Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken
en het Openbaar Ambt |
Commission
de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique |
van woensdag 21 april 2010 Namiddag ______ |
du mercredi 21 avril 2010 Après-midi ______ |
La séance est ouverte à 14.24 heures et présidée par M. André Frédéric.
De vergadering wordt geopend om 14.24 uur en voorgezeten door de heer André Frédéric.
Le président: Chers collègues, nous abordons les questions adressées à la Mme la ministre Vervotte.
Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, je souhaite transformer mes questions nos 19143, 20211 et 21204 en questions écrites.
Le président: La question n° 20102 de Mme Zoé Genot, absente, est reportée.
La question n° 20407 de Mme Jacqueline Galant est reportée à sa demande.
La question n° 20742 de M. Jenne De Potter est transformée en question écrite.
Étant donné ce qui précède, madame la ministre, vous êtes libérée!
Puis-je demander aux esprits présents et vifs de prévenir les députés que les choses s'accélérant, je n'ai pas l'intention d'attendre que chacun daigne nous rejoindre!
Nous allons passer maintenant à la question adressée à M. le ministre Van Quickenborne.
01 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de implementatie van het eBirth-project" (nr. 18181)
01 Question de M. Raf Terwingen à la ministre de l'Intérieur sur "la mise en oeuvre du projet eBirth" (n° 18181)
01.01 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over het eBirth-project, dat ondertussen ingeburgerd geraakt bij de ziekenhuizen en in andere administraties. Het sectoraal comité van het Rijksregister heeft zich op 17 juni 2009 akkoord verklaard met dit project. Op 20 oktober 2009 verklaarde ook het sectoraal comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid zich akkoord met het eBirth-project. Het zou in verschillende stappen worden geïmplementeerd.
Wat is de stand van zaken, mijnheer de minister?
01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega, het eBirth-project is opgestart onder leiding van Fedict, een administratie die onder mijn bevoegdheid valt. De doelstelling is de automatisering van de gegevensstromen naar aanleiding van de aangifte van de geboorte.
Het gaat over twee fasen. De eerste fase is het digitaliseren van de geboortegegevens die de ziekenhuizen of onafhankelijke zorgverleners doorsturen naar de diensten van de burgerlijke stand van de gemeenten voor het gedeelte dat betrekking heeft op de bevallingsberichten en geboorteattesten. Daarnaast is er ook de gegevensstroom naar de Gemeenschappen en het NIS, voor de medische en sociaaleconomische statistische gegevens. Midden 2011 moet die eerste fase zijn afgerond.
De tweede fase heeft betrekking op de automatisering van de bijwerking van de identificatiegegevens van de ouders en van het kind in het Rijksregister en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. De tweede fase zal ertoe leiden dat er in de gemeenten geen attesten meer aan de ouders moeten worden afgeleverd. Gegevens zullen automatisch worden doorgestuurd naar de kassen voor de kinderbijslag, de sociale zekerheid, de werkgevers en de ziekenfondsen. Begin 2011 zal Fedict met de inproductiestelling hiervan aanvangen.
In verband met de uitwisseling van gegevens tussen het Rijksregister en de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid in het kader van dit project, kan ik u meedelen dat het Rijksregister noch de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid werd verzocht om deel te nemen aan de uitvoering van de eerste fase van het project. De tweede fase daarentegen heeft wel degelijk tot doel om de overdracht van de gegevens te automatiseren op basis van de bestaande infrastructuren. Die doelstelling zal worden verwezenlijkt in nauwe samenwerking met het Rijksregister, de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en de instanties die deel uitmaken van het netwerk van de sociale zekerheid. Zodoende zal de burger minder worden geconfronteerd met een administratieve rompslomp naar aanleiding van de geboorte van een kind.
01.03 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik noteer dat blijkbaar alles nog bezig is. Ik heb twee keer de datum van 2011 in uw antwoord gehoord. Ik veronderstel dat we dan een opvolgingsvraag kunnen stellen en dat u ons tegen die tijd meer informatie kunt geven.
01.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Het duurt allemaal zeer lang, maar ik ben dat ondertussen gewend in de politiek.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: La question n°19043 de Mme Raemaekers est transformée en question écrite.
02 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de wijziging van de taalwet" (nr. 20988)
02 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la modification des lois linguistiques" (n° 20988)
02.01 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, in het parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stelde staatssecretaris Doulkeridis vandaag dat de Brusselse regering aan de federale regering formeel zou gevraagd hebben om nieuwe taalkaders voor de Brusselse brandweer op te stellen.
Die taalkaders zouden volgens de heer Doulkeridis moeten worden opgenomen in de taalwet. Men stapt dus af van de idee dat de taalkaders bij besluit worden vastgelegd, waarna ze door de Raad van State vernietigd kunnen worden. Dat laatste is herhaaldelijk gebeurd. De grote vondst is dus het wettelijk betonneren van die taalkaders. Zo meent de staatssecretaris te kunnen vermijden dat de Raad van State die betrokken taalkaders zou kunnen vernietigen omwille van hun onwettigheid.
Kan u bevestigen dat de federale regering zo een vraag heeft ontvangen van de heer Doulkeridis? Zal u op die vraag ingaan en werk maken van zulke ontwerpen? Zo ja, in welke zin, met welke inhoud en op welke termijn zou dat dan gebeuren? Indien dat niet het geval zou zijn, een optie die ik eerder prefereer, welke oplossing wenst u dan te geven aan het taalkaderprobleem inzake de Brusselse brandweer?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de federale regering heeft tot op heden geen vraag gekregen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om nieuwe taalkaders voor de Brusselse brandweer op te stellen. Het opstellen van dergelijke taalkaders is trouwens een taak die behoort tot de bevoegdheid van de Brusselse regering en niet tot die van de federale regering en meer specifiek het departement Binnenlandse Zaken. De Brusselse brandweer is immers een regionale dienst. Het initiatief voor de vaststelling van een taalkader voor de brandweerdiensten dient dan ook uit te gaan van het Brussels Gewest zelf.
02.03 Ben Weyts (N-VA): Bedankt mevrouw de minister. Ik noteer dat er dus geen vraag is gekomen van de Brusselse regering inzake een wetswijziging van de taalwet voor de brandweer. Dat stelt mij natuurlijk niet al te gerust, ik weet dat er ondertussen onderhandelingen aan de gang zijn waar dat onderwerp misschien op tafel ligt. Naar mijn mening is er maar een oplossing voor heel die heisa rond de taalkaders en de terechte vernietigingen door de Raad van State, namelijk de terugkeer naar de oude situatie, waarbij aan de brandweerlui een verplichte tweetaligheid wordt opgelegd.
Daarmee zouden wij eindelijk af zijn van heel de carrousel die momenteel gaande is en die ervoor zorgt dat de brandweer in Brussel helemaal niet meer functioneert. Ik meen dat dit de weg is die moet worden gevolgd en geen enkele andere.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: Les questions nos 21012 et 21013 de Mme Galant sont reportées à sa demande.
03 Vraag van de heer Roland Defreyne aan de minister van Binnenlandse Zaken over "tarieven voor niet-wettelijke opdrachten van de brandweer" (nr. 21108)
03 Question de M. Roland Defreyne à la ministre de l'Intérieur sur "les tarifs pour l'accomplissement de missions non légales par les services d'incendie" (n° 21108)
03.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de minister, mijn vraag betreft de niet-wettelijke opdrachten van de brandweer.
De wettelijke opdrachten van de brandweer worden door de brandweer kosteloos uitgevoerd. Voor het blussen van een brand, een evacuatie na een overstroming of het bevrijden van een slachtoffer uit een voertuig worden vandaag geen kosten aangerekend. Wij betalen trouwens allen belastingen, die voor een dergelijke dienstverlening aangewend worden.
Voor andere tussenkomsten van de brandweer worden er wel facturen opgemaakt. Voor de bestrijding van wespen of het reinigen van het wegdek na een verkeersongeval wordt de rekening wel gepresenteerd. Hoe hoog de kosten van een factuur zijn, verschilt van korps tot korps. Het is goed mogelijk dat voor een zelfde dienst in gemeente A geen kosten worden aangerekend en in gemeente B wel. Voor het uurloon van een brandweervrijwilliger of het gebruik van een pompauto kunnen verschillende tarieven aangerekend worden, afhankelijk van de gemeente.
De media maakten enkele weken geleden melding van een voorval te Aalst, waar een bejaarde vrouw ruim 250 euro aangerekend werd om een bloedplas van het wegdek te verwijderen. Dat lijkt mij disproportioneel.
Bent u van mening dat een algemene regel wenselijk is? Moeten standaard- of maximumtarieven worden bepaald voor taken die buiten de wettelijke opdracht van de brandweer vallen? Indien niet, wat is uw motivering? Indien wel, hoe en binnen welke termijn kunnen die worden ingevoerd?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de tussenkomsten van de brandweer zijn in acht gevallen volledig gratis. Tussenkomsten voor de bestrijding van brand en ontploffing of technische hulpverleningswerkzaamheden bij een noodoproep om mensen te beschermen of te redden, bijvoorbeeld, worden niet aangerekend.
Voor andere interventies kunnen de kosten verhaald worden op de persoon in wiens belang de interventie uitgevoerd wordt. Een voorwaarde om de kosten te kunnen aanrekenen, is dat die opgenomen zijn in een retributiereglement van de gemeente van het desbetreffende brandweerkorps. Het al dan niet opstellen van een dergelijk retributiereglement behoort tot de gemeentelijke autonomie. Ook de grootte van het aangerekende bedrag wordt in het retributiereglement vastgelegd.
Ik denk dat het ook aangewezen zou zijn om, in het kader van de toekomstige brandweerzones, een meer coherent systeem te hanteren. Mijn diensten moeten nog bekijken welk systeem toegepast kan worden. Een concrete timing hiervoor ligt nog niet vast, maar hangt af van de instelling van de nieuwe brandweerzones.
Ik kom tot een laatste element. In het geval van niet-wettelijke opdrachten en bij besmetting of behoorlijk vastgestelde toevallige vervuiling is de gemeente verplicht om de kosten te verhalen.
03.03 Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik vind het inderdaad de moeite waard om te onderzoeken of wij binnen de 32 toekomstige zones een uniforme lijst kunnen maken van interventies die niet wettelijk, maar betalend zijn en of wij ertoe kunnen komen om uniforme tarieven te hanteren, bijvoorbeeld voor het inzetten van personeel en materieel. Dat zou in elk geval tot minder willekeur leiden en het zou de rechtszekerheid bevorderen.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het statuut van de bijzondere rekenplichtige in de lokale politiezones" (nr. 21160)
04 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "le statut du comptable spécial dans les zones de police locales" (n° 21160)
04.01 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, artikel 30 van de WGP voorziet erin dat de Koning het statuut van de bijzondere rekenplichtige van de lokale politiezones bepaalt. Tot op vandaag werd hieromtrent nog steeds geen koninklijk besluit genomen. Nochtans is de functie van de bijzondere rekenplichtige belangrijk.
Komt er nog een koninklijk besluit in uitvoering van artikel 30 van de WGP die het statuut van de bijzondere rekenplichtige vastlegt?
Waarom werd aan dit artikel nooit uitvoering gegeven?
Bovendien bestaat er een verschil tussen de situatie van de bijzondere rekenplichtige in de eengemeentezone en de meergemeentezone. De toelage aan de gemeenteontvanger als bijzondere rekenplichtige in de eengemeentezone wordt beschouwd als een vergoeding waarop geen inhoudingen worden gedaan. Bij de meergemeentezones is de problematiek bij gebrek aan statuut enigszins anders. Hier is de bijzondere rekenplichtige geen lid van de zone en heeft hij bijgevolg een statuut als tijdelijk statutair waarbij wel degelijk inhoudingen en patronale bijdragen op de vergoedingen worden geïnd. Hierdoor ontstaat uiteraard een ongelijke behandeling tussen de bijzondere rekenplichtigen.
Ziet u een gelijkschakeling tussen beide functies van de bijzondere rekenplichtigen zitten, onafhankelijk van het type politiezone waarin zij worden tewerkgesteld?
Ondanks het innen van de inhoudingen en de patronale bijdragen op de vergoeding van de bijzondere rekenplichtige zouden hierdoor geen pensioenrechten worden opgebouwd. Bent u bereid om ook hier wijzigingen aan te brengen opdat dit wel zou kunnen gebeuren?
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik ben mij ervan bewust dat er een behoefte bestaat aan een statuut voor de bijzondere rekenplichtige. Ik verwijs trouwens naar de beleidsnota waarin ik dit onderwerp heb besproken.
Momenteel zijn er zeven categorieën van bijzondere rekenplichtigen die kunnen worden aangeworven. Daarenboven bestaan er verschillen tussen de drie Gewesten over de uitvoering van deze taak. Waar het ene Gewest meer de nadruk legt op de controlerende taak van de functie, zijn er andere partijen die opteren voor een verregaandere rol van de bijzondere rekenplichtigen, zijnde een meer adviserende beleidsondersteunende rol. Ik heb vernomen dat de drie federaties van ontvangers gezamenlijk werken aan een ontwerp van statuut. Mijn administratie zal dat in haar werkzaamheden betrekken.
De vraag die u formuleert over eventuele pensioenrechten op de vergoeding van de bijzondere rekenplichtigen behoort tot de bevoegdheid van de minister van Pensioenen. Voor een antwoord verwijs ik naar hem.
04.03 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.
Het verheugt ons dat u de behoefte erkent dat er een gezamenlijk statuut moet komen voor al die bijzondere rekenplichtigen. Wij kijken uit naar de vaststellingen van de bijeenkomst van die drie federaties.
We zullen de vraag in verband met de pensioenrechten aan de bevoegde minister stellen.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid van agenten van politie" (nr. 21165)
05 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité des agents de la police" (n° 21165)
05.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, naar aanleiding van een aantal vrij dramatische gebeurtenissen en daarmee ingaand op verzuchtingen van het terrein, heb ik een aantal vragen in verband met agenten van politie, vroeger hulpagenten genoemd. Zij moeten ongewapend op straat functioneren. Nochtans worden zij, als ze een misdadiger op heterdaad betrappen, geacht zo kordaat mogelijk op te treden.
Het blijkt ook voor de doorsnee burger moeilijk te zijn om een onderscheid te maken tussen wie functioneert als politiemedewerker en wie als volledig politieagent.
Het incident in Ukkel heeft onlangs nog de gevarenzone aangetoond waarin agenten van politie kunnen terechtkomen, al moeten wij ook toegeven dat dat natuurlijk uitzonderlijk is. Hoe dan ook, zoiets zal misschien frequenter voorkomen.
Wordt er nagedacht over de bewapening van agenten van politie?
Wordt er ook voorzien in een speciale opleiding voor gevaarlijke situaties, waarin zij eventueel ongewapend kunnen terechtkomen?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de vraag om de bewapening van de agenten uit te breiden, is niet nieuw. Ten gevolge van de zware incidenten van de voorbije weken heb ik via de Vaste Commissie van de Lokale Politie een algemene bevraging opgestart van de 196 zones. Op grond van hun bevindingen en de adviezen van de commissie Bewapening van de geïntegreerde politie zal ik een standpunt innemen.
Tijdens de basisopleiding leert de agent de voor hem of haar bestemde uitrusting te hanteren, om, indien nodig, het hoofd te bieden aan gevaarlijke situaties.
05.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, het is een goed idee om te vragen op het terrein hoe zij dat ervaren. Pasen is nu voorbij, ik neem aan dat wij toch nog voor de vakantieperiode daarop een reactie mogen verwachten.
