Commission de la Défense nationale

Commissie voor de Landsverdediging

 

du

 

mercredi 20 octobre 2010

 

Matin

 

______

 

 

van

 

woensdag 20 oktober 2010

 

Voormiddag

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.23 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Filip De Man.

Le développement des questions et interpellations commence à 10.23 heures. La réunion est présidée par M. Filip De Man.

 

01 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de demilitarisering van de conventionele munitie" (nr. 39)

01 Question de Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "la démilitarisation des munitions conventionnelles" (n° 39)

 

01.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik vat deze commissie aan met een concrete technische vraag. Begin dit jaar werd aangekondigd dat er een nieuwe installatie zou worden gebouwd om conventionele munitie te vernietigen in het kwartier Wevelsmoer in de kazerne van Wiemesmeer, Zutendaal. Ik heb daarover enkele vragen.

 

Hoeveel ton munitie zal door de nieuwe installatie vernietigd kunnen worden? Hoe gebeurt de vernietiging precies?

 

Begin dit jaar mochten wij vernemen dat de selectieprocedure eind juni zou worden afgerond. Ik wil u vragen of u daar meer informatie over kunt geven?

 

Mijn laatste vraag is binnen welke termijn de vernietigingsinstallatie operationeel zal zijn?

 

01.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik wens in de eerste plaats de ondervoorzitters te feliciteren met hun aanduiding.

 

Ik ga antwoorden op de vraag van mevrouw Ponthier, maar ik wil wel zeggen dat vragen die over technische aspecten gaan, traditioneel schriftelijk worden behandeld en normaal gezien dus in het Bulletin van Vragen en Antwoorden terechtkomen. Ik ga wel een antwoord geven.

 

Geachte collega, de planning voorziet erin dat de nieuwe installatie in totaal ruim 41 000 ton zal vernietigen. De vernietiging zal gebeuren door middel van een thermische behandeling in een draaitrommelinstallatie, met zuivering van rookgassen, as en zware metalen, en dit volgens de geldende milieunormen.

 

Drie tijdelijke handelsverenigingen hebben een offerte ingediend. Deze offertes waren alle regelmatig en conform. Op 13 augustus 2010 heb ik het contract genotificeerd aan de tijdelijke handelsvereniging Fabricom België en Dorado Engineering Inc., USA.

 

De uitvoeringstermijn voor het contract, dat zowel de infrastructuurwerken als de levering van een installatie voor de neutralisatie van explosieve stoffen (IMS) bevat, is 18 kalendermaanden en ving aan op 1 oktober 2010. Daarna kan de munitie daadwerkelijk gedemilitariseerd worden.

 

01.03  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw concrete antwoord. Ik zal de technische details nalezen. Ik veronderstel dat het gemeentebestuur van Zutendaal en alle andere betrokken partijen van de verdere ontwikkelingen van het dossier op de hoogte zullen worden gehouden?

 

01.04 Minister Pieter De Crem: Ja.

 

01.05  Annick Ponthier (VB): Dank u wel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "schadelijke stralingen bij het gebruik van het HAWK-luchtafweersysteem" (nr. 40)

- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de gevolgen van de HAWK-radarinstallatie voor de gezondheid" (nr. 47)

02 Questions jointes de

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "l'exposition à des rayonnements nocifs lors de l'utilisation du système anti-aérien HAWK" (n° 40)

- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "les répercussions de l'installation radar HAWK sur la santé" (n° 47)

 

02.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, uit een internationale studie die twaalf jaar geleden door de toenmalige minister van Defensie werd besteld, blijkt dat militairen die met een HAWK-luchtafweersysteem hebben hebben een verhoogd risico op kanker hebben. Ik heb daar een aantal vragen over.

 

Kunt u meer informatie verstrekken over de inhoud van die studie? Werd u op de hoogte gesteld van de resultaten, en wanneer? Zullen de resultaten van die studie worden meegedeeld aan deze commissie? Zo ja, wanneer?

 

Is er in verband met de resultaten van de studie overleg geweest met de legertop en/of met de minister van Volksgezondheid? Wat waren de conclusies van dat overleg of wanneer wordt dit overleg gepland?

 

Indien uit de studies blijkt dat er een verband is tussen het destijds veel gebruikte luchtafweersysteem en kanker, kunnen de slachtoffers dan terecht bij een meldpunt? Zo ja, welk meldpunt? Hoe wordt dit georganiseerd? Wie zal instaan voor eventuele schadevergoedingen? Zal er actief op zoek gegaan worden naar slachtoffers?

 

Mijn laatste vraag is of u het wenselijk acht, zoals dokter Degrave en zijn team van onderzoekers, dat er een opvolgingsstudie komt? Dank u wel.

 

02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw, ik ga uitvoerig antwoord geven inzake deze bijzonder ingewikkelde technische aangelegenheid, die overigens nog het voorwerp uitmaakt van een juridische zaak.

 

U weet dat Defensie een retrospectieve studie heeft uitgevoerd naar de mortaliteit en de oorzaken van mortaliteit bij een doelgroep die werd blootgesteld aan de radarstraling van de zogenaamde HAWK-eenheden en bij een controlegroep.

 

De doelgroep van deze studie werd gevormd door de personen die tussen 1963 en 1994 tewerkgesteld werden in de 43e A-HAWK en de 62e A-HAWK eenheden. A staat voor artillerie. De studie zelf liep van 1999 tot 2009 en werd uitgevoerd in samenwerking met het Bordetinstituut en het IARC, het International Agency for Research on Cancer.

 

De resultaten van de studie werden geenszins stilgehouden, zoals een andere, nu afwezige collega vraagsteller in De Morgen van 17 september 2010 heeft gesteld, wel integendeel. Zij werden gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften, zij werden besproken met de vakorganisaties, en er werden parlementaire vragen over gesteld.

 

De voorzitter: Mag ik even onderbreken. Ik hoor storende gsm-geluiden. Wil iedereen zijn gsm uitzetten?

 

02.03 Minister Pieter De Crem: Ik herhaal dat deze resultaten in wetenschappelijke tijdschriften werden gepubliceerd. Zij werden ook besproken met de vakorganisaties, die vandaag in de zaal aanwezig zijn, en er werden parlementaire vragen over gesteld, die werden beantwoord.

 

Ik kan begrijpen dat de collega’s niet alle wetenschappelijke tijdschriften raadplegen, maar dat het blad dat door dit Huis wordt uitgegeven niet wordt geraadpleegd in deze aangelegenheid, lijkt mij eigenaardig.

 

De publicatie van de resultaten vond plaats in 2005, in the European Journal of Epidemiology, onder de titel: “All-cause of mortality among Belgian military radar operators: a 40-years longitudinal study” en in 2009 in the International Journal of Cancer, onder de titel: “Causes of death among Belgian professional military operators: a 37-year retrospective cohort study.”

 

Samengevat stelt deze studie dat het sterftecijfer bij HAWK-personeel niet hoger is dan bij de controlegroep. Het viel evenwel op dat er onder het HAWK-personeel een statistisch hoger aantal overlijdens aan hemolymfatische kankers voorkwam, nog steeds ten opzichte van dezelfde controlegroep. De auteur van de studie kon echter niet achterhalen wat de oorzaak van dit verschil was.

 

De geïnteresseerde leden van deze commissie kunnen deze wetenschappelijke publicaties opvragen bij mijn diensten. Ik ben daarvoor ter beschikking.

 

De resultaten van de HAWK-studie werden veelvuldig besproken in het Hoog Overlegcomité Welzijn, evenals gedurende een aantal technische vergaderingen, waarbij op 11 september 2009 vertegenwoordigers aanwezig waren van het PDOS, de Pensioendienst voor de Overheidssector, en van MEDEX, het Bestuur Medische Expertise van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid.

 

Verder zal in de personeelskrant van Defensie een artikel over dit onderwerp verschijnen, en zal ook op het welzijnsloket van Defensie-intranet meer informatie over deze studie worden geafficheerd, samen met een overzicht van de literatuur. Er kunnen, zoals over alle welzijnsmateries, via dit forum vragen worden gesteld.

 

Wat de HAWK-studie zelf betreft, deze zal niet worden voortgezet. De HAWK-radars werden uit gebruik genomen in 1994. De eerste signalen dat deze radars de gezondheid beïnvloed zouden hebben dateren van 1998. Een eerste studie werd gestart in 1999. Hierbij werden meer dan 40 000 dossiers geanalyseerd. De eerste resultaten van deze studie werden bekomen in 2005, de eindresultaten in 2009.

 

Het gevolg hiervan is dat er bijna 50 jaar is verstreken sinds de eerste blootstelling, in 1963, en meer dan 15 jaar sinds de laatste blootstelling, in 1994. Interveniërende factoren als leeftijd, omgevingsfactoren of levensstijl van de verschillende personeelsleden die werden blootgesteld aan de HAWK-radar wegen hierdoor te zwaar in relatie tot mogelijke langetermijneffecten van radargolven.

 

Een verdere exploratie van de gegevens kan dan ook nooit leiden tot eenduidige resultaten. Maar ook zonder de voortzetting van de HAWK-studie blijft Defensie bijzonder aandachtig de resultaten en de aanbevelingen onderzoeken van andere longitudinale studies, waarover informatie wordt ingewonnen via direct contact met de leden van de verschillende NAVO-werkgroepen, het Europees Agentschap voor Defensie, en via de publicaties in wetenschappelijke tijdschriften.

 

Uit al deze informatie die vandaag beschikbaar is, kunnen geen eenduidige aanwijzingen worden gedistilleerd dat vroegere personeelsleden van Defensie moeten worden opgevolgd omdat zij mogelijk werden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen en/of straling.

 

Tot slot moet worden benadrukt dat Defensie gezondheidsrisico’s bestrijdt door de blootstelling tot het minimaal noodzakelijke te beperken, het personeel dat wordt blootgesteld zo goed mogelijk te beschermen, en het personeel medisch op te volgen.

 

De voorzitter: Volstaat dit omstandig antwoord, mevrouw Ponthier?

 

02.04  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. Ik onthoud dat u de studie zeer ernstig neemt en dat er in de toekomst een belangrijke opvolging komt van vergelijkbare studies.

 

Het was misschien beter geweest de ongerustheid in de pers voor te zijn en de studies openbaar te maken in deze commissie. U zegt wel dat zij gepubliceerd werd in wetenschappelijke tijdschriften, maar inderdaad, niet iedereen heeft die tijdig of grondig geraadpleegd.

 

Ik wil u nog vragen of de resultaten ons ter beschikking gesteld worden?

 

02.05 Minister Pieter De Crem: Dat zal gebeuren.

 

02.06  Annick Ponthier (VB): Dat is voldoende, dank u wel.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Landsverdediging over "het nieuwe strategische concept van de NAVO" (nr. 120)

- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "de uitspraken van de NAVO-secretaris-generaal, het nieuwe strategische concept van de NAVO en het standpunt van België ter zake" (nr. 341)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het nieuwe strategische concept van de NAVO" (nr. 363)

03 Questions jointes de

- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "le nouveau concept stratégique de l'OTAN" (n° 120)

- Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "les propos du secrétaire général de l'OTAN, le renouvellement du concept stratégique de l'OTAN ainsi que le positionnement de la Belgique sur ce dossier" (n° 341)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le nouveau concept stratégique de l'OTAN" (n° 363)

 

03.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik beschouw deze vragenronde als een opwarmertje voor een uitgebreider debat dat wij hierover moeten houden. Het lijkt mij voldoende belangrijk het nieuwe strategische concept van de NAVO uitgebreid in de Kamer te bespreken. Ik betreur dat de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken de kans niet te baat hebben genomen vooraf met de Kamer te overleggen. Ik vrees – de NAVO kennende, het besluitmechanisme kennende, en vooral de sluipende besluitvorming kennende – dat een reeks beslissingen van de Top van 14 en 15 oktober in feite reeds genomen was, zonder enige parlementaire dekking. Ik vrees dat België één van de enige landen is waar het zo gelopen is.

 

Mijnheer de minister, ik heb als opwarming voor u een aantal vragen. Ik wil u vragen welke positie België ingenomen heeft inzake de volgende punten.

 

Ten eerste, nucleaire ontwapening. Ik herinner mij dat op 26 februari 2010 – ik meen toen nog onder minister Yves Leterme – België zich aangesloten heeft bij een vier- of vijftal andere landen met de vraag binnen de NAVO ruimte te creëren voor de terugtrekking van de tactische kernwapens.

 

Mijnheer de minister, heeft dat initiatief, genomen door de minister van Buitenlandse Zaken en naar ik aanneem gesteund door uzelf, enig gevolg gehad? Bent u erin geslaagd om binnen dat nieuw concept openingen te creëren om aan de landen die nucleaire wapens op hun grondgebied hebben, de ruimte te geven om die wapens terug te trekken?

 

Ten tweede, wat is er gezegd geweest over ISAF? Er bestaat een Nederlands document dat ik de collega’s aanraad te raadplegen op de site van de Nederlandse Kamer. U zult merken hoe een regering in lopende zaken een parlement volledig kan informeren. Dat steekt schril af tegen wat onze Belgische regering van lopende zaken presteert op dat vlak. Mijn vraag is dus wat er werd gezegd over ISAF.

 

Mijn derde vraag gaat over het raketschild. Ik denk, wat dat betreft, dat wij inderdaad zullen vaststellen dat er een beslissing is genomen. Het was op die uitzonderlijke raad, waar ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken bij mekaar waren, dat België eventueel nog bezwaar had kunnen maken, maar ik neem aan, de minister van Defensie kennende en afgaand op echo’s, dat de beslissing daar gevallen is. Ik betreur dat dit zonder voorafgaand debat gebeurd is.

 

Mijnheer de minister, in dat verband heb ik de volgende vragen voor u.

 

Is zo’n raketschild volgens u technisch werkzaam?

 

Kan dit inderdaad raketten uit de lucht halen?

 

Werd er nagedacht over de impact ervan op de relaties met Rusland? Er is sprake geweest van eventuele betrokkenheid van Rusland bij het ontwerpen van dit raketschild. Werd daarover gesproken?

 

Is de minister het met mij eens dat het raketschild een stimulans kan zijn voor de nucleaire wapenwedloop? Als er zo’n raketschild is en men weet dat het technisch niet perfect is, dan volstaat het immers dat een land verschillende nucleaire raketten in zijn arsenaal opneemt en tegelijk afschiet om erdoor te komen. Het is dus een stimulans voor de nucleaire wapenwedloop.

 

Kan de minister ons de garantie geven dat de kostprijs niet hoger oploopt dan de 200 miljoen euro waarvan nu sprake is?

 

Waar wordt de afweercapaciteit geplaatst?

 

Ten slotte, hoe zit het met de commandoketen? Ik reken erop dat de minister ons hier vandaag ter voorbereiding van het debat minstens die informatie geeft.

 

03.02  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, le mois prochain, vous aurez l'occasion de participer au sommet de l'OTAN qui va entériner le renouvellement du concept stratégique. Par ailleurs, la semaine dernière, vous avez participé au sommet des ministres des 28 pays membres de l'OTAN. J'aurais apprécié que vous nous donniez un compte rendu des propos que vous y avez tenus.

 

Il me semble important que vous nous expliquiez la position qu'inspirent à la Belgique les propos du secrétaire général de l'OTAN, tenus lors d'une conférence qui a eu lieu voici une semaine ou deux, et dans laquelle il dévoilait les orientations futures qu'il désirerait faire adopter à Lisbonne le mois prochain.

 

Que pense la Belgique des déclarations du même secrétaire général au sujet de la lutte contre la prolifération nucléaire? On se rappelle que, lors de la précédente législature, la Belgique et d'autres pays avaient affiché leur volonté d'un monde sans nucléaire. Notre pays s'était fait le fer de lance – en compagnie des États-Unis en particulier – du désarmement nucléaire, de la lutte contre la prolifération nucléaire et d'une défense ardente du TNP. Or les propos de M. Rasmussen entrent en contradiction totale avec ce positionnement.

 

Ensuite, il a évoqué de potentielles collaborations rapprochées, mais aussi un élargissement à d'autres pays tels que le Japon et l'Australie. C'est assez étonnant pour un traité dit de l'Atlantique Nord. Nous savons aussi combien cette perspective pourrait hérisser la Russie et la Chine.

 

Il a adopté une posture beaucoup plus offensive que son prédécesseur – et cette attitude contredit les principes fondamentaux du traité. Il a également plaidé pour le maintien au sein des armées alliées de capacités militaires effectives et modernisées, y compris nucléaires, tant pour la défense de ses États membres que pour intervenir dans le monde, en dépit des coupes claires que certains alliés imposent à leur budget de la Défense en raison de la crise financière et économique.

 

Quand vous avez défendu votre plan appelé "finalisation de la transformation", vous faisiez état de cette attitude des pays européens consistant à réduire les moyens militaires. Comment agir pour concilier ces deux prises de position?

 

Et enfin, dernière question, monsieur le ministre, sa position était en contradiction assez forte avec la volonté affichée de l’Union européenne de développer une force d’intervention civile; on en avait également beaucoup débattu lors des évènements survenus en Haïti. Je vous demande donc comment la Belgique, en tant que présidente de l’Union européenne, va-t-elle se positionner sur ce sujet?

 

03.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op donderdag 14 oktober hebt u namens België, samen met uw collega, de minister van Buitenlandse Zaken, een NAVO-top bijgewoond.

 

Ik betreur dat er zowel op onze brieven en onze vraag aan de Parlementsvoorzitter als op ons pleidooi in de Conferentie van voorzitters om een voorafgaand parlementair debat te organiseren, geen positief antwoord is gekomen. Voor alle duidelijkheid, niets staat u in de weg om vanuit een parlementaire reflex, die u zou kunnen hebben, een vraag te stellen aan het Parlement om een debat te organiseren, omdat u het belangrijk zou vinden om een uitwisseling met de parlementsleden te hebben. Dat is niet gebeurd. Het gaat niettemin over een belangrijk onderwerp, namelijk een nieuw strategisch concept van de NAVO.

 

Zoals u weet, is er al heel lang sprake van een nieuwe invulling van de NAVO in een gewijzigde mondiale veiligheidsstructuur. Het is een thema dat belangrijk genoeg is om er een parlementair debat over te organiseren. Het debat komt eraan, maar de top is voorbij en er rijzen een aantal vragen aan u. Ik heb er een zestal.

 

Ten eerste, heeft er, wat de afstemming binnen de Europese Unie betreft – voor ons is voldoende overleg met de Europese partners een belangrijk item –, een gezamenlijk overleg plaatsgevonden met de EU-lidstaten die deel uitmaken van de NAVO? Hebt u, als voorzitter van de Europese Unie, een initiatief genomen om tot zo’n overleg te komen?

 

Ten tweede, wat is uw standpunt over het voorstel van de Verenigde Staten om de unanimiteitsregel bij de besluitvorming in de NAVO af te schaffen? Dat is ter sprake gekomen in een aantal publicaties. Het zou uiteraard als gevolg hebben dat landen hun vetorecht zouden verliezen. Dat zou een ingrijpende beslissing zijn. Ik wil graag uw standpunt daarover kennen.

 

Ten derde, een van de besparingsbeslissingen die op de top genomen werden, betrof het terugschroeven van het aantal hoofdkwartieren van elf naar zes. Zal deze maatregel een impact hebben op het akkoord tussen de NAVO en de EU waarbij de NAVO infrastructuur ter beschikking stelt voor Europese operaties?

 

Ten vierde, in het huidige strategische concept staat een VN-mandaat voor een NAVO-interventie niet als absolute eis ingeschreven. Ik verwijs naar artikel 31 van het huidige strategische concept. Welke formulering zal in het nieuwe strategische concept gekozen worden? Welk standpunt over een VN-mandaat als voorwaarde om op te treden binnen NAVO-verband wordt door België verdedigd? Ook dat is een heel belangrijk punt, zeker gezien de afnemende legitimiteit van de NAVO naar aanleiding van het debacle in Afghanistan.

 

Ten vijfde, vindt de regering het nodig dat de NAVO zich toespitst op de dreiging van cyberaanvallen? Zijn er op dat vlak binnen Europees verband geen lopende initiatieven die misschien een breder en efficiënter antwoord op die problematiek kunnen bieden?

 

Tot slot, vindt u het opportuun dat de NAVO een civiele capaciteit zou krijgen? Waarom wil de NAVO deze capaciteit krijgen? Hoe wordt daarop gereageerd in Europees verband? Wat vindt u daarvan?

 

03.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s van de oppositie, ik heb een antwoord dat past in het licht van het grote debat van 17 november in de Kamer, samen met de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken.

 

Voor alle duidelijkheid wil ik, voor ik het antwoord geef, even blijven stilstaan bij wat de heer Leterme, niet als eerste minister maar wel als minister van Buitenlandse Zaken in de commissie heeft gezegd. Dat is misschien een aanrader voor nieuwe collega’s, maar ook voor iets oudere collega’s in deze commissie. Het is altijd goed om de verslagen van de commissie te raadplegen, zeker wanneer men iemand citeert.

 

Wat heeft de heer Leterme als minister van Buitenlandse Zaken een jaar geleden, op 17 november 2009, gezegd? “Ik kom niet terug op het debat van daarstraks, maar ik denk dat alle landen en niet alleen de grote, maar ook de middelgrote en de kleine landen, actief moeten proberen bijdragen tot een coherente en dus resultaatgerichte strategie ter zake. Wat ons betreft zal die multilateraal tot stand komen en worden ingebed in de context van de NAVO. Wij zijn een royale bondgenoot en in overeenstemming met de objectieven van het reeds bestaande non-proliferatieverdrag”.

 

Ziehier thans mijn antwoorden op de vragen.

 

In het kader van het Europese voorzitterschap is er geen voorafgaand EU-overleg geweest voor de ministeriële vergadering van de NAVO van 14 oktober laatstleden.

 

De NAVO is een transatlantisch forum voor consultatie over alle onderwerpen die de veiligheid van haar lidstaten aanbelangt en waar openlijk, zonder enige voorafgaande blokvorming, wordt gediscussieerd. De NAVO is een organisatie met een eigen lidmaatschap en met een besluitvormingsmechanisme dat op consensusvorming is gebaseerd. Een voorafgaandelijk EU-overleg is niet in overeenstemming met deze principes.

 

Monsieur le président, chers collègues, le mécanisme de prise de décision de l'OTAN, basé sur la formation d'un consensus, n'est pas discuté. La Belgique reste très attachée au maintien de ce mécanisme et le défendra toujours.

 

Bij de herziening van de NAVO-bevelvoeringsstructuur werd een generiek model met zes commando’s goedgekeurd. De geografische inplanting van die commando’s werd nog niet beslist.

