Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
Commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture |
van woensdag 21 april 2010 Namiddag ______ |
du mercredi 21 avril 2010 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.41 uur en voorgezeten door de heer Bart Laeremans.
La séance est ouverte à 14.41 heures et présidée par M. Bart Laeremans.
01 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het systeem van de elektronische voetbaltickets" (nr. 20633)
01 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les tickets de football électroniques" (n° 20633)
01.01 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal niet lang over de zaak uitweiden. Ik hoef in mijn vraagstelling ook niet veel toelichting bij de kwestie meer te geven.
Het systeem is indertijd door u aangekondigd. U hebt toen ook verschillende testwedstrijden aangekondigd. Een eerste testwedstrijd is toen niet kunnen doorgaan.
Mijn vraag is de volgende.
Op dit ogenblik stel ik vast dat het ook voor de testmatch van 14 maart 2010 niet is gelukt om via de site met een eID een ticket te reserveren.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn dus de volgende.
Wat loopt hier eigenlijk fout?
Wat zal u nu doen? Werd de ontwikkelaar van het bedoelde systeem in gebreke gesteld? Ik herinner mij uit het antwoord op een vorige vraag aan u dat er wel enige problemen waren.
Waarom werd het systeem niet uitgetest tijdens de match van 20 februari 2010, hoewel de test was aangekondigd?
Wat is de totale kostprijs van het proefproject inzake het elektronisch bestellen van tickets?
01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega, voor zo ver ik heb kunnen nagaan, is er helemaal niets misgelopen bij het bestellen van eID-tickets voor de match waar u naar verwijst. Wel is het zo dat tijdens de vier testmatchen het eID-ticketsysteem om organisatorische redenen op de middag van de wedstrijd wordt afgesloten. Dat zou de reden kunnen zijn waarom u er niet in geslaagd bent een eID-ticket te bestellen. Aangezien ik geen aanwijzingen heb dat er ernstige fouten zouden zijn gebeurd tijdens de voorbije vier testmatchen, ga ik dan ook niets ondernemen tegen de ontwikkelaar van deze applicatie. Ik moet trouwens eerlijk bekennen dat ik een van de testmatchen heb meegemaakt, waarvoor ik de bestelling heb gedaan met de elektronische identiteitskaart en ook ben binnengeraakt.
Gezien er slechts vier voetbalwedstrijden zouden plaatsvinden met de mogelijkheid om tickets aan te kopen met de eID, was het noodzakelijk ervoor te zorgen dat er tussentijds nog verbeteringen zouden kunnen worden aangebracht aan de applicatie. Het is om die reden dat de ontwikkelaars ervoor hebben geopteerd de wedstrijd van 20 februari niet uit te rusten met het eID-ticketsysteem. Van deze gelegenheid hebben de ontwikkelaars gebruik gemaakt om nog enkele structurele verbeteringen aan te brengen. Zo werd bijvoorbeeld de volgorde waarin supporters tickets konden bestellen, organischer gemaakt. Vroeger moest men eerst inloggen met de eID, nu kan men het belbestelproces voltooien, waarna men pas moet registreren. Ook werd een wijziging aangebracht op de website van ticketing online, waardoor beperkte communicatie naar supporters mogelijk werd gemaakt.
Ten slotte werden nog wat wijzigingen aangebracht in de velden waar niet- eID-gebonden info wordt gecollecteerd. Hierdoor werd de gebruiksvriendelijkheid van het systeem voor de voetbalsupporter verhoogd.
De totale kostprijs bedraagt 13 708 euro. Wat gaan we nu doen? Einde deze week hebben we een vergadering met de profliga. De bedoeling is te verifiëren of er bij de clubs bereidheid bestaat om na te gaan of er naast in individuele tickets ook in abonnementen zou kunnen worden voorzien op de elektronische identiteitskaart. De testen zijn kleinschalig geweest en zijn goed verlopen. Onze ambitie is nu het systeem verder uit te bouwen en ervoor te zorgen dat meer en meer supporters overstappen van een papieren ticket naar een elektronische identiteitskaart als toegangsbewijs tot het voetbalstadion.
01.03 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, het hangt dus af van de bereidheid van de club om op die manier te willen werken, als van de bereidheid van supporters om op die manier tickets te bestellen. Ik heb er nog maar weinig over gehoord van supporters, dus ik wacht samen met u af welk effect dit uiteindelijk op het voetbalterrein zal hebben.
01.04 Minister Vincent Van Quickenborne: De testfase betrof die clubs die bereid waren daaraan mee te werken. Met betrekking tot supporters: daar is wat informatie over verschenen op de website van ticketing online. Men heeft daar niet actief voor geadverteerd, laat staan informatiecampagnes over gevoerd. We wilden eerst het systeem testen. Dat is goed verlopen. Zoals gezegd gaan we in de vergadering met de profliga zien hoe we dat structureler kunnen aanpakken. Dat betekent meerdere matchen en abonnementen. Dat systeem is op termijn een beter systeem dan een papieren. Het vereenvoudigt en kan ook voor de veiligheid een interessanter systeem zijn.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Liesbeth Van der Auwera aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het niet langer verplicht beroep moeten doen op een geregistreerde aannemer voor toepassing van de verlaagde btw-voeten" (nr. 20811)
02 Question de Mme Liesbeth Van der Auwera au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la fin de l'obligation de faire appel à un entrepreneur enregistré pour l'application de taux de TVA réduits" (n° 20811)
02.01 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, het betreft een ouder dossier waarin recentelijk enkele ontwikkelingen plaatsvonden. Ik heb deze vraag in maart ingediend. Zij gaat over de procedure met een geregistreerde aannemer. Reeds langer hebt u aangekondigd dat die procedure vereenvoudigd zou worden, ook al omdat volgens het Europees Hof van Justitie de bestaande procedure strijdig is met het vrije verkeer van diensten. Verschillende keren zijn hierover niet alleen in de Kamer, maar ook in de Senaat vragen gesteld aan u. U hebt ooit een keer geantwoord dat het probleem bij het departement Financiën zou liggen, waarvoor u natuurlijk niet bevoegd bent, al kan wat niet is, nog komen.
Op het ogenblik dat ik de vraag indiende, las ik dat minister Reynders op een vraag van collega Van Biesen geantwoord had dat men voor de toepassing van het verlaagde btw-tarief in de bouw niet langer een beroep hoefde te doen op een geregistreerde aannemer. Die uitspraak samen met het feit dat die registratie nog altijd niet echt soepel verloopt, doen toch een aantal vragen rijzen.
Wat is nu de stand van zaken? Vreest u niet dat reguliere, geregistreerde aannemers concurrentienadeel riskeren te lijden tegenover malafide bouwondernemers? Het is jammer dat de vereenvoudigde procedure er nog steeds niet is. Ik meen dat dat toch een belangrijke maatregel is voor de bouwsector en dat door de btw-verlaging de kwaliteit gevrijwaard blijft.
