Commission
des Finances et du Budget |
Commissie voor de Financiën en de Begroting |
du mercredi 27 octobre 2010 Matin ______ |
van woensdag 27 oktober 2010 Voormiddag ______ |
La séance est ouverte à 10.14 heures et présidée par Mme Muriel Gerkens.
De vergadering wordt geopend om 10.14 uur en voorgezeten door mevrouw Muriel Gerkens.
- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Begroting over "het rapport van het monitoringcomité en het tekort bij de lokale overheden" (nr. 454)
- de heer Steven Vandeput aan de vice-eerste minister en minister van Begroting over "het rapport van het monitoringcomité en het tekort bij de lokale overheden" (nr. 455)
- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre du Budget sur "le rapport du comité de monitoring et le déficit des autorités locales" (n° 454)
- M. Steven Vandeput au vice-premier ministre et ministre du Budget sur "le rapport du comité de monitoring et le déficit des autorités locales" (n° 455)
01.01 Jan Jambon (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben het recente rapport van het monitoringcomité kunnen doornemen en daaruit blijkt dat er voor de sociale zekerheid een tekort van 308 miljoen euro zou zijn in 2010 en een overschot van 96 miljoen euro in 2011. Als wij naar de begroting van het RIZIV kijken, dan zien wij dat er in 2010, zelfs na overdracht aan het Toekomstfonds, waarbij wij onze bedenkingen hebben, en na de bijdrage aan de begrotingsdoelstelling van de sociale zekerheid, zelfs een overschot zou zijn van 1 miljard euro in 2010 en een evenwicht in 2011
Dat roept bij mij een aantal vragen op.
Ten eerste, als men die cijfers ziet, blijft de crisisbijdrage van 2,77 miljard euro vanuit de algemene uitgavenbegroting aan de sociale zekerheid dan nog langer noodzakelijk, rekeninghoudend met het feit dat de economische groei, gelukkig maar, opnieuw aantrekt? Ik heb gisteren zelfs gezien dat de spread aan het dalen is, de zaken zitten dus goed.
01.02 Hagen Goyvaerts (VB): Dat is het effect-De Wever.
01.03 Jan Jambon (N-VA): Het moet zoiets zijn.
Ten tweede, in hoeverre acht u het noodzakelijk dat de bijkomende alternatieve financiering voor de gezondheidszorg stijgt van 1,68 miljard naar 3 miljard euro, dit in het licht van het voorspelde evenwicht binnen de gezondheidszorg en de nadien door het verzekeringscomité van het RIZIV aangekondigde besparing van 1,1 miljard euro? Is die bijkomende alternatieve financiering niet bestemd om het verschil te dekken tussen de voorziene uitgaven, de eigen ontvangsten en de ontvangen basisbedragen van de globale beheren?
01.04 Steven Vandeput (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 6 oktober gaf de eerste minister in verschillende media aan dat de afwijking van het stabiliteitsprogramma in 2011, zoals voorgesteld door het monitoringcomité tijdens zijn jongste begrotingscontrole, voornamelijk te wijten is aan problemen bij lokale overheden.
Wij stellen vast in datzelfde rapport, in de cijfers van het monitoringcomité dat de lokale overheden effectief 0,4 % van het bruto binnenlands product afwijken ten opzichte van het traject voorzien in het stabiliteitsprogramma. Wij constateren echter ook dat het voorziene tekort van de federale overheid met 0,5 % van het bruto binnenlands product afwijkt ten opzichte van het traject voorzien in datzelfde stabiliteitsprogramma. Bovendien, en dat is toch wel verwonderlijk, worden voor de federale overheid de laatste groeicijfers van de economische begroting gebruikt, terwijl voor de lokale overheden nog altijd de cijfers van het Planbureau van mei worden gebruikt.
Mijnheer de minister, wat is naar uw mening de impact van de aantrekkende economische groei, de stijging van de fiscale ontvangsten en de versnelde inkohiering op het saldo van de lokale overheden voor 2010 en 2011?
Ten tweede, hoe gaat u te werk bij het berekenen van het saldo van de lokale overheden bij de opmaak van de begroting en de rekeningen?
Ten derde, een informatieve vraag, kunt u een opdeling geven van het saldo van de lokale overheden per Gewest?
01.05 Minister Guy Vanhengel: Mevrouw de voorzitter, collega’s, zoals u weet wil de regering in lopende zaken zich strikt houden aan de lopende zaken. Het spijt mij dan ook dat ik niet op de politieke kant van de zaak kan ingaan. Ik zal mij beperken tot de technische aspecten van deze belangrijke vragen.