05.04 Minister Annemie Turtelboom: Het zal zo snel mogelijk gebeuren, in “vijf minuten tijd”.
05.05 Michel Doomst (CD&V): Onverwijld.
Het incident is gesloten.
- Mme Valérie Déom à la ministre de l'Intérieur sur "l'assainissement d'habitations de l'Ardenne namuroise contaminées par le radon" (n° 21189)
- M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "le suivi de la campagne radon par l'AFCN, notamment dans les communes du sud namurois" (n° 21257)
- Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers à la ministre de l'Intérieur sur "la présence de radon dans des habitations en Ardenne namuroise" (n° 21374)
- mevrouw Valérie Déom aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de sanering van met radon besmette huizen in de Naamse Ardennen" (nr. 21189)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de follow-up van de radoncampagne van het FANC, meer bepaald in de gemeenten ten zuiden van Namen" (nr. 21257)
- mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aanwezigheid van radon in woningen in de Naamse Ardennen" (nr. 21374)
06.01 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, madame la ministre, en réponse à l'appel lancé par l'Agence fédérale de Contrôle nucléaire (AFCN), quelque 611 familles de la province de Namur ont installé dans leur habitation un détecteur de radon, gaz radioactif naturel potentiellement cancérigène.
Le test a révélé que 10 % des habitations en Ardenne namuroise devraient être assainies, des concentrations supérieures à 400 Bq/m³ y ayant été mesurées. À partir de ce taux, il est en effet hautement recommandé de prendre des mesures d'assainissement.
Par ailleurs, l'AFCN recommande également d'intervenir dans les habitations où un taux supérieur à 200 Bq/m³ a été détecté. Cela concerne 25 % des maisons participantes, mais aussi trois écoles communales. L'AFCN va organiser dès à présent des séances d'information à destination des citoyens concernés mais également à destination des professionnels de la construction.
Madame la ministre, vous n'êtes pas sans savoir qu'en cas d'exposition prolongée, le radon peut provoquer des cancers du poumon. Le principe de précaution doit être de mise afin de garantir la sécurité et I'intégrité physique des citoyens.
Mes questions sont les suivantes.
Quelles sont les mesures envisagées à court terme pour soutenir les citoyens qui doivent assainir leur habitation? D'autres tests sont-ils envisagés dans la province de Namur?
Le président: M. Gilkinet a transformé sa question en question écrite, ce qui me permet de donner la parole directement à Mme Snoy.
06.02 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je ne vais pas répéter les chiffres que ma collègue vient de citer. Je suis partie de la même information pour vous demander, madame la ministre, ce que vous comptiez faire pour régler ce problème en province de Namur.
À ma connaissance il y a également des taux élevés de radon dans certaines régions du Hainaut en raison de la présence de pierre bleue et de certains matériaux en provenance du sous-sol.
Plusieurs régions de Belgique sont donc concernées par ce problème. En outre, l'Organisation mondiale de la Santé recommande d'abaisser le seuil acceptable actuel, soit 400 Bq/m³, à 100 Bq/m³.
Madame la ministre, mes questions sont donc les suivantes.
Quelles mesures comptez-vous prendre pour protéger la santé des personnes habitant les maisons infiltrées, même à des taux inférieurs à 400 Bq/m³?
Par ailleurs, que pensez-vous de la recommandation de l'OMS d'abaisser le seuil acceptable? Autrement dit, êtes-vous prête à prendre des mesures également dans ces cas?
06.03 Annemie Turtelboom, ministre: Madame Snoy, la gestion de la problématique du radon est coordonnée par l'AFCN et écrite dans son plan d'action radon. L'approche actuelle de l'Agence correspond, en termes de prévention à long terme, dans les nouvelles constructions, aux recommandations de l'OMS et ses niveaux de référence fixés à une concentration de 100 à 300 Bq/m³ dans l'air intérieur.
La définition et l'implémentation des nouveaux niveaux de référence sont actuellement en révision au niveau européen. Une nouvelle directive concernant la radioactivité naturelle est en préparation et prévue pour 2015. Tous les pays membres, comme la Belgique, seront tenus de respecter cette directive.
Les niveaux de référence ont bien évidemment été fixés en fonction des dangers potentiels pour la santé. Mais il convient, par railleurs, de faire preuve d'un certain réalisme. Selon une estimation de l'Agence, notre pays compte environ 500 000 bâtiments qui présentent un taux de radon supérieur à la norme de 100 Bq/m³. Toute approche visant à assainir le parc existant devra, en priorité, se focaliser sur les bâtiments dont la concentration en radon est plus élevée.
Afin de diminuer l'exposition de la population aux rayonnements ionisants, la réduction des concentrations en radon à l'intérieur des bâtiments constitue un objectif important. Pour y arriver, des actions de sensibilisation sont menées à l'adresse des professionnels de la construction, des communes et de la population pour inclure des mesures préventives dans la conception des nouvelles constructions.
Dans le cadre des campagnes radon menées, depuis 2005 déjà, dans les communes les plus affectées, les bâtiments présentant des taux élevés en radon sont identifiés et leur assainissement est ensuite envisagé.
Afin d'aider au mieux les citoyens à assainir leur habitation et de respecter les compétences de chaque partie concernée, une collaboration avec les différents niveaux de pouvoir est mise en place. Celle-ci implique les communes affectées, les provinces affectées, les Communautés et les Régions.
Concrètement, les mesures envisagées pour venir en aide aux citoyens sont les suivantes.
Des soirées d'information dans les communes affectées sont organisées dans le cadre des campagnes des mesures menées en collaboration avec les communes et les provinces à l'aide de communiqués de presse, de toutes-boîtes et d'invitations individuelles.
Tous les habitants de la commune sont invités à participer à des soirées d'information générale ou consacrées aux mesures d'assainissement. Le principe de remédiation, les différentes techniques, des cas concrets et les matériaux à utiliser sont présentés à ces occasions.
Toutes ces informations sont reprises dans une brochure distribuée à l'occasion des campagnes dans les communes concernées, par le biais du site web ou sur demande individuelle.
Ces brochures ainsi que des explications et des exemples supplémentaires sont repris sur le site web de l'AFCN. Le site propose également une carte interactive ainsi qu'une liste des professionnels de la construction qui ont suivi la formation radon.
Des formations radon sont organisées pour les professionnels de la construction en collaboration avec le Centre scientifique et technique de la construction et la Confédération Construction wallonne.
Les constructions qui présentent des taux de radon supérieurs à 800 Bq/m³ peuvent gratuitement bénéficier de la visite d'un expert radon de l'AFCN ou autre pour procéder au diagnostic radon du bâtiment infecté. Ce diagnostic inclut des tests supplémentaires dans différentes pièces, un rapport technique de la situation et des recommandations quant aux travaux à effectuer. Dans certaines régions, ce suivi est assuré par des points de contact locaux qui possèdent une expertise dans le domaine. Ceci est déjà le cas dans plusieurs communes ainsi que dans la province du Luxembourg.
En ce qui concerne les écoles infectées, l'AFCN effectuera dans les prochains mois des études de suivi pour évaluer les variations de la concentration radon en fonction de l'occupation des locaux afin de déterminer les éventuelles actions d'assainissement.
L'AFCN propose gratuitement des tests de contrôle de l'efficacité des mesures d'assainissement pour les constructions qui dépassent le niveau de 500 Bq/m³. L'objectif de cette initiative consiste à inciter les propriétaires à procéder aux travaux d'assainissement et à s'assurer de leur efficacité.
Les campagnes de mesures mises en place dans les zones à risque seront menées dans d'autres provinces en automne 2010. Les modalités pratiques de ces campagnes font actuellement l'objet de négociations avec les provinces et communes concernées.
Pour la province de Namur, comme pour toutes les autres régions touchées, des tests individuels sont disponibles sur demande auprès des services provinciaux d'analyse de l'environnement intérieur, et pour les cantons de l'Est, auprès du ministère de la Communauté germanophone.
Toutes ces informations sont fournies par les communes, le site web de l'AFCN, les provinces et la Région wallonne. À la demande d'une commune, l'AFCN peut envisager d'y organiser une campagne détaillée si elle se justifie en termes de risques.
06.04 Valérie Déom (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Ce qui m'inquiète, c'est que vous reconnaissez que les normes OMS diminuent le niveau de becquerels alors que, dans toutes les mesures que vous prenez actuellement pour les constructions existantes, vous demandez des diagnostics à 800 ou 500 Bq/m³. Il s'agit de niveaux nettement supérieurs à ce qui est préconisé à l'heure actuelle par l'OMS. Il y a un décalage entre ce qui est demandé pour les maisons existantes et les maisons futures.
Par ailleurs, je n'entends rien dans vos réponses quant à une aide financière qui permettrait de faire face aux mesures d'assainissement. Il y aura des campagnes d'information, des tests, éventuellement des tests pour voir si les mesures d'assainissement sont performantes. Mais, en tout cas, il n'y a pas d'aide directe au citoyen pour le financement des mesures d'assainissement.
06.05 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Je voudrais manifester la même inquiétude, madame la ministre. Je vous remercie pour cette réponse assez complète et pour toutes les initiatives qui ont été prises jusqu'à présent.
Le problème reste similaire à celui qu'on a quand on veut obtenir l'isolation massive des maisons: les personnes n'ont souvent pas de quoi financer les rénovations ou les isolations nécessaires, ou encore les ventilations nécessaires en cas de radon. Pourrait-on prévoir un financement pour les ménages qui ont de faibles revenus et qui n'ont pas les moyens d'investir dans ce type d'aménagements?
La question financière reste posée. La question de la norme l'est également. Que se passera-t-il si on diminue la norme, si l'OMS va vers cette norme de 100 Bq/m³? Vous avez parlé de 500 000 maisons en Région wallonne. Il faudra réfléchir à la façon de s'y prendre.
Vous n'avez pas évoqué les permis d'urbanisme. N'est-il pas indispensable qu'en cas de permis d'urbanisme, qu'il s'agisse de nouvelles constructions ou de rénovations, on ait absolument la garantie qu'on ne dépassera pas le niveau de l'éventuelle future norme de l'OMS?
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Kattrin Jadin à la ministre de l'Intérieur sur "l'école des cadets sapeurs-pompiers de Liège" (n° 21212)
07 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de kadettenschool voor brandweermannen te Luik" (nr. 21212)
07.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, ma réflexion porte sur les écoles de cadets sapeurs-pompiers qui existent, selon mes informations, un peu partout en Belgique. Vous me permettrez de me baser sur un exemple que je connais particulièrement bien, celui de la province de Liège où une école de cadets sapeurs-pompiers, intégrée à l'École du feu de l'Institut provincial de formation des agents des services publics, a été créée en 1997. Cette école des cadets a pour buts la promotion du sens civique et de l'esprit de dévouement des jeunes, l'initiation à la fonction et au métier de sapeur-pompier, la préparation physique et technique aux épreuves de sélection et aux notions élémentaires de premiers soins.
Les jeunes y sont admis à partir de 15 ans et la formation se déroule sur un cycle de trois années, à raison de deux demi-journées hebdomadaires.
La première année est une année d'initiation, la deuxième est une année de certification et la réussite de la troisième année donne droit à la délivrance d'un brevet de cadet. L'objectif principal est de favoriser la réussite des épreuves de recrutement au sein des services d'incendie.
L'école est organisée et subsidiée par la province de Liège et c'est le collège provincial qui en exerce la responsabilité.
Un problème s'impose à ce beau tableau: l'utilité réelle de cette formation pour ceux qui obtiennent leur brevet à l'issue des trois ans. En effet, les services d'incendie ne semblent pas très attentifs à intégrer leur spécificité lors des appels à recrutement. Par exemple, un recrutement de pompiers professionnels pour Liège vient d'être organisé dans le courant du mois de mars alors que, dès la fin juin, 84 jeunes "cadets" brevetés seront susceptibles d'embrasser la carrière. Admettons que c'est tout de même frustrant!
Mon questionnement est le suivant: l'organisation des écoles de cadets sapeurs-pompiers est-elle régulée par une disposition fédérale de votre ressort? Le cas échéant, qu'en est-il? Combien en compte notre pays et où sont-elles situées? Ne serait-il pas opportun d'envisager la reconnaissance, au niveau fédéral, de ces formations et d'en organiser, à tout le moins, leur certification? Pouvez-vous rappeler comment s'organise le recrutement des sapeurs-pompiers professionnels? Madame la ministre, je tiens à dire ici que je comprendrais tout à fait que vous me répondiez par écrit à ce sujet.
Envisagez-vous de prendre des dispositions afin que l'obtention de ce brevet soit garante d'un accès privilégié aux épreuves de recrutement de sapeurs-pompiers professionnels?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Madame Jadin, l'organisation des écoles de cadets sapeurs-pompiers ne relève pas de la compétence de l'autorité fédérale. Ces écoles sont le fruit d'initiatives prises au niveau communal ou provincial.
Un recensement des activités de formation à destination des jeunes sapeurs-pompiers a été réalisé durant le second semestre 2009: 36 écoles se sont fait connaître. Le Centre fédéral de connaissance pour la sécurité civile s’est donné pour objectif en 2010 de promouvoir les activités de formation à destination des jeunes sapeurs-pompiers. Un soutien financier coordonné de la part du SPF Intérieur est dès lors envisagé afin d’encourager les associations organisant ce type d’activités.
Les critères auxquels devront répondre ces associations ainsi que le programme des formations destinées aux jeunes sapeurs-pompiers seront discutés au niveau fédéral au sein d’un groupe de travail spécialement créé à cet effet. Les communes sont compétentes pour le recrutement de leurs sapeurs-pompiers professionnels, étant donné que ceux-ci ont la qualité de personnel communal.
Les objectifs visés par la future formation à destination des jeunes sapeurs-pompiers seront déterminés par le groupe de travail fédéral évoqué précédemment. Néanmoins, dispenser les jeunes sapeurs-pompiers des épreuves de la future présélection fédérale constitue une des pistes envisagées. Mes services étudient en effet actuellement la possibilité de mettre sur pied une présélection fédérale pour les candidats sapeurs-pompiers. Seuls les candidats ayant réussi cette présélection et répondant à un nombre d’exigences minimales seraient admis aux épreuves de recrutement de sapeurs-pompiers organisées par une commune.
07.03 Kattrin Jadin (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour ces réponses. Créer des groupes de travail pour favoriser les différents éléments qui existent afin d’améliorer la coordination de ces formations est une excellente initiative. Pourvu que le travail qui sera effectué porte ses fruits rapidement dans l’intérêt de ces jeunes tout à fait motivés!
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 21226 de M. Weyts est retirée à sa demande.
La question n° 21228 de Mme De Bue est reportée à sa demande.
08 Question de Mme Kattrin Jadin à la ministre de l'Intérieur sur "la situation des appartements de vacances ou des chambres d'hôtes par rapport à l'arrêté royal du 28 février 1991" (n° 21231)
08 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de situatie voor de vakantieappartementen of gastenkamers in het licht van het koninklijk besluit van 28 februari 1991" (nr. 21231)
08.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'article 1er de l'arrêté royal du 28 février 1991 relatif à la responsabilité civile objective des établissements habituellement accessibles au public liste les établissements concernés par cet arrêté royal, lesquels doivent être nécessairement couverts par un contrat spécifique.
Le point 3 de l'article 1er de l'arrêté royal précité mentionne notamment "les hôtels et les motels contenant quatre chambres au moins pouvant accueillir au moins dix clients". Une circulaire ministérielle du 3 mars 1992 précise que l'article 1er de l'arrêté royal précité "doit faire l'objet d'une interprétation stricte, étant donné le caractère dérogatoire au droit commun de cette réglementation. Si un établissement n'est pas strictement repris dans l'énumération, il ne sera pas soumis à cette réglementation, même si le public y est habituellement admis".
