Commission de la Justice |
Commissie
voor de Justitie |
du mercredi 20 octobre 2010 Matin ______ |
van woensdag 20 oktober 2010 Voormiddag ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.16 uur en voorgezeten door mevrouw Sonja Becq.
La séance est ouverte à 10.16 heures et présidée par Mme Sonja Becq.
Voorzitter: Sophie De Wit.
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "de controle van tolken/vertalers in strafzaken" (nr. 114)
- mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "initiatieven betreffende gerechtsvertalers en tolken" (nr. 115)
- Mme Sonja Becq au ministre de la Justice sur "le contrôle des interprètes/traducteurs en matière pénale" (n° 114)
- Mme Sonja Becq au ministre de la Justice sur "les initiatives relatives aux traducteurs et interprètes en justice" (n° 115)
01.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, de vraag rijst op welke manier een beroep wordt gedaan op gerechtstolken in burgerlijke zaken. Ik heb immers begrepen dat elke rechtbank en elk ressort, volgens een eigen werkwijze, lijsten opstelt van personen die in strafzaken als vertaler-tolk in aanmerking komen.
De criteria voor selectie zijn, naar ik heb begrepen, niet altijd even duidelijk. Hoe kunnen dus kwaliteit en objectieve criteria worden gegarandeerd? Immers, indien medewerkers van een rechtbank ergens iemand kennen die kennis heeft van bijzondere talen, kan de betrokkene worden aangesproken en aan voornoemde lijst worden toegevoegd. Het is echter niet geweten welke achtergronden hij of zij heeft, wat in sommige situaties niet altijd evident is.
Ten tweede, de vertaling bij het tolken moet beantwoorden aan een specifieke kwaliteitsnorm: een vertaler-tolk mag geen interpretatie geven en moet letterlijk vertalen, wat niet altijd vanzelfsprekend is.
Bovendien is er een bijkomende reden voor mijn vraag, met als doel het mee te nemen als aandachtspunt. Wij hebben hier ooit een subsidiariteitadvies besproken. De Europese regelgeving vraagt naar een goede regeling en rechtsbescherming.
De link naar mijn tweede vraag is de volgende. De Lessius Hogeschool Antwerpen bijvoorbeeld heeft ter zake een opleiding en een bepaalde systematiek uitgewerkt. De voorzitter van de rechtbank van Antwerpen heeft gesteld dat hij enkel nog gebruik maakt van tolken en vertalers die over een certificaat van voornoemde opleiding beschikken.
Daarom heb ik de volgende vragen. Hoe verloopt de controle op de tolken, bijvoorbeeld op de vraag of zij wel de juiste taal spreken? Hoe verloopt de controle op de correctheid van de vertalingen?
Wanneer een verdachte klacht wil indienen, omdat naar zijn mening de betrokken vertaler of tolk niet naar behoren functioneert, waar kan hij zijn klacht dan indienen? Op welke manier kan hij een aantal zaken bewijzen? Er bestaat geen videoconferentie of video-opname van de correctheid van de vertaling. Of zijn die er wel? Bestaan er effectief videoconferenties die voor het tolken worden gebruikt?
Kunnen wij daar dan zicht op krijgen? Is een dergelijke maatregel financieel haalbaar? De vraag is overigens niet alleen gerezen in verband met vertalers-tolken, maar ook in het kader van verhoren, zelfs een eerste verhoor. Hebt u zicht op het financiële plaatje? Zijn er ter zake berekeningen gemaakt?
Hoe worden de lijsten samengesteld in de verschillende rechtbanken? Bestaat er ter zake een gegevensbank of hanteert men bepaalde criteria? Zo ja, welke? Wordt er voor de burgerlijke zaken op dezelfde manier gewerkt?
Het initiatief in Antwerpen is het enige waarover ik geïnformeerd ben. Bestaan er nog andere in Vlaanderen of Wallonië?
01.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw Becq, straks volgt er nog een debat over de gerechtskosten, omdat er vragen zijn over de totaliteit ervan en ik zal daarvan een analyse maken, maar ik zal nu eerst antwoorden op de specifieke vragen in verband met de vertalers en tolken.
De kwaliteitscontrole beperkt zich in veel gevallen tot de eigen vaststellingen van de vorderende magistraat, uiteraard voor de talen die hij machtig is.
Om de kwaliteit van de beëdigde vertalers en tolken te verbeteren en te professionaliseren, werden in enkele arrondissementen initiatieven genomen. Ik verwijs daarbij zeker naar de Lessius Hogeschool Antwerpen. In andere arrondissementen werden gelijkaardige initiatieven genomen om de legalisatie van de beëdigde tolken en vertalers te regelen.
Binnen de gerechtelijke diensten en in andere departementen zoals Vreemdelingenzaken, de federale politie en het Commissariaat-Generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen – waar men ook met die problemen wordt geconfronteerd, zijn er initiatieven voor de kwalitatieve dienstverlening wanneer er een beroep moet worden gedaan op tolken of vertalers. Het gaat hier echter om van elkaar losstaande initiatieven, elk genomen vanuit het perspectief van de diensten die een beroep doen op vertalers en tolken.
Als ik met een blauw hartje rondloop, is dat niet uit liefde voor een blauwe politica. Dat is echter het door de UNO gelanceerde internationale symbool van de strijd tegen de mensenhandel. Aangezien gisteren en eergisteren een Europees georganiseerde conferentie plaatsvond over de strijd tegen mensenhandel en er vrijdag, in het kader van het Europees voorzitterschap, een studiedag wordt georganiseerd door de Brusselse organisatie Symila, die strijdt tegen de mensenhandel, draag ik dat symbool de hele week.
Mevrouw de voorzitter, ik zal vragen dat aan de hele commissie voor de Justitie zo’n pin wordt bezorgd, zodat iedereen de strijd tegen de mensenhandel kan steunen. Ik vermoed dat er daartegen geen bezwaar zal zijn.
In de cel Mensenhandel werd een werkgroep opgericht onder leiding van de dienst voor Strafrechtelijk Beleid om de opgedane ervaring en kennis van verschillende departementen inzake de problematiek van het gebruik van tolken en vertalers uit te wisselen en praktische aanbevelingen te formuleren. Er moet dus eigenlijk dringend werk gemaakt worden van dat wettelijk statuut. Ik heb dat al gezegd en ik blijf dat herhalen. Bij de administratie wordt op mijn vraag werk gemaakt van een ontwerp van wet. Men zegt dat dat heel ver gevorderd is. Ik had gehoopt het te kunnen finaliseren, mocht deze legislatuur normaal verlopen.
Vorige vrijdag is ook op de Europese Raad onder voorzitterschap van België de Europese richtlijn inzake tolken en vertalers definitief goedgekeurd. Met andere woorden, er is nu een Europese richtlijn die formeel van toepassing is en die geïmplementeerd moet worden. We moeten nu dus werk maken van de omzetting. Ik hoop dat dat zo snel mogelijk gebeurt, maar met een regering in lopende zaken is dat een probleem. Ik kan daar nu niet verder in gaan. We beginnen toch wel de gevolgen te ondervinden van het feit dat de regering in opende zaken is, in tal van concrete dossiers.
Tot welke instantie kan een verdachte zich richten? Men kan zich tot alle gerechtelijke overheden richten als men een probleem heeft. Er is dus geen specifieke instantie.
Wat betreft de videoconferentie zijn er sinds de start van het project op 4 mei 2009 reeds 271 zaken behandeld via videoconferentie. Er zijn ook 285 vaststellingen. Er zijn 370 verschillende advocaten die een of meerdere zaken hebben behandeld. Een dergelijke werkwijze zal ook worden toegepast voor nog 160 vaststellingen in 159 zaken. Soms betreft het wel een tweede zitting. Daar deden nog eens 214 advocaten aan mee. In totaal gaat het om 462 advocaten die een of meerdere zaken hebben behandeld en/of zullen behandelen via videoconferentie. Op 11 januari 2010 bedroeg het aantal behandelde zaken 98 en nog te behandelen 136. De cijfers tonen globaal zeker aan dat het experiment geslaagd is en dat het op andere locaties mag worden uitgebreid.
Hoe ziet de financiële toekomst eruit? Ik zal straks antwoorden inzake de totaliteit van de gerechtskosten. Eigenlijk moeten we antwoorden op de vraag hoe we het hele financiële probleem zullen managen. Er zullen bijkomende middelen noodzakelijk zijn. De kostprijs voor tolken en vertalen neemt toe.
Er zijn meer vreemdelingen. Er worden meer vreemde talen gesproken. We moeten de middelen daarvoor te gepasten tijde verder verhogen. Ook dat is voor een volgende regering.
Ik heb niet alle details over de verschillende rechtbanken, maar ik heb de indruk dat vooral in Antwerpen hard aan het geheel wordt gewerkt. Hierover zou eigenlijk met het college van de zetel moeten worden overlegd, om de verschillende ressorten en rechtbanken op dezelfde lijn te krijgen. Dat bestaat dus nog niet. Ik zal de voorzitter van de ressorten aanspreken om te zien hoe men het geheel van de problemen voor vertalers en tolken verder opvolgt.
Het Antwerps systeem is dus goed. Ik denk dat wij dat model elders ook moeten implementeren. Ik heb geen weet van gelijkaardige initiatieven in andere arrondissementen.
01.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, uw antwoord is duidelijk. Ten eerste, is het nodig dat er een regelgevend kader is. Ten tweede, is het belangrijk dat er Europese ondersteuning is. Ten derde, omdat u minister in lopende zaken bent, denk ik dat het beter is dat wij hierover een voorstel indienen.
01.04 Minister Stefaan De Clerck: Ik denk dat het de verstandigste oplossing is dat u zelf een voorstel indient. Dan zal de administratie nagaan op welke manier haar werk daarop kan worden geënt.
01.05 Sonja Becq (CD&V): Ik denk dat stroomlijning en controle heel belangrijk zijn.
01.06 Minister Stefaan De Clerck: Ik ben het daar volledig mee eens.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de minister van Justitie over "het raadplegen van het Rijksregister door gerechtsdeurwaarders" (nr. 116)
02 Question de Mme Sonja Becq au ministre de la Justice sur "la consultation du Registre national par les huissiers de justice" (n° 116)
02.01 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, deze vraag handelt over de raadpleging van het Rijksregister door gerechtsdeurwaarders. Op welke manier zijn zij daarvoor bevoegd? Kunnen zij alle gegevens van om het even wie inzien? Op welke manier wordt daarop controle uitgeoefend? Is er een strafrechtelijke controle of een gewone controle om te kijken op welke manier zij daarvan gebruikmaken en desgevallend gegevens doorgeven? Welke kostprijs wordt voor een raadpleging aangerekend?
02.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega, sinds de beslissing van 1 maart 2006 heeft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de gerechtsdeurwaarders toestemming gegeven om het Rijksregister te raadplegen. Zij raadplegen dus inderdaad het Rijksregister. De vergadering van maart 2006 verduidelijkte dat de gerechtsdeurwaarders toegang hebben tot het Rijksregister, met het oog op de vervulling van juridische doeleinden waarbij de gerechtsdeurwaarders personen moeten identificeren in de akten die zij moeten opstellen en betekenen.
Artikel 10 van de wet van 8 augustus 1983 verplicht dat elke overheid een beambte voor de gegevensbescherming aanstelt waarvan de identiteit wordt meegedeeld aan het Sectoraal Comité van het Rijksregister. Daarenboven zijn de gerechtsdeurwaarders die de gegevens van het Rijksregister raadplegen, gehouden aan het beroepsgeheim en moeten zij alle nodige voorzorgen nemen om de veiligheid van de informatie te garanderen. Artikel 16 belast het Sectoraal Comité van het Rijksregister met het toezicht op de naleving van de wet. Artikel 13 van de wet bestraft personen die daar toch tegenin gaan.
Ik denk niet dat voor de raadpleging betaald moet worden, maar ik zou dat moeten checken. Ik heb geen antwoord op die vraag.
02.03 Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de minister, ik begrijp dat ik uw antwoorden krijg. Ik dank u voor uw antwoord.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "het onderzoek in het dossier De Vleeschauwer" (nr. 147)
03 Question de M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "l'enquête dans le dossier De Vleeschauwer" (n° 147)
03.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb in het verleden al vragen gesteld over dit dossier. Ik weet dat u nooit op de grond van de zaak zelf kunt ingaan, maar het gaat mij over de manier waarop het onderzoek loopt en wordt georganiseerd.
Het dossier van de moord op rijkswachter Peter De Vleeschauwer kent een lange en woelige voorgeschiedenis. Vorig jaar werd het dossier weggehaald uit Dendermonde en thans wordt het onderzocht door een raadsheer bij het hof van beroep te Gent. De hoop is heel groot dat er eindelijk ook ernstig werk wordt gemaakt van dit onderzoek zodat er resultaten kunnen worden geboekt.
Ondertussen blijken er toch een aantal vragen te rijzen bij de omkadering en de inzet van voldoende personeel voor dit onderzoek. Ik heb daarom een aantal heel concrete vragen. Een, hoeveel werken er momenteel op dit dossier-De Vleeschauwer? Twee, aangezien het allemaal nieuwe speurders zijn is het voor het onderzoek ook heel belangrijk dat zij die zich inwerken ook maximaal kunnen blijven. Een groot personeelsverloop zou omwille van de complexiteit van het dossier zeker niet goed zijn. Zijn er ondertussen mensen van het onderzoek gehaald of verplaatst? Zo ja, wat waren daarvoor de redenen? Zijn er voldoende garanties dat er voldoende onderzoekers ter beschikking zullen blijven? Drie, heeft de onderzoeksrechter in de loop van zijn onderzoek extra ondersteuning gevraagd? Werd deze hem gegeven? Zo neen, wat waren daarvoor de redenen? Tot slot, bestaan er plannen om de vrijstelling van de magistraat-onderzoeksrechter als voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling ongedaan te maken? Geruchten in die zin deden immers de ronde. Mocht dit het geval zijn, had ik graag de reden gekend voor deze beslissing.
03.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, er werken inderdaad een aantal mensen aan het dossier-De Vleeschauwer. Op het gerechtelijke vlak is er een kamervoorzitter-onderzoeksrechter van het hof van beroep te Gent parttime, een griffier van de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep te Gent parttime, een griffiebediende en medewerkers van JustScan – het project van de FOD Justitie – die instaan voor de digitalisering van een veertigtal kartons nadat de stukken in een logisch verband werden geordend volgens een boomstructuur die wordt samengesteld door de huidige onderzoeksrechter. Politioneel zijn er twee operationele speurders, leden van de federale politie te Gent unit Moord, een commissaris van politie en een hoofdinspecteur. Ook deze twee laatsten zijn parttime bij het onderzoek betrokken. Er zijn sporadische, punctuele tussenkomsten van bepaalde leden van de lokale politiediensten, van de scheepvaartpolitie Antwerpen, van de centrale diensten en van de federale politie. Dit laatste gebeurt echter voor bijzondere opdrachten.
Er zijn ook twee profilers, leden van de dienst Gedragswetenschappen van de centrale diensten van de federale politie te Etterbeek, die een daderprofiel opstellen en parttime aan dit dossier werken. Er is een wisselend aantal fulltime operationele misdrijfanalisten van de dienst Gerechtelijke Operaties.
Door pensionering is er op het niveau van de hoofdcommissaris een wissel doorgevoerd. Aanvankelijk werd de hele Moord-unit ter beschikking gesteld. Door reorganisatie werd dit aantal afgeslankt naar twee operationele speurders die elk in permanentie met verplichte opvolging van nieuwe zaken zijn ingeschakeld. De raadsheer-onderzoeksrechter heeft mij meegedeeld dat hij naast de centrale cel Analisten, werkzaam te Brussel, ook bijstand heeft gevraagd van een misdrijfanalist te Gent om de onderzoekers van de FGP Gent bij te staan. Na overleg tussen FGP Brussel, FGP Gent en de cel Misdrijfanalyse – de centrale dienst te Etterbeek – zal in deze ondersteuning binnen afzienbare tijd worden voorzien.
De raadsheer-onderzoeksrechter is met ingang van 1 oktober 2010 opnieuw wekelijks voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling wegens pensionering van de vorige Kamervoorzitter met ingang van 30 september 2010.
