Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et
de la Fonction publique |
Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
du mardi 26 octobre 2010 Après-midi ______ |
van dinsdag 26 oktober 2010 Namiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.27 uur en voorgezeten door de heer Ben Weyts.
La séance est ouverte à 14.27 heures et présidée par M. Ben Weyts.
01 Vraag van de heer Filip De Man aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie-en asielbeleid, over "de asiel- en illegalenproblematiek" (nr. 2)
01 Question de M. Filip De Man au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le problème des demandeurs d'asile et des personnes en situation irrégulière" (n° 2)
De voorzitter: De vraag was gericht aan de eerste minister, die het nuttig achtte ze te doen beantwoorden door de staatssecretaris.
01.01 Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, ik meen dat de eerste minister alleen wil opdraven wanneer hij naar eigen mening goed nieuws te melden heeft, en dat hij moeilijke vragen in dit vreselijke dossier maar al te graag ontloopt. Maar goed, de staatssecretaris zal mij van antwoord dienen. Dat hoop ik toch.
Ik zal meteen met de deur in huis vallen, mijnheer de staatssecretaris. Mijn vragen zijn eigenlijk twee weken geleden al gesteld, en ook deze ochtend. Ik herhaal ze, in de hoop alsnog antwoord te krijgen.
Ten eerste, is het waar dat men het aantal asieldossiers met 1,3 moet vermenigvuldigen om het juiste aantal asielzoekers te bekomen, het aantal personen? Met andere woorden, mijnheer de staatssecretaris, klopt het – daar er wellicht meer dan 20 000 dossiers zullen zijn eind dit jaar – dat wij aan ongeveer 30 000 asielzoekers zullen komen? Ik had graag eindelijk een antwoord op die vraag.
Ten tweede, heb ik twee weken geleden gevraagd wat er aan was van de dwangsommen. Wij weten allemaal dat er een dwangsom van 500 euro per dag moet worden betaald indien men een asielzoeker geen onderdak kan bieden.
Klopt het dat men toen dit bedrag van 500 euro opgeld maakte al aan een half miljoen euro aan onkosten zat? Aan hoeveel onkosten zit men nu? Hoeveel is er nu al betaald aan dwangsommen?
Ten derde, mijnheer de staatssecretaris, is het waar dat wanneer zo’n asielzoeker geen onderdak krijgt, niet alleen hijzelf maar ook alle leden van zijn gezin – als die zijn meegekomen – recht hebben op 500 euro? Met andere woorden, als een asielzoeker hier met vrouw en 3 kinderen aankomt, krijgt het gezin dan 2 500 euro per dag indien de diensten van Fedasil niet kunnen instaan voor onderdak?
Ten vierde, op 2 oktober heb ik in het dagblad De Tijd gelezen en ik citeer letterlijk: “Nederland, Frankrijk en Duitsland sluiten in hun sociale wetgeving expliciete bijstand uit aan buitenlanders die werkloos zijn of zelf nog niet hebben bijgedragen aan de Staat. Wie toch bijstand vraagt, riskeert zijn verblijfsvergunning te verliezen.”
Bij ons kan iemand die hier nog geen dag heeft gewerkt, aanspraak maken op een leefloon van 740 euro per maand voor alleenstaanden.
Mijnheer de staatssecretaris, op de vraag van De Tijd kon er geen antwoord worden bekomen. Dat is toch wel heel kras. Wanneer een journalist van een eerbaar blad aan de regering vraagt of het klopt dat die regeling veel lakser is dan in onze buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland, kan er niet eens een antwoord worden gegeven.
Ook hier vraag ik u daarover uw mening te geven.
Ten vierde, sedert weken, om niet te spreken van een paar maanden, doet het gerucht de ronde dat Fedasil – dat dit jaar 340 miljoen euro in zijn budget heeft – voor volgend jaar 430 miljoen euro vraagt. Als ik een beetje kan rekenen, is dat ongeveer 17 miljard Belgische frank.
Klopt het dat volgend jaar de niet onaardige som van 430 miljoen euro zou worden gebudgetteerd voor Fedasil?
01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Man, als u mij toelaat, zal ik u uw vraag voorlezen, want die is vrij kort: “Ik wens de eerste minister” – de eerste minister heeft, zoals het Reglement van de Kamer dat bepaalt, uw vraag naar mij gestuurd – “te interpelleren omtrent een van de werven die momenteel nog compleet open ligt, de werf van de asiel- en illegalenproblematiek.” Dat is uw vraag.
Nu komt u hier in de commissievergadering met vragen naar statistieken, cijfers en aantallen asieldossiers die ingediend zijn. U vraagt naar statistieken om te weten over hoeveel personen het gaat.
Mijnheer de voorzitter, ik beroep mij een beetje op u. Ofwel organiseren we in een gezamenlijke commissie een debat waarbij wij met antwoorden komen, waarover breed gedebatteerd kan worden. Ofwel krijgen de leden van de ontslagnemende regering de mogelijkheid om cijfers voor te bereiden. Als dat gevraagd wordt, kan ik gemakkelijk met cijfers komen.
Het is evenwel moeilijk te weten dat onder de vraag van de heer De Man, die ik voorgelezen heb, bedoeld werd cijfers te bekomen over het aantal asielaanvragen en over drie andere thema’s die bevoegdheden zijn van mijn collega Courard, want dwangsom, opvang en Fedasil behoren, voor zover ik weet, tot de bevoegdheden van collega Courard. Het is dan ook moeilijk om op de vraag antwoorden te geven.
Mijnheer De Man, als u mij een vraag stelt over het aantal asielaanvragen, zal ik u die cijfers geven. Nu heb ik die cijfers niet bij, maar als er een vraag wordt ingediend, zal ik die vraag natuurlijk beantwoorden.
Over de dwangsom heeft staatssecretaris Courard twee weken geleden in de commissievergadering cijfers gegeven. Daarvan hebt u het verslag gelezen, wat u opnieuw kunt doen.
Over de opvang van mensen die recht hebben op opvang geldt een systeem dat vergelijkbaar is met het systeem van Nederland en Frankrijk. U moet deze vraag misschien ook eens aan de heer Courard stellen.
Over Fedasil. U kent het bedrag voor 2010 en 2011. Als er in de tussentijd geen regering is, zal er natuurlijk een begroting met twaalfden moeten worden voorbereid die in ieder geval ter discussie zal worden gebracht in dit Parlement. U zult over de nodige middelen beschikken om daarover vragen te kunnen stellen.
Wij hebben een debat gehad over asiel en migratie in de twee commissies. Als er vragen over cijfers zijn, ben ik bereid om daarop te antwoorden. Om te kunnen antwoorden, moet ik echter eerst een vraag krijgen.
De voorzitter: Misschien nog even meegeven dat het elk parlementslid vrij staat om te vragen wat hij wil en elk regeringslid om daarop te antwoorden naar godsvrucht en vermogen.
01.03 Filip De Man (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb hier de letterlijke teksten van wat u en uw collega Courard hier twee weken geleden hebben gezegd. Ik heb de vraag over het aantal asielaanvragen en of dit met een derde moest worden vermeerderd toen al gesteld. U noch de heer Courard heeft kunnen antwoorden. Ik heb vanmorgen in de gemeenschappelijke commissie die vragen nog eens herhaald met de uitdrukkelijke mededeling dat ik dit deze namiddag graag een antwoord zou krijgen. U doet dit niet. Ik vraag mij dan ook af of dit een spelletje is waarbij u zich verbergt achter formalismen om niet te moeten antwoorden. Als wij een debat organiseren en ik stel u twee weken geleden vragen dan moet u die vandaag kunnen beantwoorden.
Idem dito trouwens met de vraag over hoeveel Fedasil vraagt. Dit is toch wel het meest krasse dat ik vandaag heb gehoord. U zegt dat de regering zal werken met voorlopige twaalfden. Dat is absoluut juist. Er is voorlopig geen regering met volheid van bevoegdheid en er is dus ook geen echte begroting. U zult toch wel weten hoeveel Fedasil vraagt voor volgend jaar? Ik kan mij niet indenken dat u eind oktober niet weet wat Fedasil graag zou krijgen als budget. Die vraag is zeker en vast al gericht aan de regering. Ik denk dat u als staatssecretaris die bevoegd is voor het migratiebeleid daarvan op de hoogte moet zijn. Ook daar weigert u in feite om te antwoorden.
Ik kan dat niet anders zeggen.
01.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Stel gewoon de vragen aan de bevoegde minister, aan de heer Courard.
01.05 Filip De Man (VB): Ik heb ze twee weken geleden gesteld.
01.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: U kent de parlementaire administratie toch vrij goed, mijnheer De Man. Ik begrijp dat u probeert te zeggen dat u eigenlijk een vraag hebt gesteld. Ik heb uw vraag gelezen over een van de werven inzake de problematiek van asiel en illegaliteit die momenteel nog open ligt. Als u cijfers vraagt, dan zal ik u die geven. Wanneer heb ik u ooit cijfers niet gegeven? Vraag maar, want u bent misschien bang om de vraag te stellen.
