-être une façon élégante de préserver le subside, de sortir de cette situation de non-dialogue et de montrer votre bonne volonté – dont je ne doute pas – concernant la province de Namur.
05.04 Annemie Turtelboom, ministre: Je n’ai pas répondu à cette question car j’espère toujours qu’un accord sera conclu pour l'introduction d'une seule convention. Je pense que la date-butoir a été prolongée pour Namur. En fait, toutes les conventions devaient être introduites avant le 15 septembre. J’ai prolongé ce délai dans l'espoir que les bourgmestres de la province de Namur trouveront un accord; c'est très important. Je dois aussi dire que tous les pompiers ont trouvé un accord et ont introduit une seule convention pour la zone de Namur. Si les bourgmestres n’arrivent pas à trouver un accord, il est bien évident pour moi que j’espère pouvoir donner l’argent aux pompiers. Mais je ne peux anticiper la situation s’ils ne trouvent pas d’accord. J'espère, comme l'on dit en français, "que la lumière soit!"
05.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): C'est biblique, madame la ministre! Vous dites que votre objectif reste toujours la zone unique. Mais nous sommes dans un cadre budgétaire et les crédits doivent être engagés avant la fin de l’année.
05.06 Annemie Turtelboom, ministre: Nous avons prolongé la date jusqu’à la fin de cette semaine.
05.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Quid si, fin de cette semaine, il n’y a pas d’accord sur une zone unique?
05.08 Annemie Turtelboom, ministre: Nous allons réfléchir et envisager des possibilités en fonction des moyens budgétaires, juridiques et techniques. Actuellement, l’objectif est d’établir des pré-zones opérationnelles et d'accroître la collaboration entre services de pompiers. Cela reste le but. Je souligne que 31 zones ont obtenu un accord et qu’il n’y en a qu’une qui pose des problèmes!
05.09 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Cela, je le sais! J’espère moi aussi qu’une zone unique pourra se mettre en place avec l’accord de tout le monde. Si néanmoins, il n’y a pas d’accord fin de semaine, je trouverais utile pour les Namurois - parce qu’il y a d’autres projets concernant les services d’incendie qui font consensus pour demander un subside fédéral –, que l’on envisage la possibilité de réorienter ce subside de 1,3 million par exemple vers l’école du feu qui se met en place et sur laquelle je vais vous interroger plus précisément dans le cadre d'une des questions suivantes.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "le passage d'un train de déchets nucléaires en France à proximité de la frontière avec la Belgique" (n° 751)
06 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "een trein met kernafval die in Frankrijk de Belgische grens op korte afstand langsrijdt" (nr. 751)
06.01 Annemie Turtelboom, ministre: La carte est très intéressante, monsieur Gilkinet!
06.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): J'essaie de rédiger des questions illustrées pour varier les plaisirs.
Madame la ministre, ma question est d'actualité. Même si elle concerne des pays étrangers, j'estime qu'elle nous touche également.
Dans la nuit du 5 au 6 novembre (cela a même été prolongé jusqu'à hier), un convoi de déchets nucléaires, traités dans l'usine française de La Hague, devait quitter Valognes dans la Manche pour rejoindre par le rail Gorleben en Allemagne. Selon les informations disponibles la semaine dernière, ce convoi devait comporter pas moins de 123 tonnes de déchets répartis sur 308 conteneurs, avec un taux de radioactivité très élevé. Il s'agit du convoi le plus radioactif de l'histoire, très dangereux, avec une radioactivité supérieure à celle émise lors de l'accident de Tchernobyl.
Si ce convoi ne devait pas traverser notre pays, il était prévu qu'il emprunte une ligne ferroviaire située à proximité immédiate de la frontière franco-belge et donc longe notre territoire pendant de nombreux kilomètres, notamment Charleville-Mézières, la province de Namur et la province de Luxembourg. Tel était le trajet initialement prévu. On sait que le train a été dévié en raison des manifestations d'opposants au nucléaire.
Puisqu'il devait initialement longer notre frontière, il me semblait intéressant de vous interroger. Telles étaient mes questions.
Madame la ministre, y a-t-il eu concertation avec les autorités belges préalablement au passage de ce convoi de déchets nucléaires à proximité de notre territoire? Quelle forme a pris cette concertation? Avez-vous été informée par les autorités françaises?
Des mesures de sécurité spécifiques ont-elles été prises au niveau belge afin de faire face à d'éventuels incidents durant le transport des déchets nucléaires?
De façon plus générale, il serait intéressant de faire le point sur d'autres projets de transport de déchets radioactifs dans le courant de l'année prochaine à proximité de notre pays ou le traversant. J'ai lu des informations selon lesquelles tel serait effectivement le cas. Dès lors, quelles mesures de sécurité seront-elles prises afin de prévenir les riverains du passage de convois de déchets nucléaires à proximité de leur habitation?
