Commission de l'Économie, de la Politique
scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture |
Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
du mardi 26 octobre 2010 Matin ______ |
van dinsdag 26 oktober 2010 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.19 uur en voorgezeten door mevrouw Liesbeth Van der Auwera.
La séance est ouverte à 10.19 heures et présidée par Mme Liesbeth Van der Auwera.
01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de aanhoudende problemen bij de Kruispuntbank van Ondernemingen" (nr. 6)
01 Question de M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les problèmes persistants auprès de la Banque-Carrefour des Entreprises" (n° 6)
01.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de integratie van vrije beroepen in de Kruispuntbank van Ondernemingen is intussen een jaar aan de gang. Voor de vrije beroepen zijn er echter nog steeds problemen, vooral voor de vrije medische beroepen. Blijkbaar beschikt men nog steeds niet over alle juiste informatie. Dat zou zware gevolgen kunnen hebben want op onjuiste of onvolledige informatie staan, zoals u weet, strenge straffen.
Blijkbaar rijst er vooral een probleem bij de vrije medische beroepen die vroeger al actief waren. Het opladen van gegevens gebeurt via een match tussen de bestaande bestanden van de FOD Volksgezondheid, het RIZIV en het RSVZ. Naar het schijnt wordt alleen wie op alle lijsten met dezelfde gegevens voorkomt in de KBO opgenomen. Veel databanken blijken onvolledig te zijn. Daarom stellen de betrokkenen voor om in elk geval minder databanken te betrekken bij de match in de hoop dan over meer en vollediger gegevens te beschikken. Wat is uw mening over deze vraag vanuit de sector?
Ten tweede zou het misschien ook niet slecht zijn om bij het opladen van de gegevens ook de Orde van Geneesheren en de Orde van Apothekers rechtstreeks te betrekken.
Ten derde, zolang niet kan worden gewaarborgd dat de juiste gegevens voorhanden zijn en dus opladen worden, zou het misschien aanbeveling verdienen om de sanctieregeling nog wat op te schorten in de tijd. Zo kunnen we vermijden dat vrije medische beroepen die niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor het feit dat de gegevens niet volledig met elkaar overeenstemmen gesanctioneerd zouden worden. Hebt u daar een idee over?
Wanneer zullen alle gegevens in orde zijn, zodat deze zaak definitief van de baan is?
01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega, ik zal uw vier vragen in dezelfde volgorde beantwoorden. Zoals u weet, staat in artikel 4 van de KBO-wet dat de rechtspersonen naar Belgisch recht en de natuurlijke personen die als onafhankelijke entiteit hun economische en beroepsmatige activiteit gewoonlijk in België uitoefenen, ingeschreven moeten zijn bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen, de KBO. Concreet betekent dit dat alle personen ingeschreven moeten worden, maar dat niet alle natuurlijke personen opgenomen moeten worden.
Bovendien worden bij de KBO geen loontrekkenden ingeschreven. Met deze voorwaarden moest dus rekening gehouden worden tijdens het opladen, om geen foutieve data op te laden. Wegens de oplaadvoorwaarden is het niet mogelijk bijvoorbeeld enkel een beroep te doen op de databank van de FOD Volksgezondheid. Deze gegevens worden namelijk niet stopgezet wanneer de persoon zijn activiteiten stopzet. In de databank van Volksgezondheid wordt bovendien geen onderscheid gemaakt tussen loontrekkenden en zelfstandigen. Het is dus noodzakelijk dat de gegevens die afkomstig zijn van de FOD Volksgezondheid en van het RIZIV gekruist worden met de bestanden van de Rijksdienst voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen, teneinde zeker te weten dat het om zelfstandigen gaat. Kortom, enkel natuurlijke personen die een zelfstandige activiteit uitoefenen staan in de KBO.
Initieel werd ervoor geopteerd enkel ondernemingen op te laden die in de drie databanken met dezelfde gegevens voorkwamen. Dat werd later versoepeld. Daar in de KBO enkel zelfstandigen worden ingeschreven, is het alleszins noodzakelijk dat de personen in het bestand van het RSVZ voorkomen. Personen die niet in het RIZIV-bestand voorkwamen – maar wel in de andere twee bestanden – werden wel opgeladen, omdat het niet verplicht is erkend te zijn door het RIZIV om beroepsactiviteiten te mogen uitoefenen.
In december 2009 en in juni 2010 werden trouwens tijdens twee kwaliteitsacties nog ongeveer 4 500 nieuwe ondernemingen, medische beroepen, gecreëerd op basis van nieuwe combinaties.
Ik kom tot uw tweede vraag. In juni 2009 hebben wij de Orde van Geneesheren en de Orde der Apothekers ontmoet. Zij informeerden ons ervan dat het voor hen onmogelijk was om op basis van hun gegevens mee te delen wie als zelfstandige werkt, wie met een bvba werkt en wie niet. Zij kunnen ons dat niet meedelen. Zij konden ons wel meedelen wie het beroep effectief mag uitoefenen, maar die informatie hadden wij al verkregen via de FOD Volksgezondheid.
Wat uw derde vraag betreft, de KBO voert op dit ogenblik geen repressieve politiek ten opzichte van niet-handelsondernemingen die niet of niet volledig in de KBO zijn opgenomen. De nadruk van onze diensten ligt op dit ogenblik op de kwaliteitsverbetering van de gegevens in de databank. Er worden nog altijd kwaliteitsacties uitgevoerd in het kader van de niet-handelsondernemingen, om de gegevens hiervan te vervolledigen. In het streven naar administratieve vereenvoudiging worden zoveel mogelijk gegevens automatisch opgeladen, maar wettelijk blijft de ondernemer verantwoordelijk voor de correcte toepassing van het KB van 2 juni 2009. De ondernemer kan bovendien, als hij of zij zou merken dat zijn of haar gegevens onvolledig of niet correct zijn, de KBO verzoeken om deze gegevens gratis aan te passen of zelf via de KBO private search, de dienst selfservice, de zelfbedieningsdienst, bepaalde gegevens online verbeteren. Gelieve mij te excuseren voor al die Engelse woorden.