01.07 Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, ik stel vast dat de vraag van twee weken geleden aan de heren Courard en Wathelet over dwangsommen niet wordt beantwoord. Ik weet goed waarom natuurlijk. Zij willen dat zo lang mogelijk verborgen houden. Uiteindelijk zult u of de heer Courard daarop moeten antwoorden, mijnheer Wathelet. Het Parlement heeft recht op die cijfers, net zoals wij moeten weten in welk budget Fedasil volgend jaar heeft voorzien. U moet dat weten, maar u wilt dat nu niet zeggen.
U wil ook niet zeggen, dat is misschien ook uw verantwoordelijkheid niet, hoeveel dossiers momenteel binnen zijn. Ik heb het u twee weken geleden gevraagd. Ik heb het vanmorgen gevraagd, en nu opnieuw. Hoeveel asieldossiers zijn er momenteel binnen en moet men dat met 1,3 vermenigvuldigen? Ook daarop wilt u geen antwoord geven.
De voorzitter: Ik heb begrepen dat als u
de vraag schriftelijk indient u snel een antwoord van de staatssecretaris zult
krijgen
01.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Uiteraard, zoals altijd.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la proposition de règlement européen relatif à l'agence Frontex" (n° 197)
02 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het voorstel van Europese verordening betreffende het agentschap Frontex" (nr. 197)
02.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, comme j'avais envie de recevoir une réponse, j'ai envoyé ma question par écrit, pour que le secrétaire d'État ait le temps de la préparer et que cela débouche sur un dialogue constructif.
Monsieur le secrétaire d'État, je suppose que, tout comme moi, vous êtes au courant des craintes émises par les ONG à l'encontre de l'Agence européenne pour la gestion de la coopération opérationnelle aux frontières extérieures des États membres de l'Union européenne (Frontex). Cette agence analyse les "menaces" migratoires, coordonne des opérations conjointes organisées par les États membres pour surveiller les frontières extérieures et intercepter les immigrants, assiste les États membres dans la formation de gardes-frontières nationaux, assure un suivi des recherches scientifiques sur le contrôle et la surveillance des frontières extérieures, assiste les États membres dans la surveillance grâce à une équipe d'intervention rapide et les aide dans l'organisation des expulsions conjointes.
Or le fonctionnement de cette agence est très inquiétant et soulève de sérieuses questions juridiques. Une proposition a été déposée par la Commission en vue de modifier le règlement 2007/2004 qui porte création de cette agence. Elle sera soumise au vote du Conseil européen.
Vous serez à cette occasion invité, en tant que représentant du gouvernement belge en charge de la Politique de migration et d'asile, à participer aux discussions et délibérations.
Vu l'importance et la gravité du sujet, il importe que nous connaissions votre position sur différents points.
D'abord, les activités de Frontex conduisent à violer le principe de non-refoulement. L'interception d'un navire et sa reconduite vers un État tiers – lorsqu'il en provient, a transité par ses eaux territoriales ou y a été intercepté – est problématique dans la mesure où des personnes seront refoulées vers le pays qu'elles ont fui sans avoir eu accès à une procédure d'asile ou seront renvoyées vers des pays qui ne sont absolument pas signataires de la Convention de Genève relative aux réfugiés et qui ne connaissent aucun système d'asile ou de protection subsidiaire, de sorte qu'ils renverront ces personnes vers leur pays d'origine sans même s'inquiéter des risques de persécution ou de violation des droits de l'homme.
Ensuite, un problème de responsabilité se pose. Ce règlement est formulé d'une manière telle que son article 1er décline toute responsabilité dans le chef de l'Agence Frontex, la responsabilité du contrôle des frontières incombant aux États membres. Dès lors, si à l'occasion d'une opération conjointe États membres-Frontex, un dérapage ou une catastrophe humanitaire se produit, l'Union européenne en rejettera la responsabilité sur les États qui ont participé à l'opération, alors même que Frontex en aura organisé le projet en amont, coordonné l'opération et prêté assistance en termes humains et matériels.
Monsieur Ilkka Laitinen, directeur exécutif de Frontex, a rappelé devant la Commission LIBE il y a quelques mois, que la responsabilité des opérations incombait aux États membres et non à Frontex.
Monsieur le secrétaire d'État, ne pensez-vous pas qu'il y a là une porte ouverte à des dérives régulières, si la tête pensante et coordinatrice des opérations - en l'occurrence Frontex - est à l'avance déchargée de toute responsabilité?
Ne pensez-vous pas qu'il est anormal qu'une institution comme Frontex, dont le directeur exécutif dispose de pouvoirs ont énormes, ne soit pas tenue de rendre des comptes devant qui que ce soit?
Ne pensez-vous pas qu'il faudrait que ce règlement prévoie une procédure de contrôle du fonctionnement de cette agence, des opérations qu'elle organise, qu'il y ait un minimum de transparence et de contrôle démocratique?
Enfin, la Belgique participera-t-elle d'une manière ou d'une autre à des opérations conjointes orchestrées par Frontex? Si oui, de quelle manière?
Le président: Madame Genot, je rappelle que le délai imparti pour la question et la réponse est de cinq minutes.
02.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, ma réponse sera longue!
Dans sa décision 2010/252 du 26 avril 2010 visant à compléter le code frontières Schengen en ce qui concerne la surveillance des frontières extérieures maritimes dans le cadre de la coopération opérationnelle cordonnée par l'Agence européenne pour la gestion des coopérations opérationnelles aux frontières extérieures des États membres de l'Union européenne, le Conseil a prévu, sur proposition de la Commission, une série de prescriptions contraignantes et de lignes directrices non contraignantes. Ces prescriptions et lignes directrices veillent à clarifier la méthode à appliquer lors des opérations maritimes.
C'est précisément le respect des droits fondamentaux, y compris le principe de non-refoulement, qui constituent en ce cas d'espèce le principal fil conducteur, comme en témoignent les trois premières prescriptions contraignantes - j'insiste - de ce texte.
Je cite:
"1.1. Les mesures prises aux fins d'une opération de surveillance sont exécutées dans le respect des droits fondamentaux et de façon à ne pas mettre en danger la sécurité des personnes interceptées ou secourues ni celle des unités participantes.
1.2. Nul n'est débarqué dans un pays ni livré aux autorités de celui-ci en violation du principe de non-refoulement ou s'il existe un risque de refoulement ou de renvoi vers un autre pays en violation de ce principe.
Sans préjudice du point 1.1, les personnes interceptées ou secourues sont informées de manière adéquate afin qu'elles puissent expliquer les raisons pour lesquelles un débarquement à l'endroit proposé serait contraire au principe de non-refoulement.
1.3. Il est tenu compte, pendant toute la durée de l'opération, des besoins spécifiques des enfants, des victimes de la traite des être humains, des personnes ayant besoin d'une assistance médicale urgente ou d'une protection internationale et des autres personnes se trouvant dans une situation particulièrement vulnérable."
Cette question est aussi largement évoquée dans les lignes directrices non contraignantes. Les prescriptions relatives au débarquement de personnes seront conformes au droit international. Même si en principe le débarquement a lieu dans le pays d’où est parti le navire intercepté ou dans les eaux territoriales de la région de sauvetage par laquelle le navire a été transité, des lignes directrices stipulent malgré tout que l’État membre de l’Union européenne accueillant l’opération Frontex doit accueillir en priorité les personnes débarquées lorsque l’option précédente s’avère impossible, par exemple si l’opération était contraire aux droits fondamentaux ou au droit international.
En ce qui concerne les responsabilités de l’Agence Frontex et des États membres en la matière, une évaluation indépendante a eu lieu en 2008 en vertu de l’article 33 du règlement, sur base de laquelle le conseil d’administration de Frontex a adressé à la Commission une série de recommandations relatives à la modification de base juridique de l’agence.
La proposition de modification du règlement tient compte des recommandations du conseil d’administration dans la mesure où elle nécessite une révision de la base juridique de l’agence. Étant entendu que la responsabilité du contrôle et de la surveillance des frontières incombe aux États membres, l’agence facilite l’application des dispositions existantes et futures de l’Union européenne en matière de gestion des frontières extérieures, notamment le code frontières Schengen, dans le respect des dispositions pertinentes du droit de l’Union européenne et du droit international, des obligations relatives à l’accès de la protection internationale et des droits fondamentaux. Elle assure la coordination des actions des États membres lors de la mise en œuvre de ces dispositions contribuant ainsi à l’efficacité, à la qualité et à l’uniformité du contrôle des personnes et de la surveillance des frontières extérieures des États membres de l’Union européenne.