Ik zal eerst antwoorden op de vragen van de heer Jambon.
Zowel het bedrag van 2,77 miljard euro voor 2011 als het bedrag van 2,55 miljard euro voor 2010 werd in de programmawet van 23 december 2009 vastgelegd. In artikel 73 van die programmawet staat immers en ik citeer: “Voor de jaren 2010 en 2011 wordt een bijzonder bedrag aan rijkstoelagen gestort aan het RSZ globaal beheer en aan het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen. Dit bijzonder bedrag aan de rijkstoelagen wordt ingeschreven in de begroting van de FOD Sociale Zekerheid. Het bijzonder bedrag aan rijkstoelagen bedraagt 2 552 382 000 euro voor het jaar 2010 en 2 770 440 000 voor het jaar 2011. Deze bedragen worden verdeeld volgens de verdeelsleutel van 90 % voor het voormelde globale beheer der werknemers en van 10 % voor het voormelde globale financiële beheer der zelfstandigen. De helft van dit bedrag wordt in het lopende jaar gestort in twaalfmaandelijkse gelijke schijven. De resterende helft op 15 november van het lopende jaar”. Tot daar het citaat uit de programmawet.
Deze bedragen zijn dus in strikte overeenstemming met de wet die werd goedgekeurd op voordracht van een regering die toen nog over volledige bevoegdheid beschikte.
Daarnaast bepaalt datzelfde artikel 73 echter het volgende, en ik citeer opnieuw: “De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het bedrag van de resterende helft zoals bedoeld in het vorige lid, aanpassen op basis van nieuwe gegevens betreffende het bruto binnenlands product van het betrokken begrotingsjaar” en wat verder “of op basis van nieuwe gegevens betreffende de algemene budgettaire situatie van de stelsels van sociale zekerheid voor het betrokken begrotingsjaar. Deze aanpassing kan gebeuren in de loop van het betrokken begrotingsjaar en uiterlijk op 30 juni van het daaropvolgende jaar”.
Voorts vermeld ik dat deze bijzondere dotatie samen moet worden gezien met het bedrag van de lening toegekend aan het globaal beheer werknemers, een lening vastgesteld op 1,712 miljard euro in 2010 en 1,066 miljard euro in 2011, zoals vastgelegd in artikel 74 van dezelfde programmawet.
Wat betreft de besluitvorming daaromtrent, het volgende. Tijdens de vergadering van 22 oktober heeft de Ministerraad beslist om het bedrag van de bijzondere dotatie niet aan te passen. Een dergelijke aanpassing zal wel gebeuren indien de sociale zekerheid een overschot in ESR-termen zou realiseren. Dat staat in de notificatie van de beslissing.
Daarentegen zullen de leningen aan het globaal beheer van het werknemersstelsel voor de jaren 2010 en 2011 worden aangepast om de werkelijke thesauriebehoeften van het globaal beheer in het werknemersstelsel te dekken. Deze behoeften zullen worden geraamd op basis van de verslechtering van de thesaurietoestand tussen de eerste en de laatste dag van het jaar, rekening houdend met de terugbetalingen die de verzekeringsinstellingen op hun wachtreserves kunnen opeisen tot 30 april van het volgend jaar.
De storting van de tweede schijf van de lening 2010 wordt opgeschort en het saldo van deze lening, zoals deze kan worden bepaald voor de correctie van de wachtreserve, zal worden geregeld ten laatste op de eerste donderdag van februari 2011, in voorkomend geval door een aanpassing van de eerste schijf van de lening.
Het komt een regering in lopende zaken niet toe om ingrijpende hervormingen voor te stellen en zeker niet door te voeren, aan de financiering van de sociale zekerheid. Met de genomen maatregelen heeft de regering wel, met respect voor haar beperkt mandaat, gereageerd op de betere budgettaire situatie van de sociale zekerheid.
Ter herinnering, de wet van 31 januari 2007 voegt een nieuw financieringsmechanisme in voor de geneeskundige verzorging. De essentie van het nieuw mechanisme is dat de financiering vanuit het globaal beheer van de sociale zekerheid beperkt wordt. Vanaf 2008 wordt de ziekteverzekering gefinancierd volgens de vijf elementen die ik nu niet zal opnoemen, maar waarvan een kopie zal kunnen worden opgenomen in het verslag. Het is dus volledig in toepassing van de voornoemde wet dat een bedrag van 3 miljard euro aan alternatieve financiering vanuit het RSZ-beheer is toegekend. In toepassing van dezelfde wet is een bedrag van 302 miljoen euro uitgetrokken, afkomstig van het globaal financieel beheer van de zelfstandige werknemers.