03.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Het is duidelijk dat er heel wat speurders aan dit dossier werken en dat er heel wat specialiteiten aanwezig zijn. Ik vraag mij alleen af of het samengestelde team maximaal kan werken en alle mogelijkheden zal krijgen. Ik begrijp dat er bij pensionering andere magistraten moeten inspringen. De onderzoeksrechter staat voor een gigantisch werk. Ik hoop dat hij in ieder geval voldoende ruimte zal krijgen om aan dit dossier verder te werken en dat we op korte termijn enige vooruitgang in dit dossier zullen zien.
Het incident is gesloten.
Président: Stefaan
Van Hecke.
Voorzitter: Stefaan Van Hecke.
- M. Christian Brotcorne au ministre de la Justice sur "la mise en oeuvre du Masterplan prisons" (n° 151)
- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "le Masterplan prisons" (n° 426)
- de heer Christian Brotcorne aan de minister van Justitie over "de uitvoering van het Masterplan gevangenissen" (nr. 151)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "het Masterplan gevangenissen" (nr. 426)
04.01 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, au cours de la législature passée, nous nous sommes réjouis de l'accord du gouvernement pour mettre sur pied un Masterplan prisons. À voir ce qui se passe aujourd'hui dans nos prisons, il est urgent de pouvoir le mettre en œuvre pour parvenir à la fois à des conditions carcérales plus humaines, mais aussi pour appliquer le statut juridique des détenus et mieux harmoniser le travail de ceux qui se trouvent dans ces établissements pénitentiaires.
L'objectif consistait en la construction de quatre nouvelles prisons avec des budgets envisagés, des délais également annoncés.
Quand vous m'avez fait le plaisir de visiter ma commune, concernée par l'implantation d'une de ces prisons, vous nous annonciez que, selon cette épure et cette chronologie, nous pourrions désigner des adjudicataires suite à des appels d'offres dès fin octobre ou début novembre. Dans l'intervalle, nous avons connu des péripéties politiques et nous avons un gouvernement en affaires courantes.
Dès lors, monsieur le ministre, mes questions sont de deux ordres. D'abord, quel est l'état actuel de la situation du Masterplan? Ensuite, et surtout, le gouvernement en affaires courantes affecte-t-il d'une façon ou d'une autre la mise en œuvre de ce plan? Cette situation a-t-elle pour effet de le retarder? Au contraire, dans le cadre de cette notion particulière d'affaires courantes ou urgentes, pouvons-nous considérer que la politique entamée par ce gouvernement dans le cadre du Masterplan doit être poursuivie? Le fait qu'il s'agit d'une politique déjà entamée et, pour partie, budgétée nous laisse-t-il l'espoir de poursuivre le travail dans ce cadre des affaires courantes?
Voorzitter: Sonja Becq.
Présidente: Sonja Becq.
04.02 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag sluit aan bij de vorige spreker. Het gaat over het Masterplan 2008-2012. Belangrijk daarbij zijn de geloofwaardige strafuitvoeringen enerzijds en een verbetering van de leefomstandigheden in de overbevolkte gevangenissen anderzijds.
Ten eerste, deze vraag is gelijklopend met de vraag van de vorige spreker. Wat is de huidige stand van het Masterplan? In welke mate heeft het feit dat de regering in lopende zaken is daarop een invloed?
Ten tweede, er zijn een aantal deadlines opgenomen in het Masterplan, een aantal daarvan is reeds verlopen. Zijn die deadlines ook daadwerkelijk gehaald? Indien dat niet zo is, wat is de reden daarvan en welke nieuwe timing wordt daarvoor vooropgesteld?
Ten derde, dit is redelijk actueel en speelt ook een beetje in op de actualiteit, hoe verloopt de samenwerking tussen de FOD Justitie en de Regie der Gebouwen, zoals afgesproken in het samenwerkingsprotocol? Worden alle gemaakte afspraken goed nageleefd? Indien dat niet zo zou zijn, waaraan was dit te wijten en hoe werd of wordt dit opgelost?
Ten slotte, wat is de stand van zaken betreffende het budget voor dit Masterplan? Komt de Regie der Gebouwen toe met de kredieten die daarvoor in de begroting werden voorzien? Indien dat niet zo is, heeft dat gevolgen voor het budget of voor de te verwezenlijken projecten? Wat is de stand van zaken betreffende de mogelijke alternatieve financieringstechnieken die in overweging zouden worden genomen voor de bouw van de nieuwe gevangenissen?
04.03 Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, chers collègues, le Masterplan pour la détention dans des conditions humaines est toujours en cours d'exécution. Même si nous sommes dans un gouvernement en affaires courantes, nous pouvons continuer à y travailler étant donné que le Masterplan a déjà été approuvé au Conseil des ministres.
Si des problèmes se posent ou si les choses s'avéraient trop compliquées, le dossier pourrait repasser devant le Conseil des ministres. Mais jusqu'à présent, nous poursuivons dans la voie engagée.
La procédure pour la construction des quatre premières prisons est en cours. Il s'agit des sites de Beveren, Termonde, Leuze-en-Hainaut et Marche-en-Famenne. Les consortia sélectionnés ont déposé leurs dossiers fin mai. Ces dossiers ont été jugés par un jury professionnel impliquant la Justice, la Régie des Bâtiments et des experts externes, durant les mois de juin, juillet et août. Cette procédure a conduit à un classement en septembre. Suivant ce classement, deux à trois groupes ont été sélectionnés pour chaque prison. Ils participent aux négociations en cours. Le délai préalablement fixé de 2013 pour l'utilisation de ces quatre prisons reste donc maintenu.
En outre, le dossier de Bruxelles est toujours à l'étude. Le devis pour une étude plus étendue sur la mobilité et les possibilités a été approuvé en Conseil des ministres et est actuellement publié. Cette étude est nécessaire pour le trajet de permis. Elle a été décidée à la demande des villes de Bruxelles et de Machelen. Cela constitue une nouvelle étape dans la procédure de ce dossier très vaste du Masterplan.
Voor Brussel gaan wij ook verder. Over de mobiliteitsstudie voor Haren hebben wij een publicatie gedaan om daar een bureau op te zetten, omdat de mobiliteit mee bepalend is voor wat kan. Dit loopt verder. Dat is meteen ook een bevestiging van het feit dat de problemen zoals wij ze nu in Vorst kennen er zijn omdat wij twee jaar geleden afspraken gemaakt hadden met de Regie der Gebouwen. Die werken zijn niet uitgevoerd en nu is er dus een probleem waardoor wij wellicht de vleugel B moeten sluiten. Dit wijst er vooral op dat wij voortgaan met die nieuwe gevangenis en hopen op basis van de studies over te kunnen gaan tot de definitieve verwerving van de gronden in Haren.
Ook Gent loopt vlot. Daar is het bestek voor de bouw gepubliceerd. De timing van midden 2013 blijft ook hier behouden.
Antwerpen wordt voorlopig doorgepraat met de Vlaamse Bouwmeester. Dit loopt ook positief. Eens dit achter de rug, kan de aanvraag tot bouwvergunning onmiddellijk worden ingediend.
Dan zijn er nog de andere dossiers, Antwerpen, Merksplas, waar de tweede fase wordt opgestart en verder voorbereid. Ook in het dossier Sambreville hebben wij nog verdere debatten met le Ministre-Président du Gouvernement wallon.
En ce qui concerne Achêne, nous avons reçu le permis de construire en juillet. D'ici à la fin de l'année, nous ferons appel à un bureau d'études. Les travaux devraient être terminés à la fin 2013.
Outre les nouvelles prisons, nous avons prévu un programme de rénovation dans le Masterplan ainsi qu'un élargissement des sites existants. Je vous transmettrai une copie de la réponse qui reprend tous les chiffres par prison.
La collaboration entre la Justice et la Régie des Bâtiments se passe bien, à quelques exceptions près. Par exemple, nous avons eu un problème à Forest suite à un accord qui n'a pas été respecté.
Quant au budget, je répète qu'il s'agit d'un partenariat public/privé.
Het is een privaat-publieke samenwerking en de financiering komt er op het ogenblik dat de gebouwen ter beschikking worden gesteld. Die nieuwbouwprojecten staan als dusdanig niet in de begroting, ze moeten worden voorzien gedurende 25 jaar vanaf het ogenblik waarop de gebouwen ter beschikking worden gesteld. Vanaf 2013 zal dit dus jaar per jaar in de begroting moeten worden opgenomen.
Dat is een DBFM-procedure die een alternatieve financiering vormt en gedurende 25 jaar zal er een jaarlijkse vergoeding moeten worden betaald. Ik geef u een kopie van het antwoord met details over een aantal zaken. Globaal mag evenwel worden gezegd dat wij op schema zitten voor het geheel van het plan. Het zijn vroegere beslissingen en alle procedures lopen verder. Ik hoop dat er zich geen problemen voordoen. Mochten er zich grote problemen voordoen, dan moeten we natuurlijk terug naar de regering en moeten we bekijken in welke mate we in lopende zaken nieuwe beslissingen kunnen nemen. Voorlopig rijst er hier geen probleem. Wij gaan correct vooruit.
04.04 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos précisions. Effectivement, nous pouvions craindre, vu l'ampleur de ce plan, que les affaires courantes ne viennent perturber le cours des choses. Ce n'est pas le cas, à vous entendre, pour autant que des événements exceptionnels ou particuliers ne surviennent pas.
Eu égard au budget, vous nous dites qu'il n'y a aucun souci pour l'élaboration du prochain budget, car ce n'est qu'à partir de 2013 qu'il faudra imputer les dépenses consécutives à la mise en œuvre de ce Masterplan. Excellente disposition que celle relative aux nouvelles constructions et aux aménagements des prisons existantes, avec pour objectif une amélioration de la situation des détenus et de ceux qui travaillent dans les établissements pénitentiaires! Ce n'est pas un luxe! Le gouvernement l'a bien compris, heureusement!
Nous veillerons à ce que ces bonnes nouvelles continuent à nous être annoncées.
04.05 Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik noteer dat u op schema zit, dat verheugt mij, op een paar brandjes na die moeten worden geblust of de situatie in Vorst waar er net iets te veel water is.
Ik denk dat het geval van Vorst aantoont dat er toch op moet worden toegezien dat de afspraak met de Regie der Gebouwen strikt moet worden nageleefd, ook al verloopt dat algemeen gezien blijkbaar goed. De kleine problemen hebben toch een grote impact, zoals vandaag het geval is. Ik denk dat wij daarop moeten toezien.
Ik kijk ook uit naar de cijfers van de PPS. Wanneer die gekend zijn, kan dit budgettair ook allemaal onder controle blijven.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de verkoop van onklaar gemaakte wapens" (nr. 182)
05 Question de M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "la vente d'armes rendues inutilisables" (n° 182)
05.01 Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, een van de eerste uitstappen van de commissie voor de Justitie in de vorige legislatuur was een bezoek aan de wapenbank in Luik. Ik weet niet of u er zelf reeds bent geweest, ongetwijfeld wel. Wij hebben daar gezien hoe die vele wapens die toen ingevolge de nieuwe wapenwet moesten worden ingeleverd onklaar worden gemaakt. Ik weet niet of er toen nog collega’s bij waren, maar wij hebben toen vastgesteld dat daar één parttime tewerkgestelde Franstalige arbeider met een beitel op een ijzeren bank zat te slaan om die wapens onklaar te maken en soms ook hier en daar wat laswerken deed om die wapens onklaar te maken.
Ik heb daarover toen een aantal vragen gesteld aan uw voorganger. Ik weet ook niet zeker of heel dat verhaal van de wapenbank onder uw bevoegdheid valt, want ik herinner mij dat ik ook de heer Reynders heb ondervraagd over de werking daarvan.
Ook toen reeds heb ik mijn bezorgdheid geuit over het amateurisme dat daarvan uitging, geen verwijt aan u trouwens, maar wel aan de organisatie aldaar. Die onklaar gemaakte wapens komen terug in het commerciële verkeer en worden aan verzamelaars te koop aangeboden. Ze zijn weliswaar niet meer bruikbaar, maar zijn dus voor verzamelaars. Ik heb daarvoor alle begrip, men kan moeilijk al die wapens opslaan, men moet daarvan afgeraken. Nu is echter gebleken dat die wapens blijkbaar opnieuw gebruiksklaar kunnen worden gemaakt.
Dat is blijkbaar gebeurd met een handelaar in Sint-Pieters-Leeuw. Hij heeft die wapens die onklaar gemaakt waren waarschijnlijk tegen een goede prijs kunnen verkrijgen, maar heeft vervolgens die wapens vrij eenvoudig kunnen omvormen tot terug klaargemaakte wapens. Men heeft daar immers een aantal weken geleden een heel wapenarsenaal gevonden en ik vind dat toch verontrustend.
Hoe verloopt dat onklaar maken technisch? Is dat wel zo onklaar als wij hopen dat het is? Waarschijnlijk niet, want anders was dat die man in Sint-Pieters-Leeuw niet gelukt.
Hoe verloopt de controle hierop?
05.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega, het koninklijk besluit van 20 september 1991 betreffende de vuurwapens met historische, folkloristische of decoratieve waarde en de vuurwapens die voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, bepaalt dat de vuurwapens die door de proefbank te Luik voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt, op de wijze voorgeschreven in een bijlage, vrij verkrijgbaar zijn.
De bijlage beschrijft de gedetailleerde procedure voor elk type van vuurwapen. De behandeling komt erop neer dat de essentiële onderdelen van het vuurwapen zodanig worden vervormd of kapotgemaakt dat het wapen definitief onklaar is. Na afloop wordt op het geneutraliseerde wapen een merkteken van de proefbank aangebracht dat geldt als voorwaarde voor de vrije verkrijgbaarheid ervan. Theoretisch is dit systeem dus afdoende.
Ik verneem echter dat in de zaak waarnaar u verwijst de betrokkene er toch zou in geslaagd zijn opnieuw bruikbare vuurwapens samen te stellen uit onderdelen van geneutraliseerde wapens, om die dan illegaal in omloop te brengen. Dit kan erop wijzen dat de technische procedure niet volledig sluitend is of dat er gefraudeerd is met het merkteken.
Verdere resultaten moeten worden afgewacht om eventuele beleidsmatige conclusies te kunnen trekken.
In elk geval bestaat er tussen de Proefbank en de administratie al geruime tijd overeenstemming over een initiatief waarbij een keurmerk niet langer zal volstaan en er voor elk in het hoger genoemde koninklijk besluit bedoelde vrij verkrijgbare vuurwapen een attest van de proefbank zou worden vereist, vergelijkbaar met het gelijkvormigheidsattest van een wagen. Over de neutraliseringstechniek is er dan weer een eenvormige Europese norm in voorbereiding.
Voorzitter: Christian Brotcorne.
Présidente:
Christian Brotcorne.
05.03 Raf Terwingen (CD&V): De theorie is er, de praktijk moet worden nagekeken. Ik heb begrepen dat het om samengestelde wapens gaat. Op dat punt was de berichtgeving in de pers niet duidelijk. Het is blijkbaar een heel handig persoon daar in Sint-Pieters-Leeuw. We moeten er toch op toezien dat er op die manier niet opnieuw bruikbare wapens voor de normale handel worden gecreëerd.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de recente drugscontrole aan de gevangenis van Hasselt" (nr. 183)
06 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "le contrôle anti-drogues effectué récemment à la prison de Hasselt" (n° 183)
06.01 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 6 oktober jongstleden voerde de lokale en de federale politie aan de gevangenis in Hasselt een controle uit op de aanwezigheid van drugs.
Mijn eerste 3 vragen worden misschien beter door de minister van Binnenlandse Zaken beantwoord. Het is misschien goed om vast te stellen hoe snel informatie doorstroomt van Binnenlandse Zaken naar Justitie. Wanneer aan de gevangenispoort gecontroleerd wordt, ben ik ervan overtuigd dat er sneller resultaten zouden kunnen worden geboekt indien Binnenlandse Zaken en Justitie nauw samenwerken.
Weet u reeds hoeveel personen er werden gecontroleerd? Hoeveel personen bleken in het bezit van drugs te zijn tijdens die controle? Om welke soort drugs ging het? Werden er aanhoudingen verricht?
Hoeveel van dergelijke controles vonden er respectievelijk plaats in 2008, 2009 en 2010 in Hasselt?
Vraag is ook of de directie van tevoren op de hoogte wordt gebracht van dergelijke controles? Gebeuren zij steeds, regelmatig, soms of nooit in overleg met de gevangenisdirecties?