Dans le contexte des opérations coordonnées par l’agence, les agents invités ne peuvent accomplir des tâches et exercer des compétences que sur l’instruction et, en règle générale, en présence de gardes de frontières de l’État membre hôte. La décision de refus d’entrée au titre du code frontières Schengen n’est prise que par les gardes-frontières de l’État membre hôte. Aucun pouvoir décisionnel en la matière n’est transféré à l’agence. Les objectifs de la proposition consistent à développer davantage la gestion intégrée de la coopération opérationnelle et ne peuvent pas être réalisés de manière suffisante par les États membres.
La proposition prévoit notamment:
- l’obligation pour tout le personnel prenant part à des opérations conjointes de recevoir une formation appropriée relative aux droits fondamentaux;
- un mécanisme de rapport au conseil d’administration en ce qui concerne les activités opérationnelles des États membres avec le pays tiers est introduit;
- la possibilité pour l’agence de mettre un terme aux opérations si les conditions ne sont pas remplies;
- l’instauration d’une obligation de transmettre les rapports d’évaluation des opérations au conseil d’administration dans les 60 jours suivant l’opération;
- l'obligation pour l'agence d'établir un plan opérationnel pour toute opération comprenant des dispositions relatives au contenu et aux composantes du plan opérationnel, aux tâches et responsabilités respectives, à la composition des équipes, au commandement et au contrôle, aux mécanismes de rapport, à savoir l'évaluation et la modification des incidents, aux équipements techniques et aux ressorts juridiques applicables.
Une analyse spécifique de la matière, dont la charte des droits fondamentaux, a été respectée lors de la procédure d'évaluation externe prévue à l'article 33 du règlement.
En ce qui concerne les obligations du directeur exécutif de Frontex: M. Ilkka Laitinen, conformément à l'article 25, 4 du règlement, le directeur exécutif répond de ses actes devant le conseil d'administration. De plus, en vertu de l'article 20, 2 f du paragraphe susmentionné, le conseil d'administration exerce l'autorité disciplinaire sur le directeur exécutif et sur le directeur adjoint.
Enfin, le Parlement européen et/ou le Conseil européen peuvent inviter le directeur exécutif de l'agence à faire rapport sur l'exécution de ses tâches. En pratique, M. Laitinen se rend régulièrement devant la commission LIBE du Parlement européen où un contrôle démocratique peut s'exercer pleinement.
Le directeur exécutif établit un plan prévisionnel des recettes et des dépenses de l'agence pour l'exercice budgétaire suivant et le transmet au conseil d'administration.
En ce qui concerne la transparence en tant que telle, aux termes de l'article 20, 2 b du règlement Frontex, le rapport général de l'agence de l'année précédente est transmis le 15 juin au plus tard au Parlement européen, au Conseil, à la Commission, au Comité économique et social et à la Cour des comptes. Ce rapport général est rendu public.
De plus, le programme de travail de l'agence pour l'année à venir est adopté par le conseil d'administration avant le 30 septembre de chaque année. Après avoir obtenu un avis de la Commission, il est transmis au Parlement européen, au Conseil, à la Commission. Ce programme de travail est adopté conformément à la procédure budgétaire annuelle.
D'un point de vue budgétaire, l'autorité budgétaire (Conseil, Parlement) autorise les crédits au titre de la subvention destinée à l'agence. Pour l'année 2010, c'est 85 millions d'euros.
Pour terminer, la participation de la Belgique aux opérations Frontex: en effet, les fonctionnaires belges participent aux opérations coordonnées par Frontex. Ainsi, en 2009, notre pays a participé aux opérations Long Overstayers, Hammer, Saturn, Jupiter, Poseidon, Neptune, Hubble, Zeus, Focal Point, Minerva, etc.
Cette participation se limite à la mobilisation d'experts en contrôle aux frontières, de première ou de deuxième ligne, d'experts en faux documents, d'équipes cynophiles. Aucun moyen technique ou matériel lourd n'est mobilisé dans le cadre des opérations Frontex.
En 2009 et 2010, les opérations de retour conjointes ont permis de procéder à l'éloignement de sept personnes en 2009 et de cinq personnes en 2010, jusqu'à présent, qui n'étaient pas autorisées à séjourner légalement dans notre pays et qui avaient épuisé toutes les procédures existantes.
En date du 27 octobre 2010, la Belgique organise un vol Frontex. Les Pays-Bas, le Royaume-Uni, l'Irlande se joignent à cette initiative.
02.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, j'ai bien entendu les lignes contraignantes en vue du respect des règles de non-refoulement. Je ne comprends pas, dès lors, ce qui se passe sur le terrain (renvoi de certaines personnes en Libye, par exemple) où il y a clairement des problèmes. Soit, ces règles ne concernent pas les terrains évoqués dans ma question, soit, ces règles ne sont pas respectées, ce qui est d'autant plus inquiétant.
Quant à la responsabilité, des documents sont évidemment transmis à un certain nombre d'instances. Cependant, tout bon parlementaire sait que ce n'est pas parce qu'on transmet le rapport d'activités qu'il y a effectivement un contrôle en la matière. Si le conseil d'administration est au courant, trouver des documents sur la façon dont il fonctionne ou sur les décisions qu'il prend est un véritable travail de détective, étant donné que rien n'est public. Il y a un réel manque de transparence pour pouvoir exercer un véritable contrôle. Or, il est important de pouvoir l'exercer à tout le moins au niveau belge et d'être informé de manière plus précise et régulière du type d'opérations auxquelles la Belgique participe. Monsieur le secrétaire d'État, quand vous me dites que la Belgique participe à l'opération Minerva, j'ai des difficultés à me faire une idée claire de ce qui se passe et du type d'opérations auxquelles nous participons. Pour que le Parlement puisse exercer son contrôle, il serait intéressant d'avoir un accès régulier à ces données.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de maatregelen inzake wettelijk samenwonen" (nr. 217)
03 Question de Mme Leen Dierick au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les mesures relatives à la cohabitation légale" (n° 217)
03.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, het aantal schijnhuwelijken zit de voorbije jaren gelukkig in een dalende trend. De genomen maatregelen bleken dus echt wel efficiënt te zijn, maar helaas is het probleem nu verschoven. Steeds meer illegalen maken in ons land gebruik van het wettelijk samenwonen om aan de Belgische nationaliteit te geraken.
Ook in het jaarverslag van 2009 van de dienst Vreemdelingenzaken wordt gewezen op de gevolgen van de jongste wijziging van de vreemdelingenwet op dit domein. Veel aanvragers van verblijfsvergunningen die geweigerd worden door een schijnhuwelijk, zoeken nu hun toevlucht tot het kanaal van de wettelijke samenwoning om alsnog een verblijfsvergunning te verkrijgen. DVZ vraagt dan ook terecht een aanpassing van de wetgeving, zodat preventieve en repressieve maatregelen mogelijk zijn.
Welke maatregelen zullen genomen worden om strenger te controleren op schijnsamenwoonst of gezinshereniging op basis van samenlevingscontracten?
03.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw Dierick, u bent ongetwijfeld op de hoogte van het feit dat ik de strijd tegen schijnhuwelijken en schijnsamenwoning centraal stel in mijn beleid. Ik hecht immers een bijzonder belang aan de strijd tegen misbruiken, zoals een schijnhuwelijk en de schijnpartnerschappen. De beleidsopties die de regering-Leterme II heeft genomen, hebben niet als doel het wettelijk geregistreerde partnerschap of de wettelijke verklaring van samenwoning af te schaffen. Wel wordt ingezet op de aanpak van de misbruiken die die statuten met zich kunnen brengen wanneer zij worden toegepast binnen het vreemdelingenbeleid.
Bovendien vind ik het wenselijk om de aanvraag tot gezinshereniging op grond van een duurzame relatie niet langer volledig parallel te laten verlopen met een aanvraag tot gezinshereniging op grond van een gesloten huwelijk. Concreet werd het koninklijk besluit van 5 juli 2010 opgesteld tot wijziging van de verschillende koninklijke besluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Het KB stelde de criteria inzake de duurzame en stabiele relatie opnieuw vast voor artikel 10 van de vreemdelingenwet, partnerrelatie met een niet-EU-vreemdeling, en voor artikel 40bis van de vreemdelingenwet, partnerrelatie met een EU-burger.
Dat was nodig, omdat de Raad van State, bij arrest van 26 februari 2010, artikel 11 van het koninklijk besluit van 17 mei 2007 had vernietigd, waardoor de criteria inzake het stabiele karakter van de relatie tussen partners in het kader van een niet aan het huwelijk gelijkwaardig beschouwd partnerschap niet meer van toepassing waren. Het KB van 5 juli 2010 kan echter slechts een tijdelijke oplossing bieden.