 

In het licht van de Berlijn Plus afspraken, kunnen enkel NAVO-bevelvoerings- en controlecapaciteiten ter beschikking van de Unie worden gesteld, en geen infrastructuur. Er is dus geen impact van de herziening van de NAVO-bevelvoeringsstructuur op de Berlijn Plus afspraken.

 

Avant l'entrée en vigueur du Traité de Lisbonne, la capacité de l'Union européenne à relever les défis de sécurité est renforcée. L'Union européenne est un partenaire important de l'OTAN étant donné qu'une Union européenne active et efficace contribue également à la paix et à la sécurité internationale. L'Union européenne et l'OTAN doivent donc jouer un rôle complémentaire et se renforcer mutuellement. Les capacités développées pour faire face aux nouvelles menaces, telles les cyber-attaques auxquelles sont confrontées de manière croissante les deux organisations, doivent dès lors être mises à la disposition des deux parties. Afin de prévenir les doublons, il convient que les deux organisations collaborent dans la réponse à ces nouvelles menaces.

 

Collega’s, wat de crisisbeheersing betreft, heeft de ervaring geleerd dat enkel de inzet van militaire middelen niet volstaat om crisissen op te lossen. Een overkoepelende aanpak is en blijft noodzakelijk. Dit betekent voor België echter niet dat de NAVO zelf naast de militaire capaciteiten ook de hele reeks van civiele capaciteiten dient te ontwikkelen om aan crisisbeheersing te doen. België benadrukt dat de NAVO zich als politiek-militaire organisatie tot die domeinen moet beperken waarin ze ervaring en knowhow heeft ontwikkeld. Ze dient eerder samen te werken met andere internationale organisaties die over deze civiele capaciteiten beschikken, in het bijzonder de Verenigde Naties en de Unie.

 

De oprichting van een kleine coördinatiecel op het strategisch niveau die werkt maakt van deze civiel-militaire samenwerking en die juist elke vorm van duplicatie dient te voorkomen, zal volgens ons volstaan. Bovendien oordeelt België dat in het geval er nog geen civiele partners aanwezig zijn op het terrein de NAVO wel in staat moet zijn om in een overgangsfase de inzet van de verschillende capaciteiten op zich te nemen, inclusief de civiele opdrachten die eventueel door sommige landen ter beschikking worden gesteld. In dit geval zou de rol van deze coördinatiecel dienen te liggen in de gecoördineerde en geleidelijke overdracht van de verantwoordelijkheden qua inzet van civiele capaciteiten aan deze andere relevante civiele actoren.

 

Op de ministeriële vergadering van de NAVO van 14 oktober laatstleden werden aan de ministers van Defensie de beleidsrichtlijnen over de rol van de NAVO in stabilisatieoperaties en reconstructieactiviteiten voorgelegd. Dit document, dat bovenvermelde standpunten herneemt, werd bij consensus goedgekeurd.

 

Le document, le nouveau concept stratégique, est classifié "secret OTAN". Je me dois de respecter cette classification et ne peux malheureusement pas en dévoiler le contenu.

 

Naturellement, nous pouvons mener un débat sur les principes et ne discuter du document même que lorsque sa diffusion aura été autorisée. Je pense d’ailleurs qu’un débat en présence du premier ministre et du ministre des Affaires étrangères est planifié pour le 17 novembre dans cette même commission.

 

03.05  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt, op een paar vragen na, niet geantwoord op de vragen van de parlementsleden. Ik heb u een reeks vragen gesteld over het wapenschild waarop ik geen antwoord heb gekregen. Ik heb u gevraagd of er ruimte was in het concept om met vijf of zes landen te beslissen om tactische kernwapens terug te trekken en heb daarop geen antwoord gekregen.

 

Ik raad alle collega’s aan om na te gaan wat de Nederlandse regering, hoogstwaarschijnlijk in een Kamerbrief, zal bekendmaken aan haar Parlement. Ik stel vast dat de minister van Defensie, minister in lopende zaken, zich verschuilt achter NAVO-secrets om niet te debatteren met de Kamer, om de Kamer vooraf geen informatie te geven zodat zij op 17 november een interessant debat kan voeren. Ik betreur dit en zal dit blijven aanklagen.

 

03.06  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je reste sur ma faim. J'espère que ce point pourra être clarifié avec le ministre des Affaires étrangères qui, je l'espère, nous donnera des réponses plus précises.

 

Par ailleurs, j'éprouve quelques difficultés à cerner la position de la Belgique qui, d'une part, va visiblement s'insérer dans une démarche de renforcement nucléaire, puisqu'elle se veut un bon élève de l'OTAN, et, d'autre part, dans d'autres instances - j'en veux pour preuve le dernier discours du ministre Vanackere en mai 2010 à l'ONU, mais aussi encore plus récemment, celui prononcé par le représentant de l'Union européenne, le 4 octobre à l'ONU sur ces questions précises - continue à plaider en faveur d'un désarmement nucléaire mondial. À moins de relever d'une pratique intellectuelle que je ne maîtrise pas, je comprends difficilement cette option que vous défendez. Il en va de même pour la réflexion menée au niveau européen au sujet du déploiement d'une capacité civile tout en poursuivant cette discussion parallèlement à l'OTAN de manière totalement contradictoire.

 

J'espère que d'autres personnes y répondront plus clairement.

 

03.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt het gepresteerd om bij een van uw eerste antwoorden op parlementaire vragen al onmiddellijk amper te antwoorden.

 

Het gaat over een belangrijk thema als de NAVO, waarover, zoals gezegd, geen voorafgaand debat werd georganiseerd. Nu proberen wij hier een eerste reeks vragen te stellen. Wij gaan tot de inhoud, tot op het bot en spreken over belangrijke kwesties, zoals over de vraag of een VN-mandaat al dan niet als voorwaarde voor de NAVO-operaties moet gelden en ook over het rakettenschild en de nucleaire ontwapening. U antwoordt heel erg fragmentair op onze vragen, waardoor wij met amper een antwoord op onze vragen naar huis worden gestuurd.

 

Ik hoop dat het debat ter zake op 17 november 2010 door u op een ander niveau zal worden gevoerd.

 

Ik wil niettemin ingaan op twee kleine puntjes die u hebt vermeld.

 

Ten eerste, over het VN-mandaat voor NAVO-operaties wil ik graag, zeker op 17 november 2010, een debat met u houden. Het wordt een belangrijke kwestie. De NAVO heeft aan geloofwaardigheid verloren. Wij moeten dus nadenken over de rol en het belang van de NAVO evenals over de huidige veiligheidsstructuur.

 

Ten slotte, u bent relatief breed ingegaan op de vermenging, ook in NAVO-verband, van de militaire en de civiele taken. Zulks is een evolutie waarbij wij grote vraagtekens willen plaatsen. Bij een vermenging van de civiele taken komt de neutraliteit van de hulpverleners immers in gevaar. Het is een problematiek waarop door diverse ngo’s wordt gewezen. Het is dus een belangrijke kwestie, die wij, zeker ook op 17 november 2010, uitgebreid en veel uitgebreider dan vandaag met u willen bespreken.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Questions jointes de

- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "la réunion informelle des ministres de la Défense de l'Union européenne les 23 et 24 septembre à Gand" (n° 127)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le sommet de la Défense informel à Gand" (n° 326)

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de informele bijeenkomst van de EU-ministers van Defensie in Gent op 23 en 24 september" (nr. 127)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de informele Defensietop in Gent" (nr. 326)

 

04.01  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, je tiens tout d'abord à me joindre à mes collègues pour me réjouir de l'élection des vice-présidents.

 

Monsieur le ministre, les 23 et 24 septembre a eu lieu la réunion informelle des ministres de la Défense de l'UE à Gand, sous votre direction. Cette réunion informelle s'est centrée essentiellement sur les capacités, à l'heure où des réductions budgétaires frappent plusieurs États membres, à rechercher des synergies et des coopérations afin de réaliser des économies.

 

Vous avez évoqué et suggéré à ce titre à vos collègues européens la mise en place d'un escadron multinational d'hélicoptères comme une forme possible de coopération dans le futur. Pouvez-vous nous fournir des informations complémentaires à ce propos? Dans quelles situations précises ces hélicoptères pourraient-ils être mis à disposition? D'autres pays européens ont-ils marqué un intérêt particulier pour votre proposition? Ce pool d'hélicoptères fonctionnerait-il à l'image du groupement d'avions stratégiques (EATC) basé à Eindhoven qui vient d'être inauguré et auquel la Belgique contribue? Qu'en est-il ressorti des discussions concernant l'Agence de défense européenne et la volonté de la rendre plus opérationnelle?

 

Le ministre autrichien de la Défense a lancé une proposition d'utiliser des battlegroups en cas de catastrophe naturelle? Qu'en pensez-vous? Avez-vous évoqué la coopération entre l'UE et l'OTAN?

 

Que pensez-vous de l'idée avancée par le secrétaire général de l'OTAN, M. Rasmussen, quelques jours après la réunion informelle des ministres de la Défense de l'UE, de créer une unité civile au sein de OTAN? Cette unité ne risque-t-elle pas de concurrencer les capacités civiles dont dispose l'Union européenne, alors que l'OTAN reste avant tout une organisation militaire?

 

Enfin, la coopération structurée permanente a-t-elle été abordée dans les discussions ainsi que les opérations de l'UE? Dans le cadre de notre présidence belge et des priorités en matière de défense que vous êtes venu exposer au Parlement au mois de mars, avez-vous pu engranger des avancées? Enfin, quels seront les sujets abordés lors de la prochaine réunion des ministres de la Défense de l'Union européenne? Quand aura-t-elle lieu? Je vous remercie pour votre réponse.

 

04.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, op 23 en 24 augustus was u gastheer van de informele Defensietop in Gent. U spitste de top toe op de vraag hoe de militaire middelen in Europa beter en efficiënter gebruikt kunnen worden door meer samenwerking. U hebt zelf een samenwerking voorgesteld met betrekking tot de helikopters, naar analogie van de multinationale samenwerking rond de A400M transportvliegtuigen. België, Nederland, Frankrijk en Duitsland hebben op dat vlak in september een akkoord getekend om 200 transportvliegtuigen te poolen onder een eengemaakte commandostructuur. De Europese Unie heeft al jaren een tekort aan helikopters die zouden kunnen worden gebruikt in noodsituaties. Ik denk dat uw voorstel toch wel een zeker potentieel had.

 

Ik heb een aantal vragen.

 

Ten eerste, welke concrete resultaten heeft die top opgeleverd met betrekking tot meer samenwerking en dan in het bijzonder op het vlak van uw voorstel in verband met een multinationale helikopterwing? Werd dit opgepikt door uw collega’s? Op welke wijze wordt dit eventueel geconcretiseerd?

 

Ten tweede, de top vroeg aan het Europees Defensieagentschap een verslag op te maken van de gebieden waarin meer samenwerking kan worden gerealiseerd. Heeft de top hierbij specifieke samenwerkingsvormen of toepassingsvelden naar voren geschoven?

Wat betreft de vraag aan het Europees Defensieagentschap had ik graag geweten tegen wanneer het rapport zal zijn afgerond. Wij hopen dat wij, het Parlement, toch kennis zullen krijgen van de conclusies van dit rapport.

 

Ten derde, kan u meer uitleg geven over de vorm van de samenwerking tussen de partnerlanden als de A400M zal zijn geleverd? Hoe zal het commando geoperationaliseerd worden?

 

Tot slot, uw Franse collega Hervé Morin heeft een voorstel gedaan waarbij de lidstaten een lijst zouden moeten opstellen met capaciteiten die op het nationale niveau moeten blijven en de capaciteiten die moeten worden gedeeld. Ik denk dat dit een interessant voorstel is. Kwam dit voorstel aan bod op die top? Hoe was de reactie van de lidstaten? Gaat u zelf mee aan die kar trekken? Binnen welke termijn worden die lijsten verwacht? Zal u ons die lijst betreffende België bezorgen?

 

04.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, de Defensietop in Gent was informeel. In die zin is het niet mogelijk om te spreken over een formele besluitvorming, maar de informele besluiten van de top zijn bijzonder gesmaakt en zij zullen het voorwerp uitmaken van een latere formalisering.

 

Toch heb ik op 8 oktober een brief gestuurd naar de Hoge Vertegenwoordiger die de discussies, gehouden te Gent, heeft samengevat en de besproken onderwerpen en voorstellen opsomt. In de geest van het Verdrag van Lissabon is het aan lady Ashton om deze elementen uit te baten en de capacitaire initiatieven voor te stellen aan de lidstaten.

 

Daarenboven heeft het Politiek en Veiligheidscomité – het COPS – op 27 september over dit onderwerp gedebatteerd en het Europese Defensieagentschap uitgenodigd, in consultatie met het Civiel-Militaire Planningsdirectoraat – het CMPD – en de militaire staf van de Europese Unie – de EUMS. Het was daarbij de bedoeling een rapport voor te stellen met betrekking tot de mogelijkheden om dit, met het zicht op de formele vergadering van de ministers van Defensie in december 2010, vast te leggen.

 

De vraag aan het EDA (European Defence Agency) om een verslag te maken van de gebieden waar men meer samenwerking kan hebben of kan realiseren, komt van het COPS en vermeldt geen specifieke samenwerkingsvormen noch toepassingsvelden. Toch hebben mijn collega’s, de ministers, wel verschillende voorstellen en verschillende domeinen naar voor gebracht zoals training en vorming. Daar komt bij oefeningen, concepten, verwerving, onderhoudskosten bijvoorbeeld voor de A400M, logistieke en medische steun, tactisch transport, refueling airtankers, maritieme bewapening en disasters relief interventiecapaciteiten.

 

Volgens de vraag van het COPS zou het rapport afgerond moeten zijn voor de ministeriële vergadering waar ik naar heb verwezen, dus voor de vergadering van december. Van zodra de gegevens uit het rapport beschikbaar zijn, zal ik zeker niet nalaten het Parlement te informeren over de gevraagde informatie.

 

Monsieur le président, chers collègues, la proposition de former une escadrille multinationale d'hélicoptères prévoit la possibilité de partager la charge de l'acquisition et de la maintenance commune d'hélicoptères d'attaque et de transport, lourds et moyens, entre plusieurs nations. Toutefois, mon département de la Défense s'est déjà engagé dans l'acquisition d'hélicoptères moyens du type NH90 et n'envisage aucune acquisition à court terme dans les deux autres domaines.

 

En ce moment, cette proposition est étudiée au sein des pays européens sans qu'on soit déjà arrivé au stade des déclarations d'intention.

 

Comparée à l'European Air Transport Command (EATC) à Eindhoven, l'initiative concernant l'escadrille d'hélicoptères multinationale présente les différences suivantes: l'EATC est l'unité multinationale (Belgique, France, Allemagne et Pays-Bas) responsable de l'allocation des missions pouvant être effectuées par les avions des pays qui constituent l'unité. L'EATC ne possède pas d'avion.

 

L'échelon organisationnel de l'EATC dans la structure de commandement militaire est supérieur à celui qui est envisagé dans le cas de l'escadrille proposée, qui est supposé assurer la mise en œuvre d'hélicoptères pour effectuer des missions qui elles-mêmes devront être commandées par un échelon de commandement national ou multinational.

 

Op 10 november 2008, dus twee jaar geleden, hebben de ministers van Defensie van België, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg een intentieverklaring ondertekend voor de oprichting van een multinationale luchttransporteenheid A400M.

 

En ce qui concerne les discussions sur l'European Defence Agency (EDA) et la volonté de la rendre plus opérationnelle, la grande majorité des ministres se sont accordés sur l'importance de l'EDA, plus spécialement dans un temps de crise budgétaire aiguë. Cela concerne également la nécessité de recourir à l'Agence plus souvent et de manière plus efficiente. À cette fin, la majorité des États membres a accentué le besoin d'augmenter ses enveloppes budgétaires et ses enveloppes relatives au personnel.

 

La mention de la possibilité d'utiliser les battlegroups (EUBG) dans le cadre de catastrophes naturelles par le ministre autrichien n'a pas suscité de commentaires de la part des autres ministres. La position belge en ce sens n'a pas changé. Les EUBG doivent pouvoir être préparés et entraînés dans l'hypothèse d'un engagement en réponse à une catastrophe.

 

Par ailleurs, il est évident que ceux-ci ne peuvent être utilisés pour pareille mission que dans des circonstances exceptionnelles, sur une base volontaire, au cas par cas, et lorsque aucun autre moyen n'est disponible ou en mesure de réaliser la mission.

 

La question de la coopération entre l'Union européenne et l'OTAN était le point principal de la session consacrée au partenariat. Une grande majorité des pays membres de l'Union européenne est favorable à des relations améliorées entre l'Union et l'OTAN. Ils ont exprimé leur appui pour la mission confiée à la haute représentante par le Conseil européen de septembre ainsi que pour la méthode de travail proposée.

 

Différentes options sont actuellement à l'étude. On peut, à titre d'exemple, citer l'initiative proposée en avril dernier par neuf pays de l'OTAN, dont la Belgique, qui recommandent une approche pas à pas afin de remédier au déficit de certaines capacités militaires en coordonnant, toutefois, les efforts des deux organisations sur deux dossiers: Counter improvised explosive device (IED) et l'appui médical.

 

Des synergies entre l'OTAN et l'Union sont possibles en harmonisant les processus de développement des capacités des deux organisations.

 

La poursuite du rapprochement permettrait une meilleure coopération des forces armées de ces deux organisations principalement lorsqu'elles sont engagées dans une même zone d'opérations. Ceci entraînerait également une meilleure interopérabilité et des économies d'échelle lors du développement des capacités, tout en tenant compte du fait que 21 pays font déjà partie de ces deux organisations.

 

Bien qu'un rappel des initiatives déjà prises dans ce domaine sous les présidences espagnole et belge ait été fait et que le rapport du séminaire de juillet dernier sur la coopération permanente structurée ait été distribué aux ministres, la coopération permanente structurée n'a pas été abordée en tant que telle durant la réunion.

 

Les discussions ont porté sur le besoin d’accroître les coopérations en général, soit dans le cadre de l’Union européenne, soit sous forme bi- ou multinationale. Les opérations de l’Union européenne n’étaient pas le thème de cette réunion consacrée au développement capacitaire. Les ministres ont toutefois mentionné le besoin d’une vision à long terme pour l’opération en Bosnie-Herzégovine, comprenant une stratégie de sortie de crise claire.

 

En ce qui concerne les priorités exposées devant le Parlement en mars 2010, les avancées engrangées à ce jour couvrent principalement:

- la mise en place initiale du service européen d’action externe informellement planifiée pour décembre 2010;

- la poursuite du dialogue entre l’Union européenne et l’OTAN, basé sur les propositions du secrétaire général Rasmussen et le mandat donné à la haute représentante, Mme Ashton par le Conseil européen de septembre 2010 ainsi que la continuation de projets de coopération concrets, tel que le Counter Improvised Explosive Device et l’appui médical;

- la publication d’un papier commun belge-hongrois-polonais sur la coopération permanente structurée et l’appui large qu’il a reçu, plus spécialement en ce qui concerne la poursuite par les futures présidences de la recherche d’un consensus conceptuel;

- la confirmation de l’appui de presque tous les États membres au rôle crucial joué et à jouer par l’European Defence Agency (EDA) dans le développement capacitaire;

- la poursuite des opérations en cours et leur adaptation aux révisions ponctuelles en fonction des circonstances et des contextes politiques, stratégiques et tactiques;

- enfin, la poursuite de l’étude de la synergie civilo-militaire nécessaire.

 

Toutefois, la discussion sur le quartier général opérationnel civilo-militaire, bien qu’ayant reçu l’appui répété de presque tous les États membres, reste bloqué par manque de consensus. Bien entendu, un bilan complet à ce sujet ne pourra être dressé qu’une fois notre présidence terminée, c’est-à-dire en janvier 2011.

 

Het voorstel om een lijst op te stellen van de capaciteiten die op nationaal niveau moeten blijven, kwam van mijn collega Karl-Theo zu Guttenberg en had betrekking op het onderscheid van capaciteiten in drie categorieën: de capaciteiten die op nationaal niveau zullen blijven, de capaciteiten die de mogelijkheid voor een nauwere samenwerking bieden, de capaciteiten voor dewelke de lidstaten onderlinge afhankelijkheid accepteren. Het voorstel is zeker de moeite waard om verder te analyseren. Het voorstel werd over het algemeen goed ontvangen, maar het is uiteraard aan Lady Ashton om hierin het initiatief te nemen.

 

Pour conclure, aucune décision n'est arrêtée à ce jour concernant l'agenda de la réunion formelle des ministres de la Défense de l'Union européenne. Toutefois, cet agenda devrait suivre la traditionnelle articulation en trois thèmes majeurs, c'est-à-dire les opérations, les capacités et les relations avec les partenaires. La date définitive de la réunion n'est pas arrêtée à ce jour.

 

Er werden nog geen concrete termijnen afgesproken, maar wellicht komt de uitwerking van het voorstel opnieuw ter sprake op de formele ministeriële vergadering van 9 december 2010.

 

De top van Gent is gestold in wat we vanaf nu noemen the Ghent framework of le cadre de Gand. Het was een succes te noemen en is sindsdien een referentiekader in talrijke internationale vergaderingen en bijeenkomsten.

 

De voorzitter: Dat was wel een zeer omstandig antwoord, mijnheer de minister. Men zou vanuit de regering toch moeten proberen om compacter te werken. U gaf een antwoord van tien minuten lang. Het is fijn dat u de Kamercommissie informatie bezorgt, maar op die manier zullen we straks in tijdsnood geraken.

 

04.04  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, comme la date de ce sommet n'est pas encore décidée, je souhaiterais demander au ministre d'être particulièrement attentif à ce que ce Conseil des ministres de l'Union européenne puisse se dérouler avant la réunion de l'OTAN pour éviter toute interférence avec les décisions prises durant ce sommet de l'OTAN. Ce serait également une manière pour nos ministres de se concerter en préparation. C'est une proposition et un conseil que nous formons.

 

Par ailleurs, je remercie M. le ministre pour ses réponses.

 

04.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, wij hebben hier een heel lang verslag en een heel lange beschrijving van de stand van zaken gekregen. Ik had in uw antwoord echter graag meer visie van u gehoord.

 

Samenwerking, specialisatie en taakverdeling tussen landen op Europees niveau zijn belangrijk om tot een efficiënter en een meer gerationaliseerd leger te komen.