Considérant ces dispositions, Mme la ministre peut-elle me dire ce qu'il en est des appartements de vacances ou des chambres d'hôtes?
Certains établissements dépassent la norme cumulative de quatre chambres et de dix clients, mais ce ne sont ni des "hôtels" ni des "motels".
Mme la ministre peut-elle me confirmer que la stricte interprétation des textes ne soumet pas ces appartements de vacances et les chambres d'hôtes à la responsabilité objective obligatoire?
08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, l'autorité fédérale est compétente pour établir les règles générales en matière de prévention contre l'incendie et l'explosion, c'est-à-dire les règles communes à une ou plusieurs catégories de constructions indépendamment de leur destination. Les règles spécifiques relèvent par contre de l'autorité compétente pour la matière principale à laquelle la prévention a trait.
Ainsi, la prévention incendie en matière de tourisme appartient à l'autorité qui a le tourisme dans ses compétences, donc les Communautés.
Par conséquent, ce n'est pas l'autorité fédérale qui est compétente pour interpréter les termes "hôtel" et "motel" visés par l'arrêté royal de 1991 que vous citez, ni pour déterminer si les appartements de vacances et les chambres d'hôtes appartiennent à cette catégorie d'établissements.
Cet arrêté prévoit toutefois que les établissements visés et qui doivent donc être assurés en responsabilité objective doivent satisfaire à deux conditions cumulatives: comprendre quatre chambres au moins et pouvoir au moins accueillir dix personnes.
08.03 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je vous remercie. C'était en effet un élément très compliqué, car la question est très spécifique. Nous avons d'ailleurs cherché au préalable pour savoir de quelle manière attribuer les compétences diverses.
Je transmettrai donc cette question à certains de mes collègues au niveau des Communautés. Mais je serais très contente de recevoir une copie de votre réponse.
Het incident is gesloten.
- M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intérieur sur "la demande du ministre flamand de l'Intérieur de supprimer les codes linguistiques au Registre national" (n° 21269)
- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "l'enregistrement de l'appartenance linguistique dans le Registre national" (n° 21270)
- M. Éric Libert à la ministre de l'Intérieur sur "la demande du ministre flamand de l'Intérieur visant à la suppression du code linguistique du Registre national" (n° 21467)
- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het verzoek van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur om de taalcodes in het rijksregister te schrappen" (nr. 21269)
- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de registratie van taalaanhorigheid door het rijksregister" (nr. 21270)
- de heer Éric Libert aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het verzoek van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur om de taalcode in het rijksregister te schrappen" (nr. 21467)
09.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le ministre flamand des Affaires intérieures vous aurait demandé la suppression des codes linguistiques au Registre national. Je l'ai appris par la presse mais vous l'auriez appris plus formellement puisque selon M. Bourgeois lui-même, il vous aurait adressé un courrier pour vous faire part de sa demande.
Madame la ministre, confirmez-vous avoir reçu telle demande? Quels sont les arguments appuyant cette demande dans la missive envoyée par le ministre flamand des Affaires intérieures? Quelle suite comptez-vous y réserver? Avez-vous déjà répondu à sa missive?
09.02 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal misschien onmiddellijk een aantal vragen van mijn voorganger beantwoorden. Het is eigenlijk zeer eenvoudig.
De wet van 1962 schafte de talentelling af wat ertoe leidde dat er een wettelijk verbod kwam op het bijhouden van de taalaanhorigheid in officiële registers. Blijkbaar is het toch nog zo dat sommige gemeenten, onder meer faciliteitengemeenten in de Vlaamse Rand, taalcodes in het bevolkingsregister bijhouden.
Mijnheer Baeselen, dat is trouwens ook in strijd met de privacywetgeving. De Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer heeft er al eerder op gewezen dat die handelwijze in strijd met de privacywet is.
Toch worden die codes blijkbaar nog altijd gehanteerd, niet alleen door de gemeenten, maar ook door het Rijksregister. Ze worden ook gehanteerd voor andere wetsovertredingen zoals het versturen van oproepingsbrieven naargelang de taalaanhorigheid bij verkiezingen door balorige burgemeesters in de Vlaamse Rand die gelukkig niet benoemd zijn. Tot daar het antwoord aan de heer Baeselen.
Mevrouw de minister, ik heb ook een aantal vragen voor u. Op welke basis wordt de vermeende taalaanhorigheid geregistreerd en door wie? Met welk doel hanteert het Rijksregister deze taalcodes? Met welke andere diensten wordt deze informatie gedeeld?
Maken ook andere federale diensten zoals de Rijksdienst voor Kinderbijslag, de FOD Financiën, het RIZIV hiervan gebruik? Zo ja, hoe worden deze gegevens dan gebruikt? Wordt dat ook gebruikt om zonder formele vraag formulieren in een andere taal dan de streektaal toe te sturen, ook al gaat het om residenten van een eentalig gebied?
Kunt u de onwettelijkheid bevestigen van de registratie en het bijhouden van de taalaanhorigheid door zowel de betrokken gemeenten als door het Rijksregister? Ik heb begrepen dat voorgangers van u dat al hebben gedaan?
Welke initiatieven zult u, en desgevallend ook andere regeringsleden, nemen om aan de bestaande onwettige praktijken een einde te maken?
09.03 Éric Libert (MR): Monsieur le président, il me semble plus rationnel d'envisager les considérations juridiques après la réponse que nous apportera Mme la ministre.
Madame la ministre, je résume très succinctement les questions qui ont été posées jusqu'à présent. Quelle est votre réaction à la demande de M. Geert Bourgeois de supprimer le code linguistique du Registre national? Pour autant bien entendu que vous ayez reçu cette demande, comptez-vous lui donner une suite favorable?
09.04 Annemie Turtelboom, ministre: Chers collègues, mon département a en effet reçu un courrier du ministre flamand, m'invitant à donner instruction à mon administration de supprimer le code linguistique du Registre national.
Deze code wordt bijgehouden in het Rijksregister voor elke burger die in een van de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komt wonen of in een van de gemeenten met een bijzonder taalstelsel, namelijk de 6 Brusselse gemeenten van de Brusselse Rand, de taalgrensgemeenten, de gemeenten van het Duitse taalgebied en de gemeenten uit de streek van Malmedy, in casu Malmedy en Weismes.
De vraag naar de schrapping van de code werd al eerder gesteld en toen werd een pragmatische oplossing voorgesteld. Die oplossing bestond eruit om de taalcode in het Rijksregister en in het bevolkingsregister te behouden, naast de naam van de burgers maar ze echter te verwijderen uit de informaticatoepassingen die door de diensten van het Rijksregister worden uitgevoerd voor de gemeenten met het oog op het opstellen van de kieslijsten en de kiesbrieven voor de stemmingen.
Daartoe heeft het Rijksregister een informaticaprogramma ontwikkeld. Zowel de gemeenten als de drukkers waarop de gemeenten een beroep doen voor het opmaken van hun kiezerslijsten en kiesbrieven werden naar behoren op de hoogte gebracht van deze wijziging.
Die situatie is momenteel niet veranderd. Zo kunnen de Vlaamse gemeenten van de Brusselse Rand en de taalgrensgemeenten die in het Vlaams Gewest gelegen zijn, de omzendbrief-Peeters toepassen voor de verzending van hun kiesbrieven. Krachtens die omzendbrief, die in 2005 door oud-minister Keulen werd bevestigd, moeten die documenten immers in het Nederlands worden opgesteld.
De burger die tot de beschermde minderheid behoort, kan slechts de wens uitdrukken om een nieuwe kiesbrief in het Frans te krijgen nadat hij of zij een kiesbrief in het Nederlands heeft ontvangen.
Il est vrai que le recensement linguistique a été supprimé par la loi précitée de 1962. Il est toujours aussi vrai que le code langue ne figure effectivement pas parmi les informations dites légales qui sont obligatoirement conservées au Registre national pour toute personne physique établie sur notre territoire.
Le maintien de ce code au Registre national est toutefois dûment justifié au regard de l'article 41, paragraphe 1er des lois linguistiques coordonnées. Cette disposition fait obligation aux services centraux d'utiliser dans leurs rapports avec les particuliers celle des trois langues nationales – le français, le néerlandais ou l'allemand – dont le citoyen a demandé l'emploi.
Talrijke centrale diensten gebruiken die code, niet alleen in hun interne relaties, maar ook in de relaties die ze met de burger onderhouden via het Rijksregister. Bij wijze van voorbeeld vermeld ik de FOD Financiën voor de verzending van de belastingaangifteformulieren van de natuurlijke personen, de Kruispuntbank voor de sociale zekerheid, de Dienst Vreemdelingenzaken, het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de FOD Defensie, de FOD Economie voor de statistische enquêtes en de FOD Mobiliteit en Vervoer voor de inschrijvingen van de voertuigen.
L'omission de ce code du Registre national aurait pour effet de perturber considérablement ces échanges administratifs. Elle empêcherait également les services centraux de s'y conformer, comme l'article 41 alinéa 1, précité, des lois linguistiques coordonnées le demande.
09.05 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, le pragmatisme est une bonne chose et s'il pouvait inspirer au quotidien chacun d'entre nous, ce serait mieux!
Je suis satisfait de la réponse de Mme la ministre, qui confirme l'utilité pour les citoyens, dans leurs rapports avec l'administration, du maintien de ce code pour l'application d'un certain nombre de droits garantis.
09.06 Ben Weyts (N-VA): Proficiat, mevrouw de minister, applaus van op de Franstalige banken.
U zegt dat een pragmatische oplossing een onwettige oplossing is. U overtreedt de wetgeving en die is duidelijk. Ook de privacycommissie heeft dat meermaals bevestigd. U zegt dus gewoon dat een pragmatisch oplossing onwettig is en die onwettige oplossing wordt dan nog eens gebruikt door balorige Franstaligen in de Vlaamse rand die de regelgeving gewoon naast zich neerleggen. Zo zorgen ze ervoor dat er carrousels ontstaan zoals bijvoorbeeld met de oproepingsbrieven. U zegt dat die voor de verkiezingen niet gehanteerd worden, maar op andere vlakken worden ze wel gebruikt. Zo creëert u de mogelijkheid voor balorige gemeenten om ze altijd te gebruiken, behalve voor het verzenden van de oproepingsbrieven. Dat gaat niet.
Ook het gebruik daarvan door andere overheidsdiensten is een overtreding van de wet. De wet is nochtans heel duidelijk: men mag geen taalaanhorigheid registreren. Dat mag al lang niet meer. Alle andere overheidsdiensten naast de gemeenten mogen dat evenmin. Zij moeten zich immers ook schikken naar die regelgeving en naar de omzendbrieven-Peeters en de interpretatie van de taalwetgeving door de Vlaamse overheid, die daarvoor bevoegd is.
Het antwoord is dus wat mij betreft heel ontgoochelend en leidt tot blijdschap op de Franstalige banken. Ik denk dat het op de Vlaamse banken enkel zwaar kan ontgoochelen.
09.07 Éric Libert (MR): Monsieur le président, je vais peut-être faire plaisir à M. Weyts, dans la mesure où je ne suis pas prêt à féliciter Mme la ministre.
Un argument légal justifie, bien entendu, la position générale développée par Mme la ministre. Il réside dans l'article 4 de la loi de 1992, revue en 1998, relative à la vie privée. D'après cet article, les données linguistiques peuvent être collectées, à condition que l'on poursuive des finalités déterminées, explicites et légitimes. C'est le principe de légitimité. Or il se trouve que l'article 25 des lois linguistiques, plus exactement la loi du 10 juillet 1966 relative à l'emploi des langues en matière administrative, précise que les services des communes périphériques emploient dans leurs rapports avec un particulier la langue que ce dernier utilise, qu'il s'agisse du néerlandais ou du français. Et la CPCL de préciser: "Il appartient à ces communes de rechercher l'appartenance linguistique des intéressés."
Dès lors, il est absolument normal et légitime qu'une administration s'inquiète du code linguistique d'un citoyen et consulte, pour ce faire, le Registre national. Jusque là, je suis d'accord avec vous, madame la ministre, et je comprends que cela puisse déplaire à M. Weyts.
À partir d'ici, nous avons quand même une singulière divergence. Il s'agit du crédit que vous accordez à la circulaire Peeters, Keulen et consorts pour, somme toute, modifier le contenu d'une loi nationale. Et là, je ne peux évidemment pas vous suivre. Qu'il s'agisse des convocations électorales ou de toute autre prestation administrative, il est vrai qu'un problème d'interprétation se pose entre une Région – flamande, en l'occurrence – et l'État national. Mais je ne peux pas admettre en droit que l'État national modifie ou adapte, plus exactement, une loi, compte tenu d'une circulaire administrative émise par une Région ou une entité fédérée.
Voilà l'objet de mon désaccord, que je tenais à vous faire connaître, madame la ministre.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intérieur sur "la vérification du matériel informatique destiné au vote électronique pour les prochaines élections législatives" (n° 21289)
10 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de controle van de stemcomputers die gebruikt zullen worden bij de volgende parlementsverkiezingen" (nr. 21289)
10.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je signale entre parenthèses que, si l'on doit voter bientôt, de nombreuses machines ne sont pas prêtes à fonctionner.
Le président: Alors il vaut mieux qu'on n'y aille pas, monsieur Baeselen!
10.02 Xavier Baeselen (MR): Je suis de votre avis, monsieur le président.
Madame la ministre, vous aviez adressé via votre administration un courrier aux communes qui utilisent le système de vote électronique pour demander leur disponibilité à la vérification du matériel. Si je ne me trompe, la date du 30 mars était signalée comme date butoir de réponse pour les communes.
Pourriez-vous me donner le nombre de communes qui ont répondu positivement à la demande de vérification du matériel, éventuellement par Région? Dans le cadre du contrôle budgétaire, quel est le montant exact qui a été réservé pour l'éventuelle vérification de ce matériel et les réparations ou mises à niveau des ordinateurs, le cas échéant?
Je suppose que vous confirmez la clé de répartition de 80/20 en cas de coût afférant à la mise à niveau du matériel informatique, à savoir 80 % pour les communes, 20 % pour le fédéral.
10.03 Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, sur les 201 communes ayant voté de manière automatisée lors des dernières élections du 7 juin 2009, 189 communes se sont prononcées en faveur du contrôle des systèmes de vote automatisé, neuf communes doivent encore me communiquer leur réponse et trois communes se sont prononcées en faveur du retour au vote papier traditionnel.
L'autorité fédérale supportera le coût de fabrication des disquettes de contrôle fournies par les sociétés concernées. Elle prendra également à sa charge le suivi technique de ces contrôles par lesdites firmes. Le montant total de ce poste s'élève à 279 770 euros.
Les communes pourront en outre faire appel à un service helpdesk qui a été spécialement créé au sein de mon administration afin d'apporter le soutien administratif nécessaire à la bonne réalisation des contrôles du matériel de vote.
Les communes sont en mesure, à l'aide de cette disquette, de faire procéder à ces contrôles par leur propre personnel. Si, toutefois, elles décident de faire appel à cette fin au personnel des fournisseurs de matériel automatisé, le coût de l'opération leur sera facturé.
Conformément à l'article 3, alinéa 3 de la loi de 1994 organisant le vote automatisé, les frais de réparation des appareils de vote automatisé ou le remplacement des pièces de ce matériel qui serait hors d'usage tombent à charge des communes. Si le hardware des machines à voter doit être intégralement renouvelé, l'État interviendra financièrement à concurrence de 20 % dans les coûts des investissements qui auront été consentis par la commune à cette fin.
10.04 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie Mme la ministre pour la clarté de sa réponse.