Wat uw laatste vraag betreft, tot op heden en in de toekomst worden blijvend acties ondernomen om de hiaten op te vullen en de kwaliteit van de gegevens te verbeteren.
01.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, uw antwoord was vrij volledig. Op de antwoorden op mijn eerste twee vragen heb ik geen repliek.
Wat de derde vraag betreft, u zegt dat er voorlopig geen repressieve maatregelen genomen worden. Ik neem daarvan nota. Wie een vrij medisch beroep uitoefent, kan steeds een aanvraag doen bij de KBO of men kan zelf in het systeem van de KBO de vergissing rechtzetten.
Ik hoop dat men niet zal overgaan tot bepaalde repressieve maatregelen, zoals u die noemt, vooraleer men erin geslaagd is alle fouten uit de KBO te verwijderen. Vanaf het moment dat men over alle juiste gegevens beschikt, kan men degene die niet in orde is, sanctioneren. Daarmee ga ik akkoord.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Karine Lalieux au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "sa prise de position européenne au sujet de la protection des consommateurs" (n° 94)
02 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "zijn houding op Europees vlak met betrekking tot consumentenbescherming" (nr. 94)
02.01 Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, sous la précédente législature, de longs débats ont eu lieu dans cette commission en ce qui concerne la nouvelle directive relative à la protection des consommateurs. Nous avons toujours dit que nous voulions une protection maximale, ce qui est le cas en Belgique, et non minimale comme souvent ailleurs en Europe.
J'ai eu une petite frayeur quand j'ai pris connaissance d'un de vos communiqués de presse – uniquement en néerlandais – qui concernait cette directive "consommation" et dans lequel vous dites que vous souhaitez une harmonisation européenne, avec tous les dangers que cela comporte.
À quel titre vous êtes-vous exprimé? Je ne pense pas que le gouvernement ait pris position à ce sujet.
02.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Madame la présidente, chère collègue, ce n'était pas un communiqué de presse mais une dépêche de l'agence Belga. Elle faisait suite à une conférence de presse qui s'est tenue à l'occasion du premier European Consumer Protection Enforcement Day, événement organisé par le SPF Économie dans le cadre de la présidence européenne.
L'objectif de cette journée était d'examiner la manière d'améliorer le respect des droits des consommateurs en concertation avec les inspections économiques des différents États membres, les représentants des associations de consommateurs et d'autres parties intéressées.
Le point de vue de la Belgique en la matière est connu: elle souhaite une harmonisation maximale ciblée. La Commissaire Reding s'est d'ailleurs prononcée en ce sens.
La Belgique préconise donc une harmonisation maximale qui doit impérativement s'accompagner d'un niveau suffisant de protection des consommateurs. En ce moment, la Belgique tente surtout, en tant que présidente de l'Union européenne, d'engranger des avancées dans ce dossier.
02.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, au vu du niveau peu élevé de protection de certains pays qui viennent de rejoindre l'Europe, je crains qu'une harmonisation maximale ne se fasse vers le bas.
S'il ne s'agit que du fait de prendre une directive, je suis contre tant que le niveau de protection n'est pas beaucoup plus élevé au sein des Vingt-Sept. Nous n'avons pas besoin de cette directive pour le moment. Je pense qu'il vaut mieux ne pas avancer que d'avancer en diminuant la protection des consommateurs, ce qui risque de se passer en cas d'harmonisation européenne.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het verbod op de verkoop van het Belgisch paviljoen op de Wereldtentoonstelling in Shanghai" (nr. 109)
03 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'interdiction de la vente du pavillon belge de l'Exposition universelle de Shangai" (n° 109)
03.01 Peter Luykx (N-VA): De wereldtentoonstelling in Shanghai is zeer succesvol. Ook het Belgische paviljoen scoort zeer goed. Er wordt gesproken over winstverwachtingen en over 40 000 bezoekers per dag. De heer Delcroix heeft in de aanloop naar de wereldtentoonstelling ook gezegd dat het jammer zou zijn om het paviljoen, met een waarde van ongeveer 10 miljoen euro, na de zes maanden durende expo gewoon met de grond gelijk te maken. Nu lezen wij in de pers dat de Chinese regering de geplande verkoop van het Belgische paviljoen zou verbieden.
Welke afspraken bestonden er met het stadsbestuur van Jiangyin met betrekking tot de verkoop van het Belgische paviljoen op de wereldtentoonstelling?
Is het juist dat de verkoop niet doorgaat? Heeft zulks budgettaire gevolgen?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Bij de beslissing van de Belgische deelname aan de Expo Shanghai 2010 werd de mogelijkheid opengelaten om het Belgisch-Europese paviljoen na het einde van de wereldtentoonstelling een nieuwe bestemming te geven. Die aanpak paste volledig bij het centrale thema duurzaamheid van de Expo Shanghai 2010: Better City, Better Life. Dat is de titel van de expo, die trouwens eind deze week wordt stopgezet.
Bij de opmaak van de financiële begroting van de Belgische deelname aan de Expo Shanghai 2010 werd geen rekening gehouden met de eventuele positieve effecten van de mogelijke verkoop van het Belgisch-Europese paviljoen. Het zat dus niet in ons budget.