 

België is voorzitter van de Europese Unie. U kunt dus mee aan de kar trekken. U kunt een bepaalde visie op de kwestie mee op tafel leggen en op de politieke agenda plaatsen. Uit uw antwoord moet ik echter jammer genoeg afleiden dat zulks tot op heden te weinig gebeurt. Wij zijn net over de helft van het Belgische Voorzitterschap. U hebt dus nog even de tijd om meer visie aan de dag te leggen en meer initiatief te nemen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "l'essai de munitions par l'armée belge dans le camp militaire d'Elsenborn à Bütgenbach" (n° 146)

05 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "het uittesten van munitie door het Belgische leger in het militair kamp van Elsenborn te Bütgenbach" (nr. 146)

 

05.01  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'aimerais vous entendre concernant les activités d'essai de munitions effectuées par l'armée belge dans le camp militaire d'Elsenborn à Butgenbach.

 

Pour rappel, le ministre André Antoine avait refusé, sur recours, le permis unique introduit par la SA Mecar en vue d'exploiter des lignes de tirs et de cibles pour des tests de munitions dans le camp militaire d'Elsenborn. Comme il existe un site classé Natura 2000 dans le parc naturel "Hautes Fagnes-Eifel", un certain nombre de précautions s'imposaient. La Division Nature et Forêts de la DGRNE concluait que les activités de tirs de cette société risquaient d'altérer les habitats d'intérêt communautaire et de faire disparaître les espèces naturelles protégées.

 

Malgré ce refus de permis, des informations feraient état du fait que l'armée belge et d'autres États membres de l'OTAN utilisent toujours des munitions de Mecar sur le site d'Elsenborn. De plus, outre les activités de l'armée belge, d'autres firmes privées utiliseraient ces munitions sur ce site. Or, la composition des munitions fabriquées par Mecar et par d'autres firmes et leur impact sur l'environnement inquiètent les habitants de cette région.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous confirmer que l'armée belge teste toujours ces munitions sur ce site? D'autres firmes privées y seraient également actives; est-ce exact?

 

Pouvez-vous nous en dire davantage sur la nature et la composition de ces munitions?

 

Des contrats ont-ils été conclus entre l'armée belge et les firmes de munitions? Dans l'affirmative, ces contrats prévoient-ils que les firmes concernées soient informées des effets des tests par l'armée?

 

Quelles mesures sont-elles prises en faveur de la protection des militaires, de la population et de l'environnement lorsque sont utilisées des munitions radioactives ou composées de tungstène?

 

05.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, comme vous me l'avez demandé, je serai concis.

 

Chère collègue, depuis la mi-2008, la firme Mecar ne dispose plus de concession pour tester ses munitions dans le camp d'Elsenborn.

 

Depuis lors, ni la Défense, ni Mecar, ni d'autres firmes civiles n'ont testé de munition dans ledit camp.

 

L'ensemble des tirs effectués dans le camp d'Elsenborn sont liés au fonctionnement de la Défense, c'est-à-dire à la formation et à l'entraînement du personnel. C'est dans ce cadre que les nouveaux véhicules AIV (Armoured Infantry Vehicle) ont été utilisés pour la première fois à Elsenborn, ce dans le respect de la législation en vigueur.

 

L'octroi d'autorisations domaniales pour des essais de tirs par des firmes privées est subordonné à l'obtention d'un permis unique accordé par la Région. À ce jour, aucun permis unique n'a été accordé, suivant les informations dont dispose la Défense.

 

05.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous confirmez ainsi que les munitions produites par la firme Mecar ne sont plus utilisées sur le camp militaire d’Elsenborn.

 

05.04  Pieter De Crem, ministre: La firme Mecar n’organise plus de tests mais les munitions sont toujours utilisées.

 

05.05  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Malgré le refus, ces munitions sont toujours utilisées sur ce territoire.

 

05.06  Pieter De Crem, ministre: Madame Boulet, je viens de vous communiquer une réponse. Vous faites preuve de surdité sélective! Les tests n’ont plus lieu mais, bien entendu, des munitions sont utilisées lors d’opérations et d’entraînements.

 

05.07  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, cela pose question. Vous en conviendrez!

 

05.08  Pieter De Crem, ministre: Il n’y a plus de tests mais certains armements qui portent la marque Mecar sont encore utilisés.

 

05.09  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Ce, malgré le refus de délivrer un permis unique à la société Mecar!

 

05.10  Pieter De Crem, ministre: Le gouvernement wallon est responsable de l’octroi ou non des permis. Je vous invite dès lors à vous informer auprès de la présidente du parlement et de vos ministres.

 

05.11  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Ma collègue l’a d’ailleurs fait la semaine dernière au Parlement wallon. Monsieur le ministre, je vous ai bien écouté et je ne manquerai pas de transmettre l’ensemble des informations.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- M. Philippe Blanchart au ministre de la Défense sur "le projet de décompression des militaires à Chypre" (n° 156)

- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "l'opération de décompression de nos soldats de retour d'Afghanistan à Chypre" (n° 383)

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Philippe Blanchart aan de minister van Landsverdediging over "het plan om onze militairen op Cyprus te laten ontstressen" (nr. 156)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "het plan om onze soldaten die uit Afghanistan terugkeren op Cyprus te laten ontstressen" (nr. 383)

 

06.01  Philippe Blanchart (PS): Monsieur le ministre, nous allons décompresser quelque peu avec cette question. Mi-septembre, la presse se faisait l'écho d'un projet pilote préparé par votre état-major et relatif à la décompression des militaires de retour d'Afghanistan. À l'image des expériences menées par la France et par les Pays-Bas, il s'agissait pour certains militaires de séjourner quelques jours dans un hôtel cinq étoiles à Chypre avant de rentrer en Belgique pour gérer le stress, partager leurs souvenirs d'expériences traumatisantes et se réadapter en douceur à la vie de famille.

 

Toujours selon la presse, une première expérience avec nos militaires revenant d'Afghanistan devait se dérouler du 27 au 29 octobre. Ce projet étant encore à la mi-septembre en phase de planification, vous a-t-il été soumis pour accord? De manière générale, que pensez-vous de cette proposition? Plus particulièrement, comment se déroulent les expériences de décompression aux Pays-Bas et en France? Quels militaires pourront bénéficier de ce programme? Quel serait l'impact budgétaire de cette mesure? Selon la presse, son coût s'élèverait à quelque 400 euros par personne, selon les estimations françaises.

 

Par la même occasion, pouvez-vous nous dire s'il existe déjà au sein de la Défense des cellules de soutien psychologique pour des militaires ayant vécu des expériences traumatisantes en opération? Si c'est le cas, comment fonctionnent-elles? Un tel projet pilote laisse penser que nos militaires en opération courent de très grands risques alors que vous relativisez régulièrement les dangers inhérents à leur mission. Ce projet est-il proportionnel aux risques encourus par nos militaires sur le terrain? Confirmez-vous qu'une première expérience avec nos militaires se déroulera du 27 au 29 octobre?

 

06.02  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je commencerai par dire que je ne suis nullement étonné de voir le bourgmestre de Thuin intervenir sur la décompression de nos soldats. Il est adepte de divers groupes qui décompressent régulièrement en Wallonie! C'est une private joke wallonne.

 

Dans la presse, nous avons pu lire qu'une polémique enflait, relative à la décompression de nos soldats de retour d'Afghanistan. Ce qui est malheureux, c'est que certains médias ont décrit nos soldats comme s'ils allaient se prélasser au bord de piscines, en dégustant des cocktails. Ce n'est pas le cas!

 

Pour avoir eu divers contacts avec ces militaires, nous savons que ceux-ci préféraient rejoindre leur famille plus rapidement et ne pas passer par Chypre. Mais, simplement, sur le plan psychologique, via des entretiens avec des psychologues, il est important de prendre ces deux ou trois jours afin de "se nettoyer" un peu avant de rejoindre leur famille. L'Afghanistan n'est pas un camp de vacances: un séjour en ce pays de quatre ou six mois est particulièrement perturbant pour ces hommes.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous nous réexpliquer le bien-fondé de ce passage par Chypre, initiative prise conjointement avec la France? J'estime que cette période de décompression est très importante.

 

06.03  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, j'observe quelque animosité entre deux habitants de Thuin, mais c'est un petit détail…

 

06.04  Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, vous me semblez être quelque peu aveugle à cet égard, parce que Philippe Blanchart est un ami.

 

06.05  Pieter De Crem, ministre: Les Pays-Bas organisent en principe systématiquement un third location decompression (TLD), une période d'adaptation après chaque mission d'une durée de minimum trois mois. Le TLD néerlandais dure deux jours et est composé d'entretiens d'adaptation, de psycho-éducation, de sport et d'activités touristiques dans une ambiance décontractée.

 

En France, depuis environ un an, un sas d'adaptation de trois jours est organisé pour les militaires revenant d'Afghanistan. Le programme contient les éléments suivants: debriefing, psycho-éducation relative au retour auprès de la famille, relaxation psycho-physiologique par le biais des techniques d'optimisation du potentiel, détente, sport, massages du dos et excursions touristiques. Le sas est organisé dans un hôtel 5 étoiles. Après leur retour, les militaires français remplissent une fiche post-Opex qui sera suivie dans le temps.

 

Le sas belge à Paphos (Chypre) proposé par l'état-major est un test case pour une centaine de militaires qui reviennent d'Afghanistan, et en particulier de Kunduz. Le coût de ce premier sas, prévu du 27 au 29 octobre 2010, en basse saison, revient à 400 euros par personne. Ce prix comprend le transport aller-retour de l'aéroport à l'hôtel, le logement en chambre double, les repas, l'accès aux installations ainsi qu'un massage du dos. L'hôtel fournit également l'accès gratuit au wi-fi.

 

Un conseiller en opérationnalité mentale (COM) est présent sur le théâtre des opérations. Il exerce en tant que conseiller du commandement et soutient les troupes lors d'événements graves qui peuvent les perturber mentalement. L'engagement des COM lors de la préparation et de l'exécution des opérations garantit une capacité réactive des professionnels et un accompagnement sur place. Si nécessaire, l'aide de deuxième ligne est activée.

 

Le département de la Défense dispose, pour les soins de santé mentale de deuxième ligne, du Centre de santé mentale (CSM) au sein de l'Hôpital militaire Reine Astrid. Le CSM offre un accompagnement aux militaires et au personnel civil du département de la Défense confrontés à des problèmes d'ordre psychiatrique ou psychologique, parmi lesquels des troubles liés aux missions, des séquelles résiduelles, des problèmes relationnels, etc.

 

Au sein du CSM, les militaires qui ont vécu des expériences traumatisantes en opération bénéficient de l'aide spécialisée d'une équipe pluridisciplinaire. Ces dispositifs (COM et CSM) devraient constituer une réponse adéquate aux risques encourus par nos militaires en opération.

 

J'estime que le projet de décompression à Chypre ne s'impose pas et que les moyens actuellement mis en œuvre sont suffisants.

 

06.06  Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je tiens à vous signaler qu'il n'y a aucune tension vive entre mon collègue Denis Ducarme et moi-même. J'ai d'ailleurs beaucoup travaillé avec lui par le passé. En outre, après ces séances de travail, nous avons décompressé ensemble. Vous savez en effet que si on veut garder une rentabilité dans le travail, il faut gérer le stress et, dans ce cadre, la décompression est indispensable. C'est ainsi, qu'en Wallonie, après de longues journées de travail, il nous arrive de décompresser de façon bien organisée.

 

06.07  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, pour être sérieux, j'entends bien le ministre qui a indiqué qu'une étape de décompression à Chypre ne s'impose pas. Je voudrais quand même savoir – et je reviendrai sur ce point en commission – si cette conclusion est partagée par la France qui a organisé cette étape sur place. De plus, je souhaiterais avoir l'avis de psychologues sur la question de savoir si une telle étape s'impose ou non.

 

Monsieur le ministre, je vous accorde en général toute ma confiance, mais peut-être un peu moins pour ce qui concerne l'aspect "psychologique". C'est la raison pour laquelle je demanderai en commission que puissent être produits des rapports de psychologues à ce sujet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Questions jointes de

- M. Anthony Dufrane au ministre de la Défense sur "la situation sécuritaire en Afghanistan" (n° 158)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "les images vidéo de la fusillade à Kunduz le 15 juin 2009" (n° 232)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "les images de l'incident entre des militaires belges et des combattants talibans, le 15 juin 2009" (n° 236)

- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "l'engagement entre des militaires afghans et des insurgés au mois de juin 2009 auquel participèrent également des militaires belges" (n° 239)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "les engagements pris par le gouvernement concernant le redéploiement du contingent belge en Afghanistan" (n° 244)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le redéploiement du contingent belge en Afghanistan" (n° 247)

- M. Servais Verherstraeten au ministre de la Défense sur "l'engagement entre des militaires afghans et des insurgés au mois de juin 2009 auquel participèrent également des militaires belges" (n° 296)

- M. Servais Verherstraeten au ministre de la Défense sur "la récente rencontre avec le général américain David Petraeus et la participation de la Belgique aux opérations de l'OTAN en Afghanistan" (n° 297)

- M. Patrick Dewael au ministre de la Défense sur "la participation de la Belgique aux opérations de la FIAS en Afghanistan" (n° 300)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "le niveau 4 pour les EPR qui opèrent en Afghanistan" (n° 324)

- Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "la diffusion de vidéos amateurs filmant des militaires belges en Afghanistan" (n° 337)

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Anthony Dufrane aan de minister van Landsverdediging over "de veiligheidssituatie in Afghanistan" (nr. 158)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "videobeelden van het vuurgevecht in Kunduz op 15 juni 2009" (nr. 232)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Landsverdediging over "de beelden van het incident tussen Belgische militairen en Talibanstrijders van 15 juni 2009" (nr. 236)

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "het gewapend treffen tussen Afghaanse militairen en opstandelingen in juni 2009 waarbij ook Belgische militairen betrokken waren" (nr. 239)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Landsverdediging over "de toezeggingen van de regering met betrekking tot de herschikking van het Belgische contingent in Afghanistan" (nr. 244)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "verschuivingen in het Belgische contingent in Afghanistan" (nr. 247)

- de heer Servais Verherstraeten aan de minister van Landsverdediging over "het gewapend treffen tussen Afghaanse militairen en opstandelingen in juni 2009 waarbij ook Belgische militairen betrokken waren" (nr. 296)

- de heer Servais Verherstraeten aan de minister van Landsverdediging over "de recente ontmoeting met de Amerikaanse generaal David Petraeus en de Belgische deelname aan de NAVO-operatie in Afghanistan" (nr. 297)

- de heer Patrick Dewael aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische deelname aan de ISAF-operatie in Afghanistan" (nr. 300)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "het niveau 4 voor PRT's Afghanistan" (nr. 324)

- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "het uitzenden van amateurbeelden van Belgische militairen in Afghanistan" (nr. 337)

 

De voorzitter: Wij hebben nu een hele resem vragen over de veiligheidssituatie in Afghanistan. Ik merk dat de heer De Vriendt drie vragen ter zake heeft ingediend. Ik zou hem durven te verzoeken ze in een keer en gebald te stellen.

 

Mijnheer Van der Maelen, u hebt twee vragen ter zake ingediend. Ik verzoek u eveneens ze enigszins gebald te stellen.

 

De heer Verherstraeten geeft verstek. Zijn vragen nrs. 296 en 297 vervallen dus. De heer Dewael woont de Conferentie van voorzitters bij. Zijn vraag nr. 300 vervalt dus ook.

 

Ik geef het woord aan de heer Dufrane.

 

07.01  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le ministre, ces dernières semaines, les médias nous font part presque chaque jour de décès malheureux de civils, de policiers et de soldats des forces internationales en Afghanistan ainsi qu'au Pakistan, où la rébellion des talibans semble s'intensifier également.

 

Plusieurs événements ont eu lieu depuis le dépôt de ma question. Il y a eu votre visite en Afghanistan, la réunion ministérielle de l'OTAN le 14 octobre ainsi que la décision du gouvernement de dépêcher 16 instructeurs supplémentaires sur place.

 

Monsieur le ministre, comment évaluez-vous la situation en Afghanistan, notamment pour nos soldats impliqués dans les opérations de l'OTAN?

 

Durant votre courte visite, vous avez pu rencontrer nos soldats dans les différentes bases de l'OTAN, à Kunduz, Kaboul et Kandahar. Vous ont-ils fait part de remarques particulières à propos de leur sécurité ou de problèmes en termes de matériel?

 

L'OTAN mène actuellement une grande offensive dans la région de Kandahar, région où sont notamment stationnés nos six avions chasseurs F-16. De quelles informations disposez-vous à propos de cette opération?

 

Pouvez-vous nous donner de plus amples informations concernant la décision du gouvernement d'envoyer 16 instructeurs supplémentaires en Afghanistan? Comment allez-vous opérer les glissements afin de respecter le contingent de 626 militaires, fixé en avril dernier?

 

Enfin, pouvez-vous nous informer de la teneur des débats qui se sont tenus lors de la réunion des ministres des Affaires étrangères et de la Défense de l'OTAN le 14 octobre dernier?

 

Qu'en est-il de la mission de l'ISAF en Afghanistan? Des évaluations ont-elle été menées?

 

D'autres membres de l'OTAN ont-ils répondu positivement à la demande du général Petraeus d'obtenir des formateurs supplémentaires pour l'encadrement des forces de sécurité afghanes?

 

Quelles sont les relations avec le Pakistan?

 

En ce qui concerne le prochain sommet de l'OTAN, mon groupe souhaite qu'une réunion conjointe des commissions de la Défense et des Relations extérieures puisse se tenir en présence du premier ministre, du ministre des Affaires étrangères et de vous-même. Nous avons formulé une demande en ce sens au président de la Chambre.

 

07.02  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn vragen bundelen. Mijnheer de minister, wij hebben allemaal de videobeelden gezien van een incident in Kunduz op 15 juni 2009, die de VRT in handen kreeg. Die beelden bevestigen dat uw uitspraak dat we daar betrokken zijn in een klein oorlogje, niet gestoeld is op de realiteit. Ik denk dat die beelden nogmaals aantonen, mijnheer de minister, dat België daar betrokken is in een regelrechte grondoorlog.

 

Er is nog een tweede punt. U hebt altijd gezegd dat de Belgen in Kunduz in het opleidingsteam, niet meegaan op patrouille met de Afghaanse legereenheden. Daarna hebt u zichzelf gecorrigeerd en hebt u gezegd dat dit niet in eerste lijn zou gebeuren. Uiteindelijk hebt u, net zoals iedereen, moeten vaststellen dat de Belgen wel degelijk deelnemen aan grondoperaties en dat het onderscheid tussen een eerste linie en een tweede linie op het terrein vervaagt.

 

U hebt de inzet van de Belgen in het noorden van Afghanistan zodoende altijd geminimaliseerd, terwijl de feiten op het terrein anders zijn. De beelden van de VRT waren misschien niet nieuw, maar hebben nogmaals aangetoond dat u uw communicatie moet corrigeren en dat u moet zeggen waar het op staat. U moet aan de mensen, aan het Parlement, aan de publieke opinie en zeker ook de families van de militairen in Afghanistan zeggen wat de realiteit is en waarmee onze Belgische soldaten zich moeten bezig houden.

 

Ik heb twee heel concrete vragen. In de militaire rapporten die verschenen zijn op de website Wikileaks wordt het incident ook vermeld. Naar aanleiding van het uitlekken van die rapporten, verschenen er in onze Belgische kranten grote titels zoals “Ook Belgische Defensie loog”. Omwille van de vermelding van het incident van 15 juni 2009 in die rapporten, was er sprake van een Belgische gewonde, urenlange gevechten, de inzet van F15’s, verschillende slachtoffers langs Afghaanse kant, langs Talibankant en ook de gedwongen terugtrekking door de Belgen omwille van een dreigend tekort aan munitie. Nochtans meldt u in de commissie Defensie van 9 dagen later, 24 juni 2009, enkel lichte materiële schade en geen gewonden.

 

Mijnheer de minister, wij zijn nu meer dan een jaar verder en het is eigenlijk bedroevend dat wij meer dan een jaar later nog altijd in deze openbare parlementaire commissie moeten vragen, bijna moeten smeken, wat nu de juiste versie van de feiten is. Het publiek heeft daar recht op. Het Parlement heeft daar recht op.

 

Ten tweede, mijn bezorgdheid blijft uitgaan naar de juistheid van de informatie, zeker ook omwille van de families van de soldaten. Zij hebben recht op ongecensureerde, juiste informatie die de waarheid niet verbloemt. Het is normaal dat zij bezorgd zijn als de minister van Defensie a zegt terwijl ze van het terrein signalen krijgen die eerder wijzen op een andere realiteit. Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot de informatieverstrekking aan de families van de soldaten in Afghanistan? Welke nieuwe maatregelen worden er eventueel door u gepland?

 

Ik kom tot mijn tweede parlementaire vraag, namelijk over de verschuivingen in het contingent van de Belgen in Afghanistan. Premier Yves Leterme heeft na zijn ontmoeting met de bevelhebber van de internationale troepenmacht in Afghanistan David Petraeus gezegd dat verschuivingen in het Belgische contingent mogelijk zijn. Leterme sprak meer bepaald over meer instructeurs, zowel in Kunduz als in Kandahar. Als er sprake is van meer instructeurs en een blijvend plafond voor het aantal Belgen in Afghanistan, betekent dat een verschuiving. Mijn vraag is dus ten koste van welk ander segment er meer instructeurs zullen komen. Wanneer zal dat worden beslist? Wat is de timing? Graag een stand van zaken met betrekking tot de besluitvorming.

 

Mijnheer de minister, belangrijker is dat ik graag van u wil vernemen of het nog steeds zo is dat België tot eind 2011 in Afghanistan zal blijven. Geldt dit voor de drie segmenten, Kunduz, Kabul en Kandahar? Ik heb nog een heel concrete vraag. Zullen de F-16’s tot eind 2011 in Afghanistan blijven? U kent onze kritieken en ons standpunt ten aanzien van de oorlog in Afghanistan en het Belgische engagement. Ik zal dat nu niet herhalen maar misschien is er ruimte voor meer debat in de replieken.

 

Mijn laatste parlementaire vraag in dit verband. De Belgische militairen in het PRT Afghanistan zouden het statuut hebben van niveau 4, passief gewapende inzet. Dat geeft hun recht op een extra vergoeding van 56,67 euro. De militairen die het terrein opgaan in een OMLT hebben het statuut niveau 5, actief gewapende inzet. Voor niveau 5 verdienen militairen een extra vergoeding van 70,84 euro. Ik heb drie concrete vragen. Klopt het dat militairen in PRT’s die het terrein opgaan niveau 4 krijgen? Zo ja, waarom krijgen zij niveau 4 in plaats van niveau 5? Wij kunnen immers veronderstellen dat de risico’s voor die militairen even groot zijn. Tot slot, zijn er u problemen bekend met de uitbetaling van deze extra vergoedingen?