L'incident est clos.
- M. François-Xavier de Donnea à la ministre de l'Intérieur sur "la vague de grand banditisme et de violence à Bruxelles" (n° 21321)
- M. Bart Laeremans à la ministre de l'Intérieur sur "les échauffourées du 12 avril à Saint-Gilles" (n° 21324)
- Mme Karine Lalieux à la ministre de l'Intérieur sur "les braquages qui se sont déroulés à Bruxelles avec en toile de fond les mesures prises par le gouvernement fédéral afin d'améliorer la sécurité dans la capitale" (n° 21327)
- M. Renaat Landuyt à la ministre de l'Intérieur sur "la tolérance zéro à Anderlecht" (n° 21332)
- M. Renaat Landuyt à la ministre de l'Intérieur sur "les différents incidents avec violences à Bruxelles" (n° 21339)
- M. Roland Defreyne à la ministre de l'Intérieur sur "les émeutes à Saint-Gilles" (n° 21450)
- Mme Valérie Déom à la ministre de l'Intérieur sur "les braquages et l'attaque d'un commissariat qui se sont déroulés à Bruxelles avec en toile de fond les mesures prises par le gouvernement fédéral afin d'améliorer la sécurité dans la capitale" (n° 21480)
- M. Bart Laeremans à la ministre de l'Intérieur sur "l'application de la tolérance zéro à Anderlecht" (n° 21486)
- de heer François-Xavier de Donnea aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de golf van zwaar banditisme en geweld in Brussel" (nr. 21321)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de rellen van 12 april in Sint-Gilles" (nr. 21324)
- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de overvallen in Brussel en de maatregelen van de federale regering om de veiligheid in de hoofdstad te verbeteren" (nr. 21327)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de nultolerantie in Anderlecht" (nr. 21332)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verschillende geweldincidenten in Brussel" (nr. 21339)
- de heer Roland Defreyne aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de rellen in Sint-Gillis" (nr. 21450)
- mevrouw Valérie Déom aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de overvallen en de bestorming van een politiekantoor in Brussel en de maatregelen van de federale regering om de veiligheid in de hoofdstad te verbeteren" (nr. 21480)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toepassing van de nultolerantie in Anderlecht" (nr. 21486)
11.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de minister, de hoofdverdachte van een reeks hold-ups, afkomstig uit Sint-Gillis, werd door de politie dodelijk getroffen. De avond van het overlijden braken onmiddellijk rellen uit in de Brusselse gemeente Sint-Gillis. De politie deed haar werk naar behoren: ze was snel ter plaatse, er werd een helikopter ingezet, er werd een waterkanon ingezet.
De incidenten begonnen na 20 uur. Dit is de wereld op zijn kop: jongeren reageren zich af op de politie, die nochtans niets anders doet dan haar job. Op de koop toe moet de samenleving hiervoor boeten. Er is heel wat materiële schade, er vielen verschillende gewonden en dertig jongeren werden opgepakt. Hoewel het in eerste instantie een aangelegenheid is die tot de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken behoort, is het in feite ook een breed maatschappelijk probleem. Dergelijke daden kunnen en mogen niet worden getolereerd.
Het is vooral een probleem van jongeren, vooral van de tweede en derde generatie immigranten die geen school lopen, dus geen diploma hebben, dus ook geen werk zoeken of vinden en zich in groepen verzamelen om zich bezig te houden met illegale praktijken. De samenleving wordt hier gestraft, omdat de politiediensten hun taak naar behoren hebben vervuld.
Mevrouw de minister, welke specifieke maatregelen worden er genomen om dat te verhinderen? Wordt er overleg gepleegd met de minister van Justitie, zodat een effectieve en efficiënte bestraffing van die daden niet uitblijft? Ik verwijs naar de zerotolerantie, weet u wel. Plant u ook overleg met andere ministers om de problematiek, een diep maatschappelijk probleem, aan de basis aan te pakken? Zo ja, wanneer plant u dat overleg? Welke focus zult u hierbij leggen?
11.02 Bart Laeremans (VB): Op 12 april deden zich ernstige rellen voor in de Brusselse gemeente Sint-Gillis, waarbij het politiecommissariaat werd aangevallen en wagens in brand werden gestoken. Dat is dramatisch genoeg allemaal.
Volgens persberichten namen de rellen een aanvang tijdens een huiszoeking bij een gangster die kort voordien door de politie was neergeschoten en die dus een werkongeval had. Vreemd genoeg zou tijdens de rellen maandagnamiddag nagenoeg niemand aangehouden zijn. Dat gebeurde pas nadien, toen de rellen sterk verhevigd waren ’s avonds, ondanks de zogeheten nultolerantie in de zone Zuid. Ik heb begrepen dat strikt genomen de nultolerantie in Sint-Gillis niet geldt, maar daar zult u misschien meer duidelijkheid over kunnen geven.
Kunt u de feiten schetsen? Op welke wijze werd het politiecommissariaat belaagd? Is het juist dat er een band zou zijn tussen de huiszoeking bij een gangster en de rellen? Wie zijn de aanstokers? Hebben zij banden met de betrokken gangsterbende?
Zijn er maandag gewonden gevallen? Werden er politiemensen verwond?
Werden er daders opgepakt? Hoelang werden zij aangehouden? Vonden er gerechtelijke aanhoudingen plaats?
Waarom werd de nultolerantie in de politiezone niet toegepast, misschien nu wel?
Waarom werden de oproerkraaiers niet bij het begin van de rellen, in de namiddag, opgepakt?
Werd er inmiddels een raming gemaakt van de schade? Wie zal daarvoor opdraaien? Welke initiatieven werden er genomen om nieuwe rellen te voorkomen?
Mijn tweede vraag is ruimer. Ze gaat over de nultolerantie in Anderlecht of in de zone Zuid.
Kunt u meedelen wat de gevolgen zijn van de zogeheten nultolerantie?
Kunt u de daling van de criminaliteit meer specificeren dan hetgeen wij tot nu toe hebben vernomen via de media? Beperkt die daling zich tot de betrokken wijken of is die ruimer, in heel de zone? Hoe wordt dat gemeten? Over welke wijken strekt de nultolerantie zich uit?
Welke gevolgen heeft dat voor de inzet van politiemensen? Hoeveel extra mensen worden er op het terrein ingezet? Wordt dat ondersteund door de federale politie en zo ja, in welke mate?
Op welke wijze verloopt de samenwerking met het gerecht? Is er een snelle opvolging? Worden de dossiers door de politiediensten snel verwerkt, hetgeen werd gevraagd door het parket? Dit was immers net het verwijt van justitie, namelijk dat de politie de dossiers niet aanbracht, zodat men niet snel kon vervolgen. Is er volgens u intussen voldoende opvangcapaciteit voor jonge criminelen?
Kunt u meedelen wat het overleg met de verschillende autoriteiten in diverse werkgroepen heeft opgeleverd? Zijn de overlegvergaderingen afgelopen? Hoeveel extra politiemensen komen erbij in Brussel op het terrein? Op welke wijze worden de zone Zuid en de zone Brussel ontlast inzake gevangenentransport?
Gisteren bleek in de commissie voor de Justitie dat de verantwoordelijkheid daar echt wel lag bij de politie, die blijkbaar duidelijk steken heeft laten vallen bij het brengen van gedetineerden naar de rechtbank. Het was niet het parket of het veiligheidskorps dat in gebreke was gebleven, maar wel de politiezones Brussel en Zuid. De minister van Justitie verwees duidelijk naar Binnenlandse Zaken.
Is er een timing voor de nultolerantie of is ze voor onbepaalde tijd opgelegd?
11.03 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le
président, je voudrais également m'associer aux questions posées et aux
inquiétudes exprimées par mes collègues. Les graves incidents du 12 avril à Bruxelles, venant après d'autres
incidents du même genre à Uccle et entraînant notamment la mort d'un bijoutier
et de deux truands, posent une fois de plus la question des mesures à mettre en
oeuvre pour lutter contre le banditisme armé et la violence en général à Bruxelles et
environs.
La solution ne consiste pas uniquement à demander et à donner toujours
plus d'argent à la Région bruxelloise. Effectivement, des besoins de
financement complémentaire s'y posent, mais ce n'est, de toute évidence, pas la
mesure suffisante. Une série d'autres mesures doivent être prises.
Je voudrais demander à Mme la ministre où nous en sommes avec les autres
mesures que celles d'un refinancement éventuel des services de police à
Bruxelles. Où en sommes-nous avec les moyens à mettre en oeuvre pour libérer la
police d'une série de tâches ancillaires: des gardes d'ambassades, des
accompagnements de prisonniers vers les palais de justice et les prisons? Où en
sommes-nous avec le renforcement des effectifs sur le terrain? En effet, il y a
manifestement beaucoup trop de policiers dans les bureaux et pas suffisamment
sur le terrain. En général, on a constaté que la police ne fonctionnait pas mal
du tout lors des derniers événements, mais pour voir davantage de bleu en rue,
des efforts supplémentaires s'imposent pour libérer les policiers qui sont dans
les bureaux.
Cette matière ne relève pas uniquement de la compétence du ministre de
l'Intérieur, mais aussi de celui de la Justice. On se rend bien compte du fait
que les tribunaux ne parviennent pas ou ne veulent pas sanctionner comme il le
faudrait les malfaiteurs en les relâchant, alors que la police les a arrêtés.
Cette pratique crée un sentiment d'impunité qui encourage certains à se livrer
à des actions délinquantes.
Le gouvernement a-t-il pris des mesures susceptibles de renforcer la
capacité et la volonté de la justice de sanctionner?
Enfin, on ne résoudra pas le problème en augmentant le nombre de policiers et les sanctions si l'on ne parvient pas à prendre des mesures qui, à moyen et long termes, feront en sorte qu'on sortira de la rue les quelques centaines – il ne s'agit en effet pas de milliers ‑, 300, 400, maximum 500, trublions et agitateurs qui empoisonnent le climat et le quartier et qui comptent parmi eux des personnes ayant vocation à être des délinquants, voire des criminels.
Il est grand temps que le gouvernement, en coopération avec les Communautés, mette sur pied des établissements qui ne soient pas des prisons, qui ne soient pas des établissements fermés mais qui soient des établissements où l'on peut rescolariser les gens qui traînent en rue et qui n'y font rien de bien.
De façon générale, madame la ministre, je voudrais savoir quelle est aujourd'hui, à la suite de ces incidents dramatiques à Bruxelles, la politique du gouvernement fédéral pour endiguer la violence à Bruxelles par des mesures à court, moyen et long termes.
Si l'on ne prend pas des mesures, je crois que la situation va s'aggraver. Les citoyens vont de plus en plus être tentés – ce qui est inacceptable mais ce sera ainsi – à rendre eux-mêmes justice. On a vu que cela avait déjà commencé. J'imagine que les policiers qui se sont fait tabasser dans la station de métro Rogier sortiront la prochaine fois leur arme et descendront les types qui les agressent avant de se laisser faire. Tout cela n'est évidemment pas souhaitable mais c'est vers cela qu'on se dirige – je le sens – à Bruxelles si l'on ne prend pas des mesures draconiennes pour renforcer le dispositif policier, donner à la magistrature des moyens de sanctionner avec sévérité et pour rescolariser et resocialiser quelque 300 à 400 jeunes délinquants et trublions qui forment le noyau dur des bandes qui empestent la qualité de vie de nos quartiers.
Le président: La question n° 21327 de Mme Lalieux est retirée.
11.04 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, madame la ministre, je ne reviens pas sur les événements graves qui se sont déroulés à Bruxelles, ce lundi 12 avril. Comme cela vient d’être dit, ceux-ci succèdent à d’autres événements qui avaient déjà eu lieu voici plusieurs semaines, événements à la suite desquels des réunions se sont tenues en concertation avec l’ensemble des autorités concernées par la problématique de la sécurité à Bruxelles, dont le pouvoir fédéral.
De nombreuses demandes ont été formulées, notamment par la Région et la police bruxelloise. Ces demandes portent principalement sur les règles de financement des zones de police, sur les missions de la police locale, sur les règles de recrutement avec une nécessité d’augmentation de celui-ci, sur la lutte contre le trafic des armes, sur une augmentation des moyens pour la Justice ainsi que sur la lutte contre le décrochage scolaire et la délinquance juvénile.
À la suite de ces réunions, il a été décidé de mettre en place huit groupes de travail qui devaient se pencher sur l'ensemble des demandes formulées par la Région et la police de Bruxelles.
Dernièrement, lors de l'ajustement budgétaire, des moyens supplémentaires, à savoir 20 millions d'euros, ont été dégagés par le fédéral, afin d'améliorer notamment la sécurité à Bruxelles. Ces crédits supplémentaires seront affectés pour procéder à 300 recrutements au sein de la police fédérale. Ces mesures concernent tout d'abord le transfert de 100 militaires qui, dans un premier temps, doivent être mis à la disposition du dirco de Bruxelles. En outre, 200 emplois doivent également être affectés en 2010 via la mobilité, voire un recrutement externe.
Pour la police locale, 7,7 millions d'euros seront prélevés de l’enveloppe des 20 millions et devront être consacrés au recrutement dans les zones à grand déficit en personnel, avec une attention particulière accordée aux zones bruxelloises.
Madame la ministre, pouvez-vous nous donner des précisons sur les événements du lundi 12 avril? La police fédérale a-t-elle été appelée en renfort? Si oui, la coordination entre la police fédérale et les autorités locales s'est-elle bien déroulée? De manière générale, avez-vous des indications sur la gestion de ces événements par les autorités? Quelles avancées ont-elles eu lieu à la suite des demandes répétées des autorités bruxelloises, notamment au sein des groupes de travail? Y a-t-il déjà des résultats concrets? Je sais, par exemple, qu'une unité spécialisée de lutte contre le trafic des armes a été créée. Qu’en est-il exactement? De même, quid des autres aspects traités par les groupes de travail énoncés ci-dessus?
Même s’il est encore un peu tôt pour en parler, je l’ai dit, les moyens financiers ont été dégagés lors de l'ajustement budgétaire pour la sécurité en général.
Où en est-on au niveau des recrutements? Vous avez annoncé 300 remplacements au niveau fédéral. Des avancées ont-elles déjà été réalisées?
En ce qui concerne le recrutement au niveau des zones de police de Bruxelles, où en est-on?
11.05 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, ik wil een onderscheid maken tussen twee soorten vragen. Ten eerste zijn er de vragen over de onlusten in Sint-Gillis. De vragen met betrekking tot Anderlecht en de nultolerantie vormen een tweede categorie.
In verband met de onlusten in Sint-Gillis, wil ik beginnen met een recapitulatie van de feiten. Op 12 april werd in de namiddag een huiszoeking gedaan in Sint-Gillis in het raam van een gerechtelijk onderzoek. Die huiszoeking verliep zonder incidenten. In de namiddag werd er eest een patrouillewagen van de zone bekogeld met een vuilnisbak. Vervolgens werd het wijkcommissariaat van Sint-Gillis met stenen bekogeld. Nadien vond er een kat-en-muis-spel plaats tussen de ordeverstoorders en de politie. In de loop van de avond werden ook twee privévoertuigen in brand gestoken, waarbij men brandversnellers gebruikte. De politie werd met stenen bekogeld en op het Bethlehemplein werd er olie gegoten over de openbare weg.
On a effectivement fait appel à des renforts extérieurs. Ceux-ci sont venus de la police fédérale et des autres zones de police bruxelloises. L'élément marquant est que la solidarité – tant locale que fédérale – a parfaitement fonctionné. Les zones bruxelloises et la police fédérale ont immédiatement fourni les renforts demandés. À noter qu'une réserve supplémentaire était également disponible et prête à intervenir en renfort mais il n'a pas été nécessaire d'y recourir. La coordination entre forces de police a donc fonctionné correctement.