Het was immers mijn doel om de criteria inzake een duurzame en stabiele relatie, artikel 10 en artikel 40bis van de Vreemdelingenwet, vast te leggen in de Vreemdelingenwet zelf. Enkel zo kon de strijd tegen schijnhuwelijken en schijnsamenwonen effectief en consequent worden opgevoerd.
Omdat de regering zich momenteel in lopende zaken bevindt, word ik verhinderd die maatregelen uit te voeren.
03.03 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, wij appreciëren uiteraard de maatregelen die al genomen zijn of die nog in de pipeline zitten, maar die helaas door de val van de regering niet zijn uitgevoerd.
Wij zullen zelf ook, met onze fractie, niet stil blijven zitten. Wij zullen wetsvoorstellen indienen om er in de mate van het mogelijke iets aan te kunnen doen.
Ondertussen hopen wij dat artikel 13 van de Vreemdelingenwet, dat het mogelijk maakt om een verblijfsvergunning alsnog in te trekken als die op basis van frauduleuze praktijken is toegekend, wel degelijk wordt toegepast.
03.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat artikel wordt toegepast.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'examen médical obligatoire après toute tentative d'expulsion avortée" (n° 220)
04 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het verplichte medisch onderzoek na elke mislukte poging tot verwijdering" (nr. 220)
04.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, l'arrêté royal du 2 août 2002 fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux centres fermés et modifié par l'arrêté royal du 8 juin 2009 mentionne, à l'article 61/1, que toute personne dont l'expulsion a échoué doit subir un examen médical dans les 48 heures suivant la tentative d'expulsion.
Pourriez-vous préciser les éléments suivants:
- Cet examen a-t-il lieu systématiquement?
- Par qui cet examen est-il effectué?
- Cet examen peut-il être pratiqué par un médecin extérieur?
- Éventuellement, un deuxième examen peut-il avoir lieu?
- Quel en est l'objectif?
- Qu'advient-il du dossier médical après examen? - Est-il consultable par l'avocat de la personne concernée et/ou par toute autre personne?
- Y a-t-il des suites si des violences policières sont constatées?
- Avez-vous connaissance de cas de violences constatées à cette occasion?
04.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Genot, un examen médical est systématiquement pratiqué dans chaque centre fermé après toute tentative d'éloignement.
Dans certains centres, un premier examen est réalisé par le service médical. Si des lésions sont constatées, il est complété par un examen du médecin attaché au centre. Dans d'autres centres, le médecin du centre procède directement à l'examen médical.
Conformément à l'article 53 de l'arrêté royal fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux centres fermés, le résident peut faire appel, à ses frais, à un médecin de son choix, mais le médecin attaché au centre doit en être informé.
L'examen a pour but de vérifier si le résident a subi des lésions à la suite de la tentative d'éloignement et s'il a besoin d'une assistance psychologique. Ce type d'examen permet aussi d'établir les responsabilités des acteurs impliqués.
Les résultats de l'examen médical ainsi que les éventuels reports supplémentaires sont consignés dans les dossiers médicaux et administratifs du résident.
Le résident et son avocat ont accès au dossier médical, mais pas les tiers, sauf autorisation expresse donnée par le résident lui-même.
Si des lésions sont constatées à la suite d'une tentative d'éloignement, le centre en informe la hiérarchie des services centraux de l'Office des étrangers et le supérieur du service "éloignement" de la police fédérale. Ce dernier procédera ensuite à un examen plus approfondi et assurera le suivi du dossier.
Je peux vous informer qu'en 2010, seul le centre pour illégaux de Merksplas a été confronté à des résidents ayant présenté des lésions à la suite d'une tentative d'éloignement. Cela concerne six cas. Dans quatre d'entre eux, les résidents ont indiqué avoir été brutalisés par la police. Dans les deux autres, ils ont confirmé s'être infligé eux-mêmes des lésions.
04.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Je vous remercie de cette réponse complète qui permettra, je l'espère, de bien faire respecter la législation dans chaque centre.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'accès à un GSM pour tous les détenus du centre fermé 127bis" (n° 221)
05 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de toestemming voor alle bewoners van het gesloten centrum 127bis om over een gsm te beschikken" (nr. 221)
05.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, depuis peu, les détenus du centre fermé 127bis ont l'autorisation de disposer d'un gsm personnel, pour autant que celui-ci ne soit pas muni d'une caméra. Cette initiative me paraît intéressante pour ne pas couper les résidents de l'extérieur.
Monsieur le secrétaire d'État, pourriez-vous préciser les éléments suivants:
- Cette mesure est-elle propre au 127bis ou est-elle d'application dans tous les centres fermés?
- Cela affecte-il le droit d'accès au téléphone des personnes qui ne possèdent pas un gsm?
- Envisagez-vous de généraliser cette mesure?
05.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, avant toute chose, je souhaite vous informer que les résidents du centre peuvent obtenir un gsm. Cette possibilité qui leur est offerte s'inscrit dans la volonté d'humaniser les centres fermés. Nous travaillons à cette question depuis quelques années déjà.
Une méthode identique est appliquée dans tous les centres. Dans le centre de transit 127, le système avait déjà été introduit de façon limitée début 2002. Les autres centres ont, quant à eux, introduit cette utilisation du gsm personnel en 2009-2010 et plus précisément, le 15 juin 2010 pour Merksplas, le 7 mai 2010 pour Bruges, le 1er juillet 2009 pour Vottem et le 26 juillet 2010 pour Steenokkkerzeel.
Cette règle s'applique aux résidents qui ne sont pas en possession d'un gsm autorisé. Le gsm proposé par le centre n'a pas de fonction appareil photos-vidéo.
Chaque centre propose à ces personnes d'autres possibilités de téléphoner à des tiers. Ces autres solutions sont les suivantes: la mise à disposition d'un gsm par le centre, possibilité d'acheter un gsm à un prix intéressant (prix de revient) dans le centre, possibilité d'utiliser un téléphone payant, possibilité d'utiliser un gsm emporté par un visiteur. Les résidents peuvent également acheter des cartes sim dans le centre.
Cette mesure met en œuvre la recommandation formulée par les médiateurs fédéraux dans leur rapport sur les centres fermés.
Les mesures prises en faveur des résidents et du personnel poursuivent trois objectifs:
1. faciliter les contacts téléphoniques et par sms des résidents avec des tiers;
2. réduire les tensions liées notamment à l'utilisation des téléphones payants aux moments où la demande est importante et, par conséquent, réduire les difficultés organisationnelles auxquelles la personne est confrontée;
3. responsabiliser davantage les résidents, par exemple, en leur demandant de gérer eux-mêmes le gsm au centre.
05.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, il s'agit d'une très bonne mesure.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la séparation des hommes et des femmes au centre fermé 127bis" (n° 222)
06 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het scheiden van mannen en vrouwen in het gesloten centrum 127bis" (nr. 222)
06.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, depuis la mi-août environ, la vie au centre fermé 127bis a subi une réorganisation: les hommes et les femmes sont systématiquement séparés. Tout contact entre eux est empêché via diverses mesures: heures de repas décalées, heures de "détente dans la cour" différentes, ... Cette organisation se rapproche d'une organisation carcérale, alors que vous faites régulièrement mention d'une volonté d' "humaniser les centres fermés". Monsieur le secrétaire d'État, comment justifiez-vous cette mesure? Cette mesure vaut-elle également pour les couples?
06.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Genot, conformément à l'article 83 de l'arrêté royal du 2 août 2002 fixant le régime et les règles de fonctionnement applicables aux centres fermés, le centre possède deux ailes séparées: une aile accueille les couples et les femmes seules et une autre aile accueille les hommes seuls. Ce régime est appliqué depuis 2002 et non depuis le mois d'août dernier. Les ailes du centre de rapatriement 127 sont occupées comme suit: aile R0, femmes seules et couples, aile R1, hommes seuls, aile L1, hommes seuls.
Les repas sont également réservés par aile. Par conséquent, les hommes mangent d'un côté et les femmes et les couples de l'aile R0 de l'autre. Il en a toujours été ainsi. Ce système est conforme à la réglementation.
Par ailleurs, pour les différentes ailes, les promenades sont prévues à des moments distincts, ce pour des raisons d'organisation. Dans les ailes R0, l'horaire est de 13 heures à 15 heures; dans les ailes R1 et L1, de 15 heures à 17 heures.
Le centre organise des activités, comme la fête de l'Eucharistie, le café-débat, le barbecue, etc., lorsque les hommes et les femmes des différentes ailes sont effectivement bien ensemble. Par contre, certaines activités, comme le fitness, sont organisées séparément à la demande des résidents eux-mêmes pour tenir compte des différences culturelles. Certes, pour le fitness, en fonction des différences culturelles, les femmes préfèrent s'entraîner seules.