06.02 Minister Stefaan De Clerck: Ik ben geïnformeerd, ik weet het, er zijn 162 personen gecontroleerd. Volgens de gegevens van de politie zijn 8 personen in het bezit gevonden van cannabis. Er werden geen aanhoudingen verricht. Dergelijke controles zijn opgenomen in een protocolakkoord tussen het parket, de politie en de gevangenisdirecties. In 2008 hebben een dertigtal operaties plaats gevonden. De nadruk van de controles ligt op preventie, om geen drugs binnen te brengen. Dit betekent dat vooral de bezoekers en de gedetineerden die uit verlof en uitgaansvergunning komen, gecontroleerd worden. Af en toe wordt ook een sectie of een wandeling binnen de gevangenis gecontroleerd.
De directie werd uiteraard bij voorbaat ingelicht. Die acties gebeuren in overleg tussen politie en directie.
06.03 Bert Schoofs (VB): De gevangenisdirectie is wel degelijk van tevoren op de hoogte gebracht indien dergelijk actie plaats vindt. Dat is opgenomen in het protocolakkoord.
06.04 Minister Stefaan De Clerck : Inderdaad.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Juliette Boulet au ministre de la Justice sur "l'incendie des Mésanges à Mons" (n° 145)
07 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Justitie over "de brand in 'Les Mésanges' in Bergen" (nr. 145)
07.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai interrogé hier Mme Onkelinx sur le suivi dont les victimes ont bénéficié et sur le suivi social dont elles doivent faire l'objet. Cet incendie a eu lieu il y a sept ans déjà et votre prédécesseur avait rencontré les victimes avant de mettre en place un suivi judiciaire. Les victimes s'impatientent, le procès tarde et, malheureusement, le ton du collectif de victimes se durcit tant il considère que les pouvoirs publics ne s'occupent pas d'elles.
Pouvez-vous nous faire part des étapes du déroulement du procès – je ne demande pas d'informations sur le fond, bien entendu – et nous donner des explications sur ses retards innombrables? Pouvez-vous nous donner des dates pour les futures étapes du procès?
Le drame a eu lieu le 20 février 2003 et le procès n'a toujours pas commencé. Pouvez-vous nous dire si la durée d'attente dans ce procès se situe dans la moyenne pour des procès de ce genre? Il semble aux victimes que l'attente a dépassé les délais raisonnables. On sait à quel point la tenue du procès est importante pour elles dans leur processus de deuil et pour leur faculté à imaginer un futur.
07.02 Stefaan De Clerck, ministre: Monsieur le président, chère collègue, j'ai répondu à plusieurs questions sur le sujet lors de la législature précédente et je renvoie à ces réponses. A la suite de l'incendie qui a ravagé l'immeuble "Les Mésanges" à Mons dans la nuit du 19 au 20 février 2003, une instruction a été ouverte par le procureur du Roi de Mons.
Cette enquête a comporté deux volets d'investigation. Dans un premier temps, le magistrat instructeur a tenté de déterminer la nature de cet incendie, criminelle ou non, et d'identifier l'auteur ou les auteurs des faits. Une personne suspecte a été interceptée et placée sous mandat d'arrêt le 24 juin 2005 mais elle n'a pas été maintenue comme telle par la chambre des mises en accusation de Mons qui, par un arrêt du 12 juillet 2005, a estimé qu'il n'existait pas d'indice sérieux de culpabilité à son égard.
L’instruction n’a pas permis d’identifier le ou les auteurs des faits.
Dans un
deuxième temps, le magistrat instructeur a été requis d’en informer du chef
d’homicide ou de blessures involontaires. Il s’agit ici de poser la question
d’éventuelles responsabilités des personnes physiques ou morales impliquées
dans la gestion générale de l’immeuble, l’appréciation des risques et la
prévention de ceux-ci.
Le juge
d’instruction a ainsi procédé à l’analyse du fonctionnement de la société
d’habitations sociales et de ses organes (à l’exclusion du comité de gérance),
afin de vérifier notamment la façon dont avait été pris en compte le risque
d’incendie, tant pour cet immeuble que pour les autres immeubles situés sur le
même site et ce, depuis la construction de ceux-ci.
L’ensemble
des procès-verbaux des conseils d’administration ou des assemblées générales de
la société d’habitations sociales a fait l’objet d’une analyse. Toutefois, ce
second volet a nécessité de très nombreux devoirs d’enquête (14 cartons!) et a
rencontré des problèmes de manque d’effectif de la police de Mons.
Le magistrat
instructeur a communiqué son dossier à l’office de M. le procureur du Roi le 8
août 2007. Après analyse, le ministère public a constaté qu’il subsistait de
nombreux problèmes liés tant à d’éventuels privilèges de juridiction qu’à la
responsabilité pénale des personnes morales et à l’éventuel cumul des
responsabilités pénales entre des personnes physiques et des personnes morales.
En outre, le rôle de l’activité du conseil de gérance n’avait pas suffisamment
été mis en lumière.
Il semble
enfin qu’une autre instruction, ouverte indépendamment de ce premier dossier à
la suite d’une plainte avec constitution de partie civile, déposée du chef de
détournement par l’ancien commissaire du gouvernement wallon auprès de cette
société d’habitations sociales, M. Pollet, soit susceptible de contenir des
éléments éclairants, tant quant à la manière dont la société de logements a été
gérée qu’en ce qui concerne l’origine de certaines de ses difficultés
financières. Des copies de certaines pièces qui font l’objet de ce deuxième
dossier d’instruction vont donc pouvoir être jointes.
Un
réquisitoire en vue du dessaisissement du magistrat instructeur au profit du
parquet général de Mons – seul compétent pour entendre la ou les personnes
bénéficiant d’un privilège de juridiction – a été rédigé le 20 avril 2009.
Une ordonnance de dessaisissement a été rendue par la chambre du conseil du
tribunal de première instance de Mons le 26 juin 2009.
Par arrêt du
5 mai 2009, la chambre des mises en accusation de la cour d’appel de Mons a
contrôlé l’instruction sur requête des parties civiles.
Le parquet
général de Mons m’a précisé avoir reçu les avocats à plusieurs reprises pour
leur expliquer les suites de la procédure. Divers devoirs complémentaires ont
été prescrits. L’audition des personnes en cause a eu lieu et a nécessité la
vérification de certains éléments. L’accès au dossier a été accordé aux parties
en cause. Suite à leurs éventuelles ultimes remarques, le procureur général de
Mons m’indique qu’il prendra ses réquisitions dans le courant de la première
semaine de novembre 2010.
07.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je remercie M. le ministre pour les informations qu'il a données.
On sait qu'il s'agit d'un public qui a été très choqué et qui est déjà très précarisé. Il considère le monde judiciaire comme une espèce de dinosaure auquel il ne comprend rien. Cela étant, moins on lui donne d'informations, plus il a l'impression qu'on lui cache des choses et que le politique refuse de lever le voile sur la gestion calamiteuse de la société de logement. Une rumeur générale circule au sein du collectif qui est assez difficile à contrecarrer si les politiques ne font pas bouger les choses.
Votre prédécesseur ainsi que Mme Onkelinx avaient rencontré les victimes. C'est ainsi que de grands engagements ont été pris devant les caméras sans être suivis d'effets ou, si c'est le cas, pour lesquels un certain temps est nécessaire, ce qu'elles ont du mal à comprendre. C'est ainsi que le ton se durcit. Des personnes menacent de faire la grève de la faim. Pour ma part, je n'ai pas envie qu'elles en arrivent à de telles extrémités. Il faut donc leur donner des gages de notre bonne volonté et leur faire savoir qu'un jour justice sera faite, ce que j'espère.
07.04 Stefaan De Clerck, ministre: Ma réponse a eu le mérite de clarifier les choses.
L'incident est clos.
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "een meldpunt over slechte rechters" (nr. 374)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de resultaten van de enquête en het justitierapport van de Orde van Vlaamse Balies" (nr. 421)
- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "un point de contact relatif aux mauvais juges" (n° 374)
- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "le rapport relatif à la Justice et les résultats de l'enquête de l''Orde van Vlaamse Balies'" (n° 421)
08.01 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het justitierapport van de Orde van Vlaamse Balies is op basis van een enquête vastgesteld dat de advocaten wel iets zien in de oprichting van een meldpunt over slechte rechters.
Ik heb dat er uitgepikt omdat dit toch een opmerkelijk standpunt is.
Mijnheer de minister, graag had ik geweten wat u vindt van dat idee.
Werd u daarover al geconsulteerd door de Orde?
Werd er daarover in het verleden al multilateraal overleg gepleegd tussen de Orde, de Hoge Raad voor de Justitie, de minister en eventueel andere actoren van het gerecht, welke dat dan ook mogen zijn?
Of is die vaststelling spontaan tot stand gekomen louter op basis van die enquête? Is het een idee dat al gelanceerd werd door de Orde zonder dat daarover al met iemand werd gecommuniceerd? Al is, volgens mij, communicatie daarover niet echt nodig, toch denk ik, mocht men zover geraken, dat er nog veel water naar zee zal moeten vloeien vooraleer dat meldpunt er kan komen.
Mijnheer de minister, wat is uw standpunt ter zake?
08.02 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag sluit daarbij aan. Er is inderdaad een enquête afgenomen en er werd een justitierapport opgesteld door de Orde van Vlaamse Balies. De pijnlijke vaststelling is dat de rechtspraak in België eigenlijk een beetje een loterij aan het worden is. Er worden verschillende problemen aangekaart, zoals systematische misbruiken of het negeren van rechtsregels, waartegen de advocaten niet durven klagen omdat zij hun cliënten niet in problemen durven brengen. Volgens de OVB mag men daarvoor niet blind blijven en moet er een meldpunt komen waar die probleemgevallen kunnen worden aangekaart en waar suggesties kunnen worden gedaan.
Een bijkomend probleem dat aangehaald wordt is dat rechters zich heel gemakkelijk laten leiden door experts. Op die manier wordt de bevoegdheid een beetje op de experts afgewenteld.
Tot slot – dit probleem kennen we al lang – is er de archaïsche werkwijze van communiceren met griffies en magistraten en de strikte kantooruren.
Gelukkig zijn er ook een aantal positieve elementen in de enquête.
De Orde van Vlaamse Balies formuleert een zevental aanbevelingen. Meet de werklast. Breek de inefficiëntie, de eigenzinnigheid en de lokale baronieën. Waarborg gelijke kwaliteit. Vervang de archaïsche en technisch gedateerde omkadering. De griffies verdienen een moderniseringskuur. Erken de nood aan brede vaardigheidsontwikkeling en heb meer aandacht voor multidisciplinaire vorming en sociale vaardigheden van de rechters. Tot slot, richt een meldpunt voor probleemgevallen op.
Bijzonder is dat daarbij onmiddellijk wordt opgemerkt dat dit allemaal niet zo veel geld moet kosten. Heel veel is mogelijk met wat goede wil.
Mijnheer de minister, vandaar de volgende vragen.
Hoe beoordeelt u de wantoestanden die deze enquête blootlegt? Welke conclusies trekt u daaruit?
Op welke manier zult u gevolg geven aan de zeven aanbevelingen? Hoewel u thans deel uitmaakt van een regering van lopende zaken, zult u concrete maatregelen nemen om Justitie te moderniseren?
Aansluitend bij de vorige spreker had ik graag vernomen of u zo’n meldpunt voor slechte rechters wenselijk acht. Zo ja, welke acties worden daartoe ondernomen? Zo nee, waarom niet?
Tot slot, stelt u, zoals door de Orde van Vlaamse Balies worden aangekaart, dergelijke problemen ook vast bij de Waalse balies? Bestaan er daar gelijkaardige bezwaren en bemerkingen? Is er daarvoor al dan niet een rationele verklaring?
08.03 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega’s, mevrouw De Wit, wat uw laatste vraag betreft, er is in dit land niets meer rationeel.
De Orde van Vlaamse Balies heeft mij op 14 oktober inderdaad haar justitierapport toegezonden. Ik heb geen weet van een overeenstemmend initiatief van de OBFG, l’Ordre des barreaux francophones et germanophone.
Het is mij evenmin bekend of de resultaten van de bevraging door de Orde werden afgetoetst met de Franstalige en de Waalse balies. Ik heb het hele document heel recent op mijn kantoor ontvangen.
Er worden zeven actiepunten vermeld, die ons genoegzaam bekend zijn. Ik denk niet dat wij daarvan veel bijleren. De pijnpunten hebben overigens de basis gevormd van alle hervormingsvoorstellen, ook van het akkoord dat werd gemaakt voor de hervorming van het gerechtelijk landschap.
Het justitierapport kan alleen maar de bevestiging zijn van het feit dat die modernisering voor iedereen zou moeten kunnen worden aangepakt en dat dit onvoldoende kan vanuit lopende zaken.
Ik heb een oriëntatienota opgesteld, we hebben gedebatteerd en er werden tal van voorstellen geformuleerd. Ik zal dat niet allemaal herhalen aangezien het gekende materie is. Het heeft ook het voorwerp uitgemaakt van het Atomiumoverleg.
Om de trein der traagheid vlot te kunnen trekken, wat betreft het project van de werklastmeting ‑ de statistiek ‑, bij de hoven en rechtbanken bestaat een eerste protocol van 4 juni 2008 en een tweede protocol van 25 juni 2010. Het tweede protocol bestaat uit een luik werklastmeting en een luik statistiek.
Het protocol is afgesloten tussen de Vaste Vergadering van Korpschefs van de Zetel en mijzelf als minister van Justitie. Voorts wordt er een beroep gedaan op het Vast Bureau Statistiek en Werklastmeting.
In het protocol van 25 juni 2010 werd de keuze gemaakt om de implementatie van een werklastmeting in de verschillende geledingen verder stapsgewijs en modulair aan te pakken. Zo moet de Vaste Vergadering mij tegen eind dit jaar een inventaris overmaken met aanduiding van de voorbereidende stappen voor de opstart van de werklastmeting in het Hof van Cassatie, de arbeidshoven, de vredegerechten, de politierechtbanken, de rechtbanken van eerste aanleg en de rechtbanken van koophandel. Op basis van deze inventaris wordt dan een verdere kalender afgesproken die bij het protocol zal worden gevoegd. Er zijn tevens opvolgingsmetingen gepland.
Los daarvan is natuurlijk het probleem van de werklastmeting gekoppeld aan wetgeving die we zullen moeten maken om de aanvullende kamers van de hoven van beroep tegen januari van volgend jaar aan te passen. In lopende zaken zal zich daar een probleem stellen, maar dat punt zal later afzonderlijk moeten worden behandeld.
Wat betreft de stelling “breek de inefficiëntie, de eigenzinnigheid en de lokale baronieën”, dit is opnieuw het hertekenen van het gerechtelijke landschap, het bos met de vele bomen. Wij moeten dat uitdunnen. Ik verwijs naar de nota waarin wij schrijven over veel meer mobiliteit bij magistraten. Dat wordt ook door de Orde gevraagd.
Ten vierde, de archaïsche en technisch gedateerde omkadering, de moderne griffies, bredere vaardigheidsontwikkelingen, dat is allemaal bekend.
Het laatste punt wil ik nog even in het bijzonder vermelden, met name het meldpunt voor probleemgevallen met magistraten. U weet wellicht dat het voorbije jaar de Kamer hard heeft gewerkt aan de bespreking en de goedkeuring van een wetsvoorstel tot hervorming van de procedure van klachtenbehandeling bij de Hoge Raad voor de Justitie. De indieners van het voorstel hebben steeds op mijn steun kunnen rekenen. Door de ontbinding van de kamers is de bespreking van het voorstel in de Senaat beëindigd op 7 mei jongstleden. Dit voorstel is interessant omdat daarin wordt bepaald dat elk advies en elke onderzoekscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie de klachten ontvangt over de werking van de Rechterlijke Orde, met inbegrip van de klachten over het gedrag van de leden van de Rechterlijke Orde.