 

07.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb twee vragen en eigenlijk zijn dat twee vragen over punten van kritiek die ik heb tegen het beleid van minister De Crem. Het eerste punt is het communicatiebeleid en het tweede is zijn kritiekloze volgzaamheid ten overstaan van de Verenigde Staten.

 

Ten eerste, wat betreft het communicatiebeleid. Heel kort. Op 6 oktober 2008 zegt de minister dat de OMLT’s niet meegaan op het terrein. Als blijkt dat dit wel het geval is, gaan ze in tweede lijn. De beelden leren ons dat onze militairen daar in eerste lijn meegaan. De minister kennende, wil ik nogmaals verduidelijken dat ik er geen probleem mee heb dat Belgische militairen terugschieten als zij worden aangevallen. Ik ben heel blij dat uit het filmpje het professionalisme van onze militairen blijkt. Daarover gaat het echter niet. Het gaat wel over het feit dat de minister een communicatiebeleid heeft dat erop gericht is om op het thuisfront zo weinig mogelijk informatie te geven zodat hij er, in de twee jaar tijd dat hij op het departement zit, zonder veel tegenstand in is geslaagd om te komen tot een verdubbeling van de inspanning van België in Afghanistan en dit zowel wat betreft middelen als personen.

 

Wat het communicatiebeleid betreft, heb ik drie vragen.

 

Ten eerste, wat heeft de minister over dit incident gezegd op 18 juni in de commissie achter gesloten deuren? De minister schermt er altijd mee dat hij daar de informatie heeft gegeven. Ik zou willen weten wat de minister op 18 juni over dat incident heeft gezegd.

 

Ten tweede, zijn de beelden van dat filmpje daar vertoond? Het lijkt mij maar normaal dat de minister dit zou hebben gedaan.

 

Ten derde, na het incident sprak men over een alleenstaand incident en over het zwaarste incident ooit. Het is echter algemeen geweten dat er nog filmpjes zijn. Ten tijde van onze para’s uit Tielen is er een incident geweest waarbij Duitse slachtoffers zijn gevallen. Ook daarover bestaan er filmpjes. Heeft de minister die filmpjes getoond in die commissie achter gesloten deuren? Dit is andermaal een test voor de geloofwaardigheid van deze minister. Hij zegt ons zo weinig mogelijk om zo veel mogelijk zijn zin te doen. Dit incident is opnieuw het bewijs van het feit dat die minister het niet goed voorheeft met de communicatie in de Kamer en de publieke opinie.

 

Tweede punt. Ik heb de minister steeds kritiekloze volgzaamheid verweten ten overstaan van de Verenigde Staten. Ik heb het over de beslissing die de regering heeft genomen op vraag van generaal Petraeus. Ik begin met een eerste vraag. Ik heb daar horen zeggen dat deze trainers niet mee op het terrein gaan. Ik vraag het u nu opnieuw formeel, mijnheer de minister, en onthoud dat het wordt genoteerd in het verslag: gaan deze trainers mee op het terrein? Ik wil daar van u een antwoord op en ik wil dat in het verslag zien.

 

Ten tweede, we hebben in het verleden over trainers gedebatteerd. U hebt ons toen beloofd dat u een evaluatie zou bezorgen van de efficiëntie en de effectiviteit van deze trainingsinspanningen. Ik herinner me tal van rapporten die daar vraagtekens bij zetten. Ik herinner me zelfs in een reportage van Vranckx gehoord te hebben dat de Belgische opleiders, de verantwoordelijken voor de Belgische opleidingsinspanningen, spraken over 40 % desertie. Kunnen wij een evaluatie krijgen? Ik vind het maar normaal dat vooraleer we meestappen, we weten of hetgeen we doen in Afghanistan effectief is. Nu een aantal vragen.

 

Eerste vraag. Als ISAF, dus 28 NAVO-landen en 19 partnerlanden, 150 000 goed opgeleide en goed uitgeruste militairen levert en er niet in slaagt de Taliban te verslaan, hoe ziet u dan de kansen dat het Afghaanse leger dat wel kan? Het opleiden van troepen klinkt mooi, maar wat is de effectiviteit ervan? We gaan daar enorm veel geld in steken.

 

Tweede vraag. Hoe ziet de minister de capaciteiten en kwaliteiten van dit Afghaanse leger? We weten allemaal dat het een etnisch zeer verdeeld land is. Het is dromen om te denken dat een Pasjtoen op een andere Pasjtoen gaat schieten of dat een Tadzjiek op een taliban gaat schieten. Tot wat leidt die opleiding?

 

Derde vraag. Heeft men nagedacht over het budgettaire plaatje voor de Afghaanse regering? Hoeveel procent van het budget van Afghanistan zal opgaan aan het onderhouden van een veiligheidsmacht van 400 000 man, leger en politie samen?

 

Heeft men nagedacht over de gevaren die het inhoudt om zo’n militaire capaciteit in handen te geven van een onbetrouwbaar regime, geleid door president Karzai? De bewijzen liggen op tafel dat dit een kleptocratie is, een corrupte bende, die men 400 000 militairen gaat geven.

 

Laatste vraag. Heeft men ook nagedacht over de gevaren die verbonden zijn aan het creëren van dergelijke macht?

 

Zijn wij niet bezig een zeer bloedige burgeroorlog voor te bereiden? Als het Westen zich daar ooit terugtrekt, zullen we vatststellen dat dit Afghaans leger uit mekaar valt volgens etnische en clangrenzen. Dan gaan ze beginnen, deze keer met grote getale goed opgeleide militairen, mekaar uit te moorden.

 

Mijn vraag gaat over die evaluatie, laten wij nadenken vooraleer wij kritiekloos zomaar Amerikaanse voorstellen invullen.

 

De voorzitter: (…) meldt dat hij op de Conferentie van voorzitters moet aanwezig zijn. Voorts vervallen vragen nr. 296 en nr. 297 van de heer Verherstraeten en vraag nr. 239 van de heer Kindermans. Zo komen wij, toch heel snel, aan de vraag van mevrouw Boulet.

 

07.04  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, ma question concernait la diffusion des vidéos amateurs filmant les militaires belges en Afghanistan. Même si, aux dires du ministre, ces vidéos enregistrées par deux militaires sont connues depuis des mois, elles illustrent toutefois le besoin des militaires belges de dire la vérité sur ce qu’il se passe dans leur quotidien, voire même de rétablir une vérité, car ils considèreraient que celle qui est véhiculée n’en est pas une.

 

Ces images mettent à mon sens en évidence un profond décalage entre la réalité sur place et vos propos affirmant que les soldats – et notamment les instructeurs accompagnant les OMLT – ne seraient pas engagés sur le terrain en première ligne. Si des militaires engagés sur le terrain éprouvent le besoin de diffuser ce genre d’images une deuxième fois (puisqu’elles l’avaient été préalablement), cela signifie pour moi qu’il y a un désir profond de dévoiler une autre réalité que celle communément montrée par les autorités.

 

Monsieur le ministre, mes questions sont donc simples: d’où viennent ces vidéos et que signifient-elles? Quelle est la portée de ces images? Mettent-elles en danger la sécurité des militaires sur place? Enfin – et il me semble qu’il s’agit là d’une information importante à faire parvenir aux familles et aux victimes, ainsi que peut-être un besoin des militaires sur le terrain – quelles procédures pourrions-nous mettre en place pour assurer une transparence et faire montre d’un minimum de respect, tant pour les personnes qui font le travail sur le terrain que pour leurs familles restées en Belgique en leur fournissant une information claire et transparente sur les risques du métier de militaire belge en Afghanistan?

 

07.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, men spreekt vaak over onzekere tijden maar ik denk dat er een aantal zekerheden zijn, ook in deze legislatuur, als ik de tussenkomsten van de heren De Vriendt en Van der Maelen hoor.

 

S'agissant de notre engagement en Afghanistan, je souhaite profiter de l'occasion de l'arrivée de nouveaux membres parmi nous pour éclaircir ce point. En 2008, le gouvernement a décidé que notre pays jouerait un rôle considérable dans le domaine des opérations de soutien de la paix. Nous sommes ainsi redevenus un partenaire fiable pour nos alliés. Ces opérations comportent des risques. Ceci est d'autant plus vrai pour nos militaires en Afghanistan. Pour être franc, si ce dernier pays était un havre de paix, nos soldats ne s'y trouveraient pas!

 

Op 19 maart 2010 heeft de regering beslist de aanwezigheid van de Belgische troepen in Afghanistan te plafonneren op 626 soldaten op drie locaties, namelijk Kandahar, Kabul en Kunduz. Op die drie locaties samen waren er op dinsdag 19 oktober exact 574 militairen aanwezig. U kunt dat trouwens volgen op de website www.mil.be. De Belgische troepen zullen tot 31 december 2011 op volle sterkte in Afghanistan blijven. De inzet na 1 januari 2012 is een beslissing die een volgende regering moet nemen. In die zin spreken wij van een engagement met een open einde, “open end engagement”.

 

Les militaires belges opèrent sous le commandement de l'OTAN et sur mandat de l'ONU. Nos missions se focalisent sur la réalisation de l'afghanisation, comme cela fut convenu à la Conférence de Londres du 28 janvier 2010. Il s'agit bien d'une stratégie de succès orientée à long terme, dont le but est de permettre au peuple afghan d'assurer sa propre autonomie et sa propre sécurité.

 

Nos dernières missions montrent clairement que nous nous tournons vers la formation de militaires afghans, de sorte qu'ils puissent opérer par eux-mêmes. Nous sommes en train d'atteindre cet objectif.

 

Met betrekking tot de verschillende activiteiten kan ik meedelen dat onze opdrachten zich situeren in Kandahar, Kabul en Kunduz in het Noorden. Ik heb vorige week trouwens een bezoek gebracht aan onze troepen.

 

Dans le sud du pays, sont stationnés sur la base aérienne de Kandahar, jusqu'au 31 décembre 2011, six chasseurs bombardiers F-16. Ils font partie de la flotte aérienne de la FIAS tout comme les avions français et hollandais.

 

Leur mission consiste à effectuer des vols de reconnaissance et à fournir un soutien aérien aux troupes au sol en contact avec les éléments ennemis. Les règles d'engagement et les restrictions imposées par la Belgique permettent d'effectuer leur mission, de rester dans le cadre strict des opérations de la FIAS et de porter aide aux militaires alliés si besoin en est.

 

Cette opération s'appelle Operation Guardian Falcon. Le détachement comporte environ 125 membres; du personnel y assure les tâches quotidiennes. Ce détachement est principalement composé de pilotes, de techniciens, de planificateurs de mission et du personnel de soutien.

 

Dans la partie centrale du pays, à l'aéroport international de la capitale Kaboul, sont stationnés quelque 300 militaires. Ils effectuent une mission capitale: la sécurisation de l'aérodrome. Ils assument la sécurité du périmètre intérieur de l'aéroport en respectant les consignes du commandement de Kaia et cela en coordination avec les services de sécurité afghans.

 

Les militaires belges assument également le commandement de la force de protection de Kaia. En d'autres mots, ils sont responsables de la sécurité de toute personne, civile ou militaire, dans l'enceinte de l'aéroport. Cet aérodrome est une des entrées principales de l'Afghanistan; on pourrait parler de l'artère du cœur du pays. Le trafic tant civil que militaire est en constante augmentation.

 

Je puis confirmer que le travail accompli par nos jeunes hommes et femmes est remarquable.

 

Dans le nord du pays, nous sommes présents dans la région de Kunduz où sont stationnés deux détachements distincts.

 

Zo is er enerzijds de PRT-opdracht met ongeveer 35 militairen. Het Provincial Reconstruction Team is de draaischijf voor de contacten tussen de plaatselijke bevolking en de autoriteiten. Zij helpen bij het creëren van een veilige omgeving, coördineren heropbouwingsprojecten en geven ondersteuning in verschillende domeinen zoals gezondheid en opvoeding.

 

Het PRT in Kunduz wordt door Duitsland beheerd. De PRT-opdracht werd door de regering-Verhofstadt II, waarin Open Vld, sp.a, MR en PS aanwezig waren, in stelling gebracht. Ons land heeft er een EOD-team, Explosive Ordnance Disposal, voor het opzoeken en neutraliseren van explosieven, achtergelaten munitie en een aantal andere zaken.

 

Een andere ploeg Belgische militairen werkt op het vliegveld van het PRT van Kunduz en is belast met het laden en lossen van vrachten, de zogenaamde aircraft handling. Bovendien werken meerdere Belgen in het domein van de CIMIC, de Civil-Military Co-operation, in de streek van Kunduz. Ze onderhouden ook de relaties met de lokale bevolking.

 

Ten slotte zijn er ook de specialisten Operationele Informatieondersteuning werkzaam, beheren Belgische militairen het beveiligd informaticanetwerk van het PRT en zijn er Belgische leden van de militaire politie in het PRT geïntegreerd.

 

Ideologisch kanten verschillende collega’s, dat is een constante, zich vandaag tegen de aanwezigheid van het PRT in Kunduz. Dat zij zelf in het verleden duidelijk hun steun aan deze opdracht hebben verleend, is blijkbaar een blinde vlek in het geheugen.

 

Mijnheer De Vriendt, ik herinner er u aan dat u in 2008 verklaarde dat we ons mee in de PRT-opdrachten in het noorden moesten engageren omdat het daar veiliger is, en ook dat u de beslissing met betrekking tot de OMLT-opdracht, de opleidings- en vormingsopdracht, bijna prima vond omdat deze paste in afghanisering, het door militairen opleiden van andere militairen in het kader van een normalisatie van de situatie. Altijd goed om dit even te herhalen.

 

België levert dus ook die OMLT’s, een op het niveau van de brigade en een op het niveau van het bataljon voor een totaal van ongeveer 90 militairen. Zij zijn eveneens gehuisvest in het PRT-kantoor in Kunduz.

 

De opdracht van deze teams bestaat uit het begeleiden en coachen van een Afghaanse brigadestaf en een Afghaans bataljon dat aan hen werd toevertrouwd. De OMLT’s beschikken ook over de nodige verbindingsmiddelen, naast die van de Afghaanse eenheden, om indien nodig luchtsteun te kunnen vragen.

 

Ik kom tot de begeleiding op het niveau van het bataljon.

 

L'accompagnement du bataillon afghan se fait uniquement sur la base des missions attribuées par la FIAS à l'armée nationale afghane. Je le répète encore: nos militaires n'opèrent aucune patrouille indépendante, comme signifié dans le jargon militaire. Ils sont là pour conseiller dans l'exécution de leurs tâches les commandants des différents pelotons composant le bataillon. L'AENA exécute les missions et nous les encadrons. Cela ne signifie pas que les militaires belges ne peuvent assurer leur propre sécurité lorsqu'ils sont en contact avec les éléments ennemis. Je me répète encore: si les Belges sont sous le feu ennemi, ils ne doivent pas me téléphoner pour me demander la permission de riposter!

 

Met betrekking tot een aantal andere zaken, de inzet van de Belgische OMLT’s is beperkt tot het Noorden van Afghanistan. De eerste OMLT-opdracht werd in februari 2008 onder Verhofstadt III op mijn voorstel beslist. Het tweede team werd eind 2009 op mijn voorstel en onder het premierschap van Herman Van Rompuy beslist.

 

Met betrekking tot de verhoging in maart 2010, de regering besliste op 19 maart 2010 om 28 onderrichters en ondersteuningspersoneel te sturen voor de mentoring van Afghaanse militairen in de domeinen van geniewerk en logistiek. Deze werden op vraag van de Amerikaanse president Obama en de NAVO-secretaris-generaal Anders Fogh Rasmussen toegezegd.

 

Suite à la rencontre entre le général américain Petraeus, le premier ministre Leterme, le ministre des Affaires étrangères Vanackere et moi-même le 13 octobre dernier, notre pays a décidé d'accepter quelques missions supplémentaires tout en conservant le nombre de militaires engagés sous la barre des 626. Concrètement, il s'agit donc de 16 militaires supplémentaires.

 

Het gaat, enerzijds, over air mentoring teams om in het kader van de afghanisering Afghanen onderricht te geven over taken die verbonden zijn aan de vliegoperaties op luchthavens. Anderzijds, zal een Belgisch liaison team een peloton van de republiek Mongolië volgen bij de uitvoering van een opdracht die gelijkaardig is aan onze militairen in Kabul, namelijk het beschermen van de luchthaven.

 

De kosten noodzakelijk voor het uitrusten van deze Mongoolse eenheid worden door de Verenigde Staten gedragen. Ons land gaat niet in op de initiële door de Verenigde Staten gestelde vraag voor een derde OMLT. Daarnaast bevestigde ons land andermaal de inzet van de 28 militairen waartoe in maart werd beslist. Dit betekent dat in totaal 44 militairen in opleidingsopdrachten zullen komen op de plaatsen die ondertussen bekend zijn.

 

Les données qui suivent proviennent d'une enquête récente de la FIAS sur la situation en Afghanistan d'aujourd'hui.

 

- Le produit national brut de l'année passée a augmenté de 22,5 %.

- 59 % de la population croit que leur pays évolue dans la bonne direction et que leur gouvernement en place gagnera la guerre.

- 70 % de la population a confiance en son armée. Même dans les provinces de Kandahar et de Helmand, 72 % de la population pense que leurs enfants grandiront sous le gouvernement actuel et non sous celui des talibans.

- 6,5 millions d'enfants, dont 3,5 millions de jeunes filles, vont à l'école. Sous les talibans, les jeunes filles ne pouvaient pas se rendre à l'école.

 

Je pourrais continuer ainsi à énumérer des exemples encore longtemps, mais d'aucuns parmi vous se sentiraient une nouvelle fois visés par des conclusions de l'une ou l'autre enquête, comme celle du Round Cooperation reprise ci-dessous.

 

En ce qui concerne les chiffres, il est vrai qu'ils démontrent que le pays ne se redresse pas aussi vite que certains l'escomptaient, mais il n'est pas question d'abandonner les Afghans par une fausse interprétation de ces chiffres. Leur histoire réside en nous.

 

Met betrekking tot de NAVO-top, het volgende. De heer Dewael heeft mij gevraagd ter zake enige verduidelijking te geven. Afghanistan was geen agendapunt. Alles draaide op dat moment rond het nieuwe strategische concept van de NAVO. Tijdens de Top van Lissabon, in de tweede helft van volgende maand, zal er wel degelijk over Afghanistan worden gesproken als een apart agendapunt.

 

Met betrekking tot de rapportering van de operaties aan het Parlement kan ik het volgende zeggen.

 

Chaque engagement opérationnel de nos militaires est expliqué en détail au parlement, par l’intermédiaire de la commission mixte du Suivi des opérations qui se tient à huis clos. J’ai demandé au collègue Dewael de trouver la réponse à sa question sur l’équipement et les munitions lors de la prochaine réunion de cette commission qui est planifiée pour demain matin, le 21 octobre.

 

J'en viens maintenant au compte rendu de ce qui s’est passé le 15 juin 2009.

 

Zoals ik reeds heb gezegd, behoort die informatie toe aan de gemengde commissie achter gesloten deuren. Voor de verwijzing en de details maak ik nogmaals referentie naar mijn uiteenzetting in de commissie van 18 juni 2009, waarvan gewezen volksvertegenwoordiger Vautmans in de openbare commissie heeft verklaard dat er een zeer gedetailleerd verslag is gegeven.

 

Voorzitter, voor eens en altijd wil ik zeggen dat, indien men wil dat de commissie in de Senaat ophoudt te bestaan, men ter zake een initiatief moet nemen. Ik ben altijd bereid om voor om het even welke commissie te komen. Ik wil niet meer de speelbal zijn door het opbod tussen leden die wel naar een openbare vergadering willen gaan en niet naar een vergadering achter gesloten deuren, omdat zij daar de geheimhouding moeten respecteren met risico op vervolging indien zij dat niet doen, en anderzijds leden die lid zijn van beide commissies en een gekleurde, meestal groene, versie geven van de feiten en het relaas zoals het is gebracht in de commissie achter gesloten deuren.

 

Voorzitter, ik speel open kaart. Als ik informatie los uit de commissie, dan stel ik mij bloot aan strafrechterlijke vervolging. Dat is niet om te lachen en dat is mij al meermaals gezegd. Indien het Parlement vindt dat men onvoldoende is ingelicht – voor alle duidelijkheid, ik vind dat niet –, dan moet men daartoe een initiatief nemen.

 

Een aantal sprekers verwijzen naar WikiLeaks. Op de 20 bladzijden die over België gaan in het totaal van 72 000 wordt er verwezen naar het incident dat zich heeft voltrokken in juni 2009. Ik heb hier echter zelf naar verwezen. Ik vraag mij soms af of de documenten niet worden geplukt uit de informatie die bijvoorbeeld het Belgische ministerie van Defensie vrijgeeft over incidenten die zich hebben voltrokken.

 

Wat stond er nog in het fameuze rapport van WikiLeaks? Een belangrijk minister zou in 2007 aan de Amerikaanse vertegenwoordigers in Brussel en Washington hebben gezegd dat niemand zich zorgen hoefde te maken, want na de volgende verkiezingen zou zeker een bijkomend engagement worden genomen en er zouden zeker F-16’s naar Kandahar worden gestuurd. Er werd net niet bij gezegd dat een CD&V’er dat zou realiseren. Ander belangrijk punt in het document van WikiLeaks ging over Belgische wafels die de versheidsdatum hadden overschreden.

 

Ik nodig u allen uit om met betrekking tot het dossier-Afghanistan toch enige intellectuele eerlijkheid aan de dag te leggen. Ik zou u, collega’s De Vriendt, Boulet en Van der Maelen, echt eens willen uitnodigen om alle antwoorden die werden gegeven in de commissie, naast mekaar te leggen en te kijken in welke mate er geen consequentie zou zijn.

 

Het relaas van de feiten is gegeven door luitenant-kolonel Schoenmaekers, die commandant was van het betrokken detachement en die, hem kennende, een exact verslag heeft uitgebracht van wat er zich die dag heeft afgespeeld. De praktijk van bepaalde collega’s om, liefst in de aanwezigheid van camera’s, de zaak anders voor te stellen, valt zeer te betreuren. Onze militairen in Afghanistan ergeren zich mateloos aan het politieke opbod waaraan hier gedaan wordt en ik spaar u de termen en de bewoordingen, met dewelke ze u hebben gekwalificeerd, want dat zou geen parlementair taalgebruik zijn. Zij vinden het ongehoord dat zij het voorwerp uitmaken van politiek opbod uit eigenbelang.