06.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. Néanmoins, il semblerait qu'auparavant, les résidents avaient l'occasion, à certains moments, d'au moins parler à travers les grillages de la cour, ce qui ne serait plus possible et certains le regrettent.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la sanction d'irrecevabilité liée à l'absence de courrier recommandé dans les demandes d'autorisation de séjour pour raisons médicales" (n° 265)
07 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het onontvankelijk verklaren van een aanvraag van de machtiging tot verblijf om medische redenen als sanctie voor het niet indienen van die aanvraag door middel van een aangetekend schrijven" (nr. 265)
07.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, l'article 7 de l'arrêté royal du 17 mai 2007 qui exécute l'article 9ter de la loi du 15 décembre 1980 prévoit l'obligation d'introduire la demande d'autorisation de séjour pour raisons médicales par courrier recommandé et y attache une sanction d'irrecevabilité. L'Office des étrangers déclare donc irrecevable toute demande d'autorisation de séjour fondée sur l'article 9ter de la loi du 15 décembre 1980 qui lui est parvenue autrement que par courrier recommandé, et ce même lorsque la demande est envoyée par fax. Or, les cas d'irrecevabilité sont fixés par la loi. En effet, l'article 9ter, §3, de la loi du 15 décembre 1980 prévoit que les éléments invoqués à l'appui de la demande d'autorisation de séjour dans le Royaume sont déclarés irrecevables uniquement s'ils ont déjà été invoqués dans le cadre d'une précédente demande d'autorisation de séjour ou s'ils ont été invoqués à l'appui d'une demande d'asile. Donc, l'arrêté royal du 17 mai 2007, en ajoutant une sanction d'irrecevabilité qui n'était pas prévue par l'article 9ter de la loi de 1980 a outrepassé la fonction réglementaire qui lui est accordée par l'article 108 de la Constitution. Cette sanction est donc inconstitutionnelle.
Monsieur le secrétaire d'État, avez-vous l'intention d'abroger la sanction d'irrecevabilité visée à l'art 7, §2, alinéa 1er, de l'arrêté royal du 1 mai 2007, comme le recommande le médiateur fédéral?
07.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, oui; cela figurera normalement dans la loi portant des dispositions diverses.
07.03
Zoé Genot (Ecolo-Groen!):
C'est parfait.
L'incident est clos.
- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de versoepeling van de huisvestingsvoorwaarden bij gezinshereniging" (nr. 438)
- mevrouw Nahima Lanjri aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het koninklijk besluit van 26 augustus 2010 betreffende de voorwaarden voor aangepaste huisvesting bij gezinshereniging van vreemdelingen" (nr. 551)
- M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'assouplissement des conditions en matière de logement dans le cas d'un regroupement familial" (n° 438)
- Mme Nahima Lanjri au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'arrêté royal du 26 août 2010 relatif aux conditions de logement adapté en cas de regroupement familial des étrangers" (n° 551)
De voorzitter: Mevrouw Lanjri, de heer Francken is nog niet of niet aanwezig. Wilt u de vraag al stellen? Het is uw recht om de vraag te stellen.
08.01 Nahima Lanjri (CD&V): Als de heer Francken hier niet is, zal ik mijn vraag stellen, mijnheer de voorzitter.
Mijnheer de staatssecretaris, dit onderwerp is al meermaals, ook in debatten, aan bod gekomen. Mijn vraag was veertien dagen geleden al ingediend, maar door een of andere communicatiefout werd ze niet geagendeerd. Daarom wilde ik ze opnieuw indienen.
Bij de aanpassing van de Vreemdelingenwet in 2007 werd in toepassing van de Europese richtlijn gebruikgemaakt van de mogelijkheid om het criterium “deftige huisvesting” ook te hanteren in het geval van gezinshereniging of samenwoonst. Recent bleek echter dat de Raad van State de bepaling met betrekking tot de aangepaste woning die bij de gezinshereniging wordt vastgelegd, heeft vernietigd.
Daarom hebt u samen met de regering de beslissing genomen om dit in een nieuw koninklijk besluit vast te leggen. Dat gebeurde op 26 augustus 2010, omdat anders het gevaar bestond dat er geen controle van de huisvesting meer was.
Wij vinden het belangrijk dat mensen die hun partner naar hier halen wel degelijk over een deftige huisvesting beschikken die voldoet aan de voorwaarden inzake veiligheid, gezondheid en bewoonbaarheid van de woningen. Ik denk dat dit een heel belangrijk principe is omdat men verantwoordelijk is voor de personen die men naar België laat overkomen.
In het koninklijk besluit van 26 augustus 2010 gaat men het criterium vervangen door het voorleggen van een eigendomstitel of een geregistreerd huurcontract.
Mijnheer de staatssecretaris, welke werkwijze zullen de gemeentebesturen volgen in de procedure tot het afleveren van de verblijfsvergunning in het geval van gezinshereniging? Kan een verblijfsvergunning voor het visum wordt toegekend, worden geweigerd of opnieuw worden ingetrokken wanneer het visum al is afgegeven en wanneer achteraf door de wijkagent bij de woonstcontrole wordt vastgesteld dat niet werd voldaan aan de vereiste om in een aangepaste woning te voorzien.
Ik denk dat men best preventief werkt en het visum niet aflevert vooraleer men beschikt over een deftige woning of dat op zijn minst dat de mogelijkheid blijft bestaat dat de verblijfsvergunning kan worden ingetrokken als achteraf blijkt dat wel een huurcontract of een eigendomstitel werd afgeleverd maar dat de woning helemaal niet voldoet aan de vooropgestelde criteria.
Ten derde, hoe werd hierover gecommuniceerd naar de gemeentebesturen? Is dat al gebeurd? Is dit door middel van een rondzendbrief gebeurd? Hoe heeft u daarover gecommuniceerd naar de lokale besturen?
08.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lanjri, door het arrest van de Raad van State van 26 februari 2010 werd het artikel 26/3 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 vernietigd en was de toepassing van de voorwaarde van voldoende huisvesting door de dienst Vreemdelingenzaken niet meer mogelijk. Het nieuwe koninklijk besluit garandeert opnieuw dat deze voorwaarde wordt gecontroleerd.
Bovendien wordt niet alleen nog steeds een bewijs van huisvesting vereist, maar worden daarbij ook nog steeds verschillende kwaliteitseisen gesteld. Zo zullen huurwoningen pas in aanmerking worden genomen wanneer er sprake is van een geregistreerd huurcontract. Bovendien mag er in geen geval sprake zijn van een woning die onbewoonbaar is verklaard. Een onbewoonbaar verklaarde woning kan dus niet in rekening worden gebracht als een voldoende huisvesting. De nieuwe regel kwam tot stand na uitvoerig contact met en akkoord van de verschillende regeringspartners en diverse administraties.
Zoals ik reeds heb opgemerkt, is het niet correct te stellen dat de nieuwe regelgeving geen kwaliteitseisen zou stellen aan de woning. Bovendien wil ik erop wijzen dat de Memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat huisvestingsvoorwaarden invoerde en het vernietigingsarrest van de Raad van State duidelijk stellen dat de voorwaarde van voldoende huisvesting slechts als doel heeft om werkelijk onaanvaardbare praktijken te vermijden zoals onbewoonbaar verklaarde woningen.
Het is onjuist te stellen dat de nieuwe regeling geen kwaliteitseisen inhoudt. Het KB verwijst ook expliciet naar de bijzondere voorwaarden die worden gesteld door de wet van 20 februari 1991 en het KB van 8 juli 1997. Wanneer de kwaliteitseisen van het KB van 8 juli 1997 niet worden behaald en ook al is de woning nog niet onbewoonbaar verklaard, dient de gemeente dit te melden aan DVZ. DVZ zal dit element in rekening brengen.
Zoals opgemerkt dient de gemeente, wanneer zij op de hoogte is dat een woning onbewoonbaar is verklaard, dit te melden aan de dienst Vreemdelingenzaken die dit in rekening zal brengen tijdens de gegrondheidsbeslissing.
Door te eisen dat er sprake moet zijn van een geregistreerd huurcontract, stelt de tekst van het koninklijk besluit zelf kwaliteitseisen. Bedoelde eisen worden niet enkel in het verslag aan de Koning opgenomen.
Ten vierde, laten uitschijnen dat er geen kwaliteitseisen zouden worden gesteld, is niet correct. Ik heb dat herhaald, gezegd en kan het nog herhalen, indien u dat wil. Het koninklijk besluit vereist bijvoorbeeld duidelijk dat woningen niet onbewoonbaar mogen zijn verklaard.
Op grond van artikel 11 van de Vreemdelingenwet kan de dienst Vreemdelingenzaken steeds het verblijf intrekken, wanneer de vreemdeling niet langer aan de voorwaarde van voldoende huisvesting voldoet. Het verblijf kan ook in geval van fraude worden ingetrokken. Evenwel dient ter zake steeds een proportionaliteitsanalyse worden uitgevoerd.