Voor de start van de Expo 2010 werden intern afspraken gemaakt met de kanselarij van de eerste minister en met de Regie der Gebouwen over de te volgen proceduremodaliteit in geval van verkoop. Meerdere kandidaten hebben hun interesse laten blijken voor de ontmanteling en heropbouw van het Belgische paviljoen. Na zorgvuldige evaluaties van de verschillende dossiers werd het project van de stad Jiangyin aangehouden.
Na intense besprekingen tussen het commissariaat-generaal en die stad werd uiteindelijk een memorandum of understanding getekend. De netto positieve effecten voor de Belgische Staat van de realisatie van de verkoop van het Belgisch-Europees paviljoen werden berekend op ongeveer 3 miljoen euro. De voorwaarde van een noodzakelijke goedkeuring door de Chinese overheid werd steeds onderstreept. Afgelopen maanden heeft de Chinese overheid een duidelijke lijn aangenomen. Zij heeft richtlijnen uitgevaardigd die regionale en lokale overheden in China verbieden een paviljoen van Expo Shanghai 2010 te kopen.
Volgens de recentste inschatting van het commissariaat-generaal zal de geslaagde Belgische deelname aan Expo Shanghai 2010 kunnen afsluiten met een positieve financiële balans. De eventuele niet-realisatie van de verkoop van het paviljoen aan een van de geïnteresseerde kandidaten is jammer, maar heeft hierop geen verdere impact. Het positieve saldo van de Belgische deelname aan de expo vloeit terug naar het Fonds voor internationale tentoonstellingen en kan desgevallend worden gebruikt voor de deelname aan een volgende internationale tentoonstelling.
03.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. De artikelen in de pers lieten uitschijnen dat een en ander wel een impact zal hebben. U bevestigt dat de niet-verkoop geen begrote impact heeft. Het blijft natuurlijk wel jammer dat de bonus van 7 miljoen euro aan onze neus voorbijgaat.
L'incident est clos.
De voorzitter: Voor het volgende agendapunt heeft het kabinet gevraagd vraag nr. 305 van de heer Uyttersprot en vraag nr. 166 van mijzelf samen te voegen. Ik neem aan dat het geen enkel probleem is om ze nu samen te behandelen.
Indien de commissie ermee akkoord gaat, zal ik mijn vraag van mijn voorzittersstoel stellen. Mijnheer Uyttersprot, daarna zal ik u het woord geven.
- mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de reprografievergoeding voor auteurs en uitgevers" (nr. 166)
- de heer Karel Uyttersprot aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de heffing op 'all-in-oneprinters'" (nr. 305)
- Mme Liesbeth Van der Auwera au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la rémunération pour reprographie pour les auteurs et les éditeurs" (n° 166)
- M. Karel Uyttersprot au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la redevance sur les imprimantes 'all-in-one'" (n° 305)
04.01 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, wij komen even terug op de reprografievergoeding voor auteurs en uitgevers, meer bepaald op de wet van 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.
Voornoemde wetgeving laat toe dat kopieën op papier worden gemaakt van stukken of fragmenten uit boeken en ook van artikels of foto’s. Voorafgaande toestemming van de auteur of uitgever is niet vereist, op voorwaarde dat de kopieën voor privégebruik of voor onderwijs- of wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. Ter compensatie hebben auteurs en uitgevers recht op de zogenaamde reprografievergoeding.
De vergoeding in kwestie bestaat uit twee elementen: de forfaitaire en de evenredige vergoeding. De forfaitaire vergoeding wordt betaald door de fabrikant, de invoerder of de intracommunautaire koper van de apparaten waarmee de beschermde werken worden gereproduceerd.
Reprobel heeft de taak voornoemde vergoeding te innen en ze onder auteurs en uitgevers te verdelen.
Mijnheer de minister, ik heb ter zake een aantal vragen. Het dossier blijft op het terrein immers leven.
Welk percentage van de door Reprobel geïnde vergoedingen voor reprografie voor de jaren 2005 tot en met 2009 kwam uiteindelijk bij de rechthebbenden terecht?
Uit de cijfers van het jaarverslag 2009 van Reprobel blijkt dat de forfaitaire vergoeding in België gemiddeld 26 euro per apparaat bedraagt. In Duitsland is dat gemiddeld 12 euro. In Nederland, Frankrijk en Luxemburg bestaat de forfaitaire vergoeding zelfs niet.
Betekent het voorgaande dat auteurs en uitgevers over het algemeen een hogere vergoeding dan hun collega’s uit de buurlanden ontvangen?
Het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 betreffende de vergoeding verschuldigd aan auteurs en uitgevers voor het kopiëren voor privégebruik of didactisch gebruik van werken die op grafische of op soortgelijke wijze zijn vastgelegd, bepaalt dat de hoogte van de forfaitaire vergoeding afhankelijk is van de snelheid van het apparaat. Daarmee wordt dus het aantal kopieën per minuut bedoeld. Hoe hoger de snelheid van het toestel, hoe hoger de toepasselijke heffing is.
Wordt aldus de innovatie niet bestraft? Wil de minister een heffing overwegen die, zoals de sector wenst, evenredig is aan de verkoopprijs van het apparaat?
De consument weet vaak ook niet dat hij een heffing betaalt.
Is de minister er voorstander van om het bedrag van de heffing, naar het voorbeeld van de Recupeltoeslagen, duidelijk te tonen?
De voorzitter: Aansluitend bij mijn vraag geef ik het woord aan de heer Uyttersprot, die een vraag heeft over de heffing op all-in-oneprinters.