Nu komen wij tot de meer interessante beslissingen, die te maken hebben met de grond van de zaak. Op het conclaaf over de begroting van 2010 heeft de regering overigens beslist, voor 2011, in een overheveling van 450 miljoen euro, te voorzien naar beide globale beheren van de sociale zekerheid, met daarnaast een storting van 289 miljoen euro in het Toekomstfonds en een stabiliteitsprovisie van 50 miljoen euro.
Op 13 oktober jongstleden heeft het kernkabinet ten slotte beslist om 1,1 miljard euro over te dragen van de begrotingsdoelstelling van de gezondheidszorg naar de globale beheren van de sociale zekerheid. De algemene raad van het RIZIV heeft die overdracht bekrachtigd voor 2011 en heeft eveneens beslist dat geen enkel middel uit de begrotingsdoelstellingen van 2011 zal worden gestort in het Toekomstfonds. De raad van het RIZIV heeft ook de geplande stabiliteitsprovisie van 50 miljoen euro bevestigd.
Tot slot is onze regering van lopende zaken niet in staat om een debat te voeren over de eventuele herziening van de wet tot bepaling van het financieringsmechanisme van de gezondheidszorg. Dat neemt uiteraard niet weg dat een dergelijk debat kan worden gevoerd bij de vorming van een nieuwe regering. Zoals u gemerkt zult hebben, zijn wij daarin zeer conservatief en laten wij alle mogelijkheden open om het debat te voeren over de beschikbare bedragen en de wijze waarop daarmee zou kunnen worden omgesprongen.
Ik kom nu tot de vragen van de heer Vandeput.
Mijnheer Vandeput, de financieringsstructuur van de lokale overheden is minder conjunctuurgevoelig dan die van de andere overheden. Ik laat een tabel uitdelen met een overzicht van de ontvangsten van de lokale overheden van 2006 tot 2009 in procenten van hun totale ontvangsten. Ik laat die tabel uitdelen om de beperkte conjunctuurgevoeligheid van ontvangsten van de gemeenten aan te tonen.
De inkomstenoverdrachten afkomstig van andere overheden vormen de voornaamste bron van inkomsten voor de lokale overheden. Het gaat onder meer om overdrachten uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds, de federale dotatie voor de politiezones en de toelagen aan de OCMW’s voor het leefloon en de opvang van vluchtelingen. De bedragen van deze overdrachten schommelen nauwelijks tegenover de economische groei. Ze maken tussen de 46 en 47 % uit van de totale ontvangsten van de lokale overheden in onze referentieperiode van 2006 tot 2009.
De fiscale ontvangsten vormen de tweede bron van inkomsten voor de lokale overheden. Die kennen meer schommelingen als gevolg van de inkomstenschommelingen die te maken hebben met de economische groei maar ook en vooral als gevolg van het veranderende tempo van de inkohiering. De meest fluctuerende fiscale ontvangsten zijn de directe belastingen, die voornamelijk uit de opcentiemen op de personenbelasting bestaan. Die vertegenwoordigen zowat 13 % van de totale ontvangsten in 2009.
Uit de tabel blijkt dat de indirecte belastingen in 2008 met 23,7 % zijn gedaald omdat de inkohiering toen werd vertraagd en in 2009 met 43,9 % zijn gestegen omdat de inkohiering werd versneld.
Het soms grillige verloop van het inkohieringsritme maakt het moeilijk om hierop vooruit te lopen. De voorspellingen van het Federaal Planbureau dateren bovendien van mei en zijn opgemaakt bij constant inkohieringsritme. Ondertussen is duidelijk dat de inkohieringen in 2010 sneller zullen verlopen dan in 2009. Dit heeft een negatieve impact op het saldo van de federale overheid maar een positieve impact op het saldo van de lokale overheden. In de ramingen van het monitoringscomité werd nog geen rekening gehouden met de mogelijke impact op het saldo van de lokale overheden. De precieze cijfers om dit effect in te schatten ontbreken immers nog. Dat is een eigenaardigheid van ons systeem. De versnelde inkohiering kost de federale overheid ingevolge de grotere terugbetaling die zij moet verrichten.