Voorts zijn er bij de verwerving van het verblijf en na toekenning van de verblijfstitel andere sancties mogelijk, ingeval de woning ongeschikt wordt. Bedoelde sancties zijn van identieke toepassing, ongeacht het gegeven dat de woning aan een Belg of aan een vreemdeling toebehoort. Een extra sanctie op het vlak van het verblijf is dan ook niet de eerste prioriteit.
Ik wil erop wijzen dat het vroegere koninklijk besluit door de Raad van State werd vernietigd onder meer omdat het aan de vreemdelingen een strengere voorwaarde dan aan Belgen oplegde. Zulks is de redenering van de Raad van State.
Prioriteit is evenwel het nodige te kunnen doen, opdat de betrokken families zich kunnen herlokaliseren van een onvoldoende huisvesting naar een woning die wel de nodige kwaliteitsgaranties biedt. Dat is de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
Mijnheer de voorzitter, ik kom bij de laatste paragraaf. Ik ben gehaast.
Door het vernietigingsarrest van de Raad van State was een coherente en correcte toepassing van de wettelijke voorwaarde inzake voldoende huisvesting voor de dienst Vreemdelingenzaken niet meer mogelijk, en dat terwijl de voorwaarde van voldoende huisvesting in de wet van 15 december 1980 niet werd vernietigd en dus nog altijd blijft gelden.
Het komt de regering, zelfs een regering in lopende zaken, toe alles in het werk te stellen om de uitoefening van de bewuste controle te garanderen.
Het spoedadvies werd tweemaal aan de Raad van State gevraagd, aangezien de regering in lopende zaken nog voorzichtiger is en een nieuwe vernietiging wenst te vermijden.
Ik heb daarstraks tijdens de debatten ook gehoord dat er in de stad Antwerpen zowat 1 500 woningcontroles waren. Zulks werd door de heer Francken aangegeven. Echter, indien wij het koninklijk besluit in lopende zaken niet hadden genomen, waren er zelfs geen controles mogelijk. De koninklijke besluiten waarop de controles waren gebaseerd, waren immers vernietigd. Daarom moesten wij in lopende zaken handelen op de manier dat wij hebben gehandeld, zij het natuurlijk met de noodzakelijke voorzichtigheid. De regering is immers in lopende zaken.
08.03 Nahima Lanjri (CD&V): U hebt een heel uitgebreid antwoord gegeven, misschien voor een stuk op een vraag die ik zelf niet heb gesteld, maar die de heer Francken had willen stellen. Maar dat is goed.
Ik blijf zitten met een onbeantwoorde vraag: welke werkwijze dienen de lokale besturen concreet te volgen in het afleveren van de woonstcontrole en hoe hebt u met de lokale besturen gecommuniceerd? Op die vraag heb ik geen antwoord gekregen. Hoe gebeurt de procedure concreet? Hoe hebt u dat gecommuniceerd?
08.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: DVZ moet het nieuwe KB uitvoeren zoals dat er nu ligt. DVZ heeft zoals gewoonlijk de nodige informatie aan de gemeenten gestuurd. Dat gebeurt via de internetsite van DVZ. Dat is Gemcom, de natuurlijke manier van communiceren tussen DVZ en de verschillende gemeentes inzake de manier waarop de controles moeten gebeuren. Die elementen moeten verstuurd worden aan DVZ zoals dat hoort en met respect voor het nieuwe KB dat door ons moest worden genomen omwille van de vernietiging door de Raad van State.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Smeyers, als u mij toestaat, geef ik eerst het woord aan de heer Madrane. Ik wil nog meegeven dat, met betrekking tot de vorige vraag, de vraag van de heer Francken zonder voorwerp is. Gelet op zijn afwezigheid zal zijn vraag nr. 439 worden uitgesteld.
09 Question de M. Rachid Madrane au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le suivi des recommandations du rapport des médiateurs fédéraux sur les centres fermés" (n° 506)
09 Vraag van de heer Rachid Madrane aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de follow-up van de aanbevelingen in het verslag van de federale Ombudsman met betrekking tot de gesloten centra" (nr. 506)
09.01 Rachid Madrane (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, voilà quelques mois, les médiateurs fédéraux sont venus en commission de l'Intérieur nous présenter leur rapport sur les centres fermés.
Ce rapport a mis en exergue diverses recommandations qui concernent l'ensemble de la problématique des centres fermés. Elles touchent notamment, en amont, le fait que l'enfermement des étrangers doit être une mesure de dernier ressort; on le sait. Elles concernent le respect des droits fondamentaux des étrangers détenus et les règles de détention en centre fermé.
À ce propos, j'ouvre une parenthèse: depuis la loi Dupont, les conditions de vie des prisonniers ont été sensiblement améliorées, ce qui n'est pas le cas pour celles dans les centres fermés. Donc, il me semble qu'il faille le plus rapidement possible, à tout le moins, apporter ces améliorations dans la législation en matière de régime et de règlement en centre fermé. Ces recommandations touchent également à l'appui juridique, à l'assistance sociale des étrangers séjournant dans les centres fermés, etc. Je pourrais continuer très longtemps, car la liste est longue
Monsieur le secrétaire d'État, sous la précédente législature, vous aviez accepté de venir nous faire un état des lieux des mesures que vous prendriez suite à ces recommandations. Dès lors, pouvez-vous nous livrer un premier panorama des initiatives que vous avez prises sur base des recommandations des médiateurs fédéraux?
09.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, beaucoup d'améliorations ont été initiées dans les centres fermés dans le cadre de la politique d'humanisation, mais aussi en application des recommandations issues des divers rapports, dont celui des médiateurs fédéraux.
Certaines de ces recommandations des médiateurs fédéraux sont déjà réalisées et d'autres sont en cours de réalisation.
Je citerai parmi elles plusieurs de ces initiatives concrétisées:
- l'examen médical obligatoire le plus rapidement possible et, au plus tard, 48 heures après une tentative d'éloignement;
- en ce qui concerne les groupes vulnérables, depuis fin septembre 2009, les familles arrêtées à la frontière et qui ne peuvent être refoulées dans les 48 heures sont transférées vers les lieux d'hébergement individuel;
- l'élaboration des fiches d'orientation pour un meilleur encadrement et suivi des cas spécifiques;
- pour les résidents présentant des troubles psychologiques ou psychiatriques, des contrats avec des institutions psychiatriques pour leur prise en charge et leur traitement;
- plusieurs psychologues ont également été engagés avec la contribution des fonds européens;
- des gsm sont mis à disposition des résidents dans les ailes et l'accès à internet est prévu pour 2011;
- des équipements sportifs ont également été achetés pour compléter les salles de sports et de gym;
- la construction d'un nouveau centre en remplacement du centre de transit 127 et du centre INAD dont la fin des travaux est prévue à la fin de cette année.
En ce qui concerne l'assistance juridique des étrangers maintenus dans les centres fermés, les assistants sociaux des centres fermés s'occupent de la désignation d'un avocat pro deo à la demande du résident, dès son arrivée au centre, et ce, en application de l'article 62 de l'arrêté royal.
En outre, un projet pilote d'installation de permanences juridiques et de première ligne est en cours dans deux centres fermés: Vottem et Merksplas. Par manque de financement, les commissions d'aide juridique et avec comme corollaire le paiement des avocats des permanences juridiques de première ligne sont actuellement organisées. Ce projet pilote ne couvre que deux centres. En effet, on doit également estimer la plus-value apportée par cette organisation. À Bruges, c'est depuis le 14 juin 2010 qu'est organisée cette commission d'aide juridique.
Toutefois, je peux affirmer qu'en moyenne, 60 % des résidents disposent d'un avocat soit privé soit pro deo dans les centres fermés de Bruges, Vottem et Merksplas.
Pour terminer, il faut noter que des fiches d'information juridique traduites dans une quinzaine de langues sont disponibles pour les résidents et expliquées oralement par les assistants sociaux, afin d'améliorer la communication des informations juridiques. Une version en audio est en phase de finalisation et sera bientôt disponible.
09.03 Rachid Madrane (PS): Monsieur le président, je voudrais saluer le travail qui a déjà été réalisé et remercier le secrétaire d'État pour sa réponse. Je l'encourage à amplifier ses efforts. Nous ne manquerons évidemment pas de revenir ultérieurement sur le sujet.
L'incident est clos.
- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "nieuw personeel en meer budgettaire middelen voor de asielinstanties" (nr. 387)
- mevrouw Sarah Smeyers aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie-en asielbeleid, over "nieuw personeel en meer budgettaire middelen voor de asielinstanties" (nr. 425)
- Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le personnel et les moyens budgétaires supplémentaires pour les instances d'asile" (n° 387)
- Mme Sarah Smeyers au premier Ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "du nouveau personnel et des moyens budgétaires accrus pour les instances compétentes en matière d'asile" (n° 425)
10.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in de mededeling van de Ministerraad van 24 september heeft de regering aangekondigd dat er nieuw personeel en meer budgettaire middelen voor de asielinstanties zouden komen om de nakende escalatie – het woord nakende mag eigenlijk worden geschrapt – van de asielcrisis aan te pakken. De maatregelen zijn nodig en lovenswaardig, maar ik betwijfel of alleen deze maatregelen voldoende zullen zijn om een toename van de achterstand in de behandeling van de dossiers te vermijden. Gelet op het feit het aantal asielaanvragen per maand in september al is gestegen tot 1 905. De achterstand groeit bij het Commissariaat-generaal. Met name de Franstalige rechters bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen kampen met een achterstand.
Mijn eerste vraag mag u nog pro forma beantwoorden, maar u hebt vanmorgen al gezegd over hoeveel bijkomend personeel het gaat. Het is echter belangrijker te weten wanneer het operationeel zal zijn. Zijn de budgetten hiervoor reeds vrijgemaakt? Zijn de vacatures reeds uitgeschreven? Is de rekrutering reeds gestart? Vanaf wanneer zal die capaciteitsverhoging bij het Commissariaat-generaal en bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in een verhoogde productie resulteren? Zullen die maatregelen voldoende zijn om een verdere toename van de achterstand te verhinderen? Zoniet, wat zijn uw andere plannen om dat te verhinderen? Ten slotte, zullen de geplande bijkomende opvangplaatsen, die ook op 24 september werden aangekondigd, volstaan om het bijkomende tekort in de opvangplaatsen op te vangen?
10.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, ik zal eerst een globale inleiding geven. Natuurlijk zal ik ook alle cijfers meedelen. Het bijkomend personeel is natuurlijk geen voldoende maatregel om een antwoord te geven. Dat heb ik reeds uitgelegd tijdens het debat dat wij hebben gehad. Het gaat over preventie, instroom, uitstroom en terugkeerbeleid. Natuurlijk is bijkomend personeel bij de asielinstanties slechts een van de maatregelen die moesten worden genomen om een verantwoord en humaan antwoord te kunnen geven aan de asielcrisis.
Over hoeveel bijkomend personeel gaat het? Wat DVZ en de versnelling van de behandeling van de asielaanvragen betreft, werden 2 niveau A en 4 niveau C voor onbepaalde duur en 1 niveau A en 3 niveau C voor een periode van zes maanden toegekend.
Wat betreft de personeelsversterking voor de brede informatie- en preventiecampagne in het buitenland werden 2 niveau A toegekend. Bovendien worden 5 extra ambtenaren-geneesheren en 25 niveau A en 15 niveau C voorzien voor de versnelling van de behandeling van de regularisatieaanvragen. De aanwervingen zijn ten laatste tegen 1 januari 2011 voorzien, dus de procedure is al begonnen.
Wat betreft CGVS, reeds in oktober 2009 en in maart 2010 werd aan het CGVS bijkomend personeel toegekend, meer bepaald 44 niveau A en 6 niveau C. Recent werd aan het CGVS bijkomend de mogelijkheid geboden tot aanwerving van 36 niveau A en 5 niveau C. Deze zullen operationeel zijn in het voorjaar 2011. Deze procedure is ook al begonnen.
Wat betreft de RVV, 10 juristen zullen worden aangeworven. De looptijd van de selectie wordt geraamd op twee maanden. Deze is afhankelijk van het aantal kandidaten dat zich aandient. Vanaf het ogenblik van de indiensttreding moet nog eens drie maanden worden gerekend vooraleer een nieuwe medewerker productief is.
Zijn de budgetten hiervoor voorzien en wat zijn de vacatures? Voor de drie instanties werden de beslissingen genomen op 22 oktober. De kredieten voor 2010 zijn voldoende om de kosten te dekken. Voor 2011 zullen de nodige kredieten via de voorlopige twaalfden ter beschikking worden gesteld.
De vacatures zijn reeds uitgeschreven en de selectietesten zijn volop aan de gang. Zodra de selectietesten volledig afgesloten zijn, zullen de eerste laureaten worden gecontacteerd.
Om een voldoende brede doelgroep te bereiken, heeft het CGVS op 16 oktober 2010 bijkomende Nederlandstalige en Franstalige vacatures laten uitschrijven in de Belgische kranten. Het is de bedoeling om over te gaan tot een gefaseerde aanwerving binnen een zo kort mogelijke termijn. Beoogd wordt een eerste groep nieuwe medewerkers in dienst te laten treden in november of december 2010 en een tweede groep in december 2010, januari 2011.
U weet net zo goed als ik dat deze nieuwe medewerkers echter niet onmiddellijk operationeel zijn. Zij zullen eerst een doorgedreven vormingsprogramma doorlopen inzake wetgeving, situatie in het land van herkomst, verhoortechnieken, enzovoort.
Vanaf het ogenblik van indiensttreding dient drie maanden te worden gerekend vooraleer een nieuwe medewerker totaal productief is.
Bij het CGVS is een gedeeltelijk verhoogde productie reeds merkbaar dankzij de eerder doorgevoerde personeelsversterkingen en dankzij andere door het CGVS genomen interne maatregelen. In september 2010 werd vastgesteld dat de beslissingscapaciteit van CGVS reeds 54 % hoger lag dan deze in september 2009. Hiermee bedoel ik de productiviteit per persoon. Met de bijkomende aanwervingen op het CGVS wordt een capaciteitsverhoging van 100 % beoogd ten opzichte van 2009, zijnde 1 400 beslissingen per maand.
Zal dat de achterstand verminderen? Naast de mogelijkheid tot personeelsversterking van CGVS is eveneens voorzien dat CGVS maximaal gebruik kan maken van de reeds eerder bij de begrotingsopmaak en –controle 2010 toegekende budgettaire middelen. Daartegenover heeft CGVS zich ertoe geëngageerd om via interne maatregelen het rendement en dus de beslissingscapaciteit verder op te drijven. Dat is al verbeterd, maar ze moeten ook nog beter worden in de tijd. Daarover hebben wij vaak gesprekken met CGVS. Natuurlijk niet over de inhoud, want u weet dat het een onafhankelijke instantie is. Het gaat ook over het verbeteren van de productiviteit. CGVS brengt zelf ook maatregelen en voorstellen naar voor.
Dan de RVV. De toegekende aanwervingen beogen een antwoord te bieden op de toevloed van het aantal aanvragen. In de veronderstelling dat de gehele productiecapaciteit van de RVV geheroriënteerd wordt naar behandeling van het asielcontentieux in de volle rechtsmachtprocedure, en dat 10 Franstalige attachés worden aangeworven, zullen de aanwervingen volstaan om de input van het volle gerechtsmachtcontentieux en het aliënatiecontentieux te beheren, behalve wat betreft het aliënatiecontentieux van de Nederlandstalige taalrol, waar er een achterstand kan ontstaan. De aanwervingen zijn de enige mogelijkheid in de context van lopende zaken. Een uitbreiding van het magistratenkader vereist een wetswijziging. Zoals u weet bepaalt een wet het aantal magistraten. Wij konden wel bijkomend personeel engageren, maar dat zijn attachés, om de wet niet te moeten veranderen.
Simultaan met het verhogen van de beslissingscapaciteit voorzie ik in maatregelen die moeten voorkomen dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de asielprocedure. Ik verwijs hierbij naar het belang van de ontradingscampagne zoals degene die ik onlangs leidde in Servië en Macedonië en sluit niet uit dat dit ook voor andere landen zal worden georganiseerd, zoals bijvoorbeeld voor Armenië en Kosovo.
Daarnaast herhaal ik ook het belang van het verstrekken van een effectief terugkeerbeleid, zowel vrijwillige als gedwongen terugkeer voor uitgeprocedeerde asielzoekers naar het land van herkomst. Bovendien worden door de RVV mogelijke wijzigingen in de procedure onderzocht om deze nog vlotter te laten verlopen.
U hebt op 24 september een vraag gesteld aan de heer Courard over de opvangplekken om het bijkomende tekort aan opvangplaatsen te kunnen dekken. Ik heb een antwoord gekregen van de heer Courard.
Hij stelt met u vast dat de toevloed nog in stijgende lijn gaat. Wij kunnen echter niet onbeperkt plaatsen bij creëren. Alleen een aanpak die op verschillende sporen samen inwerkt, zal het probleem beheersbaar maken. Met verschillende sporen bedoel ik een ontradende strategie voor specifieke landen, een versnelling van de asielprocedure, een opvolging van afgeronde procedures en uiteraard een kwaliteitsvolle opvang tijdens de procedure.