02.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega, de registratie van aannemers werd sinds 2007 uiteraard aanzienlijk hervormd als gevolg van het arrest van het Europees Hof van Justitie, dat oordeelde dat de toenmalige registratieregeling strijdig was met het vrije verkeer van diensten. Na de veroordeling heeft de overheid beslist dat de solidaire aansprakelijkheid en inhoudingplicht niet langer afhankelijk worden gesteld van het wel of niet geregistreerd zijn, maar van het wel of niet hebben van fiscale of sociale schulden.
Vanaf dat ogenblik had de aannemersregistratie enkel nog gevolgen voor de toepassing van het verlaagde btw-tarief bij renovatie, voor bepaalde kortingen in de personenbelasting, en voor het verkrijgen van premies via de lokale regelgeving. Het is echter duidelijk dat de registratie voor buitenlandse aannemers die hun klanten willen laten genieten van die fiscale voordelen, een feitelijke verplichting uitmaakt die eveneens strijdig is met de artikelen 49 en 50 van het Verdrag.
Eind 2008 heb ik met de staatssecretaris bevoegd voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding een principenota aan de Ministerraad voorgelegd. Die nota is totstandgekomen na grondig overleg met de werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging.
De hervorming die ik voorstel, vervangt de huidige, administratief zware en langdurige, voorafgaande registratieprocedure door een snelle, eenvoudige, automatische registratie, die kan worden kwijtgespeeld wanneer achteraf, a posteriori, malversaties worden vastgesteld.
Ik kan meedelen dat het wetsontwerp dat op de oriëntatienota is gebaseerd, momenteel door de regering wordt besproken.
Met betrekking tot de aanpassing van de btw-regelgeving kan ik zeggen dat minister Reynders eerstdaags een voorstel tot wijziging van het KB nr. 20 aan de Ministerraad zal voorleggen.
Het duurt lang. Dat is juist. Ik heb dat daarnet ook in de commissie voor de Binnenlandse Zaken gezegd. Politiek duurt ongelooflijk lang. Ik tracht een en ander al te vereenvoudigen van toen ik staatssecretaris was, zoals u zelf ook al hebt gezegd. De discussies die wij daarover met de sociale partners hebben gehad, waren allesbehalve evident. U weet dat de sociale partners uit de werkgeversorganisaties en de werknemersorganisaties bestaan.
Het is pas sinds het arrest dat de zaken in beweging zijn gekomen. Ik moet ook zeggen dat de registratie destijds in de jaren 70 is ingevoerd om de koppelbazen tegen te gaan. Dat is wel een probleem waarmee de bouwsector geconfronteerd is en blijft. Men moet dan toch, ter vervanging van de registratie, over een systeem beschikken dat even snel en accuraat nagaat of bepaalde malafide bouwbedrijven geen misbruik maken van het feit dat de overheid te traag reageert, om malversaties te plegen.
Ik denk dat het systeem om achteraf controles te doen met een onmiddellijke verificatie van sociale en fiscale schulden een juist systeem is. Er bestaat een principeakkoord over. Het wetsontwerp moet nu door de Ministerraad worden goedgekeurd.
02.03 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de minister, van het principeakkoord van 2008 zijn wij op de hoogte. Ik denk dat dat ook door politieke fracties werd ondersteund.
Het wetsontwerp kan dan nu wel door de regering worden besproken, maar ik vind het heel jammer dat minister Reynders in maart of april, voor het ontwerp er was, op een mondelinge vraag antwoordde dat de registratie niet langer nodig is. Ik denk dat daardoor een nadeel voor de reguliere, geregistreerde aannemers kan optreden. Ik vind het jammer dat het niet sneller is gegaan.
Ik heb begrip voor het feit dat een evenwicht moet worden gezocht met betrekking tot de fraudebestrijding, de werking van de markt, de sociale partners. Ik hoop dat de toepassing die minister Reynders hieraan heeft gegeven, niet tot nadelen in de bouwsector zal leiden. Ik denk dat u ook wel weet dat hierover zeer grote bekommernissen bestaan.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de Kruispuntbank van de Ondernemingen en de vennootschappen met fictief adres" (nr. 21030)
03 Question de M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la Banque-Carrefour des Entreprises et les sociétés établies à une adresse fictive" (n° 21030)
03.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uw collega, minister van Justitie De Clerck, gaat de strijd tegen spookvennootschappen, dus met een fictief adres, opdrijven. Hij wil hiervoor gebruik maken van de Kruispuntbank van de Ondernemingen. Zo kom ik bij u terecht. Het blijkt immers dat de controle van de adressen van de verschillende vennootschappen niet a priori zou kunnen, maar alleen a posteriori. Hiervoor zou dan nog eerst een wetswijziging nodig zijn om in de aangifteprocedure, een correctiesysteem en sancties te voorzien.
Ik heb een paar korte vragen over deze strijd tegen de spookvennootschappen.
Mijnheer de minister, waarom is een controle in de Kruispuntbank alleen a posteriori mogelijk en niet a priori? Dit moet toch technisch op te lossen zijn of vergis ik mij? Dat is een kwestie die mij ter zake bijzonder intrigeert.
De minister van Justitie sprak over een wetswijziging. Kunt u ons inlichten wanneer die wordt ingediend? Wat zullen de richtlijnen zijn? Als de minister van Justitie van deze strijd een prioriteit wil maken — en ik veronderstel dat het ook een prioriteit voor u zal zijn —, vermoed ik dat dit heel snel zal volgen.
In welke richting gaat de wetswijziging? Kunt u desgevallend reeds een tipje van de sluier lichten?
Last but not least, wanneer worden de eerste resultaten van de strijd tegen spookvennootschappen via de gegevens op de Kruispuntbank van de Ondernemingen verwacht?
03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, om duidelijk te zijn, de inschrijving van de adressen van de maatschappelijke zetels van rechtspersonen is niet de bevoegdheid van de KBO. Dat gebeurt door de griffies van de rechtbanken van koophandel. Als er een a priori-controle zou moeten worden ingesteld, dan zou dat moeten gebeuren bij de griffies van de rechtbanken van koophandel en de notarissen.
De bevoegdheid die wij hebben met de KBO is de volgende. Als het gaat over adressen van maatschappelijke zetels, kunnen wij overgaan tot de schrapping van verkeerde gegevens. De schrapping wordt uitgevoerd als een mandataris van een onderneming wordt gecontacteerd door de KBO om te vragen over te gaan tot de vervulling van de nodige formaliteiten. Als hij dat niet doet binnen 30 dagen, dan wordt die schrapping uitgevoerd door de FOD Economie. Wij kunnen dus alleen adressen schrappen als de voorwaarden daartoe vervuld zijn.
Verder is het zo dat wij een technische controle doen met de KBO. Een adres wordt ingegeven op basis van de stratencodes en dus kunnen ze alleen echte straten gebruiken. Als men een denkbeeldige straat zou invullen, zou het zelfs niet werken.
