Commissions réunies de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique et de la Santé publique, de l'Environnement et du Renouveau de la Société

Verenigde commissies voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt en voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing

 

du

 

mercredi 6 octobre 2010

 

Matin

 

______

 

 

van

 

woensdag 6 oktober 2010

 

Voormiddag

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.22 uur en voorgezeten door de heren Hans Bonte en Ben Weyts.

La séance est ouverte à 10.22 heures et présidée par MM. Hans Bonte et Ben Weyts.

 

01 Gedachtewisseling over het asielbeleid en samengevoegde vragen van

- de heer Theo Francken aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de versoepeling van de huisvestingsvoorwaarden bij gezinshereniging" (nr. 60)

- mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de aankoop van woonmodules" (nr. 72)

- mevrouw Karin Temmerman aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het uitwijzingsbevel" (nr. 73)

- mevrouw Sonja Becq aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de medische begeleiding van asielzoekers met een besmettelijke ziekte" (nr. 75)

- mevrouw Sonja Becq aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de medische begeleiding van asielzoekers met een besmettelijke ziekte" (nr. 76)

- mevrouw Jacqueline Galant aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de asiel- en opvangcrisis" (nr. 108)

01 Échange de vues sur la politique d'asile et questions jointes de

- M. Theo Francken au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'assouplissement des conditions en matière de logement dans le cas d'un regroupement familial" (n° 60)

- Mme Karin Temmerman au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'achat de modules de logement" (n° 72)

- Mme Karin Temmerman au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'ordre de quitter le territoire" (n° 73)

- Mme Sonja Becq au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'accompagnement médical des demandeurs d'asile atteints d'une maladie contagieuse" (n° 75)

- Mme Sonja Becq au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'accompagnement médical des demandeurs d'asile atteints d'une maladie contagieuse" (n° 76)

- Mme Jacqueline Galant au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la crise de l'asile et de l'accueil" (n° 108)

 

Voorzitter Hans Bonte: Collega’s, ik stel voor dat wij onze werkzaamheden aanvatten. Namens mijn collega-voorzitter, de heer Weyts, en mezelf, wil ik jullie van harte welkom heten. Het voelt een beetje als de eerste dag van een nieuw schooljaar, maar wel in moeilijke omstandigheden.

 

Desalniettemin heeft het Bureau van de Kamer, ook op ons aandringen, het nuttig geoordeeld om een gezamenlijke commissievergadering te organiseren rond de problematiek van asiel en migratie, en meer specifiek over het opvangbeleid. Er zijn daartoe verschillende aanleidingen: enerzijds de communicatie van de regering en anderzijds een reeks vragen van collega’s. Ik denk dus dat we daaromtrent een nuttige gedachtewisseling kunnen houden.

 

Voor alle duidelijkheid: er is een reeks vragen geformuleerd ten aanzien van de staatssecretaris, de heer Courard. Ook zijn er vragen gericht aan staatssecretaris Wathelet. Tot slot is een reeks vragen gericht aan de premier. Met de agendaschikking is duidelijk geworden dat de premier vandaag niet aanwezig kon zijn, maar wel op een ander moment. De vraagstellers zijn ermee akkoord gegaan om toch vandaag vervroegd bijeen te komen en zich te beperken tot een gedachtewisseling met de beide staatssecretarissen.

 

De heer Wathelet is op dit moment nog even belet omdat momenteel het kernkabinet vergadert. Hij sluit meteen aan; van zodra die vergadering is beeïndigd, komt hij hier naartoe.

 

De afspraak is gemaakt met de heer Courard dat er eerst een toelichting komt over het regeringsbeleid van de voorbije weken en maanden omtrent het thema, zoals wij hebben gesuggereerd. Daarna kunnen de leden het woord vragen, met die afspraak dat de leden die een parlementaire vraag hebben ingediend voorrang krijgen. Ik wil daaraan de oproep koppelen dat de leden in hun uiteenzetting datgene aangeven wat zij via hun vraag te weten wilden komen. Elke fractie, eenieder, heeft natuurlijk het recht om het woord te voeren.

 

Kan iedereen zich daarin vinden?

 

01.01  Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président, si j’ai bien compris, tous les groupes pourront intervenir.

 

Hans Bonte, président: Absolument!

 

01.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Geachte voorzitter, dames en heren volksvertegenwoordigers, u hebt ons uitgenodigd om vandaag een stand van zaken op te maken van de opvangsituatie van de asielzoekers in ons land. Mijn uiteenzetting zal achtereenvolgens handelen over de context van de verzadiging van het opvangnetwerk, de ontwikkelingen op het vlak van opvang, de uiteenzetting van de verschillende legislatieve maatregelen die de laatste maanden werden genomen en het beleid van de opening van plaatsen met het oog op het garanderen van het recht op opvang via materiële hulp zoals voorzien door de wetgever in 2007. Ik zal eindigen met het voorstellen van de nieuwe belangrijke maatregelen waarover reeds werd beslist door de kern met als doel oplossingen aan te reiken voor deze asiel- en opvangcrisis.

 

De context van de verzadiging van het opvangnetwerk. Ik begin met een stand van zaken met betrekking tot opvang door de elementen te benadrukken die de bezetting van het opvangnetwerk bepalen en bijgevolg de verzadiging ervan. De staat van het opvangnetwerk wordt bepaald door twee voorname factoren.

 

Een eerste factor is de instroom. Dit is het aantal instromingen in het opvangnetwerk of eenvoudiger gezegd het aantal asielaanvragen en de behandelingsduur van de dossiers door de asielinstanties. Laat ons vooreerst het aantal instromingen in het opvangnetwerk bekijken. Als de asielinstanties een verhoging met 45 % aangeven van het aantal asielaanvragen tussen 2008 en 2009 en tussen 2007 en 2009 zelfs een van 55 %, dan heeft deze aanzienlijke stijging onmiddellijke gevolgen voor de opvang. Ik wil eraan herinneren dat elke persoon die een asielaanvraag indient bij de instanties zich dezelfde dag aanbiedt bij de dispatching om een opvangplaats te verkrijgen. Die persoon heeft recht op opvang gezien zijn veronderstelde kwetsbare situatie gedurende de analyseperiode van de procedure.

 

Wat de asielaanvragen betreft, nadat er begin 2010 een verlaging van de aanvragen werd vastgesteld tussen januari, met 2 910 personen, en mei 2010, met 1 531 personen, stellen we vanaf juli, met 1 681 personen, opnieuw een stijging van het aantal asielaanvragen vast. Tijdens de laatste maanden werden er nieuwe pieken bereikt. In juli werden er 1 802 aanvragen tot opvang geregistreerd. In augustus waren het er 2 287 en in september 2 490. Voor de maand september komt dat neer op een stijging van 62 % ten opzichte van het laagtepunt in mei 2010.

 

Wat betreft de duur van de opvang, door de toename van het aantal dossiers in behandeling en de behandelingsduur ervan blijven de personen ook langer in het opvangnetwerk.

 

J'en viens au deuxième point qui concerne les évolutions en termes d'accueil. Dans ce contexte, il est nécessaire de poursuivre les efforts en vue d'ouvrir des places supplémentaires, comme approuvé par le gouvernement, et surtout d'augmenter les capacités des instances d'asile afin de renverser la tendance à la hausse.

 

La capacité structurelle du réseau d'accueil, avant les premières ouvertures de nouvelles places d'accueil en raison de la crise, s'élevait à 16 009 places. Nous l'avons progressivement augmentée grâce à des sites supplémentaires et des places d'urgence. Cela nous permet de disposer à présent d'une capacité d'accueil de 19 561 places.

 

Toutefois, compte tenu du contexte que je viens de vous décrire, c'est évidemment encore insuffisant et Fedasil reste contraint d'accueillir en urgence les personnes dans des endroits inadéquats, tels que des hôtels. Au 30 septembre 2010, 1 093 personnes se trouvaient dans cette situation. Le nombre de demandes d'asile, qui était passé de 1 200 à 900, a récemment augmenté.

 

Une cellule spécifique a été constituée à Fedasil pour gérer au mieux l'accueil temporaire de ces personnes. Un accompagnement psycho-médico-social est également organisé par la Croix-Rouge.

 

Rappelons aussi que, lorsqu'un accueil adéquat ne peut être proposé à un demandeur d'asile, qui a pourtant reçu son annexe 26 délivrée par l'Office des étrangers, le risque d'astreinte est bien réel. L'État belge peut se voir condamné à payer des astreintes de l'ordre de 500 euros par jour. Nous connaissons cette situation. Mais cette réalité doit surtout nous convaincre de multiplier encore les efforts, d'une part, pour assurer un traitement rapide et efficace des dossiers de demande d'asile et, de l'autre, pour poursuivre la politique d'augmentation des places d'accueil, conformément à nos obligations en ce domaine.

 

Dans ce contexte, certaines personnes ne reçoivent pas de réponse adéquate en termes d'accueil. Du 12 octobre 2009 au 30 septembre 2010, 5 156 demandeurs d'asile n'ont pas obtenu de désignation. Depuis janvier 2010, le nombre mensuel de non-désignations a varié: 690 personnes en février 2010, 418 en mai, 118 en juillet et 903 personnes au mois d'août – autrement dit, près de 40 % de demandeurs d'asile n'ont pas été désignés en août. Au total, 1 080 personnes n'ont toujours pas obtenu de place d'accueil. Soit ces dernières s'orientent alors vers le CPAS, sur la base de leur document de non-désignation, soit intègrent le réseau familial ou de proches, soit se retrouvent sans accueil.

 

Quelles sont les projections pour les semaines et les mois à venir? Si la tendance à la hausse se poursuit, et dans l'hypothèse où aucune mesure relative à l'accélération des dossiers ne serait prise, les projections estiment entre 22 et 25 000 le nombre de personnes à accueillir pour la fin décembre 2010. Ces chiffres prennent en compte la possibilité de se représenter pour les personnes qui ont essuyé un refus.

 

Ik wens te herinneren aan het geheel van inspanningen die de regering in dit kader heeft geleverd, met name maatregelen die de laatste maanden werden genomen op het vlak van opvang om de aanpak van de crisis te beheersen. De uitbreiding van het opvangnetwerk en het beleid van creatie van opvangplaatsen, waarmee vanaf de lente van 2009 werd begonnen, werd de laatste maanden geïntensifieerd waardoor het aantal opvangplaatsen werd opgedreven van 16 009 tot 19 561. Ten opzichte van maart 2009 – aanvang van de creatie van nieuwe, bijkomende opvangplaatsen – werden er dus 3 552 opvangplaatsen gecreëerd.

 

De opvangpartners, waaronder de OCMW’s, zijn dus belangrijke bondgenoten voor de uitbreiding van het opvangnetwerk. Zo werden sinds maart 2009 met de medewerking van de OCMW’s meer dan 1 300 bijkomende LOI’s gecreëerd. Sinds enkele maanden ondersteunt de regering dit beleid van opening van nieuwe opvangplaatsen. Bovendien heeft de Ministerraad, om dit proces te helpen en op mijn voorstel, een afgevaardigde voor de opening van opvangplaatsen geïnstalleerd. Zijn rol is de opening van opvangplaatsen te vergemakkelijken, hoofdzakelijk door de organisatie van overleg met de lokale overheden en met de buurtbewoners. Dit is een versterking en ondersteuning van het belangrijke werk dat Fedasil dagelijks verricht.

 

En ce qui concerne les modifications de la loi, via les dispositions diverses de décembre 2009, nous avons souhaité clarifier les situations dans lesquelles une prolongation de l'accueil peut être demandée. Nous avons également voulu interrompre la systématicité du droit à l'accueil pour les demandeurs d'asile qui introduisaient des demandes d'asile multiples.

 

À partir d'une troisième demande d'asile, les personnes n'accèdent au réseau que lorsque leur demande est porteuse de nouveaux éléments attestés par l'Office des étrangers et transmise par cette instance au CGRA. À partir de la mise en œuvre de cette mesure, soit en janvier 2010, 892 personnes ont été refusées sur cette base.

 

À la suite de nouveaux éléments éventuellement introduits dans leur demande d'asile et attestés par l'Office des étrangers, un certain nombre d'entre eux ont été réintégrés dans le réseau d'accueil.

 

Eu égard à une meilleure articulation entre le travail des instances d'asile et le réseau d'accueil, en collaboration avec mon collègue en charge des instances d'asile et de séjour, nous avons souhaité l'accélération des dossiers des résidents ayant introduit une demande de régularisation. Ceci a déjà conduit à une sortie de 1 010 personnes après avoir reçu une décision de l'Office des étrangers. Cette collaboration se poursuit actuellement avec les partenaires de l'accueil.

 

Un protocole d'accord a également été signé entre l'Office des étrangers et Fedasil. Il témoigne de la volonté partagée par le secrétaire d'État à la politique de migration et d'asile et moi-même de rendre les trajets d'accueil porteurs de sens, en particulier pour les familles dont le droit à l'accueil se poursuivait jusqu'à la majorité des enfants.

 

Ce protocole met en place un trajet d'accompagnement pour les familles avec enfants en séjour irrégulier accueillies sur la base de la loi d'accueil et de l'arrêté royal du 24 juin 2004. Il prévoit un accompagnement rapproché des familles et un travail sur les aspects tant du séjour que du retour volontaire. Les possibilités de régularisation des familles sont explorées avec les instances de séjour. En cas d'échec de ce trajet, un transfert vers des maisons de retour gérées par l'Office est prévu.

 

Ik kom tot de maatregelen genomen door de kern. Ondanks de verschillende structurele maatregelen die werden genomen op het vlak van opvang blijft de situatie problematisch aangezien de asielaanvragen en bijgevolg ook de aanvragen tot opvang zeer sterk blijven stijgen. Met de winter in aantocht hebben we in september reeds het dossier van de asielcrisis tijdens de Ministerraad aangekaart en aanvullende beslissingen voorgesteld. Bijzondere nadruk werd gelegd op de nood om de asielinstanties te versterken. Bijkomende middelen zullen worden toegekend aan de asielinstanties om een versnelde behandeling van de dossiers mogelijk te maken zonder te raken aan de kwaliteit van de procedure. Ik zal de gedetailleerde invulling ervan overlaten aan de staatssecretaris van Asiel- en Migratiebeleid. Het betreft de efficiëntie van de behandelingsprocedures voor dossiers maar ook de impact ervan op de duur van het verblijf in de opvangcentra. Op het vlak van opvang wilde de regering de geest van de wet van 12 januari 2007 behouden, met name dat er materiële hulp wordt verleend aan asielzoekers tijdens de gehele asielprocedure.

 

Meerdere nieuwe punten waren het voorwerp van een akkoord tijdens de laatste kern. Er werd besloten om de voorlopige opvangmaatregelen te verlengen die werden ingevoerd in 2009-2010. Concreet wil dit zeggen dat de regering wenst dat de plaatsen die tot nu toe werden geopend, verlengd worden in 2011. Dat is uiteraard heel belangrijk aangezien het erom gaat de onlangs gecreëerde opvangcapaciteit niet te verminderen. Daarnaast zullen er noodpaviljoenen opgericht worden op sites van Defensie die laatstgenoemde nog moet identificeren om te vermijden dat er mensen op straat blijven staan tijdens de winterperiode. Om dit te bereiken zal er een overeenkomst gesloten worden met La Croix-Rouge/ Het Rode Kruis met het oog op de organisatie van een omkadering van deze personen. Dit project, dat uitgevoerd zal worden in nauwe samenwerking met Defensie en eventueel de Civiele Bescherming, zal het mogelijk maken om in een zeer kort tijdbestek paviljoenen op te zetten. Ik heb de minister van Defensie gevraagd om in dit raam de mogelijkheid te bestuderen van de creatie van een tijdelijke opvangcapaciteit die kan oplopen tot 5 000 personen. Ik zeg dit heel duidelijk: ik wil deze winter een humanitaire ramp voorkomen. Momenteel wordt samen met La Croix-Rouge/ Het Rode Kruis de mogelijkheid bestudeerd om in een eerste fase 2 000 personen op te vangen.

 

De regering wenst eveneens de creatie van nieuwe plaatsen in LOI’s te stimuleren. Onze doelstelling is om de OCMW’s te vragen om op vrijwillige basis nieuwe opvangplaatsen te creëren in materiële hulp via de LOI’s. Om dit te bereiken heb ik voorgesteld en van de kern verkregen dat de voorwaarden of garanties verleend aan OCMW’s verbeterd zouden worden zodat er nieuwe stimulansen gecreëerd worden.

 

Het betreft een overeenkomst van twee jaar en een opzettermijn van drie maanden. Deze stap wordt genomen in samenwerking met de federaties van de OCMW’s en de verenigingen van steden en gemeenten van dit land.

 

Messieurs les présidents, mesdames et messieurs les députés, chers collègues, je pense avoir fait le tour des éléments majeurs relatifs aux questions d'accueil des demandeurs d'asile dans notre pays: un rappel historique, un état de la situation dans notre pays et, surtout, une explication des nouvelles mesures approuvées par le kern, dans un souci permanent de collaboration entre les différentes instances d'asile et d'accueil.

 

Je reste à la disposition des deux commissions pour apporter davantage de précisions.

 

Hans Bonte, président: Merci, monsieur Courard.

 

J'ai cru comprendre que le secrétaire d'État à la Politique de migration et d'asile désire intervenir. Vous avez la parole.

 

01.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, excuseert u mij voor mijn laattijdige aankomst.

 

Ik zal niet alles herhalen wat de heer Courard net heeft gezegd. Ik zal eerst een analyse maken van de situatie en de mogelijke pistes die op tafel liggen overlopen. Ik zal u ook meedelen welke beslissingen reeds werden genomen om een antwoord te formuleren inzake deze opvangcrisis, een situatie die niet gemakkelijk is en die zeker niet met een maatregel kan worden geregeld. Er moeten uiteraard tal van maatregelen en initiatieven worden genomen die ons moeten helpen om uit deze crisis te geraken.

 

Je voudrais également remercier les deux commissions pour leur initiative d’organiser ce débat. Dans la situation difficile que nous traversons, nourrir le débat par des idées et des échanges, que j’espère constructifs, peut toujours aider. Il s’agit ici de situations de détresse pour certaines familles, il s’agit d’un problème complexe. Nous pouvons tous profiter de ce type de débat. C’est dans cette optique que les commissions ont organisé ces débats et je voulais les en remercier.

 

Le nombre de demandeurs d’asile augmente de manière significative en Europe. On remarque une telle augmentation dans tous les pays européens. Demain, j’assisterai à un conseil JAI qui abordera la question de l’asile et de l’immigration. Chaque pays de l’Union européenne est confronté à cette hausse des demandes d’asile. La Belgique connaît une demande d’asile très importante, qui croît davantage que dans les autres pays. Nous y sommes confrontés, il faut s’en rendre compte et tenter d’y apporter la meilleure réponse possible.

 

Les explications sont multiples. Premièrement, ce sont les nationalités qui se tournaient davantage vers la Belgique qui voient leur nombre de demandeurs d’asile augmenter davantage. L’augmentation de ces demandes dans des diasporas déjà présentes en Belgique font que la Belgique est particulièrement touchée par la recrudescence des demandes d’asile. On le remarque aujourd’hui.

 

Dans les filières qui dirigent un certain nombre de personnes vers la Belgique, la crise de l’accueil alimente la désinformation dans les pays d’origine qui pousse à se rendre en Belgique. On l’a connu avec la Macédoine et la Serbie où des informations manifestement fausses étaient données aux populations serbes et macédoniennes selon lesquelles la Belgique leur procurerait du travail, de l’argent, une voiture et une maison. Ces informations communiquées à ces populations dans leur pays d’origine ont provoqué, au début de l’année 2010 en particulier, des demandes d’asile très nombreuses.

 

Cela fait sourire certains mais telle était l’information livrée en Macédoine et en Serbie!

 

Ik ben daar persoonlijk geweest. Wij hebben die bevolking ontmoet en hebben discussies kunnen voeren. Het ging over valse informatie die aan deze bevolking werd gegeven om naar België te komen. U moet goed beseffen dat het hier gaat over misbruiken van verschillende netwerken om valse informatie te geven. De bevolking wordt uitgenodigd om naar België te komen, maar de voorwaarden die worden geopperd, zijn onjuist. Dit veroorzaakt natuurlijk de problemen omdat deze personen, eens zij hier zijn, in België zorgen voor een opvangcrisis zoals wij die nu meemaken. Dit creëert uiteraard nog meer problemen.

 

Ainsi que le dit Philippe Courard, en cas d'hébergement dans des hôtels ou d'astreintes pour défaut de places d'accueil, l'impact dans les pays d'origine est considérable: "Allez en Belgique: si vous n'obtenez pas de place d'accueil, soit vous serez placé dans une chambre d'hôtel soit vous recevrez l'astreinte par une juridiction qui vous donnera raison". Le problème s'accroît d'autant.