06.03 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, la législation européenne prévoit une concertation et un accord préalable des autorités nationales dont le territoire est emprunté par un transport de déchets nucléaires. Il s'agit de la directive du Conseil du 20 novembre 2006 relative à la surveillance et au contrôle des déchets radioactifs et des combustibles nucléaires usés. Par conséquent, le transport de déchets nucléaires depuis l'usine de traitement de La Hague en France vers Gortleben en Allemagne ne traversant pas la Belgique, les autorités belges ne doivent normalement pas être informées.
Cependant, le centre de crise gouvernemental a été informé de ce transport par les services de police. Les autorités françaises et allemandes s'attendaient à beaucoup de résistance face à ce transport: elles ont donc invité les pays voisins à faire parvenir toute information utile au sujet d'éventuels manifestants qui pourraient converger vers l'un des pays concernés.
Comme tous les transports de matières dangereuses, le transport de déchets nucléaires est organisé en coordination avec les autorités des pays concernés chargés de la sécurité du convoi. Les exigences de l'Agence internationale de l'énergie atomique en termes de confidentialité, de sécurité, de protection physique et de contrôle doivent être respectées. Si un incident devait se produire avec des répercussions pour la population belge, il existe des schémas d'avertissement et de concertation au niveau européen comme au niveau international par lesquels les autorités belges seraient informées. Des plans d'urgence adéquats existent pour faire face à d'éventuels incidents.
Les autorités belges telles que l'AFCN, le centre de crise et la police fédérale ont connaissance des transports de déchets radioactifs à destination de la Belgique ou traversant le territoire belge. L'organisation de ces transports se déroule en concertation avec les organisations impliquées, les autorités des pays concernés, l'expéditeur, le transporteur, le destinataire. Ce type de transports est suivi par les autorités belges tant du point de vue de la sûreté que de la sécurité du transport. Les transports de déchets radioactifs prévus pour les prochaines années concernent des déchets belges qui doivent revenir en Belgique et des déchets hollandais qui traversent la Belgique à destination des Pays-Bas.
Le centre de crise fait parvenir l'itinéraire de ces transports aux gouverneurs en leur demandant d'en informer les bourgmestres concernés. Pour des raisons de sécurité et d'ordre public, le détail des itinéraires empruntés par ce type de transports n'est jamais communiqué à la population. Les riverains ne sont pas prévenus du passage du convoi de déchets radioactifs à proximité de leur habitation.
Au niveau radiologique, il n'y a aucun danger pour la population lors de ce type de transport. Les colis utilisés pour le transport des déchets nucléaires sont conçus pour assurer la protection des personnes et de l'environnement en toutes circonstances, tant dans des conditions normales que dans des conditions accidentelles de transport, quel que soit le mode de transport utilisé.
Les colis concernés satisfont aux critères stricts de sécurité fixés par l'AIEA et repris dans les diverses réglementations modales. Ce type de colis est soumis à l'approbation des autorités des pays concernés, notamment l'AFCN si les colis sont utilisés sur le territoire belge. De plus, en Belgique, les transports de matières radioactives sont soumis à une autorisation préalable délivrée par l'AFCN.
06.04 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, vous pensez que ces transports ne comportent aucun danger; j'ai bien du mal à accepter cette pétition de principe. C'est éminemment dangereux et c'est pourquoi le citoyen a le droit d'être entièrement informé de la situation. Je ne reviendrai pas sur les questions de sécurité ferroviaire, car elles sont traitées par ailleurs dans ce parlement.
J'estime que c'est court d'affirmer qu'il n'y a aucun danger, que seuls les bourgmestres sont informés et que la population qui voit de tels transports longer ses lieux d'habitation n'est pas informée pour des raisons de sécurité. Une culture de la transparence manque absolument, comme l'ont souligné les militants antinucléaires en France et en Allemagne.
Concernant le transport de ce week-end, je prends acte du fait que les services de police ont été informés en cas de désagrément. En revanche, alors que le convoi devait longer notre frontière, aucune mesure de sécurité en matière radiologique n'a été prise. Vous dites que nous ne sommes concernés qu'en cas de traversée de nos frontières par de tels transports. Pourtant, la radioactivité traverse les frontières en cas d'accident.
C'est pourquoi, à mon sens, le dossier a été traité avec une certaine légèreté. Bien sûr, il existe des plans d'urgence pour réagir à des problèmes nucléaires; en la matière, la prévention est la meilleure des logiques.