04.02 Karel Uyttersprot (N-VA): Mijnheer de minister, de voorzitter maakt het mij wel gemakkelijk want een groot gedeelte van mijn vraag zit al vervat in haar vraag. Ik wil het een beetje concretiseren.
Op de all-in-oneprinters wordt per toestel een heffing geheven gaande van 55 euro, voor een snelheid van 19 kopieën per minuut, tot 178 euro vanaf een snelheid van 20 kopieën per minuut. Zoals de voorzitter daarnet zei, in bijvoorbeeld Duitsland, bedraagt dit amper 12 euro per toestel. In andere landen wordt zelfs geen toeslag geheven. Nog andere landen houden er nog meer bizarre criteria op na. In Portugal bijvoorbeeld geldt het gewicht van het toestel.
Zeer concreet is mijn vraag de volgende. In ons land genereert de inning 20 miljoen euro terwijl Duitsland, een land dat acht keer groter is, 19 miljoen euro genereert. Is het grote verschil tussen de heffingen in de verschillende landen op een objectieve wijze te verantwoorden? Wordt innovatie en technologie hier niet afgeremd, zoals de voorzitter daarjuist ook aanhaalde? Er zijn technologische bedrijven die niet op de Belgische markt komen omwille van deze redenen.
Krijgen de auteurs voor wie de billijke vergoeding uiteindelijk bestemd is tien keer of meer van de billijke vergoeding toegekend dan in andere landen?
04.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, ik dank de vraagstellers voor de interessante vragen.
Collega, ik heb een vrij uitgebreid antwoord. Vergeef mij als het misschien te veel informatie bevat, maar ik vond het belangrijk op deze vraag een uitvoerig antwoord te geven.
Voor alle duidelijkheid, Reprobel verdeelt niet zelf aan de rechthebbenden. Reprobel verdeelt onder de beheersvennootschappen die lid zijn van Reprobel. Reprobel vertegenwoordigt vijftien Belgische beheersvennootschappen van auteurs en uitgevers. Het zijn die beheersvennootschappen die ervoor moeten zorgen dat de geïnde bedragen terechtkomen bij de rechthebbenden.
Het totale percentage dat effectief aan de rechthebbenden werd uitgekeerd, vergeleken met het totale geïnde bedrag, bedroeg 63 % voor de periode 2005-2009. Van de resterende 37 %, werd 3 % uitgekeerd aan buitenlandse beheersvennootschappen, en in de 34 % die overblijft zaten de werkingskosten en de reserves vervat. De werkingskosten bedroegen 16 %.
Net als de vergoeding voor kopiëren voor eigen gebruik – herinner u de discussie die wij daarover gehad hebben en de beslissing die de regering heeft genomen – is er op Europees niveau geen harmonisatie van de reprografische vergoeding. Het gevolg hiervan is vooral concurrentieverstoring binnen de interne markt. Met andere woorden, er zijn verschillen tussen bijvoorbeeld Portugal, Duitsland en België, zoals u zelf zei.
Forfaitaire vergoedingen voor reprografie gelden in België niet voor dezelfde apparaten als in Duitsland. Zo heeft men in Duitsland sinds december 2009 – nog niet zo lang geleden – een vergoeding voor computers. Dat zijn vrij innovatieve apparaten. Innovatiever zelfs dan de all-in-oneprinters. In Duitsland betaalt men een heffing bij aankoop van een computer. Bij ons betaalt men die niet. Men heeft mij gevraagd ze in te voeren, maar ik heb het niet gedaan.
Kortom, de heffingsgrondslag is verschillend. Het voorbeeld dat u geeft, klopt. Ik kom daar straks op terug. Bij ons wordt geen heffing voor computers geïnd.
Bovendien is het niet juist te stellen dat de vergoeding voor reprografie die de auteurs en uitgevers in België ontvangen veel hoger zou zijn dan in de aangrenzende landen. In Frankrijk bijvoorbeeld bestaat er wel een parafiscale belasting van 3 % op de verkoop en de invoer van reprografie-apparaten. Dit bedrag wordt toegewezen aan de rekeningen van het Centre National du Livre. In 2008 ging het om 27,3 miljoen euro. Bovendien wordt het equivalent van de evenredige vergoeding voor reprografie beheerd door het Centre Français d’exploitation du droit des copies. Het bedrag dat in 2009 ter beschikking gesteld werd, was 29,3 miljoen euro.
Kortom, het is te kort door de bocht een toestel te vergelijken met een ander.
Wil dat zeggen dat wij ongelijk hebben, of dat u ongelijk heeft?
In 1997 werd het systeem voor de laatste keer aangepast. Toen werd bij de invoering van de heffing de snelheid van een kopieerapparaat als objectief criterium gekozen. Dat was toen zeer relevant in de prehistorie van het ICT-tijdperk. Persoonlijk denk ik dat er een aanpassing moet gebeuren in het belang van de rechthebbenden die rekening houden met innovatie.
Misschien denkt u dat wij in die periode niets hebben gedaan, maar wij hebben veel gedaan op het vlak van auteursrechten. Volgens sommige mensen te veel zelfs. Ik wil u uitleggen waarom er tot op dit ogenblik nog niet veel is gebeurd.
Ten eerste, er is een advies- en overlegproces in het domein. Net zoals voor de thuiskopievergoeding bestaat er voor de reprografievergoeding een adviescommissie waarin de vertegenwoordigers van de industrie en de rechthebbenden zetelen. Volgens de wet moet elke wijziging gebeuren na advies van die commissie. Het is dan ook daar dat de discussie over een eventuele aanpassing in de eerste plaats moet worden gevoerd. In de laatste vergadering van de adviescommissie, in oktober 2009, werd aan de betrokken partijen gevraagd dat zij met het oog op de vooruitgang in deze discussie hun bilaterale besprekingen zouden voortzetten en dat zij de commissie pas zouden bijeenroepen als er concrete informatie of voorstellen kunnen worden voorgelegd. Het is aan Reprobel en aan de industrie, onder meer Agoria en Eurimag, om voorstellen op tafel te leggen. De gemiddelde verkoopprijs kan een van de elementen van een aanpassing zijn.