 

C'est pour cette raison qu'il convient d'avancer dans les initiatives prises en commun avec Philippe Courard pour répondre à la situation actuelle, non seulement quant à l'accueil mais également quant au traitement des dossiers en matière d'asile.

 

Nos chiffres concernant les retours, par exemple, seront en augmentation en 2010 par rapport à 2009. Notre efficacité s'est donc améliorée. Cela n'empêche que le nombre de demandes d'asile continue de croître. Des accords supplémentaires de réadmission ont été conclus avec le Burundi, l'Équateur, le Kosovo, par exemple, ce qui renforce notre efficacité avec ces pays en vue d'éloigner les personnes présentes illégalement sur le territoire belge. Et pourtant, le nombre de demandes d'asile va croissant.

 

Notre approche doit rester la plus globale possible. Il s'agit d'améliorer nos systèmes tant envers les flux d'entrée (instroom) que le traitement des dossiers asile et accueil, ou la politique de retour (uitstroom).

 

Quelles sont les mesures prises ou confirmées pour répondre à cette crise dans cette perspective globale?

 

La première concerne le instroom: le gouvernement nous a autorisés à engager des agents pour les campagnes de prévention. Ces personnes se rendent dans les pays d'origine pour expliquer la situation réelle en Belgique et tenter de contrer la désinformation qui y circule.

 

Cette mesure fonctionne bien, entre autres, en Macédoine et en Serbie. En effet, après notre intervention dans ces deux pays, le nombre de demandes de leurs ressortissants a rapidement chuté: dans le mois suivant, les statistiques ont été divisées par dix. Nous tenons donc à renforcer ce volet, car la prévention reste à nos yeux la meilleure recette pour éviter l'entrée en Belgique de personnes dépourvues d'un motif valide.

 

Le deuxième élément a trait au traitement des dossiers. En effet, une augmentation du nombre de demandes d'asile entraîne une augmentation du nombre des dossiers à traiter. Cela risque d'augmenter l'arriéré des différentes instances compétentes en matière d'asile, lequel est susceptible d'entraîner une augmentation du délai de traitement des dossiers. Il en résulte que des personnes doivent séjourner plus longtemps dans les structures d'accueil.

 

La meilleure solution est évidemment d'accélérer, de rendre plus efficaces les délais de traitement des différents dossiers. C'est ce que nous avons fait au niveau du CGRA et du Conseil du contentieux. Ainsi, dans toute la filière "asile" en tant que telle, qu'il s'agisse de l'Office des étrangers pour la première analyse du dossier, du CGRA dans le cadre de l'analyse approfondie de la demande d'asile ou du Conseil du contentieux, instance de recours après le CGRA en matière de traitement des dossiers d'asile, nous ne nous sommes pas contentés d'exprimer que du personnel complémentaire s'avérait indispensable.

 

Natuurlijk was bijkomend personeel noodzakelijk, maar wij hebben de drie instellingen ook gevraagd hun productiviteit te verhogen. De productiviteit van bijvoorbeeld het CVGS is de jongste jaren verbeterd, maar volgens ons niet genoeg. Men moet daarmee doorgaan. In 2009 werden bij het CVGS per maand 700 dossiers behandeld. Nu zijn dat gemiddeld 876 dossiers per maand. Die productiviteit moet nog verbeteren. De koppeling van de twee maatregelen – meer productiviteit en meer personeel – moet de efficiëntie van de drie instellingen verbeteren. Het is noodzakelijk dat de duur van de procedure korter wordt, om wat de ingediende asielaanvragen betreft zo vlug mogelijk een antwoord te kunnen geven.

 

Cela permet d'abriter ces personnes durant une période moins longue dans les structures d'accueil.

 

Parallèlement à cette mesure relative au personnel et à la productivité, nous avons réaffirmé l'ensemble des priorités en matière de traitement des différents dossiers. Comme nous l'avons déjà fait en début d'année, nous nous sommes engagés auprès de Fedasil à traiter en priorité les dossiers de régularisation (9ter) relatifs à des personnes se trouvant en structure d'accueil. Pourquoi? Pour que l'analyse des dossiers puisse avoir le plus rapidement possible des conséquences positives au niveau de nos structures d'accueil. Le but est que les personnes concernées puissent recevoir une décision positive ou négative et ainsi être invitées à quitter les structures d'accueil afin que ces dernières soient déchargées.

 

Par ailleurs, une mesure a également été prise afin de rendre les échanges de listes entre Fedasil et l'Office des étrangers beaucoup plus efficaces et plus fréquents, ce pour que les instances d'asile puissent être opérationnelles et efficaces dans le cadre du traitement des dossiers.

 

Nous avons également augmenté les traitements prioritaires d'un certain nombre de dossiers relatifs aux ressortissants de certains pays en raison d'une augmentation extrêmement importante des demandes d'asile. Ainsi, pour reprendre l'exemple que j'ai donné tout à l'heure, nous avons remarqué un nombre extrêmement important de demandes d'asile de personnes originaires de Serbie et de Macédoine, raison pour laquelle nous avons traité les dossiers des ressortissants de ces deux pays de manière prioritaire. En effet, nous voulons envoyer un signal très clair et pertinent en vue "diminuer" les flux entrants. Nous avons procédé de la même manière pour les ressortissants du Kosovo et de l'Arménie en raison d'une augmentation particulière des demandes.

 

L'objectif est de tenter d'adapter le traitement prioritaire des dossiers dans les instances d'asile en fonction des afflux constatés. Si des demandes émanant de ressortissants d'un pays augmentent, les dossiers de ces ressortissants doivent être traités en priorité pour que les intéressés sachent qu'ils recevront une réponse dans les plus brefs délais avec les conséquences que cela implique en matière d'accueil.

 

Nous avons aussi augmenté les places destinées aux familles. Vous savez comme moi qu’il y a les woonunits.

 

Il s'agit de détentions réservées aux familles, lesquelles sont assistées par des coachs. Les chiffres relatifs aux retours volontaires sont extrêmement positifs. Il s'agit d'organiser un suivi personnalisé de ces dossiers et de faire en sorte que ces personnes s'inscrivent dans une perspective d'intégration ou de retour volontaire dans les meilleurs délais.

 

J'ai parlé des campagnes de prévention ainsi que de l'analyse prioritaire de plusieurs dossiers afin de dissuader les ressortissants des pays pour lesquels on remarquerait une augmentation spécifique du nombre de demandes d'asile. Il faut aussi évoquer l'éloignement, des mesures prises pour assurer le traitement des dossiers. En matière d'éloignement également nous avons voulu améliorer la situation en accélérant la délivrance d'ordres de quitter le territoire.

 

Die bevelen moeten op een meer efficiënte manier worden gegeven, direct door DVZ. Nu moeten de gemeenten in die procedure nog een rol spelen.

 

Het is de bedoeling om de bevelen direct door DVZ te laten sturen, zodat een bevel zo vlug mogelijk bij de betrokkenen komt, niet meer via de gemeenten. Door die beslissing zijn de bevelen vlugger ter beschikking van de betrokkenen, en zij kunnen dan ook op een gemakkelijkere manier worden uitgevoerd.

 

Cela contribue à augmenter les chiffres en matière d'éloignement. Évidemment, si un ordre de quitter le territoire n'est pas suivi d'effets, que la décision n'est pas exécutée, elle devient inopérante. Il faut que ces éloignements soient exécutés. Si nous sommes en progression depuis l'année dernière, nous devons continuer à exécuter l'ensemble de ces ordres de quitter le territoire. Mais à nouveau, pour ce faire, les contacts avec les pays d'origine sont fondamentaux, tout comme la poursuite de la négociation de ces différents accords de réadmission.

 

Voilà, messieurs les présidents, l'ensemble des différentes initiatives que nous avons voulu prendre pour essayer d'apporter la réponse la plus humaine mais également la plus responsable possible à la crise que nous connaissons aujourd'hui. C'est l'addition de l'ensemble de ces initiatives, tant en matière d'accueil qu'en matière de politique d'asile et d'immigration, qui permettra véritablement de prendre toutes les mesures possibles au niveau des affaires courantes pour répondre à la crise de l'accueil actuelle.

 

Voorzitter Ben Weyts: Collega’s, mag ik vragen wie in het debat een uiteenzetting wil geven, zodat wij een namenlijst kunnen aanleggen? Indien u mij toestaat, verlenen wij voorrang aan zij die het initiatief hebben genomen om in het kader van het debat een vraag in te dienen.

 

01.04  Rachid Madrane (PS): Monsieur le président, je ne comprends pas la raison pour laquelle les questions sont prioritaires. Il me semblait que l'ordre du jour avait convenu d'un échange de vues avec les ministres. Ensuite vient un ordre du jour complémentaire. Je ne vois pas pourquoi les questions ajoutées peuvent être posées au préalable.

 

Voorzitter Ben Weyts: De gedachtewisseling is op initiatief van twee leden tot stand gekomen. Ik veronderstel dus dat het logisch is dat zij als eerste het woord krijgen om een toelichting te geven. Bovendien zijn er ook vragen ingediend. Indien wij een en ander binnen een kort tijdsbestek willen verwerken, is het aangewezen dat ook zij die willen spreken, trachten onmiddellijk hun vraag in hun uiteenzetting te integreren.

 

Iedereen zal zeker aan bod komen. U hoeft zich ter zake zeker geen zorgen te maken. Mijn vraag is vooral ingegeven door een bezorgdheid voor het snel en efficiënt werken van de commissie binnen het geplande tijdsbestek.

 

Ik geef alvast het woord aan de eerste initiatiefneemster, mevrouw Smeyers.

 

01.05  Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, ik wil protesteren tegen de gang van zaken. Normaal gezien wordt de volgorde bepaald aan de hand van de ingediende vragen aan de regering.

 

Nu hebt u gedacht: dit is vervelend, want we zijn met N-VA niet de eerste geweest om een initiatief te nemen om de regering te ondervragen. Daarom stelt u nu uw goede collega Smeyers voor – u wil haar een plezier doen – als iemand die het initiatief heeft genomen tot een debat.

 

Mijnheer de voorzitter, zoiets heb ik in het Reglement nog nooit zien staan. In het Reglement van de Kamer is niet voorzien dat er out of the blue een initiatief wordt genomen tot de organisatie van een debat. Mevrouw Smeyers van N-VA vraagt aan voorzitter Weyts van N-VA om een debat te organiseren.

 

Heren voorzitters, de chronologie zou toch heilig moeten zijn. (…) ongerust (…)

 

Mijnheer Weyts, u past nu een trucje toe, maar u moet als voorzitter natuurlijk proberen om voor iedereen de regels op dezelfde manier toe te passen. Ik stel dus voor dat u nu lezing geeft van de vragen in chronologische volgorde en dat u de mensen in chronologische volgorde aan het woord laat.

 

Voorzitter Ben Weyts: Ik heb hier de brief die werd besproken in de Conferentie van voorzitters, waar ook uw fractie was afgevaardigd. In die brief wordt door de collega’s Smeyers en Francken gevraagd om deze commissie bijeen te roepen. Zij waren dus in chronologische volgorde inderdaad de eersten om niet alleen deze vragen te stellen, maar zelfs om dit debat te organiseren.

 

Ik zal u zodadelijk een kopie laten bezorgen van deze brief.

 

01.06  Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, ik ben wel niet van N-VA, maar dat betekent dat wanneer ik volgende week een brief stuur u dus ook opnieuw een debat zult organiseren. Dat is fantastisch!

 

Voorzitter Ben Weyts: Ik stel voor deze discussie af te ronden. Wij zaten in een periode van organisatie van een commissie vóór de start van het parlementair jaar, vandaar dat een brief werd geschreven door de betrokken parlementsleden. Dat is de enige mogelijkheid voor parlementsleden om een debat te organiseren. U bent geen groentje en zou dat dus moeten weten.

 

Mevrouw Smeyers, u hebt het woord.

 

01.07  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Man, mag ik u erop wijzen dat uw collega Bert Schoofs dezelfde methode heeft toegepast in de commissie voor de Justitie opdat die commissie zou samenkomen?

 

Heren staatssecretarissen Courard en Wathelet, hartelijk dank voor uw komst naar onze commissie en voor uw uiteenzettingen omtrent hetgeen werd beslist op het kernkabinet.

 

Ik zal niet herhalen wat u hebt gezegd, maar het komt er in grote lijnen op neer dat u in bijkomende plaatsen in de opvangcentra zult voorzien, dat de gemeenten zullen worden gestimuleerd om via de OCMW’s op vrijwillige basis plaatsen vrij te maken via de LOI-structuren. Heel positief is dat u maatregelen zult nemen om bij de diensten, onder andere bij Fedasil, extra personeel in te schakelen om zo snel mogelijk de dossiers te kunnen behandelen.

 

Dat is op zich heel positief, maar het zal u niet verbazen dat ik toch nog een aantal vragen heb.

 

Het aantal opvangplaatsen drastisch verhogen is iets waar ook N-VA om heeft gevraagd, zeker op korte termijn. Het kan niet dat we deze winter hetzelfde scenario krijgen als vorige winter, dat er mensen in hongerstaking gaan omdat er niet voldoende opvangplaatsen zijn in de bestaande asielcentra of dat er mensen in kranen kruipen. Een dermate schrijnende situatie moet worden vermeden en hopelijk zal die ook vermeden worden.

 

Ik denk echter dat er toch nog te weinig plaatsen zullen zijn. U hebt zich gebaseerd op de huidige cijfers en zult in duizend extra opvangplaatsen voorzien. Ik heb hier cijfers die het aanzuigeffect van asielzoekers richting België bewijzen. België trekt verhoudingsgewijs blijkbaar twee keer zoveel asielzoekers aan als Nederland, tweeënhalf keer zoveel als Frankrijk, drieënhalf keer zoveel als het Verenigd Koninkrijk en zelfs zes keer zoveel als Duitsland.

 

Misschien is uw oplossing op korte termijn min of meer afdoend, maar er zijn ook degelijke structurele maatregelen nodig, zoals het beperken van de instroom. Het is niet voldoende, mijnheer Wathelet, om alleen maar preventiecampagnes op te starten en in Balkanlanden te gaan zeggen dat België niet het land van melk en honing is, zoals u in het verleden hebt gedaan.

 

Preventiecampagnes zijn op zich absoluut niet afdoend. Daarom vraag ik uw mening betreffende de methode van Frankrijk, die ook N-VA voorstaat, namelijk het hanteren van een lijst van veilige landen. Ik wil daarmee niet compleet inhumaan zijn. Die lijst moet zeer snel aangepast worden, als dat nodig is. Het betreft een lijst van landen waar er geen gevaar dreigt voor persoonlijke veiligheid; landen waar er geen oorlogssituatie is. Dan hoeft u geen preventiecampagnes op te starten en dan krijgen wij ook geen pieken of een plotse massale instroom van mensen uit Balkanlanden als Macedonië en Servië. Het is een suggestie van onze kant om de asielcrisis – het is niet alleen een opvangcrisis, het is eigenlijk een totale asielcrisis – structureel aan te pakken.

 

Ik heb nog een suggestie. Het is goed dat het recht op opvang beperkt wordt tot en met de tweede aanvraag, maar mij lijkt het toch raadzaam om dat tot en met de eerste aanvraag te doen en het ook tot de eerste aanleg te beperken. Dat zal hopelijk vermijden dat er roekeloos en tergend hoger beroep wordt aangetekend tegen iedere beslissing van uitzetting.

 

Ik heb ook nog een specifieke vraag over het inzetten van extra personeel. Over hoeveel personeelsleden gaat het? Hoeveel geld wordt er geïnvesteerd? Ik heb gelezen dat elke euro die men niet spendeert aan extra personeel en aan een snellere behandeling van dossiers ons 28 euro aan opvang kost. Dat is een zeer belangrijk cijfer. Wij moeten dat in gedachten houden. Het is zeker de moeite waard om te investeren in het sneller afhandelen van de dossiers, maar, wij hameren daarop, alleen als dat ook gepaard gaat met structurele maatregelen om de instroom te beperken en de uitstroom te versnellen.

 

01.08  Theo Francken (N-VA): Mijnheer De Man, u kent mij misschien nog niet. Ik ben inderdaad ook lid van de N-VA. Wij zijn hier met velen. Ik ben een groentje. Het verheugt mij al tijdens mijn eerste vergadering zo vroeg het woord te mogen voeren.

 

Aangezien het een gedachtewisseling is, zou ik willen beginnen met twee korte anekdotes waarop ik een aantal vragen wil enten.

 

Ten aanzien van de staatssecretarissen, het volgende. Over de lokale opvanginitiatieven werd gezegd dat we moeten proberen het aanbod te verhogen door de gemeenten die nu geen lokaal opvanginitiatief hebben te stimuleren om er een op te richten. Ik woon zelf in Lubbeek, een kleine gemeente met 13 000 inwoners in het Leuvense. Ik meen dat het de op acht na rijkste gemeente van Vlaanderen is. Het is dus een zeer welvarende gemeente met nogal rijke inwoners. Wij hebben geen lokaal opvanginitiatief en wij hebben er nooit een gehad.

 

Ons schepencollege – waarvan de N-VA voor alle duidelijkheid geen deel uitmaakt – weigert pertinent een lokaal opvanginitiatief in te richten. De overheid heeft geen enkele stok achter de deur om hen te dwingen om solidair te zijn met de grootsteden. Zoals steeds gaat de toevloed naar de grootsteden. Bij ons in Vlaams-Brabant stroomt deze vooral naar Leuven, naar het Vilvoorde van collega Bonte en uiteraard naar Brussel.

 

Omdat wij vanuit de oppositie in onze gemeente zodanig druk hebben gezet, heeft de OCMW-raad vorige week beslist om toch een lokaal opvanginitiatief in te richten. Dat is heuglijk nieuws. Sp.a en Groen! hebben daar echt heel hard op gedrukt in ons schepencollege en Open Vld is overstag gegaan. Het gaat over twee gezinnen die ze zullen plaatsen. Dat is peanuts maar beter dan niets. Mijn eerste vraag is echter concreet als u nog extra lokale opvanginitiatieven wil voor 2010 of daar geld voor is. Volgens mijn informatie van een goedgeplaatste bron bij Fedasil is er een probleem met de begroting. Die begrotingsallocatie zou volledig uitgeput zijn. Mijn vraag is dus of er nog geld is voor lokale opvanginitiatieven voor 2010.

 

Ten tweede, hoeveel gemeenten hebben er nu geen lokaal opvanginitiatief? Ik heb altijd gehoord dat 130 van de 589 Belgische gemeenten geen lokaal opvanginitiatief hebben maar dat er daarbij wel heel wat gemeenten zijn die een nationaal opvanginitiatief hebben, bijvoorbeeld Steenokkerzeel dat 127bis heeft. Hoeveel gemeenten precies hebben momenteel geen lokaal opvanginitiatief? Hoe gaat u een stok achter de deur creëren om hen desnoods met lichte dwang te stimuleren om een lokaal opvanginitiatief in te richten? Volgens de N-VA kan het niet dat gemeenten niet solidair zijn met de grootsteden. De problemen in de grootsteden stapelen zich op en elke gemeente, niet alleen in Vlaanderen maar in het hele land, zou haar verantwoordelijkheid moeten opnemen.

 

Ik was een adjunct-kabinetschef in de Vlaamse regering, dus ik zal me moeten aanpassen aan het Belgisch systeem.

 

Een van de grote kritieken van de gemeentebesturen is dat een dergelijk lokaal opvanginitiatief maar voor een jaar is. Het zijn maar contracten voor een jaar. Mijnheer de staatssecretaris, heb ik het goed begrepen dat die nu zullen worden verlengd en dat langdurige contracten mogelijk worden? (Instemming van staatssecretaris Philippe Courard)

 

Dat is goed nieuws, daar staan wij zeker achter.

 

In mijn vorig leven was ik adjunct-kabinetschef van minister Bourgeois, minister voor Inburgering. We hadden vorig jaar grote problemen met opvang. Op een bepaald moment heeft Marino Keulen het idee gelanceerd om zijn ex-kabinet in de Kreupelstraat, vlak aan het Martelarenplein in Brussel, open te stellen voor de opvang van asielzoekers.

 

We hebben dat toen gedaan en hebben het op een paar weken helemaal up and running gekregen. Onze ervaring met Defensie was heel positief. We hebben toen gebeld en binnen de twee dagen hadden we veldbedden, linnen, lakens, kussens, al wat we wilden om die mensen goed te kunnen huisvesten en wat comfort te bieden. Toen we vroegen hoe het kwam dat Defensie paraat stond om anderen te bedienen, maar dat het zelf nauwelijks mensen opving, kregen we geen antwoord.