De echte controle gebeurt, of zou moeten gebeuren, op het niveau van de griffie. Wat doet men daar? Er komt een wijziging van de wet, waarbij niet alleen de processen-verbaal van de dienst Inspectie in aanmerking worden genomen, maar ook alle processen-verbaal van onderzoeken of processen-verbaal van gemandateerde ambtenaren waarbij het verkeerde karakter van de gegevens wordt vastgesteld. Het ontwerp van wet werd reeds voorgelegd aan de Ministerraad op 2 april jongstleden.
Voor alle duidelijkheid, het gaat over een controle a posteriori. Ik ken de problematiek van de administratieve vereenvoudiging ondertussen goed genoeg. Als men allerlei controles a priori doet, last men daarmee een vertraging in bij het opstarten van een bedrijf. We zijn nu met België het snelste land in Europa om een bedrijf op te starten. De cijfers van de Wereldbank bevestigen dat jaar na jaar. Als men a priori alles gaat controleren, zal men weer vele dagen tijd nodig hebben. Daarom moet men keuzes maken. Wij hebben beslist om een controle te doen op basis van gegevens die we vaststellen, de processen-verbaal waarnaar ik verwijs. Dat is een controle a posteriori.
Laten we eerlijk zijn. Als er in 9 op 10 gevallen geen probleem is met onze bedrijven, zie ik niet in waarom men al die mensen moet lastigvallen met controles a priori. Dan gaat men ervan uit dat de meerderheid van de bedrijven slecht bezig is. Dat is niet mijn stelling. De minderheid die slecht bezig is, moet men hard aanpakken, maar de meerderheid van de mensen moet men met rust laten. Daarom heb ik vragen bij a priori controles.
Uw derde vraag, welke richting we uitgaan, heb ik beantwoord.
Ten vierde vraagt u wanneer de eerste resultaten worden verwacht. Volgens onze schatting, van de KBO, zullen we ongeveer 500 tot 600 ondernemingen per jaar schrappen. We kunnen de Kruispuntbank van Ondernemingen echt wel nuttig gebruiken. Ten behoeve van de voorzitter, die nu zit te telefoneren, kan ik u zeggen dat we gisteren met de politiediensten van Brussel, de federale politie en de Economische Inspectie een grootschalige actie hebben gedaan tegen de illegale economie. We hebben meer dan 20 winkels gecontroleerd en we hebben er 5 van de 20 verzegeld, omdat een van de belangrijkste oorzaken van de criminaliteit in Brussel de illegale economie is. De Kruispuntbank van Ondernemingen heeft ons daarbij echt geholpen omdat wij op een bepaald ogenblik hebben vastgesteld dat bepaalde handelaars zouden kunnen opereren als vzw, terwijl ze eigenlijk handelsactiviteiten verrichten. Dat kan niet. Die KBO wordt dus goed gebruikt.
Men moet opletten met het vragen van a priori controles, die ten nadele zouden zijn van vele ondernemers die te goeder trouw zijn. Vereenvoudiging is en blijft belangrijk.
03.03 Peter Logghe (VB): Ik heb toch een klein beetje een ongemakkelijk gevoel als ik u hoor zeggen dat we moeten oppassen met a priori controles, dat we daarmee de mensen de gordijnen injagen enzovoort. U geeft zelf aan, mijnheer de minister, dat men met a priori controles toch bepaalde kosten en bepaalde fraudegevallen vermijdt. Ik kan u verwijzen naar de spookvennootschappen in Brussel, die een enorme fraude op het vlak van sociale zekerheid en dergelijke hebben georganiseerd. Dat was een goeddraaiende carrousel. Als men daar een a priori controle had uitgevoerd, zou men misschien een en ander hebben voorkomen.
Voor de rest deel ik uw bezorgdheid dat men mensen de gordijnen niet moet injagen, dat men geen pestbelastingen moet invoeren en dat men hun het leven niet moeilijk moet maken. Ik heb het wel een beetje moeilijk met uw a priori veroordeling van a priori controles.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Sofie Staelraeve aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de databank van SABAM" (nr. 21201)
04 Question de Mme Sofie Staelraeve au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la base de données de la SABAM" (n° 21201)
04.01 Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de databank van Sabam kwam er twee jaar geleden. Na herhaaldelijk aandringen van onder andere collega Bart Tommelein heeft Sabam een databank op zijn website geïnstalleerd met daarin de artiesten die het beheert.
In de databank staat echter helaas nog steeds een melding dat wanneer een artiest niet in de databank voorkomt, dat niet wil zeggen dat Sabam geen rechten int voor die artiest. Dat is een beetje de wereld op zijn kop, want als men geld gaat innen namens artiesten, dan lijkt het mij ook evident dat men duidelijk aantoont dat men de vertegenwoordiger is van die artiest.
De heeft ook de rechtspraak gezegd, onder andere in het raam van een café dat ons beide wel bekend is, waar de rechtspraak duidelijk heeft gezegd dat het aan Sabam is om te bewijzen dat het die artiest vertegenwoordigt of niet.
Zijn er ondertussen afspraken gemaakt met Sabam over de verdere uitbouw en aanvulling van die databank met artiesten van wie de rechten beheerd worden via wederkerigheidsovereenkomsten? Zo ja, wat zijn die concrete afspraken?
De huidige wet die wij een jaar geleden goedgekeurd hebben, bepaalt dat Sabam aan elke belanghebbende binnen de drie weken een schriftelijk antwoord moet geven op de vraag of het een bepaald werk beheert. Graag vernam ik hoeveel vragen er reeds gericht zijn aan Sabam en in hoeveel gevallen Sabam effectief heeft gezegd dat het de rechten van die artiest niet beheert. Hoe zijn wij zeker dat het antwoord van Sabam 100 % sluitend is?
Hoe zit het in het buitenland? Het argument van Sabam is vaak dat het een heleboel wederkerigheidsovereenkomsten heeft en dat het die niet zomaar kan publiceren. Ik meen echter dat het toch haalbaar moet zijn en dat wij wel voorbeelden uit het buitenland kunnen vinden die dat wel goed doen.
04.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Staelraeve, Sabam biedt op zijn website inderdaad de mogelijkheid om over te gaan tot de consultatie. Men moet een onderscheid maken tussen enerzijds de vrije consultatie en anderzijds de verplichting om in het raam van de inning en de verdelingsregels het repertoire kenbaar te maken, waartoe Sabam wettelijk verplicht is en waarop ik in mijn antwoord op uw tweede vraag op terugkeer.
Twee weken geleden heb ik Sabam ontmoet en hun aansluitend op deze vergadering een schrijven gericht. In deze brief heb ik onder meer ook het probleem van het raadplegen van het repertoire aangekaart. Ik moedig dan ook elke poging van Sabam tot verdere uitbreiding van de onlinedatabank ten stelligste aan.
Eerlijkheidshalve moeten wij wel vaststellen dat de grootste beheersvennootschappen uit de ons omringende landen, GEMA uit Duitsland en SACEM uit Frankrijk, eveneens in een disclaimer voorafgaand aan het consulteren van hun onlinedatabank vermelden dat indien een werk niet in hun onlinedatabank voorkomt, dit niet automatisch tot gevolg kan hebben dat dit werk niet in hun repertoire voorkomt.