Je suis donc étonné d'apprendre que les autorités belges n'ont pas été associées au-delà de cette concertation entre services de police. Voilà qui illustre l'impasse dans laquelle nous conduit cette forte dépendance, en termes énergétiques, à cette énergie de transition que constitue le nucléaire.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "la future école du feu de la province de Namur" (n° 752)
07 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toekomstige brandweerschool van de provincie Namen" (nr. 752)
07.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, le 29 octobre dernier, la ville de Sambreville a annoncé la mise à disposition d'un terrain destiné à accueillir la future école du feu de la province de Namur. Le collège provincial namurois a donné son accord de principe à ce projet qui vise notamment à permettre aux pompiers de s'exercer dans des conditions proches du réel. C'est évidemment utile pour préserver des vies, trop d'accidents impliquant des membres des services d'incendie.
D'après le député provincial compétent, cette infrastructure devrait être opérationnelle pour le mois de juin 2012. Ce projet aura mis six ans pour aboutir! Lorsque je vous ai interrogée, en février 2010, sur le sujet, vous m'aviez répondu que votre administration n'avait reçu aucune demande d'agrément officielle d'un centre de formation pour un projet qui, à l'époque, était commun aux provinces de Namur, du Luxembourg et du Brabant wallon et que vous n'aviez pas non plus été informée plus en détail de ce projet.
Madame la ministre, depuis lors, avez-vous été sollicitée par la province de Namur en vue de la mise sur pied d'un tel centre de formation? Avez-vous été tenue informée du processus qui a mené au choix de ce site? Dans ce cadre, estimez-vous que le site de Sambreville répond aux critères de reconnaissance d'un tel centre de formation, tel que prévu par le SPF Intérieur? L'État fédéral apportera-t-il son soutien à la construction et au fonctionnement de l'outil? Quelle forme ce soutien prendrait-il? Quel subside fédéral est-il prévu pour ce genre de projet? Je conclurai, madame la ministre, en faisant le lien avec ma question précédente à propos de l'enveloppe de 1,3 million d'euros pré-réservée pour la province de Namur dans le cadre de la mise en place des pré-zones d'intervention.
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, mon administration a été informée de l'existence d'un projet de création d'une école commune pour les trois provinces du Luxembourg, de Namur et du Brabant wallon. Le gouverneur de la province de Namur a informé mes services que le site de Sambreville avait été retenu pour y installer une infrastructure provisoire d'entraînement pratique. Ce projet ne présentait toutefois pas de caractère interprovincial.
À ce jour, mes services n'ont reçu aucune information détaillée sur ce projet ni de demande d'agrément. L'école reconnue pour la province de Namur est le centre de formation IPF situé rue Henry Blès à Namur.
Mes services mettent tout en œuvre pour augmenter la qualité de la formation des pompiers, afin qu'ils puissent intervenir de manière encore plus efficace et en toute sécurité. Ainsi, la formation de base des sapeurs-pompiers est passée de 90 à 130 heures, avec un accent particulier sur la formation pratique. Les subventions pour les formations menant à l'obtention de brevets ont été sensiblement augmentées pour inciter les pompiers à suivre ces formations. L'offre de formation, en tant que telle, est en train de s'élargir pour répondre aux demandes des pompiers. Je pense notamment à l'organisation d'une formation pour l'obtention du permis C. Dès lors, toute proposition visant à améliorer la formation est examinée avec intérêt.
Chaque institution provinciale de formation (école du feu) a ainsi l'occasion de proposer des projets (matériel didactique, travaux d'infrastructure, formations à développer) auxquels le SPF Intérieur peut apporter son soutien financier par le biais d'une convention de collaboration.
07.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, j'espère qu'une convention de collaboration pourra encore être signée sur des budgets 2010 non utilisés dans le cadre de la mise en place d'une zone unique. Il y aurait là une convergence d'intérêts évidente. Pour cela, il faudrait que le collège provincial namurois fasse preuve de proactivité. Je suis en quelque sorte son porte-parole, tout en siégeant dans l'opposition à la province.
Il me semble qu'il y a là une évidente convergence d'intérêts. Je vous vois sourire et je pressens dès lors que vous seriez ouverte à ce type de proposition. Je vais donc la relayer auprès des autorités compétentes pour qu'elles se dépêchent d'agir.
Il est vrai que les Namurois se hâtent parfois lentement mais, en l'occurrence, nous ferions bien d'accélérer ce dossier pour lequel il existe peut-être une opportunité de financement. Nous soutenons ce dossier et nous le soutiendrions encore plus s'il était réalisé sur base interprovinciale, mais cela ne semble plus pouvoir être possible.
Je vais donc relayer votre enthousiasme quant à cette proposition. J'espère que ce dossier pourra aboutir.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: De vragen nrs. 758 en 759 van de heer Schoofs worden uitgesteld.