 

U zegt dat Defensie 2 000 asielzoekers extra zal opvangen. Hoe concreet zijn die plannen? Bestaat er goodwill bij Defensie? Wat is daar de visie? Ik ben toch wel wat sceptisch vanuit mijn eigen ervaring als werknemer van de Vlaamse regering.

 

Ten slotte, in een recente financiële doorlichting van uw beleid werd onder andere verwezen naar Frankrijk. In Frankrijk kost een gewone opvangplaats 24,82 euro. Frankrijk werkt met een openbare aanbesteding. Wij doen dat niet. Wij werken met Vluchtelingenwerk Vlaanderen, CIRE, Rode Kruis, Caritas enzovoort. Bij ons kost een bezette opvangplaats dan ook 40 euro per dag.

 

Kan die prijs niet omlaag? Intussen zitten we met een Fedasilbudget van 340 miljoen, dat is een stijging met 60 % op twee jaar. Voor de begroting 2011 komen we volgens mijn informatie op ongeveer 340 miljoen euro en die kostprijs blijft maar stijgen. Kunt u die prijs niet lager krijgen, eventueel via een openbare aanbesteding zoals in Frankrijk?

 

01.09  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst en vooral beide heren staatssecretarissen bedanken voor hun aanwezigheid. Ondanks de gekregen uitleg betreur ik wel dat de eerste minister hier niet aanwezig is.

 

Enerzijds was uw uitleg heel duidelijk, anderzijds ook vrij onduidelijk en flou. Iedereen is het er over eens dat we een absoluut tekort aan opvangplaatsen hebben, dat we een grote crisis tegemoet gaan en dat een aantal voorstellen wordt gedaan om dit op te lossen. Alleen vrezen wij dat dit absoluut onvoldoende zal zijn. Momenteel verblijven reeds heel wat mensen op straat en wij vrezen dat dit met de winter voor de deur alleen nog maar erger zal worden.

 

Beide collega’s hebben er ook al op gewezen, maar ik heb bij de uitleg toch nog een aantal pertinente vragen, eerder dan naar cijfers.

 

De OCMW’s zullen worden gestimuleerd om de LOI’s op te richten. Daarbij zullen financiële garanties worden gegeven. Het is reeds aangehaald, maar wat zullen die garanties zijn? Is er daar momenteel een budget voor?

 

Ik kom uit een grootstad en ken de problemen. Ik weet dat heel wat OCMW’s die rond de grootsteden liggen, niet aan hun verplichtingen voldoen. Ik vrees dus dat de OCMW’s die nu zullen gevraagd worden op dit initiatief in te gaan, dat niet zullen doen. De vorige collega heeft er reeds op gewezen en ik verlang eigenlijk dat deze regering niet alleen vraagt en stimulansen geeft, maar een aantal zaken verplicht oplegt.

 

Trouwens, u weet ook dat de VVSG naar aanleiding van de genomen maatregelen een rondvraag heeft georganiseerd bij de OCMW’s. In de brief zelf wordt vermeld dat het duidelijk moet zijn dat momenteel nog geen financiële middelen worden vrijgemaakt. Op die manier zal het wel zeer moeilijk zijn OCMW’s te stimuleren om in deze opvangmogelijkheden te voorzien.

 

Wanneer zullen deze maatregelen van kracht worden? U voorziet in extra personeel: hoeveel bedraagt dit? Wanneer zullen die worden aangeworven? Als we een volledige aanwervingsprocedure moeten organiseren, is de winter misschien al voorbij.

 

Over hoeveel extra personeel gaat het, zowel in de dienst Vreemdelingenzaken, het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, als bij de Raad voor de Vreemdelingenbetwistingen? Die zullen er namelijk ook zijn als de mensen in beroep gaan.

 

Ik kom dan tot mijn twee andere vragen.

 

Begin dit jaar werd meegedeeld dat de Regie der Gebouwen een overheidsopdracht zou uitschrijven voor de aankoop van woonmodules. Met deze geprefabriceerde modules zouden 518 nieuwe plaatsen gecreëerd worden. Er zou ook aan de Regie der Gebouwen gevraagd worden om rationeler om te springen met hun ruimte, om zo ook een aantal plaatsen bij te creëren. Op die manier, zo werd voorspeld, zouden er in totaal 774 plaatsen bijkomen, 518 plaatsen via de nieuwe woonmodules en 256 plaatsen via een rationeler gebruik. Men voorspelde begin dit jaar dus 774 modules. Hoeveel van deze plaatsen werden er effectief gerealiseerd?

 

In het akkoord van het kernkabinet stond dat de afleveringsprocedure van het uitwijzingsbevel zou worden vereenvoudigd. Kunt u daarover wat specifieker zijn? Aan welke mogelijkheden denkt men om de procedure te vereenvoudigen? Zullen die uitwijzingsbevelen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd? Denkt men, met andere woorden, weer aan gedwongen repatriëringen of komen er extra stimulansen voor vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst? Ten slotte, zullen asielzoekers ook daadwerkelijk worden begeleid en voorbereid op de eventuele negatieve beslissing en de eventuele uitwijzing, al dan niet gedwongen?

 

01.10  Sonja Becq (CD&V): Ik heb een specifieke vraag naar aanleiding van een concrete situatie bij het OCMW van Affligem. Het personeel Maatschappelijk Werk van het OCMW werd daar geconfronteerd met iemand die uitgeprocedeerd was en die zich kwam aanmelden. De betrokkene zou tbc hebben en zij hebben hem doorverwezen naar een huisarts en dergelijke. Het verhaal deed ook de ronde – ik ga voort op wat het personeel vertelde en op wat er in de pers stond – dat de betrokkene wel heel erg besmettelijk was en men vond het niet verantwoord, vanuit medisch oogpunt, dat hij in de wachtzaal zat, en dergelijke meer.

 

Nadien heb ik begrepen uit de persmededeling van Fedasil dat het ging om iemand die uitgeprocedeerd was en die wel degelijk werd opgevolgd. Men had wel degelijk geprobeerd medische begeleiding te geven.

 

Er was in elk geval nogal wat ongerustheid. Ook bij andere OCMW’s en bij het personeel Maatschappelijk Werk leefden de vragen hoe de betrokken asielzoeker wordt begeleid en hoe worden personen die de betrokkene helpen, geïnformeerd. Het personeel Maatschappelijk Werk vindt dat ook andere omstandigheden, bijvoorbeeld inzake medische zorg, in het dossier moeten worden meegenomen.

 

Vandaar mijn vragen. Ten eerste, op welke manier wordt de medische begeleiding opgenomen van asielzoekers met een besmettelijke ziekte – het gaat immers over het risico van besmetting – bij de aanmelding van een asielzoeker, tijdens de procedure en nadat de asielzoeker uitgeprocedeerd is? Ook dan kan immers nog dringende steun gevraagd worden. Wordt de betrokken gemeente of het OCMW dan gewaarschuwd?

 

Ten tweede, welke voorzorgen worden er genomen wanneer het om een besmettelijke ziekte gaat? Wordt de betrokkene zonder meer opgenomen in de bestaande opvangstructuren? Worden die opvangstructuren dan gewaarschuwd? Op welke manier gebeurt dat?

 

Wanneer er geen opvolging is van uitgeprocedeerde asielzoekers, geldt dat ook voor uitgeprocedeerde asielzoekers met een besmettelijke ziekte? Zo ja, op welke manier gebeurt dat? Is er ter zake een wetgevend initiatief nodig?

 

01.11  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, avant d'en arriver à ma question, j'aimerais faire une remarque quant à l'ordre de nos travaux.

 

Je comprends que vous vouliez respecter l'ordre des interventions selon le moment de leur dépôt, mais j'espère que pour le débat et l'échange de vues, vous respecterez l'alternance français/néerlandais. Même si j'adore la langue du Nord du pays, il est préférable d'alterner pour respecter les habitudes de la commission de l'Intérieur.

 

Comme mes collègues, je complèterai ma question déposée en commission.

 

Monsieur le secrétaire d'État Courard, depuis 2008, le budget de Fedasil n'a cessé d'augmenter: comme vous le rappeliez, il est passé de 242,9 millions d'euros en 2008 à 327 millions en 2009. Lors du dernier contrôle budgétaire, vous avez reçu 20 millions d'euros supplémentaires afin de créer de nouvelles structures d'accueil.

 

Or, à ce jour, on constate qu'il reste 1 000 personnes logées à l'hôtel et que les demandes d'asile ne cessent d'augmenter depuis 2009.

 

Les chiffres du premier trimestre 2010 ne sont guère rassurants: ils indiquent que, contrairement à la majorité des États de l'Union européenne, la Belgique continue à enregistrer une augmentation des demandes de plus de 30 %.

 

Vous parlez beaucoup des entrées dans le réseau d'accueil. Nous constatons aussi que vous vous efforcez de multiplier le nombre de places d'accueil dans un contexte d'augmentation constante des demandes.

 

Monsieur Courard, qu'envisagez-vous pour accélérer le départ des centres des personnes qui ne doivent plus s'y trouver, dont celles qui ont vu leur demande refusée ou celles munies d'un titre de séjour? Combien sont-elles?

 

Il nous semble également indispensable de discuter des moyens mis en œuvre pour organiser ces sorties. Très concrètement, combien de personnes sortent-elles en moyenne chaque mois du réseau d'accueil? Serait-il possible de ventiler ces chiffres en fonction des raisons de sortie, soit un ordre de quitter le territoire soit une reconnaissance du statut de réfugié, par exemple.

 

Pour en revenir à la problématique de l'aide sociale accordée aux ressortissants européens, évoquée dans la presse ce week-end, les secrétaires d'État pourraient-ils nous apporter une explication claire au sujet de la réglementation applicable et nous donner des précisions quant à la responsabilité de chacun d'eux?

 

Combien de ressortissants européens bénéficient-ils de l'allocation payée par les CPAS? Combien de ressortissants européens représentant une charge déraisonnable pour les autorités publiques ont-ils été expulsés?

 

Comme déjà dit, dans le cadre du contrôle budgétaire, vous avez obtenu 20 millions d'euros supplémentaires. M. Courard pourrait-il nous donner une ventilation et l'affectation de ce montant? À quelles initiatives concrètes ce montant a-t-il été affecté?

 

Il est prévu également d'encourager les communes à ouvrir des places d'accueils en ILA. Quel est le nombre estimé de places supplémentaires ainsi créées? La réponse à cette question est fondamentale d'un point de vue budgétaire dans la mesure où c'est le fédéral qui finance ces initiatives à 100 %.

 

Quelles ont été les premières réactions des villes et communes?

 

À titre d'exemple, s'il s'agit d'accueillir 6 000 personnes via les ILA, voilà qui représenterait selon certaines sources une dépense de 52 millions d'euros.

 

La loi d'accueil a été modifiée en 2009 afin de clarifier le délai de sortie des demandeurs d'asile dont la demande a fait l'objet d'une décision définitive. Concrètement, comment cette disposition est-elle appliquée par les ILA? En d'autres termes, comment sont organisées les sorties du réseau depuis ces logements individuels? Combien de personnes sont-elles concernées? Si ces personnes y restent malgré tout, Fedasil continue-t-elle à rembourser les CPAS?

 

Au niveau de la mise en place en collaboration avec la Croix-Rouge des pavillons temporaires sur le site de la Défense, s'agit-il d'y accueillir en priorité les personnes qui sont actuellement logées dans des hôtels, type d'hébergement qui donne une image attractive de la Belgique? Quelle est l'estimation des coûts engendrés par le logement à l'hôtel des personnes ayant pu être logées dans ces centres d'accueil?

 

On peut lire également dans le rapport 2009 de Fedasil, qu'en 2009, le dispatching a été contraint à la non-désignation de plus de 2 700 personnes, surtout à partir du mois d'octobre. Bien qu'elles aient, en principe, droit à l'accueil, elles sont renvoyées vers un CPAS à qui elles peuvent demander une aide financière.

 

Monsieur Courard, confirmez-vous ces informations? En clair, les personnes qui ne peuvent être intégrées dans le réseau d'accueil Fedasil reçoivent-elles une aide financière du CPAS?

 

Cela fait maintenant plus d'un an que l'opération de régularisation a démarré. Combien de demandes de régularisation ont-elles été introduites et combien de régularisation ont-elles été octroyées à ce jour?

 

Hier, nous avons reçu une information relayée par l'Agence Belga concernant les Roms du Kosovo qui viennent de plus en plus en Belgique. On ne sait pas encore très bien si cette recrudescence est liée aux récentes expulsions de Roms par la France. Toutefois, selon De Standaard et Het Nieuwsblad d'hier, durant le mois de septembre, on a enregistré une augmentation inédite des demandes introduites par des Roms du Kosovo.

 

Durant ces derniers mois, le nombre de demandes d'asile émanant de ressortissants du Kosovo a dépassé celui de l'Irak. Un cinquième des demandeurs d'asile arrivés en septembre en Belgique, soit 196 personnes, sont originaires du Kosovo. La plupart des demandes sont introduites par des Roms.

 

L'Allemagne et la Suède ont également enregistré un pic en matière de demandes d'asile de Roms. Comme je l'ai déjà évoqué, et à en croire la presse, on ne sait pas très bien si cette recrudescence est liée aux récentes expulsions par la France.

 

L'Office des étrangers avait déjà enregistré une augmentation significative des demandes d'asile de personnes originaires de la région frontalière de la Serbie et du Kosovo. D'ailleurs, le premier ministre, M. Yves Leterme, s'est même rendu sur place avec vous, monsieur Wathelet, pour attaquer le problème à la source.

 

Les informations relayées par la presse sont-elles correctes? Comment les secrétaires d'État comptent-ils gérer cette problématique?

 

Enfin, je voudrais conclure en disant que je rejoins tout à fait les propos tenus par ma collègue de la N-VA, Mme Smeyers. Il faut évidemment être beaucoup plus strict en matière de prévention et de maîtrise des flux d'entrée. En effet, en continuant à augmenter le nombre de places d'accueil, nous donnons un mauvais signal et nous nous trouverons bientôt confrontés à une chaîne sans fin. Il faut savoir que de cette façon, nous n'arriverons jamais à débloquer la situation.

 

Comme l'a dit ma collègue, nous nous trouvons face à une crise totale en matière d'accueil en Belgique. Il faut donc réagir et accélérer le traitement des dossiers.

 

01.12  Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président, nous interviendrons sur deux aspects. Mon collègue Rachid Madrane interviendra sur les aspects des flux migratoires et de la politique d'asile. Quant à moi, j'interviendrai sur les problèmes liés à l'accueil.

 

Je voudrais insister sur un fait lié au flux migratoire car il influe sur l'accueil, le problème des intra-Européens. Nous sommes confrontés à une demande importante de ressortissants de l'Union européenne dont le statut est éventuellement hybride. Nos services sociaux, sanitaires ou hospitaliers sont confrontés à d'importantes demandes de traitement. Ces demandes ne peuvent être intégrées au problème de la politique d'asile mais ces personnes sont néanmoins présentes, souvent sans ressources. Cela ne fait qu'alourdir la problématique et il faudra également apporter des réponses.

 

La situation s'est fortement dégradée, tout le monde le reconnaît. Le reconnaître est une chose mais il faut également agir. Je salue les initiatives prises par le gouvernement de créer des places supplémentaires via la Croix-Rouge ou via des ILA dans les CPAS. Il fallait prendre ces mesures pour endiguer le flux des arrivées de demandeurs d'asile. Néanmoins, je m'interroge quant à leur réalisation concrète. Nous parlons depuis longtemps de l'ouverture des casernes, des bâtiments disponibles de la Défense nationale, qu'ils soient désaffectés ou inutilisés. Ces bâtiments inutiles pour l'armée pourraient être rapidement recyclés en lieux d'accueil. Il faut que tous les ministres prennent leurs responsabilités. J'attends donc aussi que le gouvernement fasse pression sur le ministre de la Défense.

 

Accessoirement, et ici je m'adresse au ministre en charge de la Régie des Bâtiments, j'ai visité des bâtiments publics en début de semaine afin de préparer l'afflux, cet hiver, des sans-abri, des demandeurs d'asile ou des illégaux qui viendront frapper à la porte des services sociaux pour être hébergés. La Régie des Bâtiments possède de magnifiques bâtiments dont il serait utile d'avoir le cadastre et de savoir comment on peut les utiliser. J'invite les collègues à interpeller le ministre en charge de cette matière afin de voir de quelle façon il pourrait aider à résoudre un certain nombre de problèmes.

 

Il y a 5 200 personnes en situation de non-désignation pour l'accueil. La majorité d'entre elles est inscrite sur le registre d'attente à l'Office des étrangers. Par conséquent, selon la loi – qu'il faudrait changer! – ces personnes ouvrent un droit à l'aide sociale et à l'intervention du CPAS de la Ville de Bruxelles, qui est le seul compétent pour cette matière.

 

On renvoie d'ailleurs de tous les CPAS du pays vers celui de Bruxelles-Ville des gens qui logent à Anvers, Affligem, Liège, Schaerbeek, etc. L'adresse de référence, qui ouvre un droit, est celle de l'Office des étrangers. C'est une anomalie inadmissible dans la loi de 1965, qu'il faut modifier. J'ai déposé une proposition de loi qui, je l'espère, sera prise en considération jeudi prochain, en raison de l'urgence.

 

Je devrais pratiquement doubler les services du CPAS de Bruxelles pour répondre à ces demandes. C'est impossible. Donc, mon service social ne peut pas remplir sa mission. Jusqu'à présent, nous étions condamnés par les tribunaux. La situation a changé, et j'attire votre attention là-dessus.

 

J'ai en effet appelé l'État à la cause. Pas moins de six ministres ont été cités. Le contentieux avec Fedasil se modifie, vu que la jurisprudence est devenue majoritairement favorable au CPAS de Bruxelles. Tant mieux. Néanmoins, nous avons aussi été condamnés à des astreintes. Cette jurisprudence change pour les primo-arrivants sans désignation et pour les suppressions volontaires de code 207 par Fedasil - qui concernent des gens privés de lieux d'accueil, faute de place.

 

Tout le monde devrait trouver inacceptable qu'un seul CPAS, fût-il celui de Bruxelles, soit contraint à résoudre ce problème pour l'ensemble du pays. Sans compter que la demande est également très forte envers le secteur hospitalier public – pas le privé, ne nous trompons pas. Ce secteur doit prendre en charge les personnes qui sont renvoyées par Fedasil principalement vers l'hôpital Saint-Pierre, mais aussi des gens qui sont devenus des illégaux et qui finissent par vivre là pour des raisons sociales. C'est évidemment impensable pour nous. Toutefois, nous ne pouvons pas jeter ces personnes à la rue.

 

Ils ne sont plus pris en charge par l’État fédéral, alors que c‘est à lui qu’il revient de gérer la problématique de l’asile et de l’accueil. Il ne s’agit aucunement d’une compétence relevant d’un seul pouvoir local. Cela n’a rien à voir avec la politique des CPAS! Je rappelle que, voici quelques années, nous avons décidé ensemble – et c’est une avancée considérable – de transférer la charge de l’accueil matériel vers l’État et de laisser le soin aux CPAS de la politique d’intégration sociale de ces personnes une fois celles-ci admises sur le territoire. C’est là la mission normale des CPAS, à savoir une politique à long terme et plus structurelle.

 

Demander aux CPAS de créer des initiatives locales d’accueil me semble être une bonne chose. Cette politique a été abandonnée à tort voici quelques années. C’est positif! Toutefois, des moyens financiers adéquats devront être mis à la disposition des CPAS et cela n’évitera pas, dans l’immédiat, la problématique des personnes vivant sous tente. Il y a quinze jours, nous avons dû sortir d’une situation d’accueil indigne des familles avec enfants qui vivaient sous tente devant le WTC, entre Bruxelles et Schaerbeek. Une solution doit être trouvée rapidement!

 

À défaut d’une solution rapide, il faut mettre en œuvre le plan de répartition qui a été voté par le parlement. Légalement, il est possible de l’appliquer depuis le mois de janvier. Je sais que certaines familles politiques au gouvernement sont réticents mais il est inadmissible de ne pas l’appliquer car l’absence de plan de répartition renvoie toute la charge sur Bruxelles. Tous les CPAS du pays doivent contribuer à accueillir des gens qui sont légalement sur le territoire. Toutes les communes du pays doivent faire un effort, que ce soit Knokke, Affligem, Louvain, Lasne, …

 

(…): (…)

 

01.13  Yvan Mayeur (PS): Ah non! Je ne veux pas entendre de telles remarques! Vous aussi devez assumer car si vous n’assumez pas, le CPAS de Bruxelles est le seul à le faire et vous ne payez pas non plus! C’est évidemment incorrect! Il doit y avoir une solidarité de la part de l’ensemble des communes à partir du moment où ces personnes sont admises sur le territoire en vue de leur intégration. Un plan de répartition est nécessaire et doit être appliqué selon des clés ou règles qui doivent être simples. Certaines communes disposent de moyens financiers importants. Celles-ci doivent être les premières à faire un geste. Sans quoi, qui est confronté au problème?