Ik wens te benadrukken dat de herziening van het tuchtrecht voor magistraten dat wij ook zo dikwijls hebben besproken, dat eigenlijk klaar is en ligt te wachten om te worden behandeld, ook de mogelijkheid biedt om efficiënter in te grijpen in zogenaamde probleemgevallen met magistraten. Dat hedendaags tuchtrecht met meldpunten is ook cruciaal. Ik ben niet zo’n voorstander van gewoon een meldpunt. Wij moeten efficiënte procedures hebben. De Hoge Raad moet dat doen. De wetgeving van Clotilde Nyssens, die wij hebben goedgekeurd, is een element in die richting en er is ook de beslissing om het tuchtrecht aan te passen. Dat zijn stappen die reëel moeten worden gezet.
Ik twijfel aan een meldpunt as such, los van de evidente verantwoordelijkheid van alle voorzitters. In eerste instantie moeten de voorzitters hun verantwoordelijkheid opnemen. Zij zien het toch als er problemen zijn! Ik vind dat de voorzitters veel te weinig initiatief nemen. Ik stel vast dat, indien een magistraat in hun korps niet goed functioneert, zij onvoldoende initiatieven nemen, met de mogelijkheden die zij hebben, om de probleemdossiers aan te pakken.
Los van die evidente verantwoordelijkheid hebben wij de Hoge Raad als bijkomend middel en in de toekomst zou het nieuwe tuchtrecht bijkomend soelaas moeten bieden.
Wij nemen akte van de vragen van de Orde van Vlaamse Balies maar wij hebben de antwoorden eigenlijk al in grote mate geformuleerd met de hervorming van het landschap, de voorstellen inzake tuchtrecht en de versterking van de Hoge Raad. Het is alleen een probleem dat door de lopende zaken al deze dingen onvoldoende zijn aangepakt. Dat bewijst eens te meer het droeve lot van de voortijdige beëindiging van deze regering en de gevolgen ervan.
08.04 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, ik begrijp de jeremiade van minister De Clerck. Mijnheer de minister, in uw antwoord op de vragen van collega De Wit had u het over het protocol inzake de werklastmeting van 25 juni 2010. Kunnen wij daarvan eventueel inzage krijgen of een kopie? Dat zou interessant zijn.
Voor het overige heb ik mij beperkt tot dat meldpunt omdat dit in feite het enige novum was. Ik was een beetje verbaasd over wat de Orde van Vlaamse Balies voorstelde. Het was een eigenaardig voorstel. Ik wil het niet zonder meer afschieten, maar er waren al bepaalde afspraken gemaakt en er was reeds overleg gepleegd. Op dit punt varen ze een beetje hun eigen koers. Wij zullen wellicht eens de gelegenheid krijgen om hen daarover te ondervragen en te kijken of zij daarmee misschien iets nieuws bedoelen en of zij werkelijk een alarmsignaal hebben willen geven. Zij moeten natuurlijk oppassen want misschien komt dan binnenkort vanuit de magistratuur het voorstel om een meldpunt voor slechte advocaten op te richten. Dan staan wij natuurlijk alweer niet veel verder.
08.05 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik noteerde ook dat er een protocol was uit 2010, waarvan ik graag inzage krijg.
Ik noteerde eveneens dat er een inventaris wordt verwacht tegen het einde van dit jaar. Ik hoop dat wij daarvan kennis kunnen krijgen en het van hieruit kunnen opvolgen.
Voorts is het een feit dat er veel werk op de plank ligt. Wij zullen dat allemaal verder opvolgen.
08.06 Minister Stefaan De Clerck: Ik veronderstel dat u mij dat gaat vragen tegen het einde van het jaar en dat ik u dat dan meedeel. Ik wil daaruit niets afleiden, maar toch.
08.07 Sophie De Wit (N-VA): U of wie tegen dan misschien of hopelijk uw plaats zal hebben ingenomen.
In verband met het meldpunt zelf, ik heb veel begrip voor uw standpunt. Dat is een suggestie geweest vanwege de balies om een oplossing te bieden, in afwachting van al die wetgevende initiatieven die nu stilliggen.
Wij zullen dat verder opvolgen.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Justitie over "de aanbesteding voor de uitbating van het forensisch psychiatrisch centrum in Gent" (nr. 207)
09 Question de Mme Karin Temmerman au ministre de la Justice sur "l'adjudication relative à l'exploitation du centre de psychiatrie légale de Gand" (n° 207)
09.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de minister, in onze gevangenissen zitten heel wat personen die er niet thuishoren. Wij moeten toegeven dat u naar andere oplossingen hebt gezocht. De stad Gent - wij hebben elkaar daar nog gezien in mijn vorig leven - is u daarvoor dankbaar. Wij hebben in Gent dan ook een plaats gezocht om het Forensisch Psychiatrisch Centrum een plaats te geven.
Wij hebben samen een moeilijke start gehad. Er zijn heel veel discussies geweest. Wij hebben een aantal knopen moeten doorhakken, onder meer over vergunningen die moesten worden afgeleverd. Ik kan u zeggen dat het stadsbestuur u dankbaar is voor de hele weg die al is afgelegd.
Er is echter nog een kleine zaak. De vzw Platform Forensisch Psychiatrisch Centrum begeleidt het hele project. Zij maakt zich zorgen over het feit dat de bouwvergunning weliswaar is afgeleverd, maar dat de uitbating van het gebouw nog niet is geregeld.
Enige tijd geleden werd gezegd dat een aanbesteding zou worden uitgeschreven. Mijn vragen gaan dan ook in die richting. Wij willen dat de bouw van het centrum afgestemd is op de ideeën over de uitbating. Het gaat hier immers niet om een gewone gevangenis. Het blijven psychiatrische patiënten. Ik denk dat de bouw en de uitbating samen moeten worden bekeken.
Mijnheer de minister, wat is de huidige tijdsplanning, zowel voor de bouw van het centrum als voor de uitbating ervan? Wie zal de aanbesteding voor de uitbating van het centrum adviseren? Meer en meer experts vrezen dat het FPC een gewone gevangenis zal worden, waardoor het doel om die patiënten een aparte behandeling te geven zal worden gemist. Het is immers niet de bedoeling dat zij in de gewone gevangenissen terechtkomen.
09.02 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega, het dossier werd inderdaad vroeger besproken. Verdere stappen worden gezet. Ik geef u de stand van zaken vandaag.
Het loopt vlot. Het ontwikkelt zich positief. Ik heb daarnet een antwoord gegeven over het gehele investeringsprogramma. Dat wordt verder uitgevoerd. Het lastenboek werd door de Regie der Gebouwen recentelijk gepubliceerd, op 1 oktober 2010. Het is de bedoeling om de aanbesteding half december 2010 te doen en met de werken te starten in de lente van 2011. De eerder meegedeelde timing, 2013, moet behouden blijven. Ik meen dat dat mogelijk is.
Het volledige proces gebeurt in samenspraak met de Regie der Gebouwen en Justitie. Alle stappen worden opgevolgd door de projectleiders bij Justitie die vanaf het begin bij het project zijn betrokken. Wat de vzw Platform Forensisch Psychiatrisch Centrum Gent betreft, mijn voorganger, collega Onkelinx, heeft op 1 juni 2007 inderdaad een document getekend waarbij de vzw als gesprekspartner vanuit Gent werd erkend. De vzw heeft op permanente basis en gedurende het hele ontwerpproces advies verleend aan zowel de regie als aan het ontwerpteam dat bij de overheidsopdracht werd aangewezen om de plannen van het FPC te Gent te tekenen.
De ontwerpfase is ondertussen achter de rug. De aanbesteding is in het Bulletin der Aanbestedingen gepubliceerd. Ik denk dat ik u kan verzekeren dat het beantwoordt aan alle normen van een ziekenhuis. Het kan niet zomaar gelijkgesteld worden aan een gevangenis. Het is een combinatie van beide.
Wat de aanstelling van een externe uitbater
betreft, wij zullen het vanuit Justitie niet zelf uitbaten, gezien de specificiteit. Het wordt dus
een private uitbating, zoals in Antwerpen. De uitbater moet worden aangesteld.
Daarvoor hebben wij een aanbestedingsdossier uitgewerkt. Dat ligt bij mij. Het
werd voor overleg aan de minister van Volksgezondheid voorgelegd, omdat het
financieel en budgettair door haar zal moeten worden opgevolgd en omdat het
mede als ziekenhuis gefinancierd zal moeten worden. Het moet beantwoorden aan
haar normen, opdat de financiering correct zou kunnen verlopen. Kortom, wij
moeten het dossier dus samen van nabij volgen.
Ik heb mijn
collega Onkelinx voorgesteld om zo spoedig mogelijk daarover overeenstemming te
bereiken. Ik heb haar de documenten overhandigd. Ik heb anderhalve maand
geleden nog een vergadering daarover gehad. De documenten zijn bij haar.
Wij moeten een en ander nu finaliseren. Zij zou haar zegen over het bewuste document moeten geven, zodat wij tot de publicatie kunnen overgaan.
Zodra het document door beide ministers is goedgekeurd, kan de oproep worden gepubliceerd. Het is uiteraard de bedoeling dat het dossier zo snel mogelijk bij het reeds gelanceerde bouwdossier zou aansluiten.
Er is dus een ontwerp, er is een tekst en er is overleg. Het dossier moet echter de goedkeuring van beide ministers krijgen. Ik zal dus nogmaals bij collega Onkelinx op een snelle goedkeuring aandringen.
09.03 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de minister, u wil bij uw collega’s op een snelle beslissing aandringen. Ook wij zullen onze kanalen ter zake aanspreken. Het dossier kan in dat geval vlot verlopen.
L'incident est clos.
- de heer David Geerts aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste Minister, over "het niet innen van verkeersboetes naar aanleiding van lichte overtredingen" (nr. 238)
- mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Justitie over "het seponeren van lichte snelheidsovertredingen" (nr. 262)
- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "het onbestraft laten van lichte verkeersovertredingen" (nr. 318)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de seponering van lichte verkeersovertredingen" (nr. 354)
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de groeiende straffeloosheid inzake de verkeersinbreuken" (nr. 373)
- M. David Geerts au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au Premier Ministre, sur "la non-perception d'amendes de roulage en cas d'infractions légères" (n° 238)
- Mme Karin Temmerman au ministre de la Justice sur "le classement sans suite des excès de vitesse sans gravité" (n° 262)
- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "l'impunité dont jouissent les auteurs d'infractions de roulage légères" (n° 318)
- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "le classement sans suite des infractions de roulage sans gravité" (n° 354)
- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "l'impunité croissante en matière d'infractions de roulage" (n° 373)
10.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, met uw goedkeuren neem ik de vraag van de heer Geerts ook over. Kan dat?
De voorzitter: Nee, dat kan niet, maar u hebt zelf ook een vraag ingediend?
10.02 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik ben nieuw in deze commissie. Ik wist niet dat ik dat gewoon kon doen, ik meende er toestemming voor te moeten vragen. Ik heb zelf ook een vraag ingediend, ik stel dus eerst mijn vraag en dan die van de heer Geerts.
(…) U moet zeggen dat de heer Geerts afstand doet van zijn vraag.
10.03 Karin Temmerman (sp.a): Goed, bedankt voor de toelichting.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u zult het mij niet kwalijk nemen dat ik als voormalig schepen van de stad Gent, waar ik enorm begaan was met verkeersveiligheid en ook een aantal maatregelen daaromtrent genomen heb, bijna van mijn stoel viel toen ik las dat de Antwerpse procureur des Konings zou overgaan tot het seponeren van de lichte snelheidsovertredingen. Ik moet er in deze aanwezigheid niet op ingaan dat ook lichte snelheidsovertredingen grote gevolgen kunnen hebben, zeker voor de zwakke weggebruikers, zijnde de voetgangers en de fietsers.
Ik wil niet dramatiseren, maar het is toch bijna een kaakslag voor een aantal gemeenten die hun nek uitsteken, die zones-30 niet alleen gewoon op papier maken maar die ook heel veel investeren om die zones-30 in te richten en die dan, als er dan inbreuken daartegen zouden gebeuren, die inbreuken zomaar zien worden geseponeerd.
Anderzijds moet ik zeggen dat ik ook wel begrip heb voor deze beslissing. Ik kan alleen maar uit mijn ervaring in Gent spreken, maar in Gent hebben wij een zeer goede band met de procureur, waardoor er ook een aantal afspraken kan worden gemaakt. Als zij echter niet het nodige personeel hebben om de zaken op te volgen, dan moeten zij ook keuzes maken.
Ik wil toch wel benadrukken dat verkeersonveiligheid een van de grootste doodsoorzaken is in dit land, zeker voor de zwakke weggebruiker, en dat een beleid rond verkeersveiligheid staat en valt met de handhaving ervan. Het kan dus eigenlijk niet zijn dat deze zaken zomaar worden geseponeerd.
Daarom heb ik een aantal voorstellen in die richting. Wij hebben er ook reeds over nagedacht. Er zouden toch andere manieren moeten zijn om deze zaken te beteugelen. In plaats van de bewijslast te leggen bij justitie, zou het omgekeerd moeten zijn. De bewijslast moet bij de overtreder liggen.
Wij denken ook aan mogelijkheden om gemeentelijke administratieve sancties in te voeren. Wij denken ook aan onmiddellijke inningen die zouden kunnen gebeuren door andere instanties, zelfstandige agentschappen enzovoort.
Kunt u de precieze afhandeling van deze lichte verkeersovertredingen toelichten? Men noemt ze lichte overtredingen maar wat mij betreft zijn het geen lichte want ze kunnen zware gevolgen hebben.
Zou u akkoord kunnen gaan met de invoering van de onmiddellijke inning?
Zijn er in deze contacten met de staatssecretaris van Mobiliteit?
Zijn er mogelijkheden om dit onder te brengen in bijvoorbeeld een GAS-wet?
Kunnen we van deze overtredingen geen overtredingen van de derde graad maken?
Is er een mogelijkheid tot verlenging van de verjaringstermijn om de procureurs enig soelaas te bieden?
Denkt u aan andere maatregelen om deze parketten te ontlasten?
Présidente:
Valérie Déom.
Voorzitter:
Valérie Déom.
10.04 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, vorige week werd in Antwerpen aan de alarmbel getrokken. Het parket slaakte een noodkreet omdat zij de toevloed aan processen-verbaal, voortkomend uit overtredingen, niet meer aankan. Zij besliste dan om de overtreders niet meer te vervolgen. Het gaat uiteraard om de mensen die hun minnelijke schikking niet hebben betaald of die ze betwisten. Dit leidt tot de bizarre situatie dat deze mensen ongestraft wegkomen. Enerzijds is er de motivatie en de infrastructuur om overtredingen vast te stellen, maar anderzijds onderbreekt het sluitstuk, of is het toch onvoldoende. Door praktische problemen is er geen efficiënt en adequaat vervolgingsbeleid mogelijk. Antwerpen heeft onmiddellijk de suggestie gedaan om tot onmiddellijke inning over te gaan. Men hoeft niet meer via de rechter te passeren. Wie wil betwisten kan dat later nog.
Na Antwerpen zijn er nog andere klokken beginnen te luiden. Ook de parketten van Gent en Brussel hebben laten weten dat zij te veel werk hebben. De parketten van Hasselt en Dendermonde hebben het over een probleemsituatie. Het water staat hen aan de lippen, maar zij gaan nog niet over tot zulke drastische maatregelen als in Antwerpen.
Hoe beoordeelt u deze situatie als het inderdaad tot de vrijheid van beslissing van de procureurs behoort? Blijkt het een wenselijke beslissing?
Nu is er een grote discrepantie tussen mensen die de boete onmiddellijk en correct betalen, en zij die nalatig zijn of de boete betwisten. Deze laatsten komen er mooi vanaf, worden niet vervolgd en worden vrijgesteld van betaling.
Het parket van Gent stelt een verlaging van het bedrag voor als oplossing. Men is gaan kijken hoe men het in andere landen oplost. In Nederland werkt men voor vervolgingen via een incassobureau. De overtredingen worden door het parket puur administratief afgehandeld. Dat zou een oplossing kunnen zijn.
Over de oplossing die door het parket wordt geopperd, de onmiddellijke inning en nadien het voeren van een betwisting, had ik graag uw mening gehoord. Dat lijkt mij een beetje alles op zijn kop, maar het kan een interessante piste zijn. In welke mate zal dat dan stroken met de ideeën die u hebt opgenomen in uw strafuitvoeringsnota?
Ten slotte, we weten nu al veel over Brussel, Gent, Antwerpen, Hasselt en Dendermonde. Hebt u gelijkaardige klachten ontvangen van de Waalse parketten? Hebben zij een gelijkaardig probleem?