De balans van de onlusten is de volgende: drie lichtgewonden bij de politie. Of er gewonden bij de relschoppers waren, is niet bekend. Er was ook materiële schade: 16 ruiten aan twee commissariaten en het vredegerecht op het Voorplein zijn verbrijzeld. Minstens twee particuliere wagens zijn in brand gestoken en een werd omver geworpen. Er zijn minstens zes politievoertuigen beschadigd. Deze inventaris is onvolledig omdat het onderzoek nog aan de gang is. Wie voor de schade zal opdraaien hangt af van elk bijzonder geval: is het de verzekering, de eigenaar of nog iemand anders.
In totaal werden er 30 personen aangehouden. Daarvan waren er 28 administratieve aanhoudingen die minder dan 12 uur aangehouden bleven. Twee personen werden gerechtelijk aangehouden en ter beschikking gesteld van het parket te Brussel.
Mon analyse de ces incidents est qu'il s'agit de plusieurs jeunes influencés, voire manipulés, par certains de leurs aînés qui sont impliqués dans le milieu criminel, voire le grand banditisme. Ils poussent ces jeunes à se mobiliser dans la rue et à détourner l'attention des forces de police de leurs activités criminelles. Je suis inquiétée par le fait que ces jeunes prennent des criminels pour des modèles ou même des héros. C'est comme si désormais il y avait la société d'un côté et ces jeunes de l'autre.
Je crois donc que la solution doit être globale. Il y a bien sûr le volet répressif avec les actions policière et judiciaire mais il faut également mettre en œuvre les mesures nécessaires au niveau de l'enseignement et de l'emploi.
Wat mijn bevoegdheden betreft, zijn de initiatieven die genomen werden om nieuwe rellen te voorkomen van verschillende aard. Het gaat onder andere over het inzetten van preventiediensten en de dienst Nabijheidspolitie, maar vooral ook over het tactisch bezetten van het terrein.
Op het niveau van de globale aanpak van de veiligheidsproblematiek in Brussel werd in overleg een heel aantal concrete beslissingen genomen die ofwel al uitgevoerd zijn ofwel in uitvoering zijn. Ik geef een opsomming: een wetsontwerp over de verzwaring van straffen bij geweld tegen politieambtenaren; een wetsontwerp over de verzwaring van straffen bij het gebruik van zware wapens; een wetsontwerp om de rechtshulp van politiemensen uit te breiden; een speciale cel voor de aanpak van wapenzwendel; de beslissing om elke aspirant uit te rusten met een kogelwerende vest; de oprichting van het gezamenlijke rekruteringsplatform van de zes Brusselse politiezones en de directie Rekrutering; de beslissing om de 300 personen die normaal gezien op pensioen gingen bij de federale politie toch te vervangen, waarvan 200 via mobiliteit of externe werving en 100 via een akkoord met Defensie, waarbij zij bij de Dirco van Brussel gestationeerd zullen worden en rechtstreeks Brussel ten goede zullen komen. Voorts is er nog een extra personeelsenveloppe voor de lokale politie van 7,7 miljoen euro, waarvan uiteraard een deel Brussel zal toekomen en de rest naar alle andere gemeenten gaat; de versterking van het Veiligheidskorps, dat onder Justitie ressorteert, niet met 25, maar met 75 fulltime-equivalenten, waardoor Brussel indirect aan politiecapaciteit zal winnen.
Er wordt in het raam van de budgettaire controle 20 miljoen euro vrijgemaakt om 475 bijkomende politieagenten aan te werven, 300 voor de federale en 175 voor de lokale politie.
Elke keer wanneer de lokale politie steun vraagt aan de federale politie wordt die ook effectief gegeven.
Nous allons, d'une part, accorder une attention accrue au respect des lois concernant l'usage et l'achat des armes légales et, d'autre part, lutter davantage contre les armes illicites. Dans ce but, la direction de la lutte contre la criminalité des biens et la police judiciaire fédérale de Bruxelles élaborent un plan d'action.
Les activités qui sont prévues dans ce plan sont notamment le contrôle systématique des vendeurs d'armes et des stands de tir, le traçage des armes confisquées et l'orientation de l'information. Nous allons agir contre ce phénomène comme nous l'avons fait avec succès contre le vol de voitures de luxe.
Ces armes lourdes proviennent essentiellement de stocks des anciennes républiques d'URSS; elles avaient disparu voici quelques années et elles se retrouvent maintenant disséminées dans les grandes capitales européennes.
En février, j'ai également demandé, avec le soutien de mes collègues européens, qu'une étude sur ce type de trafics soit menée par Europol. Nous aurons les résultats à partir de début juin. Je compte ainsi en faire l'une des priorités de la présidence européenne de notre pays.
En ce qui concerne le banditisme et les hold-ups mortels commis la semaine dernière dans deux bijouteries, je voudrais rappeler l'initiative de mon département visant, d'une part, à une meilleure sécurité du secteur des bijouteries et, d'autre part, à la lutte contre les phénomènes des bandes itinérantes.
Tout d'abord, nous investissons largement en prévention, et ce, en partenariat avec les indépendants et les organisations d'indépendants. C'est le but des concertations régulières avec les organisations d'indépendants.
Un certain nombre de mesures préventives seront élaborées: rendre l'infrastructure plus sûre, permettre une déduction fiscale de 120 %, désigner un conseiller technique préventif, rendre le butin peu attirant, mieux cibler les actions des services de police via une concertation permanente avec les indépendants par le biais de réseaux d'information des commerçants. L'objectif est de dissuader les criminels de passer à l'acte.
La lutte contre les bandes itinérantes a reçu une impulsion nouvelle suite à la déclaration gouvernementale de 2007. Trois ans après, le temps est venu d'évaluer cette approche actuelle et de voir quelles mesures supplémentaires doivent être prises.
Wat betreft de gebeurtenissen in Anderlecht en de uitvoering van de nultolerantie, het volgende. De onrusten van 1 april zijn het rechtstreekse gevolg van een gerechtelijke actie van de federale, de gerechtelijke en de lokale politie. Dat onderzoek is nog steeds lopende. Er werd inderdaad een elektriciteitscabine gesaboteerd. Vervolgens werd er olie gegoten over het Lemmensplein en de omringende straten. De verlichting werd niet in brand gestoken. Er werden wel tal van molotovcocktails gevonden. Er gebeurden twee gerechtelijke aanhoudingen. Het onderzoek ter zake is nog steeds lopende. Momenteel is het rustig. De situatie is terug normaal in Anderlecht.
Sinds de invoering van de nultolerantie in de zone Zuid werden tot op vandaag de volgende vrijheidsberovingen verricht door de zone: 297 administratieve aanhoudingen, 935 gerechtelijke aanhoudingen en 289 terbeschikkingstellingen. De aard van de feiten binnen het aantal terbeschikkingstellingen en per orde van grootte is de volgende: diefstal met braak en inklimming, wetgeving op het verblijf, slagen en verwondingen, diefstal met geweld, drugs, diefstal aan toonbank, weerspannigheid, bedreiging, vereniging van misdadigers, ontvluchting van minderjarigen, misbruik van vertrouwen, doodslag, vattingsbevelen, brandstichting, enzovoort. De gevolgen die werden gegeven aan de feiten zijn administratieve en gerechtelijke aanhoudingen waarvan de gevolgen natuurlijk afhankelijk zijn van het parket.
Wat betreft de impact op de inzet van politiemensen is het zo dat de eerste weken 137 personeelsleden dagelijks werden ingezet. Meer recente cijfers heb ik voorlopig niet ter beschikking. Volgens de lokale politie van Anderlecht zijn de resultaten van de nultolerantie duidelijk merkbaar. Door de verhoogde aanwezigheid is er een algemene daling van de straatcriminaliteit met een gevoelige daling van het aantal sackjackings, inbraken in voertuigen en overvallen met geweld. Het onveiligheidsgevoel is uiteraard een subjectief gegeven. Volgens de politie van Anderlecht zijn de resultaten van de nultolerantie echter merkbaar. Wat betreft de samenwerking met het gerecht is de lokale politie van Anderlecht tevreden.
Wat betreft de procedure past het parket het bestaande wettelijke arsenaal op een zeer gecibleerde wijze toe, gekoppeld aan een stipte opvolging van de strafbare feiten. De organisatie van het parket te Brussel, en zeer in het bijzonder de centrale permanentiedienst laat toe voortdurend te antwoorden op een snelle en gecoördineerde wijze op de misdrijven die in de betrokken zone worden gepleegd.
De opvangcapaciteit is, zoals u weet, een materie die niet behoort tot de federale overheid. Ik moet u zeggen dat alleen politie-inzet niet zal helpen, maar vooral ook het gevolg dat aan de feiten wordt gegeven door Justitie en de strafuitvoering.
11.06 François-Xavier de Donnea (MR): Je remercie la ministre pour sa réponse. Je constate qu'elle ne sous-estime pas la gravité de la situation à Bruxelles et environs. Elle a bien compris également qu'il fallait une approche multidisciplinaire agissant à tous les niveaux et qu'il ne suffisait pas de renforcer les effectifs policiers mais qu'il fallait aussi travailler sur les sanctions. Comme elle l'a rappelé, cela ne dépend pas uniquement de l'État fédéral mais je crois aussi qu'il faut œuvrer à la re-scolarisation et à la resocialisation des jeunes désemparés et désœuvrés qui fournissent en quelque sorte une réserve aux criminels plus endurcis qui les manipulent à des fins inacceptables et inavouables.
Je ne puis qu'encourager la ministre à poursuivre dans la même direction et à faire pression sur le gouvernement pour qu'il adopte avec célérité et détermination les mesures qu'elle vient d'énoncer.
11.07 Bart Laeremans (VB): Mevrouw de minister, naar mijn mening is uw antwoord veel te oppervlakkig met betrekking tot een aantal zaken. Ik ben veel wijzer geworden door ondertussen een aantal kranten te lezen, dan door naar u te luisteren. Ik had vandaag toch wel wat grondigere informatie gewild.
U zegt ten eerste dat er een aantal zaken is afgesproken voor de versterking van de politie. Ik ga dat nog eens rustig nalezen. Hetgeen u zegt over het veiligheidskorps, namelijk dat ze 75 man versterking krijgen, is niet echt overtuigend. Eigenlijk gaat het maar om 25 man voor Brussel. Ik heb gisteren expliciet aan de minister van Justitie gevraagd of het om een verdubbeling ging ten opzichte van de huidige situatie. De minister ontkende dat echter, en stelde dat in Brussel het kader opgevuld ging worden door een verhoging van 75 naar 100 door te voeren. Er waren immers nog 25 plaatsen niet opgevuld. De 50 overige politieagenten komen terecht in heel het land. Dat is een zeer beperkte maatregel, waarmee u mij niet overtuigt.
Ten tweede is men mijns inziens in Sint-Gillis veel te laat begonnen met arrestaties. De feiten waren toch meteen vanaf de namiddag al ernstig: aanvallen op combi’s en het politiesecretariaat. Men is overeenkomstig mijn informatie zeer laat begonnen met mensen op te pakken. Uiteindelijk staan de twee gerechtelijke aanhoudingen niet in verhouding met de ernst van de feiten die de hele avond werden gepleegd. Ik hoop dat de politiediensten met de nodige spoed en ernst alle feiten die gefilmd of vastgesteld zijn geweest, in dossiers kunnen gieten zodat het gerecht zijn werk kan doen. In het verleden vormde de traagheid bij politie vaak het probleem.
Wat Anderlecht betreft ben ik zeker teleurgesteld. U hebt een aantal cijfers gegeven: 935 gerechtelijke aanhoudingen en dergelijke meer. Men vergelijkt echter niet met vroeger. U zegt ook niet over welke periode die cijfers precies gaan. Hoe kunnen we dan een evolutie vaststellen? Dat zijn cijfers in het luchtledige. U geeft niet eens concrete cijfers over bijvoorbeeld diefstal met braak en sackjacking. U geeft niet eens het percentage van de daling van zulke feiten. We weten daar dus eigenlijk niets over.
Het enige dat u gebruikt is een gezagsargument, met name dat de politie van Anderlecht zegt dat de veiligheid is toegenomen. Ik geloof dat, ik heb dat ook begrepen uit de media. Ik had echter concretere informatie willen verkrijgen, zoals waar die verbetering zich precies heeft voorgedaan en waar er nultolerantie is. Ik heb ondertussen begrepen dat er geen nultolerantie is in Sint-Gillis, hoewel dat toch een deel vormt van de zone Zuid. Is het in heel Anderlecht of alleen in delen ervan? Is het enkel in delen van Sint-Gillis? Dat is absoluut niet duidelijk. Als u zegt dat de nultolerantie helpt, dan had ik graag geweten welke zones vergeleken kunnen worden met de situatie van drie maanden geleden. Heeft er in die zones een vermindering van criminele feiten plaatsgevonden, of gaat het om een veel groter gebied waarbinnen een vermindering heeft plaatsgevonden? Dat is allemaal niet duidelijk.
Ik hoop dat u de politie beter bevraagt en meer informatie verkrijgt, al was het maar voor uw eigen diensten. Met voorliggend antwoord neem ik echter absoluut geen genoegen.
11.08 Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb begrepen dat er toch heel wat maatregelen worden genomen, zowel inzake personeel als inzake materieel om de slagkracht van de politie in Brussel te vergroten. Het probleem zal evenwel nooit volledig ten gronde worden opgelost door alleen maar meer politiemensen in Brussel te stationeren.
Mijns inziens moeten we vooral actief zijn op twee terreinen.
Ten eerste, het voorkomen van dergelijke fenomenen en daar is een heel belangrijke taak weggelegd voor zowel de lokale als de regionale Brusselse overheid.
Ten tweede, een vlugge en effectieve bestraffing van de jonge delinquenten, gebruikmakend van de bestaande regels inzake de strafuitvoering.
11.09 Valérie Déom (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse qui fait preuve – et je trouve que c'est positif – d'une approche globale qui couvre notamment la prévention et le renforcement des effectifs et des moyens policiers. J'insiste – cela a été mis en évidence dans le cadre d'autres problématiques – sur la formation spécifique de ces policiers, notamment au niveau du travail de quartier.
Par ailleurs, je tiens également à saluer le travail qui a déjà été fait et qui le sera encore dans le cadre de la présidence belge de l'Union européenne pour ce qui concerne le trafic et la possession d'armes, questions qui me semblent fondamentales pour avoir cette approche globale.
L'incident est clos.
- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het incident Jacob in Antwerpen" (nr. 21389)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de rol van het Bijzonder Bijstandsteam (BBT) van de Antwerpse politie" (nr. 21479)
- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "l'incident Jacob à Anvers" (n° 21389)
- M. Stefaan Van Hecke à la ministre de l'Intérieur sur "le rôle du 'Bijzonder Bijstandsteam (BBT)' de la police d'Anvers" (n° 21479)
12.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, onlangs kwam een man om het leven toen hij opgesloten zat in een cel bij de politie in Mortsel.
Die man had diverse inwendige bloedingen. Uit een eerste onderzoek bleek dat de politiediensten uitzonderlijk gewelddadig waren opgetreden. Het valt dus niet uit te sluiten dat de man vooral door deze feiten is overleden.
Graag verneem ik of er intussen al een meer uitvoerig onderzoek werd ingesteld. Indien ja, wat waren de bevindingen ervan? Werden er maatregelen genomen ten opzichte van de betrokken politiediensten?