 

De beelden die door de VRT zijn uitgezonden, zijn zo uniek en zo eenmalig dat zij op de voorbereiding van de missie worden getoond. Zulke unieke en geheime beelden zijn het. Ik denk dat er ondertussen al ongeveer 2 000 mensen de beelden gezien hebben. Daar heeft nooit een haan naar gekraaid. Maar die beelden zijn goed. Zij helpen om bij de publieke opinie, bij sommige politici niet, de setting te zien waarin wij aanwezig zijn. Die is dus ook heel duidelijk. Wij zitten in opleiding, wij zitten in de tweede lijn, wij leiden het Afghaanse leger op. Dat is volledig binnen onze rules of engagement.

 

Die beelden werden gemaakt in opdracht van de detachementcommandant luitenant-kolonel Schoenmaekers, om de heel eenvoudige reden dat hij een heel goede detachementcommandant was en dat hij zijn ervaring wilde gebruiken om latere opleidingen en latere aanwezigheid in de OMLT’s nog beter, in de mate dat het mogelijk zou zijn, te laten verlopen.

 

Waarvan getuigen de beelden? Onze militairen zijn goed opgeleid, zij beschikken over de juiste reflexen, zij beslissen over het juiste en zij beschikken over het juiste materieel. Hoe die beelden na zo een lange tijd bij de media zijn gekomen, eerlijk gezegd, zo zit ik niet in mekaar. Ik was heel tevreden dat de beelden eindelijk toonden waarmee we bezig waren en dat zij ook pasten in mijn initiatief van embedded journalism, waarvan iedereen mij gezegd heeft het niet te doen, niet het minst topverantwoordelijken van Defensie. Ik heb gezegd het toch te doen, omdat dat in the long run zal tonen dat wij weten waar we mee bezig zijn en hoe wij werken.

 

De informatieverstrekking aan de families gebeurt volgens een vast stramien, goedgekeurd door de organisaties, ook door de vakbonden en door de verschillende belanghebbenden bij dergelijke militaire operaties in het buitenland. Er is een informatiesessie en er zijn brochures. Tijdens de opdrachten beschikken de militairen over verschillende vormen van communicatie, de zogenaamde sociale communicatie, telefoon, e-mail, skype, om er enkele te noemen, om contact te houden met hun familie.

 

Weet u dat voormelde contactname ongecensureerd gebeurt? Weet u dat in andere landen ten noorden, ten oosten en ten zuiden de contactname gecensureerd gebeurt? Bij ons gebeurt ze ongecensureerd. Onze militairen kunnen allen in contact treden met wie ze willen en waarover ze willen. Ik wil dat in onze vergadering toch nog even onderstrepen.

 

Er zijn tijdstippen tijdens de zending waarop de familie wordt uitgenodigd om van gedachten te wisselen. Bij voormelde gelegenheid zijn ook militairen aanwezig die reeds aan de opdracht hebben deelgenomen, teneinde waar nodig duiding te geven.

 

De militairen zelf spelen in de genoemde communicatie een belangrijke rol. Daarom gebeurt ze ook zonder censorship. Het zijn niet de commandanten die aan de groepen families van militairen zullen mededelen wat er op 7 000 km van hun woonplaats gebeurt. De militair speelt ter zake zelf een belangrijke rol.

 

Het is daarom dat de militair in kwestie het helemaal niet kan appreciëren dat hij het voorwerp van opbod uitmaakt en dat families, die heel goed weten dat hun echtgenoot, man, partner of vrouw in moeilijke omstandigheden het werk uitvoert, nodeloos worden verontrust.

 

Er was ook nog een vraag over veiligheidscoëfficiënten. Mijnheer de voorzitter, met het antwoord op voormelde vraag zal ik afronden.

 

Veiligheidscoëfficiënt nummer 4 is aan de leden van het PRT-team in Kunduz toegekend. Ik wil u ter zake mededelen, zoals ik reeds heb gezegd, dat de PRT-opdracht een rechtstreeks contact met de lokale bevolking inhoudt.

 

Ik wil nogmaals opmerken dat de bedoelde PRT-opdracht in 2005 is goedgekeurd, toen er een coalitie van liberalen en socialisten was.

 

Ik heb van de opmerking van de heer De Vriendt nota genomen. Hij is van oordeel dat de opdracht van de betrokken militairen in het kader van de PRT even gevaarlijk is als de opdracht van onze OMLT’s. Hij wil aan de opdracht in kwestie immers dezelfde inzetcoëfficiënt toekennen, waarvoor ik hem dank.

 

Mijnheer De Vriendt, mag ik er u echter nogmaals op wijzen dat u en uw partij de bedoelde inzet in het veilige noorden mee hebben goedgekeurd?

 

Bij het begin van een operatie wordt de veiligheidssituatie beoordeeld. Op grond van voornoemde beoordeling wordt een inzetcoëfficiënt in de regeringsbeslissing ingeschreven. In 2005, bij het begin van de PRT-opdracht en uitgaande van het koninklijk besluit over de pecuniaire situatie van 2003, legde de toenmalige regering de coëfficiënt op niveau 4, zijnde passief gewapende inzet. Aan OMLT werd op mijn voorstel – ook omdat ik de opdracht hiertoe voldoende risicovol achtte – factor 5, zijnde actief gewapende inzet, toegekend.

 

Dat is nogmaals het bewijs dat ik nooit of te nimmer het risico van de OMLT-opdracht heb geminimaliseerd.

 

Mijnheer de voorzitter, daarmee beëindig ik mijn opdracht om een antwoord te geven.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik vermoed dat er enige rode en groene replieken zullen volgen.

 

07.06  Anthony Dufrane (PS): Je remercie M. le ministre pour ses réponses.

 

07.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, u bent een meester in het beantwoorden van vragen die niet gesteld worden. U antwoordt naast de kwestie op een aantal zeer concrete en specifieke vragen en bedenkingen die door mij en mijn collega’s gesteld worden. Ik heb een kort overzicht proberen te maken, want het is een prestatie van uw kant.

 

Mijnheer de minister, wij weten dat mijn partij en mijn fractie voorstander zijn van het opleiden van een Afghaans leger. Wij weten dat. Toch probeert u ons daarop aan te vallen. Dat maakte echter helemaal niet het onderwerp uit van de vraagstelling. Wij weten dat Belgische militairen niet moeten bellen om te mogen terugschieten, en dat is maar goed ook. Wij weten dat de beelden van het incident in Kunduz die op de VRT vertoond werden niet nieuw zijn en al werden gebruikt. Daarover maken wij geen enkel probleem. Ook dat is niet de essentie van onze kritiek. Wij weten ook dat de commissie achter gesloten deuren best wel mag blijven bestaan, omdat bepaalde informatie nu eenmaal niet publiek vrijgegeven mag worden. Ook dat is geen punt van kritiek, alhoewel u dat wel als zodanig aanhaalt.

 

Tot slot, mijnheer de minister, wij weten allemaal, wat de opdrachten van de PRT’s en de OLMT’s betreft, dat de situatie sinds 2004-2005 veranderd is. Wij maken geen enkele opmerking over het nut daarvan voor de reconstructie en voor de opleiding van Afghaanse legereenheden. Met dat principe op zich hebben wij weinig problemen, maar ik heb u wel gevraagd om het risiconiveau en de extra premies tot gelijke hoogte op te trekken, want de afgelopen jaren bewijzen dat zowel de PRT’s als de OLMT’s in risicovolle omstandigheden kunnen terechtkomen.

 

U bent dus een meester in het beantwoorden van vragen die niet gesteld zijn.

 

De commissie achter gesloten deuren moet blijven bestaan, maar het is onaanvaardbaar dat u het bestaan van die commissie als excuus inroept om bepaalde informatie waarop de publieke opinie recht heeft niet publiek vrij te geven. Het betreft informatie die zonder probleem vrijgegeven kan worden. Ik heb verwezen naar een officieel militair rapport. Het officiële militaire rapport geeft een hele beschrijving van het incident in Kunduz. U hebt hier vandaag opnieuw niet willen bevestigen of die feiten kloppen. U hebt hier vandaag opnieuw geen alternatieve versie gegeven. U hebt die vraag opnieuw ontweken.

 

De voorzitter: (…)

 

07.08  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik rond af met een laatste punt, mijnheer de voorzitter. Ik heb ook berichten gekregen van militairen en van familieleden van militairen. Zij zeggen mij dat zij aanstoot nemen aan het verschil tussen uw communicatie en wat zij, onder meer op de op de VRT vertoonde beelden, hebben kunnen zien.

 

Een aantal familieleden is ongerust.

 

Mijnheer de minister, ik wil u vragen om uw communicatie te verzorgen en de feiten niet langer te verbloemen.

 

07.09  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, wij hebben hier opnieuw een Pieter De Crem in zijn gewone doen gezien. Alleen al om u op Defensie te zien vertrekken, hoop ik dat er zo snel mogelijk een regering komt.

 

De voorzitter: Collega’s, ik stel voor dat we niet te persoonlijk worden en het debat beperken tot Afghanistan.

 

07.10  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb u ook niet onderbroken en heb geluisterd.

 

Ten tweede, opnieuw wordt hier een goednieuwsshow opgevoerd. De minister geeft informatie komende vanuit NAVO-kanalen. Het is niet toevallig dat verschillende landen zich uit Afghanistan terugtrekken. Het is niet toevallig dat er in alle deelnemende landen een debat over de zin en de onzin van de operatie gaande is.

 

U beweert opnieuw dat die operatie goed verloopt. U verwijst naar rapporten. Ik verwijs naar rapporten van Unicef en andere VN-organisaties, en van Oxfam die aangeven dat de levenssituatie van de gewone Afghaan een ramp is. Daarover verschillen wij van mening. Inderdaad, samen met mijn partij heb ik ingestemd met PRT’s, niet met OMLT’s. Als de feiten op het terrein in de andere richting wijzen dan moet u de politieke moed hebben om in te zien dat het bij deze operatie gestelde objectief niet kan worden gehaald en dat er een ander in de plaats moet komen.

 

Ten derde, het is Pieter De Crem in zijn gewone doen want ik heb geen antwoord gekregen op de meeste van mijn vragen. De beelden zijn niet getoond, neem ik aan, want anders zou u dat gezegd hebben. Ik zou graag het verslag hebben. Ik denk niet dat er nog een reden is om het verslag van de vergadering op 18 juni 2010 niet openbaar te maken. Wij hebben de beelden gezien. Nu zou ik graag dat verslag lezen om te weten wat u daar heeft gezegd. Ik heb niets gehoord over de andere beelden.

 

Tenslotte, aangaande de laatste beslissing op vraag van generaal Petraeus heb ik van u niet gehoord of de nieuwe trainers op het terrein gaan. Ik zou graag hebben dat u zulks duidelijk maakt voor het parlementaire verslag. Ik heb geen antwoord gekregen op een reeks voor de hand liggende vragen over de piste die de Verenigde Staten overal verdedigt, in casu er moeten tot 400 000 politieagenten en militairen in Afghanistan worden opgeleid.

 

Daarop heb ik geen antwoord gekregen. Ik stel vast dat deze minister weigert te antwoorden op normale vragen die door zijn Parlement aan hem worden voorgelegd.

 

07.11  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je serai brève. Je soutiens ce qui a été dit précédemment. Il est en effet intéressant de faire le point pour les nouveaux membres, mais ce n'est pas le lieu. Nous pourrions peut-être nous y consacrer lors d'une réunion conjointe avec la commission des Relations extérieures. Nous pourrions aussi débattre de l'afghanisation en vue d'informer nos nouveaux collègues.

 

Ensuite, nos divergences de vues ne sont pas neuves, comme vous l'avez noté. La différence entre vos propos et ceux de la législature précédente est assez étonnante. Je comprends que les gens sur le terrain soient irrités par certaines prises de position, au point de diffuser - en public ou à titre privé - les impressions que leur inspire leur vie là-bas.

 

Il reste encore du travail à fournir pour aboutir à une cohérence entre ce que vous dites et la réalité en Afghanistan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de recente actie van de vzw Vredesactie te Kleine Brogel" (nr. 160)

- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "de aanwezigheid van en demonstraties door activisten van Bomspotting te Kleine Brogel" (nr. 171)

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de stunt van vredesactivisten op de legerbasis van Kleine Brogel" (nr. 223)

08 Questions jointes de

- M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "l'action récente de l'asbl Vredesactie à Kleine Brogel" (n° 160)

- Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "la présence et la démonstration des activistes de Bomspotting à Kleine Brogel" (n° 171)

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "le coup d'éclat de militants pacifistes sur la base militaire de Kleine Brogel" (n° 223)

 

08.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik meen dat we een probleem hebben met de beveiliging en de controle te Kleine Brogel. Zeer recent, op 7 oktober, verscheen in het nieuws beeldmateriaal van een aantal vredesactivisten. U zult dat ongetwijfeld ook gezien hebben. Zij zijn verscheidene malen binnengedrongen op de militaire vliegbasis in Kleine Brogel. Zij hebben daar heel wat vliegtuighangaars gekraakt. In 15 van de 26 zijn zij binnengeraakt en zij hebben ook 8 van de 11 bunkers gevonden en gefilmd. U kunt het bevestigen noch ontkennen maar daarin zouden tactische kernwapens zijn opgeslagen. Iedereen weet dat ze daar liggen, maar goed.

 

Mijnheer de minister, wat zult u doen om dit in de toekomst te vermijden? Het is immers zeer pijnlijk, zowel voor Landsverdediging als voor u. Wij weten dat beelden van hoe het militair complex er precies uitziet en hoe het er daar aan toegaat een aantal mensen op verkeerde gedachten kunnen brengen. In een tijd van wereldwijde terreurdreiging moeten wij extreem voorzichtig zijn.

 

Welke maatregelen plant u in de toekomst?

 

Wat het beeldmateriaal betreft, hebt u contact gehad met de vzw Vredesactie? Zal dat beeldmateriaal verwijderd worden of wat zal ermee gebeuren?

 

08.02  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, des militants pacifistes se sont introduits sur la base militaire de Kleine Brogel et en ont diffusé des images.

 

Le questionnement qu'ils soulèvent mérite d'être relayé. Si de simples citoyens pacifistes ont l'occasion de pénétrer ces lieux, qu'en est-il de la sécurisation de cet armement? Qu'adviendrait-il si des personnes moins bien intentionnées faisaient de même?

 

Un syndicat militaire relayait aussi ces interrogations le 31 janvier 2010. Et pour cause, des activistes s'étaient promenés à l'intérieur de la base militaire sur une distance de plus d'un kilomètre! Je les cite: "Dans un autre pays, un tel incident aurait probablement provoqué la démission du ministre de la Défense. En Belgique, on se contente de répondre qu'avec un périmètre de plus de 16 km, il n'est pas possible de tout surveiller!". "Pour un lecteur non averti, on frôle la science-fiction" poursuit ce syndicat. Pour nous, ce genre de réplique devient monnaie courante.

 

Monsieur le ministre, êtes-vous informé de ces incidents et, le cas échéant, pouvez-vous me les confirmer? Car il y avait débat par rapport à la teneur des images. Par ailleurs, ces évènements remettent une fois de plus sur le tapis la question de la présence en Belgique d'armes nucléaires et la cohérence de cet état de fait avec la volonté affichée de la Belgique de s'inscrire dans une politique volontariste de désarmement et de non-prolifération nucléaire.

 

J'en veux pour preuve les propos tenus en mai 2010 par le ministre Vanackere. Il affirmait avoir, avec ses collègues des Pays-Bas, du Luxembourg, d'Allemagne et de Norvège, contribué à lancer le débat sur le rôle futur des armes nucléaires et sur l'importance du désarmement et de la non-prolifération dans le nouveau concept stratégique et que c'est avec une même ouverture d'esprit que, lors de la Conférence TNP, avec les partenaires européens, il allait formuler des propositions dans tous les domaines couverts par le traité.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous vous prononcer sur ces propos?

 

08.03  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet herhalen wat mijn voorgangers al hebben gezegd.

 

U kent de feiten. Vredesactivisten hebben de voorbije maanden verscheidene keren ongestoord kunnen rondlopen op de legerbasis Kleine Brogel. Twee concrete vragen daarbij.

 

Aangezien zulke feiten reeds in het verleden gebeurden, lijkt het vanzelfsprekend dat hiertegen maatregelen worden getroffen. Welke zijn die maatregelen? Indien dit niet het geval zou zijn, waarom dan? Welke maatregelen zult u dan nemen in de toekomst om voormelde incidenten te vermijden?

 

Ten tweede stel ik mij vragen bij de reactie van de Amerikaanse overheid. Die bleek not amused te zijn bij het horen van de berichten. Ik stel mij de vraag of hierover enige communicatie werd gevoerd. Zo ja, op wiens initiatief? Kunt u ons wat meer informatie geven daarover?

 

08.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, de veiligheidsmaatregelen die op de vliegbasis van Kleine Brogel worden toegepast, zijn volledig conform de voorschriften van de NAVO. Het verhinderen van een indringing is, gelet op de getalsterkte van het beveiligingscontingent, uiterst moeilijk omdat de perimeter zich uitstrekt over een lengte van 14 kilometer en de totale oppervlakte van de vliegbasis 450 hectare bedraagt, waarvan een derde bebost.

 

Naar aanleiding van voorgaande incidenten werd een onderzoek ingesteld. Landsverdediging heeft maatregelen genomen door het in plaats stellen van bijkomende surveillancesystemen, het voorzien in fysieke hindernissen en het opvoeren van bijkomende patrouilles. Bijkomende beveiligingsvoorzieningen die voorgaande maatregelen nog zullen bestendigen, worden gepland en getoetst op hun budgettaire haalbaarheid.

 

Op geen enkel ogenblik kwam de veiligheid van de installaties in het gedrang. Aangezien het beeldmateriaal betreft, werd een proces-verbaal opgesteld door de politie en doorgestuurd naar het parket van de procureur des Konings te Hasselt. Landsverdediging ziet er het nut niet van in om de desbetreffende video van het internet te laten verwijderen. Het voorval gaf geen enkele aanleiding tot enige vraag van de NAVO. Een goede bekijker van de beelden zal die ook wel kunnen beoordelen.

 

En réponse à la question de Mme Boulet sur la volonté de la Belgique de s'inscrire dans une politique de désarmement, il convient de placer ce problème dans un contexte plus vaste et international, et non unilatéral.

 

Il appartient au ministre des Affaires étrangères de vous informer plus avant à ce propos.

 

08.05  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Als ik het goed begrijp, komen er geen bijkomende patrouilles en is er evenmin sprake van bijkomende maatregelen binnen het budgettair kader. Er werd een proces-verbaal opgesteld door de politie. Er werd evenwel geen contact opgenomen door andere NAVO-lidstaten. U kunt toch niet ontkennen dat dit pijnlijk is, dat u hiermee een beetje in uw hemd komt te staan. Dit is toch echt niet de bedoeling.

 

Die vredesactivisten zullen uiteraard niet stoppen. Zij hebben bloed geroken en zullen hun acties voortzetten. Ik kan alleen maar hopen dat wij binnen enkele maanden niet hetzelfde debat moeten voeren, want mocht dit nog eens gebeuren, kan ik u garanderen dat ik opnieuw een vraag zal indienen.

 

08.06  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, il s'agit d'une base qui est réputée impénétrable. Nous avons face à nous des militants pacifistes très motivés et très intelligents.

 

Par ailleurs, il conviendrait d'être cohérent avec les discours volontaristes prononcés par la Belgique sur la scène internationale, notamment en qualité de représentante l'Union européenne. J'ai déposé une question auprès du ministre des Affaires étrangères à cet égard. Et je ne doute pas qu'il y répondra plus précisément.

 

08.07  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, in eerste instantie vinden wij het goed dat er werd nagedacht over extrabeveiligingsmaatregelen en dat die ook reeds werden genomen. Dat is zeker positief. Ik ben er ook van overtuigd dat de woordvoerder van het leger niet liegt wanneer zij zegt dat men er altijd goed in geslaagd is om ervoor te zorgen dat de actievoerders niet tot het operationele hart van de basis kunnen doordringen, terwijl het minder prettig moet zijn voor u, mijnheer de minister, dat u weer met het vingertje wordt gewezen door de Amerikaanse overheid. Ik heb u niet horen concreet antwoorden op de vraag of u contact hebt gehad met de Amerikaanse overheid en wat haar standpunt is omtrent de feiten. Ik lees toch in de pers dat er een reactie is gekomen van de heer Hans Christensen en dat hij gezegd heeft dat u zeker een telefoontje mag verwachten dat er een probleem is met de beveiliging. Ik denk dat ik het antwoord gemist heb.

 

De voorzitter: Het is ook niet gegeven, denk ik.

 

08.08 Minister Pieter De Crem: Ik zat te wachten op een telefonische oproep, maar ik heb er geen gekregen. Dat is geen NAVO-geheim.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Guy Coëme au ministre de la Défense sur "le retard de versement des primes" (n° 279)

09 Vraag van de heer Guy Coëme aan de minister van Landsverdediging over "het laattijdig betalen van de premies" (nr. 279)

 

09.01  Guy Coëme (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question sera brève. Elle concerne un aspect social à la Défense nationale. Un montant financier a été budgété dans votre département dans le but de récompenser, par l'octroi d'une prime, les agents ayant réussi leurs examens de compétences. Il apparaît cependant que les bénéficiaires du département de la Défense attendent encore le versement de cette somme. Quand celle-ci pourra-t-elle être versée?

 

Par ailleurs, il semblerait qu’à la suite de soucis d’encodage informatique, certains paiements poseraient problème pour certains militaires qui se trouvaient sur la base de Bierset et qui ont été transférés vers la base de Beauvechain dans le cadre de la réforme de l’armée. C’est notamment le cas pour le personnel de garde. Monsieur le ministre, j’aimerais savoir ce qu’il en est et si votre département compte rapidement résoudre ce problème.

 

09.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, les primes de compétences sont payées annuellement au mois de septembre aux agents qui ont réussi la formation certifiée. Des régularisations et des nouveaux droits sont payés, dès que la Défense a reçu le procès-verbal de réussite d’une formation certifiée par Selor. La prime de compétences sera payée avec le salaire du mois d’octobre 2010 pour les nouveaux dossiers de régularisation et les nouveaux droits dont la Défense aura entre-temps pris connaissance. Tout nouveau dossier est régularisé dès sa réception par la Défense. La Défense dépend donc de la transmission par Selor des documents nécessaires. J’ai entre-temps entrepris des mesures pour faire valoir cela.