 

N’en faites pas un problème entre Flamands et francophones, vous vous tromperiez! Ce sont les grandes villes qui sont confrontées à ce problème. C’est Bruxelles, Anvers, Gand, Liège et Charleroi. Ce n’est pas un problème de Région flamande versus Région wallonne ou versus Région bruxelloise, c’est un problème de grandes métropoles qui sont alors les seules à devoir assumer cet accueil. Et cela, c’est inadmissible! On ne peut pas tout faire dans les grandes villes, il faut aussi de la solidarité et de l’accueil dans les autres villes.

 

Vous êtes d’accord? Très bien! Je suppose que vous soutiendrez donc ma demande d’urgence jeudi. Les CPAS, c’est de l’aide financière et de l’aide à l’insertion par le travail. Pourquoi? Parce que l’objectif, c’est que ces personnes arrivent à vivre convenablement. On ne va pas les placer sous perfusion et sous aide sociale matérielle pendant des années, il n’en est pas question! Il faut que les gens puissent s’intégrer, travailler, vivre comme tout le monde et contribuer à la production de la richesse nationale. C’est cela qu’il faut obtenir de ces personnes par leur intégration. Si vous les maintenez dans l’aide matérielle, ces gens resteront dans l’assistance sociale en permanence, ce qui ne va pas du tout, bien entendu.

 

Le gouvernement est sur la bonne voie mais le vrai problème se situe dans la qualité de l’accueil et le nombre de places qu’il faut créer. Il faut donc dégager des moyens pour créer ces places. C’est indispensable!

 

Je conclus, monsieur le président. L’indispensable action doit être la gestion et le contrôle de l’ensemble des flux et une politique cohérente. Soit, on accueille les gens, soit, on ne les accueille pas et on les éloigne. Mais alors, il faut mener cette politique jusqu’au bout et assumer ses responsabilités. Mon collègue Rachid Madrane devrait intervenir sur ce point. Très franchement, c’est là que le bât blesse!

 

Monsieur le ministre, votre escapade en Serbie avait permis de réduire drastiquement l’arrivée de demandeurs. Je constate qu’entre août et septembre, l’arrivée de personnes en provenance de Serbie a purement et simplement doublé. Soit vous installez là-bas une guérite en permanence, soit …mais vous ne pouvez pas vous rendre là-bas tout le temps. Il faut installer une solution structurelle à ce problème.

 

01.14  Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, op mijn beurt dank ik beide staatssecretarissen – zolang zij, indien ik het goed heb begrepen, voor sommige partijen nog staatssecretaris mogen zijn – voor hun aanwezigheid.

 

Mijnheer Weyts, zij maken van de gelegenheid dus ook gebruik om misschien voor de laatste keer in hun hoedanigheid op te treden.

 

Ik heb geprobeerd aandachtig te luisteren naar de sprekers. Wij moeten de zaken bij naam noemen. Wij worden vandaag in ons land met een echte asielcrisis geconfronteerd. Er is een groot onevenwicht tussen de instroom en de uitstroom.

 

Op een dergelijk moment hebben wij de neiging om het debat naar een secundair niveau om te leiden, namelijk naar de vraag op welke manier wij met voormeld onevenwicht moeten omgaan en op welke manier wij voor extra opvangplaatsen kunnen zorgen.

 

Wij komen ter zake tot cijfers die in feite hallucinant zijn: er zijn 26 000 opvangplaatsen nodig, zijnde ongeveer het inwonersaantal van de steden Tienen en Diest. U moet zich inbeelden dat de hele stad zou moeten worden vrijgemaakt, opdat er in ons land voldoende opvangmogelijkheid zou zijn om de lopende asielaanvragen op een goede manier te begeleiden.

 

Het is evident dat wij ervoor moeten zorgen dat er zich geen humanitaire ramp voltrekt. Wie de situatie op het terrein kent, weet evenwel dat er zich vandaag reeds een humanitaire maar ook sociale ramp aftekent. Het is ook evident dat wij moeten verhinderen dat wij met maatregelen komen aanzetten die onaanvaardbaar zijn. Vandaag zien wij spijtig genoeg al onaanvaardbare en onverdedigbare maatregelen. Er zijn namelijk asielzoekers die op kosten van de gemeenschap in een hotel worden ondergebracht, en zulks in een land waar het leefloon 740 euro bedraagt.

 

Een dergelijke handelwijze is onverdedigbaar en zorgt er ook voor dat het draagvlak voor een hecht, humaan asielbeleid wordt ondergraven.

 

Wij discussiëren op een secundair niveau. Wij komen bij een heel boeiend debat over het spreidingsbeleid en over de terechte vraag aan alle OCMW’s om in de last van het opvangbeleid te delen.

 

Het voorgaande is echter ook een pervers debat. Wij zijn nu immers over gemeenten als Landen en Kortenberg aan het discussiëren, terwijl de eerste verantwoordelijkheid bij de heren staatssecretarissen en bij de federale overheid ligt.

 

Ik ga akkoord, hoewel mijn stad Mechelen weliswaar niet bij de vijf grootsteden is opgesomd. U bent waarschijnlijk de belangrijkste grootstad, zijnde de stad Mechelen, vergeten, wat ik u niet kwalijk neem. Echter, ook in mijn stad zijn een aantal asielzoekers aan een aantal OCMW’s toegewezen. Meer dan honderd OCMW’s sturen op een centrumstad als Mechelen, dat op de as Antwerpen-Brussel ligt, asielzoekers af. De betrokkenen worden vervolgens gehuisvest in woningen die door huisjesmelkers worden uitgebaat. Er is geen enkele begeleiding of sociale controle. Het gaat dus om een humanitaire ramp, die wordt georganiseerd door OCMW’s die hun verantwoordelijkheid niet willen opnemen.

 

Ik ben dus mede vragende partij voor een echt spreidingsplan en niet voor een fictief spreidingsplan, zoals dat vandaag bestaat, zijnde een spreidingsplan waarbij asielzoekers aan een OCMW worden toegewezen en het betrokken OCMW vervolgens verkiest om de betrokkenen elders te huisvesten of waarbij – nog erger – het OCMW in kwestie geen greep heeft op de huisvesting van de betrokken asielzoekers. De asielzoekers mogen immers zelf kiezen waar zij willen wonen.

 

Indien dus wordt gesproken over een spreidingsplan waarbij de echte en niet de fictieve verantwoordelijkheid bij de OCMW’s wordt gelegd, zal ik als eerste daarvoor vragende partij zijn.

 

Echter, nog vóór voornoemde vraag moeten wij een andere, veel belangrijkere vraag stellen. Dat is namelijk de volgende vraag. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de toevloed en het onevenwicht in ons asielbeleid wordt weggewerkt?

 

Het antwoord is heel eenvoudig. Wij moeten ter zake niet rond de pot draaien. Het grote probleem is al drie jaar de uitstroom.

 

Al drie jaar is de uitstroom tot een onaanvaardbaar laag niveau gedaald. Ik heb de cijfers eens opgezocht. In de periode 2000-2006 was er een gemiddelde uitstroom van meer dan 12 000 mensen. In 2008 zijn er 8 093 mensen uitgestroomd en in 2009 8 016 mensen. Dat is een verschil van 4 000 mensen per jaar.

 

Als we de voorbije drie jaar alleen al hetzelfde niveau hadden bereikt als in de periode 2000-2006, waren we hier niet aan het discussiëren over 22 000 of 24 000 plaatsen, maar over 10 000 of 12 000 plaatsen. Dan zou er helemaal geen nood zijn om hier in paniek kazernes te gaan openen. Het zou helemaal geen probleem zijn om financiële stimuli te bedenken voor OCMW’s om toch ook een deel van de verantwoordelijkheid op te nemen. Dan zaten we in een totaal andere asielcontext. Veel humaner, veel menselijker, met een veel breder draagvlak bij de publieke opinie.

 

Dat is het probleem. Het probleem is dat sommigen niet de politieke wil hebben om het uitwijzingsprobleem op het terrein hard te maken. Dat is uiteraard niet altijd gemakkelijk. Dat vraagt moed. Dat vraagt degelijke afspraken tussen Fedasil en DVZ; geen schijnafspraken, geen afspraken in de marge, maar concrete en degelijke afspraken. Als men dat de voorbije drie jaar had gedaan, zou de situatie nu heel anders zijn. Dat zou bovendien een bijkomend effect hebben gehad, met name een ontradend effect. Dan had men ook minder mensen naar de derdelanden moeten sturen om uit te leggen waarom het misschien geen verstandige keuze is om naar ons land uit te wijken; dan had er een veel duidelijker en krachtiger signaal geweest, met name dat degenen die asiel vragen aan ons land daarop ook recht hebben, maar dat degenen die niet in aanmerking komen voor asiel ook daadwerkelijk worden teruggestuurd naar het land van herkomst. Dat is het essentiële probleem.

 

Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de staatssecretarissen om dit probleem op een andere manier te bekijken. Men moet niet alleen nagaan of er plaatsen moeten bijkomen of hoe men meer mensen moet opvangen. Nee, men moet trachten een onevenwicht in het asielbeleid te voorkomen. Men moet op de eerste plaats naar de uitstroom kijken.

 

Ten tweede, volgens mij is er nood aan een beleid dat de instroom ontraadt. Met alle respect, maar dat doet men niet in eerste instantie door er trots op te zijn dat de bevelbrief om het grondgebied te verlaten niet meer via de gemeente zal worden bezorgd, maar aangetekend zal worden verstuurd. Als wij op deze cosmetische manier naar het probleem blijven kijken, dan negeert men de realiteit op het terrein. Men beweert dat sommigen hun kamer behangen met bevelen om het grondgebied te verlaten. Ik wil niet zo ver gaan, maar het effect daarvan op het terrein is marginaal te noemen en ik druk mij voorzichtig uit als burgemeester van een centrumstad.

 

Ik denk dat er andere dingen nodig zijn om een ontradend beleid te voeren. Daarover moeten we nadenken.

 

Wat ik persoonlijk een zeer slecht signaal vind, is een – weliswaar voorzichtige – poging om terug te komen op het concept van materiële steun voor mensen die in een asielprocedure zitten. Er is blijkbaar terug een voorzichtige opening gemaakt. Van de staatssecretaris zou ik graag vernemen of er vandaag OCMW’s zijn die opnieuw financiële steun geven aan asielzoekers, aan mensen die in de asielprocedure zitten, want het is mijn opinie dat dat een contraproductief effect zou hebben.

 

Een derde punt is de regularisatiecampagne. Als burgemeester heb ik zelf die regularisatiecampagne op een heel ernstige manier opgenomen, omdat ik ervan overtuigd ben, indien dat op een ernstige manier gebeurt, dat er heel wat mensen zijn die het recht op een regularisatie zouden moeten bekomen. Zelf heb ik meer dan driehonderd gesprekken gevoerd met kandidaten. Uit die gesprekken is mij een zeer disparaat beeld naar voren gekomen van mensen die in inhumane situaties zijn terechtgekomen en voor wie de enige oplossing is, gelet op de graad van de facto integratie in onze samenleving, dat zij in aanmerking komen voor een regularisatie.

 

We kunnen ons juridisch gezien op een heel strak standpunt instellen door te zeggen dat die mensen dan maar alle procedures op de juiste manier hadden moeten vervullen, en dat zij op een bepaald moment dan zelf maar hadden moeten beslissen om terug te keren naar hun land van herkomst. Wie dat echter door een menselijke, humane bril bekijkt, ziet dat er in onze samenleving mensen zijn die inderdaad in aanmerking kunnen komen voor een regularisatie. Van het principe op zich heb ik op het terrein zelf kunnen vaststellen dat er een reële nood voor bestaat.

 

De vraag luidt natuurlijk hoe die regularisatie in de praktijk wordt gerealiseerd. Wat gebeurt er in de praktijk? Dan word ik meer bezorgd.

 

Mijn eerste bezorgdheid is het totaal ontbreken van cijfermateriaal. Ik vind het iets te gemakkelijk om te zeggen dat u op dit moment niet over de cijfers van de stad Antwerpen beschikt, en dat ons daarom niet de juiste cijfers meegedeeld kunnen worden van de huidige stand van zaken. Ik had die cijfers graag gekend. Ik had graag geweten hoeveel regularisatiedossiers er op dit moment behandeld zijn, hoeveel regularisatiedossiers er goedgekeurd zijn, hoeveel er geweigerd zijn, op basis van welke categorieën er geweigerd werd, en welke percentages van die categorieën de weigeringen vertegenwoordigen. Op die manier wil ik een helderder beeld krijgen van deze regularisatiecampagne.

 

Ik ben namelijk bezorgd omdat de steden die de regularisatie op een correcte en constructieve manier willen opvolgen, toch geconfronteerd worden met rare kronkels. Ik geef u er een. Er is gevraagd aan de politiediensten om de woonplaats te controleren.

 

Ik heb in mijn bescheiden stad aan de politie de opdracht gegeven om dat op een ernstige en correcte manier te doen. In mijn stad zijn er in totaal zowat 365 dossiers. Ik heb dat op een ernstige manier laten doen. Ik heb dat ernstiger laten doen dan bij een normale domiciliecontrole die elke lokale overheid uitvoert, namelijk als iemand verhuist, kijken of die persoon daar ook echt woont. Mijn politiedienst is bij al die mensen twee keer langs geweest op een onverwacht moment. Wanneer de mensen niet thuis waren, is er een buurtonderzoek uitgevoerd om zo op een juiste en integere manier te kunnen vaststellen of die mensen daar inderdaad wonen.

 

Wat blijkt nu tot mijn ontsteltenis? Op een vergadering van 21 september werd op de dienst Vreemdelingenzaken in Brussel meegedeeld dat personen die worden gezien op een adres, een positief advies moeten krijgen bij de woonstcontrole, ook al zijn ze maar op bezoek. Wanneer de politie na twee controles niet vaststelt dat de mensen er wonen, een buurtonderzoek uitvoert of wel mensen heeft aangetroffen waarbij de politie uit de materiële omstandigheden kan afleiden dat er helemaal geen sprake kan zijn van een effectieve woonplaats, wordt steevast gezegd dat er diepgaander onderzoek moet gebeuren en men met andere woorden nog eens verder moet kijken. Men zoekt elk argument om toch maar aan te tonen dat het onderzoek van de lokale politie ter zake niet op een goede manier is verlopen. Dat stoort mij bovenmatig.

 

Het kost de lokale overheid verschrikkelijk veel geld om het onderzoek op een ernstige manier te doen. Als de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen dat als uitgangspunt neemt, dan is men alle inspanningen die ernstige lokale besturen leveren om op een eerlijke, integere en humane manier naar die regularisatiedossiers te kijken, onderuit aan het halen. Ik betreur dat. Op die manier geeft men opnieuw een totaal verkeerd signaal.

 

01.15 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Voor een goed begrip, de woonstcontrole is een bevoegdheid van de gemeenten zelf. Daar heeft de DVZ niets mee te maken. Als de woonstcontrole negatief is, wordt het dossier zelfs niet doorgestuurd naar de DVZ. Het gaat dus gewoon om iemand die betwist heeft dat de gemeente het dossier niet naar de DVZ heeft gestuurd. Die betwisting is bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen geweest. Wat u leest, is dus een uitspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

 

01.16  Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, in totaal zijn er 40 mensen uit Mechelen – ik ken alleen mijn eigen Mechelse dossiers, landelijke cijfers heb ik nog niet gekregen – in beroep gegaan bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. 15 dossiers hebben dat beroep verloren, 16 dossiers werden in hun beroep gevolgd. Er zijn nog 9 dossiers hangende. Ik kan u een overzicht geven van de argumentatie die telkens op hetzelfde neerkomt, namelijk dat wat ik u gezegd heb. Aangezien onze politie vaststelt dat zij in 16 van de 31 gecontroleerde dossiers gewoon teruggefloten wordt en men zegt dat haar argumentatie om te stellen dat die persoon daar niet woont, van tafel wordt geveegd, heeft onze commissaris dat aangekaart op een vergadering bij de dienst Vreemdelingenzaken in Brussel op 21 september 2010. Daar werd heel duidelijk gezegd wat ik daarnet heb verteld, namelijk dat als iemand gezien wordt, dat voldoende is om uit te gaan van een positief advies. Als de politie dan stelt dat ze daar binnen is geweest en dat die persoon daar volgens haar niet echt woont, omdat ze de betrokkene daar niet heeft aangetroffen, dan gaat men er steevast van uit dat het onderzoek van de politie niet diepgaand genoeg is. Ik vind die vooringenomenheid niet ernstig. Op die manier ondergraaft men de ernst van de regularisatieprocedure.

 

01.17 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat is gewoon zelfs geen bevoegdheid van de DVZ. Het is haar bevoegdheid zelfs niet. Met de procedure van de woonstcontrole heeft de dienst volgens de circulaire-Dewael van 2007 absoluut niets te maken.

 

01.18  Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, het is dan wel vreemd dat in een vergadering met de lokale besturen de dienst Vreemdelingenzaken die houding aanneemt. Dat maakt mij uiterst bezorgd over de manier waarop men naar die regularisatiedossiers kijkt.

 

Voorzitter Hans Bonte: Mijnheer de staatssecretaris, ik stel voor dat u nota’s neemt en straks antwoordt als daar nog tijd voor is.

 

01.19  Bart Somers (Open Vld): Ik besluit mijn uiteenzetting. Ik ben de eerste die vindt dat mensen in een humanitaire situatie moeten opgevangen worden. Ik ben de eerste die vindt dat alle OCMW’s daar een inspanning voor moeten leveren. Ik stel echter samen met velen vast dat de kern van het probleem het gebrek is aan een echt uitwijzingsbeleid en een uitstroombeleid. Indien we daar de cijfers hadden gehaald van begin de jaren 2000, dan hadden we hier vandaag geen debat over het asielbeleid.

 

01.20  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, pour poursuivre sur ce problème d'adresse et de policier, j'ai moi-même dû m'y reprendre à trois reprises pour que le policier soit là en même temps que moi: souvent, il se présente en journée, mais vous n'êtes pas toujours à votre domicile.

 

Pour certaines visites domiciliaires, il existe une directive qui règle le mode de passage. Elle précise clairement que le policier doit se présenter au minimum une fois le soir et une fois le week-end. Voilà qui me semble de bonne politique vu que nombre de personnes contrôlées dans le cadre des dossiers de régularisation ne perçoivent aucun revenu. En fait, ces gens travaillent au noir la journée ou le soir; ils effectuent des gardes d'enfant ou d'autres activités pour subvenir à leurs besoins. En effet, depuis un an, ils attendent la réponse à leur dossier de régularisation; ils doivent payer un loyer et se nourrir et doivent donc travailler. Personne ne leur apporte la nourriture à domicile afin de leur permettre d'attendre la visite du policier.

 

Cette problématique est importante. Il me paraît intéressant de décider d'une méthode uniforme pour opérer ces enquêtes domiciliaires dans notre pays afin de contrôler vraiment si les gens vivent à cette adresse, et ce, pas uniquement durant les heures de bureau.

 

Premier point par rapport à la politique migratoire et aux compétences de M. le secrétaire d'État Wathelet: je suis un peu inquiète en entendant une description assez managériale de l' "instroom", de l' "uitstroom". Pour moi, le plus important est de garantir un examen effectif des dossiers, un examen de qualité afin d'assurer une véritable protection aux gens qui en ont besoin, soit individuellement parce qu'ils peuvent craindre pour eux-mêmes, soit collectivement parce qu'ils ont subi dans leur pays des drames collectifs.

 

Quand on voit que nombre d'Afghans, provenant donc d'un pays particulièrement perturbé, se voient néanmoins refuser leur demande d'asile ou de protection subsidiaire; le fonctionnement du système actuel m'inquiète.

 

Par exemple, des Pakistanais se voient refuser l'asile. Pourtant, j'espère que vous êtes au courant que la moitié de la population pakistanaise a été touchée par un grave drame cet été. Il me paraît difficile de les renvoyer dans ces conditions.

 

Monsieur Wathelet, la résorption de l'arriéré constitue un défi important. De plus en plus de dossiers s'entassent, mais il importe que ces demandes d'asile soient examinées correctement et rapidement.

 

Combien de personnes supplémentaires ont-elles été embauchées dans le département pour ces procédures d'asile? Combien de temps estimez-vous nécessaire pour résorber l'arriéré accumulé ces dernières années?