Momenteel zijn er nog extra plaatsen nodig. De regering heeft middelen vrijgemaakt om in die bijkomende plaatsen te voorzien. De 3 500 reeds in 2010 geopende plaatsen worden verlengd in 2011. Daarbovenop komen er 2 000 plaatsen in lokale opvanginitiatieven bij. Ondertussen is ook aan de minister van Defensie gevraagd sites ter beschikking te stellen om nogmaals 2 000 bijkomende plaatsen te creëren.
U hebt alle cijfers over de asielinstantie gekregen. De procedures zijn begonnen. Er is nu bijkomend personeel, maar ook de productiviteit moet verhogen, dat is ook belangrijk, maar nooit in het nadeel van de kwaliteit van de beslissingen.
10.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord. Uiteraard kunnen al die extra aanwervingen niet onmiddellijk operationeel zijn, maar een periode van drie maanden is toch een maximum. Ik vind het al zeer nobel dat jullie werk maken van de doorstroom.
Ik heb nog een kleine vraag. Er zijn nog twee vacatures voor Nederlandstalige magistraten. Daarvoor is geen wetswijziging nodig. Kunnen die al niet worden ingevuld om de achterstand van de Nederlandstalige dossiers bij de Raad Voor Vreemdelingenbetwistingen weg te werken of valt dat ook onder lopende zaken?
10.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Voorlopig namen we enkel de beslissing voor 10 nieuwe attachés voor de RVV. Wij hebben geen beslissing genomen omtrent nieuwe bijkomende magistraten.
10.05 Sarah Smeyers (N-VA): Het valt onder lopende zaken. Ik dacht dat zij als contingent sowieso recht hadden op twee extra rechters of magistraten en dat zulks al was ingeschreven, maar dat wordt nu niet ingevuld.
10.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Die zijn niet ingevuld. Wij gaven de prioriteit aan tien nieuwe attachés om over meer bijkomend personeel te beschikken en om die personen zo snel mogelijk te laten functioneren.
10.07 Sarah Smeyers (N-VA): Ik dank u voor de initiatieven omtrent de doorstroming, maar ik hoop dat het meersporenbeleid zich meer specifiek op uitstroom en instroom zal focussen. Een ontradingscampagne alleen zal volgens mij niet genoeg zijn. U kent mijn standpunt op dat vlak.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de invoering van een lijst van veilige landen om de abnormaal hoge instroom van nieuwe asielzoekers in te perken" (nr. 388)
11 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'instauration d'une liste de pays sûrs pour limiter l'afflux anormalement élevé de nouveaux demandeurs d'asile" (n° 388)
11.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, op 5 oktober had ik u al gevraagd wat u vond van de lijst van veilige landen naar Frans voorbeeld. U zag geen heil in de invoering van een lijst van veilige landen om de abnormaal hoge instroom van asielzoekers in te perken. U gaf daarentegen wel aan dat u richtlijnen zou geven aan de dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen om bepaalde asielverzoeken prioritair te behandelen naargelang hun nationaliteit. Op die manier zou volgens u een ontradingseffect worden teweeggebracht.
Mijn vragen daarover zijn de volgende. Aan welke nationaliteiten wordt dan voorrang gegeven? Heeft dit de behandelingstermijnen van de asielverzoeken van die nationaliteiten korter gemaakt? Zo ja, wat is het verschil in behandelingstermijn? Heeft deze prioritaire behandeling effectief gezorgd voor een afname van nieuwe asielaanvragen van bepaalde nationaliteiten? Bent u bereid deze praktijk te formaliseren in een lijst van nationaliteiten, die klaar en duidelijk aan de buitenwereld kan worden gecommuniceerd?
11.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Smeyers, wij hebben inderdaad gereageerd op uw voorstel om dezelfde lijst van veilige landen van herkomst aan te nemen als Frankrijk en op die manier een aantal asielzoekers in de opvangstructuren te verminderen.
De procedurerichtlijn van 2005 laat de lidstaten toe om een lijst met veilige landen van herkomst in te voeren, ermee rekening houdend dat een land van herkomst als veilig wordt beschouwd wanneer er kan worden aangetoond op een algemene en uniforme manier dat er nooit wordt overgegaan tot vervolging, noch tot foltering, noch tot onmenselijke en vernederende behandeling, en dat er geen bedreiging bestaat van willekeurig geweld in het kader van internationale of interne gewapende conflicten. Kortom, een land waarvoor is aangetoond dat er op het gehele grondgebied geen vluchtelingen- of subsidiaire bescherming kan zijn.
De criteria om een veilig land van herkomst te bepalen zijn dus erg strikt. Landen zoals Frankrijk en Duitsland, die op basis van andere criteria voor de invoering van de richtlijn al een lijst van veilige landen hadden, konden hun eigen strengere criteria behouden. Dat is voor ons niet het geval aangezien wij ons niet op deze uitzondering kunnen beroepen. Wij kunnen dus niet dezelfde lijst als Frankrijk hanteren. Bovendien werd de Franse Staat door de Raad van State veroordeeld omdat er landen zoals Armenië, Turkije en Madagaskar op de lijst stonden. Daarenboven blijkt dat onderdanen van de landen op deze lijst maar liefst 35 % uitmaken van het totale erkenningspercentage in eerste aanleg. Er kunnen dan ook ernstige vragen worden gesteld bij de interpretatie van het begrip “een veilig land van herkomst”’.
Wij hebben erkend dat deze lijsten een ontradend effect kunnen hebben. Evengoed zorgen wij er zonder het invoeren van een lijst van ‘veilige landen van herkomst’ voor om de noodzakelijke maatregelen te nemen en te vermijden dat de onderdanen van landen waarvoor de nood aan bescherming quasi onbestaand is, zich naar hier bewegen.
Wij hebben bij toepassing van artikel 52/2 van de wet van 1980 aan de drie asielinstanties gevraagd om de asielaanvraag van onderdanen van Servië, Macedonië en Kosovo prioritair te behandelen, en normaal ook de asielaanvragen die aan Griekenland moeten worden overgemaakt indien het Europese Hof van de Rechten van de Mens deze transfers niet had verboden.
Gelet op de evolutie van de situatie ter plaatse waren asielinstanties ook een specifieke behandeling begonnen voor Armenië en Guinee, landen waarvoor we een abnormale toename van het aantal aanvragen vaststellen. De vraag heeft tot gevolg dat de asielaanvraag prioritair sneller wordt behandeld. In deze zaken heeft het CGVS een behandelingstermijn van vijftien dagen en de RVV een maximumtermijn van twee maanden in plaats van drie maanden.
Wij stellen inderdaad een vermindering vast van een aantal nieuwe asielaanvragen ten gevolge van deze maatregelen die ook gepaard gaan met preventiecampagnes in het land van herkomst. Vorige week donderdag en vrijdag heb ik dat nog gedaan.
Ik heb deze lijst inderdaad geformaliseerd in een schrijven aan CGVS. Zoals u kon vaststellen in de pers van de voorbije weken hebben wij rond dit onderwerp uitgebreid gecommuniceerd.
Ik meen evenwel dat het niet opportuun is om deze lijst te veel te formaliseren. Ze evolueert immers voortdurend in het licht van de positieve of negatieve evolutie van de situatie in de landen en van het aantal asielzoekers aanwezig op ons grondgebied en in de Europese Unie.
Ten slotte willen wij snel maar consequent preventiecampagnes opstarten zoals wij dat in het geval van Servië en Macedonië in maart en nu opnieuw hebben gedaan.
11.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, voor alle duidelijkheid, ik heb nooit gezegd dat het dezelfde lijst moest zijn als in Frankrijk. Ik heb gezegd naar Frans voorbeeld. Ons commissariaat-generaal zou zelf op onafhankelijke wijze een dergelijke lijst kunnen opstellen. Het spreekt voor zich dat dit inderdaad een dynamisch gegeven moet zijn. U zegt dat 35 % toch wordt erkend, wat uw argument versterkt dat die lijst in Frankrijk misschien niet ideaal is. Ik heb dat dus niet gezegd. Ik zeg ook niet dat die aanvragen niet moeten worden behandeld.
Ons voorstel is om de aanvragen uit de landen van op de lijst op een snellere manier te behandelen, binnen de veertien dagen zoals u zegt. Er kan daarover in alle openheid worden gediscussieerd, maar ik denk dat een lijst van veilige landen die wel geformaliseerd is een veel meer ontradend effect zal hebben dan ontradings- of preventiecampagnes. We verschillen daarover echter van mening.
L'incident est clos.
De voorzitter:
(…) (zonder micro)
Vraag nr. 534 van mevrouw Colen en vraag nr. 538 van de heer Somers worden uitgesteld tot een volgende commissievergadering, gelet op de afwezigheid van de vraagstellers.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.42 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.42 heures.