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de staking tegen het filmen van verhoren" (nr. 738)
- de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aan de politiediensten toegekende middelen met het oog op de opname van de verhoren" (nr. 820)
- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de l'Intérieur sur "la grève contre l'enregistrement audiovisuel d'auditions" (n° 738)
- M. Josy Arens à la ministre de l'Intérieur sur "les moyens donnés à la police dans le cadre des enregistrements des auditions" (n° 820)
08.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, c'est la première fois que je vous rencontre en votre qualité de président de commission. Aussi, je vous avouerai qu'il m'arrive parfois de vouloir poser mes questions en luxembourgeois. C'est une des langues de notre pays, mais hélas, on ne l'entend pas assez souvent. Par conséquent, je compte sur vous et votre groupe pour m'aider à la défendre un peu mieux!
Madame la ministre, la Cour européenne des droits de l'homme (CEDH) a rendu, le 27 novembre 2008, un arrêt dans l'affaire Salduz contre la Turquie, qui suscite beaucoup de questions au sein des services de police en termes d'application sur le terrain. En substance, la Cour estime que le droit de tout inculpé à avoir un accès effectif à un avocat dès le premier interrogatoire par la police constitue un des éléments fondamentaux d'un procès équitable, conformément à l'article 6 de la CEDH.
Cet arrêt rappelle que les règles minimales pour le traitement des détenus prévoient "qu'un prévenu doit, dès son incarcération, pouvoir choisir son avocat et recevoir des visites de son avocat en vue de sa défense. II doit pouvoir préparer et remettre à son avocat ou recevoir de lui des instructions confidentielles. À sa demande, toutes facilités doivent lui être accordées à cette fin. Les entretiens entre le prévenu et son avocat peuvent se dérouler à portée de la vue mais non à portée de l'ouïe, directe ou indirecte, d'un fonctionnaire de la police de l'établissement".
À l'instar de la Turquie, la Belgique ne possède aucune disposition légale qui prévoit cette assistance dès le premier interrogatoire. Par conséquent, des modifications législatives sont inévitables à moyen terme au risque de nous voir condamner. Rappelons à cet effet que la Belgique a reçu, le 2 mars 2010, un avertissement dans le cadre de l'arrêt Bouglame. En attendant, il est demandé aux services de police d'appliquer des règles différentes en fonction de l'arrondissement et de combiner des instructions de diverses instances.
À titre illustratif, dans le cadre d'une même affaire, les services de police doivent respecter à la fois les instructions du juge d'instruction individuel et les directives du Collège des procureurs généraux. Certains policiers souhaiteraient même que la circulaire du Collège soit rapportée pour ce qui concerne l'enregistrement audiovisuel des auditions. D'une manière générale, la police dénonce les difficultés d'ordre organisationnel pour boucler le tout dans le délai extrêmement court de 24 heures et souligne qu'elle aura besoin de plus de personnel et de moyens.
Cette situation difficile pour les services de police m'amène, madame la ministre, à vous interroger sur les points suivants.
Envisagez-vous, avec votre homologue de la Justice, de coordonner toutes les informations à destination du personnel policier? En d'autres termes, que comptez-vous faire pour que la mise en œuvre de l'arrêt Salduz ne constitue pas une tâche lourde à faire supporter aux services de police?
Les policiers disposent-ils de l'infrastructure, des moyens et du personnel nécessaires pour interroger les prévenus en présence de leur avocat? Tous les commissariats de police sont-ils correctement équipés? Le nombre de policiers sur place est-il suffisant? Les services de police recevront-ils des moyens supplémentaires ou des subsides liés à I'enregistrement des interrogatoires, par exemple?
08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, ces questions relèvent principalement de la compétence de mon collègue de la Justice qui a récemment pris une initiative parlementaire suite à l'arrêt Salduz de la Cour européenne des droits de l'homme.
La commission de la Justice du Sénat se penche actuellement sur cette problématique.
Na onderhandelingen met de representatieve vakbonden op 27 oktober laatstleden heeft Justitie meegedeeld dat de commissievoorzitter in de Senaat zal worden gevraagd om ook de vakorganisaties te horen. Mee daardoor werd de stakingsaanzegging van het VSOA opgeschort tot 24 december en werd de dienstverlening dus niet verstoord.
De geciteerde circulaire van het College van procureurs-generaal is erop gericht moeilijkheden te vermijden op het niveau van het Europees Hof van de Rechten van de Mens. Audiovisuele opnames moeten kunnen aantonen dat de verhoren op een correcte wijze worden uitgevoerd. De omzendbrief legt deze verplichting op voor zware misdrijven met een prioriteit voor niet-correctionaliseerbare misdaden en in geval van materiële onmogelijkheid dient contact te worden genomen met het parket.