 

Plusieurs collègues ont fait allusion à la problématique des minorités les plus discriminées d'Europe, les Roms. On se demande s'il y a davantage de demandes émanant de leur part à cause des événements se déroulant en France. Selon moi, ce n'est pas en France que se passent essentiellement les choses; bien sûr, ce qui s'y passe est inacceptable et illégal en regard du droit européen. Le plus grave est surtout la discrimination que subissent ces minorités sur le terrain. En Serbie, la plupart des déplacés kosovars ne sont absolument pas acceptés sous prétexte qu'ils ne sont pas Serbes; ils ne peuvent donc s'établir dans le pays et même les bidonvilles sont réprimés sévèrement.

 

Au Kosovo, des villages entiers ont dû être évacués d’urgence.

 

En Europe, certaines situations sont particulièrement compliquées. Il importe de les aborder globalement plutôt que par le petit bout de la lorgnette.

 

En matière d’accueil, M. Courard nous a transmis une série de chiffres intéressants, tout particulièrement le nombre de personnes qui ne se voient pas désigner un accueil: 903 personnes au mois d’août et 1 080 en septembre. Il s’agit des personnes que nous avons pu découvrir sous des bâches au pied du WTC mais que l’on voit également tous les jours mendiant dans le métro pour pouvoir nourrir leurs enfants. Ces personnes survivent grâce à la charité, à ce qu’elles trouvent dans les poubelles et aux bénévoles qui se sont assemblés et qui, depuis des mois, tentent de les nourrir, de leur apporter des vêtements et de les emmener chez eux ou dans l’une ou l’autre infrastructure pour qu’elles puissent se laver. Cette situation est tout à fait inacceptable dans un pays comme le nôtre. Que l’on en soit réduit à demander à des citoyens engagés de s’occuper d’un nombre aussi important de personnes est tout à fait intenable!

 

Depuis longtemps, on parle de la crise de Fedasil. Tout d’abord, il y a eu le départ de la directrice. Or, pour pouvoir piloter cette terrible crise de l’accueil, il faut que Fedasil soit en ordre de marche. Qu’en est-il de la situation de Fedasil? Gérer cette crise a été particulièrement difficile pour les membres du personnel. Nombre d’entre eux ont atteint leurs limites. Combien de personnes supplémentaires ont-elles été engagées en vue du "pilotage" de cette procédure d’accueil? En outre, le problème avec l’Inspection des Finances est-il résolu? Des tentatives de solution ont été bloquées du fait que l’Inspection des Finances a estimé que la façon dont les dépenses étaient prévues n’était pas conforme à la loi. Cela a véritablement grippé toute une série de procédures. Pour la bonne mise en œuvre de l’ensemble des dispositifs dont vous avez parlé, il faut que Fedasil fonctionne bien. Qu’a-t-on mis en place pour débloquer toutes ces problématiques?

 

Vous nous annoncez un certain nombre d’initiatives locales d’accueil (ILA) supplémentaires, grâce à des garanties plus importantes. C’est intéressant. Toutefois, on sait que le lancement de telles initiatives demande un certain temps et je crains que ce soit insuffisant par rapport à la crise que l’on traverse. De plus, les ILA représentent le type d’accueil le plus cher, le centre ouvert étant un peu moins cher et l’accueil financier étant l’accueil le moins cher.

 

Un courrier aurait été adressé à M. De Crem. Or, différents secrétaires d’État, entre autres Mme Arena, déclarent lui avoir écrit de longue date. Depuis 2007, il est question de tentatives de collaboration avec l’armée. J’ai certaines craintes en entendant ce refrain malheureusement déjà trop connu, d’autant plus que les maigres expériences des années précédentes n’ont à ma connaissance pas très bien fonctionné. Dispose-t-on d’une évaluation claire du type d’accueil proposé par l’armée, de manière à ne pas reproduire les mêmes erreurs? Certaines structures ont été faites n’importe comment, à la va-vite et sont restées à moitié vides. Il importe de travailler convenablement.

 

On nous parle également de logements en containers depuis plus de deux ans et demi. Pour quelles raisons ces fameux containers ne sont-ils toujours pas là? Pourquoi les gens ne peuvent-ils pas y vivre?

 

Enfin, l’année dernière, le secrétaire d’État avait débloqué des enveloppes pour des grandes villes qui accueillaient des demandeurs d’asile et d’autres personnes dans leurs structures d’accueil d’urgence, dans le cadre des dispositifs hivernaux entre autres. Cette initiative sera-t-elle renouvelée et le sera-t-elle en fonction du nombre de lits proposés? On le sait, l’année dernière, toutes les grandes villes ont reçu la même chose alors que certaines proposaient 20 lits, d’autres 150. Il serait intéressant de soutenir les grandes villes à proportion du nombre de places qu’elles offrent.

 

Pour nous, la véritable solution, c’est le plan de répartition. Cela fait déjà plus d’un an qu'avec Groen!, désormais avec ma collègue Eva Brems, nous avons déposé une résolution qui propose un accueil en deux phases: d’abord en centre ouvert et ensuite par un plan qui répartit l’effort sur l’ensemble des communes. C’est prévu par la loi, vous pouvez le faire: le Conseil des ministres a la possibilité de le faire, même en affaires courantes, puisque le Parlement a adopté l’article de loi qui met cet outil à sa disposition. Il suffit de prendre la décision.

 

J’aimerais que le gouvernement actuel prenne ses responsabilités car des enfants, des familles sont toujours à la rue, sans aucun revenu, sans nourriture, sans toit, sans un accès structuré à la santé, sans suivi du dossier d’asile, vu que la majorité de ces personnes ne savent même pas quand il faut se rendre au CGRA puisqu’elles ne sont pas encadrées. Il est impossible de continuer ainsi.

 

Voorzitter Hans Bonte: Vooraleer de heer De Man het woord te geven, wil ik de vergadering raadplegen in verband met de orde van werkzaamheden.

 

Er staan nog zes sprekers op de lijst. Het is evident dat we dit niet op een ordentelijke manier gedaan krijgen voor de middag. Hoe werken we verder? Ik heb van beide staatssecretarissen begrepen dat er zich een probleem stelt voor deze namiddag. Het was ook niet voorzien dat we deze namiddag zouden verder werken.

 

Er kunnen nu nog een paar uiteenzettingen worden gehouden, maar de antwoorden en de replieken daarop zullen op een later tijdstip moeten worden georganiseerd. Om verschillende redenen is het bijzonder moeilijk om een gaatje te vinden in de agenda van volgende week. Het enige wat ik nog mogelijk acht, is vrijdagvoormiddag, als daar ruimte voor is.

 

Dinsdag na de plenaire vergadering kan eventueel ook. Maandag kan niet omdat we dan niet in zitting zijn. Maandag en dinsdag zijn we gesloten tot de zitting dinsdag tijdens de plenaire vergadering voor geopend wordt verklaard.

 

01.21  Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, als mevrouw Smeyers kan vragen om een commissie bijeen te roepen, dan kunnen wij dat nu toch ook vragen? Ik begrijp niet dat we dan gesloten zijn en vandaag niet.

 

U zegt dat we maandag geen commissie kunnen organiseren omdat we dan gesloten zijn. Blijkbaar kunnen commissies worden georganiseerd op eenvoudige vraag van parlementsleden. Als dat vandaag kon, kan dat ook maandag.

 

Voorzitter Hans Bonte: Neen, het is enkel die ene maandag dat we niet in zitting zijn. Ik herhaal nogmaals. De discussie over wie het initiatief heeft genomen heeft daarstraks plaatsgevonden. Wie er ook het initiatief heeft genomen, het was een beslissing van de Conferentie van voorzitters om vandaag bijeen te komen.

 

01.22 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, ik meen dat het gemakkelijker en nuttiger is wanneer de antwoorden onmiddellijk worden gegeven. Ik kan blijven tot 14 u 00.

 

Voorzitter Hans Bonte: Mijnheer de staatssecretaris, als we de timing bekijken, zitten we nu halfweg wat de interventies betreft. Het is dus zo goed als onmogelijk om het op een ordentelijke manier rond te krijgen. Als u kunt blijven tot 14 u 00 wil ik de vergadering laten voortzetten tot 14 u 00, maar dat kan alleen maar als de leden het daarmee eens zijn. Dan zien we om 13 u 55 wat we verder doen. Is dat de afspraak?

 

Mijnheer De Man, u hebt het woord.

 

01.23  Filip De Man (VB): Ik heb vooraf een vraag aan de heer Weyts. In de commissie voor de Binnenlandse Zaken durf ik al eens een vraag te stellen, mijnheer Weyts. Goede afspraken maken goede vrienden. Als men als eerste een parlementaire vraag indient, komt men dan ergens in de tweede helft van de groep aan bod? Moet men misschien als laatste een vraag indienen om als eerste het woord te krijgen? Kunt u daarover enige toelichting geven? Waarom spreek ik nu, na een tiental personen die allemaal na mij, of zelfs helemaal niet, een vraag hebben ingediend?

 

Voorzitter Ben Weyts: Wij hebben de volgorde van de vraagstellers en initiatiefnemers gevolgd. Vervolgens hebben wij taalkundig afgewisseld…

 

01.24  Filip De Man (VB): Welke taal spreek ik?

 

Voorzitter Ben Weyts: … op basis van de fracties die nog niet vertegenwoordigd zijn, vanzelfsprekend naargelang de getalsterkte van de fractie.

 

01.25  Filip De Man (VB): Dat is flauw, heel flauw.

 

Voorzitter Ben Weyts: Het Parlement heeft een nieuwe samenstelling en er zijn inderdaad fracties die groter zijn dan de uwe.

 

01.26  Filip De Man (VB): Dames en heren, er zitten op dit ogenblik ongeveer 22 000 asielzoekers in opvangcentra en hotels, en zelfs op straat. Dit jaar stevenen wij af op meer dan 20 000 asielaanvragen. Ik heb een eerste vraag aan de heer Courard. Is het waar dat wij, als wij eind 2010 boven de 20 000 zullen eindigen, een derde daarbij moeten tellen? Meer dan 20 000 aanvragen betekent volgens mij ongeveer 27 000 tot 28 000 asielzoekers. Is het zo, mijnheer Courard, zoals wij weten vanuit de ervaring van de vorige jaren, dat wij bij de aanvragen nog eens een derde moeten bijtellen om het aantal asielzoekers te kennen?

 

Ik hoor graag dat mensen zoals de heer Somers, die in zijn recente politieke leven twee keer een massale regularisatieronde heeft goedgekeurd, nu komen klagen dat er een enorme instroom is. Ik hoor dat de heer Mayeur klaagt dat zijn OCMW in Brussel de zaak niet meer aankan, dat men gigantisch veel mensen over de vloer krijgt en geen personeel en geld genoeg meer heeft om die instroom aan te pakken. Bij mijn weten is de heer Mayeur nog altijd lid van de Parti Socialiste, een van de grootste propagandisten van een massale regularisatie die, wij weten, tien jaar geleden is gebeurd met de PS. Dat gebeurt nu opnieuw met de PS. Ik vraag mij eigenlijk af of die mensen beseffen dat zij in de huidige regering zitten.

 

Collega’s, een rechtstreeks en voorspelbaar gevolg van het regeerakkoord van Leterme van maart 2008 is precies dat er een enorm aanzuigeffect gekomen is. Aan Vlaamse kant – Franstaligen vinden dat natuurlijk altijd goed – is het akkoord bij mijn weten goedgekeurd door CD&V, door Open Vld, mijnheer Somers, en door N-VA. Het heeft de grootste regularisatiecampagne ooit in gang gezet, die er mogelijk toe zal leiden dat 60 000 illegale vreemdelingen een verblijfsvergunning krijgen, de zo gegeerde “papieren.” Dit geeft hun meteen het recht op een leefloon, en dat zal natuurlijk aardig wat kosten. De cijfers zijn genoemd: voor volgend jaar wordt in meer dan 340 miljoen euro voorzien.

 

Dit is één reden waarom er zo’n enorme instroom is. Een tweede reden is dat wij één van de meest gunstige regelingen van Europa hebben. Sommigen weten het blijkbaar niet, maar er zijn nog altijd duizenden asielzoekers die enkele jaren geleden een aanvraag hebben ingediend en die vandaag geld krijgen. Ook daarvan, mijnheer Courard en mijnheer Wathelet, gaat een aanzuigeffect uit. Er verblijven ook nog een heleboel mensen in hotels, en er worden zware dwangsommen uitbetaald.

 

Men kijkt toch op van de schaamteloosheid van de huidige regering. Die schaamteloosheid kent eigenlijk geen grenzen meer. Vorige week riep de heer Leterme op om de toestroom van asielzoekers in te dijken. Hij wilde tevens en ik citeer hem “de uitwijzing van uitgeprocedeerden efficiënter organiseren.” Beste collega’s, met alle respect: wat een hypocrisie! De jongste jaren waren er precies minder repatriëringen. Ik geef u de cijfers uit het rapport van de dienst Vreemdelingenzaken. In 2005 waren er 10 900 repatriëringen. In 2006 waren er 10 100 repatriëringen. In 2007 waren er 7 500, in 2008 7 800, en in 2009 was het aantal het laagste in 10 jaar met 6 500.

 

Dan zeggen leden die deze meerderheid nog altijd volmondig steunen onbeschaamd, mijnheer Somers, dat zij het zo erg vinden dat er een onevenwicht is tussen de instroom en de uitstroom, terwijl zij zelf gestemd hebben voor die grotere instroom. Mijnheer Somers, Open Vld zit toch al jaren in de regering. Met mevrouw Turtelboom en de heer Dewael heeft zij jarenlang de zaak in handen gehad. Nu komt u wat hypocriet doen. Wat voor een januskop is het die u vertoont, mijnheer Somers. Het is echt huilen met de pet op, als ik u zo bezig hoor.

 

Het aantal is dus gedaald van bijna 11 000 naar nu 6 500. Mijnheer Somers, dat is het laagste cijfer sedert het jaar 2000.

 

Met alle respect voor de grootste partij van Vlaanderen, de N-VA, maar de rechtlijnigheid siert haar toch ook niet. Wie heeft er op het groene knopje gedrukt toen die massale, eenmalige – men noemt dat telkens eenmalig maar het is nu reeds de tweede – regularisatie werd afgekondigd in maart 2008? Wie heeft er toen op het groene knopje gedrukt? Dat was de N-VA en met name Kamerlid Smeyers.

 

Mevrouw Smeyers, ik ben blij dat u nu het licht hebt gezien. Maar eerlijk gezegd, ik heb uw voorstellen van vorige week gelezen. Ik zie dat u nu pleit om een soort van spreidingsplan door te voeren. U zegt dat in de komende winter de 130 gemeenten die geen lokale asielopvang bieden, daartoe moeten verplicht worden. Dat is eigenaardig. Dat is het spreidingsplan van de N-VA. De N-VA zegt dan dat de gemeenten toch niet zullen moeten opdraaien voor de kosten, want wij weten natuurlijk allemaal dat de federale Schatkist dat terugbetaalt. Dames en heren van de N-VA, die federale Schatkist wordt natuurlijk voor een zeer groot deel gevuld met Vlaams belastinggeld. Ik geef het u maar even mee.

 

Collega’s, een aantal personen die hier brand hebben gesticht, roepen nu plotseling om emmers waters. Daarover gaat het. De partijen die dat allemaal twee jaar geleden in gang hebben gezet, hoeven nu niet doen alsof hun neus bloedt.

 

Collega’s, de gevolgen van het beleid zijn bekend, alhoewel u dat allemaal ontkent. 60 000 illegalen zullen dus papieren krijgen en geld. Een groot deel loopt direct naar het OCMW. Het aantal asielzoekers is door uw regeling enorm gestegen, door het bekende aanzuigeffect. Mijnheer Somers, u doet nu alsof u van toeten noch blazen weet, maar toen Verhofstadt dat heeft gedaan in 2000, hebben wij toch allemaal gezien dat er een paar jaar later enorm veel asielaanvragen waren. U ontkent dat dus? U ontkent dat er na de massale regularisatie van Duquesne en Verhofstadt een enorm aanzuigeffect is geweest inzake asiel?

 

01.27  Bart Somers (Open Vld): Ooit waren er 14 000, nu nog 7 000.

 

01.28  Filip De Man (VB): 14 000 zijn er nooit geweest. Mijnheer Somers, u draait rond de pot. Het gaat niet over de uitwijzingen. Ik heb u reeds aangegeven dat ze dus enorm zijn gedaald, ook met de Open Vld in de regering. Ik geef u nu aan dat men dus zeer goed kon weten, bij de Open Vld bijvoorbeeld, dat er een gigantisch aanzuigeffect zou komen als men zo’n tweede massale regularisatie afkondigde. U hebt niet willen luisteren. U zit nu met de gebakken peren. Erger nog, hypocriet als u kunt zijn, vraagt u nu water om de brand te blussen.

 

Het probleem is nu dat er, afhankelijk van de periode want het cijfer stijgt en daalt, meer dan 1 000 mensen in hotels verblijven. Dat kost een pak geld. Onze OCMW’s moeten massa’s leeflonen uitbetalen. Ik heb daarover trouwens nog een vraag aan de regering en ik hoop op een antwoord, want een en ander spreekt tot de verbeelding. Er moeten dwangsommen van 500 euro per dag worden uitgekeerd. De heer Courard heeft daarover gesproken. Als ik mij niet vergis zijn er al voor honderdduizenden euro’s aan dwangsommen uitbetaald. Kunt u mij zeggen hoe het daarmee vandaag staat? Hoeveel is er al uitbetaald aan dwangsommen? Gaat het over een half miljoen euro of hebt u er geen idee van hoeveel er al werd betaald aan dwangsommen voor asielzoekers voor wie geen opvang is?

 

Het budget van Fedasil zou volgend jaar 17 miljard oude Belgische franken bedragen. Ik ben zeer verbouwereerd dat partijen die mee verantwoordelijk zijn voor een en ander hier nu een januskop opzetten en doen alsof ze zich dat allemaal beklagen.

 

Mijn laatste vraag is voor de heer Wathelet, die wellicht alles weet over de materie. Vorige week werd aangekondigd dat er extra personeel komt met het oog op ontradingscampagnes. De heer Leterme pronkte daarmee; hij komt overigens altijd in beeld als het gaat over het beperken van de instroom, maar wij zien hem niet als het gaat over de toenemende instroom. Hoe dan ook, de regering gaat dus ontradingscampagnes opzetten in de landen van herkomst van de asielzoekers. Via de pers vernam ik dat het zou gaan om twee personen die het probleem mondiaal gaan aanpakken. Misschien vergiste men zich in de pers? Gaat het inderdaad om slechts twee personen? Hoeveel mensen zijn daar nu in totaal mee bezig?

 

01.29  Catherine Fonck (cdH): Messieurs les ministres, je voudrais vous remercier et saluer votre présence volontaire parmi nous. Volontaire désigné peut-être mais volontaire, dans ces temps particuliers. Beaucoup de chiffres ont été avancés, notamment en matière d’accueil. Il est important de rappeler que nous ne nous contentons pas d’un boulier compteur et que derrière tous ces chiffres, il y a des hommes, des femmes, des enfants dont le parcours de vie a été semé d’embûches et pour lesquels l’enjeu sera de réussir leur intégration sociale, que ce soit en Belgique ou ailleurs.

 

Ce débat est tout sauf simple. Croire en des solutions caricaturales ou simplistes est un leurre. J’ai entendu certains collègues plaider en faveur du "tout à l’éloignement", d’autres pour le "tout à l’accueil". Ce n’est pas comme cela que nous arriverons à une politique à la fois responsable et humaine.

 

Force est de constater que l’accueil est en crise. Tout le monde l’a dit, vous l’avez vous-même dit à plusieurs reprises. Je voudrais saluer les diverses initiatives récentes avec une approche globale, un travail non seulement sur l’accueil mais un travail en amont et en aval. Il faut certainement poursuivre et amplifier ces initiatives.

 

Monsieur le président, j’en viens directement à quelques questions. Je ne serai pas très longue, pour faciliter l’organisation des travaux de ce matin. Je voudrais tout de même me pencher sur l’effectivité des places pour lesquelles les décisions avaient été prises. Certes, monsieur le ministre, des décisions sont intervenues récemment mais début 2010, une série de décisions avaient été prises en ce qui concerne le nombre de places. Tout à l’heure, d’ailleurs, on a évoqué certaines places avec la Défense. Certaines places avaient été clairement définies par ailleurs, avec la Régie des Bâtiments. Je n’ai pas exactement les mêmes chiffres que Mme Temmerman: d’après les miens, il s’agirait de 620 places-modules. À ma connaissance, seules 130 auraient été exécutées. Ces chiffres sont-ils corrects? Pourquoi n’a-t-on pu concrétiser ce qui avait été décidé en 2010? Des difficultés imprévues sont-elles survenues? Lesquelles? Comment ferez-vous dans ce gouvernement en affaires courantes pour régler ces problèmes?