Via het nieuwe artikel 66quater, § 2, van de auteurswet ingevoerd door de wet van 2 december 2009 wordt aan elke persoon met een wettig belang de mogelijkheid geboden om een schriftelijk verzoek te richten aan de beheersvennootschap ten einde zich te informeren of een bepaald werk tot het repertoire behoort of niet. De beheersvennootschap dient op een verzoek binnen een termijn van drie weken een volledig schriftelijk antwoord te verschaffen. Sinds 1 april van dit jaar is de bepaling in werking getreden. Sinds de zeer recente inwerkingtreding van deze bepaling heeft SABAM nog geen verzoeken tot raadpleging ontvangen. Indien een auteur niet is aangesloten bij SABAM, noch bij een van de zusterverenigingen, zal SABAM buiten het geval van een verplicht collectief zoals voorzien in de auteurswet, geen rechten voor die rechthebbende mogen innen. Wanneer er bijgevolg iemand met een wettig belang een vraag stelt in het raam van de inning en verdeling, is men verplicht om binnen een termijn van drie weken schriftelijk en volledig hierop antwoord te geven.
In tegenstelling tot de consultatie van de online databank, handelt het hier over een specifiek wettelijke verplichting. Een belanghebbende heeft steeds de mogelijkheid om het antwoord van de beheersvennootschap te betwisten. In de ons omringende buurlanden – Duitsland, Nederland, Frankrijk en Engeland – bieden de grootste beheersvennootschappen eveneens een gelijkaardige online databank aan op een website. Net als bij de online databank van SABAM stellen deze beheersvennootschappen uitdrukkelijk dat de informatie die is terug te vinden in de databank, niet in overeenstemming is met het door haar beheerde repertoire. Deze databank wordt gezien als een instrument waarbij men kan controleren of een bepaald werk tot het repertoire behoort, maar waarbij men geen rechten kan puren uit de opgezochte informatie.
De twee grootste Amerikaanse beheersvennootschappen bieden een uitgebreide databank aan, waarin hun repertoire kan worden gecontroleerd. Zij stellen eveneens in de algemene voorwaarden dat de online databank geen representatief beeld vormt van het repertoire dat door de beheersvennootschap wordt beheerd. Dat is de situatie in de buurlanden en ook in de Verenigde Staten. Daarmee heb ik uw vragen beantwoord.
04.03 Sofie Staelraeve (Open Vld): Er zijn nog wel de vragen naar de cijfers.
04.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Die heb ik beantwoord. Ik heb gezegd dat sinds de zeer recente inwerkingtreding van deze bepaling SABAM nog geen verzoeken tot raadpleging heeft ontvangen. Nul. Maar goed, dit is een belangrijke vraag. Door de strengere wetgeving komen we tegemoet aan de bekommernis die u heeft.
De disclaimer of vermelding die ook voorkomt in de buurlanden heeft ermee te maken dat men het repertoire heeft en de elektronische neerslag daarvan. Men gaat altijd uit van het authentieke stuk: dat is het repertoire. Het elektronische zal in grote gevallen gelijkenis vertonen. Men wil absoluut vermijden – zo zijn juristen – dat als er iets verkeerds zou zijn aan het elektronische, men daar rechten uit zou kunnen putten. Dat is volgens mij de verklaring van de disclaimer.
04.05 Sofie Staelraeve (Open Vld): We voelen allemaal aan dat de databank een ideaal middel zou zijn voor heel veel gebruikers om te zien of ze volledige info krijgen. Het feit dat er nog geen vragen gesteld zijn, noopt mij er bijna toe te zeggen dat hoe meer mensen die vraag stellen, hoe beter het waarschijnlijk zal functioneren. Dat is een oproep aan de verenigingen om heel veel vragen daarover te stellen.
Bij mijn weten is de voornaamste reden die SABAM aanhaalt om die disclaimer te plaatsen de wederkerigheidsovereenkomsten, iets wat technisch niet zo simpel zou zijn. Bovendien hebben zij in het verleden al gezegd dat zij dat wel zouden kunnen doen als zij daarvoor een vergoeding krijgen van de overheid. Dat is natuurlijk je reinste onzin. Dat toont aan dat het technisch wel zou kunnen. We hebben nu een nieuwe wet die een jaar geldig is, vandaar de vraag hoeveel keren het al is gebeurd. Het moet natuurlijk van twee kanten komen. Het feit dat dit de voorbije twee weken ter sprake is gekomen en dat de aanmoedigingen er zijn, vind ik zeer goed. Ik weet dat u daarover bekommerd bent.
Het zal echter een oproep zijn aan alle betrokkenen om te proberen dat zo goed mogelijk te gebruiken en op te roepen om zoveel mogelijk informatie uit die databank te halen en die vraag te stellen.
Voor het overige zal de rechtspraak in cases zoals The Steeple oordelen dat SABAM zelf moet aantonen dat ze de rechten van deze of gene artiest beheert.
04.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Transparantie daarin is absoluut noodzakelijk voor de artiesten die op die manier kunnen zien op hoeveel centen ze recht hebben en waarom, en ook voor de gebruikers. Dat is de geest van de nieuwe wet die nu in werking is getreden.
Het is in het belang van de beheersvennootschappen dat zij op een transparante manier werken. Op die manier worden mythes die soms ontstaan, ontkracht. Sunshine is the best desinfectant, zonlicht, transparantie.
04.07 Sofie Staelraeve (Open Vld): Ik denk dat we op dezelfde golflengte zitten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Peter Luykx aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het meldpunt malafide aannemers" (nr. 20937)
05 Question de M. Peter Luykx au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le point de contact pour signaler les entrepreneurs malhonnêtes" (n° 20937)
05.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in maart 2010 werd een taskforce opgericht, waarbij gedupeerde bouwheren terechtkunnen met klachten over aannemers. Ook werd een meldpunt voor het melden van malafide aannemers opgericht.
Ik wil u ter zake enkele vragen stellen.
Ten eerste, wat is de relatie tussen de werkgroep FOD Economie en het nieuwe vtm-programma Red mijn huis?
Is het volgens de minister wel een taak van de FOD Economie om, door met voormeld, enigszins sensatiebelust programma samen te werken, het programma in kwestie te ondersteunen?
Ten tweede, in de bouwsector moet inderdaad het kaf van het koren worden gescheiden. De sector heeft er zelf baat bij dat malafide aannemers van de markt worden geweerd. Vreest u echter niet dat, door het opzet en de combinatie van FOD Economie en een tv-programma, een heksenjacht ontstaat, waarbij het imago van de bouwsector en van de bonafide aannemers wordt beschadigd?
05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, sinds enkele weken loopt het genoemde programma op de genoemde televisiezender. Het programma focust op enkele, uitzonderlijke, dramatische gevallen. Zoals het programma en ikzelf in elk interview ook steeds aangeven — ik zal dit nu opnieuw doen —, mogen wij niet vergeten dat de meerderheid van de aannemers wel degelijk goed werk levert. Zulks wordt benadrukt. Ik herhaal dat ook telkens opnieuw.