In deze gebeurtenissen was een belangrijke rol weggelegd voor het BBT, het bijzonder bijstandsteam. Vooral deze dienst zou verantwoordelijk geweest zijn voor het gebruik van buitensporig geweld.
Het Comité P heeft in het verleden reeds in diverse jaarrapporten gewezen op de gevaren die schuilen in het bestaan van de structurele werking van het BBT. Reeds in 2004 wees het Comité P er op dat de bijzondere omstandigheden bij deze eenheden, zoals onder meer de lange wachttijden en de voortdurende permanenties, de kans op het gebruik van meer geweld doen toenemen.
Er worden bovendien ook ernstige vragen gesteld bij het voortbestaan van dergelijke eenheden bij de lokale politiezones. Wordt het bestaan van gespecialiseerde eenheden zoals het BBT bij de lokale politiezones nu in vraag gesteld, ook door u en uw diensten?
Moet er voor dergelijke opdrachten geen beroep worden gedaan op de federale diensten?
Graag verneem ik hoeveel eenheden van het BBT er bestaan binnen de 196 politiezones. Wordt in specifieke opleidingen voorzien voor deze mensen? Indien ja, hebben alle leden van het BBT-Antwerpen dergelijke opleidingen gevolgd?
Le président: M. Van Hecke étant absent, sa question est sans objet.
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dierick, het onderzoek wordt gevoerd door de onderzoeksrechter van Antwerpen. In afwachting van de resultaten van het gerechtelijk onderzoek hebben de lokale overheden geen maatregelen genomen.
Sinds de oprichting van het BBT-Antwerpen in 1993 is het incident in Mortsel het enige met een dodelijke afloop. In 1995 werd één verdachte door het BBT neergeschoten en zwaargewond nadat de verdachte zelf met een jachtgeweer had gevuurd. Het parket oordeelde dat de politie in wettelijke zelfverdediging had gehandeld.
Dit jaar nog heeft het BBT een gijzelnemer neergeschoten vooraleer het CGSU ter plaatse was. De verdachte werd eveneens zwaargewond. Deze zaak is nog in onderzoek.
Naast Antwerpen beschikken een achttal politiezones over een zogenaamd bijstandsteam: Brussel, Gent, Brugge, Luik, Namen, HAZODI – de zone waar Genk toebehoort en VLAS – de zone waar Kortrijk toebehoort.
Het bestaan van een bijstandsteam bij de lokale politie wordt principieel niet in vraag gesteld, op voorwaarde dat de betrokken politiezone voldoende investeert in de basispolitiezorg. Een dergelijk team kan worden ingezet bij incidenten waarbij de gewone politiepatrouilles snel over bijstand moeten beschikken van collega’s die beter uitgerust en getraind zijn om accuraat en binnen aanvaardbare termijnen het hoofd te bieden aan gevaarlijke situaties die niet tot het specifieke takenpakket van het CGSU behoren. Voor bepaalde interventies of voor een langdurige observatie moet hoe dan ook een beroep worden gedaan op de gespecialiseerde steun van de federale politie die daartoe over de nodige getrainde capaciteiten beschikt.
Recent werd een werkgroep opgericht om tot een optimale synergie te komen tussen de gespecialiseerde eenheden van de federale en die van de lokale politie. Ook voorgaande jaren werd hierover reeds overleg gepleegd, onder meer als gevolg van de aanbeveling van het Comité P.
Er is nooit sprake geweest van wantoestanden bij het BBT-Antwerpen. De leden van het BBT-Antwerpen zijn fulltime lid van deze gespecialiseerde eenheid, hetgeen hun ruimte biedt voor opleiding, training en bijscholing, in samenwerking met zowel binnenlandse als buitenlandse speciale eenheden. Het team te Antwerpen telt een officier, twee middenkaders en twaalf leden van het basiskader. Deze mensen presteren gemiddeld niet meer overuren dan de overige operationele diensten van de politiezone. Zij hebben geen recht op specifieke toelagen, behoudens de statutair voorziene vergoeding van contacteerbaarheid en terugbaarheid. Er wordt uiteraard wel geïnvesteerd in voertuigen en gespecialiseerd materiaal. In principe werkt het BBT-Antwerpen enkel voor de politiezone Antwerpen en op het grondgebied van de eigen politiezone. Gemiddeld wordt het BBT van de lokale politie Antwerpen 120 keer per jaar opgeroepen. In ongeveer 93 % van de gevallen gaat het om opdrachten voor het eigen korps. De andere 7 % van de gevallen gaat om opdrachten van naburige politiezones, federale politie of rechtstreekse opdrachten van het parket.
12.03 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide antwoord.
Als ik het goed heb begrepen, komt er binnenkort een overleg om de gespecialiseerde eenheden van de federale politie en de lokale politie meer op mekaar af te stemmen. Ik denk dat dit een goede zaak is.
De lokale politie moet zich volgens ons vooral focussen op de zeven basisfunctionaliteiten. Als er meer taken kunnen worden overgedragen aan gespecialiseerde teams van de federale politie zouden wij dit zeker willen bewerkstelligen zodat er meer capaciteit vrijkomt voor andere taken.
De opmerkingen van het Comité P waren toch wel frappant en wij kunnen ze dan ook niet zomaar naast ons neerleggen. Ik hoop dat zij in de bespreking worden opgenomen om mogelijke wantoestanden in de toekomst te vermijden.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de zoektocht naar nieuwe korpschefs" (nr. 21421)
13 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la recherche de nouveaux chefs de corps" (n° 21421)
13.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, naar wat commisaris-generaal Koekelberg vooropstelt, is het voor de politie alsmaar moeilijker om korpschefs te vragen om voor de job te kandideren. Hij meent dat dat onder meer te maken heeft met het feit dat de hoge bomen veel wind vangen en dat vooral de laatste tijd politiebazen het niet gemakkelijk hebben.
Ik wilde de minister vragen of die problematiek als ernstig moet worden ingeschat. Moeten we er zoveel draagwijdte aan geven als de commisaris-generaal vooropstelt?
Is het in bepaalde regio’s moeilijker dan in andere om te rekruteren, en heeft dat te maken met de aard en de grootte van de politiezones?
Zij er plannen om voor die mogelijke problematiek oplossingen te vinden?
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, uit gegevens van de directie mobiliteit- en personeelsbeheer van de federale politie blijkt dat in 2008 in totaal 21 bedieningen van korpschef van de lokale politie werden gepubliceerd. Slechts in drie gevallen had zich na twee publicaties nog geen kandidaat aangemeld, namelijk in de politiezones Lanaken, Dijleland en Botte du Hainaut.
Wat de politiezone Lanaken betreft heeft dat te maken met de wens tot schaalvergroting binnen de regio. Het KB dat de fusie met Maasmechelen mogelijk maakt stond gisteren in het Belgisch Staatsblad. Ook de politiezone Dijleland is een klein korps. Wat betreft de politiezone Botte du Hainaut heeft zich na een derde publicatie een kandidaat gemeld. Voor de politiezone Ath is momenteel een tweede publicatie lopende tot in mei.
Het feit dat er zich voor bepaalde politiezones weinig kandidaat-korpschefs melden heeft blijkbaar vooral te maken met de kleinschaligheid van die zones. Er kan eventueel ook een probleem zijn van een te geringe loonspanning tussen de korpschef en zijn directe medewerkers, vooral in de kleine zones van categorie 1 en 2. Dat moet worden meegenomen in de meer globale benadering van de functionele verloning. Ook is er nog geen globaal concept voor de verdere loopbaan na mandaat.
Het centrum voor politiestudies organiseerde trouwens een studiedag over leidinggevenden bij de politie waar begeleiding en loopbaanplanning als aandachtspunten werden vooropgesteld. Dat is dus na schaalvergroting en functionele verloning een derde piste voor bijsturing.
13.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord en de concrete gegevens.
De kleinschaligheid van een aantal zones blijkt voor mensen die zich hoofdcommissaris noemen te weinig aantrekkelijk te zijn. Ik denk dat wij moeten nagaan hoe wij in de toekomst dergelijke zones hoger kunnen valoriseren omdat wij denken dat ook kleinere zones de nabijheidspolitie kunnen bevorderen. Wij moeten in de toekomst iets aan de aantrekkelijkheid van deze zones doen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebrek aan geld voor nieuw brandweermateriaal" (nr. 21422)
14 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "l'absence de moyens pour du nouveau matériel d'incendie" (n° 21422)
14.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik moet u de groeten doen van uw Open Vld-collega uit Lennik. Ik zie dat u die met blijdschap in ontvangst neemt. Het is een vurige gemeente. Vandaar dat hij waarschijnlijk een gebrek aan geld heeft.
14.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik dacht dat hij een vurige pleitbezorger van mij was.
14.03 Michel Doomst (CD&V): Dat moet ik nuanceren in mijn vraag.
Het is daar vurig en daardoor klaagt hij geweldig over een gebrek aan geld voor nieuw brandweermateriaal. Hij heeft de tankwagen van de brandweer van Lennik voor het gemeentehuis geposteerd om duidelijk te maken dat het voertuig niet meer door de keuring kan, omdat het tot op de draad is versleten. Hij zegt dat de gemeente geen financiële middelen meer heeft om het materiaal te financieren. Momenteel betaalt zij elk jaar 900 000 euro aan de brandweer. Het gevolg is volgens hem dat men nog maar één tankwagen heeft en men bij zware branden een beroep zal moeten doen op naburige korpsen. Ook wordt de uitbouw van een nieuwe voorpost in rekening gebracht, wat de problemen nog groter maakt. Hij zegt mij dat hij daarover met u een weliswaar intiem, maar toch vertrouwelijk gesprek heeft gehad.
14.04 Minister Annemie Turtelboom: Moet ik mijn agenda met u delen, mijnheer Doomst?
14.05 Michel Doomst (CD&V): Ik wil u vragen wat uw reactie is op die outing van de Lennikse burgemeester. Ik vermoed dat Lennik niet de enige gemeente is die problemen heeft met de brandweerkosten. Uit welke gemeenten krijgt men eventueel dezelfde signalen over de onbetaalbaarheid?
Op welke manier denkt u het probleem op korte termijn op te lossen? Klopt het inderdaad dat onze veiligheid daar in het gedrang is?
Kunt u bevestigen dat we, vooral in kleinere zones, in financiële moeilijkheden zitten om de zaken rond te krijgen? Wat kunnen we daaraan op termijn doen?
14.06 Minister Annemie Turtelboom: Ik zal de burgemeester van de buurgemeente van Lennik niet compromitteren door hier alle cijfers over bijdragen aan de gemeentelijke brandweerdiensten kenbaar te maken, want dan denk ik dat we ineens de bijdrage van de gemeente Lennik kunnen kaderen. Dan wordt ineens duidelijk waar de knoop zit. Ik heb de brief van diens burgemeester nog niet ontvangen. Ik heb hem wel ontmoet, u hebt het zeer correct. Hij heeft dat ongetwijfeld ook aan iedereen verteld.
Mijn diensten helpen de gemeenten wel om met staatssteun het noodzakelijke materieel aan te kopen via het systeem van de geglobaliseerde aankopen. De procedure verloopt via de verschillende provinciegouverneurs. Elk jaar stelt de FOD Binnenlandse Zaken een budgettaire envelop ter beschikking van elke provincie. Er wordt de gouverneur gevraagd om voorstellen tot materieelaankopen uit te werken voor de brandweerdiensten van de eigen provincie.
Dankzij de budgetten die werden vrijgemaakt tijdens de jongste begrotingscontrole, zal de federale overheid middelen ter beschikking stellen van de gemeenten die meestappen in het systeem van de operationele prezones. In het kader van de operationele prezoneovereenkomst zullen gemeenten inderdaad aanvullende steun op het vlak van personeel, materieel en zelfs individuele uitrusting kunnen genieten.
Ik ken het bedrag van 900.000 euro van de gemeente Lennik. Het recentste overzicht heb ik nog niet gekregen. Dus kan ik het u nog niet echt formeel bevestigen, zoals ik evenmin formeel kan bevestigen dat de buurgemeente maar 1/9de daarvan betaalt, ongeveer 100.000 euro, wat natuurlijk een onevenwicht in de zone betekent. Ik kan u echter wel meedelen dat de gemeente Lennik sinds 2000 via het systeem van de gesubsidieerde aankopen al een tankwagen van 6 000 tot 8 000 liter heeft gekregen in 2000, een lichte autopomp, een autoladder van 30 meter, twee mobiele radioposten voor in een voertuig en vier brandweerhelmen.
14.07 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, dank u voor het antwoord. Ik maak mij gewoon zorgen, omdat ik mij afvraag – misschien is dit wel eens nuttig om te bekijken – of dezelfde type zones elders ook gelijkaardige problemen ervaart.
Wat mij verbaast, is dat wij de wettelijk vastgelegde verdeelsleutel al twintig of dertig jaar toepassen en dat er zich op dat ogenblik geen probleem voordoet. Nu komt dat probleem blijkbaar acuut naar voren. We moeten toch eens kijken waar nu eigenlijk de oorzaak van dat probleem ligt. Als er over sleutels moet gepraat worden, dan moet dat voor mij kunnen.
Het zou mij echter wel interesseren, mochten wij, ingaande op dat toch wel stevig signaal, eens nagaan of soortgelijke problemen zich in een zelfde typologie van zones ook voordoen. In die zin hoop ik op een ontmoeting ter zake met u.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de identificatie van criminelen door middel van bacteriën die zij achterlaten op levenloze objecten" (nr. 21067)
15 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "l'identification des criminels à l'aide des bactéries laissées sur des objets inanimés" (n° 21067)
15.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal het kort proberen te houden. Mijn vraag gaat over de identificatie van criminelen door middel van nagelaten bacteriën.
Volgens de pers zou de politie er binnenkort een forensisch hulpmiddel bij kunnen krijgen. Volgens een Amerikaans onderzoek zou het mogelijk moeten zijn een persoon te identificeren op basis van bacteriën die hij op levenloze objecten achterlaat. Dat is nog zo slecht niet gevonden.
Wetenschappers beweren dat de nieuwe techniek van bacterieafdruk dermate kan worden geperfectioneerd dat de politie straks genoeg heeft aan een uitstrijk van een toestel om te bepalen wie het toestel dagen of zelfs weken voordien zou hebben gebruikt. Tests wezen al op een nauwkeurigheidsgraad tussen 70 en 90 %, wat vrij hoog is.
Bacteriën zijn vrij resistent. De techniek zou dus zijn voordelen hebben. Ik ben geen specialist ter zake. Bij mij is alles bijgevolg in voorwaardelijke zin.
Mevrouw de minister, mijn vragen aan u zijn de volgende. Kent u het procédé? Hebt u al bedenkingen bij het procédé? Wordt het getest? Zal het in de nabije toekomst worden getest? Zo niet, waarom zal het niet worden getest?
Genereert het systeem bijkomende kosten waarvan u kennis hebt?
Wordt over het systeem momenteel in België wetenschappelijk onderzoek gedaan? Zo niet, zou het niet in het belang van het forensisch onderzoek kunnen zijn om de verdiensten van voornoemd, nieuw, forensisch onderzoeksinstrument door middel van wetenschappelijk onderzoek te laten vaststellen?
Ziet u ter zake mogelijkheden tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie?
15.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de identificatie van criminelen doormiddel van bacteriën is momenteel nog geen realiteit, aangezien de bedoelde techniek zich nog in een preliminaire studiefase bevindt.
Mijnheer Logghe, het door u vermelde, Amerikaanse onderzoek van 2010, gepubliceerd in de “Proceedings of the National Academy of Sciences”, gaat over het opstellen van een lijst van alle, mogelijke bacteriën die op een persoon zouden kunnen worden gevonden.