De regering in zijn huidige samenstelling heeft beslist om de inkohiering versneld te laten doorlopen, waardoor we in feite een koopkrachtinjectie doen van één miljard honderdvijftig miljoen in de loop van de laatste maanden van dit jaar. Die koopkrachtinjectie vergemakkelijkt de begrotingsdoelstellingen van volgend jaar. Als we dat immers niet gedaan zouden hebben, dan zouden we dat miljard honderdvijftig miljoen volgend jaar moeten terugbetalen. We zullen dat nu al doen, wetende dat we desondanks onze begrotingsdoelstelling zullen halen. Is dat niet vriendelijk van ons?
Het monitoringscomité heeft voor 2011 de meest recente raming van het Federaal Planbureau overgenomen, namelijk een tekort van 1,6 % van het bbp. Bij een constant inkohieringsritme worden de ontvangsten uit de directe belastingen in dat jaar wel getroffen door de impact van de crisis.
De tweede tabel toont de ontvangsten van de lokale overheden en hun nominale jaarlijkse groeivoet.
Bij de opmaak van de begroting gaat de federale regering er steeds van uit dat de samenwerkingsakkoorden die gefedereerde entiteiten hebben afgesloten omtrent de begrotingsdoelstellingen worden nageleefd. De federale regering verwacht dat de Gewesten via hun voogdij over de lokale overheden erover waken dat die laatsten de opgegeven cijfers respecteren. De doelstellingen afgesproken bij de overeenkomsten dienen dus als basis voor de uitwerking van de begroting. Het laatste samenwerkingsakkoord met de gefedereerde entiteiten dateert van 15 december 2009 en slaat op de begrotingsdoelstellingen voor de jaren 2009-2010. De daarin vervatte doelstellingen werden dan ook opgenomen in de algemene toelichtingen die gepubliceerd werden naar aanleiding van de begrotingscontrole.
In de loop van het jaar moet uiteraard nagegaan worden of de oorspronkelijke doelstellingen die in de samenwerkingsakkoorden werden opgenomen, gehaald zullen worden. Wat de lokale overheden betreft, baseert de regering zich daarvoor op de beschikbare ramingen van het Federaal Planbureau en die van de Nationale Bank. De cijfers komen dus van daar.
Het monitoringscomité heeft dezelfde logica gevolgd. Ook voor 2011 heeft het zich gebaseerd op de ramingen van het Federaal Planbureau.
Wat de uitwerking van de nationale rekeningen betreft, zoals berekend door het INR, is het nuttig te weten dat het financieringssaldo niet de uitkomst is van de som van al de begrotingssaldi van alle lokale overheden, zijnde de 10 provincies, de 589 gemeenten, de 589 OCMW’s en de 196 politiezones.
Voorzitter: Dirk Van der Maelen
Président: Dirk Van
der Maelen
Waarom niet? Ik leg het u uit! De begrotingsgegevens van de verschillende lokale overheden zijn niet allemaal tijdig beschikbaar. Er is een probleem met de methode omdat de beschikbare begrotingssaldi niet verenigbaar zijn met de methode van ESR95. Om deze problemen op te lossen heeft het Overlegcomité op 16 december 2009 akte genomen van de standpunten van de Vlaamse, Waalse en Brusselse gewestregeringen, die, zoals werd genotuleerd, ik citeer: “… bijzondere aandacht zullen besteden aan de strikte toepassing van de regels van ESR95 op de lokale overheden. Er zal een werkgroep worden opgericht om de modaliteiten van de tijdsschema’s te onderzoeken voor de uitvoering van ESR95 op het vlak van de lokale overheden.” Die werkgroep is een paar keer samengekomen, maar gezien de complexiteit van de werkzaamheden vordert dat vrij langzaam.
Thans beschikken wij niet over de gegevens conform ESR95. Het Federaal Planbureau, noch het INR werkt de rekeningen van de lokale overheden uit per Gewest. Het is echter interessant te weten dat de Dexia bank jaarlijks een stevig verslag publiceert over de gemeentelijke en provinciale financiën. Aan de hand daarvan kan men een idee krijgen over de toestand van hun begrotingssaldi, altijd abstractie makend van de ESR95-positie. De studie van Dexia voor het begrotingsjaar 2010 geeft voor de gemeenten volgende informatie. Ook dat tabelletje is uitgedeeld. Het is het derde, kleine tabelletje dat geen rekening houdt met de ESR-normeringen.