Net daarom is het belangrijk de oplichters en de sjoemelaars hard aan te pakken. Zij verpesten het imago van de hele sector, zeker nu de consument mondiger is geworden en op allerlei manieren zijn ongenoegen kan uiten.
Om die reden heeft mijn administratie besloten het programma via een taskforce en informatieverstrekking te ondersteunen. In de informatie geven wij tips en adviezen om bouwproblemen te voorkomen. Denk onder meer aan tips inzake de wet-Breyne, die de gezinswoning beschermt. De taskforce behandelt specifieke vragen en klachten.
Mijnheer Luykx, in de taskforce zitten niet alleen leden van verschillende administraties. Het is de eerste keer dat zij elkaar in de taskforce ontmoeten, wat ook goed is. Er zitten ook mensen van de bouwsector zelf in. Zowel de Bouwunie als de Confederatie Bouw zijn dus in de taskforce vertegenwoordigd. Wij hebben met hen ook rekening gehouden. Ook architecten maken van de taskforce deel uit.
Een en ander verloopt trouwens goed. Er zijn vandaag al meer dan 300 klachten ingediend. Onze bedoeling is het kaf van het koren te scheiden, tenzij u van oordeel bent dat er geen kaf in de bouwsector zit. Ik ben evenwel van mening dat er wel degelijk kaf in de bouwsector zit. Het is een kleine minderheid, die echter echt het imago van de sector verpesten. De bedoeling is hen eruit te halen.
Wij doen zulks niet alleen via het programma op vtm. Wij hebben onder meer ook met het consumentenradioprogramma Peeters & Pichal rond het schokkendste bedrog gewerkt. Daarbij hebben wij de twintig meest voorkomende voorbeelden van bedrog ten aanzien van de consument gegeven. Voornoemd programma is ook een succes geweest. Uit het programma bleek dat er bij bijvoorbeeld veilingsites op het internet enige problemen zijn.
Tenzij dat u andere methodes hebt, is het naar mijn mening goed dat de politiek tracht samen te werken met de consumentenprogramma’s, die trouwens steeds meer succes oogsten. Er dient uiteraard de juiste boodschap gebracht te worden. Er kan zeker niet gesteld worden dan een bepaalde sector helemaal bezoedeld is.
U zegt dat dat programma op sensatie belust is. Het hangt er naar mijn mening van af hoe dat geduid wordt. Men zegt van politieke partijen ook dat die op sensatie of stemmen belust zijn. Het is natuurlijk aan de kijker om daar over te oordelen, maar mijns inziens is Red Mijn Huis een programma waarin men een bepaalde problematiek heel scherp stelt. Gelet op het succes van dat programma, denk ik dat daar nood aan was. Indien de juiste boodschap gebracht wordt in dat programma, lijkt me dat veeleer een troef dan iets negatiefs.
05.03 Peter Luykx (N-VA): Bedankt, mijnheer de minister. Ik wil om te beginnen opmerken dat een politieke partij nog geen federale overheidsdienst is. Ik zie niet in hoe u garanties kunt opleggen aan televisiemakers, om op die manier hun programma te sturen. Door u echter te verbinden aan het programma, dat inderdaad op 24 maart voor de eerste keer moest worden uitgezonden en nog alle kanten kan uitgaan, nam u toch een risico.
Het programma duidt inderdaad een aantal problemen. Het gaat daarbij echter om bouwproblemen die in de eerste plaats helemaal niet noodzakelijk te wijten zijn aan een uitvoerend aannemer. Er zijn heel wat omstandigheden die meespelen en partijen die betrokken zijn bij een bouwproces. Naar mijn mening wordt zowel in de aankondiging, de titel van het programma als in de uitvoering ervan, dat element te weinig geobjectiveerd. Er zijn heel wat factoren en actoren die meespelen, zoals uitvoerende studiebureaus, de stabiliteit, de architect, de wijze van het vastleggen van de koop of verkoop bij de notaris, de aannemer, enzovoort. Mijns inziens wordt in voorliggend programma de rol van de uitvoerende aannemer enorm uitvergroot, en blijven de andere partijen een beetje buiten schot.
Ik blijf bij mijn standpunt dat dat een risico vormt, en niet tot het takenpakket van de FOD Economie behoort. Ik ga met u akkoord dat er preventie nodig is, indien een bepaalde malafide praktijk veel toegepast wordt, en dat er opgetreden mag worden tegen die personen. Die preventie vormt inderdaad een taak van de FOD Economie. De manier waarop dat hier gebeurt, is naar mijn mening echter zeer riskant. We moeten afwachten hoe het programma evolueert, maar ik zou het op een andere manier aangepakt hebben.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "een elektronische versie van de aangetekende brief" (nr. 21245)
06 Question de M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "une version électronique de la lettre recommandée" (n° 21245)
06.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik weet niet hoeveel aangetekende brieven er nog worden verstuurd, maar het moeten er nog een heel pak zijn, aangezien u denkt 80 miljoen euro te kunnen besparen door het vervangen van de gewone aangetekende brief door een elektronische aangetekende brief.
Een bijkomend probleem is dat u hierdoor het monopolie van De Post zou kunnen doorbreken. Uit die hoek komen niet zeer geruststellende geruchten over de elektronische brief.
Mijnheer de minister, hebt u een idee hoeveel aangetekende brieven er jaarlijks nog worden verstuurd? Wanneer denkt u de e-versie van de aangetekende brief als werkbaar alternatief te kunnen invoeren? Zult u dat eerst voor particulieren of eerst voor ondernemingen invoeren? Wat zal de rechtswaarde van de elektronische brief zijn? Zal dat dezelfde rechtswaarde als de gewone aangetekende brief hebben? Zal bij verlies – ik veronderstel dat een elektronische brief evengoed verloren kan gaan als een gewone brief – dezelfde vergoedingsregeling gelden als bij een aangetekende brief via De Post? Wie zal het verlies moeten dragen?
Mijnheer de minister, u meent een bedrag van 80 miljoen euro te kunnen besparen. Dat zal natuurlijk pas gebeuren op het moment dat de laatste aangetekende brief elektronisch wordt verstuurd. Op welke wijze zal de elektronische aangetekende brief worden gepromoot? Mensen zijn de gewone aangetekende brief gewoon, net zoals zij vroeger gewoon waren om geld in de bank af te halen. Het is gelukt om de mensen van het loket in de bank naar het elektronische loket te krijgen. Hoe zult u dat aanpakken met de elektronische brief?
Ik heb nog de volgende, politieke vraag. Op welke manier zal De Post, die nu al over een teruglopend briefverkeer klaagt, het verlies van 80 miljoen euro vergoed krijgen? Of zal dat niet gebeuren?
06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Er komt geen vergoeding. Dat is hetzelfde als met de Witte Gids. Als men een omelet wil eten, moet men eieren breken. Men moet keuzes maken. Dit is zo moeilijk in de politiek: keuzes maken.
Mijnheer Logghe, bedankt voor uw vraag. Het thema ligt mij na aan het hart.