10.05 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de meeste vragen werden al gesteld en ik weet ook al wat u op het grootste deel zult antwoorden.
Het is een feit dat er een verschil bestaat in de oplossing die de parketten aan dit probleem geven. Het gaat niet om het parket, maar om verschillende parketten. In Tongeren voert men een hogere tolerantiedrempel in en in de meeste parketten die met het probleem worden geconfronteerd gaat men niet meer over tot vervolging.
Wat zeggen de procureurs-generaal hierover? Wat zijn de beslissingen uit het verleden? Er werden hierover in het verleden nog mondelinge vragen gesteld, onder andere door mijzelf, maar de problematiek is opnieuw brandend actueel.
Ik wil vooral van u vernemen hoe het College van procureurs-generaal op deze hele kwestie reageert, om discrepantie tussen de verschillende parketten te kunnen vermijden. Ik geef het voorbeeld van Limburg. Als men in het arrondissement Tongeren een snelheidsovertreding begaat, mag men een stuk sneller gereden hebben dan bijvoorbeeld in Hasselt. Er is blijkbaar een verschillende aanpak van de parketten.
10.06 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega’s, ik zal eerst wat cijfers geven. In het arrondissement Antwerpen werden in 2009 door de politiediensten in totaal 492 870 onmiddellijke inningen voorgesteld. Onmiddellijke inningen zijn boetes die worden uitgeschreven voor inbreuken op de wegcode. Voor het hele land gaat het om 3 264 904 OI’s. Kortom, Antwerpen neemt ruim 15 % van alle OI’s voor haar rekening.
Als een onmiddellijke inning niet wordt betaald, bezorgt de politie het proces-verbaal aan het parket. Daarnaast bezorgt zij ook de processen-verbaal van overtredingen op de Wegcode waarin zij zelf geen OI mag voorstellen, bijvoorbeeld bij het negeren van een rood licht.
In 2009 kreeg het Antwerpse parket 111 000 dossiers houdende overtredingen op de Wegcode.
In 2008 bedroeg dit 108 000. In 2010 wordt verwacht dat de kaap van 130 000 wordt overschreden.
Daarnaast worden uiteraard ook de klassieke dossiers inzake aanrijdingen bezorgd: met doden, met gekwetsten, rijden zonder verzekering, rijden zonder rijbewijs, rijden onder invloed, dronken rijden, andere inbreuken op de verkeerswet of op andere bijzondere verkeerswetgevingen of wetgevingen die onder de bevoegdheid van de politierechtbank ressorteren.
Voor elke niet-betaalde OI, maar ook voor veel overtredingen op de Wegcode waar de politie geen OI mocht uitschrijven, wordt een VSBG, een verval van strafvordering door betaling van een geldboete, ook wel een minnelijke schikking genoemd, door het parket opgelegd die 10 euro duurder is dan de aanvankelijke OI.
Ongeveer 75 % van deze minnelijke schikkingen worden betaald. Ook hier zien wij de betalingsbereidheid van jaar tot jaar verminderen.
In 2009 waren er 27 750 niet-betaalde VSBG’s, waar moest worden gedagvaard. Daartegenover staat een zittingscapaciteit van ongeveer 25 000 tot 30 000 dossiers waarbij ook de dodelijke verkeersongevallen, ongevallen met gekwetsten, rijden zonder verzekering, rijden zonder rijbewijs, rijden onder invloed en nog tal van andere inbreuken, moeten worden voorgebracht. Een groot deel van deze zittingscapaciteit wordt vrijgehouden voor de niet-betaalde VSBG’s.
In 2007 waren er 14 449 zaken van niet-betaalde VSBG’s voorgebracht, in 2008 16 059 en in 2009 16 748. Kortom, er rijst een probleem van zittingscapaciteit.
Op het parket werken 240 personeelsleden, 55 parketmagistraten en 20 juristen. Hiervan worden 60 personeelsleden voor de afdeling Verkeer vrijgehouden. Dat is 20 %. Tevens zijn 5 parketmagistraten van de 55 daar fulltime mee bezig. Dit is ongeveer 8 % van het juridisch contingent. Voor de politie is dat ongeveer 7 % van de politiediensten. Er is in verhouding veel meer inzet van de gerechtelijke diensten dan van de politie.
Het parket van Antwerpen communiceert open en eerlijk. Dat waardeer ik ook, ik vind dat een goede attitude. Het parket communiceert met alle partners en geeft elk kwartaal feedback aan haar politiediensten – ik denk dat het in Gent ook continu op die manier gebeurt – over wat er gedaan is met de processen-verbaal die zij aanleveren. Op een van die netwerkvergaderingen is toegelicht moeten worden dat de toevloed niet verwerkt geraakt.
Om te vermijden dat de doorlooptijden zouden oplopen, met verjaring tot gevolg, is er besloten om kleinere overtredingen voorlopig niet meer op zitting te brengen. Dadelijk kom ik terug op de vraag wat een kleine overtreding is.
Tevens werd afgesproken dat, indien de politie een bijzondere actie houdt rond verkeersveiligheid, die processen-verbaal gebundeld mogen worden bezorgd aan het parket dat alle overtredingen voortvloeiend uit die actie zal vervolgen, groot en klein.
Van de persaandacht heeft de procureur des Konings van Antwerpen gebruikgemaakt om een voorstel aan te halen dat voor dat probleem momenteel uitgedacht wordt, namelijk de uitvoerbaarverklaring van de VSBG met omkering van het procesinitiatief. Daarmee werd gekozen om een constructieve oplossing aan te reiken, eerder dan de klassieke klaagzang aan te heffen naar meer personeel. Justitie moet dankzij efficiëntere werkprocessen meer werk kunnen verzetten met minder mensen. De uitvoerbaarverklaring van de VSBG is zo’n werkproces.
In de nota strafuitvoering, die we in de vorige legislatuur besproken hebben, heb ik dat voorstel integraal opgenomen. Dat is ook mijn voorstel geweest. Ik heb gezegd dat we op dat vlak een automatisering, een betere verwerking moeten kunnen realiseren. U kunt de teksten daarover nalezen.
De uitvoerbaarverklaring van de VSBG komt erop neer dat het parket niet eerst aan de rechter een vonnis moet vragen om de geldelijke sanctie gedwongen te kunnen innen, doch dat de niet-betaalde VSBG meteen via de ontvanger der penale boetes gedwongen ten uitvoer gelegd kan worden, zoals bijvoorbeeld de fiscale aanslagen of de boetes in de voetbalwetgeving. Als de burger niet akkoord gaat, heeft hij natuurlijk alle mogelijkheden om zelf het initiatief te nemen en voor de rechter de zaak te betwisten.
Door de val van de regering – en ik val in herhaling, waarvoor ik mij verontschuldig – werd in de regering van lopende zaken dat voorstel, die tekst, niet naar voren gebracht. De teksten om dat eenvoudig te introduceren in de wetgeving bestaan wel. Er kan dus een parlementair initiatief genomen worden.
Er is natuurlijk ook overleg met mijn collega van Mobiliteit. Er is tevens een werkgroep. Wij hebben eveneens gesproken over de aanpassing van de verkeerswet ter zake. Een en ander verloopt vlot.
Ik wil toch even het volgende preciseren. Bij de lichte overtredingen gaat het enkel over de niet-betaalde, minnelijke schikkingen, die in principe voor de politierechtbank komen. Het gaat over de lichtere overtredingen. Zware overtredingen worden uiteraard automatisch gedagvaard. De selectie gebeurt op basis van de impact op de verkeersveiligheid. Zulks wil zeggen dat het bijvoorbeeld niet over parkeerovertredingen gaat en dat de politiediensten bij de selectie worden betrokken. Een en ander gebeurt dus in overleg met de politiediensten.
De selectie wordt dus niet blind op bepaalde categorieën toegepast. Aan elke, speciale actie wordt uiteraard gevolg gegeven. Op dat vlak blijven de politiediensten dus volledig gerespecteerd. Er worden ook maatregelen genomen om te voorkomen dat inbreuken met een grote impact op de veiligheid wegens verjaring niet zouden worden vervolgd. Ook voor het aspect verjaring is justitie heel attent.
Globaal genomen is de maatregel noodzakelijk en een uiting van goed management. Voor first things first, priorisering en overleg met de politiediensten heb ik begrip, indien ik de aantallen zie. Ik heb de cijfers van de andere parketten niet. Ik heb nu alle cijfers voor Antwerpen in detail gekregen. Ik kan de cijfers voor de andere parketten vragen en ze u bezorgen. Ik heb de cijfers niet uitgesplitst. Ik heb enkel het totaal voor Antwerpen. Ik kan ook de cijfers voor Gent vragen.
Echter, 15 % van de totaliteit wordt in Antwerpen behandeld, wat een heel belangrijk deel is. Het betreft geen gemiddelde, het cijfer ligt erboven.
Ik heb begrip voor het managementaspect. Ik steun ook de voorstellen die worden gelanceerd. Wij kijken ter zake naar het Nederlandse model, zijnde de wet-Mulder, die hier al zo vaak is besproken, die als een fenomeen bekend is en die veeleer het principe van de administratiefrechtelijke afhandeling hanteert. Ingevolge bedoelde wet heeft elke burger die niet akkoord gaat, de mogelijkheid te eisen dat zijn zaak voor de rechtbank wordt gebracht.
Ik steun de voorstellen ter zake. Het waren ook de voorstellen en de analyse in de strafuitvoeringsnota. Ik blijf ter zake dus de lijn van de nota volgen. Ik hoop dan ook dat het Parlement nadere initiatieven kan nemen.
10.07 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw toelichting. Als u de cijfers voor Gent kunt geven, dan zou ik die graag krijgen.
Ik heb wel nog een kleine opmerking. U zegt dat het lichte overtredingen blijven en dat u ermee akkoord gaat dat het management initiatieven neemt. Ik kan dat volgen. First things first, maar ik benadruk nogmaals dat die lichte overtredingen ook doden kunnen veroorzaken. Het kan niet zijn dat wij die zomaar seponeren. Kennelijk zijn er dus voorstellen om dat aan te pakken.
Als het over parkeerovertredingen gaat, dan is het toch absurd dat iemand die reglementair geparkeerd staat maar zijn parkeergeld niet betaalt, onmiddellijk een retributie krijgt en daarna ook de deurwaarder aan de deur krijgt? Iemand die manifest op een zebrapad of een fietspad staat, zou er dan vanaf gekomen.
10.08 Minister Stefaan De Clerck: Dergelijke overtredingen vallen daar niet onder. Iemand die op een fietspad of een zebrapad parkeert en geverbaliseerd wordt, valt daar niet onder. Het gaat dus alleen over de geautomatiseerde gevallen. Daar wordt een soort van selectie gemaakt, in overleg met de politie. Ik meen dat het tot het beleid van de procureur des Konings behoort om zelf te definiëren hoe hij dat doet. Dat is de marge die hij heeft, maar dat soort dossiers komt zeker ook verder voor. Dat is een belangrijke toelichting.
10.09 Karin Temmerman (sp.a): Dat is dan een geruststelling. Op uw vraag dat het Parlement zelf initiatieven neemt, zullen wij zeker ingaan.
10.10 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de minister, ik noteer dat er 75 % betaalbaarheid is, maar dat die steeds meer daalt. Ik apprecieer, net als u, de eerlijke communicatie in Antwerpen, maar ik vrees alleen dat met dergelijke communicatie de betaalbaarheid bij sommigen zal dalen. Waarom zou men betalen, als men uiteindelijk niet vervolgd wordt? Het is een eerlijk, maar anderzijds ook gevaarlijk signaal. Er moeten dus maatregelen worden genomen.
Een belangrijke opmerking – ik sluit mij aan bij collega Schoofs – is dat alle parketten aan hetzelfde zeel zouden moeten trekken en een gelijkaardig beleid zouden moeten voeren. U hebt daarop niet geantwoord. De bestaande discrepantie moet in de toekomst een aandachtspunt worden.
10.11 Minister Stefaan De Clerck: Ik was vergeten te vermelden dat het punt op een volgende vergadering van het College van procureurs-generaal opnieuw ter tafel zal worden gebracht. Ik begrijp de marge van beoordeling. Elke procureur heeft een zekere vrijheid. Anderzijds moeten wij ook ervoor zorgen dat er niet à la carte wordt gewerkt en dat men in een bepaald arrondissement meer gas mag geven dan in een ander, omdat de politierechter daar minder streng is. Dat soort toestanden, met baronieën, mag niet het gevolg zijn.
Ik begrijp de marge en de strategie, maar wij moeten ervoor zorgen dat er een zekere coherentie blijft. Dat is ook de reden waarom ik het op een volgende vergadering van het College van procureurs-generaal ter tafel zal brengen. Ik wil verder coherentie bepleiten.
10.12 Bert Schoofs (VB): Voor alle duidelijkheid, wij zijn voorstander van bestraffing van alle strafbare feiten.
Ik maak mij toch ongerust wanneer ik sommige collega’s hoor zeggen dat als een lichte overtreding zware gevolgen heeft, het strafrecht moet ingrijpen. Het betreft nog altijd burgerlijk recht. Wij moeten het strafrecht niet opentrekken naar de principes van het burgerlijk recht. Iemand die een lichte overtreding begaat, heeft nog altijd recht op verdediging. We mogen niet de omkering van de bewijslast bepleiten, ook niet wanneer er zware gevolgen aan verbonden zijn. De principes van het strafrecht zijn duidelijk en die moeten we behouden.
Ik heb later nog een andere vraag die de discussie in perspectief zal plaatsen. Jaarlijks blijven er in dit land 65 moorden onontdekt. Daarvoor heeft men een handboek opgesteld. Die haalt men ook niet zomaar uit het verkeer. We moeten de gradatie die het strafrecht heeft ingevoerd, blijven behouden. Pas op voor de omkering van de bewijslast. Wij zeggen ja aan het incassobureau en aan de administratieve afhandeling, maar dan voor lichte overtredingen, wat ook de gevolgen mogen zijn. Dat is nu eenmaal het principe van het strafrecht en daar mogen we niet van afwijken.
Het incident is gesloten.
- M. Christian Brotcorne au ministre de la Justice sur "les graves difficultés d'effectifs rencontrées par les tribunaux de Charleroi et de Mons" (n° 157)
- Mme Marie-Christine Marghem au ministre de la Justice sur "la sonnette d'alarme tirée par les tribunaux de l'arrondissement de Charleroi quant à l'insuffisance de l'effectif des magistrats" (n° 429)
- de heer Christian Brotcorne aan de minister van Justitie over "het ernstige personeelstekort bij de rechtbanken in Charleroi en Bergen" (nr. 157)
- mevrouw Marie-Christine Marghem aan de minister van Justitie over "de noodkreet van de rechtbanken van het arrondissement Charleroi met betrekking tot het magistratentekort" (nr. 429)
11.01 Christian Brotcorne (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, au début du mois d’octobre, nous avons assisté à un "véritable tir de barrage". Le président du tribunal de première instance, le procureur du Roi et le bâtonnier du barreau de Charleroi, puis le président du tribunal de première instance de Mons – et je pense qu'on aurait pu y ajouter l’arrondissement de Tournai qui rencontre des difficultés du même ordre –, ont attiré l'attention sur la situation préoccupante de l'institution judiciaire dans leurs arrondissements respectifs.
La situation décrite par le président du tribunal de première instance de Charleroi m’effraie un peu: 3 054 dossiers en attente de jugement au pénal, accumulation d'affaires politico-financières sensibles exigeant des dizaines d'audiences à trois juges, effectif de 39 juges disponibles, alors qu'un audit effectué par le Conseil supérieur de la Justice relevait, en 2007, la nécessité d'un cadre de 46 unités, retrait de 3 juges de complément malgré une demande d'augmenter leur nombre, accroissement important du délai dans lequel les jugements sont rendus, etc. Ce sont les autorités judiciaires de l’arrondissement de Charleroi qui dénoncent ces nombreuses difficultés. À Mons, le sort n’est guère plus enviable: augmentation considérable du nombre et de la complexité des affaires qui n'est compensée par aucune augmentation du cadre des magistrats. L’arriéré judiciaire reste une réalité préoccupante dans le ressort de la cour d’appel du Hainaut, ce malgré l’apport de juges de complément.