Ten tweede, de Europese Commissie is twee jaar geleden in dialoog getreden met de verschillende belanghebbenden met het oog op het harmoniseren van de regelgeving en/of de heffing.
Ik kom tot de volgende vraag. De noodzaak om de consument te informeren over het bestaan en het bedrag van de vergoeding van de reprografie is een van de elementen die men in aanmerking moet nemen en oplossen in het kader van dat overleg. Men moet ook rekening houden met een noodzakelijk evenwicht tussen transparantie en informatie richting de consument, en uiteraard met een vermindering van de administratieve last van bedrijven. Als er teveel labels op een toestel kleven zijn er op de duur meer labels dan toestel.
Meneer Uyttersprot, u zegt dat de 20 miljoen euro die men in België ontvangt hoger is dan de 19 miljoen euro in Duitsland. Ik heb het voor u eens opgezocht. In 2001 heeft Reprobel 24 miljoen euro geïnd, waarvan 13,2 miljoen euro forfaitaire vergoedingen. In Duitsland is er in 2001 104,77 miljoen euro geïnd, waarvan 89 miljoen forfaitaire vergoedingen. Die inning gebeurt in Duitsland door de VG Wort. Dat zijn de cijfers die mijn administratie in Duitsland heeft gevonden. Met andere woorden, 19 met 20 vergelijken is in deze niet volledig correct.
Samengevat, ik meen dat het hele systeem toe is aan herziening en dat er rekening moet worden gehouden met innovatie. Sedert 1997 is er dertien jaar voorbij. Wij moeten dit uiteraard doen met respect voor de rechten van de rechthebbenden. Het is en blijft in de politiek een moeilijke zaak om de rechten van auteurs te beschermen, zeker in een tijdperk van digitale omgeving. Ik blijf erbij dat Europa op dit vlak een ongelooflijk belangrijke rol te spelen heeft. Voor vele consumenten is het onbegrijpelijk dat er vandaag serieuze verschillen, zelfs distorsies, bestaan tussen lidstaten waardoor forumshopping mogelijk is en waardoor er heel wat verschillen zijn tussen de verschillende landen.
Ik meen dat mijn opvolger of opvolgster daaraan een hele kluif zal hebben.
04.04 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Ik zal eerst repliceren en dan geef ik het woord aan u, collega Uyttersprot.
Mijnheer de minister, wat betreft auteursrechten weet ik dat er de afgelopen jaren belangrijke stappen zijn gezet en dat dit niet altijd even gemakkelijke discussies waren om een evenwicht te vinden tussen de verschillende belanghebbenden in dit parcours. Ik noteer ook dat u het belangrijk vindt dat er een herziening moet komen en dat rekening moet worden gehouden met het feit dat dit systeem innovatie niet in de weg mag staan.
Voorts betreur ik, mijnheer de minister, dat u eenvoudigweg verwijst naar die adviescommissie die vorig jaar voor een laatste keer is samengekomen. Als op dat vlak geen doorbraak kan worden gerealiseerd, meen ik dat u op een andere manier moet trancheren, zoniet moet het Parlement een initiatief nemen. Het adviescomité kan eventueel achteraf nog betrokken worden.
Dit is inderdaad een Europees dossier. De harmonisatie is zeer belangrijk. Enige tijd geleden hebben wij besproken welke aandachtspunten u als minister naar voren zou brengen in het kader van het Europees voorzitterschap. U vindt dit zeer belangrijk. Ik meen dat het tijd is dat u van de ons nog resterende maanden gebruikmaakt om dit dossier vooraan op de agenda te plaatsen of op zijn minst aan te kaarten bij uw collega’s.
Misschien hebt u dat al gedaan en dan wil ik graag vernemen wat de stand van zaken in deze ontwikkeling is.
04.05 Karel Uyttersprot (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord.
Ik heb nog een kleine toelichting. Die 20 en 19 miljoen in Duitsland en België betreft een bepaald type apparaat.
Enerzijds, hoop ik – en ik weet dat u die bezorgdheid deelt – dat de technologische ontwikkeling en die slimme apparaten niet leiden tot een concurrentieel nadeel ten opzichte van andere landen en dat deze technologie zou moeten bevorderd worden in plaats van belast.
Anderzijds, hoop ik dat de heffing geen doel op zich is maar dat er een rechtstreekse evenredigheid moet bestaan tussen de heffing op het toestel en hetgeen aan de auteurs toekomt. Dat is toch uiteindelijk de essentie van deze maatregel.
Het verheugt me dat u zegt dat de verkoopprijs een basis kan zijn. Ik vind dat ook. Het gaat ofwel om de verkoopprijs ofwel om het aantal kopies dat men effectief neemt. Ik weet dat dit privé echter moeilijk te controleren is.
Ik heb nog een andere suggestie. Weet u dat op dit ogenblik de lasten op bepaalde apparaten 180 % bedragen van de prijs van het toestel. Zou het dan niet nuttig zijn om de Reprobelheffing op de factuur te vermelden?
04.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, dit waren nog een paar interessante vragen.
U zegt dat het tijd is voor een grondige herziening. Zoals u weet, zijn wij daarin geslaagd in de thuiskopieproblematiek, mede onder druk van het Parlement en van u als belangrijk commissielid en van uw voorzitter.