 

Deuxièmement, les ordres de quitter le territoire ne transitent plus par les communes. Je comprends bien que l’objectif est d'y donner suite plus rapidement. Cette modification de procédure a-t-elle des conséquences sur l’effectivité des départs ou sur la manière de les organiser? Je voudrais quelques précisions à cet égard.

 

J'en arrive à la question des CPAS. M. Mayeur a beaucoup parlé du CPAS de Bruxelles, mais il n'y a pas que celui-là qui soit aujourd'hui en difficulté. De nombreux CPAS sont aujourd'hui malheureusement dans ce cas suite, notamment, à toute une série de décisions. Je n'en citerai que deux: la suppression du code 207 pour certaines personnes et la suppression de l'accueil dans le cadre de demandes multiples.

 

Monsieur, le ministre, face à cette situation, avez-vous pris des initiatives et surtout, au-delà des mesures prises avec les CPAS, certaines décisions ont-elles pu être concrétisées via et y compris les entités fédérées? Avez-vous eu des contacts avec ces dernières?

 

En outre, au niveau des Communautés, on a peu parlé des MENA. Or s'il y a des situations d'un point de vue humain qui sont singulièrement difficiles, c'est bien celle des mineurs étrangers non accompagnés. Différents accords ont été envisagés, notamment en collaboration avec les Communautés.

 

Monsieur le ministre, pourriez-vous nous donner des informations quant aux mesures qui ont pu être concrétisées ces derniers mois et ces dernières semaines?

 

Enfin, qu'il s'agisse de politique d'asile ou d'accueil, la Belgique est bien évidemment concernée, mais la question touche une zone beaucoup plus vaste. Notre pays assure aujourd'hui la présidence européenne. Dans ce contexte, quelles sont les propositions que vous avez soumises à vos homologues européens en matière d'harmonisation et de coordination des législations des États membres? En effet, tant qu'il n'y aura pas une meilleure coordination au niveau européen – je pense ici, notamment à la Grèce –, je crains que la Belgique ne soit toujours dans une situation de crise et de saturation en matière d'accueil.

 

Monsieur le président, j'ai essayé d'être concise afin de permettre à d'autres collègues de s'exprimer.

 

01.30  Nahima Lanjri (CD&V):Heren ministers, we zijn hier vandaag bijeen om het probleem met betrekking tot de opvangcrisis te bespreken. Belangrijk is dat we proberen een humanitaire catastrofe te vermijden, waarvoor in de schoot van de regering een aantal maatregelen is genomen.

 

Het werd reeds gezegd: wij kunnen de zaak niet geïsoleerd bekijken of benaderen. Het houdt verband met een aantal andere flankerende maatregelen die dit probleem verergeren. De mate waarin we dit opgelost krijgen, zal van die flankerende maatregelen afhangen. Ik verwijs daarvoor naar de beslissing van de regering Leterme om een globale aanpak van asiel en migratie te krijgen, waarbij niet alleen werd gepleit voor regularisatie van een aantal categorieën van mensen, maar tegelijk ook zou gewerkt worden op een aantal andere dossiers om een aanzuigeffect te vermijden. Dit zou dan een terugkeerbeleid voor uitgeprocedeerden betreffen, maar ook gezinshereniging waarvoor maatregelen en voorstellen werden uitgewerkt in de schoot van de regering om de aanpak van misbruiken in dit verband te bespoedigen, net zoals dit ook gebeurde inzake de nationaliteitswetgeving.

 

Qua uitwijzingsbeleid was er al een protocol tussen Fedasil en DVZ, maar helaas, mijnheer Somers, konden die flankerende en andere maatregelen niet worden uitgevoerd door de val van de regering. U weet wat uw aandeel daarin is. Ik deel wel uw analyse dat we op alle flanken moeten werken. Deze crisis hangt nauw samen met het beleid dat wij voeren rond instroom en uitstroom. Dan komen we op die andere maatregelen die al volledig zijn uitgewerkt in de schoot van de regering en waarover er ook een akkoord is, maar die niet konden worden uitgevoerd door de val van de regering in april enkele maanden geleden, wat wij ten zeerste betreuren.

 

Ik kom terug tot de opvangcrisis. Wij benadrukken dat er een humane opvang moet zijn van asielzoekers, maar misbruiken mogen niet getolereerd worden. Wij dringen er op aan om uitgeprocedeerden uit de opvangstructuren te verwijderen. Op die manier worden er ook plaatsen gecreëerd. Als we naar oplossingen zoeken, moeten we ook nagaan wat die kunnen teweegbrengen. Wij zijn blij dat men niet heeft beslist, mevrouw Gerkens, om opnieuw financiële steun in te voeren. Dit zou een ongekend aanzuigeffect hebben op nieuwe asielzoekers. Wij zijn blij dat die beslissing niet werd genomen.

 

Ten tweede willen wij benadrukken dat elk niveau zijn verantwoordelijkheid heeft. Sinds de aanpassing van de opvangwet en de asielwet is en blijft opvang van asielzoekers een federale verantwoordelijkheid. Die mag men onder geen beding afwentelen op lokale besturen.

 

Mevrouw Smeyers, om die reden zijn wij dan ook geen vragende partij om enige verplichting in te voeren ten aanzien van de gemeenten om bepaalde contingenten van mensen op te vangen. Het is en blijft namelijk een verantwoordelijkheid van de federale overheid.

 

Wij pleiten ervoor dat er oplossingen worden gezocht waarbij iedereen kan worden opgevangen en waardoor niemand nog de code 207 krijgt, dus dat er geen mensen meer zijn die niet worden opgevangen en die bijgevolg in de grote steden terechtkomen. Die bekommernis deel ik met de heer Mayeur. Ik kom zelf van Antwerpen, ook een grote stad, waar wij die effecten eveneens zien. Ik weet wat er leeft. Het is terecht dat de besturen van de steden, groot of klein, zeggen dat het niet hun verantwoordelijkheid is en dat zij de situatie aanklagen.

 

Wij moeten ervoor zorgen dat het aandeel van mensen die niet opgevangen worden, hopelijk niet bestaat. In elk geval moet de verantwoordelijkheid volledig teruggebracht worden op het niveau waar het zich bevindt. Zo lang de mensen in een procedure zijn, is het een federale bevoegdheid. Eens zij erkend of geregulariseerd zijn, dan zijn de Gemeenschappen en de Gewesten bevoegd voor de integratie, voor begeleiding naar werk, en dies meer. Dat is toch wel heel belangrijk.

 

Ik heb nog een aantal vragen over de opvangcrisis.

 

Hoe zit het nu met het protocol tussen DVZ en Fedasil om de uitstroom van uitgeprocedeerden te versnellen? Op die manier komen er namelijk plaatsen vrij.

 

Hoe zit het met de doorstroom van mensen die nu in de federale opvangstructuren zitten? Normaal gezien moeten die na vier maanden kunnen doorstromen naar een LOI. Hoeveel procent van de mensen kan doorstromen naar een LOI?

 

Mijnheer Wathelet, u hebt gezegd dat de duur van de procedure heel bepalend is, ook voor het aantal plaatsen dat we hebben. Dat klopt. Doch, de duur van de asielprocedure, tot en met de beslissing van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, is helaas toegenomen. Vroeger bedroeg die duurtijd acht maanden. Kunt u mij zeggen hoe lang die asielprocedure nu duurt? Hopelijk zullen we er alles aan doen om de asielprocedure terug in te korten.

 

Er is een enorme achterstand bij de asielinstanties. Wat zijn de exacte cijfers van achterstand bij DVZ, bij het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatslozen en bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen?

 

Welke maatregelen zijn er genomen, behalve de versterking van de asielinstanties, om de grote hoop aanvragen tot medische regularisatie sneller te doen beslissen? Die mensen zijn er intussen ook, en zij bezetten eveneens de opvangstructuren. Ook dat zijn zaken die belangrijk zijn om er iets aan te doen.

 

Er komen 2 000 plaatsen bij op de witte zones en op de militaire zones. Over welke plaatsen en zones gaat het? Er werden een vijftal plaatsen genoemd. Over één plaats is al een beslissing gevallen. Kunt u mij meegeven over welke site al is beslist? Wanneer zullen de genoemde 2 000 plaatsen effectief zijn gerealiseerd? Wij weten immers ook dat er van de vorige beslissingen die zijn genomen, vandaag nog altijd 1 000 plaatsen niet zijn ingevuld.

 

Ik kan dus enkel hopen dat de beslissingen die zijn genomen, effectief vóór de winter worden uitgevoerd. U moet derhalve vandaag al een concreet zicht hebben op de plekken waarover al een beslissing is gevallen en op de plekken die nog in onderzoek zijn. Kunt u ze mij ook mededelen?

 

Er zijn ook de woonunits, waarover in oktober 2009 is beslist. Wij zijn nu exact een jaar later. De 490 woonunits zijn er echter nog altijd niet, hoewel zij er al in juni 2010 hadden moeten zijn. Ik weet ook dat zulks misschien door de val van de regering komt. Welke andere redenen zijn er echter waardoor de genoemde woonunits er nog niet zijn?

 

Ik ben blij dat de beslissing is genomen om geen financiële steun in te voeren, maar dat er voor de uitbreiding van de capaciteit van de lokale opvanginitiatieven is gekozen, door voornoemde initiatieven aan te moedigen. Alleen zie ik ter zake momenteel niet veel aanmoediging. Het enige wat u vooropstelt, is dat u de contracten en erkenningen voor minstens twee jaar zult geven. Voor het overige wil u drie maanden opzeg geven. Dat is weinig. De wortel waarmee u de lokale besturen probeert te overtuigen, is niet dik.

 

Mijn voorstel – ik wil immers constructief meedenken over de manier waarop wij meer OCMW’s zouden kunnen overtuigen een LOI op te richten – luidt als volgt. Ik stel voor de OCMW’s extra te belonen. De VVSG is al langer vragende partij om niet alleen de kosten van kost en inwoon terug te betalen, maar om eveneens extra middelen uit te trekken voor de begeleiding van maatschappelijke assistenten die van het OCMW uit de betrokkenen begeleiden. Is er ter zake een plan? Bent u van plan ter zake maatregelen uit te werken?

 

Een andere zaak, behalve mijn vraag naar extra financiering van de begeleiding, is het volgende. Sommige OCMW’s hebben het moeilijk om op hun grondgebied huisvesting te vinden. Zij staan er echter wel voor open om in samenwerking met andere OCMW’s een LOI op te richten. Hoe wil u de samenwerking tussen OCMW’s die willen samenwerken en gezamenlijk een en ander willen ondernemen, mogelijk en gemakkelijker maken?

 

Er is ter zake ook en vooral een ander probleem. Soms is een OCMW overtuigd en wil het iets ondernemen. Vervolgens duurt het echter maanden, vooraleer het de benodigde erkenning krijgt. Ondertussen werd er huisvesting gehuurd, wat geld kost. Ik zou er dus op willen aandringen dat, eens een OCMW te kennen heeft gegeven dat het in het systeem wil instappen en dus een LOI wil oprichten, de aanvraag snel wordt afgehandeld. Ik verneem dat het ter zake bij de Inspectie van Financiën misloopt. Bij de Inspectie duurt de behandeling van het dossier heel lang, waardoor de weinige OCMW’s die nog kunnen worden overtuigd, zeker niet worden aangemoedigd. Probeer dit probleem dus ook aan te pakken.

 

Daarnaast zou men naast de lokale opvanginitiatieven ook kunnen denken aan de uitbreiding van de bestaande conventies met bijvoorbeeld Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Ik noem het voorbeeld van Vluchtelingenwerk, dat een toewijzing had gekregen om tegen het einde van dit jaar 1 000 plaatsen te realiseren. Het heeft op dit ogenblik al meer dan 800 plaatsen gerealiseerd. Denk er op tijd aan om ook Vluchtelingenwerk een extra uitbreiding te geven. Men zoekt extra opvangplaatsen. Ook op dat vlak zult u de zaak correct moeten bekijken, ook qua financiering. Momenteel ligt die financiering immers een pak lager dan de financiering van de LOI’s. Men zit er aan 32 euro terwijl een LOI 35 euro per dag kost. Als ik de berekening maak voor de woonunits die men nu op de militaire zones zal installeren, kom ik op 38 euro per dag. Als de units zelf erbij worden gerekend, kom ik uit op 42,47 euro per dag. Men moet de ngo’s ervan overtuigen om mee te werken. Zij willen zeker geen geld in hun zakken steken. Als de doelgroep alleenstaande mannen is, dan moeten die worden opgevangen in kleine studio’s en dat kost ook gewoon veel meer. Probeer samen te werken met de bestaande partners.

 

Ik heb niets gemerkt van de piste van de conventies in de beslissing van de regering. Ik vraag u om dat toch te onderzoeken. Mevrouw Smeyers, ik hoop dat, als een en ander niet kan, gelet op de periode van lopende zaken, wij zo snel mogelijk een regering kunnen installeren om beslissingen te nemen en uit te voeren, want anders vergroten de problemen.

 

Voorzitter Ben Weyts: Kunt u afronden?

 

01.31  Nahima Lanjri (CD&V): Ja, maar ik wil nog drie opmerkingen formuleren.

 

Ten eerste, ik heb gezegd dat wij het probleem globaal moeten bekijken. De gezinshereniging is daarin cruciaal. Ik wil dan ook dat wij de bestaande criteria, waaronder leeftijd en huisvestingsvoorwaarden, handhaven en dat het criterium huisvesting niet wordt afgezwakt. Ik had daarover een vraag ingediend, maar dat is door een misverstand blijkbaar niet toegekomen bij de diensten. Ik zal het daarover hebben tijdens een volgende vergadering.

 

Ik wil vragen dat de fenomenen van de schijnhuwelijken en schijnsamenwoonsten, waarover reeds een akkoord was bereikt binnen de regering, worden aangepakt. Wij hopen dat dart zo snel mogelijk gebeurt door een snelle beslissing van de nieuwe regering. Men moet die problemen bovendien bekijken in een internationale context. Kijk naar wat er in Nederland en Frankrijk gebeurt. Er bestaat al een Belgiëroute. De misbruiken zullen alleen maar toenemen door de aankondigingspolitiek van de ons omringende landen.

 

Ik wil ook de misbruiken inzake de Europese migratiestromen even aankaarten.

 

Vrij verkeer van werknemers en diensten is een recht. Men moet misbruik van het principe van vrij verkeer van diensten echter wel aanpakken.

 

Ik verwijs in dat verband naar een artikel in De Tijd over een aantal misbruiken die we al langer kennen en die ik staatssecretaris Wathelet ook al heb gesignaleerd. Het gaat over de Spanjaarden die zich in Antwerpen komen vestigen in het raam van het vrij verkeer van werknemers. Zij dienen zich, zelfs zonder gewerkt te hebben, aan bij het OCMW of komen naar hier precies omdat onze werkloosheid niet in tijd beperkt is. Dat zijn zaken die we moeten aanpakken.

 

De misbruiken worden, zoals u ook hebt gezegd, mee in gang gezet door mensenhandelaars. Het gaat dan vooral om mensen uit Oostbloklanden die valse arbeidscontracten krijgen, zich inschrijven als vennoot of als mede-eigenaar van een nachtwinkeltje waarvan meer dan 150 mensen zogezegd moeten leven, enkel en alleen om op die manier naar het gemeentebestuur te kunnen trekken, een verblijfsvergunning te krijgen en vervolgens regelrecht naar het OCMW te kunnen gaan.

 

Die misbruiken moeten worden aangepakt. Men mag niet doen alsof dit niet bestaat. We kunnen het ook aanpakken. Als Nederland dit fenomeen kan aanpakken, waarom wij dan niet? En dan heb ik het nog over het Nederland van voor deze regeringsvorming. De dienst Immigratie en Naturalisatie controleerde elke aanvraag om zich te vestigen als zelfstandige of om te gaan werken. Men controleerde of de arbeidscontracten niet vals waren, of die firma’s bestonden enzovoort.

 

Ik vraag niet meer dan wat er mogelijk is binnen een Europese context, binnen de Europese richtlijnen. Waarom controleren wij dat niet? Blijkbaar zou DVZ om privacyredenen geen toegang hebben tot de gegevens van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, waar men die misbruiken zo ziet. Men weet welke de nepfirma’s zijn, maar DVZ mag daar niet aankomen.

 

Ik vraag de minister om dit verder te onderzoeken. Desnoods, maar daarvoor hebben we een nieuwe regering nodig, zullen we onze wetgeving moeten aanpassen om ook hier deze misbruiken aan te pakken en de DVZ toegang te verlenen tot de Kruispuntbank. Anders wordt onze goedwerkende sociale zekerheid helemaal onderuitgehaald. Ik heb het hier niet over de andere asielzoekers die hier toekomen, mensen die echt asielzoekers zijn, die niet uit zijn op financieel gewin, maar die mee het slachtoffer worden van de misbruiken van een groep mensen.

 

Ten slotte, als wij zeggen dat wij dat aanzuigeffect willen vermijden en onze instroom moeten beheersen, dan hangt ook de snel-Belg-wet daarmee samen. U weet dat wij vandaag nog steeds mensen op het grondgebied krijgen die Belg zijn geworden in het buitenland, zonder dat zij ooit een voet in België hebben gezet.

 

Wij hadden een akkoord. Er was een advies van de Raad van State. Alles was rond. Minister De Clerck had alles rond om deze verstrenging van de snel-Belg-wet door te voeren. Ik vind het echt bijzonder jammer dat die er niet is gekomen. Ik betreur dat heel erg. Ik hoop dat wij dit er zo snel mogelijk door krijgen.

 

Ik herhaal het, wij mogen de problemen niet geïsoleerd bekijken maar globaal. Daarom is er dringend een besef van hoogdringendheid nodig, bij iedereen, ik roep alle partijen daartoe op, om niet alleen in deze commissie kritiek te geven, maar om ook op de andere plaatsen, waar men kan beslissen, daaraan iets te doen, door werk te maken van de gesprekken die gaande zijn, zodat wij vooruit kunnen gaan. Anders zitten wij hier over drie jaar nog.

 

01.32  Rachid Madrane (PS): Monsieur le président, j'interviens en qualité de membre de la commission de l'Intérieur. Je m'adresserai plus particulièrement à M. le secrétaire d'État en charge de la politique d'asile et de migration.

 

J'essaierai d'être concis. Un constat s'impose: la politique de l'accueil est intimement liée à la politique de l'asile et de la migration. Je dirais même plus: la situation de l'accueil découle directement des flux migratoires que connaissent notre pays et l'Europe. Ces mêmes flux sont une conséquence de la situation géopolitique internationale. Tous les indicateurs le montrent. L'augmentation des migrations dans le monde est une réalité indéniable. L'Europe et la Belgique n'échappent pas à cette réalité. Dois-je vous rappeler l'instabilité sociale et politique dans les Balkans, la situation en Macédoine, en Russie, les guerres en Afghanistan, en Irak? Cela concerne tout le monde.

 

D'ailleurs, je suis surpris que, durant cette discussion, très peu de collègues, finalement, ont remis cette question dans un contexte global. Notre pays n'est pas une île. Chaque décision d'un autre État membre a directement une répercussion sur tous les autres États membres et a fortiori sur la Belgique.

 

Sur le plan européen, la législation des 27 en matière d'asile et de migration diverge, hélas, fortement. C'est ce qui fait apparaître des situations disparates entre l'ensemble des États membres, alors même que le phénomène de migration devrait, au contraire, monsieur le président, être traité de manière uniforme sur l'ensemble de l'espace européen, précisément pour éviter une concurrence malsaine entre les 27.

 

À titre d'exemple, certains pays comme l'Espagne, la Finlande ou la Grèce ne transposent même pas certaines directives, alors que cela permettrait déjà une plus grande homogénéisation des politiques en matière d'asile et d'accueil.

 

Monsieur le secrétaire d'État, alors que nous assurons la présidence de l'Union européenne depuis le 1er juillet, qu'a entrepris le gouvernement afin de mettre en œuvre le programme de Stockholm qui prévoit un régime d'asile commun? Il y a quelques semaines a eu lieu une conférence des ministres de l'asile et de la migration qui réunissait à la fois les instances de l'Union européenne, le HCR et une série de représentants de la société civile. Qu'en a-t-il résulté? Des décisions ont-elles été prises? Si oui, lesquelles?

 

Je voudrais également rappeler que pour mon groupe, l'Europe solidaire doit être une priorité au cours des années à venir. Dans ce cadre, comme le prévoit le programme de Stockholm, il faudra consolider et mettre en œuvre une politique de migration et d'asile qui tire les normes vers le haut, une politique qui garantisse la solidarité entre les États membres et le partenariat avec les pays tiers. Cette Europe-là devra offrir un statut clair, commun et surtout humain pour les immigrés. En effet, je tiens à rappeler que l'on parle ici d'êtres humains et non de dossiers et de numéros!