Cette technique n'est pas nouvelle, car l'article 112 du Code de procédure pénale prévoit déjà cette obligation depuis des années. Les mineurs d'âge font systématiquement l'objet d'auditions audiovisuelles, qui sont déposées au greffe. Elles peuvent être consultées par les différentes parties, mais ne peuvent être copiées. Cela n'a jamais posé de problème en termes de respect de la vie privée. De même, il est simultanément possible de remplir l'obligation de l'enregistrement audiovisuelle et de respecter la nécessité de garantir la vie privée des enquêteurs.
Il faudra attendre le vote de la loi dans les semaines à venir. Il n'est pas dit que l'enregistrement audiovisuel sera systématiquement prévu.
Wat de financiële kant van dit dossier betreft, ben ik de mening toegedaan dat het mogelijk moet zijn om alle politiekorpsen uit te rusten met de nodige apparatuur voor audiovisuele opnames. Volgens de federale gerechtelijke politie is dit verkrijgbaar voor iets meer dan 1 000 euro.
Het komt de lokale korpsen toe zich te voorzien van de nodige apparatuur. In afwachting daarvan kunnen zij gebruikmaken van de infrastructuur die nu al in elk arrondissement beschikbaar is bij de federale gerechtelijke politie.
Cela dit, beaucoup de nouveaux commissariats disposent déjà de salles équipées à cet effet.
08.03 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, je voudrais remercier Mme la ministre pour sa réponse. En effet, je souhaitais obtenir un peu plus de renseignements concernant les services de police.
La question est, bien entendu, importante pour les prévenus. Mais il faut toujours tenir compte des budgets des zones de police et, comme bourgmestres, nous craignons toujours des dérapages en la matière. C'est la raison pour laquelle je souhaitais insister.
Je n'étais malheureusement pas présent lors de la question relative à la prime Copernic.
Hier soir encore se tenait une réunion de notre zone de police. À cette occasion, nous sommes interrogés sur la question du financement. Force est de constater que cela ne sera pas évident!
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 749 van de heer Jadot wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Gelet op het antwoord van de minister is vraag nr. 738 van de heer Van Hecke zonder voorwerp geworden. Daar de vragen nrs. 758 en 759 van de heer Schoofs uitgesteld zijn, komen wij tot de vraag van mevrouw Ponthier.
09 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verwijdering van een melding uit de databank van de politie van Hasselt en de problemen binnen het politiekorps van de zone HaZoDi die hieraan ten grondslag zouden liggen" (nr. 799)
09 Question de Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "la suppression d'une déclaration à la police dans la banque de données de la police de Hasselt et les problèmes au sein du corps de la zone de police HaZoDi qui en seraient la cause" (n° 799)
09.01 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, naar aanleiding van een echtelijke twist werd er midden oktober een melding gedaan bij de politie te Hasselt. Omdat een hooggeplaatst persoon bij de feiten betrokken zou zijn, zou de procureur des Konings te Hasselt de melding uit het systeem van de Hasseltse politie hebben laten verwijderen. Inmiddels werd een kopie van deze melding verspreid via de diverse mediakanalen, die in dit verband berichtten over een clanoorlog binnen het politiekorps van de zone HaZoDi.
Mevrouw de minister, ik heb een aantal technische vragen over dit voorval, en ook een aantal toekomstgerichte vragen, voor zover u daarop kunt antwoorden.
Wie heeft toegang tot dit datasysteem van de politie? Op welke wijze is de toegang geregeld? Wie is gemachtigd om de bestanden van de meldingen te raadplegen? Is het gebruikelijk dat er meldingen verwijderd worden uit het datasysteem van de politie? Zo ja, wie heeft daarvoor de bevoegdheid?
Wanneer en in welke gevallen kan zo’n verwijdering gebeuren? Wat is de procedure daarvoor? Wie heeft de betrokken melding verwijderd? Klopt het dat voor de verwijdering een deskundige inzake ICT werd geraadpleegd? Zo ja, was deze ICT-deskundige iemand van het politiekorps, of werd hij opgeroepen bij een andere overheidsdienst of een privéfirma?
Hoeveel tijd is er verstreken tussen de ontvangst van de melding en de verwijdering uit het systeem? Hoelang heeft de operatie om de melding te verwijderen geduurd? Wat is de kostprijs van de verwijdering en onder welke post wordt deze in de rekeningen opgenomen?
Hoe is te verklaren dat een afschrift van de melding terechtkwam bij de media? En bent u op de hoogte van de genoemde clanoorlog binnen de politiezone HaZoDi? Welke maatregelen wilt en kunt u ondernemen om desgevallend de rust te laten terugkeren?