 

Pour ce qui concerne les personnes mutées de Bierset à Beauvechain, je vais me renseigner et vous tiendrai informé peut-être encore aujourd’hui.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de Belgische deelname aan operatie Atalanta" (nr. 306)

10 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "la participation belge à l'opération Atalante" (n° 306)

 

10.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zie dat het bijna 13 uur is, en het interessantste onderwerp van vandaag moet nog komen.

 

De voorzitter: De minister kan een halfuur langer blijven, wat niet betekent dat wij de agenda kunnen uitputten. Wij kunnen nog hooguit de brief van de heer Ducarme bespreken en het debat voeren over de legertop.

 

10.02  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn vragen kort houden. De vervlaamsing van de legertop is natuurlijk een onderwerp dat ons allen aanbelangt.

 

Mijnheer de minister, ik heb drie vragen voor u. Ik heb getwijfeld of ik de eerste vraag schriftelijk zou indienen of mondeling. Ik heb uiteindelijk beslist ze toch mondeling te stellen. Op 15 oktober is de Louise-Marie opnieuw naar de Hoorn van Afrika getrokken in het raam van operatie-Atalanta.

 

Ten eerste, is die operatie intussen geëvalueerd? Wat is het resultaat van die evaluatie?

 

Ten tweede, hoeveel interventies zijn er geweest en waren er eventueel slachtoffers, ook van andere Europese troepen?

 

Ten derde, wat is de kostprijs van de Belgische deelname aan operatie-Atalanta tot dusver?

 

10.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega, de UNIFOR-operatie Atalanta heeft voor een belangrijke stap voorwaarts gezorgd in de strijd tegen de piraterij. Na evaluatie werden er twee tendensen vastgesteld. Ten eerste, is er een vermindering van de piraterijactiviteiten in de Golf van Aden en ten tweede, een seizoensgebonden opkomst van illegale activiteiten, verder van de kust, in het Somalia Basin.

 

De snelheid waarmee Europa heeft gereageerd, verraste enkele waarnemers maar was enkel mogelijk door drie belangrijke aspecten: ten eerste, duidelijke politieke richtlijnen; ten tweede, een goede planning; en ten derde, een goede selectie van het hoofdkwartier, namelijk het Maritime Coordination Centre in Northwood in het Verenigd Koninkrijk.

 

Hierdoor was het mogelijk dat de UNIFOR haar opdracht op optimale manier kon vervullen, in nauwe samenwerking en coördinatie met andere maritieme mogendheden, zoals die van de NAVO en andere, al dan niet individuele landen.

 

In een eerste fase werden dan ook een Group Transit Scheme en een International Transit Corridor geïmplementeerd in de Golf van Aden. Dit alles heeft het aantal gelukte kapingen in de Golf van Aden sterk doen afnemen. Men kan stellen dat de piraterij er nu min of meer onder controle is.

 

Wat de juridische aspecten van operatie-Atalanta betreft, kan gesteld worden dat hoewel er nog een lange weg af te leggen is, tijdens de jongste 12 maanden toch significante vooruitgang geboekt werd op dit vlak. Echter, alle belangrijke stappen die werden gerealiseerd voor het kunnen vervolgen en berechten van Somalische piraten moeten gezien worden als een interim-oplossing tot Somalië opnieuw zelf de capaciteiten heeft voor het verzekeren van de internationaal aanvaarde rechtspraak in eigen land of op het eigen territorium.

 

Ten slotte dient gezegd dat de eerste inzet van het Belgische M-fregat in de operatie Atalanta succesvol is verlopen en dat na aanpassing van het aantal procedures voor een dergelijke minder bekende opdracht het fregat Louise-Marie in staat is geweest haar opgelegde taken uit te voeren. De aanwezigheid van een helikopter Alouette III is een duidelijke meerwaarde geweest en wordt als onontbeerlijk ervaren voor het uitvoeren van antipiraterij-opdrachten in zulke omvangrijke regio. Ik wil benadrukken dat de regio zich in Europa zou uitstrekken van Oslo tot Tunis en van Lissabon tot Moskou.

 

De vergaarde informatie van voldoende maritieme patrouillevliegtuigen, helikopters en vaartuigen maken het mogelijk om een beter beeld te krijgen van mogelijke verdachte activiteiten waarna de aanwezige schepen gerichter kunnen worden gestuurd. De bijdrage van het fregat Louise-Marie aan de EU-NAVFOR Atalanta is zowel door de internationale staf als de scheepsbemanning en zijn commando als zeer waardevol ervaren. Het gros van de begeleide schepen neemt deel aan de operatie van de UNO van het World Food Program. In de voorbije legislatuur hebben wij ook onze eigen wetgeving aangepast om piraten beter te kunnen berechten. Onze ervaring op het VPD-vlak, het Vessel Protection Detachement, werd bijzonder geapprecieerd.

 

De budgettaire impact in 2009 van deze opdracht op Defensie bedroeg 12,354 miljoen euro. De geplande kostprijs voor 2010 wordt geschat op 9,676 miljoen euro en voor 2011 op 2,982 miljoen euro.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de reconversie van de kazerne van het eerste bataljon para te Diest" (nr. 307)

11 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "la reconversion de la caserne du premier bataillon paracommando à Diest" (n° 307)

 

11.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, het eerste bataljon para in Diest is u welbekend: de kazerne en de citadel. Uw partijgenoot en geapprecieerde burgemeester van Diest Jan Laurys zit daar toch wel wat met de handen in het haar. Het gerucht gaat dat er wordt aan gedacht om daar kandidaat-vluchtelingen op te vangen in de winterperiode. Daar gaan we het niet over hebben, want dat is nog een andere vraag, misschien voor later op de dag. Toch kort nog even een aantal pertinente vragen.

 

Is voor de reconversie van de site gedacht aan een jeugdherberg? Is er gedacht aan andere toeristische infrastructuur of iets met leefmilieu? Het is natuurlijk een prachtige site in het centrum van de stad, uniek en heel mooi. Wat zal daarmee gebeuren? Ik heb ondertussen van mijn partijvoorzitter begrepen dat de asielzoekerskwestie niet zal doorgaan, althans niet in Diest. Die vraag zal ik niet stellen. Wat is er al wel gebeurd? Zijn er al contacten geweest met de stad Diest? Is er al een schatter geweest voor de verkoop van de site? Hoe concreet zijn de plannen voor een jeugdherberg in de kazerne?

 

11.02 Minister Pieter De Crem: De Vlaamse regering heeft in een mededeling van 29 maart 2010 aangegeven dat een formele beleidsoptie nodig is op het vlak van ruimtelijke ordening en dit in nauw overleg met de provinciale en gemeentelijke autoriteiten voor elke militaire site die door Defensie wordt verlaten en waarvoor een nieuwe bestemming op het Gewestplan moet worden gegeven. U weet dat deze als wit, dus niet toegewezen, op het Gewestplan worden aangeduid.

 

Voor de sites gelegen in de provincie Vlaams-Brabant zal dit overleg plaatsvinden op 25 oktober 2010. Vervolgens zal duidelijk worden welke bevoegde instanties, in casu het Gewest zelf of de provincie of de gemeente, met een dergelijk planningsinitiatief zullen starten. Defensie hoopt dat dit overleg snel tot resultaat kan leiden, zodat de Federale Overheidsdienst Financiën kan gevraagd worden de venale waarde van de kazerne te bepalen. Dit is een noodzakelijke stap om een verdere bestemming te kunnen aanduiden.

 

Defensie is op de hoogte van de verschillende denkpistes qua toekomstig gebruik, waaronder ook een mogelijke inrichting als jeugdherberg. Voor concrete plannen zal eerst het regionale beslissingsproces qua ruimtelijke ordening moeten worden afgewacht. Ikzelf ben vragende partij om dit zo vlug mogelijk te laten gebeuren.

 

11.03  Theo Francken (N-VA): U mag waarschijnlijk niet meer zeggen, maar wat zal er op 25 oktober juist gebeuren?

 

11.04 Minister Pieter De Crem: Op 25 oktober is er een overleg dat wordt aangestuurd door de Vlaamse Gemeenschap die in dezen bevoegd is omdat zij de planningsoverheid is en weet wanneer er wijzigingen aan de Gewestplanning moeten worden doorgevoerd.

 

Op 25 oktober zitten vertegenwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap, de provincie Vlaams-Brabant en de stad Diest samen om te kijken binnen welke tijdspanne een procedure kan worden opgestart voor het inschrijven van een nieuwe bestemming. Eens dit is gebeurd en de bestemming zo vlug mogelijk is toegewezen, kan het Comité tot Aankoop, dat ressorteert onder het ministerie van Financiën, worden aangesproken met betrekking tot een absoluut noodzakelijke stap, namelijk het bepalen van de venale waarde. Dit is trouwens een procedure die wordt toegepast voor alle te vervreemden domeinen en gebouwen van Landsverdediging.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Landsverdediging over "de huidige situatie in Pakistan" (nr. 308)

12 Question de M. Theo Francken au ministre de la Défense sur "la situation au Pakistan" (n° 308)

 

12.01  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, in antwoord op een NAVO-aanval waarbij drie Pakistaanse soldaten om het leven kwamen, hebben de Pakistaanse autoriteiten de grensovergang van Torkham gesloten. Verschillende militanten van Taliban en andere hebben hiervan gebruikgemaakt om de bevoorrading van de NAVO-troepen tegen te houden en zelfs de konvooien aan te vallen. Hoe en waarlangs verloopt de logistieke bevoorrading van de Belgische troepen? Brengt de huidige situatie in Pakistan die in het gedrang?

 

Een tweede vraag gaat over het feit dat op 5 oktober 4 Duitsers van Pakistaanse origine zijn omgekomen bij een aanval van een Amerikaanse onbemande drone (een op afstand gestuurde helikopter of vliegtuig). Die personen hadden vermoedelijk banden met extremistische organisaties in de regio. Mijnheer de minister, hebt u kennis van Belgen of personen die in België verblijven, die in de afgelopen jaren naar de regio zijn getrokken om daar een terreuropleiding te volgen? Zo ja, over hoeveel mensen gaat het?

 

12.02 Minister Pieter De Crem: De logistieke bevoorrading van de Belgische troepen in Afghanistan gebeurt hoofdzakelijk nationaal en rechtstreeks vanuit België met het nodige luchttransport. De brandstof daarentegen wordt wel door ISAF geleverd langs de weg. De toestand in Pakistan brengt onze bevoorrading niet in het gedrang.

 

Wat het tweede deel van uw vraag betreft, of er de voorbije jaren Belgen naar de regio zijn getrokken of uitgezonden om er een terreur of antiterreur opleiding te volgen, dien ik u door te verwijzen naar de ministers van Buitenlandse Zaken, die voor de materie bevoegd zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: Je suis en possession d'une lettre de M. Ducarme dans laquelle il me demande de réunir la commission de la Défense à bref délai afin de pouvoir y tenir un débat portant sur la problématique liée au déséquilibre linguistique. Je pense que vous voyez de quoi il parle. Er is immers een hele reeks vragen geagendeerd.

 

Je soumets cette proposition à la commission.

 

12.03  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, très brièvement, nous avions déjà pu dénoncer d'une certaine manière en février un déséquilibre linguistique au sein du département et recevoir à cette occasion le soutien d'André Flahaut. On constate que ce déséquilibre semble s'accentuer. Nous en sommes à 22 généraux néerlandophones contre 9 francophones. Je parlais tout à l'heure de ma confiance qui était acquise au ministre: il y a tout de même quelques exceptions.

 

Le président: Dans ce cas, déposez une question.

 

12.04  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, si vous le permettez, j'expliquerai pourquoi j'ai écrit cette lettre. Il est intéressant de donner un ou deux chiffres. Par exemple, malgré ce déséquilibre, le ministre a encore nommé en juillet 2009 quatre néerlandophones et un seul francophone. Nous avions fait ce constat mais dans le monde politique, nous sommes suspects. La Grande Muette a vu récemment ses cordes vocales réchauffées grâce aux déclarations d'un colonel qui nous semble être la manifestation du fait qu'un certain nombre de francophones au sein du département de la Défense sont à bout.

 

Nous demandons un débat et des auditions. Nous sommes ouverts quant à la forme que pourra prendre ce débat, dans un groupe de travail ou particulier ou au sein de cette commission. Il nous semble que le caractère historique de telles déclarations de la part d'un colonel en fonction mérite qu'on s'y attache.

 

De voorzitter: Mijnheer Ducarme, ik denk dat de minister daar ook een mening over heeft.

 

12.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik ben vandaag naar deze Kamer gevraagd om antwoorden te geven op een groot aantal vragen. Ik ben ook van plan om daarop een antwoord te geven.

 

De voorzitter: En dat moet volgens u volstaan.

 

Le ministre n'est pas d'accord, monsieur Ducarme.

 

12.06  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, le ministre est en affaires courantes. Ce que je demande au nom du Mouvement réformateur, c'est un débat parlementaire sur ces questions. À ce que je sache, nous recevons ici le ministre pour le contrôler, pour suivre son action, mais notre commission n'a pas besoin de voir un ministre pleinement d'accord avec un débat que nous organiserions au sein du parlement, via cette commission totalement souveraine de ses travaux.

 

12.07  Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, avec tout le respect que je dois au ministre, nous n'avons pas besoin de son avis. Il s'agit d'une initiative parlementaire.

 

Au nom du groupe PS, je propose la formation d'un groupe de travail. Le débat a déjà commencé, le constat a déjà été fait. Voilà des années que nous en parlons. Le ministre lui-même avait promis de modifier la législation, de faire des incitations pour que les francophones, par exemple, apprennent le néerlandais. Au sein même d'un kern convoqué à ce sujet, il avait annoncé de nouvelles mesures, mais nous ne voyons rien venir. Le constat est donc là.

 

Il faudrait maintenant étudier les mesures susceptibles de pallier ce déséquilibre qui a crû. Il existait déjà, mais devient de plus en plus flagrant.

 

Une initiative parlementaire peut créer un groupe de travail chargé d'examiner la question, comme cela a déjà été fait à propos de la drogue ou du statut des artistes.

 

En l'occurrence, l'avis du ministre, avec tout le respect que je lui dois, je le répète, n'a aucune importance.

 

De voorzitter: Mijnheer Moriau, wij kunnen dat natuurlijk niet zomaar hier in deze commissie beslissen. Ik weet dat u indertijd hoog hebt opgelopen met de werkgroep die drugs gedepenaliseerd heeft, maar wij kunnen dat niet beslissen. Dat moet naar de Conferentie van voorzitters, dat begrijpt u toch.

 

12.08  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, je me tiens à la disposition du Parlement. Si celui-ci décide de mettre en place un groupe de travail ou de réflexion, cela ne me pose aucun problème. Je participerai volontiers aux travaux. Mais, aujourd'hui, je suis sommé par le président de la Chambre et par vous-même de venir répondre à des questions qui m'ont été envoyées. J'ai préparé une réponse. Et je compte vous répondre le plus vite possible, par exemple à 12 h 45 – étant donné qu'il est 12 h 44.

 

De voorzitter: U had gezegd dat u kon blijven tot 13 u 30. Als wij dit debat nu voeren, hebben wij drie kwartier, dat moet toch meer dan volstaan.

 

12.09  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, je suis d'accord, mais j'aimerais que la commission prenne position sur une requête conjointe du MR et du PS d'organiser un groupe de travail relatif à la question du déséquilibre linguistique au département de la Défense. Le groupe socialiste et le mien sont en phase. Je ne sais pas ce qu'il en est des autres partis francophones, mais nous souhaitons en tout cas que la commission se décide en vue de nous accorder la possibilité d'instituer ce groupe de travail.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, is het niet zo dat als wij hoorzittingen organiseren, u de toelating moet geven aan de militairen die dan zouden moeten worden gehoord?

 

12.10 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, eerlijk gezegd, voor mij is dat allemaal geen probleem. Het Parlement is meester van zijn werkzaamheden en dat geldt ook voor de commissie.

 

J'organiserai volontiers des auditions. Je peux faire un bilan historique, avec les décisions prises par mes prédécesseurs. Je peux vous parler des déséquilibres qui existent depuis pas mal de temps. Je suis à votre disposition.

 

12.11  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Les propos du colonel Gennart mettent en évidence un malaise. J'ai déposé une question concernant la base de Florennes et les propos du colonel Gennart quant à une "flamandisation" de l'armée.

 

Je n'ai pas été informée de ce courrier déposé par M. Ducarme. Je propose que nous puissions poser nos questions et si nous considérons que les réponses du ministre ne sont pas suffisantes, nous rediscuterons de la proposition de M. Ducarme.

 

12.12  Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, je me joins à la demande de M. Ducarme concernant des auditions. J'écouterai les réponses du ministre avec attention. Je note également qu'il est tout disposé à organiser ces auditions et je l'en remercie.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord aan Vlaamse kant? Neen. Dan wil ik het volgende voorstel doen. Wij organiseren een themavergadering op een ogenblik dat het de minister past. Hij is immers de politiek verantwoordelijke en moet dus aanwezig zijn. Ondertussen kunnen wij de diverse fracties vragen of zij namen opgeven van personen die zij willen horen. Als men een hoorzitting wil organiseren, moet men mensen aanduiden die men wil horen. Mijnheer de minister, kunt u zich daarin vinden?

 

12.13 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik kan mij in alles vinden.

 

Ik denk echter dat er toch eerst een overleg zou moeten zijn tussen de fracties in de Conferentie van voorzitters over de aanpak. Ik ben sinds 1995 lid van deze geëerde Kamer in meerdere posities, meerderheid, oppositie, fractieleider. As dergelijke initiatieven werden genomen, was er toch eerst een overleg in de Conferentie van voorzitters.

 

De voorzitter: Ook voor hoorzittingen?

 

12.14 Minister Pieter De Crem: Niet het minst voor hoorzittingen.

 

De voorzitter: Ik ben voor het eerst voorzitter van een commissie. Daarom mijn vraag.

 

12.15  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, je vous félicite, vous faites une proposition tout à fait excellente: une réunion thématique sur ces questions. Vous proposez cela, je vois que le PS le propose également, je vois que le cdH également nous rejoint. J'appuie donc l'organisation au sein de cette commission d'un débat sur cette thématique afin de donner la possibilité à l’ensemble des commissaires de présenter un certain nombre de personnes qui pourraient être auditionnées dans ce cadre-là.

 

12.16  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, (…) (zonder micro)

 

De voorzitter: Laten wij dus afspreken dat voorlopig de fracties namen kunnen voorstellen van personen die zij willen horen. Mijnheer de minister, onder voorbehoud van goedkeuring door de Conferentie van voorzitters, wat toch min of meer aangewezen is, plannen wij de zitting voor over een week of over twee of drie weken. De precieze datum moeten wij later nog bekijken.

 

12.17 Minister Pieter De Crem: (…)

 

De voorzitter: Kunnen wij het daarover eens zijn? Het voorstel zal volgende week op de Conferentie van voorzitters worden voorgelegd. Wij zijn het in principe eens.

 

Wij kunnen dan nu het debat al voeren. Er zijn immers heel wat vragen over de kolonel ingediend. De eerste vraag is van mevrouw Ponthier.

 

13 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Landsverdediging over "de uitspraken van een kolonel i.v.m. de veronderstelde vervlaamsing van de legertop" (nr. 320)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "het taalonevenwicht in het departement Defensie wat de verantwoordelijke functies betreft" (nr. 334)

- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "de uitlatingen van kolonel Gennart met betrekking tot de vervlaamsing van het leger en de mogelijke sluiting van de basis van Florennes" (nr. 338)

- de heer Patrick Moriau aan de minister van Landsverdediging over "de vervlaamsing van het leger" (nr. 352)

- de heer Bert Maertens aan de minister van Landsverdediging over "het taalkundige onevenwicht in het officierenkorps van het Belgisch leger" (nr. 377)

- de heer Christophe Bastin aan de minister van Landsverdediging over "de vervlaamsing van het leger en de luchtmachtbasis te Florennes" (nr. 413)

- de heer Damien Thiéry aan de minister van Landsverdediging over "de verklaringen van een militaire bevelhebber over de vervlaamsing van het leger" (nr. 419)

- mevrouw Valérie Déom aan de minister van Landsverdediging over "de mogelijke sluiting van de basis van Florennes" (nr. 372)

- de heer David Clarinval aan de minister van Landsverdediging over "de mogelijke sluiting van de luchtmachtbasis van Florennes" (nr. 404)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de studie bij het departement Defensie om de uitgaven met 15 procent in te krimpen" (nr. 335)

13 Questions jointes de

- Mme Annick Ponthier au ministre de la Défense sur "les déclarations d'un colonel à propos d'une supposée flamandisation de l'état-major de l'armée" (n° 320)

- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "le déséquilibre linguistique au sein du département de la Défense pour ce qui concerne les fonctions à responsabilité" (n° 334)

- Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "les propos du colonel Gennart au sujet d'une 'flamandisation' de l'armée et des risques de fermeture de la base de Florennes" (n° 338)

- M. Patrick Moriau au ministre de la Défense sur "la 'flamandisation' de l'armée" (n° 352)

- M. Bert Maertens au ministre de la Défense sur "le déséquilibre linguistique au sein du corps des officiers de l'armée belge" (n° 377)

- M. Christophe Bastin au ministre de la Défense sur "la 'flamandisation' de l'armée et de la base aérienne de Florennes" (n° 413)

- M. Damien Thiéry au ministre de la Défense sur "les déclarations de 'flamandisation' de l'armée par un membre de la hiérarchie militaire" (n° 419)

- Mme Valérie Déom au ministre de la Défense sur "une éventuelle fermeture de la base de Florennes" (n° 372)

- M. David Clarinval au ministre de la Défense sur "l'éventuelle fermeture de la base militaire de Florennes" (n° 404)

- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "l'étude réalisée au sein du département de la Défense visant à une réduction des dépenses de 15 %" (n° 335)

 

13.01  Annick Ponthier (VB): De commandant van de luchtmachtbasis van Florennes, Luc Gennart, deed vorig weekend zijn beklag. Volgens hem werden de Franstaligen in het leger uitgerangeerd. Naar zijn zeggen moeten Franstalige topofficiers naar het buitenland of naar militaire scholen verkassen en zouden Vlaamse officieren het voor het zeggen hebben. Van de 33 generaals in het Belgische leger zijn er slechts 10 Franstalig. Alle vier de legercomponenten worden door een Nederlandstalige generaal geleid.

 

Uw woordvoerder heeft hierop gereageerd en zegt dat het probleem bij de Franstalige officieren zelf ligt. Zij kennen te weinig Nederlands om tot de top van het leger door te stoten. Hij voegt er nog aan toe dat de generale staf zich bewust is van de gebrekkige talenkennis en dat ze stappen onderneemt om Franstaligen aan te moedigen deel te nemen aan de taalexamens. Dat zijn de berichten die we in de media konden vernemen.