Hoe zit het met het aantal? De Post verwerkt 34 miljoen aangetekende brieven per jaar. Ik heb geen preciezere cijfers.
Meen ik of het alternatief werkbaar is? Wel, wij hebben in de regering een principeakkoord dat het liberaliseren van het papieren en elektronisch aangetekend schrijven in werking treedt vanaf de publicatie van de wet inzake liberalisering van de post. Het elektronisch aangetekend schrijven zou over enkele maanden een feit kunnen worden. De technische implementatie is vrij eenvoudig. Ik verwacht dan ook dat het product het snel in de handel zal worden aangeboden.
Het elektronisch aangetekend schrijven zou zowel voor de particulier als voor de ondernemer beschikbaar moeten zijn. Een mogelijkheid is, via de elektronische identiteitskaart zowel de afzender als de bestemmeling met zekerheid te identificeren.
Een elektronisch aangetekend schrijven geniet een wettelijk vermoeden dat dezelfde juridische waarde heeft als het papieren aangetekend schrijven, op voorwaarde dat het verleend wordt door een dienstverlener die door de FOD Economie is geaccrediteerd.
Wat er zal gebeuren, is dat een bedrijf een bepaald product ontwikkelt waarmee een ondernemer of een particulier een aangetekende brief kan versturen. Dat platform moet erkend worden door de FOD Economie.
Dat is belangrijk, omdat de tijd moet worden geregistreerd. Dat is eigen aan een aangetekende brief. Bovendien moet men er zeker van kunnen zijn dat de geadresseerde de brief ontvangen heeft. Die twee aspecten moeten ook geboden worden door het platform, dat goedgekeurd moet worden door de FOD Economie.
Het voorontwerp van wet bepaalt dat de verlener van een dienst van elektronische zending verantwoordelijk is voor elke schade, zoals het verlies, tenzij er van geen enkele nalatigheid sprake is. Hij kan zich natuurlijk ook verzekeren voor dat risico.
De 80 miljoen euro besparingen waarover u sprak, gaat naar onze inschatting over de besparingen die men kan doen over 5 jaar, wanneer de helft van de aangetekende brieven elektronisch wordt verstuurd.
Zoals bij elke geliberaliseerde dienst zullen de verschillende dienstverleners, De Post of specifieke bedrijven die de diensten van elektronisch archivering en elektronische facturatie zullen aanbieden, het elektronisch aangetekend schrijven promoten.
Er is geen sprake van de daling van de omzet van De Post, als die er al komt ten gevolge van de liberalisering, te compenseren. De regering heeft een evenwichtig voorontwerp van wet inzake de postliberalisering uitgewerkt. Dat zorgt ervoor dat er een level playing field is, een gelijk speelveld, tussen De Post en de nieuwe postspelers. Dat vinden wij voldoende.
Als wij die daling moeten compenseren, kost dat belastinggeld. Ik meen dat het niet verstandig zou zijn het verlies van een bedrijf op de vrije markt zomaar te compenseren. Als wij dat doen, zijn wij heel ver van huis, mijnheer Logghe. Dan kan elke concurrent zeggen: “Ik verkoop minder broodjes dan mijn collega-patissier, kunt u mijn verlies compenseren?” Dat kan toch niet!
06.03 Peter Logghe (VB): Ik dank de minister voor zijn antwoord.
Ik zou de Post niet willen vergelijken met een patissier. Per dorp zijn er vijf, zes of tien patissiers, terwijl er maar één postbedrijf is.
In elk geval, als ik het goed begrijp zal het ongeveer werken zoals tax-on-web, waar men door middel van een code de belastingen elektronisch kan invullen. Ik kijk uit naar de werking daarvan. We zullen er zeker nog op terugkomen.
06.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Het zal niet zijn zoals tax-on-web. Dan bedoel ik niet datgene wat vanmorgen in het nieuws was. Het zal een programma zijn dat ontwikkeld wordt door private bedrijven.
06.05 Peter Logghe (VB): Het zal eenvoudiger werken waarschijnlijk.
06.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Het zal eenvoudiger werken. Bovendien zal de kostprijs die men zal aanrekenen aan de consument of aan een bedrijf dat daar een beroep op doet, minder dan een tiende zijn van de kostprijs van een papieren aangetekende brief. Daaromtrent heb ik al één bedrijf gehoord dat geïnteresseerd is in de ontwikkeling van zo’n platform voor elektronisch aangetekende brieven. Leve de elektronica, weg met het papier!
06.07 Peter Logghe (VB): Ik zou u de raad willen geven dat eerst te proberen bij ondernemingen, waar het terugdringen van de postkosten de onderneming kan helpen.
06.08 Minister Vincent Van Quickenborne: We verwachten dat het vooral de bedrijven zoals nutsbedrijven, zullen zijn die, gelet op het feit dat ze regelmatig aangetekende brieven versturen, een beroep zullen doen op een platform om die elektronisch te versturen. Het is dus ook onze inschatting dat men het eerst zal zien in de professionele markt en pas later in de particuliere markt.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Zoé Genot au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le courrier publicitaire reçu par des entreprises de la construction" (n° 21456)
07 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de reclame die sommige bouwbedrijven in de bus kregen" (nr. 21456)
07.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, dans un petit article paru dans le journal Le Soir du 7 janvier dernier, j'ai lu avec stupéfaction ce qui suit: "Un employeur du secteur de la construction qui cherchait des ouvriers a récemment reçu, comme quelques autres, un courrier lui proposant 'de la main d'œuvre de qualité à un prix très raisonnable et en toute légalité'", ces derniers mots étant soulignés. Le courrier précise qu'il s'agit de travailleurs polonais qui peuvent être détachés en Belgique. Je cite encore: "Un homme de métier de dix ans d'expérience minimum vous reviendra à 15,5 euros de l'heure toutes charges comprises et un ouvrier polyvalent à 14 euros. Ceci vous sera facturé avec une TVA de zéro pour-cent. Qualifiés, hommes de métier ou polyvalents de minimum dix ans d'expérience, aguerris, courageux, disponibles et flexibles, mis à l'essai pendant deux semaines avec remplacement immédiat si pas satisfait. Une souplesse dans les horaires, une qualité de service, une motivation de prestation, une endurance certifiée." On se croirait au marché des esclaves.
Suite à cela, j'ai interrogé votre collègue la ministre de l'Emploi, Mme Milquet, en commission des Affaires sociales le 2 février, au sujet de ce démarchage agressif auprès de certaines entreprises en vue du détachement d'ouvriers étrangers. Dans sa réponse, Mme Milquet me dit qu'elle va discuter avec vous de ce genre de pratiques publicitaires qui "pourraient s'apparenter à de la publicité comparative relativement déloyale, surtout lorsqu'il s'agit d'hommes et de femmes qui ne sont même pas des objets de travail".
Monsieur le ministre, êtes-vous au courant de ces pratiques publicitaires? Qu'en pensez-vous? En avez-vous parlé avec la ministre de l'Emploi? Qu'avez-vous l'intention de faire pour éviter ce genre de pratiques?