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Op grond van de informatie waarover ik op het moment beschik, blijkt dat de melding niet uit de databank werd verwijderd, maar wel werd afgeschermd, dus onder embargo geplaatst. Dat gebeurde op verzoek van de gerechtelijke overheid en na overleg met de korpschef. De afscherming werd uitgevoerd door een ICT-personeelslid van de politiezone HaZoDi. Aan die actie waren geen kosten verbonden.
Tussen de ontvangst van de melding en de afscherming bevond zich een tijdspanne van een tiental uur.
Het is momenteel niet bekend op welke wijze de melding bij de media is terechtgekomen.
De toegang tot de politionele databank, de algemene nationale gegevensbank, wordt geregeld door de wet op het politieambt en door de privacywet en staat onder het toezicht van de directie van de operationele politionele informatie en van het controleorgaan van de politionele informatie. Dezelfde wetgeving die werd vertaald in de gezamenlijke omzendbrief MFO 3 van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken, regelt ook de bewaringstermijnen en de uitwissing van persoonsgegevens en persoonsinformatie.
In verband met de werking van het politiekorps van Hasselt, kan ik melden dat ik op de hoogte ben van de interne strubbelingen en spanningen. Ik heb immers rechtstreeks enkele klachten ontvangen, die ik systematisch voor onderzoek aan het Comité P heb bezorgd. De klachten hebben betrekking op de interne werking van het korps en een aantal van die klachten valt ondertussen onder een lopend strafonderzoek. Andere niet-gerechtelijke aspecten werden reeds door het Comité P besproken met de korpsleiding en de procureur. Ik heb echter nog geen finaal rapport van het Comité P ontvangen, er is nog geen finaal rapport bekend.
09.03 Annick Ponthier (VB): Ik merk dus het verschil op tussen de verwijdering en afscherming van de betreffende melding. Naar mijn mening is het belangrijk dat er geen precedent gevormd wordt. Het heeft immers de nodige bezorgdheid losgemaakt bij de bevolking. Het maakt natuurlijk niet uit wie de feiten gepleegd heeft of wie betrokken is, de bescherming van het slachtoffer zou vooropgesteld moeten worden.
Wat betreft de zogenaamde clanoorlog, kan ik zeggen dat er in het verleden inderdaad al een en ander gebeurd is ter plaatse. Blijkbaar blijven de problemen echter verder sluimeren, hetgeen zeer contraproductief is.
Met een dergelijke werking is uiteindelijk niemand gebaat, ook niet de bevolking. Wij dringen dus aan op bijkomend onderzoek en acties ter plaatse door u of uw diensten om de rust te laten terugkeren.
U zult begrijpen dat de behandeling van dit voorval onze bijzondere aandacht vraagt en dat wij dat ook op justitieel vlak verder zullen bekijken.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Josy Arens à la ministre de l'Intérieur sur "la transmission d'informations policières" (n° 821)
10 Vraag van de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de mededeling van politionele informatie" (nr. 821)
10.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, ma question concerne le pays d'Arlon, autrement dit het land van Aarlen.
Dans le cadre de leur travail qui consiste à constater et à dresser procès-verbal des infractions environnementales, les agents constatateurs sont parfois amenés à identifier des contrevenants à partir de leur plaque de véhicule lorsque celui-ci a été utilisé pour commettre l'infraction, par exemple le dépôt clandestin de déchets.
Le pays d'Arlon se trouve dans une zone frontalière et il est courant que des véhicules immatriculés à l'étranger soient impliqués dans ce type d'infractions.
Pour pouvoir obtenir l'identification du propriétaire d'une plaque d'immatriculation, qu'elle soit belge ou étrangère, il faut être policier aux yeux de la loi sur la fonction de police. Pour la Belgique, c'est la division de l'immatriculation des véhicules (DIV) qui peut fournir ces informations.
Les policiers peuvent effectivement identifier des plaques d'immatriculation étrangères via le Centre de coopération policière et douanière (CCPD). Ce centre regroupe la Belgique, l'Allemagne, la France et le Luxembourg et est situé aux frontières de notre pays.
Depuis 2003, des démarches sont effectuées auprès des autorités de la police fédérale afin que les agents du service public de Wallonie puissent avoir de tels renseignements, voire des informations plus sensibles dans le cadre de certaines enquêtes. Or il semblerait que le dossier soit bloqué tant au niveau de la police fédérale qu'on niveau du Groupe 44 (constitué suite à l'article 44 de la loi sur la fonction de police et qui permettrait à certaines administrations de bénéficier d'informations policières).
Madame la ministre, comment s'effectue la transmission d'informations policières auprès de certaines administrations, notamment dans le cadre de l'identification des plaques d'immatriculation étrangères?