De reden daarvoor was dat Ovibel, een organisatie in de thuiskopiesfeer, toen zelf een voorstel heeft geformuleerd ten opzichte van de industrie en men een consensus heeft bereikt.
Helaas hebben wij bij de reprografie niet dezelfde assertieve houding gezien van de desbetreffende organisatie in dat domein. Als men tot een akkoord wil komen voor een herziening moet er een wil zijn om bruggen te slaan tussen de verschillende partijen en dat hebben we niet gezien. Er werd in deze materie geen voorstel op tafel gelegd door Reprobel, wat eigenlijk noodzakelijk is.
Wat het Europees niveau betreft, we hebben het dossier nog voor ons voorzitterschap aangekaart bij de daarvoor bevoegde commissaris Barnier. Het werd echter niet als prioriteit aangehouden tijdens ons voorzitterschap. Ik hoop dat dit volgend jaar gebeurt.
Het domein auteursrechten en de veranderende samenleving is in elk geval een domein waar heel wat moet gebeuren.
Heel het concept van een privékopie krijgt in cloudcomputing, of, als ik het zo mag zeggen, het wolkcomputeren, een totaal nieuwe inhoud. De tijd van de schijfjes, cd’s en dvd’s is aan het verdwijnen. Alles wordt op servers gezet en gekopieerd. Wat is dan nog de waarde en de betekenis van een kopie? Het feit dat een aantal businessmodellen in ons land niet wordt ontwikkeld, heeft natuurlijk te maken met de schaal van onze markt, maar vaak ook met het feit dat er op dat vlak een belemmering is, in de vorm van wetgeving, ook op Europees niveau.
Ik ben dus van mening dat de Commissie voor een ongelofelijke opdracht staat. Mevrouw Kroes, die verantwoordelijk is voor de digitale agenda, heeft in haar plannen een heel ambitieuze doelstelling vooropgezet. Maar ik merk heel veel koudwatervrees, ook bij beheersvennootschappen, om zich daaraan aan te passen. Het model waarop beheersvennootschappen gebouwd zijn, is een model uit de 20e eeuw. Met alle sympathie voor die vennootschappen, maar vandaag kan men dankzij de digitalisering veel nauwer en veel sneller informatie krijgen en verbanden leggen tussen enerzijds de consument, die gebruiker is, en anderzijds de auteur, die rechthebbende is. De tussenorganisaties moeten zich aan de nieuwe maatschappij aanpassen. Er is veel huiver. Er is veel vrees daarvoor, maar het is aan de Europese Commissie om daaraan iets te doen.
Mijnheer Uyttersprot, de vergelijking gaat inderdaad over dat apparaat, maar als wij de vergelijking met computers maken, dan denk ik dat wij op een ander terrein komen. Het is juist dat die heffing van 178,84 euro vandaag meer is dan de verkoopprijs van een all-in-oneprinter. Dat komt omdat die heffing werd vastgelegd in 1997. Intussen is, volgens de wet van Moore, de printer veel goedkoper geworden en is de heffing dezelfde gebleven. Mocht alles zo snel gaan in de politiek, dan stonden wij al veel verder. De reden waarom de heffing niet op de factuur vermeld wordt, is dat bedrijven dat niet willen doen, omdat men dat als administratieve overlast bestempelt. Wij hebben die vraag uitdrukkelijk gesteld aan Agoria. Vanuit die federatie werd gezegd dat dit betekent dat elke handelaar die een factuur maakt de uitsplitsing zou moeten doen. Dat betekent voor hem of voor haar administratieve overlast. Ik denk dat die informatie belangrijk en interessant is, en zeker bij de consument enige dadendrang teweegbrengt, zoals dat bij u het geval is.
Dit systeem, en zeker de vergoeding en de heffing, is compleet uit de tijd. Het zijn 20e eeuwse vergoedingen voor een systeem dat vandaag 21e eeuws moet zijn. Nogmaals, ik deel absoluut uw wil. Wij hebben in andere domeinen getoond dat wij het kunnen doen, ook al was dat niet evident. Er is intussen ook een interessant Europees arrest over de thuiskopie dat u zeker kent en waarover u mij waarschijnlijk zult ondervragen een van de komende vergaderingen. Het is dus een heel moeilijke materie, maar ook op het vlak van reprografie moeten wij diezelfde inspanning gaan doen.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de plannen voor een Europees octrooi" (nr. 319)
05 Question de M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les projets de brevet européen" (n° 319)
05.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, wij zullen straks het wetsontwerp inzake de aanpassing van het Belgische recht inzake octrooien bekijken. Ik wil het nu even hebben over de Europese plannen voor een EU-octrooi of gemeenschapsoctrooi. Als we de pers mogen geloven, zit men in een impasse die blijkbaar met taalkwesties te maken heeft. Het Belgische EU-voorzitterschap heeft hierin een rol gespeeld en doet dat nog. Ik heb in het verleden al vragen gesteld over het taalregime van het octrooirecht op Belgisch vlak en de toepassing naar Europees recht. Ik wil u daarover opnieuw vragen stellen.
Ik verneem dat de knoop inzake het EU-octrooi vooral een taalkwestie betreft. Het oorspronkelijke voorstel om te werken met drie officiële talen – Engels, Frans en Duits – stuit blijkbaar op het veto van Italië en Spanje. Wat zijn uw intenties ter zake?
Ik heb nota genomen van uw compromisvoorstel om de aanvraag tot het octrooi en het octrooi zelf alleen nog in het Engels op te stellen, waarna men vertalingen zou kunnen aanvragen.