 

Wij waren enigszins verbolgen over de uitspraken van de betrokken kolonel. Ik was zo vrij om de geschiedenis te bestuderen. Luc Gennart vergeet bewust of onbewust te vermelden dat er voor die functies sinds 1959 een bij wet verplichte tweetaligheid is vastgelegd. Dat er aan die wet een bepaalde voorgeschiedenis voorafgaat hoef ik hier zeker niet uit te leggen. We zijn ons toch allemaal bewust van de taaltoestanden in het Belgische leger in het verleden. Nergens was het misprijzen voor het Vlaams zo groot en werden de Vlaamssprekenden zo als inferieuren behandeld als in l’armée belge van toen. Het was een anti-Vlaams bolwerk.

 

Het duurde meer dan 100 jaar om het Franstalige monopolie in het leger op een wettige manier te doorbreken. Die wet op de tweetaligheid is er dan gekomen. Men zou verwachten dat Franstaligen en Nederlandstaligen zich aan deze wet aanpassen. We stellen vast dat de Nederlandstaligen dit perfect hebben gedaan. Hun slaagpercentage bij de taalexamens ligt hoger. Dat heeft volgens mij niets te maken met intelligentie. Ik ben ervan overtuigd dat het louter te maken heeft met een attitudeprobleem. Deze attitude vloeit nog steeds voort uit het oude armée belge, een attitude die het Nederlands of het Vlaams nog steeds aanschouwt als een ondergeschikt taaltje dat het niet waard is om als vol te worden aanzien. Het is dezelfde attitude die Vlaamse soldaten de dood injoeg omdat zij het Franse bevel niet goed hadden verstaan en omdat de toenmalige officieren geen letter Nederlands wilden of konden spreken.

 

Waarom reageert deze kolonel nu? Heeft hij niets meer te verliezen?

 

Wij vernamen via de pers dat hij intussen zijn brugpensioen heeft aangevraagd.

 

Is het misschien omdat hij zelf heeft deelgenomen aan een taalexamen maar hiervoor maar niet kon slagen?

 

Is het daarom dat hij nu op deze wijze zijn frustratie uit?

 

Alsof het al niet gekker kan, mochten wij dan ook nog de wens van André Flahaut – Kamervoorzitter en vroeger minister van Defensie – vernemen om aparte examens in te richten waar alleen Franstalige officieren mogen aan deelnemen om het evenwicht aan de top van het leger op die manier te herstellen. Men kan het simpelweg niet gekker bedenken.

 

Mijnheer de minister, ik heb bij dit alles volgende vragen.

 

Hoeveel Franstaligen en hoeveel Nederlandstaligen bekleden topfuncties binnen het leger?

 

Wat is de visie van u op vermelde uitspraken?

 

Volgens generaal Delcour ligt de oorzaak bij het lager slaagcijfer van de Franstalige officieren bij de taalexamens en zouden er maatregelen genomen worden om die tendens te keren. Kan u dit bevestigen? Welke maatregelen worden er dan genomen? Hoe evalueert u de resultaten van deze maatregelen?

 

Voorzitter: Theo Francken.

Président: Theo Francken.

 

13.02  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, je voudrais tout d'abord dire que nous avons énormément de respect pour la langue néerlandaise. C'est une très belle langue, qui doit être pleinement respectée. Sachons néanmoins reconnaître que le colonel Luc Gennart a réussi tous les examens linguistiques, qu'il est trilingue, voire même "généralisable", c'est-à-dire qu'il pourrait être général en fonction de la réussite de l'ensemble de ses examens, ce à titre d'information pour notre collègue.

 

Monsieur le ministre, j'avais beaucoup de confiance en vous par rapport à nombre de dossiers lorsque vous êtes arrivé à la tête du département. Je me disais: "Ce ministre veut vraiment donner à l'armée toute la plate-forme utile". L'armée, c'est un peu le ciment de la Nation. Hélas, celle-ci est occupée à rentrer dans le champ communautaire, car vous n'avez pas procédé à un rééquilibrage linguistique.

 

En effet, la tête de nos forces armées compte 22 généraux néerlandophones et 9 francophones. Les fonctions les plus importantes sont occupées aujourd'hui par des néerlandophones. Nous comptons des généraux francophones à la direction juridique, au bien-être et à la communication.

 

Pour ce qui est de la direction juridique, vous avez même nommé assez bizarrement votre chef de cabinet au secrétariat général du personnel civil. Vous avez fait cela le jour de la chute du gouvernement en faisant signer un arrêté royal au Palais, alors que pour ce faire, une délibération s'impose en Conseil des ministres. De plus, ce document doit être muni de la signature de deux ministres, ce qui n'est pas le cas!

 

Certains prétendent que les francophones ne se présentent pas aux rendez-vous et ne parlent pas suffisamment bien le néerlandais. C'est faux! Sur 70 candidats généraux, 20 candidats francophones sont aptes à être nommés généraux et on a constaté, lors du comité 2009, que, sur cinq généraux, vous avez préféré nommer quatre néerlandophones, dont trois étaient commissionnés c'est-à-dire qu'ils étaient proches de la fonction, et un seul francophone sur cinq. Donc, plutôt que d'essayer de rééquilibrer un tant soit peu, vous vous êtes abstenu!

 

Je pense aussi, dans le cadre du comité de décembre 2009 à cette personne néerlandophone qui a été nommée colonel pour commander la base de Kleine Brogel, alors que, lui, n'est pas souligné, c'est à-dire qu'il ne possède pas l'aptitude linguistique. Néanmoins, il a été nommé au commandement de Kleine Brogel en passant devant les francophones qui avaient l'aptitude linguistique et qui étaient soulignés.

 

Cela nous étonne. Ne voulait-on absolument pas d'un commandant francophone en Flandre? Nous acceptons très bien le fait que la brigade légère soit commandée par un néerlandophone à Marche-en-Famenne. Cela ne nous pose aucun problème qu'un Flamand donne des ordres en Wallonie. Cela semble plus difficile à intégrer côté flamand, et nous nous en inquiétons.

 

Faut-il revenir sur le fait que le côté francophone a perdu l'Artillerie et que le 1A a été dissous?

 

Faut-il vous demander, monsieur le ministre, des explications au niveau du recrutement en 2010? 265 postes ont été ouverts pour des néerlandophones et seulement 50 pour des francophones.

 

Pourquoi, du côté francophone, le déficit au niveau de l'Infanterie s'élève-t-il à douze bataillons (avec 40 personnes par bataillon)?

 

L'état-major vous avait fait des propositions pour inverser de manière temporaire le recrutement (6 Flamands et 4 francophones) afin d'équilibrer les choses. Du côté francophone, des brigades et des bataillons incomplets ne sont pas opérationnels et cela peut avoir de lourdes conséquences. Vous avez refusé la proposition de l'état-major.

 

Faut-il revenir sur la question des attachés de défense? Il y a 16 néerlandophones et 16 francophones.

 

Monsieur le ministre, je vais revenir sur tous ces points mais je n'ai plus assez confiance en vous pour vous interpeller directement. Vous portez la responsabilité du fait que le département de la Défense, l'Armée, le ciment de la Nation, passe dans le champ communautaire. Nous le regrettons vivement en tant que francophones! Vous pouviez rééquilibrer les choses!

 

Je ne souhaite pas uniquement poser une question à ce sujet au ministre, je souhaite entendre d'autres personnes dans ce dossier.

 

Monsieur le président, c'est dans ce cadre que j'ai demandé des auditions afin que le constat soit accepté. Nous devons connaître la réalité des choses. Il y a eu un grave dérapage et, à l'issue de ces réunions thématiques ou de ce groupe de travail, il faudra nous accorder sur des propositions qui viseront à un rééquilibrage.

 

Je suis de ceux qui pensent que l’État belge doit évidemment évoluer. Si nous continuons à faire un certain nombre de choses ensemble telles que la Défense – parce qu’on voit rarement un pays fédéral ou confédéral où la Défense est régionalisée – certaines choses devront être remises à plat dans le département de la Défense et au niveau de l’équilibre linguistique.

 

La réponse du ministre aujourd’hui – je vais vous dire – je n’en ai cure! Il porte une responsabilité importante dans la situation actuelle et c’est au niveau du Parlement que nous entendons faire un certain nombre de propositions afin d’éviter que ce dérapage continue.

 

Voorzitter: Filip De Man.

Président: Filip De Man.

 

13.03  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, les propos du colonel de la base de Florennes – on l’a déjà souligné – trilingue parfait, voire même quadrilingue, valent la peine d’être écoutés. Je voudrais souligner le courage qu’il a, de s’exprimer malgré le silence qui règne au sein de la Grande Muette et malgré le fait qu’il soit lui-même appelé au rapport par le chef de la Défense. Je pensais que la liberté d’expression était permise.

 

C’est un sujet délicat, on en convient, d’autant plus délicat au vu du contexte actuel. C’est la raison pour laquelle j’aimerais personnellement vous entendre sur cette question, à savoir la nomination des personnes à des postes clefs. De manière générale, on sent bien un climat assez délétère au sein de la Défense depuis l'application du plan de restructuration.

 

Si le colonel dénonce aujourd’hui ce mal-être, je pense qu’il est de notre devoir de relayer son inquiétude, et d’y répondre en faisant le bilan, tant sur ce qu’on pourrait appeler une potentielle "flamandisation" de la Défense et de ses postes clefs, mais aussi sur ses inquiétudes au sujet de la base militaire de Florennes et de son avenir. En effet, il est temps que la Défense nationale se défasse d’une image trop malmenée ces derniers mois avec le plan de restructuration, mais aussi de cette idée qu’elle n’appartiendrait qu’à une partie des Belges.

 

Il serait bon que M. le ministre puisse faire le point sur la composition des différents états-majors des quatre composantes militaires, ainsi que sur l’appartenance linguistique de chaque personne qui s'y trouve, et la même chose pour la composition des états-majors des casernes et des bases militaires.

 

Peut-être M. le ministre pourrait-il également rappeler la législation en vigueur en ce qui concerne la représentation linguistique dans les différents organes de décision et les états-majors de la Défense nationale et la façon dont elle est effectivement appliquée.

 

Par ailleurs – c’est la deuxième partie de mon intervention – le colonel Gennart relaie une inquiétude aussi en ce qui concerne l’avenir de la base de Florennes et des 1 300 personnes qui y travaillent.

 

Rappelons que ce lieu est le premier employeur de la province de Namur. Il fait état d'un plan d'économie qui prévoirait la fermeture de la base; je ne l'ai pas retrouvé dans le plan discuté lors de la législature précédente.

 

J'aimerais donc obtenir des éclaircissements à ce sujet. Existe-t-il un nouveau plan de restructuration qui verrait le maintien d'une seule base aérienne en Flandre et d'une seule base en Wallonie? Dans ce cas, en quoi Beauvechain serait-il prioritaire par rapport à Florennes? Existe-t-il – j'ose l'espérer – des critères de sélection?

 

13.04  Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, le colonel Luc Gennart – et je répète qu'il est parfaitement trilingue – commandant de la base aérienne de Florennes, a dénoncé lors d'une interview à la télévision, la "flamandisation" de l'armée. Il a notamment expliqué qu'au sein de l'état-major général, les décisions étaient prises sans tenir compte de l'avis des francophones "mis à l'écart", et "envoyés dans les écoles ou à l'étranger".

 

Monsieur le ministre, outre le fait que la "grande muette" brise le silence, cette sortie est pour le moins surprenante. En effet, lors de la précédente législature, mon groupe vous a interrogé à plusieurs reprises sur le problème du déséquilibre linguistique au sein de l'armée, notamment des officiers supérieurs.

 

Les différents comités d'avancement organisés pour la nomination des officiers supérieurs ont mis en lumière que la clef légale de 60 néerlandophones pour 40 francophones n'a pas souvent été respectée, loin de là.

 

Je suis d'accord avec vous: ce n'est pas nouveau. Cependant, le déséquilibre semble s'accroître. Alors que le dossier Défense, comme les Affaires étrangères d'ailleurs, relève du fédéral, il semble désormais verser dangereusement dans le champ communautaire.

 

En outre, comme le signalait Mme Boulet et toujours selon les déclarations du colonel Gennart, il apparaîtrait que la base de Florennes pourrait fermer ses portes au profit de la base de Kleine Brogel. À ce jour, le 2e Wing tactique de Florennes abrite 1 230 militaires.

 

Dès lors, mes trois questions sont très simples.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous fournir la clé de répartition entre néerlandophones et francophones des officiers généraux au sein de l'armée belge, ainsi que leur fonction et leur composante? Comme nous constaterons probablement un déséquilibre, quelles sont les mesures que vous comptez prendre et que vous aviez promises lors d'un kern ou d'un Conseil des ministres convoqué à ce sujet?

 

Vous aviez affiché à plusieurs reprises votre volonté de remédier structurellement à ce problème et également fait des propositions, notamment en commission de la Défense du 3 février dernier, afin d'encourager le bilinguisme. Avez-vous pu concrétiser ces mesures?

 

Au sujet de la base de Florennes, qu'en est-il de sa fermeture? Est-elle à l'ordre du jour? Si oui, pouvez-vous me donner la raison de cette fermeture?

 

À ce propos, vous n'êtes pas sans savoir qu'une fermeture de la base serait désastreuse pour la région florennoise qui profite de retombées financières importantes liées à l'implantation de cette base militaire, sans compter les difficultés qui seraient occasionnées pour la force aérienne par un déplacement de la base, notamment en termes d'infrastructure, d'accès routiers, en problèmes d'espace aérien.

 

Monsieur le ministre, contrairement à M. Ducarme, j'attends avec impatience et j'écouterai ce que vous avez à dire. Cependant, j'insiste sur la nécessité d'un débat, d'auditions mais aussi et surtout de recommandations car l'excuse du bilinguisme non accepté des francophones ne tient plus. Je peux vous citer le nom d'un haut gradé néerlandophone qui connaît à peine le français et qui a été nommé il y a peu.

 

En outre, je suis convaincu que les propositions et les recommandations de ce groupe de travail ne pourraient que vous être utiles.

 

13.05  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal een ietwat ander geluid laten horen dan wat ik hier heb gehoord.

 

De kern van de zaak is het gebrek aan kandidaat-opperofficieren die voldoen aan de geldende taalvereisten, met andere woorden het gebrek aan Franstalige kandidaten die perfect tweetalig zijn.

 

Het gaat hier over niets meer en niets minder dan de toepassing van objectieve criteria. Laat ik een zaak duidelijk stellen. De N-VA-fractie vindt het niet meer dan logisch dat personen die in aanmerking willen komen voor dergelijke hoge functies in het Belgisch leger perfect tweetalig moeten zijn. Dat geldt zowel voor Franstaligen als voor Nederlandstaligen.

 

Wij tolereren onder geen enkel beding dat die taalvoorwaarde wordt afgezwakt. Wat voor een Nederlandstalige kandidaat-opperofficier geldt, is ook van toepassing op een Franstalige kandidaat. Een Nederlandstalige moet perfect Frans spreken als hij die job ambieert, en omgekeerd wat betreft een Franstalige. Het is een verhaal van gelijke rechten en plichten en wij willen daar helemaal niets van af doen.

 

Mijnheer de minister, concreet op dit voorval. Er is blijkbaar een zeker onevenwicht wat betreft de taalrol van de opperofficieren in het Belgisch leger. Uw woordvoerder meldde dat de generale staf zich daarvan bewust is en stappen onderneemt om Franstaligen aan te moedigen om deel te nemen aan de taalexamens Nederlands.

 

Hoe komt het dat die Franstaligen minder gemotiveerd zijn om aan die examens “grondige kennis” deel te nemen? Hoe komt het dat zij daaraan niet of blijkbaar in veel mindere mate willen deelnemen dan Nederlandstaligen? Wat betreft de maatregelen die uw woordvoerder heeft aangekondigd, welke heeft de generale staf al genomen of zal hij nemen op uw voorspraak?

 

13.06  Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, tout d'abord, je peux confirmer les propos de mes collègues francophones: le colonel Gennart est parfaitement bilingue et même trilingue. J'ai été interpellé à deux titres – en tant que parlementaire et en tant que bourgmestre – par ses déclarations sur la "flamandisation" de l'armée. Ma commune se situe en effet au début de la piste d'atterrissage de la base aérienne de Florennes. Le colonel Gennart affirme que les francophones n'ont plus rien à dire. De plus, je suis préoccupé par l'avenir de la base de Florennes, dont il craint la fermeture et le transfert des avions vers Beauvechain.

 

Le déséquilibre linguistique au sommet de l'armée n'est pas neuf. Votre porte-parole a indiqué que des mesures étaient prises pour y remédier. Pourriez-vous nous donner plus de précisions? Quel a été leur impact? Quand prévoyez-vous qu'un équilibre soit établi?

 

S'agissant de la base de Florennes, il est vrai que votre plan de réforme prévoit de ne pas la fermer. À court terme, nous en sommes rassurés. Néanmoins, vous avez rappelé dans la réponse donnée par votre porte-parole que le gouvernement est en affaires courantes. Cela signifie-t-il que cette base serait menacée à moyen ou long terme?

 

Cela me conduit à vous poser deux autres questions. Qu'en est-il du programme d'investissements dans cette base? Ensuite, qu'en est-il du remplacement de nos avions F-16?

 

Enfin, nous pourrions organiser une réunion thématique. Si nous nous rendions sur place, cela permettrait à l'ensemble de mes collègues de voir que la base aérienne est très bien intégrée au paysage. Surtout, ils pourraient ainsi se rendre compte que nous avons des installations très professionnelles. De plus, je peux vous confirmer que cette base entretient d'excellentes relations avec les communes voisines.

 

De voorzitter: Ik wil tussendoor even meegeven dat vraag nr. 404 van de heer Clarinval en vraag nr. 372 van mevrouw Déom aan het huidige debat zullen worden toegevoegd. Ik neem aan dat de minister daarmee kan instemmen.

 

Ik geef nu het woord aan een stem uit Vlaanderen, de heer Thiéry.

 

13.07  Damien Thiéry (MR): Mijnheer de voorzitter, ik zou mijn vraag eventueel ook in het Nederlands kunnen stellen, zoals dat op het Vlaamse niveau altijd is verplicht. In de Kamer heb ik echter de mogelijkheid ze in het Frans te stellen.

 

On peut résumer l'argumentation du colonel Gennart en quatre points: la fermeture de la base aérienne de Florennes, la surreprésentation de néerlandophones à la tête de la composante aérienne, le transfert en Flandre du bastion artillerie de Bastogne et le placement de la caserne de Marche-en-Famenne sous l'autorité d'un état-major entièrement flamand.

 

Ce constat m'interpelle à plus d'un titre, ce d'autant qu'il émane directement d'un des membres de la hiérarchie militaire.

 

Tout le monde a eu l'occasion de constater qu'il était particulièrement surprenant qu'un haut gradé militaire sorte de son devoir de réserve. Cela veut dire que l'heure est grave.

 

En revanche, la problématique n'est absolument pas nouvelle. À de nombreuses reprises, notre groupe politique a dénoncé cette tendance régionaliste, tant lors du débat sur la restructuration de la Défense que sur la nomination des officiers généraux. Et vous comprendrez bien, monsieur le ministre, que je sois fort intéressé par les nominations.

 

Lors des commissions du 15 juillet 2009 et du 3 février dernier, vous évoquiez ce déséquilibre linguistique. À l'époque, il était question de prendre des mesures structurelles concernant des déséquilibres structurels. Qu'en est-il aujourd'hui? En effet, c'est bien de dire que vous allez prendre des mesures, encore faut-il agir.

 

Pour ce qui concerne le plan de restructuration, en commission du 10 février 2010, le député Éric Libert vous faisait rapport du déséquilibre entre le Nord et le Sud du pays. Son étude évaluait les transferts interrégionaux en termes d'effectifs. Votre réponse reposait sur les termes de fonction et se basait sur des extrapolations partielles. Nous attendons encore aujourd'hui qu'elle soit complétée par des chiffres globaux élaborés sur base des effectifs.

 

Met andere woorden, wij wachten op cijfers.

 

Je voudrais donc vous poser deux questions précises.

 

Pouvez-vous nous communiquer, dans les détails, les mesures mises en place pour pallier le déséquilibre entre francophones et néerlandophones au sein de la hiérarchie militaire?

 

Vu la désignation des nouveaux ordres d'affectation du personnel, quel est le nombre de membres du personnel militaire et civil francophone concernés par une mutation de la Wallonie vers la Flandre? À l'inverse, quel est le nombre de membres du personnel militaire et civil néerlandophone concernés par une mutation de la Flandre vers la Wallonie?

 

13.08  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme certains collègues viennent de le rappeler, hormis les déclarations sur la flamandisation de l'armée, le colonel Gennart a fait part de sa crainte concernant l'éventuelle fermeture de la base aérienne de Florennes. Cette fermeture entraînerait de facto le transfert des chasseurs F-16 vers Kleine Brogel en Flandre. Or, actuellement, la base abrite quelque 1 200 ou 1 300 militaires; de ce fait, la région bénéficie de retombées économiques importantes. Il est évident que cette  fermeture constituerait pour elle une catastrophe économique. De telles conséquences ne sont pas envisageables pour cette région déjà très affectée.

 

Le colonel Gennart évoque plusieurs faits qui lui permettent de penser à une telle éventualité, notamment la décision prise lors d'une réunion de haut niveau de ne plus investir dans la base de Florennes. Il est clair que, sans investissements, une telle base aérienne ne peut continuer à survivre.

 

Autre fait relativement curieux, les hélicoptères Agusta 109 ont été envoyés vers la base de Beauvechain alors que celle de Florennes était plus à même à les accueillir sans modification ou travaux.

 

Face à cet ensemble d'éléments, il est relativement facile d'imaginer que cette base pourrait être fermée à moyen ou long terme.

 

Monsieur le ministre, les informations dévoilées par le colonel Gennart sont-elles exactes? Si oui, comment expliquez-vous ces décisions, notamment en ce qui concerne la diminution ou la fin des investissements à Florennes et l'envoi des hélicoptères Agusta vers Beauvechain au détriment de Florennes? Cela a-t-il un lien avec une éventuelle fermeture prochaine de la base de Florennes? Si oui, quelles raisons vous pousseraient à décider de la fermeture de cette base à moyen ou long terme?

 

13.09  David Clarinval (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, le commandant de la base aérienne de Florennes, le colonel Luc Gennart exprimait récemment ses craintes de voir disparaître cette base dans un avenir proche.