Pour quelles raisons les démarches, débutées en 2003, visant à améliorer la communication d'informations policières à certaines administrations furent-elles stoppées?
Comment envisagez-vous d'améliorer la situation?
10.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, en ce qui concerne l'accès aux informations de police administrative et de police judiciaire contenues dans la banque de données nationale générale de la police, l'article 44/1 alinéa 4 dispose que cet accès n'est autorisé que par le biais d'un arrêté royal délibéré en Conseil des ministres.
Si des informations telles que les données relatives aux plaques d'immatriculation sont nécessaires dans le cadre des missions d'agents n'ayant pas la qualité de membres de la DIV ni de policiers, il est indispensable de veiller à ce que leur accès à la banque de données soit obtenu en respectant les procédures légales en vigueur.
La demande d'accès au profit des agents de la Région wallonne doit être introduite auprès du comité sectoriel en charge de l'autorité fédérale. L'article 18 de la loi du 19 mai 2010 portant création de la banque-carrefour des véhicules donne des précisions à cet égard. Jusqu'à présent, la Région wallonne n'a pas introduit de demande en ce sens.
Quant à l'état d'avancement du groupe de travail 44, ce dernier étant piloté par mon collègue de la Justice, cette question lui revient.
10.03 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre de sa réponse. Je pourrai donc signaler aux représentants de la Région wallonne qu'ils n'ont pas introduit de demande. Ce n'est pas ce qu'ils ont essayé de me faire comprendre. Je suis donc un peu surpris.
Néanmoins, je vous remercie, car votre réponse m'apporte un éclairage nouveau.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Josy Arens à la ministre de l'Intérieur sur "les moyens policiers et légaux de lutte contre le trafic d'oeuvres d'art" (n° 822)
11 Vraag van de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de politionele en wettelijke middelen ter bestrijding van de illegale handel in kunstwerken" (nr. 822)
11.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, selon certains experts, l'absence de loi belge sur le recel d'œuvres d'art volées contribuerait à faire de la Belgique une plaque tournante du trafic international. La raison en serait qu'il n'existe actuellement aucune mesure de contrôle ou de traçabilité. Par conséquent, 80 % des transactions en matière d'œuvres d'art se feraient de la main à la main alors qu'en France, par exemple, toutes les œuvres d'art sont répertoriées dans ce que l'on appelle un livre de police qui permet de les identifier.
La Belgique possède pourtant des instruments juridiques pour combattre de tels trafics. Il existe, en effet, la Convention Unesco de novembre 1970 sur les mesures à prendre pour interdire et empêcher l'importation, l'exportation et le transfert de propriétés illicites de biens culturels.
En 1995, la Belgique a également signé la Convention Unidroit qui permet d'assurer une nouvelle protection du propriétaire légitime, en cas de vol. Ce dernier élément est important puisque notre système belge protège le possesseur.
En outre, la convention unifie le système de prescription et permet d'attribuer une compétence judiciaire spéciale au juge du lieu où est situé le bien, permettant ainsi sa sauvegarde voire sa restitution ou son retour.
Enfin, la Convention Unidroit implique juridiquement les marchands d'art a contrario de la convention de 1970.
Madame la ministre, estimez-vous que la législation actuelle en matière de trafic d'œuvres d'art est suffisante ou faut-il, au contraire, la modifier?
En 2008, notre groupe avait interpellé le ministre de I'Intérieur, M. Patrick Dewael, au sujet du trafic d'œuvres d'art qui déclarait que les deux traités Unesco et Unidroit devaient encore faire l'objet de ratification. Ces deux traités ont-ils été ratifiés entre-temps? Dans la négative, comment comptez-vous y remédier?
Lorsque de tels événements se présentent, la cellule Oeuvres d'art et antiquités de la police fédérale possède-t-elle tous les moyens suffisants en hommes et en matériel pour lutter efficacement contre ce trafic?
11.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, en Belgique, il n'existe pas de législation spécifique se rapportant aux œuvres d'art, comme dans certains pays où le vol d'une œuvre d'art est considéré comme une circonstance aggravante.
Au niveau national, la législation est suffisante pour appréhender la problématique du commerce illicite des œuvres d'art. Ainsi, les dispositions légales dans le Code pénal (incrimination de vol, recel, blanchiment, association de malfaiteurs) et dans le Code d'instruction criminelle peuvent être appliquées pour les faits punissables qui se rapportent au commerce illégal des oeuvres d'art.
Au niveau international, il existe plusieurs conventions: les accords de Schengen et la convention de Prüm, qui facilitent la coopération et qui peuvent contribuer à la lutte contre le trafic illégal des œuvres d'art.