De techniek zou in de toekomst een nuttige tool voor forensische doeleinden kunnen worden, indien de uitgevoerde studies en tests doorslaggevend zijn. De bedoelde techniek zou kunnen worden aangewend in de gevallen waarbij bijvoorbeeld geen DNA-vingerafdrukken worden gevonden. De identificatie van bacteriën op een voorwerp zal echter moeilijk een rechtstreekse identificatie toelaten.
Momenteel wordt de genoemde techniek in België dus niet of alleszins niet voor rekening van politionele of gerechtelijke diensten getest. Voor de toekomst zullen wij een en ander uiteraard op basis van de Amerikaanse resultaten opvolgen.
De toepassing van dergelijke onderzoeken zal zeker bijkomende kosten veroorzaken. De kosten kunnen momenteel echter niet worden ingeschat.
De gepubliceerde studie is dus lopende in de Verenigde Staten. Ik heb geen bevestiging dat zij ook in België doorgaat voor het ontwikkelen van een eerste atlas van op een lichaam aanwezige bacteriën.
Voor de ontwikkeling van aangepaste toestellen om deze studie te realiseren werd door het Amerikaanse Nationale Gezondheidsinstituut een budget van 1,1 miljoen dollar uitgetrokken. Ik denk dat het opportuun is om de bedoelde studie op te volgen en indien zij van toepassing kan zijn in forensisch onderzoek deze ook toe te passen in die gevallen waar geen andere sporen kunnen worden opgenomen.
Gelet op het voorgaande lijkt het mij voorbarig om deze nieuwe techniek nu al mee te nemen in het voorzittersprogramma. Binnen de Unie moeten de lidstaten niet meer worden overtuigd van het belang van research en het samenwerken met de private sector om nieuwe toepassingen te ontwikkelen in de strijd tegen de criminaliteit. Het definiëren van behoeften en het stimuleren van privaatpublieke samenwerking zijn trouwens prioriteiten in het programma van Stockholm.
15.03 Peter Logghe (VB): Ik hoop dat men de resultaten goed opvolgt en dat zulks bij gelegenheid opnieuw het onderwerp wordt van een gesprek of een vraag.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aanrijtijden van de federale en lokale politie" (nr. 21425)
16 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "les délais d'intervention des polices fédérale et locale" (n° 21425)
16.01 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, ik stelde u een tijdje geleden een schriftelijke vraag over de verschillen inzake aanrijtijden van de federale en lokale politie, en de klachten die hierover binnenkwamen. In uw antwoord van 15 maart bezorgde u mij hierover cijfergegevens die mij hadden moeten geruststellen. Voor een deel was dit ook het geval, maar een nauwkeurige lezing en analyse doen bij mij toch een aantal bijkomende vragen rijzen.
Het AIG-verslag meldt over de interventietijden van gemiddeld 10, 20 en 30 minuten, ik citeer: “De resultaten van de provincies Henegouwen, Luxemburg, Namen en Luik zijn duidelijk minder goed”. Iets verder lezen wij: “Tien procent van de dringende interventies binnen de provincie Henegouwen kent een interventietermijn van meer dan 1 uur”. Ik kan dit onmogelijk zeer geruststellend nieuws noemen en ik hoop dat u mijn mening ter zake deelt.
Ik heb een drietal vragen. Ik verneem in uw antwoord dat men eigenlijk slechts over een reeks systematische cijfergegevens beschikt, te weten die van 1 september 2009 tot en met 31 augustus 2008. Worden er sindsdien cijfergegevens bijgehouden? Ik kan moeilijk geloven dat men, gelet op de stijging van het aantal klachten van 30 in 2006 naar meer dan 80 na 2007, niet ertoe heeft besloten om nieuwe metingen uit te voeren.
Gelet op de vrij grote regionale verschillen — op Waals-Brabant na scoren alle Waalse provincies toch minder goed — mag men toch verwachten dat er bijkomend onderzoek wordt uitgevoerd. U hebt in uw antwoord trouwens zelf halvelings laten verstaan dat de grotere afstand tussen plaats van gebeuren en uitrukplaats van de politie een mogelijke verklaring zou kunnen zijn. Is dit ook een verklaring? In Vlaanderen is er bijvoorbeeld veel meer verkeer. Dit zou de vlotte bereikbaarheid van een aantal plaatsen ook kunnen bemoeilijken. Wordt uw mogelijke verklaring ondertussen onderzocht? Zo niet, waarom niet?
Wanneer mogen wij u terug ondervragen inzake deze materie? Met andere woorden, wanneer hebt u nieuwe cijfergegevens? Bijvoorbeeld de gegevens voor 2008 en 2009 interesseren mij.
16.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de gegevens inzake de aanrijtijden worden permanent geregistreerd en bijgehouden in het CAD-systeem van elke CIC en sinds het onderzoek van de Algemene Inspectie systematisch doorgegeven aan de betrokken lokale en federale politiediensten.
Dit laat deze laatste toe zicht te krijgen op de mate waarin hun cijfers al dan niet verbeteren en waardoor ze eventueel kunnen benchmarken. Het is immers de bedoeling dat de korpsoversten zelf hun verantwoordelijkheid opnemen en het tijdsgegeven als kwaliteitsaspect van het interventieoptreden proberen te optimaliseren en bij te sturen.
Het is duidelijk dat de AIG in overleg met de begeleidingscommissie zal nagaan hoe in de toekomst een opvolging van de evolutie van deze functionaliteit kan gebeuren. Wanneer er klachten zijn over de interventietijden, moeten die meegedeeld worden aan de inspectie- en controlediensten, namelijk het AIG en het Comité P, zodat zij een overzicht behouden van de evolutie van die functionaliteit. Afhankelijk van de omvang en de frequentie van de klachten kan worden overgegaan tot een inspectie- of controleonderzoek dan wel een nieuwe audit worden gestart.
De opdracht van de AIG was een stand van zaken op te maken qua aanrijtijden bij dringende noodoproepen, alsook een analyse van de opportuniteit om eventuele normen op te leggen. Het doel was bijgevolg om een globaal zicht te krijgen op de beschikbare meetgegevens. Een onderzoek naar mogelijke factoren die de interventietermijn beïnvloeden viel buiten de scoop van het gevraagde onderzoek.
Momenteel worden in het CAD-systeem enkel de tijdsgegevens geregistreerd met betrekking tot het begin en het einde van de interventies. Er worden echter nog geen gegevens geregistreerd met betrekking tot bepaalde factoren die een impact zouden kunnen hebben op deze tijden zoals, onder meer, de af te leggen afstanden, de weersomstandigheden en het verschil tussen dag en nacht, de verkeersdrukte, de toestand en de uitrusting van de interventievoertuigen, de kenmerken verbonden aan het afgelegde traject en de al dan niet tijdige melding van de aankomst ter plaatse.
Het louter in kaart brengen van mogelijke vertragings- of versnellingsfactoren zou reeds een aparte studie vergen. Daarnaast zouden er nog systemen moeten ontwikkeld worden om al deze gegevens te koppelen aan elk interventieoptreden. Dergelijke studie vergt echter heel wat capaciteit over een lange periode die, gezien andere opdrachten, momenteel niet aanwezig is. De correlatie tussen de interventietijden en de af te leggen afstanden wordt dus niet onderzocht, maar werd tijdens het uitgevoerde onderzoek wel als mogelijk belangrijke factor aangehaald, meer bepaald naar aanleiding van afgenomen interviews.
Wat de provincie Luxemburg betreft, was het in elk geval opvallend dat het verschil in interventietijden hoofdzakelijk te wijten was aan de component “verplaatsingstijd”.
16.03 Peter Logghe (VB): Mevrouw de minister, dat neem ik aan, wat Luxemburg betreft, maar er zijn nog de drie andere provincies Henegouwen, Namen en Luik. Het AIG-rapport bepaalt dat 10 % van de dringende interventies binnen de provincie Henegouwen een interventietermijn kent van langer dan een uur.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn laatste vraag, te weten wanneer wij de nieuwe cijfergegevens, bijvoorbeeld 2008-2009, kunnen bespreken.
Ik hoop in elk geval dat er tijd en ruimte en eventueel middelen worden vrijgemaakt om dit nader te onderzoeken, mevrouw de minister, want zeer geruststellend kan ik bepaalde cijfers toch niet noemen.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 21455 de M. Blanchart est reportée à sa demande.
17 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de naleving van de privacywetgeving bij publicaties door de politiediensten" (nr. 21470)
17 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "le respect de la législation sur la protection de la vie privée lors de publications par les services de police" (n° 21470)
17.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag handelt over de naleving van de privacywetgeving bij publicaties door de politiediensten.
Het gebruik van foto's op identificatiebadges is steeds meer in gebruik, niet enkel voor de politiediensten, maar ook bij heel wat overheidsdiensten, en ook in privé-bedrijven wordt het meer toegepast.
Soms worden diezelfde foto’s echter ook gebruikt voor andere doeleinden bijvoorbeeld bij publicaties of voor het plaatsen op het internet of het intranet van de diensten.
Daarover bestaat er toch enige onduidelijkheid. In het advies van de Privacycommissie van 26 februari 2004 wijst de commissie er namelijk op dat het gebruik van die foto's voor het internet of publicaties en waarbij het de bedoeling is om het personeelslid bekend te maken in zijn of haar rol als politiebeambte, wel degelijk is toegestaan zonder dat daarvoor telkens opnieuw de uitdrukkelijke toestemming verleend moet worden door het betrokken personeelslid.
Echter, in datzelfde advies stelt de Privacycommissie ook het volgende: “Zo mag de foto van de werknemer die genomen werd voor de aanmaak van een identificatiebadge niet gebruikt worden voor publicatie op een intranetsite of in een brochure die door de werkgever wordt uitgegeven, zonder dat hem” – de werknemer – “voor deze andere doeleinden zijn uitdrukkelijk akkoord werd gevraagd en dat op het ogenblik dat de badge werd aangemaakt of op het ogenblik van publicatie op intranet of in een brochure.”
Beide adviezen lijken mij in tegenspraak te zijn, in het bijzonder voor de aanmaak van brochures.
Graag had ik daarom wat duidelijkheid gekregen over welke manier van werken er gevolgd moet worden.
Moet voor de uitgifte van brochures door de politiediensten nu wel of niet telkens de individuele toestemming gevraagd worden voor het gebruik van die foto die voor de identificatiebadge wordt gemaakt?
Moet het advies van de Privacycommissie zodanig geïnterpreteerd worden dat enkel bij publicaties intern de toestemming moet gevraagd worden, maar voor informatiebrochures aan het groot publiek niet meer? Dat lijkt mij wat voor verduidelijking vatbaar.
17.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dierick, in haar advies van 26 februari 2004 paste de Privacycommissie het in de privacywet voorziene finaliteitbeginsel toe op foto’s die werden genomen voor de aanmaak van de identificatiebadges van de personeelsleden van de politie. De commissie stelt dat die foto’s enkel mét toestemming van de betrokken personen voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt.
In een niet-gepubliceerd advies van 31 augustus 2004 oordeelde de Privacycommissie evenwel dat de verspreiding op een website of in de informatiebrochures van een foto van een personeelslid dat in het raam van de gewoonlijke uitvoering van zijn functie in rechtstreeks contact met de bevolking staat, toch rechtmatig is, aangezien het “noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van openbaar belang of van een taak die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag.” Dat is een citaat.
Anderzijds omschrijft het artikel 10 van de wet op het auteursrecht het recht op afbeelding als volgt.
“De auteur of de eigenaar van een portret, dan wel enige andere persoon die een portret bezit of voorhanden heeft, heeft niet het recht het te reproduceren of aan het publiek mee te delen zonder toestemming van de geportretteerde of gedurende 20 jaar na diens overlijden zonder toestemming van zijn rechtverkrijgende”. De rechtspraak bevestigde dat de afbeelding van een bepaalde en identificeerbare persoon een portret is in deze zin van de wet.
De toestemming van de betrokken persoon is dus nodig voor de reproductie van een portret of de mededeling ervan aan een publiek, bijvoorbeeld via het internet. Het verschil tussen strikt interne publicaties en grote publieke verspreiding doet hier eigenlijk niet ter zake.
Besluit: de toestemming van de personeelsleden van de politie om hun foto te gebruiken voor andere doeleinden dan de aanmaak van de identificatiebadge blijft steeds vereist.
17.03 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw verduidelijking.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Volstaat het om een keer de toestemming bij het aanmaken van de foto te vragen of moet men dat per publicatie doen?
17.04 Minister Annemie Turtelboom: Voor een identificatiebadge moet men het niet doen, voor een verspreide publicatie wel. Dat is het verschil. Als ik het goed begrijp, gaat het om een eenmalige aanvraag maar dat moet ik nog eens navragen.
L'incident est clos.
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de raid op agenten in Metrostation Rogier" (nr. 21484)
- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het incident in het metrostation Rogier" (nr. 21498)
- de heer Roland Defreyne aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aanval op de spoorwegpolitie" (nr. 21520)
- M. Bart Laeremans à la ministre de l'Intérieur sur "l'agression dont ont été victimes des agents de police dans la stations de métro Rogier" (n° 21484)
- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "l'incident à la station de métro Rogier" (n° 21498)
- M. Roland Defreyne à la ministre de l'Intérieur sur "l'agression contre la police des chemins de fer" (n° 21520)
18.01 Bart Laeremans (VB): Mevrouw de minister, deze vraag gaat over de raids op agenten in het metrostation Rogier in Brussel.
Maandagavond werden daar twee agenten als het ware met een nepgevecht in een hinderlaag gelokt. Dat is toch de indruk die de mensen zelf kregen. Een van hen is zeer zwaar gewond, de andere wat lichter. Er werd voor de camera's een vechtpartij gesimuleerd. Nadien werden de agenten door tientallen jongeren belaagd. De problemen in Brussel zijn dus bijlange niet van de baan. Naar aanleiding van de gebeurtenissen werd aangekondigd dat vandaag een deel van het personeel het werk zou neerleggen.
Is er ondertussen meer over de feiten geweten? Hoe werden de betrokken agenten ontzet?
Werden er intussen belagers opgepakt? Volgden er gerechtelijke of administratieve aanhoudingen? Ik denk dat een meerderjarige en een minderjarige aangehouden werden. Misschien kunt u dat even toelichten.
Bestaan er beelden van de simulatie en de vechtpartij? Kunnen er ook andere daders geïdentificeerd worden? Worden zij opgespoord?
Wat zijn de eisen van de vakbond? Kan daaraan tegemoetgekomen worden? Kunt u een antwoord geven op de vraag naar meer mensen, meer veiligheid in de metrostations en meer spoorwegpolitie?
18.02 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, metrostations fungeren steeds meer als broeihaarden van onveiligheid en schuilplaatsen van waaruit bendes en crimineeltjes sneller of beter kunnen opereren. Ik zal de gebeurtenissen niet herhalen.
Ik heb begrepen dat de christelijke vakbond aanvankelijk had aangekondigd om acties te zullen voeren. Later werd dat gecorrigeerd. Er werd verwezen naar een initiatief tot versterking van de betrokken dienst met acht mensen. Vandaag zou er nog een vergadering plaatshebben met het oog op structurele maatregelen. Kunt u daarover wat meer vertellen?
Ik hoor ook vanuit die hoek dat er een demotivatie is. Men moet eigenlijk al veel lef hebben, misschien soms zelfs doodsverachting, om in sommige situaties als agent tussenbeide te komen, zeker als men deel uitmaakt van een patrouille van amper twee agenten.
Mevrouw de minister, worden er nog andere bijkomende veiligheidsinvesteringen gepland in de metrostations, onder andere camera’s? Waarom zijn er geen wendbare camera’s in de metrostations?