Monsieur le ministre, à supposer que ces indications soient correctes – et il n’y a aucune raison de croire que ce n’est pas le cas –, des mesures doivent être prises pour soulager, autant que faire se peut, ces juridictions. Quelles démarches comptez-vous entreprendre à la suite des réactions dont vous avez pris connaissance comme nous?
Je sais que vous êtes déjà revenu sur l’idée mise en place à un moment donné de ne publier que 4 trains de nominations par an. Peut-être assistons-nous là à des effets pervers de ce qui a été effectivement mis en œuvre pendant quelque temps. Des mesures structurelles me semblent nécessaires, c’est-à-dire susceptibles de remédier en profondeur et à long terme aux difficultés mises en lumière. Monsieur le ministre, j’aimerais vous entendre sur les orientations qui, selon vous, doivent être privilégiées en cette matière? Par ailleurs, quelles initiatives comptez-vous prendre?
11.02 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, chers collègues, je souscris entièrement à l'introduction faite par mon collègue, M. Brotcorne. Pour revenir spécifiquement au tribunal de première instance de Charleroi, je dirai que la situation particulière eu égard à divers scandales politico-financiers prévoyait le renforcement adéquat de l'effectif selon les estimations notamment du Conseil supérieur de la Justice (CSJ).
Au lieu de tenir compte de cette situation particulière, lisons-nous dans la presse, on a retiré – après information, il s'avère que c'est exact – les trois magistrats de complément, pour les envoyer à Mons (qui sans doute souffre aussi des affres liées au manque d'effectifs). Il ne s'agit pas uniquement des tribunaux de Charleroi et Mons; l'on voit ce manque d'effectifs poindre, hélas, un peu partout.
Selon le CSJ, le fonctionnement normal du tribunal de première instance de Charleroi nécessite 48 juges, alors que le cadre déjà fixé s'élève seulement à 46 juges. Dans les faits, le tribunal fonctionne avec 39 juges, soit quasiment une dizaine de moins que nécessaire. Il n'est pas sain, comme le dénonce le bâtonnier de Charleroi, que les juges suppléants qui sont souvent des avocats viennent de manière structurelle et permanente pallier les carences budgétaires de l'organisation judiciaire à cet endroit. Le risque d'une justice à deux vitesses est donc bien présent. En effet, les dossiers "ordinaires" risquent d'être relégués au second plan afin d'aboutir dans les importants dossiers consécutifs aux scandales politico-financiers.
Ces dossiers sont remis à un an au civil et à six mois au pénal. Le délai pour rendre un jugement au pénal s'allonge ainsi. Alors que la moyenne nationale en 2007 était de 120 jours, il est actuellement de 161 jours, la moyenne nationale ayant diminué, quant à elle, à 114 jours. L'écart entre la moyenne nationale et celle du tribunal de première instance Charleroi se creuse de plus en plus. Le danger est que les jugements ne puissent plus être rendus dans un délai raisonnable.
Monsieur le ministre, pourquoi ne pas prévoir de désignation de nouveaux magistrats de complément? Quelles sont les solutions à long terme? Avez-vous l'intention de remplir le cadre prévu (46) éventuellement en l'augmentant selon les estimations du CSJ pour atteindre 48? Quelles solutions structurelles pouvez-vous envisager? Qu'en est-il de vos projets en matière de mesure de la charge de travail et de modernisation des juridictions, question plus vaste, mais qui touche à l'organisation judiciaire?
11.03 Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, chers collègues, afin de vous répondre d'une manière complète, il me paraît important de rappeler que la difficulté rencontrée en l'espèce tient essentiellement en la répartition des juges de complément entre les trois tribunaux de première instance du ressort de la cour d'appel de Mons. Il y a donc tout un débat entre Tournai, Mons et Charleroi.
Il s'agit avant tout d'une compétence du premier président de la cour d'appel de Mons. Je ne peux donc pas intervenir. C'est le premier président qui doit choisir à qui il donne le paquet ou à qui il attribue les magistrats de complément.
Dans une lettre, en réponse à la question posée, le premier président m'a indiqué que la situation de l'institution judiciaire dans les arrondissements de Charleroi et de Mons ne lui semblait pas particulièrement préoccupante.
Le procureur général est plus nuancé. S'il indique que la situation lui paraît plus préoccupante, il estime disposer globalement au niveau du ressort de moyens humains et matériels suffisants, mais qu'il convient de les répartir équitablement en fonction des nécessités du service et de mieux les rentabiliser.
Le procureur général remarque que si le tribunal de première instance de Charleroi doit faire face à la gestion des dossiers politico-financiers qui monopolisent de multiples audiences à trois juges, celui de Mons assume la charge de la cour d'assises pour l'ensemble du ressort et doit donc y affecter les juges nécessaires.
Selon les statistiques du Collège des procureurs généraux, Charleroi comptait parmi les arrondissements les plus performants jusqu'en 2009, tandis que la durée de traitement des instructions tant au niveau de l'enquête elle-même qu'à celui de l'audience du fond est la plus longue du pays à Mons. Il était donc normal, aux yeux du procureur général, de renforcer ce dernier arrondissement, d'autant que, durant de nombreuses années, Charleroi avait monopolisé la quasi-totalité des juges de complément pour faire face, en particulier, au grand banditisme.
Le problème actuel est le suivant: chacun des trois présidents souhaite que le premier président lui attribue un nombre de juges de complément conforme à la situation de son tribunal.
Aux yeux du premier président, cette attribution doit se faire au regard de l'activité de l'ensemble du ressort et il se base notamment sur les rapports de fonctionnement approuvés par les assemblées générales.
Pour rappel, le cadre actuel de Charleroi est de 40 juges et il n'y aucune place vacante; celui de Mons est de 26 juges et une place est vacante; celui de Tournai est de 16 juges et une place est vacante depuis le 1er septembre.
Enfin, depuis le 1er septembre, il y a une place vacante de juge de complément dans le ressort de la cour d'appel de Mons. Le premier président a estimé devoir répartir les juges de complément selon des critères objectifs de sorte qu'il y ait le même nombre de juges par habitant dans chacun des arrondissements judiciaires. Il a opéré ce choix après avoir interrogé les présidents des tribunaux à propos des arguments qui pouvaient, selon eux, être pris en compte.
La répartition qui a été décidée est la suivante: 2 juges de complément à Charleroi, 8 juges de complément à Mons et 3 juges de complément à Tournai.
Les critères choisis n'ont pas été critiqués par la Commission de modernisation de l'ordre judiciaire dans un rapport qu'elle lui a adressé le 24 juin 2009.
Je peux encore vous indiquer que la publication des postes vacants a lieu chaque mois.
La répartition des juges de complément entre les trois tribunaux est de la responsabilité du premier président.
11.04 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je pense qu'il est un peu facile de laisser le soin de la répartition des magistrats au premier président alors qu'on sait que les cadres ne sont probablement pas suffisants, comme l'a rappelé le Conseil supérieur. Lorsque l'on voit le nombre de dossiers en attente, il y a certainement lieu d'agir de façon structurelle. Envisage-t-on des choses nouvelles et positives? À mon sens, il faudrait ouvrir de nouvelles places.
En revanche, vous vous référez judicieusement à l'article 86bis du Code judiciaire, qui donne la responsabilité au premier président de répartir les magistrats de complément. Mais ces derniers ne suffisent pas à résoudre le problème relevé par les autorités judiciaires de Charleroi et de Mons.
Dans cette hypothèse, encore faudrait-il s'entendre sur la teneur de ce texte. Le premier président répartit en fonction des nécessités du service. Cette dernière notion semble relativement simple à appréhender. Or, apparemment, ce n'est pas vraiment le cas. En effet, différents critères peuvent être pris en compte: le nombre de dossiers, la densité de population, etc. Je sais qu'un autre débat secoue aussi le monde judiciaire - et les manières de percevoir le problème au Nord et au Sud diffèrent. Je veux parler de la méthode de calcul de la charge de travail. Indépendamment du critère de la population, c'est sur la façon de calculer qu'il faudrait avancer pour apporter des réponses structurelles aux questions pertinentes posées par les différents intervenants.
11.05 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vais répliquer dans le même sens.
Je suis étonnée que le cadre pour Charleroi soit fixé à 40 et non à 46. Mes informations sont peut-être inexactes.
11.06 Stefaan De Clerck, ministre: C'est la différence entre le cadre fixe et les juges de complément. À Charleroi, il y en a 40 plus quatre, tandis qu'à Mons, il y en a 26 dans le cadre légal.
11.07 Marie-Christine Marghem (MR): Pas mal de juges de complément vont quitter Charleroi pour Mons. La compétence du premier président de la cour d'appel relativement à la répartition dans un ressort ne m'est pas inconnue. Il reste que cette question est liée à la mesure de la charge de travail et à la méthode que l'on choisit pour obtenir une objectivation des besoins de chaque tribunal, avec évidemment des variantes dans le temps.
À Charleroi, la grosse criminalité urbaine a nécessité un apport ponctuel de magistrats. Par ailleurs, plusieurs dossiers politico-judiciaires entraînent aujourd'hui un travail supplémentaire. Cela empêche le tribunal de première instance de Charleroi de conserver des délais raisonnables dans les prononcés des jugements par rapport à la moyenne nationale.
En ce qui concerne la charge de travail, je lirai votre réponse pour éviter que vous ne deviez la répéter, à moins que vous souhaitiez avoir un petit débat à ce sujet. Je n’ai cependant pas le sentiment que la méthode choisie par une certaine cellule à un moment donné ait été réellement acceptée. Je ne dis pas qu’il est nécessaire qu’elle soit acceptée par tous pour que les choses fonctionnent. En effet, il y a toujours des personnes qui refusent pour des motifs discutables. Toutefois, en regardant la méthode proposée, visant à trouver l’objectivation nécessaire pour le calcul de la mesure de la charge de travail, j’ai eu l’impression que celle-ci n’était pas réellement scientifique. Elle est apparemment fondée sur des interviews de magistrats sur la façon dont ils ont pu traiter un certain nombre d’affaires les deux mois précédents, pour autant qu’ils se souviennent de la complexité avec laquelle ils ont dû s’atteler à la tâche de la rédaction d’arrêts ou de jugements. Cela s’est d’abord fait au niveau des cours d’appel.
Monsieur le ministre, il faudra un jour sortir de l’impasse. Nous n’allons pas continuer à nous regarder les uns et les autres et à poser des questions: le premier président qui effectue la répartition, les tribunaux qui sont mécontents, le ministre qui rejette la balle au premier président, … Une méthode plus scientifique devra être trouvée pour évaluer la charge de travail et pouvoir attribuer le nombre de magistrats nécessaire à chaque tribunal.
11.08 Stefaan De Clerck, ministre: Madame Marghem, je ne tiens pas à m’énerver mais vous ne connaissez pas le dossier!
11.09 Marie-Christine Marghem (MR): Je vous écoute.
11.10 Stefaan De Clerck, ministre: J’ai déjà répondu à la question relative à la charge de travail et au protocole que j’ai signé. La seule solution est de fixer une charge de travail mais il faut vouloir avancer. Le problème se trouve à la cour d’appel de Mons et d’Anvers qui trouvent cette solution inacceptable. Pour répondre à leur demande et parce que nous devons avancer, j’ai présenté un nouveau protocole. Du fait de cette discussion, aucune charge de travail n’est fixée actuellement et nous ne parvenons pas à finaliser le projet. En l’occurrence, cela ne concerne que la cour d’appel. Or, la charge de travail doit être fixée pour tous les tribunaux. Le protocole que j’ai rédigé et dont je vais vous donner copie explique que nous allons tenter d’élaborer un schéma pour tous les tribunaux, en vue d’aboutir à une méthodologie acceptée.
Pour rencontrer les remarques de Mons, j’ai accepté qu’une analyse supplémentaire soit faite. Pourtant, le débat lié aux évaluations et à la méthodologie était basé sur un travail scientifique et une étude académique. J’ai demandé qu’il soit à nouveau contrôlé post factum par les universités et des académiciens que la méthode utilisée pour Mons est bel et bien acceptable.
J'espère que l'on sortira de cette discussion pour avancer en la matière en disposant de méthodologies. J'ignore si on parviendra à le faire d'une manière identique pour l'ensemble du pays, mais la question est urgente. En effet, tout est lié à cette charge de travail. Les chambres de complément des cours d'appel qu'il faut prolonger en janvier, c'est légalement lié à la charge de travail. Si on qualifie les méthodes de résultats, j'ai dit que je n'allais pas prolonger. Je n'en suis pas encore là! On verra! Bref, tout est lié à la charge de travail, mais un jour, il conviendra de cesser toute discussion sur les méthodologies. Dans le cas contraire, on ne parviendra jamais aux résultats escomptés. Il importe, à un moment donné, d'accepter une méthodologie sous peine de recommencer éternellement le débat pour ne jamais parvenir dans ce pays à un accord, notamment sur la charge de travail dans les tribunaux et la répartition des magistrats.
11.11 Marie-Christine Marghem (MR): De quand date ce protocole?
11.12 Stefaan De Clerck, ministre: De juin! Il s'agit du deuxième protocole, car pour répondre à toutes les remarques, j'ai élaboré un nouveau protocole, après de nouvelles interventions académiques, scientifiques, etc. Tout est prévu dans ce nouveau protocole. J'espère enfin pouvoir aboutir sur cette méthodologie et disposer d'un outil pour procéder au comptage dans tous les tribunaux.
Jusqu'à présent, nous attendons les résultats pour Anvers et Mons, afin de disposer d'un outil de base qui peut s'appliquer dans tous les autres tribunaux. Si on n'aboutit pas à Mons, jamais on ne pourra avancer au niveau global. Telle est la problématique qu'il faut tenter de résoudre!
11.13 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie de me transmettre le protocole le plus récent, dont j'ignorais l'existence et que je vais parcourir avant de revenir éventuellement vers vous pour d'autres questions. Il a le mérite d'exister et je vous remercie de me l'avoir signalé.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- M. Christian Brotcorne au ministre de la Justice sur "la grève entamée par les gardiens de la prison de Tournai" (n° 271)
- M. Franco Seminara au ministre de la Justice sur "les problèmes de surpopulation à la prison de Tournai" (n° 310)
- M. Ronny Balcaen au ministre de la Justice sur "le résultat des négociations relatives à la prison de Tournai" (n° 355)
- Mme Marie-Christine Marghem au ministre de la Justice sur "la grève à la prison de Tournai" (n° 381)
- M. Éric Jadot au ministre de la Justice sur "les mouvements sociaux au sein du personnel des établissements pénitentiaires de Tournai, Mons et Nivelles" (n° 436)
- de heer Christian Brotcorne aan de minister van Justitie over "de staking van de cipiers van de gevangenis te Doornik" (nr. 271)
- de heer Franco Seminara aan de minister van Justitie over "de problemen veroorzaakt door de overbevolking in de gevangenis te Doornik" (nr. 310)
- de heer Ronny Balcaen aan de minister van Justitie over "het resultaat van de onderhandelingen over de gevangenis van Doornik" (nr. 355)
- mevrouw Marie-Christine Marghem aan de minister van Justitie over "de staking in de gevangenis van Doornik" (nr. 381)
- de heer Éric Jadot aan de minister van Justitie over "de sociale acties van het personeel van de penitentiaire inrichtingen van Doornik, Bergen en Nijvel" (nr. 436)
12.01 Christian Brotcorne (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, vous avez de la chance, la prison de Tournai fonctionne en principe normalement à partir d'aujourd'hui! La grève est donc terminée.
Comme on y a fait référence lors de la question relative au Masterplan, on sent manifestement que des difficultés se posent à nouveau au sein des établissements pénitentiaires. S'il est vrai que les gardiens de Tournai ont été les premiers à se mettre en grève, des mouvements d'humeur ont eu lieu dans d'autres prisons du pays, notamment à Mons. Le problème est toujours le même. Il s'agit de la surpopulation carcérale. Á titre d'exemple, la prison de Tournai compte 224 détenus alors qu'elle est prévue pour accueillir 200 personnes. Il n'y a que 139 gardiens physiquement en état de travailler alors que le cadre est de 146. La situation est donc difficile avec, apparemment, des rapports quelque peu compliqués avec la hiérarchie. Ce faisant, les négociations avec le personnel sont difficiles ou délicates.