Il existe des accords internationaux afin de lutter contre le commerce illégal des biens culturels. Les deux accords les plus importants pour protéger les biens culturels sont les conventions Unesco de 1970 et Unidroit de 1995.
La convention Unesco de 1970 se rapporte aux mesures qui doivent être prises pour combattre le trafic illicite des biens culturels. Cette convention a été ratifiée en 2009 par la Belgique. Afin de mettre en exécution ses modalités, une plate-forme permanente de concertation import-export et restitution des biens culturels a été créée au niveau interministériel.
La convention Unidroit de 1995 qui règle la restitution des biens culturels volés ou obtenus de façon irrégulière n'a pas été ratifiée par la Belgique à ce jour.
Les tâches actuelles concernant la méthode de gestion de la criminalité se rapportant aux œuvres d'art peuvent être prises en charge, compte tenu de leurs capacités et moyens actuels, par la police locale et la police fédérale, entre autres la cellule "antiquités et oeuvres d'art" de la Direction de la criminalité contre les biens (DJB) de la police judiciaire fédérale.
Si, dans le futur, les modalités d'exécution des deux conventions demandent des tâches supplémentaires, une évaluation précise sera effectuée.
11.03 Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je suis heureux de savoir que la convention Unesco a été ratifiée en 2009. Quelles sont les raisons de la non-ratification de la convention Unidroit?
11.04 Annemie Turtelboom, ministre: Je ne connais pas les raisons pour lesquelles elle n'a pas encore été transposée. Je vous transmettrai l'information.
11.05 Josy Arens (cdH): Quand on en lit le texte, cela me paraît être un plus dans la lutte contre ce trafic.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Josy Arens à la ministre de l'Intérieur sur "la création d'un site internet modernisé pour la sécurité civile" (n° 835)
12 Vraag van de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het ontwerpen van een geüpdatete website voor de civiele veiligheid" (nr. 835)
12.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, le Conseil des ministres de ce mercredi devra se pencher sur la création d'un site internet pour la sécurité civile. Lors du contrôle budgétaire de mars 2010, un montant de 2,8 millions d'euros avait été libéré pour le développement d'outils pratiques et techniques pour les futures zones de secours. Dans ce montant, une somme de 250 000 euros est prévue pour le développement d'un site internet destiné à répondre aux besoins des professionnels des services d'incendie et de la protection civile des communes, des provinces ainsi qu'aux demandes des citoyens et des médias. L'objectif principal est de limiter les coûts tout en disposant d'une nouvelle technologie qui offre de nombreuses possibilités technologiques capables de répondre à ces besoins.
Madame la ministre, pouvez-vous confirmer que la somme de 250 000 euros sera déduite du montant de 2,8 millions d'euros en vue de la création d'un site internet modernisé pour la sécurité civile? Ce montant me paraît important pour la création d'un site internet. Estimez-vous ce montant raisonnable au vu des besoins des zones de secours? Comment justifiez-vous ce coût? Est-il vraiment indispensable dans un contexte d'affaires courantes? N'aurait-on pu le réduire?
12.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, monsieur Arens, afin de répondre aux besoins des utilisateurs et des partenaires de la sécurité civile, je souhaite en effet développer un nouveau site internet. L'objectif principal est d'offrir de nombreuses possibilités techniques en réponse aux besoins des professionnels des services d'incendie et de la protection civile telles qu'un système de login pour certaines parties réservées aux professionnels, un guichet électronique pour les subsides des écoles du feu, un formulaire d'inscription aux formations, un agenda, etc.
Pour le développement d'un tel site, un montant maximum de 250 000 euros a été obtenu lors du contrôle budgétaire de 2010. Ce montant permettait de prendre en charge les coûts suivants: le développement du site, l'achat du programme pour développer le site, la gestion dynamique du site, la maintenance technique du site, l'hébergement du site et la formation du personnel de la direction générale. Il était également prévu de baser le développement du site sur des études qualitatives et quantitatives afin de répondre au mieux aux besoins des publics cibles.
Aujourd'hui, je suis en mesure de réduire les coûts initialement prévus par le biais d'un accord avec la Chancellerie du premier ministre afin d'héberger gratuitement le nouveau site internet sur leur serveur, grâce à l'utilisation d'un logiciel libre pour le développement du site et les résultats de certaines études qui sont désormais à notre disposition. J'estime donc que le coût de la création de ce site internet se situe entre 40 000 et 100 000 euros, ce qui est déjà mieux.
12.03 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre pour sa réponse ainsi que pour l'évolution des services de secours qu'elle a encouragée. Sur le terrain, on sent une évolution favorable. Je vous remercie donc pour le travail que vous avez accompli en notre absence, depuis quelques mois.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 11.20 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.20 uur.