U kent ongetwijfeld ook de uitgavencycli van de gemeenten die is af te lezen uit de putten in en de werven op de wegen halverwege de legislatuur. Rij maar door heel het land en u zult zien dat dit overal aan de gang is. Ook dat kunt u daaruit afleiden.
Voor provincies ziet het plaatje er als volgt uit. De Vlaamse provincies hebben sinds 2006 een negatief saldo. Dit neemt weliswaar af, maar zou in 2010 nog negatief zijn met 39,6 miljoen euro. De Waalse provincies hebben in 2009 een tekort opgetekend. Ook dit tekort daalt en zou in 2010 nog 2,8 miljoen euro bedragen. Wij willen er ook nog eens op wijzen dat deze saldi evenmin berekend zijn volgens de regels van de ESR95-rekenkunde en dus niet direct vergelijkbaar zijn met de door het INR of het Federaal Planbureau gepubliceerde gegevens.
Het INR heeft heel wat werk bij het opmaken van de rekeningen. Meestal duurt dit een viertal jaar. Men vlooit dit helemaal uit en bepaalt nadien eigenhandig de toepassing van het ESR95-systeem op het geheel van die rekeningen.
01.06 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Ik wil wel nog een beetje politieke commentaar geven. Bij de opstelling van de begroting hebben wij al gesproken over de 4,5 % groeinorm. Ik denk dat wij daarin niet heel veel verschillen, maar u kunt nu geen politieke commentaar daarop geven, waarvoor alle begrip, mijnheer de minister.
01.07 Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig, en op sommige vlakken ook verhelderend, antwoord. Ook ik heb een kleine politieke bemerking bij het verhaal. Hoewel wij ons in een overgangsklimaat bevinden, vindt de eerste minister het blijkbaar toch nodig om in de media, voor de welwillende lezer, bepaalde zaken tendentieus in perceptie te plaatsen. In die zin vinden wij het dan ook een beetje moeilijk dat men voor de algemene perceptie conclusies trekt op basis van twee maten. De 0,4 % afwijking van de lokale overheden betekent ongeveer 2 miljard. De 0,5 % afwijking van de federale overheid bedraagt 14 miljard. Met percenten en getallen kan men dus alles aantonen.
(…): (…)
01.08 Steven Vandeput (N-VA): Ik vind het jammer dat dit soort communicatie bij de mensen de indruk geeft dat het allemaal goed is voor de mensen en dat alles sterk onder controle is, terwijl de regering vóór zij in lopende zaken ging, maatregelen had kunnen treffen om zeker het eigen budget onder controle te houden.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Begroting over "de herbudgetering binnen de FOD Justitie" (nr. 518)
02 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre du Budget sur "la rebudgétisation au sein du SPF Justice" (n° 518)
02.01 Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn aandacht werd getrokken door de berichtgeving in De Standaard van 24 september jongstleden. Men sprak daar over de budgettaire problemen bij de uitgaven van de FOD Justitie. Zij zullen voor het einde van het jaar niet alleen hun hele budget hebben uitgegeven, maar dat overschrijden met een bedrag van 30 tot 40 miljoen euro indien zij alle lopende en komende facturen zouden betalen voor het jaareinde. Gelet op de begrotingstoestand, wil ik u daarover een aantal vragen stellen.
Ten eerste, klopt dat? Het is niet omdat de krant het meldt, dat de toestand ook zo precair is op het departement Justitie. De suggestie werd gedaan door de minister van Justitie om te herbudgetteren binnen zijn departement. Gebeurt dat in samenspraak met uw diensten? Zo ja, werd de herbudgettering reeds doorgevoerd?
Dat doet bij mij een lichtje branden. Zitten andere departementen in een gelijkaardige toestand? Zo ja, wat zijn dan de tekorten van de andere federale overheidsdiensten? Wanneer werden daar herbudgetteringen doorgevoerd? Op welke manier zou dat verholpen worden? Ik wil weten hoe ver het daarmee staat.
02.02 Minister Guy Vanhengel: In feite is de minister van Justitie de aangewezen persoon om via zijn stafdienst Budget en beheerscontrole van de FOD Justitie u een nauwkeurig en gedetailleerd overzicht te geven van de actuele budgettaire toestand en te bevestigen of de budgettaire toestand voor heel de FOD Justitie of onderdelen daarvan precair zou zijn of eerder beperkt is tot een of twee specifieke begrotingskredieten. We kennen er een omdat het ook af en toe in de publieke belangstelling komt, met name de gerechtskosten.