Er valt wat te zeggen voor het voorstel van Spanje: English + 1. Het Engels zou dan de proceduretaal blijven en er zou een volledige vertaling in de taal van de aanvrager moeten gebeuren. Heeft u enige affiniteit met dat voorstel? Vindt u dat verdedigbaar?
Ten derde. Als Spanje en waarschijnlijk Italië het been stijf houden – een term die in de regeringsonderhandelingen regelmatig voorkomt – bent u dan geneigd om het voorstel van Spanje en Italië te steunen?
Ten vierde, de meest fundamentele vraag. Hoe zit het met het automatische vertaalsysteem? Eens dit rond zou zijn, kan men toch niet meer vasthouden aan het argument dat de vertaalkosten de pan uit swingen? Die worden dan toch tot een absoluut minimum herleid? Ik zie uit naar uw antwoord.
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw de voorzitter, collega, het uitgangspunt van ons voorzitterschap is zoeken naar een compromisoplossing die voor de 27 lidstaten aanvaardbaar is. We hebben daartoe al heel wat werk verzet en maatregelen genomen. Op 11 oktober jongstleden hebben we een formele raad inzake concurrentievermogen in Luxemburg gewijd aan het EU-octrooi. Een twintigtal lidstaten sloot zich uitdrukkelijk aan bij het compromis betreffende de taalregeling voorgesteld door het voorzitterschap.
Dat compromis houdt in dat er, ten eerste, een en dezelfde route zal worden gevolgd voor het verkrijgen van een Europees octrooi als voor het verkrijgen van een EU-octrooi. De aanvraagprocedure zal gebeuren op basis van de drietalige procedure, Engels, Frans of Duits, zoals bepaald in het Europees octrooiverdrag. Voor alle duidelijkheid, de aanvraag kan worden ingediend in een van de officiële Europese talen, ook in het Nederlands bijvoorbeeld, en dus niet zoals u zegt enkel in het Engels. Dat is niet wat we voorstellen. Als men het in zijn moedertaal doet, wordt dit vertaald naar een van de drie talen naar keuze. Die kosten worden zelfs terugbetaald. Het is dus een voorstel dat ook rekening houdt met de moedertaal, het Nederlands. De bepalingen betreffende het EU-octrooi zullen slechts van toepassing zijn na de verlening. Dat is bij de validering van het Europees octrooi als EU-octrooi.
Een tweede element van het compromis. De Europese Commissie en het Europees Octrooibureau zullen hun samenwerking intensiveren bij het ontwikkelen van kwalitatieve vertaalsoftware van deze drie proceduretalen naar alle talen van de EU. Tot deze vertaalsoftware op punt staat voor alle talen van de EU zullen de in het Frans en Duits verleende EU-octrooien in het Engels moeten worden vertaald in een overgangsfase.
Een derde element. Octrooiaanvragers die gevestigd zijn in de EU en die als nationale taal niet een van de drie EOB-proceduretalen hebben, zullen zoals ik heb gezegd recht hebben op terugbetaling van de vertaalkosten die ze bij het indienen van een octrooi zullen moeten maken. Het is inderdaad zo dat Italië en Spanje deze elementen van compromis nog onvoldoende vinden. Ikzelf en de administratie overleggen dan ook intensief met deze twee delegaties om vooruitgang te boeken. Vorige week ben ik nog over dit dossier met mijn Italiaanse en Spaanse collega’s gaan spreken in Rome en Madrid.
Tijdens de raad concurrentievermogen, waarnaar ik verwezen heb, werden evenwel een aantal basisvoorwaarden vastgelegd waaraan elke uitkomst moet voldoen om aanvaardbaar te zijn. Als ik die twee landen aan boord wil krijgen om tot 27 te komen, moet ik natuurlijk zien dat ik al diegenen die ik intussen meeheb niet verlies. We hebben dus twee red lines vastgelegd binnen welke we moeten blijven om een verder compromis mogelijk en voor iedereen aanvaardbaar te maken.
Er kan slechts één aanvraagroute zijn. Het creëren van verschillende procedures voor het aanvragen van EU-octrooien en Europese octrooien zou immers praktische, technische en juridische moeilijkheden met zich brengen.
Voor alle duidelijkheid, er is een verschil tussen een Europees octrooi, dat vandaag al bestaat, en het EU-octrooi. Dat weet u echter waarschijnlijk wel.
Een vierde element, de vertalingen kunnen geen juridische effecten hebben, omdat in het andere geval de rechtszekerheid van de bescherming van het EU-octrooi in gevaar komt. Indien er een patent met twee versies in telkens een andere taal zou zijn, kunnen er omwille van de interne markt problemen ontstaan. Voornoemde, juridische onzekerheid zou de aantrekkelijkheid van het EU-octrooi voor de industrie gevoelig verminderen.
Voor de EU-octrooien die in het Frans of het Duits worden verleend, dient gedurende een overgangsperiode een vertaling in het Engels te worden ingediend. Voormelde overgangsperiode dient aan de hand van de garanties in verband met de ontwikkeling van de vertaalsoftware te worden gedefinieerd, met name op basis van de vraag of ze grote kwaliteit kan opleveren.
Het voorgaande was het antwoord op uw eerste vraag.
In uw tweede vraag stelt u dat er voor het voorstel van Spanje iets te zeggen valt.
Het officiële Spaanse tegenvoorstel bevat een structuur met twee verschillende routes. De eerste of rechtstreekse route verloopt steeds in het Engels. De tweede route gebruikt de bestaande verenigingsprocedures van het EOB in München. De Europese octrooiaanvragers kunnen naar een EU-octrooi worden geconverteerd. Indien de Europese octrooiaanvraag het voorwerp van een procedure in het Engels uitmaakt, dient het EU-octrooi in een andere taal van de Europese Unie te worden vertaald. Indien de Europese octrooiaanvraag het voorwerp van een procedure in het Frans of het Duits uitmaakt, dient het EU-octrooi in het Engels te worden vertaald.