Monsieur le ministre, il est vrai que mes questions sont un peu dépassées puisque, aujourd'hui, l'ordre est rétabli. Un accord a été trouvé. Vous allez sans doute nous le confirmer ou nous donner des détails à ce sujet.
Au-delà de cela se pose une nouvelle fois le problème de la situation dans les prisons en cas de grève sans préavis, avec l'obligation de faire appel à la police qui, à Tournai, a elle-même déposé un préavis de grève estimant qu'il ne lui était pas possible de remplacer les gardiens de prison lorsque ces derniers sont en grève. Cela pose également le problème du service minimum dans les prisons. Comment faire pour qu'un minimum de tâches continuent à être organisées lorsque le droit de grève, qui est légitime, est exercé dans les formes et qu'un préavis est déposé?
12.02 Franco Seminara (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, même si l'actualité nous a rattrapés, je souhaite néanmoins poser ma question.
Les récents arrêts de travail à Tournai, à Nivelles ainsi que dans d'autres lieux de notre pays ont mis en lumière les conditions de travail extrêmement difficiles du personnel pénitentiaire qui dénonce de façon récurrente un manque d'effectifs dans un contexte de surpopulation carcérale.
Pour remédier à cette situation, le gouvernement s'est mobilisé et a adopté en 2008, à juste titre, un Masterplan qui prévoit la création de 2 552 nouvelles places pour 2012 et la construction de sept nouveaux établissements pénitentiaires pour 2015.
Bien que louable et indispensable, la seule augmentation du parc carcéral belge n'est cependant pas suffisante s'il s'agit de fournir une réponse durable au problème de la surpopulation. Ce phénomène doit, en effet, être enrayé de façon structurelle. Un travail global, impliquant l'ensemble des acteurs, est nécessaire. Il doit porter sur des questions majeures comme la détention préventive, la durée des peines, les sursis, les libérations conditionnelles, etc.
Monsieur le ministre, en ce qui concerne la problématique du manque d'effectifs à la prison de Tournai, un accord a été conclu entre la direction de la prison et votre cabinet. Quel est son contenu? J'espère qu'il pourra servir d'exemple pour les autres prisons.
12.03 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, je poserai les cinq questions reprises dans l'écrit que j'ai déposé.
Nous connaissons la norme d'occupation de la prison de Tournai, qui est d'environ de 200 détenus. L'accord conclu a notamment porté sur cette norme en essayant, dans la mesure du possible, de prévoir un encadrement qui correspond à une occupation de plus ou moins 200 détenus. Il y a quinze jours, cette norme était dépassée.
Monsieur le ministre, pourriez-vous faire l'état des lieux quant au nombre de gardiens (cadre officiel, cadre effectif, nombre de malades, etc.) et quant au nombre de détenus par rapport au nombre de places? Y a-t-il une réflexion concernant le ratio? J'imagine que oui puisqu'il y a une norme d'encadrement.
Quelles sont les raisons expliquant l'impossibilité d'engager du personnel pénitentiaire? Les procédures de sélection ont pourtant été lancées au niveau du Selor il y a quelques mois et il semble que ces engagements étaient tout à fait possibles d'un point de vue budgétaire. Vous savez que c'était une des revendications des agents.
Combien de policiers locaux et fédéraux ont-ils
été mobilisés afin d'assurer la sécurité au sein de la prison de Tournai?
Quelles sont les mesures que vous avez prises afin d’éviter à l'avenir les grèves dites sauvages au sein des établissements pénitentiaires, puisqu’on le sait – on l’a répété – elles entraînent, de par l’existence du service minimum, une mobilisation des services de police qui empêche ces services d’agir pour leurs missions principales sur le terrain à l’extérieur?
Au niveau national, un accord a été signé avec les organisations syndicales le mercredi 6 octobre. Quelle est la portée de cet accord? Et quelle est donc, dans la foulée, la portée de l’accord ultérieur que vous avez pu conclure pour faire cesser la grève à Tournai?
12.04 Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, chers collègues, à la demande de la cellule stratégique, les représentants de la Justice de la Direction Générale des Ètablissements pénitentiaires, avec la direction de Tournai et les organisations syndicales, nous avons eu ce dimanche matin une réunion concernant la situation à la prison de Tournai.
Après des discussions constructives, un protocole a été conclu, qui prévoit que le cadre sera rempli à 100 % avant le 16 novembre, que l’encadrement prévu à Tournai pour le personnel surveillant fera l’objet d’un examen approfondi par la direction régionale et que la population de l’aile B de la prison de Tournai ne dépassera pas 100 détenus. Ce protocole a été soumis au personnel de la prison de Tournai qui a marqué son accord sur la reprise du travail. La grève a été suspendue jusqu’au 16 novembre et la reprise du travail a eu lieu entre-temps.
Parallèlement, la réunion a également permis d’aborder la problématique du manque d’effectifs et de la surpopulation au niveau national. Il a été convenu d’étudier certaines pistes, à savoir:
- étudier la possibilité de créer une sorte de réserve d’urgence, composée d’agents pouvant être temporairement affectés à une prison qui ferait face à un manque important et temporaire de personnel;
- analyser les encadrements actuels, tenant compte de la surpopulation, mais aussi étudier l’absentéisme, ses causes et les moyens d’y remédier;
- étudier la possibilité de prolonger 44 contrats à durée déterminée au-delà du 31 décembre 2010 pour l’année 2011;
- étudier les moyens de lutter contre la surpopulation, notamment via le Masterplan, question qui a déjà été posée et à laquelle j’ai déjà apporté une réponse.
Je regrette cependant que la grève à la prison de Tournai se soit déroulée en dehors du cadre du protocole 351 du 19 avril 2010 sur le renforcement du dialogue social et la gestion des conflits au sein du secteur pénitentiaire, les membres du personnel ayant interrompu le travail avant la fin du délai prévu pour les négociations. Ce mouvement a fait perdre du temps inutilement. L’accord que nous avons trouvé dimanche aurait en effet pu être conclu dans le cadre de la procédure prévue par le protocole.
En respectant le protocole, nous serions parvenus à un tel accord sans déclencher de grève.
Ces dernières années, nous avons fourni un effort important pour remplir les cadres prévus, dans leur totalité, avec succès. Ainsi, en date du 14 septembre, 6 804 ETP étaient actifs, soit 98,8 % des effectifs prévus. Ces deux dernières années, ce taux varie entre 90,8 et 94,4; peu d'administrations peuvent présenter des chiffres aussi élevés sur une durée aussi longue. Le problème n'est donc pas là.
Malgré cela, j'ai accepté de fournir encore un effort supplémentaire en prévoyant 44 contrats sur cette base. Il s'agit de contrats à durée déterminée jusqu'au 31 décembre 2010. Ce dimanche, nous sommes convenu avec les syndicats d'examiner s'il était possible de prolonger ces contrats en 2011.
Comme vous le voyez, l'administration pénitentiaire s'applique quotidiennement à maintenir les effectifs à niveau. Cependant, nous sommes confrontés à des problèmes sur lesquels nous n'avons que peu de prise, notamment l'absentéisme, qui reste un problème important: il n'est pas normal d'atteindre des chiffres de 15 ou 20 % d'absents.
C'est ensemble que nous devons chercher à résoudre ces problèmes. Peut-être dépendent-ils de l'administration mais peut-être aussi du sein même des prisons.
En ce qui concerne les grèves sauvages (non reconnues par les syndicats, je le répète), elles sont des initiatives locales tant en Flandre qu'en Wallonie. Comme il existe un protocole sur le dialogue social, j'estime qu'il doit être respecté et que le dialogue doit se poursuivre selon les principes retenus dans ce protocole.
Nous avons conclu le protocole 351 du 19 avril 2010 sur le renforcement du dialogue social et la gestion des conflits au sein du secteur pénitentiaire dont l'objectif est justement d'éviter ce genre de mouvement. Je prends acte du non-respect du protocole à Tournai. Il appartient en effet aux organisations syndicales de couvrir ou non cette grève sauvage. Toutefois, je dois vous confirmer que, sur ce plan, les trois organisations syndicales représentatives n'avaient pas couvert les actions à Tournai.
Quant au protocole 366 du 6 octobre 2010 que vous avez évoqué et qui fait partie de la concertation nationale ayant débouché sur un accord et un protocole signé, les points abordés sont pour la plupart très techniques, comme les questions du cumul, du remboursement des déplacements entre le travail et le domicile en train ou en voiture ou encore l'adaptation de l'arrêté ministériel du 24 septembre 1998 pour l'arrondissement des heures sur une base quotidienne. Le protocole prévoit également les paquets de recrutements statutaires exécutés sur la base du plan de personnel 2010 ainsi que les recrutements contractuels. Le protocole prévoit enfin une étude sur l'absentéisme.
Le débat global se poursuit avec les syndicats, il y a eu un protocole signé début octobre. Nous allons boucler ce travail mais j'espère et je demande que les actions s'arrêtent partout dans les prisons où elles ne sont pas couvertes par les syndicats. Les syndicats doivent prendre leurs responsabilités. Soit, ils couvrent les actions, soit, ils font en sorte qu'elles cessent. Ils doivent également poursuivre le dialogue général, pour tout le pays, afin de trouver des solutions ensemble. En raison des accords signés et en particulier du protocole sur le dialogue social du 19 avril 2010, leur devoir est de participer à la discussion.
12.05 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je précisais à la fin de ma question que je considérais le droit de grève comme légitime pour autant qu'il respecte les formes et les accords. Vous insistez sur le même point en évoquant le dialogue social. Dans le cas d'espèce, c'est l'essentiel mais ce dialogue social a malheureusement échoué, en dépit des protocoles.
Il faudrait aussi s'interroger sur les raisons de cet échec, que j'ignore pour ma part. Le respect des formes et des règles est à ce point essentiel dans ce genre de domaine qu'indépendamment de la situation malheureuse pour les gardiens de prison, pour les détenus privés de préau, de visites, pour les avocats qui se sont vu interdire à Tournai de rencontrer leur client, cela met en difficulté le fonctionnement des juridictions qui sont appelées à juger une personne qui n'est pas amenée devant le tribunal ou pour lequel son avocat est obligé de demander la remise à défaut d'avoir pu consulter son client. Les événements s'enchaînent et la police doit intervenir au détriment de ses missions classiques, notamment assurer la sécurité de nos concitoyens.
Il faut donc insister sur ce dialogue social et souligner vos efforts et ceux des organisations syndicales en ce sens pour respecter les accords et les protocoles conclus. J'entends que les organisations n'ont pas reconnu le mouvement de Tournai.
Ces efforts démontrent qu'il existe une maturité qu'il faut continuer à privilégier dans le cadre du dialogue social.
12.06 Franco Seminara (PS): Monsieur le ministre, j'ai bien entendu vos explications mais ne pensez-vous pas que l'on aurait pu être préventif? En effet, un cri d'alarme est lancé. Certes, il y a des conditions légales, syndicales, etc. Mais j'ai l'impression que la marmite commence à bouillir un peu partout dans le Royaume. Cela pose donc question.
12.07 Marie-Christine Marghem (MR): Madame la présidente, je remercie M. le ministre pour les éclaircissements qu'il a apportés.
J'aurais souhaité recevoir une copie du protocole du 19 avril pour compléter mon dossier.
Cela dit, il faut regretter qu'à la prison de Tournai, on n'ait pas encore suffisamment travaillé proactivement dans la ligne de ce protocole pour ce qui concerne le personnel absent. Cet état de fait met le personnel présent dans une situation extrêmement difficile au regard des normes de remplissage de la prison de Tournai qui dépassent parfois les limites du raisonnable.
En outre, un autre problème se pose, c'est celui de la communication avec la direction. En effet, on a bien compris qu'il y avait une difficulté de communication et éventuellement d'organisation avec la direction de la prison de Tournai, raison pour laquelle certains décident de débrayer malgré des accords passés avec leurs organisations syndicales nationales dans le cadre de protocoles. Si un tel phénomène surgit partout, on se retrouve face à des faits. Or, les faits sont plus importants que les normes. On est donc obligé de s'en préoccuper malgré tous les protocoles de la terre. C'est d'ailleurs ce que vous avez fait et je vous en remercie, en espérant que l'on pourra reprendre dans un certain calme et une certaine sérénité le plan de réorganisation de l'ensemble des prisons et éviter à l'avenir tous les désagréments, y compris pour les droits de la défense, comme cela a été souligné par M. Brotcorne, tout à l'heure.
L'incident est clos.
13 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de hervorming van de subsidiereglementering voor de omkadering van de werkstraffen" (nr. 288)
13 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "la réforme de la réglementation concernant les subventions pour l'encadrement des peines de travail" (n° 288)
13.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een vraag voor u in verband met de werkstraffen, meer bepaald over de hervorming van de subsidiereglementering. Het project alternatieve gerechtelijke maatregelen voorziet in een financiële tegemoetkoming voor de lokale overheden om bijkomend personeel aan te werven, dat instaat voor de omkadering van die alternatieve gerechtelijke maatregelen.
Begin dit jaar werd op dat vlak een hervorming aangekondigd, omdat de huidige reglementering met structurele knelpunten kampt, onder andere omwille van het stijgend succes van de werkstraffen. Een werkgroep werd opgericht om zich te buigen over die hervorming.
Een van de knelpunten is de problematiek van de financiering. Ik herinner mij nog de commissievergadering Justitie in april van dit jaar, in zaal 5, waarin u over dezelfde problematiek een vraag beantwoord hebt van collega Uyttersprot, waarbij u zei dat die problematiek in haar totaliteit moet worden bekeken. Die totaliteit betekent: personeelskosten voor het omkaderend personeel, werkingskosten, maar ook de specifieke kosten verbonden aan de uitvoering van de werkstraf, zoals kosten inzake het welzijn op het werk, enzovoort. U hebt toen gezegd dat u wilde evolueren naar een structurele financiering in plaats van een projectmatige. Naast de financiering zou u ook elementen als kwaliteitszorg, opleiding, ondersteuning en administratieve vereenvoudiging meenemen.
De steden en gemeenten zijn bij die hervorming een heel belangrijke partner, maar het is niet uitgesloten dat ook rechtstreekse samenwerkingsverbanden zouden worden aangegaan met andere prestatieplaatsen bij VZW’s of bij stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk.
U hebt toen ook aangegeven dat u na de vakantie waarschijnlijk meer duidelijkheid zou kunnen geven over de richting die volgend jaar wordt uitgegaan, zodat alle subsidiepartners tijdig zouden kunnen reageren. In april wisten we echter nog niet wat we vandaag spijtig genoeg weten en vaststellen.
13.02 Minister Stefaan De Clerck: Eind april wel.
13.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Ja, maar we wisten niet dat we nu nog niet echt aan het werk zouden zijn.
Mijnheer de minister, toch denk ik dat u mij vandaag misschien een stand van zaken kunt geven, in de eerste plaats over het aantal werkstraffen. Gaat de tendens, die we de jongste jaren zien, dit jaar verder? Beschikt u over cijfers?
Ik weet dat dit niet de gewoonte is bij een mondelinge vraag, maar ik probeer het toch.
Een pijnpunt bij werkstraffen zijn de vaak lange wachtlijsten omwille van het grote succes. Mensen moeten soms een jaar of langer wachten voor ze aan de beurt zijn voor hun werkstraf, wat de bestraffing toch wat afzwakt.
Werkt de bestaande werkgroep nog steeds verder? Wat is de stand van zaken? Werden er eventueel al wijzigingen beslist of zijn er te verwachten?
13.04 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega’s, ik zal eerst wat cijfers geven.
Het aantal werkstrafdossiers gaat weer met 10 % vooruit. De stijging van het aantal werkstraffen is redelijk groot. Voor dit jaar tot 1 oktober 2010 kregen de justitiehuizen al 8 159 nieuwe werkstrafdossiers. Dat zijn er 2 878 in Vlaanderen, 4 084 in Wallonië en 1 197 in Brussel.
De stijgende trend situeert zich dus zowel in de Nederlandstalige als de Franstalige justitiehuizen, met 12 %. Vooral in Vlaanderen en Wallonië maakt men daarvan veel meer gebruik. In Brussel is er vreemd genoeg zelfs een daling.
Het spreekt voor zich dat dit maar voorlopige cijfers zijn. Het totaal op jaarbasis moet nog worden afgewacht.