Sinds eind april 2010 is de regering ontslagnemend en is zij belast met afhandeling van de lopende zaken, waarvoor een aantal richtlijnen nauwkeurig moet worden nageleefd. In het kader van lopende zaken zijn budgettaire discipline en budgettaire behoedzaamheid van toepassing. Er mogen onder meer geen nieuwe initiatieven worden genomen. Enkel dringende zaken die een snelle behandeling vergen om te vermijden dat fundamentele belangen van het land geschaad worden, mogen eventueel worden behandeld.
Tot het aantreden van de nieuwe regering wordt een budgettaire discipline opgelegd die voorziet in een striktere controleprocedure op de primaire uitgaven, vandaar ook de activiteiten van het monitoringcomité. Er is dus monitoring op de vastleggingen en opvolging van de vereffeningen. De personeelsuitgaven worden opgevolgd op basis van de instructies in de rondzendbrieven 600 en 602 van de minister van Begroting. Voor de werkingsuitgaven wordt vertrokken van het principe van twaalfden. Dat is een werkingsenveloppe op jaarbasis gedeeld door twaalf.
Voor dotaties, subsidies en toelagen worden de uitgaven op het ritme van het voorgaande jaar afgestemd.
Behalve de normale regels inzake administratieve en begrotingscontrole geldt een verhoogde, budgettaire behoedzaamheid voor nieuwe uitgaven. Vanaf 26 april 2010 mogen geen nieuwe uitgaven worden gedaan die het gevolg zijn van een nieuwe reglementering, van nieuwe, politieke beslissingen of van uitgaven waarvoor onvoldoende, budgettaire ruimte is uitgetrokken.
De drempels waarbij de controledossiers inzake de overheidsopdrachten verplicht voor akkoord aan de Inspectie van Financiën en aan de Ministerraad dienen te worden voorgelegd, worden aanzienlijk verlaagd. Daarom ook trouwens heeft de federale regering vrij uitvoerige agenda’s. Alle dossiers die normaal individueel door ministers worden afgehandeld, worden nu immers aan de regering voorgelegd. Zij maken ook het voorwerp uit van de genoemde, verscherpte controle van de IF-begroting en van onszelf.
Inzake de begrotingsberaadslagingen wordt het criterium van dringende en onvoorziene omstandigheden – het fameuze artikel 44 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit – zeer strikt geïnterpreteerd. De aangevraagde kredieten worden door een even belangrijke bijdrage op andere begrotingsartikelen gecompenseerd, met name door voornoemde bijdragen te blokkeren.
Uit wat ik u net heb aangegeven, blijkt dus dat er enkel aanpassingen worden aanvaard die noodzakelijk en onvermijdbaar zijn.
De FOD Budget en Beheerscontrole is momenteel bezig met de opmaak van een tweede en derde aanpassingsblad voor de begroting 2010, dat wij ongetwijfeld binnenkort aan u zullen kunnen voorleggen en waarop wij de bewegingen van 2010 zullen zien. Voormelde FOD heeft met de verschillende overheidsdiensten ook contact opgenomen, met het verzoek hun cijfers dienaangaande in te dienen.
De medegedeelde gegevens zullen aandachtig en zorgvuldig worden onderzocht. De aanpassingsbladen zullen vervolgens worden ingediend. Ik kan u enkel meegeven dat de regering op basis van voornoemde oefening nog geen weet heeft van eventuele problemen ter zake.
Ik verwacht mij, om technische en praktische redenen, echter in ongeveer alle departementen aan verschuivingen tussen verschillende kredietlijnen binnen de verschillende programma’s. Op dat ogenblik zullen wij samen een goed zicht hebben op de punten waar er eventuele ontsporingen zijn geweest en op de manier waarop zij intern binnen het voorgestelde programma zullen worden gecompenseerd.
02.03 Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw toelichting.
Zoals u zelf aangeeft, zullen wij bij de aanpassing van de begroting ter zake misschien nog een debat voeren. Ik ben evenwel al blij met de toelichting die u nu hebt gegeven, zodat wij al weten wat de voorwaarden zijn en welke procedure dient te worden gevolgd.
L'incident est clos.
De voorzitter: Daarmee is een einde gekomen aan onze ochtendzitting.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 10.43 uur.
La réunion publique de commission est levée à 10.43 heures.