 

Actuellement, le 2ème Wing tactique de Florennes abrite 1 230 militaires; on parle même de 1 400 suite à divers mouvements. La région florennoise bénéficie donc de retombées économiques considérables liées à cette importante présence militaire. Selon le colonel Gennart, il n'y aurait plus d'investissements pour la base de Florennes dans les années à venir.

 

En outre, suite à une question que je vous avais posée, il y a quelques mois d'ici, vous aviez annoncé, dans le cadre du plan de restructuration de la Défense nationale, la fermeture de la base aérienne de Bierset, qui abritait 28 hélicoptères Agusta. Vous aviez également suggéré de transférer les activités réalisées à Bierset vers la base militaire de Beauvechain plutôt que vers Florennes. Or, selon diverses sources, il apparaît que d'un point de vue pratique, économique et logistique, l'implantation idéale pour les hélicoptères de Bierset ne serait pas Beauvechain mais la base militaire de Florennes. Je citerai notamment l'encombrement des couloirs aériens au-dessus de Beauvechain, l'éloignement de la zone d'entraînement ardennaise, la concurrence avec les lignes civiles, absente de la région de Florennes.

 

Monsieur le ministre, la fermeture de la base de Florennes constituerait une catastrophe économique pour la province de Namur.

 

Un nouveau plan d'économies prévoyant la fermeture de la base de Florennes est-il envisagé?

 

Assiste-t-on à un transfert des chasseurs bombardiers F-16 de Florennes vers la Flandre?

 

Pouvez-vous m'en dire davantage quant à votre plan de restructuration de l'armée belge, qui doit passer de 34 000 à 22 000 hommes en dix ans?

 

De voorzitter: Heel kort, de heer Ducarme, want zijn vraag 22 sluit ook aan bij de problematiek van Florennes.

 

13.10  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, ce qui est tout de même curieux, c’est que, selon certaines informations, le préformateur, en juillet, aurait indiqué la nécessité d’une économie de 15 % dans l’ensemble des départements. Sur cette base, la Défense aurait préparé un peu le terrain, y aurait réfléchi. C’est à ce moment-là que l’information a commencé à se diffuser, voici quelques semaines: 15 % d’économies pour la Défense, cela équivaudrait à la fermeture de la base de Florennes. Ceci a été évidemment accentué par le fait que, lors de la réunion de haut niveau, dont nos collègues Déom et Clarinval ont parlé - la réunion des centres régionaux pour les infrastructures (CRI) -, il a été indiqué clairement qu’il ne fallait plus investir à Florennes.

 

D'autres éléments pourraient encore être ajoutés, mais tout cela fait que, en effet, le signal envoyé par rapport à Florennes est extrêmement négatif pour l’avenir. Je vais donc vous demander clairement, monsieur le ministre – et là votre réponse m’importe au plus haut point –, si vous confirmez que la fermeture de Florennes n’est pas exclue. Pouvez-vous également confirmer – dans l’autre sens cette fois – que tout plan à ce propos n’a pas lieu d’être ou est suspendu et demander à l’état-major confirmation écrite à ce propos? Je vous remercie.

 

13.11  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je serai bref. La fermeture de la base de Florennes n’est pas à l’ordre du jour. Je demande, dès lors, aux intervenants de me fournir un document issu de mon département prouvant que, en tant que ministre de la Défense, j’ai donné l’ordre de prévoir la fermeture de la base.

 

Par contre, j’ai demandé d’autres études en vue d’investissements à la base de Florennes qui seront planifiés dans les cinq années à venir pour un montant total de 4 280 000 euros. Il s’agit de la réfection de la piste principale, de la rénovation des différentes pistes secondaires pour les taxis, de la réfection des parkings avions, de la réfection des toitures de divers blocs et des menuiseries extérieures, du remplacement du pupitre de commande et de contrôle et du balisage au bâtiment F24. Il semblerait donc que le commandement de la base connaisse mieux le chemin de la presse que celui du bureau où il consulte ses dossiers.

 

Chers collègues, avec toute l’estime que je vous porte, je tiens à vous dire que vos interventions n’ont aucun sens. N’allez pas revendiquer demain dans la presse que la base de Florennes reste ouverte grâce à vos interventions. C’était ma décision de la maintenir ouverte. Tous les moyens nécessaires ont d’ailleurs été prévus.

 

Je vous signale également que le successeur nommé à la place du colonel Gennart appartient au rôle linguistique francophone. Notez que cela s’est fait sans intervention du ministre. J’ai simplement suivi, comme pour tous les dossiers, les consignes qui m’ont été données par le chef d’état-major et son administration.

 

J'en viens à la "flamandisation" de l’armée, aux propos que le colonel Gennart a tenus à la presse. À l’instar de la loi du 18 juillet 1966 sur l’emploi des langues en matière administrative, la loi du 30 juillet 1938 concernant l’usage des langues à l’armée ne prévoit pas de cadre linguistique.

 

Le rapport 60N/40F est, toutefois, communément admis. Au 1er septembre de cette année, la Défense comptait 60,8 % d'officiers néerlandophones et 39,2 % d'officiers francophones. Chez les sous-officiers, cette répartition était de 57,9 % de néerlandophones et de 42,1 % de francophones. Enfin, dans la catégorie de personnel volontaire, cette répartition est de 51,1 % de néerlandophones et de 48,9 % de francophones.

 

De manière plus détaillée, pour les officiers généraux, la Défense dispose actuellement d'un général néerlandophone et d'un général francophone, de 64 % de lieutenants-généraux néerlandophones et de 36 % de lieutenants-généraux francophones, de 78 % de généraux-majors néerlandophones et de 22 % de généraux-majors francophones, de 67 % de généraux de brigade néerlandophones et de 33 % de généraux de brigade francophones. Ils occupent toutes et tous une fonction élevée, c'est-à-dire les fonctions au sommet.

 

Si on se limite aux états-majors des départements d'état-major et de direction générale, ceux-ci comptent quinze officiers généraux, dont dix néerlandophones et cinq francophones, l'ensemble étant commandé par le général Delcour, qui est francophone.

 

Au niveau de la répartition du personnel au sein des états-majors des composantes, celui de la composante Terre compte 134 militaires francophones et 88 néerlandophones. Pour la composante Air, cette répartition est de 110 francophones et de 71 néerlandophones. Pour la Marine: 80 néerlandophones et 15 francophones. Pour la composante Médicale: 41 néerlandophones et 24 francophones.

 

Pour ce qui est des différentes unités et quartiers, ces chiffres sont en pleine mutation à la suite de la transformation. Sachez que, pour ce qui concerne les chefs de corps, la Défense en compte 247, dont 157 néerlandophones et 90 francophones. Ces chiffres portent tant sur les chefs de corps opérationnels que sur les chefs de corps administratifs.

 

Par ailleurs, le Conseil d'État a décidé, dans un arrêt du début octobre, que la nomination en qualité de secrétaire général de M. Van der Veken est légale et ne doit pas être suspendue.

 

En effet, sa nomination était le résultat de l'annulation de l'arrêté royal de nomination de Mme Geirnaert, pris par mon prédécesseur. Le Conseil d'État a estimé que la nomination de M. Van der Veken était légale et a donc insisté pour que la nomination ne soit pas annulée et que la nomination de Mme Geirnaert soit considérée comme illégale.

 

Voorzitter, collega’s, omtrent de voorwaarden om tot een van de graden van opperofficier te kunnen worden aangesteld of benoemd, dient men te melden dat de betrokkenen over een grondige kennis van de tweede landstaal moeten beschikken.

 

Momenteel telt de lijst van potentiële kandidaten voor deze graden 20 Franstaligen en 47 Nederlandstaligen. Mijnheer de voorzitter, collega’s, men kan dus vaststellen dat procentueel minder Franstalige kolonels aan deze voorwaarden voldoen. Het cijfer van het aantal officieren dat over de grondige kennis van de andere taal beschikt, vertoont hetzelfde onevenwicht, namelijk 197 Franstaligen en 489 Nederlandstaligen.

 

Om dit te verhelpen moeten de Franstaligen aangemoedigd worden om aan het examen over de grondige kennis deel te nemen en er ook in te slagen. De militaire overheid heeft hierop bij de betrokkenen aangedrongen bij het uitgeven van de richtlijnen betreffende deze examens. Het zijn echter de betrokkenen zelf die uiteindelijk het initiatief moeten nemen om aan het examen deel te nemen, zoals het meestal gaat, en om, als het kan, te slagen.

 

De mogelijkheid werd ook aangeboden om gepersonaliseerde taalcursussen te volgen. Vier kolonels zijn hier op ingegaan. Een van hen, die de taalcursus bij CERAN in Spa heeft gevolgd, heeft het examen over de grondige kennis afgelegd, maar hij was niet geslaagd. Drie andere kolonels hebben het examen over de grondige kennis nog niet afgelegd.

 

Les chiffres montrent que des mesures doivent être prises dès le début de la carrière des officiers. Pour ce faire, diverses initiatives ont été prises afin d'encourager le bilinguisme, et ce, sans devoir modifier la législation linguistique.

 

En donnant, par exemple, la priorité pour le choix d'arme aux officiers bilingues, en invitant les jeunes officiers à être affectés dans une unité de l'autre régime linguistique, en imposant des conditions de connaissance de la deuxième langue nationale pour la participation à certains cours ou encore en assurant un accès large à des outils d'apprentissage du type e-learning.

 

Pour ce qui est de l'impact de la transformation, 526 membres du personnel militaire et civil francophone sont concernés par une mutation d'une unité située en Région wallonne vers une unité située en Région flamande. À l'inverse, dans ce même cadre, 243 membres du personnel militaire et civil néerlandophones sont concernés par une mutation d'une unité située en Région flamande vers une unité située en Région wallonne. Le déséquilibre apparent provient essentiellement du mouvement de 303 militaires de Saive vers Heverlee-lez-Louvain où la capacité centrale ISTAR (Intelligence, Surveillance, Target Acquisition et Reconnaissance) est créée.

 

Il est toutefois important de noter que la plupart des unités concernées se situent dans les environs de la frontière linguistique.

 

Pour conclure, il n'entre pas dans mes intentions de créer deux types de généraux: ceux qui sont considérés bilingues selon les dispositions légales et qui répondent à tous les critères, et puis ceux ou celles qui ne peuvent pas y répondre. Cependant, si d'aucuns devaient estimer cela souhaitable, une bonne piste pour les députés serait de déposer des propositions de loi dans ce sens.

 

Het is dus niet mijn bedoeling om twee soorten generaals te creëren: een categorie die wettelijk tweetalig is en aan alle voorwaarden voldoet en een andere categorie die hieraan niet voldoet. Dit is een benadering die voor mij totaal uitgesloten is en blijft.

 

Pour conclure, je ne puis dire qu'une seule chose. Que ce soit pour devenir fonctionnaire au ministère de la Justice ou policier ou encore pour travailler dans d'autres départements régaliens, lorsque l'on veut réellement occuper des postes très importants, il faut participer aux examens et, de préférence, les réussir.

 

Ensuite, les propos tenus par le commandant de Florennes ne sont que du bla, bla, bla. Ce bavardage n'est pas à la hauteur des trois étoiles que portent les colonels avec tant de fierté. Je ne m'exprimerai pas sur les commentaires que j'ai reçus.

 

J'ai aussi entendu un collègue de Mme Boulet, M. Gilkinet, qui avait manifesté autrefois devant les grilles de la base aérienne de Florennes. Maintenant, il dit qu'il faut faire du bruit pour être entendu. Cette prise de position est étonnante de la part d'un membre d'un parti écologiste, mais j'en prends note.

 

Si je ne me trompe pas, un membre du gouvernement, qui œuvre en qualité de secrétaire d'État, avec lequel je siège en Conseil des ministres, a déclaré: "Il faut un Wallon à la place de De Crem". Je constate que l'axe bruxello-wallon du Plan B n'intervient pas dans cette approche, puisqu'il est question d'un Wallon, et non d'un francophone. Cette demande est très intéressante…

 

Que le ministre de la Défense soit anversois, hennuyer, bruxellois, namurois, luxembourgeois, gantois ou qu'il provienne des cantons de l'Est, il sera toujours confronté à l'exécution d'un plan de transformation. Et il se retrouvera seul de temps en temps lorsqu'il lui faudra défendre les intérêts légitimes de la Défense. C'est ce que j'ai fait. D'ailleurs, je n'ai pas épargné mes enfants! J'ai fermé trois casernes sur quatre dans ma circonscription électorale de Flandre orientale.

 

En Flandre orientale, les effectifs sont passés de 1 000 à 200. Les autorités locales ont accepté cette décision puisque cela faisait partie d'un plan global de réforme pour avoir une armée performante.

 

Chers collègues, il ne faut pas trop faire de bruit, vous avez été mal informés par quelqu'un qui a raté l'occasion de se taire.

 

De voorzitter: Het Parlement heeft altijd het laatste woord. Ik zou durven voorstellen dat iedereen zeer kort repliceert en wij het debat niet heropenen. Men heeft zijn beklag gedaan en de minister heeft geantwoord. Men is niet noodzakelijk verplicht om akkoord te gaan met het antwoord van de minister, maar het debat opnieuw lanceren heeft weinig zin.

 

13.12  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u zult het misschien niet gewoon zijn maar wij willen hier toch voor alle duidelijkheid benadrukken dat wij wel vertrouwen hebben in uw verantwoordelijkheidzin als minister en die van uw omkadering zodat de juiste man of vrouw op de juiste plaats wordt gezet. Het wordt hier voorgesteld alsof het een soort van onwil zou zijn om Franstaligen in een bepaalde positie te kaderen. Wij zijn het daarmee niet eens.

 

U zegt dat de cijfers aantonen dat er maatregelen moeten worden genomen. Voor ons zijn er geen bijkomende inspanningen nodig. De wetgeving is wat ze is. Het staat iedereen vrij om deel te nemen aan taalexamens. Het zijn objectieve taalexamens naar ik begrepen heb. Ik zie hierin dan ook geen enkel probleem. Er zijn in dit geval dan ook geen extra stimulansen nodig. Wij willen hier zeker geen apart regime invoeren zoals onder andere collega Ducarme voorstelt.

 

De uitspraak van de kolonel laten wij voor wat ze is. Wat ons betreft, is ter zake alles gezegd. Dit wil niet zeggen dat wij zullen nalaten om tijdens de geplande hoorzittingen onze argumenten kracht bij te zetten.

 

13.13  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, je voudrais dire d'abord au ministre que son ironie est malvenue et que partout où il est ironique, je proposerai au président de remplacer les phrases en question par "Bla, bla, bla". Il est très malvenu en tant que ministre de la Défense d'être aussi violent dans ses propos à l'égard d'un colonel de l'armée. C'est irrespectueux et cela nuit à l'image du ministre de la Défense de charger ainsi un colonel. Je vous le dirai très clairement: Luc Gennart n'est pas un menteur. Luc Gennart est certainement l'un de nos meilleurs éléments.

 

Monsieur le ministre, vous avez cité certains chiffres, je les ai entendus mais je vais vous répéter le constat auquel nous sommes arrivés: il y a un déséquilibre linguistique dans le département de la Défense. Vous l'avez accentué encore en juillet dernier. Vous avez nommé des néerlandophones, qui n'avaient pas l'aptitude linguistique requise à la place de francophones qui eux l'avaient. Vous avez accentué le déséquilibre en matière linguistique en nommant davantage d'attachés de défense dans nos ambassades. Vous n'avez pas respecté l'engagement pris devant cette commission de veiller à réduire le déséquilibre linguistique: vous avez fait l'inverse.

 

Donc: "Bla, bla, bla". Nous ne nous contenterons pas de blablater lors de la réunion thématique que nous tiendrons sur le déséquilibre linguistique dans le département de la Défense – qui est un fait.

 

13.14  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je suis plutôt déçue par votre réaction, non pas tant sur le fond mais sur la forme. Je vous sens vexé, piqué au vif et incapable de prendre de la hauteur par rapport à des propos qui méritent qu'on s'y intéresse. J'ai rencontré le colonel Gennart et ai visité la base de Florennes, j'ai vu quelqu'un de totalement dévoué à son travail, qui a consacré toute sa vie à la chose militaire, qui est loyal et qui a envie de s'en aller après avoir fait état d'un malaise que vous ne pouvez pas nier et qui dure depuis des mois. Il ne s'agit pas seulement de la question de Florennes ou de la flamandisation mais aussi de votre plan de restructuration de la Défense.

 

Lorsque je l'ai rencontré il y a plusieurs mois, il m'a fait savoir que sa volonté n'était pas d'en arriver là. Mais s'il ne se sentait pas écouté au sein même des structures de la Défense, il avait l'obligation voire le devoir de le faire. Je pense donc que cela mérite un minimum de respect.

 

Je vous rappelle qu'il y a quelques mois, beaucoup de militaires ont manifesté contre votre plan de restructuration mais aussi contre le manque de transparence et de communication dont vous avez fait preuve lors de sa mise place.

 

13.15  Patrick Moriau (PS): Monsieur le ministre, je ne souhaite pas polémiquer. Mais, la forme de votre réponse me met mal à l'aise. Qu'on le veuille ou non, M. Gennart a parlé et il n'est pas le seul. S'il n'y avait que lui, je pourrais encore comprendre votre manière de répondre mais il y en a d'autres. Si nous demandons des auditions, c'est parce que nous sommes interpellés.

 

Vous dites qu'il y a moins de candidats francophones qui ont une connaissance approfondie de la deuxième langue. Pourquoi? C'est peut-être parce qu'ils savent qu'ils ont très peu de chances d'accéder à un poste supérieur et qu'ils ne veulent pas s'investir. On peut donc vous retourner l'argument.

 

Vous avez noyé le vrai problème dans un ensemble de chiffres. Vous avez répondu de manière quantitative. Vous avez reconnu ce qu'a dit M. Gennart : il y a un déséquilibre au niveau des officiers généraux (64-36, 78-22, 67-33). On ne peut le nier.

 

Vous n'avez pas répondu qualitativement car il y a aussi l'emploi qu'on occupe.

 

Votre réponse ne peut donc pas me satisfaire.

 

Je ne veux pas polémiquer car je suis de ceux qui pensent que ce problème est structurel. Il n'en est donc que plus important.

 

Et je répète que c'est une prérogative des parlementaires de faire des recommandations, sans entrer dans la caricature que vous avez donnée à propos des généraux.

 

13.16  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het ligt in de lijn van wat ik heb gezegd over gelijke rechten en gelijke plichten. Het verwondert mij niet dat u dat ook volgt.

 

Blijkbaar kunnen weinig Franstaligen worden gemotiveerd deel te nemen aan het examen grondige kennis van de andere landstaal. Verschillende factoren liggen aan de basis daarvan. Men zou ook de pensioenleeftijd moeten durven onderzoeken. Een full kolonel kan met pensioen gaan op de leeftijd van 56 jaar, een generaal op de leeftijd van 60 jaar. Misschien is ook dat een reden voor het gebrek aan ambitie om deel te nemen aan die examens.

 

13.17  Christophe Bastin (cdH): Je vais être très bref, monsieur le président. Monsieur le ministre, je dois dire que j’ai été rassuré au moins sur une de mes questions. Tout d’abord sur l’investissement de 4 280 000 euros dans les cinq ans à venir, c’est déjà un grand pas, même si ce n’est probablement pas assez. Mais vous n’avez pas répondu à la question concernant le remplacement des F-16. Ça c’était la première chose.

 

La deuxième chose, en ce qui concerne la succession du colonel Gennard, moi, j’avais l’information; je savais que c’était un francophone – et bien tant mieux si cette personne remplace un autre francophone. Au niveau de la "flamandisation", vous l’avez très bien dit: il n’y a pas de cadre linguistique, il y a une règle. Et au niveau des hauts généraux, vous m’annoncez un 60/40. Or, à ma connaissance, c’était plutôt un 50/50. Alors, que l’on voit 64 % de néerlandophones et 36 % de francophones. En ce qui concerne le colonel Gennart, je vous assure aussi de sa loyauté et du travail qu’il a mené dans l’intérêt général de notre pays.

 

13.18  Damien Thiéry (MR): Mijnheer de voorzitter, monsieur le ministre, je vous remercie, parce qu’au moins nous avons reçu des chiffres, ce qui n’est pas fréquent.

 

Je serais tenté de dire, "le colonel", comme vous le dites, "ne raconte que du blabla" – on parle de bilinguisme – le blabla, en français, cela veut dire que, quelque part, vous dites clairement que le colonel Gennart est un menteur. Et cela, c’est un manque de respect inacceptable de la part d’un ministre.

 

Vous dites également – si je comprends bien – qu’il n’y a pas de déséquilibre au sein de la hiérarchie. On va réanalyser les chiffres en profondeur et vous verrez bien que, de notre côté, nous pourrons vous prouver qu’il y en a. Une chose est sûre, c’est qu’il n’y a pas de fumée sans feu. Et franchement, je ne voudrais pas être à votre place quand vous devrez reconnaître votre erreur.

 

13.19  Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, je prends acte de votre réponse tout à fait claire – et je suppose sans appel – quant à la non-fermeture de la base de Florennes. Je prends acte aussi des investissements à hauteur de 4 280 000 euros endéans les cinq ans.

 

Je suppose que cette somme est définitivement acquise, toutes choses restant égales par ailleurs, au regard des économies budgétaires qui sont nécessaires. En effet, l'investissement à Florennes est intimement lié au maintien de la base. Il ne faudrait pas que, dans quelques mois, on nous dise que, faute de moyens budgétaires, la fermeture de la base sera inéluctable.

 

13.20  David Clarinval (MR): Monsieur le président, je ne me prononcerai pas sur la question de la flamandisation, même si je partage l'analyse de mes collègues du MR – notamment en ce qui concerne la loyauté du colonel Gennart.

 

S'agissant de Florennes, je me réjouis de la réponse très claire du ministre. J'en tire deux conclusions. D'abord, ses déclarations contredisent ce qui est dit au sein du centre régional d'infrastructure, puisque la fin des investissements à Florennes y a été annoncée. Il va donc falloir corriger ces informations.

 

Ensuite, dans ce dossier, nous souhaitons que les arguments rationnels en faveur du maintien de la base à Florennes – c'est-à-dire la moindre concurrence avec les lignes civiles, la proximité avec la zone d'entraînement des Ardennes, le faible encombrement des couloirs aériens – pèsent davantage que l'argument subjectif d'une forte présence militaire flamande dans la base de Beauvechain. Nous restons donc très attentifs à ce dossier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Er staan nog een resem vragen op onze agenda, maar de minister moet nu weg. Wij zullen met de diensten contact opnemen om te bepalen wanneer wij een volgende commissievergadering kunnen beleggen waarop die vragen dan kunnen worden behandeld.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.50 uur.

La réunion publique de commission est levée à 13.50 heures.