07.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Chère collègue, tout d'abord, bien que ma collègue Mme Milquet vous ait répondu en commission des Affaires sociales, elle comptait adresser un courrier à son collègue doué et compétent en la matière, M. Van Quickenborne, que mes services n'ont pas encore reçu. Mais c'est peut-être La Poste, cela prend du temps!
Une concertation avec ma collègue n'a pas encore eu lieu. Néanmoins, outre le respect des réglementations sociales, ce type d'offres devrait être analysé au regard de la loi du 14 juillet 1991, bientôt de la nouvelle loi sur les pratiques du marché du 6 avril 2010 qu'on vient d'adopter, étant donné qu'elles sont susceptibles de comporter des éléments trompeurs quant à la nature du service offert et peuvent donc constituer une infraction à l'article 94/2 de la loi de 1991, bientôt article 96 de la nouvelle loi.
Il conviendrait également d'enquêter sur l'identité du prestataire émettant de telles offres afin de déterminer la légalité de celles-ci et leur caractère potentiellement déloyal, notamment en vertu des articles 94/2 (tromperie sur l'identité du vendeur) et 94/17 (identité dissimulée). J'invite Mme Genot à fournir tout document utile à notre Inspection économique. Je propose que vous m'envoyiez une copie de cet article par mail, que je transmettrai à l'Inspection économique qui se livrera à une analyse approfondie et agira si nécessaire.
07.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.
On ne peut pas agir au niveau de l'emploi puisqu'il n'y a pas encore d'illégalités commises. Il s'agit à ce stade de propositions. Il faut examiner l'aspect tromperie et déloyauté de cette offre. Je pense qu'il faut aussi examiner son aspect dégradant pour l'être humain.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de Amerikaanse investeringen in België" (nr. 21266)
08 Question de M. Bart Laeremans au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les investissements américains en Belgique" (n° 21266)
08.01 Bart Laeremans (VB): Mijnheer de minister, luidens persartikels van 7 april 2010 blijkt dat de Amerikaanse investeringen in België in 2009 compleet in elkaar zijn gestort. Er zou zelfs sprake zijn van desinvesteringen ter waarde van ongeveer 4 miljard euro. Nadat ik die vraag had ingediend las ik dat de Nederlanders de Amerikanen nog overtroeven. Daar zou de desinvestering nog veel groter zijn. Het zou gaan om een terugval van maar liefst 12 miljard euro. Dat is drie keer meer dan bij de Amerikanen.
Kunt u dit bevestigen?
Wat is het juiste bedrag dat de Amerikaanse bedrijven desinvesteerden in België in 2009?
Wat is de evolutie in het eerste kwartaal van dit jaar?
Eenzelfde vraag voor Nederland. Ik weet dat ik u daarmee overval. Beschikt u over de cijfers per jaar tussen 2005 en 2008? Zo krijgen we een globaal beeld van de voorbije vijf jaar.
Desinvesteren de Amerikaanse bedrijven ook in onze buurlanden Nederland, Duitsland, Luxemburg, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk?
Hoe evolueert onze concurrentiepositie ten opzichte van deze landen? Is het een fenomeen dat zich overal voordoet of geldt het specifiek bij ons?
Wat zijn volgens u de oorzaken van deze desinvesteringen? Deelt u de analyse van onder andere VOKA dat onze loonkosthandicap te groot is in vergelijking met de buurlanden?
Welke maatregelen neemt of nam u om opnieuw Amerikaanse investeringen aan te trekken en onze concurrentiepositie ter zake te verbeteren?
08.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, de persartikelen waarnaar u verwijst zijn onvoldoende genuanceerd en houden geen rekening met de bijkomende tekst die de Nationale Bank publiceert om de cijfers te duiden. De statistiek inzake directe investeringen hebben niet alleen betrekking op transacties in maatschappelijk kapitaal, maar ook op transacties op elk ander financieel instrument tussen verwante vennootschappen zoals de creatie of afbouw van een vordering op een directe investeerder in het buitenland of de creatie of afbouw van schulden tegenover een investeerder in het buitenland.
Een tweede categorie, naast de transacties en maatschappelijk kapitaal, genoemd “andere transacties”, is een zeer volatiele post die niet meteen op een rechtstreekse manier de economische activiteit beïnvloedt.
Het is correct dat er sinds 2008 een vertraging inzake directe buitenlandse investeringen in België is. Inzake de Verenigde Staten kan worden aangegeven dat voor 2009 de investeringen in maatschappelijk kapitaal uit de VS naar België nihil waren, maar dat de nettostroom overig kapitaal, de tweede post, een negatief cijfer van 2,6 miljard euro aangeeft. Hierbij merk ik op dat het een volatiel gedeelte is dat niet wijst op een trend.
De totale buitenlandse resterende maatschappelijke kapitalen bedroegen in 2009 in België 17 miljard euro, terwijl de netto stroom ander kapitaal negatief was. In totaal kreeg België investeringen à rato van 14,8 miljard euro.
De investeringen in 2009 bedroegen dus minder dan de voorgaande jaren. Ik kan u de cijfers geven van 2008 en 2007, maar niet van daarvoor, omdat toen gewerkt werd met een andere methodologie. In 2008 was de instroom van totaal buitenlandse investeringen inzake maatschappelijk kapitaal 95 miljard euro, in 2007 was dat 47 miljard euro. Inzake overkapitaal was er in 2008 al een negatieve stroom van 29 miljard euro, en in 2007 een positieve stroom van 29 miljard euro.
Voor de Verenigde Staten gaat het in 2007 over een maatschappelijk kapitaal van 1,9 miljard euro en in 2008 van 2,53 miljard euro.
Wat de andere landen aangaat, zijn er voor 2009 nog geen internationaal vergelijkbare cijfers voorhanden.
Inzake de oorzaken van de minder goede investeringsresultaten uit de Verenigde Staten, is het duidelijk dat dit land erg hard getroffen is door de financiële en de daaropvolgende economische crisis. Dat kan mee de oorzaak zijn van de vertraging.
Ik zit zelf geregeld samen met de vertegenwoordigers van de Amerikaanse kamer van koophandel om de situatie in verband met de investeringen, het investeringsklimaat van de Amerikaanse bedrijven, te bespreken. Die vergaderingen leiden ook tot concrete oplossingen. Zo hebben wij het bijvoorbeeld gemakkelijker gemaakt voor Amerikaanse bedrijfsleiders om in België aan de slag te kunnen. AmCham was zelf trouwens vrij verbaasd door de cijfers in het krantenartikel.
Dat neemt niet weg dat België kampt met een aantal uitdagingen bij het aantrekken van buitenlandse investeringen, onder meer de hoge loonkosten in vergelijking met de buurlanden, en zeker in vergelijking met Duitsland, waar de loonkosten volgens de cijfers van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven meer dan 12 % lager liggen dan in ons land.
Ik heb ook met de Amerikaanse ambassadeurs al verschillende persoonlijke ontmoetingen gehad en gesprekken gevoerd over de wederzijdse handelsrelaties en de manier om de handel tussen onze landen verder te bevorderen.