 

Permettez-moi aussi de revenir sur l'importante augmentation des demandes d'asile dans notre pays. Afin d'illustrer mon propos, j'aimerais mettre en exergue quelques chiffres particulièrement révélateurs. Depuis 2007, les demandes d'asile introduites auprès de l'Office des étrangers sont en augmentation: 11 115 dossiers introduits – je ne parle pas des personnes – en 2007, 12 252 en 2008, 17 186 en 2009 et, pour 2010, on en est déjà à 11 855 dossiers – et je ne compte pas le mois de septembre. Cela correspond pour la période 2007-2009 à une augmentation de 55 %.

 

Cette hausse des demandes se traduit évidemment pour le Commissariat général par une augmentation du nombre de dossiers à traiter. À titre d'illustration, d'après mes chiffres, si on compare la période de janvier à juin 2009 à celle qui court de janvier à juin 2010, on constate une progression de 54 %.

 

S'agissant de la durée de l'examen des dossiers dans notre pays, elle est estimée à environ 15 ou 16 mois, alors qu'elle est beaucoup moins longue dans d'autres pays européens. Un article du journal Le Monde indiquait, par exemple, que la durée moyenne du traitement était de quatre mois et demi aux Pays-Bas et de six mois au Portugal. Comment expliquez-vous, monsieur le secrétaire d'État, la situation belge? Comment justifier des délais de traitement si élevés et des arriérés si importants?

 

Avant de conclure mon intervention, je voudrais ajouter que le CGRA accuse un retard de plus en plus important. D'après mes informations, l'arriéré serait estimé à quelque 10 000 dossiers. Et je ne mentionne même pas ici l'arriéré du Conseil du contentieux des étrangers qui était estimé au mois d'août à 1 300 dossiers.

 

Tous ces facteurs conjugués ont, bien entendu, des répercussions importantes sur le réseau Fedasil, qui se retrouve saturé. Et donc, chers collègues, la crise de l'asile se transforme en crise de l'accueil. Je voudrais rappeler à certains que ce n'est pas Fedasil qui est chargé des expulsions. Il convient de le souligner, car plusieurs confondent les rôles des uns et des autres.

 

Monsieur le secrétaire d'État, ces constats m'amènent à vous poser les questions suivantes.

 

Que comptez-vous faire pour répondre à la hausse des demandes, alors que les prévisions pour les prochains mois sont extrêmement pessimistes? Ne pensez-vous pas qu'il faudrait engager du personnel dans les différentes instances d'asile (Office des étrangers, CGRA, CCE)? Avez-vous prévu des moyens budgétaires pour engager du personnel supplémentaire? Vous le savez mieux que moi: il est devenu indispensable. Le moral des troupes dans les services compétents est au plus bas. Il n'est pas facile de travailler dans ces conditions. Nous comptons sur vous, aussi comme secrétaire d'État au Budget, pour amplifier l'effort.

 

Voorzitter Ben Weyts: Ik had mevrouw Brems voor nu genoteerd maar zij is niet meer aanwezig.

 

01.33  Damien Thiéry (MR): Mijne heren voorzitters, ik zal zeker kort en bondig zijn, wat een aantal collega’s zeker niet waren.

 

Eerst en vooral wil ik onze ministers bedanken.

 

Het is waar dat ik hier Frans mag spreken, maar ik zal mijn uiteenzetting in het Frans verderzetten, dat zal waarschijnlijk ook sneller gaan.

 

Messieurs les ministres, je vous remercie d'avoir permis cet échange de vues qui suscite les passions. L'heure est grave et vous avouerez que le fait de parler d'ordre de passage dans une telle séance est assez risible.

 

Je voudrais être bref et constructif. C'est la première fois que je siège dans cette commission et je suis surpris de voir qu'on n'aborde pas les choses de manière globale. Chacun a parlé de ses problèmes personnels, essentiellement au niveau communal. En définitive, la globalité est bien plus importante. Je souhaiterais attirer l'attention sur ce que M. Wathelet a dit tout à l'heure lorsqu'il a abordé la prévention.

 

La prévention pourrait probablement solutionner énormément de choses. Monsieur le ministre, vous avez parlé d'actions de prévention en Serbie et en Macédoine. Si une information a pu être donnée dans ces pays, vous devez maintenant savoir qui a soutenu que la Belgique était une terre d'accueil et que tout le monde pouvait y circuler librement. Car ce n'est qu'en connaissant la cause d'un problème que l'on peut y remédier.

 

J'ai bien entendu que vous aviez envoyé des personnes sur place pour démentir cette information.

 

Combien de personnes ont-elles été envoyées?

 

Qui a aidé ces personnes dans leurs démarches sur place?

 

En fonction de quels besoins ces démarches ont-elles été entamées?

 

Combien de temps va durer cette mission?

 

Des initiatives sont-elles prévues dans d'autres pays dont on sait que le flux migratoire est de plus en plus important, par exemple au Kosovo?

 

Il faut combattre le problème à la source. Même si nous sommes en affaires courantes, ne serait-il pas intéressant de mettre fin à la possibilité pour les ressortissants d'autres États membres de l'Union européenne de déposer une demande d'asile en Belgique? Cette question peut paraître surprenante mais cela me semble fondamental. À ma connaissance, la Belgique est le seul État de l'Union a encore prévoir cette possibilité.

 

01.34  Laurent Louis (PP): Monsieur le président, je vous rassure, mon parti souhaitant aller toujours à l'essentiel, je vous promets d'être bref et concis.

 

Monsieur le secrétaire d'État, comme vous le savez, notre pays a connu depuis le mois de septembre une croissance importante des demandes d'asile introduites par des Roms originaires du Kosovo. Cela participe à la crise de l'accueil que nous connaissons en Belgique. Ma collègue Galant nous a déjà parlé de ce dossier, mais je tenais à développer plus largement cette question importante surtout du point de vue humain.

 

Disposez-vous d'éléments concrets qui vous permettent de penser que ce pic de demandeurs d'asile roms dans notre pays soit lié à la politique de la France et de son président Nicolas Sarkozy en matière de démantèlement des camps illicites et d'expulsions volontaires des Roms de son territoire?

 

Comme vous le savez, ce n'est pas la première fois que notre Office des étrangers enregistre une telle augmentation assez significative des demandeurs d'asile issus de cette communauté et de la région frontalière entre la Serbie et le Kosovo. Notre gouvernement s'est rendu sur place afin de s'attaquer au problème à la source; cela a été rappelé à plusieurs reprises ce matin.

 

Cependant, pouvez-vous nous dire ce qu'il en est aujourd'hui de cette démarche? Quels sont les résultats obtenus? Quelles actions comptez-vous mener en dehors des simples et peu efficaces – si l'on en croit les résultats – campagnes d'information et de prévention menées dans les pays d'origine afin de contrer cette immigration?

 

Il faut bien constater que notre pays n'est pas en mesure, ce qui est déplorable, d'offrir un accueil humain et digne à ces populations. En effet, je peux comprendre que cela fasse bien dans l'opinion publique de déclarer pouvoir accueillir tous les opprimés et tous les malheurs du monde, mais il serait mieux de pouvoir offrir à ces êtres humains un avenir meilleur et respectueux de la dignité humaine. Là, je soulignerai que nous en sommes très loin; c'est déplorable.

 

Quand on est incapable de réaliser quelque chose, mieux vaut s'abstenir et mettre en œuvre les conditions pour s'abstenir. Les responsables politiques de notre pays sont plus friands de créer davantage de problèmes que d'apporter des solutions. Ce n'est pas là une gestion en bon père de famille de notre pays. Il conviendrait de se ressaisir.

 

Enfin, pouvez-vous nous dire ce que compte faire notre pays pour améliorer les conditions de vie des populations roms au Kosovo, par exemple? Selon moi, l'amélioration des conditions de vie dans leur pays d'origine est la seule manière d'offrir à ces populations un avenir meilleur et une existence digne de ce nom.

 

Plus largement, pour en arriver au cadre européen et à la présidence belge de l'Union européenne, des démarches sont-elles actuellement accomplies par notre pays pour contraindre les pays d'origine des Roms, membres de cette Union européenne, d'améliorer l'intégration de ces populations, trop souvent victimes d'une sorte d'apartheid qui ne dit pas son nom ou considérés comme des citoyens de seconde zone?

 

Compte tenu des moyens qui sont mis à disposition des États membres par l'Union européenne (plus de 13 milliards d'euros), il me semble primordial – la Belgique doit se saisir de ce dossier – d'agir en ce sens car nos États ne peuvent plus fermer les yeux et poursuivre la politique actuelle de l'autruche.

 

Enfin, pouvez-vous me dire comment l'État belge compte réagir à la plainte de la Fédération internationale des droits de l'homme auprès du Comité des droits économiques et sociaux du Conseil de l'Europe qui dénonce l'attitude de notre pays vis-à-vis des Roms et plus largement des gens du voyage?

 

01.35  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, Je vais tenter de passer en revue toutes les questions.

 

Ik zal eerst de vraag van mevrouw Smeyers behandelen over de andere, zogezegde versnelde procedure voor de dossiers uit veilige landen. Dat was althans uw benadering, mevrouw Smeyers. Welnu, dit vraagt natuurlijk een verandering van de wetgeving. Zoals u weet zijn wij in lopende zaken. Wij hadden graag blijven onderhandelen maar jammer genoeg bleek dat niet mogelijk.

 

In landen waar er verschillende andere soorten procedures bestaan met dossiers uit veilige landen, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk, is er toch een erkenning van 34 % van die dossiers, dus zelfs vanuit landen die als veilig worden beschouwd. Het percentage van erkenning in België, voor alles, bedraagt 25 %. Dat is dus vreemd.

 

Er is natuurlijk ook een tegenargument. Het creëert misschien een daling van het aantal personen die naar Frankrijk gaan vanuit die zogezegd veilige landen. Dat moet natuurlijk altijd in het juiste perspectief bekeken worden. Misschien is een discussie daarover mogelijk maar ik heb liever een prioritaire behandeling van dossiers. Dan blijven alle garanties op individuele analyse van de dossiers behouden. Dat moeten wij doen, dat is een van onze internationale verplichtingen. Een prioritaire behandeling van dossiers geeft op bepaalde momenten echter signalen aan die landen van herkomst. Volgens mij is dat misschien de beste oplossing. Dat is nu al mogelijk, ook in lopende zaken. Wij zien nu bijvoorbeeld een stijging van het aantal dossiers vanuit Kosovo en Armenië. Wat wij nu kunnen doen is het prioritair behandelen van dossiers die uit die twee landen komen. Dat doen wij nu al.

 

Wat het aantal personeelsleden betreft, kan ik u misschien wat meer uitleg geven. Voor de dienst Vreemdelingenzaken gaat het om vijf bijkomende personen wat asiel betreft en vijf dokters en vijfentwintig personen voor de regularisatiedossiers. Dat is niet direct gelinkt aan asiel maar het zijn ook mensen die vanuit die centra genomen kunnen worden. Er zijn ook zesendertig bijkomende personeelsleden voor het CGVS. Men weet immers dat de achterstand daar het grootste is en dat de prioriteit dus daar ligt. Daar wordt de grond van de zaak qua asiel behandeld.

 

Tot slot, tien bijkomende personeelsleden voor de RVV. De aanstelling van meer magistraten was alleen maar mogelijk met een wijziging van de wet. Met een regering van lopende zaken is dat niet mogelijk. Het betreft hier een probleem van taalevenwicht. Dit bijkomend personeel zal de magistraten helpen, vooral de Franstalige magistraten omdat de achterstand daar het grootst is. Er zijn meer Franstalige dossiers omdat men Frans als taal voor zijn procedure kan kiezen. Om het taalevenwicht bij de magistraten te behouden, hebben wij dat op die manier gedaan.

 

Met betrekking tot de begroting hebben wij een marge in de begroting van 2010 kunnen creëren om dit te financieren. Het gaat hier immers slechts over een deel van het jaar. Voor de begroting van 2011 gaat het over een bijkomend bedrag van 6 miljoen euro, dat grotendeels ook kan worden gecompenseerd. Wij wachten op een begroting voor 2011. Ik zal mijn verhaal niet opnieuw doen over de nood van een volmachtregering voor 2011.

 

Mijnheer Francken, ik heb geen directe vraag van u gehad. Ik had wel een vraag van mevrouw Lanjri over de gezinshereniging en de huisvesting. Ik las ook een aantal vragen vanmorgen in de krant met betrekking tot de nood aan huisvesting en gezinshereniging, waarop ik een antwoord zal geven.

 

De Raad van State heeft een koninklijk besluit inzake de huisvesting geannuleerd. Als ik geen initiatief met betrekking tot de huisvesting had genomen, was er zelfs geen controle meer. Daarom heb ik een initiatief genomen om de huisvesting toch te laten controleren. Gezien de arresten van de Raad van State, moest ik een koninklijk besluit nemen dat in overeenstemming was met wat de Raad van State had gezegd. Anders was er opnieuw geen huisvestingcontrole meer mogelijk.

 

De Raad van State had gezegd dat we de vreemdelingen niet meer mochten controleren dan de bepalingen van de wet qua huisvesting zelf. Dat was de redenering van de Raad van State. Daarom werd het koninklijk besluit daarover geannuleerd. Inzake ons eerste voorstel over huisvesting hadden zij ook een negatief advies gegeven en daarom hebben wij het moeten herschrijven om conform de Raad van State te zijn, maar ook om de mogelijkheid van de huisvestingscontrole te laten binnen de gezinshereniging. Dat was in lopende zaken de enige manier om, conform de Raad van State, dit nieuwe initiatief te kunnen nemen om de huisvestingscontrole binnen de koninklijke besluiten te laten.

 

Op de vragen van mevrouw Temmerman over het personeel heb ik een antwoord gegeven. De procedures zijn al aangevat. Men is al begonnen met het aanwerven van die personen en de procedures lopen. U hebt gezegd dat we opnieuw naar gedwongen repatriëring moeten gaan. Welnu, gedwongen repatriëring gebeurt nog steeds; dat blijft van kracht.

 

Quant à la question de Mme Galant sur le Kosovo, nous avons été confrontés à un nombre de demandes plus important de ressortissants du Kosovo, raison pour laquelle, je vous le confirme, nous avons mis en application l’accord de réadmission conclu avec le Kosovo et qui nous aide dans les rapatriements pour l’instant. Nous avons demandé à nos instances d’asile d’accorder un traitement prioritaire aux dossiers du Kosovo et nous allons mener cette année encore des campagnes de prévention au Kosovo, campagnes qui seront répétées par la suite. Ce sont les trois axes prioritaires de nos initiatives concernant le Kosovo: réadmission, traitement prioritaire et campagnes de prévention. Sans oublier le fait que le personnel complémentaire pour les procédures de prévention s'impliquera pour une large part dans cette problématique.

 

Il faut aussi rappeler notre humilité en matière de flux migratoires. Le gouvernement belge, même de plein exercice, même après une énorme réforme de l’État, ne pourra sans doute jamais peser lourdement sur les flux migratoires en tant que tels.

 

01.36  Filip De Man (VB): Jawel, als u ze zelfstandig (…).

 

01.37 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer De Man, u hebt de oplossing voor alles. U weet beter dan iedereen hoe het moet. Wek echter niet de illusie dat België, zelfs mocht een volmachtregering aanwezig zijn, de migratieflux van de hele wereld zou kunnen beheren. Wek een dergelijke illusie niet. Blijf alstublieft redelijk.

 

J'en arrive aux questions de M. Mayeur sur les flux intra-européens. En 2009, 368 décisions ont été prises, une nouvelle fois, sur base d'une procédure prioritaire et rapide (cinq jours de procédure) et le recours en annulation devant le Conseil d'État n'est pas suspensif. Je tiens aussi à rappeler que les conséquences en matière d'accueil sont très différentes pour les citoyens européens. En effet, seuls les citoyens roumains et bulgares ont droit à l'accueil. Mais cette situation prendra fin en 2011. Il faut donc considérer toutes les conséquences en la matière.

 

Pour ce qui concerne l'adresse en tant que telle, j'insiste sur le fait – M. Mayeur en a parlé – qu'il s'agit bien des conséquences de cette dernière en matière d'asile et d'accueil. En cas de procédure, il est normal que les intéressés aient une adresse. Quand l'Office des étrangers, le CGRA, le Conseil du contentieux prennent une décision, il faut bien que cette dernière soit envoyée quelque part. Il ne faut pas se tromper de solution. Il faut maintenir une adresse. La question est de savoir quelles sont les conséquences de la détermination de cette adresse en matière d'accueil.

 

Mijnheer Somers, u zegt dat uitstroom de prioriteit blijft. Ik ben het daarmee niet eens. Ik zou zeggen in- en uitstroom. Men moet weten dat wij, wat de uitstroom betreft, afhangen van de landen van herkomst. Om iemand te kunnen repatriëren, moeten wij een akkoord hebben met het land van afkomst. Instroom, dat wil zeggen personen die hier zelfs niet komen, is toch beter. Ik moet zelf geen contact hebben om die persoon te repatriëren, dus de instroom is minstens even belangrijk als de uitstroom.

 

U had het over de cijfers inzake uitstroom en verwijdering. In 2007, 2008 en gedeeltelijk 2009 daalden de cijfers inderdaad. Maar sinds eind 2009 en begin 2010 stijgen de cijfers inzake verwijdering opnieuw. Wij zullen in 2010 opnieuw meer dan 9 000 verwijderingen halen. Als wij een gemiddelde nemen, komen we in 2010 aan 9 100 verwijderingen.

 

Sinds de invoering van de nieuwe asielprocedure in 2006 is het aantal erkenningen als vluchteling van minder dan 10 % in 2000 nu toegenomen tot meer dan 25 %. Het is niet helemaal onjuist om te zeggen dat als het aantal erkenningen stijgt het aantal verwijderingen vermindert. Dat is normaal. Dat is ook een deel van de uitleg.

 

U betreurt het aantal verwijderingen voor 2007, 2008 en 2009. Ik ben daarvoor niet verantwoordelijk. Ik weet ook niet wie daarvoor verantwoordelijk is, maar in ieder geval is het mijn schuld niet.

 

De MoU tussen Fedasil en de dienst Vreemdelingenzaken is getekend. Dat is al iets.

 

U stelt voor om de bevelen direct te laten sturen door DVZ en niet meer te laten passeren langs de gemeenten. Dat zal zeker niet alles oplossen, maar het zal wel helpen.

 

U zegt dat wij moeten nadenken over andere pistes.

 

Ik ben bereid om na te denken over andere efficiënte manieren om de bevelen te communiceren naar de personen, maar er is een methode die werkelijk en direct toegepast kan worden. Ik zeg niet dat dit dé oplossing is, het is een deel van de oplossing, het is een bijkomende oplossing. Dat wil ook zeggen dat wij erover hebben nagedacht. Dat moet ook helpen, zonder alles op te lossen.

 

Wat betreft de woonplaatsen en bijkomende vragen over woonstcontrole, de woonstcontrole moet door de gemeenten zelf gedaan worden. Als de woonstcontrole negatief is, wordt het dossier zelfs niet naar de DVZ gestuurd. Het blijft dus bij de gemeenten. Er is natuurlijk een beroep mogelijk tegen een negatieve woonstcontrole, bij de RVV. Zoals u weet, is de RVV een onafhankelijke jurisdictionele instelling. Ik kan hun rechtspraak niet veranderen. Dat is hun bevoegdheid. Het is een jurisdictionele instantie. Het betreft hier gewoon de toepassing van de circulaire-Dewael van 2007. De woonstcontrole wordt gedaan door de gemeenten. Als die positief is, en pas op dat moment, wordt het dossier doorgestuurd naar de DVZ. Anders wordt het zelfs niet naar de DVZ gestuurd. Ik begrijp dus echt niet goed hoe de DVZ iets zou kunnen zeggen aan de gemeenten. Het is de bevoegdheid van de gemeenten. Zij hebben op dat vlak geen richtlijnen te krijgen van de DVZ. Ik ben bereid om daarover een debat te voeren, maar ik zie echt niet in wat de DVZ op dat vlak zou kunnen doen.

 

En réponse aux questions de Mme Genot, comme je l’ai dit précédemment, l’examen individuel de l’ensemble des dossiers en matière d’asile reste indispensable. Un examen prioritaire d’un certain nombre de dossiers permet de donner un signal dans le pays d’origine d’un certain nombre de personnes mais ne diminue pas l’examen individuel de l’ensemble des dossiers. Un traitement prioritaire est effectivement prévu pour les personnes qui proviennent de l’Union européenne avec un recours au Conseil du contentieux qui n’est pas suspensif. Il y a là un traitement prioritaire très clair. Pour le reste, nous restons dans la logique d’un contrôle des dossiers individuel qui correspond à tous nos standards internationaux en la matière.