Het compromisvoorstel waarmee wij nu bezig zijn, herneemt belangrijke elementen uit het Spaanse tegenvoorstel. De tweede route, zoals ze in het Spaanse voorstel wordt voorgesteld, is de facto sterk gelijkend op de procedure van het compromisvoorstel. Er zitten interessante elementen in.
U vraagt wat ik tegen het Spaanse voorstel kan hebben? Tegen bepaalde elementen heb ik niets. Het voorstel bevat elementen om een compromis te vinden.
In antwoord op uw derde vraag merk ik op dat, zoals uit mijn antwoord op uw tweede vraag blijkt, het Spaanse voorstel als dusdanig niet in zijn totaliteit werd gesteund. Het houdt immers niet voldoende rekening met een aantal basisvoorwaarden, zijnde de rode lijn waarover ik heb gesproken. Het voorstel bevat evenwel interessante elementen.
Inzake het automatische vertaalsysteem wijs ik erop dat het ontwikkelen van kwalitatieve, automatische vertaalsoftware een van de belangrijke begeleidingsmaatregelen is. De Europese Commissie en het Europees Octrooibureau bereiden een samenwerkingsovereenkomst voor, om de ontwikkeling ervan te financieren. Het is een kwestie van kostprijs.
De automatische vertaalsoftware is belangrijk om elke burger informatie te verschaffen over de inhoud van de beschermde uitvindingen.
Aangezien het vaak uiterst technische teksten betreft is het echter niet zo dat deze automatische vertalingen zomaar gelijkgesteld kunnen worden met menselijke vertalingen. De automatische vertalingen hebben een zuiver informatief doel.
Het is de bedoeling van het voorliggende voorstel om via een relatief eenvoudige procedure een bescherming te krijgen op het volledige grondgebied van de EU, zonder dat hierbij de octrooi-informatie van de gebruiker in gevaar komt. De evenwichten, zoals uiteengezet in mijn antwoord op uw eerste vraag, houden op voldoende wijze rekening met deze dubbele doelstelling.
Mevrouw de voorzitter, collega, om samen te vatten, dit is een dossier dat reeds meer dan 30 jaar geblokkeerd is in Europa. Ik heb in de contacten die ik gehad heb met vele mensen, gehoord dat men in 2001 onder het vorige Belgische voorzitterschap een poging heeft gedaan om het op te lossen. Ik heb onze ambassadeur in Rome, die in 1993 onder Jean-Luc Dehaene permanent vertegenwoordiger was, ook uitvoerig horen vertellen hoe hij getracht heeft de impasse in dit dossier te doorbreken.
Het is een impasse die reeds meer dan 30 jaar duurt, dus minder lang dan de impasse die wij op andere domeinen vaststellen. Toch denk ik dat wij in dit dossier misschien sneller tot een oplossing kunnen komen dan in andere dossiers. De andere dossiers zijn echter niet mijn verantwoordelijkheid, dit dossier is wel mijn verantwoordelijkheid. Ik zal proberen dit tot een goed einde te brengen.
Wat belangrijk is, is dat wij een systeem krijgen van een Europees octrooi. Voor een klein en middelgroot bedrijf, een KMO, bedraagt de kostprijs vandaag 25 000 euro om een uitvinding beschermd te krijgen op het totale grondgebied van Europa. Het voorstel waaraan wij werken houdt een merkelijk goedkoper voorstel in, heeft respect voor de talen en de taaldiversiteit die Europa eigen is en is tegelijkertijd een werkbaar systeem dat onze bedrijven moet beschermen.
05.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de voorzitter, na dit uitvoerig antwoord zal de repliek kort zijn. Ik kan niet op tegen de welsprekendheid van de minister die perfect samenvat waarover het gaat. Ten eerste, de bedrijven voldoende zuurstof geven om hun patenten en octrooien beschermd te zien over heel Europa tegen een betaalbare prijs. Ten tweede, de taaldiversiteit, een van de wezenlijke kenmerken van Europa, behouden.
Ik dank u voor de uitleg over de rode lijnen, zoals u ze noemt. In elk geval moeten we een aanvraagroute behouden en de vertalingen, die eventueel worden gevraagd, zullen zonder juridische waarde zijn. Anders creëert men rechtsonzekerheid.
Mijnheer de minister, ik vroeg mij alleen nog af of er een termijn is waarbinnen men met dat Europees vertaalsysteem klaar wil zijn?
05.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Het is moeilijk te voorspellen wanneer het automatisch vertaalsysteem de volledige kwaliteit zal garanderen. U weet dat een aantal ondernemers dat in het verleden hebben geprobeerd. U hebt de uitkomst daarvan gezien. Ik zal mij niet aan dezelfde voorspelling wagen.
Er is wel het engagement van Europa om daar werk van te maken. Het gaat hier om een gevoelig evenwicht. Dit is een element uit een compleet dossier. Wij hebben op 10 november een afspraak in Brussel voor een formele raad die uitsluitend aan dat onderwerp zal worden gewijd. De komende dagen en weken zullen belangrijk zijn om te zien of wij met dat dossier kunnen landen. Het is een element dat ook voor mij zeer belangrijk is. De kwaliteit en de termijn zullen op dat moment in samenspraak met specialisten en mijn collega-ministers worden vastgelegd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De behandeling van de vragen eindigt om 11.06 uur.
Le développement des questions se termine à 11.06 heures.