08.03 Bart Laeremans (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik heb begrepen dat er niet echt vergeleken kan worden met 2005 en 2006 omdat de methodes van toen niet vergelijkbaar zijn met die van nu. Dat is eigenlijk jammer, omdat het toch wel heel nuttig zou zijn om die cijfers te kunnen vergelijken. Uit uw antwoord heb ik ook begrepen dat we niet meteen met de buurlanden kunnen vergelijken, want daar zijn er nog geen actuele cijfers. Toch zou ik graag een ruimer zicht krijgen op de evolutie. Het lijkt mij logisch dat we na drie maanden, in april, een beter beeld zouden kunnen hebben van wat er het voorbije jaar is gebeurd, zodat het beleid daarop afgestemd kan worden. Ik denk dat u moet werken aan een grotere transparantie van ons concurrentievermogen, zodanig dat wij op trends kunnen inspelen.
Ik las recent ook over de situatie vanuit Nederland, wat in mijn voorbereide vraag minder aan bod is gekomen. Ik begrijp heel goed wat er gebeurt in de Verenigde Staten; de economische crisis aldaar zal ongetwijfeld een belangrijke oorzaak zijn, maar de desinvestering vanuit Nederland zou nog drie keer groter zijn dan vanuit de Verenigde Staten. Dat is ook zeer verontrustend.
Ik denk dat wij er alles aan moeten doen om de handicap van de loonkosten naar beneden te halen. U zegt zelf dat het verschil met Duitsland 12 % bedraagt. Als ik dat vergelijk met cijfers van de voorgaande jaren, is dat een stijging, dus onze loonhandicap neemt toe ten opzichte van onze buurlanden, zeker ten opzichte van Duitsland.
We staan er dus absoluut niet goed voor. En dat voor een regering waarin liberalen zetelen! De liberalen willen toch de taksen verlagen en de economie bevorderen? Eigenlijk is dat dus geen mooi plaatje. Als we eerstdaags, wie weet, naar nieuwe verkiezingen gaan, dan is dat geen mooi rapport om mee uit te pakken.
Mijn vraag, mijn bedenking, luidt dus: hoe zullen we daar uit geraken? Zitten we niet in een spiraal? Hebt u perspectieven? Kunnen we deze trend ombuigen?
08.04 Minister Vincent Van Quickenborne: We moeten alles een beetje in perspectief plaatsen. Wat de loonkosthandicap betreft doen we het de laatste jaren beter dan Nederland en Frankrijk. De eerlijkheid gebiedt om dat ook te zeggen. We hebben een loonkosthandicap van 3,5 % ten opzichte van onze buurlanden. Dat is alleen te wijten aan het feit dat het saldo negatief is ten opzichte van Duitsland, maar positief ten opzichte van Frankrijk en Nederland. Dat is dus al één punt. We hebben geen loonkostenhandicap maar een loonkostvoorsprong ten opzichte van Frankrijk en Nederland. Ten opzichte van Duitsland hebben we echter een groot probleem, dat is juist.
Ten tweede, als het gaat om accurate cijfers, dan kan ik die nog niet geven voor het eerste kwartaal. Het is echter wel degelijk zo dat wij vaak cijfers gebruiken. Gisteren nog was er een studie van het Planbureau waaruit blijkt dat ons aandeel export aan het dalen is. Daar zijn twee grote redenen voor. Deels heeft dit te maken met de loonkosten. Dat is inderdaad een probleem. Ik zeg dat ook niet sinds gisteren. Ik heb ook gezegd dat de sociale partners bij hun onderhandelingen in het najaar daar best rekening mee houden. Er is dus geen ruimte voor loonsverhoging, er moet loonmatiging komen. Dat is natuurlijk geen populaire boodschap om mee te geven. Voorts is het zo dat het afnemen van ons exportaandeel te maken heeft met het feit dat onze bedrijven nog teveel gericht zijn op de oude Europese landen. De productenmix die bij ons wordt gefabriceerd is er een van halffabrikaten die heel sterk gericht zijn op prijsconcurrentie. Er zijn te weinig hoogtechnologische producten waarbij men het veeleer van kwaliteitsdiversificatie moet hebben. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid.
Natuurlijk nemen we maatregelen. De crisismaatregelen en de technische werkloosheid zijn ook ten bate geweest van de buitenlandse bedrijven die bij ons hebben geïnvesteerd. U weet dat er heel veel druk is om de notionele intrest te wijzigingen. Als er een regering komt zonder liberalen meen ik dat dit in een paar tellen wordt gewijzigd. Zeker de loonkostenhandicap is een heel grote uitdaging. Er zijn inspanningen geweest. Er waren voor 1 miljard euro lastenverlagingen in het laatste sociaal akkoord voor 2009-2010. Dat is echter onvoldoende. Er moet meer gebeuren, daarin hebt u gelijk.
08.05 Bart Laeremans (VB): Ik meen dat we op een aantal punten gelijklopende analyses maken. U zegt duidelijk dat er ruimte moet komen voor loonmatiging. Ik meen dat het loon niet zozeer het probleem is, zeker niet het netto loon, maar veeleer de lasten op het loon, vergeleken met de buurlanden. De druk op de lonen door het overheidsbeslag is veel te groot. Op dat vlak moeten heel spoedig ernstige inspanningen gebeuren.
Als u echter het signaal geeft dat arbeiders en bedienden netto een lager resultaat gaan hebben via loonmatiging, dan meen ik dat er toch een ernstig meningsverschil is tussen ons. Ik denk niet dat dit het signaal nu kan zijn, zeker niet in een crisistijd zoals de huidige. Het kan niet de bedoeling zijn dat de nettolonen zouden dalen. U had het over loonmatiging; dacht u dan misschien aan het niet indexeren van de lonen?
08.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Geen bijkomende loonsverhoging.
08.07 Bart Laeremans (VB): Dat is iets anders dan loonmatiging.
08.08 Minister Vincent Van Quickenborne: Men moet een beetje matigen, dat wil niet zeggen verlagen.
08.09 Bart Laeremans (VB): Dat is een beetje een flou artistique.
08.10 Minister Vincent Van Quickenborne: Het gaat erom of er ruimte is. U weet dat de sociale partners voor de jaren 2009-2010 een heel specifieke loonsverhoging hebben afgesproken in de vorm van de ecocheques.
Dat ging over nettobedragen die ook bruto waren, er waren dus geen belastingen daarop. Dat komt allemaal op het conto van onze bedrijven.
De overheid heeft natuurlijk haar verantwoordelijkheid, maar ook de sociale partners moeten goed weten wat ze doen.
08.11 Bart Laeremans (VB): U had nog een aantal cijfers beloofd.
08.12 Minister Vincent Van Quickenborne: Die studie staat op de website. Ik ga echter nog eens kijken of wij voor de buurlanden een evolutie kunnen geven, zodra de gegevens voor 2009 binnen zijn. Ik zal voor u ook verifiëren hoe het zit met Nederland.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.40 uur.
La réunion publique de commission est levée à 15.40 heures.