 

Mijnheer De Man, u had het over 6 500 verwijderingen voor het jaar 2009. Voormeld cijfer is niet voor 2009. Het gaat om zowat 8 000 en niet om 6 500 dossiers.

 

Inzake het bijkomend personeel voor de preventiecampagne zijn er voor 2009 vijf personen. Er zullen dus in het kader van de preventiecampagne twee bijkomende personen naar het buitenland worden gestuurd. In 2009 hebben er 39 missies plaatsgevonden. Voor 2010 hebben er tot nu toe al 33 missies kunnen plaatsvinden. Wij hebben dus al bijna evenveel missies als in 2009. Met het bijkomend personeel zou het aantal missies echter nog kunnen worden verhoogd.

 

Pour répondre à la question de M. Thiéry, ces missions sont organisées en accord avec les Affaires étrangères. Sinon, on agirait sans bien connaître les pays d’origine, sans pouvoir agir sur les filières de la manière la plus efficace. Une nouvelle fois, il faut rester humble en la matière. On organise des campagnes de prévention, on passe par l’information, on essaie de toucher les filières mais ce n’est pas évident car il faut agir dans des pays où ce n’est guère facile, pour le dire de la meilleure manière possible.

 

Nous essayons d’organiser cette action à l’échelon européen. Quand l’Union européenne, avec le soutien de la Commission et de tous les réseaux européens va porter un message clair dans un pays, cela a plus d’impact, plus d’effet que la Belgique seule. Maintenant, le problème est que les personnes se rendant en Belgique proviennent parfois de pays qui ne sont pas une priorité pour l’Union européenne. Il y a des problèmes spécifiques à la Belgique, notamment la Macédoine et la Serbie. C’est la Belgique qui a été la plus touchée par l’augmentation de demandes de ces pays suite à la libéralisation des visas. Il était donc important que la Belgique prenne l’initiative seule, vu que cela ne cadrait pas avec les priorités européennes. Cependant, il faut une politique européenne concertée en la matière.

 

J’en viens à la question de M. Madrane et de Mme Fonck au sujet de l’approche européenne. Évidemment, plus les procédures différeront entre pays européens, plus cela va provoquer de la concurrence entre ces pays. On ne peut pas reprocher à un candidat réfugié de se tourner vers le pays où il a le plus de chances d’être reconnu comme réfugié, c’est plutôt normal. D’où la nécessité d’uniformiser nos procédures au niveau européen. Pour être très concret, la Belgique a placé dans les priorités d’avancer sur des textes d’harmonisation législative portant sur les résidents de longue durée, Eurodac (échanges d’informations entre nos différentes instances en matière d’asile), les textes en matière de qualification, de procédures Dublin, sur l’harmonisation des textes en matière de procédure au niveau européen et en matière d’accueil.

 

Tout cela se discute au niveau européen, où on essaie d’avancer dans l’harmonisation législative. Vous pouvez assister aux Conseils européens, dans lesquels on pousse autant qu’on peut vers cet objectif. En même temps, on doit avancer dans la coopération pratique, pour le bureau d’appui qui va être créé en novembre à Malte, bureau où aura lieu l’échange des informations sur l’asile au niveau européen et sur l’ensemble des flux migratoires. Nous nous appuierons sur ces informations pour avancer dans nos pays. Pour un pays comme la Belgique, aux frontières particulièrement perméables dans l’espace Schengen, avec des standards élevés de protection, il est fondamental que ces standards s’élèvent dans toute l’Union pour que la concurrence en matière d’asile soit réduite.

 

Mevrouw Lanjri stelde een vraag over het protocol. Dat is twee tot drie weken geleden getekend en wordt nu uitgevoerd.

 

De cijfers in verband met de achterstand zijn de volgende: DVZ: 1 526, CGVS: 10 226, RVV: 4 045. Daarin zitten ook de dossiers die behandeld zijn. Bij CGVS duurt een procedure gemiddeld zes maanden, bij DVZ ongeveer een maand en bij RVV gemiddeld zes maanden.

 

Monsieur Madrane, vous évoquez des procédures de 18 mois en moyenne. Lorsque j'additionne les trois instances d'asile - Office des étrangers (1 mois), CGRA (six mois), CCE (six mois) -, j'arrive à une procédure moyenne, après avoir utilisé toutes les voies de recours, d'environ treize mois. Si nous n'avions pas embauché de personnel complémentaire ni augmenté la productivité, sans détériorer la qualité des décisions, le risque aurait été d'allonger la procédure d'asile.

 

Vous connaissez la situation actuelle. Le but, aujourd'hui, est de diminuer cet arriéré pour alléger d'autant les procédures. À titre de comparaison, je vous signale que les procédures en France nécessitent 18 mois. C'est toujours trop long! Nous ne pouvons nous contenter de la prendre comme benchmark! Une diminution de la durée de ces procédures est fondamentale.

 

Op de vragen van mevrouw Lanjri wat de huisvesting betreft heb ik reeds geantwoord.

 

J'ai également répondu aux questions relatives à l'Europe qu'a posées M. Madrane.

 

Monsieur Thiéry, je vous ai donné les chiffres exacts en rapport avec les demandeurs d'asile européens: 368 dossiers en 2009. La procédure dure en moyenne cinq jours.

 

S'agissant de la question de M. Louis sur le Kosovo, j'y ai également répondu. Vous comprendrez bien que je préfère traiter ces dossiers pays par pays, au lieu de le faire ethnie par ethnie - ce second cas de figure serait évidemment inacceptable. Pour le Kosovo, je vous ai donc répondu en ces termes: réadmission, campagne de prévention et traitement prioritaire des dossiers.

 

Hiermee denk ik min of meer op alle vragen binnen mijn bevoegdheden te hebben geantwoord.

 

01.38 Staatssecretaris Philippe Courard: Mijnheer de voorzitter, eerst wil ik mij richten tot mevrouw Smeyers. Waarom beperken we ons niet tot de eerste aanvraag? Het is evident dat het niet gemakkelijk is om een dossier samen te stellen. Mensen moeten de mogelijkheid hebben om hun dossier te vervolledigen.

 

Mijnheer Francken, LOI, inderdaad, dat is twee jaar. Wat het budget aangaat, er is nog geld genoeg om bijkomende plaatsen in LOI in te richten, ook in 2010. Nog ongeveer 120 gemeenten hebben geen LOI. De prijs wisselt naargelang de partner. Bij het Rode Kruis bedraagt de prijs 38 euro, bij Vluchtelingenwerk is dat 33 euro.

 

Mevrouw Temmerman, stimulatie OCMW, een conventie voor twee jaar, een opzeg voor drie maanden. De bedoeling is uiteraard dat in het budget van 2011 voldoende middelen voorzien zijn. Ik heb de staatssecretaris voor Begroting dat niet horen tegenspreken.

 

Voor de woonmodules bestaat de doelstelling erin om 620 personen op te vangen. Sommige modules zullen de huidige capaciteit van het netwerk uitbreiden, tot 490 plaatsen. De andere 130 plaatsen zullen de modules vervangen die momenteel aanwezig zijn op bepaalde sites.

 

Er worden achterstanden vastgesteld bij de aankoop van die prefabmodules door de Staat. De oorspronkelijk voorziene timing van de Regie der Gebouwen gaf aan dat er nieuwe modules zouden zijn in juli 2010. Uiteindelijk zullen de eerste modules, omwille van de termijnen van de overheidsopdracht en de toekenning van vergunningen, operationeel zijn vanaf begin 2011.

 

Concreet, de reeds verkregen vergunningen zijn die voor Sugny, Bevingen in Sint-Truiden en Bovigny. Opgelet, de timing van uitvoering is vanaf eind december. Voor de geweigerde vergunningen kan de Regie der Gebouwen een oproep indienen in afwachting van vergunningen. Het gaat om Jodoigne, Kapellen, Broechem en Arendonk.

 

Ik kom tot de vraag van mevrouw Becq. Dat is een speciale vraag over de medische begeleiding van asielzoekers met besmettelijke ziektes. Ik geef aan mevrouw Becq het schriftelijk voorbereid antwoord.

 

J’en viens aux nombreuses questions de Mme Galant. Pour ce qui est de l’aspect budgétaire et de l’affectation des 20 millions d’euros complémentaires, les budgets servent principalement à payer la création de nouvelles places, les extensions de capacité des centres existants, le renforcement en personnel à Fedasil, notamment via la mise en place d’un délégué aux places d’accueil et l’engagement de personnel complémentaire au siège central, les astreintes pour les personnes qui ont introduit une action en justice.

 

Quant à l’estimation des coûts engendrés par le logement à l’hôtel, pour rappel, le recours à certains établissements de type "hôtel" constitue une forme d’accueil d’urgence la plus courte possible pour éviter les astreintes. Le système des astreintes est évidemment le plus dramatique et le plus coûteux. Je l’ai d’ailleurs dénoncé car le coût est de l’ordre de 500 euros par jour par personne. Il faut dès lors tout mettre en œuvre pour éviter les astreintes.

 

Le coût engendré par l’hébergement dans le cadre des hôtels est de l’ordre de 30 euros pour l’hébergement auxquels s’ajoutent 6 euros pour l’alimentation. Le coût quotidien d’un accueil adéquat varie entre 32,36 euros via les partenaires comme le CIRE et 43 euros dans les centres d’accueil fédéraux.

 

L’idée de recourir à des pavillons a évidemment un coût important d’environ 14 millions d’euros pour 1 000 personnes. Le kern a décidé de mettre en place des incitants supplémentaires pour l’extension des capacités d’accueil dans les initiatives locales d’accueil. Quel est l’impact budgétaire pour les CPAS? Quelles seront les modalités de coopération? Pour ce qui est des mesures incitatives devant permettre l’extension de la capacité d’accueil pour les initiatives locales d’accueil, le gouvernement a décidé de conclure une convention avec les CPAS pour une période minimale de deux ans sur base volontaire pour les nouvelles ILA. Soyons clairs, il n’y a pas d’accord au sein du gouvernement pour appliquer le plan de répartition.

 

Une partie des conventions avec les CPAS ne portait que sur une durée limitée parce qu’elles étaient conclues dans le cadre des mesures d’urgence, ce qui pouvait engendrer une certaine réticence bien compréhensible de la part des CPAS qui n’osaient pas prendre le risque de s’engager. Cet effort de garantie de deux ans permet évidemment de rassurer les CPAS. La plupart des CPAS qui y recourent ont compris que c’était rentable. De fait, recevoir 35 euros par jour par personne accueillie dans le cadre d’une initiative locale d’accueil permet de couvrir des frais de logement, de nourriture et d’encadrement en personnel, me semble-t-il.

 

Un autre incitatif concret est l’augmentation de la durée de résiliation de ladite convention, qui passe de 1 mois à 3 mois, à l'instar de ce qui se pratique couramment sur le marché du logement.

 

Là aussi, il s'agit d'apporter une garantie supplémentaire aux CPAS pour qu'ils soient un peu plus partie prenante au projet.

 

Les décisions concernant les ILA sont prises en concertation avec les fédérations de CPAS et l'Union des villes et communes. Je crois qu'elles sont assez bien acceptées.

 

En termes de budget, il s'agit d'environ 35 euros, voire 40 euros par jour pour un MENA.

 

Le coût sera nul pour les CPAS puisque, comme je vous l'ai dit, il s'agit d'une opération blanche. Donc, un effort est demandé aux CPAS, mais c'est quand même le fédéral qui assume sa responsabilité et qui couvre financièrement les frais.

 

Outre la création de places d'accueil, Fedasil a mis en place un contrôle très strict du droit à l'accueil qu'il a précisé à l'occasion des dernières modifications de la loi.

 

Selon moi, il faut casser ce mythe des personnes qui n'ont pas droit à l'accueil et qui séjournent dans des centres. Ce que l'on dit à ce sujet est complètement faux. Cela dit, si certaines personnes se retrouvent dans des centres d'accueil, il faut un certain délai pour qu'elles puissent en sortir.

 

Pour être clair, 19 561 personnes se retrouvent dans le réseau d'accueil, 861 personnes sont dans l'attente d'une décision suite à un recours. Ces dernières ont donc toujours droit à l'accueil durant ce délai. Elles ne séjournent donc pas de manière illégale dans un centre d'accueil; 721 personnes disposent d'un délai de cinq jours pour quitter la structure d'accueil. Elles attendent donc l'ordre de quitter le territoire ou s'inscrivent dans le cas d'une attente d'un retour volontaire. Durant cet intervalle, elles ont évidemment droit à l'accueil. Elles ne séjournent donc pas non plus illégalement dans un centre d'accueil. Si on additionne ces deux groupes de personnes, cela fait 1 582 personnes qui se retrouvent dans le réseau d'accueil.

 

Afin d'améliorer la sortie des centres, nous avons demandé aux instances d'asile et de séjour d'améliorer le processus de délivrance des ordres de quitter le territoire. Comme cela a déjà été évoqué, cela interviendra en même temps que la décision négative d'une instance.

 

En ce qui concerne l'efficience de la politique menée par la Belgique en matière de décision négative, comme M. le secrétaire d'État l'a déjà indiqué, on enregistre, cette année, 3 000 retours volontaires contre 2 600 l'année dernière. Cela représente un budget important puisqu'il est question d'environ 5 millions d'euros.

 

Il s'agit, en tout cas, selon moi, d'une bonne formule qui tend à solutionner le problème. Le retour volontaire est sans doute la meilleure solution. Il faut donc continuer à se battre pour inciter les gens à repartir volontairement dans leur pays.

 

M. Mayeur a évoqué la modification de la loi de 1965. Cette proposition est judicieuse mais il n'est évidemment pas facile de changer ce texte alors que le gouvernement est en affaires courantes.

 

S'agissant du plan de répartition, comme je l'ai dit, c'est juridiquement possible. Toutefois, comme il n'a pas réuni de consensus politique, nous ne pouvons l'appliquer.

 

Aan de heer Somers laat ik het volgende opmerken. Ik heb niet de indruk dat de regering financiële steun stimuleert. Integendeel, er komen plaatsen en dus materiële opvang bij en de OCMW’s worden gestimuleerd om LOI’s op te starten, wat ook materiële hulp is.

 

Madame Genot, la procédure d'engagement des dirigeants est en cours. Nous essayons de combler les postes inoccupés au sein de Fedasil. Les dossiers d'engagement du personnel sont réglés avec l'Inspection des Finances. Vous m'avez demandé comment cela se passait. Je vais être honnête avec vous en vous disant que nous essayons d'instaurer le dialogue mais les choses sont assez compliquées dans la gestion de cette crise. Nous éprouvons donc quelques difficultés avec l'Inspection de Finances, mais le secrétaire d'État Wathelet nous apporte une aide importante.

 

Vous avez également parlé des casernes. Grâce au premier ministre, nous avons ouvert Poelkapelle l'année passée. Nous avons également reformulé des demandes d'occupation de casernes mais jusqu'à présent, il n'a pas été répondu à ces demandes. Nous avons élargi nos demandes à des sites militaires et on m'a dit que la Défense pourrait faire des propositions. J'attends donc que la Défense fasse part de ses possibilités. Ce n'est pas le gouvernement ou moi-même qui allons trancher car cela se fait en partenariat avec la Croix-Rouge et de Rode Kruis et il faut que ces sites répondent aux critères pour l'accueil. Ce sont donc ces institutions qui trancheront. J'espère que nous aurons des propositions rapidement, je relance régulièrement les ministres responsables au kern et au gouvernement.

 

Mme Fonck a parlé des MENA. Cette problématique ne peut être réglée sans collaboration avec les différents partenaires. Il existe effectivement une concertation avec les Communautés mais comme nous sommes en affaires courantes, je dois reconnaître que nous n'avançons plus beaucoup pour le moment, ce qui ne facilite pas les choses.

 

Mevrouw Lanjri, er is nog geen beslissing genomen. Momenteel wordt technisch onderzocht wat er aan voorbereidingswerken moet gebeuren, voor welke prijs en tegen wanneer. Het Rode Kruis werkt hoop ik veel met Defensie.

 

Wat de LOI’s betreft, de maatregelen zijn doorgesproken met de OCMW’s en hun federatie. De vergoeding is ruim genoeg om ook in omkadering te voorzien. Ik wil u geruststellen dat in overleg met alle betrokkenen alle pistes onderzocht worden. Alle partners wordt gevraagd een inspanning te leveren. Uiteraard hangt een en ander ook samen met de capaciteit van een organisatie.

 

Voilà les éléments principaux de réponse que je voulais apporter aux questions et suggestions intéressantes proposées ce matin.

 

Voorzitter Ben Weyts: Collega’s, wij hebben twee praktische problemen. De agenda van de staatssecretarissen laat tijd tot 14 u 00, maar, meer nog, de zaal moet vrijgemaakt worden om 13.45 uur.

 

Als ik dus de sprekers nog aan het woord laat voor de replieken – er zijn 13 redes geweest –, dan zou dat willen zeggen dat wij vroegtijdig moeten afbreken en dat wij sommige mensen niet meer aan het woord kunnen laten. Dat lijkt mij niet al te eerlijk.

 

Het alternatief is dat wij onze werkzaamheden voortzetten op een volgende vergadering. Collega Bonte heeft reeds gezegd dat die niet voor volgende week zal zijn. Wij kunnen alleen maar afspreken dat wij zo snel mogelijk terug zullen samenkomen.

 

Dat lijkt mij iets eerlijker. Kan dat uw goedkeuring wegdragen? Als ik één iemand laat repliceren, dan moet ik iedereen laten repliceren en dan kunnen wij de zaal niet verlaten over tien minuten.

 

01.39  Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, in alle eerlijkheid, ik vind dat geen goede manier van werken. Wij worden hier in het Parlement samengeroepen om op een ernstige manier over een belangrijke maatschappelijke uitdaging te praten. Het wordt ook aangekondigd als een gedachtewisseling. Ik heb aandachtig geluisterd.

 

U zou nu voorstellen dat wij in het midden van de gedachtewisseling stoppen en dat wij, zonder dat er replieken kunnen volgen, de vergadering afbreken, om elkaar vervolgens over twee weken terug te zien.

 

In afwachting van een nieuwe regering – ter zake deel ik de bezorgdheid van de heer Wathelet volkomen – kan het Parlement proberen om zijn parlementair mandaat op een ernstige manier in te vullen.

 

Mijnheer Weyts, er zijn nu voorlopig nog staatssecretarissen. Zij zijn ook bereid om met ons in dialoog te treden. Ik stel dus voor dat wij zulks op een ernstige manier en op korte termijn doen. Ik begrijp dat er nu een materieel probleem is. Echter, het democratisch proces omwille van materiële problemen stilleggen, dat begrijp ik niet goed. Ik verwacht van u een meer creatieve oplossing. Ik begrijp dat u de voorbije weken en maanden al bezig bent geweest met naar creatieve oplossingen te zoeken. Ook hier kan het echter niet zijn dat de boel stilvalt en dat het niet meer gaat.

 

Voorzitter Ben Weyts: Mijnheer Somers, ik had de vergadering graag volgende week woensdag laten doorgaan, maar dat is niet mogelijk, omdat er dan een fractiedag van Open Vld plaatsvindt. Als wij op korte termijn iedereen nog aan het woord moeten laten, lukt dat niet.

 

01.40  Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik ben bereid om hier woensdag namens mijn partij aanwezig te zijn. U hoeft zich niet te verschuilen achter de fractiedag van Open Vld. Ik ben ook bereid om zaterdag of zondag te komen, ook op woensdagmorgen, -middag of -avond. Ik vind het een belangrijk debat. Ik vind dat het Parlement op een ernstige manier moet kunnen beraadslagen en dat hier de mogelijkheid aan het Parlement moet kunnen worden geboden om de dialoog die hier is gestart, te beëindigen. Of is uw voorstel nu de nieuwe manier van werken sinds de verhoudingen herschikt zijn, mijnheer Weyts?

 

Voorzitter Ben Weyts: Prima. Iedereen is ondertussen aan het woord geweest.

 

01.41  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik deel de mening van de heer Somers. Ik meen dat u ook voorstander bent van behoorlijk parlementair werk. Ik begrijp dat het gewoon om een praktisch probleem gaat. Ik meen dat dit de enige zaal is waar op dit moment een commissievergadering aan de gang is. Uitgerekend deze zaal moet nu worden vrijgemaakt, in dit hele grote parlementsgebouw.

 

Voorzitter Ben Weyts: Ik wil gerust de vergadering ergens anders voortzetten, maar wij zitten ook met het praktische probleem dat de agenda van de staatssecretarissen dat vandaag niet toelaat. Ik wil de commissie voorstellen dat wij zo snel mogelijk een volgende vergadering organiseren. Voor vandaag sluit ik de vergadering. Ik dank u voor uw aanwezigheid en voor het interessante debat!

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 13.44 uur.

La réunion publique de commission est levée à 13.44 heures.