Op 30 september 2010 stonden er 1 047 dossiers op de wachtlijst. Dat zijn dossiers die wel al aan het justitiehuis werden bezorgd, maar waarin nog geen justitieassistent werd aangeduid om de concrete invulling van de werkstraf op te volgen. Ook dit is opnieuw een dalende trend.
Zo stonden begin dit jaar nog 1 300 personen op de wachtlijst, in april bijna 1 500 en in de vakantieperiode meer dan 2 000 personen. Dit toont meteen aan dat de wachtlijst, op deze manier gedefinieerd, steeds een momentopname is en dat het cijfer enorm kan variëren van maand tot maand. In elk geval zullen de inspanningen binnen het directoraat-generaal Justitiehuizen om de wachtlijsten te verminderen verder worden geleverd.
Ik heb begin dit jaar inderdaad de oprichting van een werkgroep aangekondigd die het huidig subsidiesysteem en organisatiemodel voor de uitvoering van de werkstraffen onder de loep zal nemen. Voor de omkadering van de werkstraf kan de justitieassistent ofwel een beroep doen op een sterk uitgebouwd aanbod aan gesubsidieerde prestatieplaatsen of rechtstreeks een beroep doen op de talrijke prestatieplaatsen in de samenleving die zich daartoe vrijwillig hebben geëngageerd.
Op 12 februari 2010 werd deze werkgroep opgericht, samengesteld uit leden van het directoraat-generaal Justitiehuizen.
Ik heb de huidige subsidiepartners van dit initiatief schriftelijk op de hoogte gebracht op 15 maart 2010. Daarbij werd tevens hun verdere consultatie in het vooruitzicht gesteld van zodra een meer concreet voorstel op tafel zou liggen. Tot op het moment van de val van de regering is de werkgroep viermaal samengekomen onder aansturing van de beleidscel. Om de aangevatte werkzaamheden niet af te remmen en de nodige beleidsruimte van de toekomstige minister van Justitie niet te belemmeren heb ik ervoor geopteerd om de werkgroep te laten voortbestaan doch niet langer onder mijn rechtstreekse aansturing maar onder de leiding van de administratie, met name het directoraat-generaal Justitiehuizen.
De werkgroep focust zich momenteel op het uitschrijven van een organisatiemodel dat in elk gerechtelijk arrondissement kan worden geïmplementeerd in functie van een effectieve en efficiënte uitvoering van de werkstraf. Centraal staat het optimaliseren van de samenwerkingsverbanden, vrijwillige en gesubsidieerde, uiteraard met partners in de vrije samenleving erbij. Er wordt getracht zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de huidige knelpunten die de partners ondervinden. Tevens wordt maximaal rekening gehouden met het reeds uitgebouwde aanbod aan vrijwillige prestatieplaatsen en de gesubsidieerde samenwerkingsverbanden met steden en gemeenten. Het is momenteel te vroeg om de richting aan te geven waarin de werkgroep zijn conclusies zal formuleren. Alle elementen liggen op tafel. De voor- en nadelen van de verschillende modellen worden afgewogen. Zodra de werkgroep een concreet voorstel heeft uitgewerkt zal het worden voorgelegd aan de minister van Justitie, wie dat dan ook moge zijn. Ik ga ervan uit dat het eind dit jaar klaar zal zijn.
13.05 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. In de eerste plaats blijft de stijgende tendens dus aanhouden.
13.06 Minister Stefaan De Clerck: U begrijpt dat de druk op de prestatieplaatsen dan ook groter wordt. Dat zal de afgeleide zijn. Ook de druk op de justitiehuizen verhoogt. We moeten ons voortdurend bijwerken. Die hervorming is dan ook cruciaal en dringend nodig om een gestructureerde, methodische aanpak te krijgen.
13.07 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, voor het aantal dossiers op wacht daalt het cijfer. Dat is echter een momentopname. Niettemin is het belangrijk dat op de daling wordt doorgewerkt, zodat iemand die tot een werkstraf wordt veroordeeld, geen jaar moet wachten, vooraleer hij of zij door de prestatieplaats wordt opgeroepen.
Het is positief dat u antwoordt dat de bedoelde werkgroep in februari 2010 is opgericht en dat zij, niettegenstaande de actuele situatie, toch doorwerkt.
Het is belangrijk dat wordt doorgewerkt op het vlak van de werkstraffen, die in ons land een succes zijn, die een adequate bestraffing voor veroordeelden zijn zonder dat de gevangenissen daardoor bijkomend worden belast, en die de meerwaarde hebben dat de veroordeelde iets voor de maatschappij doet. Aldus kan er korter op de bal worden gespeeld en kunnen er meer prestatieplaatsen bereid worden gevonden. Het probleem is soms dat er niet voldoende aanbod is.
Ik volg het dossier voort op. Ik dank u voor uw antwoord.
13.08 Minister Stefaan De Clerck: U merkt terecht op dat het systeem van de werkstraffen een succes is. Het is een erg positief signaal dat het aantal werkstraffen met bijna 10 % vooruitgaat, net zoals het systeem van het elektronisch toezicht erop vooruitgaat. Laatstgenoemd systeem is een andere vraag, waarvoor wij echter misschien geen tijd meer zullen hebben.
Het elektronisch toezicht gaat er nu echter ook fel op vooruit. Het is ter zake opnieuw zoeken naar de middelen binnen de justitiehuizen. Ook op het vlak van het elektronisch toezicht boeken wij echter een vrij spectaculaire vooruitgang. Op anderhalf jaar tijd zijn wij ter zake van 600 naar nu 1 300 dossiers gegaan. Wij verdubbelen dus het aantal dossiers van elektronisch toezicht.
Met andere woorden, een en ander begint resultaten te tonen en gaat de goede richting uit. Het eindpunt is nog niet bereikt. Wij moeten voortdurend bijsleutelen. Wij sleutelen nu evenwel in functie van het succes bij, wat al een beter bericht is dan te moeten mededelen dat het systeem niet uitgevoerd geraakt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: Je propose de traiter encore une question de Mme Lahaye-Battheu.
13.09 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, kunnen wij dan misschien nu de vraag over het elektronisch toezicht behandelen?
13.10 Minister Stefaan De Clerck: De vraag over de gerechtskosten heeft een erg uitvoerig antwoord. Ik wil het antwoord geven. Het bevat echter heel veel cijfers.
13.11 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Kan ik het antwoord schriftelijk krijgen, zodat wij nu de vraag over het elektronisch toezicht nog kunnen behandelen?
13.12 Minister Stefaan De Clerck: Ik zal in dat geval het antwoord op de vraag over de gerechtskosten schriftelijk geven.
La présidente: La réponse sur la question n° 289 sera communiquée par écrit.
- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "het systeem van elektronisch toezicht" (nr. 290)
- mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "problemen in verband met het gebruik van de enkelband wegens personeelsgebrek bij het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht" (nr. 423)
- Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "le système de la surveillance électronique" (n° 290)
- Mme Sophie De Wit au ministre de la Justice sur "les problèmes relatifs à l'utilisation de bracelets électroniques dus à un manque de personnel au Centre national de Surveillance électronique" (n° 423)
14.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt daarnet al het systeem van elektronisch toezicht aangehaald.
Begin juni stelde u het nieuwe systeem van elektronisch toezicht voor, dat sinds 1 april geleidelijk werd geïnstalleerd in het Nationaal Centrum, waar wij in de voorbije legislatuur op bezoek geweest zijn. Het systeem is vlugger, goedkoper en maakt een bredere toepassing mogelijk. Niet alleen de realisatie van de doelstelling van 1 500 enkelbanden ligt in het verschiet, maar er zou in de nabije toekomst, zo werd er gezegd, ook met stemherkenning of gps-toepassingen kunnen worden gewerkt.
In het Nationaal Centrum zouden 16 personen worden aangeworven en de sociale begeleiding in de justitiehuizen zou, indien nodig, worden versterkt. Begin september kwam er een noodkreet uit de justitiehuizen. Daar zei men dat er niet genoeg personeel is om 1 500 veroordeelden bij te staan. 1 200 zou het maximum zijn.
Ik heb de volgende vragen.
Hoeveel veroordeelden staan er vandaag onder elektronisch toezicht, opgesplitst in drie trappen? Er zijn mensen met een enkelband, maar er zijn ook personen die wachten op een enkelband of op de beslissing en op de wachtlijst staan voor de aanstelling van een justitieassistent.
Vanaf wanneer zal er worden gewerkt met het nieuwe systeem van stemherkenning en gps-toepassingen? Wat hebt u aan de justitiehuizen geantwoord?
14.02 Sophie De Wit (N-VA): (…) een personeelsgebrek is. Zij zeggen dat zij een te hoge werklast hebben. Het succes is op dit ogenblik te groot. Het gaat niet enkel over het plaatsen, maar ook over het opvolgen van de enkelbanden. Men vraagt extra personeel. Het werd daarnet al aangehaald, de vertraging heeft natuurlijk ook gevolgen voor degenen die nog een enkelband moeten krijgen. Zij moeten langer wachten en hun straf gaat dus later in.
U hebt aangekondigd dat er beterschap zou komen vanaf 1 januari 2011, met extra mensen die in dienst zouden komen. In de tussentijd zouden ook twee medewerkers uit de justitiehuizen worden ingeschakeld. Volgens de vakbond is dit onvoldoende en is er veel meer personeel nodig.
Het gevolg is dat het Nationaal Centrum zegt dat het enkel nog zijn kerntaken zal uitvoeren en dat men enkel in de meest dringende gevallen de enkelbanden zal plaatsen. Bij degenen die hun straf hebben uitgezeten, zal men de enkelband verwijderen en men zal maximaal 1 200 betrokkenen opvolgen.
Daarmee zou de regeringsdoelstelling van 1 300 tot 1 400 enkelbanddragers tegen het einde van dit jaar niet worden gehaald.
Ik heb dan ook een aantal vragen. Welke mogelijkheden ziet u om ook dit jaar een passende oplossing te vinden en acties te vermijden? Kan daarvoor budget worden vrijgemaakt?
Wat was het resultaat van het overleg dat vorige week plaatsvond tussen de vakbonden enerzijds en de betrokken diensten anderzijds?
Denkt u dat het probleem verholpen zou zijn met 15 extra personeelsleden vanaf 1 januari 2011? Wat is de reden waarom op dit ogenblik de twee tijdelijke medewerkers vanuit Justitie slechts twee uur per dag kunnen worden ingezet?
Ten slotte, acht u de doelstelling van 1 300 tot 1 400 enkelbanden tegen het einde van dit jaar nog reëel? Indien niet, aan welk aantal zult u geraken?
14.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, op 15 oktober 2010 stonden volgens het cijfer van het Nationaal Centrum 1 154 personen onder elektronisch toezicht. Ik wil erop wijzen dat wij hier duidelijk een stijgende trend kunnen vaststellen. Begin januari 2009 stonden er nog iets meer dan 600 personen onder ET. Sinds mei 2009 schommelt dit cijfer rond de 1 000. Sinds april 2010 – het moment van de levering van nieuw materiaal volgens het nieuwe contract – is het aantal stapsgewijs gestegen tot bijna 1 200. Hierbij wordt meteen het groeipad naar 1 500 veroordeelden onder elektronisch toezicht duidelijk zichtbaar.
Ik heb echter van bij het begin gesteld dat een dergelijke capaciteitsuitbreiding moet gepaard gaan met bijkomende middelen, zowel personeel als materieel. Het is noodzakelijk om de combinatie van kwantiteit en kwaliteit te garanderen. In deze middelen is ook effectief voorzien, ondanks de budgettair moeilijke tijden. De vrijgemaakte middelen moeten ook worden omgezet in operationele instrumenten en dat vergt soms wat tijd.
In april 2010 was er een opdracht voor een nieuw contract met het oog op nieuw materieel. Na een vertraging, opgelopen wegens een beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State, werd het bestaande materieel in de maand april 2010 volledig vervangen. Het gaat daarbij zowel om het centraal beheersysteem als alle enkelbanden en alle bewakingsboxen in de woningen van de veroordeelden. De overgangsperiode is probleemloos verlopen zonder verlies van continuïteit en de controle op de betrokkenen. Het succes is grotendeels te danken aan een goede planning en de inzet van de personeelsleden.
Ook met betrekking tot het personeel en de middelen werden bijkomende inspanningen geleverd. Er werd inderdaad in een uitbreiding voorzien voor het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht. Concreet gaat het om 16 bijkomende aanwervingen. Die personeelsleden moeten het bestaande monitoringteam in het controlecentrum van Brussel versterken.
De selectiegesprekken zijn vorige week gestart en lopen nog tot eind oktober. Van de procedure wordt ook gebruikgemaakt om enkele nog ontbrekende personeelsleden in de huidige bezetting in te vullen.
De nieuwe medewerkers zullen waarschijnlijk eind 2010, begin 2011 operationeel kunnen worden ingezet. Op dat moment zullen zij ook de nodige opleiding krijgen om de taak te kunnen uitvoeren.
Tussen de vakbonden en de betrokken dienst werden vorige week operationele afspraken gemaakt om het hoofd te bieden aan de huidige werklast in de overbruggingsperiode. Dus ook daar is er syndicaal overleg om de continuïteit te kunnen verzekeren.
Bovendien tracht men de administratieve taken tijdelijk beter te spreiden in overleg met de justitieassistenten en zal er tijdelijk een bijkomende administratieve ondersteuning komen. Twee medewerkers, waarvan sprake in uw vraag, zijn personeelsleden van het secretariaat van de directie Expertise van het directoraat-generaal van de justitiehuizen. Vanuit die functie werken zij reeds gedeeltelijk voor het nationaal centrum. Daarbij werken ze elke namiddag enkele uren bijkomend.
Er is dus een voorlopig akkoord. Men weet dat er mensen bijkomen. Ik denk dat er een goed kader wordt geboden.
Ik ben ervan overtuigd dat er in dat dossier veel werk is geleverd in de afgelopen twee jaar. Bijkomende aanwervingen zijn lopende. Materiële structuur werd vervangen. De capaciteit werd bijna verdubbeld in vergelijking met 2009. We moeten nu stilaan evolueren naar 1 500.
De toekomstige regering zal het debat over de verdere uitbreiding van het toepassingsgebied moeten aangaan. Dat is nog een volgende vraag. Ik heb destijds tijdens de besprekingen al gesteld dat nieuwe technologische toepassingen zoals gps of stemherkenning verkend moeten worden. Ik sta daar positief tegenover, maar dat is dus niet zomaar acquis.
Dat geldt bovendien ook voor een eventuele uitbreiding van het toepassingsgebied, zoals de toepassing van het elektronisch toezicht tijdens de voorlopige hechtenis en ook voor de toepassing van het kort huisarrest voor stadscriminaliteit. Volgens mij zou het nuttig zijn om op bepaalde momenten ten aanzien van jongeren, in het kader van de zero tolerance, een korte, onmiddellijke uit te voeren sanctie op te leggen, een soort van huisarrest. Dat moet door een volgende regering verder besproken en gerealiseerd worden, in een sereen klimaat.
Mede door de regering ligt de prioriteit nu eigenlijk bij de capaciteitsuitbreiding van het elektronisch toezicht in de fase van de strafuitvoering. We moeten nu dus maximaal verder met de klassieke toepassing.
Meer gedetailleerde cijfers kan ik u geven. Ik geef u ook een kopie van de cijfers waaruit blijkt dat er eind september in totaal 1 906 personen in strafonderbreking zijn, dus wachtend op de toepassing ervan. Naar schatting, voortgaand op de ervaringen uit het verleden, zal van dat totaal aantal personen in strafonderbreking uiteindelijk ongeveer bij 60 % effectief een enkelband worden aangebracht. De categorie strafonderbrekingen omvat de veroordeelden voor wie nog een maatschappelijk onderzoek moet gebeuren. Volgens de justitiehuizen zijn dat er in totaal 873, wat het cijfer is van 30 september.
Voor 403 personen is het onderzoek nog lopende. Voorts moet de positieve beslissing inzake de toekenning van het elektronisch toezicht voor 565 veroordeelden voor wie het onderzoek ook is afgerond, nog worden uitgevoerd.
Globaal blijkt dat de tendens positief is. De werkstraffen gaan erop vooruit. Het elektronisch toezicht gaat erop vooruit. Alleen de groeipijnen moeten verder worden beheerd. Ik geef u een kopie van mijn antwoord, zodat u beschikt over de cijfers in detail.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
La réunion publique de commission est levée à 12.43 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.43 uur.