Het is misschien enigszins vreemd dat ik die vraag aan u stel, gelet op de bevoegdheid over de betrokken metrostations, maar er is natuurlijk ook een financiering van de federale overheid aan onder meer gemeenten en politiezones. In het kader van de Europese toppen wordt er heel wat geld overgemaakt aan de 19 Brusselse gemeenten.
Mijn vraag is om vanuit de federale overheid, de donateur zeg maar, die miljoenen euro een veel duidelijker bestemming te geven, bijvoorbeeld in het kader van de veiligheid in de metrostations.
Ten slotte, welke maatregelen plant u specifiek om de veiligheid in de metrostations te vergroten? Daarop aansluitend, lijkt het u dan geen goed idee om veel meer sturing te geven aan de federale overheidsfinanciering in het kader van de veiligheid en die aan te wenden voor bijvoorbeeld wendbare camera’s in de metrostations?
18.03 Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de minister, aansluitend bij de vorige sprekers stel ik vast dat na de rellen in Sint-Gillis het voorval in het metrostation Rogier nogmaals het bewijs is dat jongerenbendes in Brussel zelfs zonder enige aanwijsbare reden de politie viseren en zelfs durven aan te vallen.
Bent u van oordeel dat een bijkomende en vooral blijvende ondersteuning van de spoorwegpolitie vereist is? Kan dat op korte termijn gebeuren?
Welke maatregelen kunnen er worden genomen om groepen jongeren die het gemunt hebben op politie, af te remmen? Is een samenscholingsverbod voor die groep op het grondgebied van de hoofdstad een optie? Zo ja, overweegt u de invoering daarvan?
18.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, op 19 april 2010 werden omstreeks 17 u 00 twee inspecteurs van de spoorwegpolitie aangevallen in het metrostation Rogier. De twee politieagenten werden gewond overgebracht naar het ziekenhuis en zijn respectievelijk acht en tien dagen werkonbekwaam.
Volgens mijn informatie werden twee personen opgepakt, werd de ene ter beschikking van de jeugdrechter gesteld en werd de tweede aangehouden. Voor alle gerechtelijke informatie moet ik u uiteraard doorsturen naar mijn collega, de minister van Justitie. Het onderzoek zal uitmaken of de inspecteurs al dan niet daadwerkelijk in de val zijn gelokt.
Wat betreft de vraag over de veiligheidsinvesteringen, de MIVB is een pararegionale instelling belast met de exploitatie van het openbaar vervoer en afhankelijk van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De FOD Binnenlandse Zaken, als een van de federale overheidsdiensten, verleent geen ondersteuning bij veiligheidsinvesteringen van de MIVB.
Dat betekent uiteraard niet dat wij geen maatregelen nemen. Zo wordt er op mijn initiatief een protocolakkoord voorbereid tussen de lokale politiediensten en de openbaarvervoermaatschappijen om te komen tot een veel betere uitwisseling van camerabeelden tussen de beide partners.
De volgende dagen krijgt de SPC Metro bovendien extra versterking van het interventiekorps met 9 mensen, telkens van 15 u 30 tot 01 u 00 en zullen ook de lacunes in de camerabewaking worden aangepakt.
Op dit ogenblik vindt er een vergadering plaats tussen de federale politie en een afvaardiging van het ACV. Haar eisen hebben betrekking op het welzijn op het werk, het personeelstekort en de middelen, een betere radiocommunicatie tussen de verschillende stations, kogelvrije vesten en meer computers.
Ten slotte moet worden nagedacht over een samenscholingsverbod. Een dergelijke maatregel behoort tot de bevoegdheid van de burgemeesters. Het is een ingrijpende maatregel, die soms wel noodzakelijk is.
Ik moet er wel op wijzen dat een dergelijk verbod in piekuren in metrostations heel moeilijk hanteerbaar is. Het is echter zeker haalbaar voor een beperkte tijdspanne, bijvoorbeeld na de piekuren op een ogenblik dat er minder mensen zijn in de metrostations en dat de aanvallen dus ook veel vaker kunnen gebeuren. Ik vind die gedachte interessant, omdat men daarmee aan beginnende amokmakers het signaal geeft dat dergelijke feiten onaanvaardbaar zijn.
18.05 Bart Laeremans (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik denk dat nultolerantie in metrostations de evidentie zelf is, wanneer men ziet welke risico’s daar bestaan. Nog maar enkele weken geleden werd iemand door een bende op de sporen gegooid.
Volgens mij moet elke normoverschrijding worden gesanctioneerd. Ik wil u aanraden aan de politiediensten de opdracht te geven om, desnoods door samen te werken met de federale politie, de nultolerantie, die toch wel succesvol is gebleken in Anderlecht, in elk metrostation toe te passen en niet te laten afhangen van de goedkeuring van elke burgemeester afzonderlijk. Een metrolijn is per definitie gemeenteoverschrijdend.
Als u nultolerantie kon afkondigen in Anderlecht, dan kunt u dat als minister van Binnenlandse Zaken ook voor het gehele metronet doen. Dat zou de evidentie zelf moeten zijn.
18.06 Ben Weyts (N-VA): Uitwisseling van camerabeelden is prima. In deze casus was dat natuurlijk geen oplossing, gelet op het feit dat er in de betreffende ruimte geen cameradekking was.
U sprak over het oplossen van lacunes. Ik heb begrepen dat eraan wordt gewerkt om de dode hoeken te coveren. Wendbare camera’s zijn misschien een goedkopere oplossing.
U onderstreept dat er geen ondersteuning aan de MIVB komt, want dat is geen federale bevoegdheid. Dat weet ik zeer goed en begrijp ik. Maar we moeten toch eens nadenken over veel meer sturing en een concretere bestemming voor al die miljoenen die via het Belirisfonds en het Europese toppenfonds in het kader van veiligheid aan de politiezones en aan de gemeenten worden gegeven. Op de vraag ter zake heb ik geen antwoord gekregen.
Momenteel bestaan er heel wat vragen over de besteding van die middelen door de betrokken gemeenten. Worden die echt wel besteed aan de veiligheidsdoelstelling? Ik vraag u om dat idee met u mee te nemen.
In plaats van meer geld, waarnaar sommigen altijd maar roepen, zou goed bestuur en een betere besteding van de bestaande kredieten ook al veel kunnen oplossen.
18.07 Roland Defreyne (Open Vld): Ten eerste, het is inderdaad belangrijk dat u voldoende aandacht besteedt aan een betere radiocommunicatie tussen de verschillende stations. Dit was toch een van de problemen die uit het relaas van een van de gewonde agenten naar voren kwam, namelijk dat ze telkens moeten overschakelen op een andere frequentie wanneer ze een ander station betreden.
Ten tweede, ik heb een bedenking over een samenscholingsverbod. Ik ben het met u eens dat het een verregaande maatregel is. Anderzijds kunt u zich ook afvragen wat die rondtrekkende jongeren en vooral minderjarigen overdag in groep in Brussel doen. Die jongeren horen eigenlijk op school te zitten. Wij kunnen in geen geval toelaten dat die jongerenbendes de straat in Brussel voor zich opeisen.
L'incident est clos.
19 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het sterk gestegen aantal gewapende overvallen" (nr. 21487)
19 Question de M. Bart Laeremans à la ministre de l'Intérieur sur "la forte croissance du nombre d'attaques à main armée" (n° 21487)
19.01 Bart Laeremans (VB): Mevrouw de minister, die vraag is blijkbaar afgesplitst van de andere vragen.
Het gaat hier over de juweliersproblematiek en de gewapende overvallen die in Brussel en elders de voorbije twee jaar gepleegd zijn. De cijfers zijn nogal schrikbarend. Er vond opnieuw een sterke stijging plaats, van 2 180 naar meer dan 2 600 in twee jaar tijd. Vooral het arrondissement Brussel – Brussel-Halle-Vilvoorde bedoelt men daarmee, jammer genoeg – spant daarbij de kroon met 31 % van de feiten die in dat arrondissement gepleegd zijn. In het arrondissement Gent gaat het om 1,5 % van de feiten. Dat is een waanzinnig verschil. Dat zou wel eens te maken kunnen hebben met de laksheid die het parket in Brussel aan de dag legt, een situatie van algemene laksheid die toch zeer verschillend is van de situatie in Gent.
Kan de minister de gedetailleerde cijfers per arrondissement mededelen van de evoluties tussen 2005 en 2009, zodat we een globaler beeld krijgen dan het beeld dat we nu hebben? Zijn er ook al cijfers voor het eerste kwartaal van 2010? Wordt die evolutie ook in 2010 bevestigd in de verschillende arrondissementen?
Is er een verklaring voor het relatief lage aantal feiten in Gent en het zeer hoge aantal feiten in Brussel? Is de aanpak inzake beveiliging verschillend?
Heeft de minister haar beleid ter zake gewijzigd naar aanleiding van deze verontrustende cijfers?
Wordt er in bepaalde buurten, onder andere in straten met juweliers, meer gepatrouilleerd?
Is de minister ten slotte van oordeel dat de daders van gewapende overvallen in België voldoende zwaar gestraft worden, of deelt ze het standpunt van Unizo dat hogere straffen voor een grotere afschrikking zouden zorgen?
19.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik heb hier een aantal gedetailleerde cijfers. Kan ik die aan de secretaris van de commissie geven? Naar mijn mening is het niet zo handig om alles hier voor te lezen.
De voorzitter: Geen probleem.
19.03 Minister Annemie Turtelboom: In 2007 waren er in totaal 2 112 gewapende overvallen en in 2009 vonden er 2 645 plaats. Historisch kenmerkt het probleem zich door een concentratie in de arrondissementen Brussel, Luik, Charleroi, Mons en Antwerpen. De beeldvorming toont dat de meest gekende dadergroepen, waaronder onder meer jeugdbendes, afkomstig zijn uit en actief zijn in die regio’s.
Mede in het kader van de prioriteiten van het nationale veiligheidsplan, zet de politie haar inspanningen verder in de strijd tegen de gewapende overvallen. Als voorbeeld kan ik het actieplan in Charleroi aanhalen, dat op termijn zeker zijn vruchten afwerpt, zoals we nu al in de statistieken kunnen vaststellen.
Naar aanleiding van de incidenten de voorbije weken in Brussel, heeft ook de regering een plan uitgewerkt, waarbij we een verstrenging van de straffen voor het dragen van zware wapens hebben doorgevoerd.
Voor de concrete onderzoeken werd een bijzondere taskforce wapens opgericht met onder meer rechercheurs van de federale gerechtelijke politie Brussel en van de Brusselse lokale politiekorpsen.
De klemtoon wordt gelegd op de strijd tegen de wapentrafiek en de gewapende overvallen in het gerechtelijk arrondissement Brussel. Er is door mijn collega van Justitie een wet in de maak om straffen te verzwaren bij het gebruik van zware wapens. Daarmee geven wij een duidelijk signaal tegen het gebruik van die zware wapens.
19.04 Bart Laeremans (VB): U geeft een begin van een antwoord wat betreft hogere straffen.
Het is echter niet enkel het gebruik van zware wapens. Ook iemand die met een mes een overval pleegt, pleegt een gewapende overval. Hetzelfde met een neppistool. Ook daar zou men voldoende zwaar moeten straffen. De juweliers en Unizo stellen vast dat de straffen veel te laag zijn en vooral dat de opgelegde straffen niet worden uitgevoerd. Ik weet ook wel dat dat vooral het probleem van justitie is, maar op die manier moedigen justitie en de algemene laksheid van ons veiligheidsapparaat de criminaliteit steeds verder aan.
U zei dat de oorzaak was dat de daders vooral in die streek wonen. Maar waarom wonen ze hier, waarom komen ze naar hier? Omdat het water altijd naar het diepste putje gaat, daar waar het systeem laks is en daar waar in de gevangenissen het grootste comfort geboden wordt trekken ze naartoe.
Het incident is gesloten.
20 Question de M. André Frédéric à la ministre de l'Intérieur sur "les moyens financiers supplémentaires dégagés pour les écoles du feu" (n° 21312)
20 Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de bijkomende financiële middelen vrijgemaakt voor de brandweerscholen" (nr. 21312)
20.01 André Frédéric (PS): Madame la
ministre, lors du dernier ajustement budgétaire, le gouvernement fédéral a
décidé de dégager une enveloppe de 32,5 millions d'euros pour soutenir la
sécurité civile sur l'ensemble du territoire et afin de commencer la mise en
oeuvre de la réforme des services d'incendie.
Dans ce montant global, 6 millions d'euros sont consacrés aux
écoles du feu en vue d'une intensification des efforts en matière de formation.
Madame la ministre, toutes les écoles du feu du pays, y compris
Bruxelles, sont-elles concernées par ce financement supplémentaire?
Comment ce montant va-il être reparti entre les différentes écoles du
feu? Des critères de répartition ont-ils été mis en place? Si oui, lesquels et
de quelle manière ont-ils été établis?
Quand les montants destinés à chaque école seront connus, allez-vous laisser le libre choix, en
matière de formation, à chaque établissement quant à la manière d'utiliser cette somme ou
allez-vous procéder de manière concertée avec chaque école du feu afin de
déterminer les pans de la formation qui doivent être améliorés?
En résumé, le fédéral interviendra-t-il dans la gestion de chaque
enveloppe destinée aux écoles du feu?
20.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Frédéric, avant tout, je souhaiterais rappeler que les moyens budgétaires octroyés à la formation ont considérablement été augmentés depuis l'année dernière. En effet, si 2,2 millions d'euros étaient consacrés à la formation en 2009, nous disposons pour l'année 2010 de 9,2 millions d'euros, soit une augmentation de plus de 300 %.
Mon objectif est d'octroyer davantage de moyens aux écoles du feu du pays, y compris à Bruxelles. La philosophie qui sous-tend ce projet consiste en un partenariat avec les écoles du feu en vue d'améliorer, de manière quantitative et qualitative, l'offre de formation pour les pompiers.
La manière dont ces crédits seront répartis sera discutée très prochainement avec les fédérations de pompiers et les écoles du feu.
Mon projet consiste à répartir ces crédits sur la base des orientations suivantes. Une première partie sera dédiée à une augmentation des subsides alloués aux écoles du feu par élève formé. Cela signifie que le montant des subsides perçus par les écoles du feu dépendra des offres et des efforts de celles-ci. Une seconde partie de notre soutien sera allouée aux écoles du feu sous la forme de crédits de fonctionnement et d'aides ponctuelles moyennant la conclusion d'une convention de fonctionnement entre le SPF et l'école du feu en question.
Actuellement, le montant du crédit de fonctionnement est peu élevé et ne couvre pas les frais de fonctionnement d'une école du feu. Le but recherché est de revoir ce montant à la hausse de manière significative. Les aides ponctuelles pourraient servir à l'amélioration de l'infrastructure des écoles du feu, à l'engagement d'un coordinateur ainsi qu'à fournir un soutien en matériel pédagogique et informatique pour permettre la réalisation des exercices virtuels.
Une troisième partie de notre soutien servirait à permettre aux écoles du feu d'élargir leur offre de formation, notamment en organisant des formations continues pour le cadre moyen et la formation destinée à l'obtention du brevet de chauffeur.
Pour ce qui concerne Bruxelles, une partie des crédits alloués pourrait être consacrée à l'organisation de formations linguistiques spécifiques.
L'allocation aux écoles du feu de ces sommes considérables sera naturellement assortie d'une intervention du SPF dans le suivi de l'utilisation des crédits accordés, dans un souci d'amélioration globale des formations dispensées et afin d'éviter une dispersion des moyens.
Une fois la convention de fonctionnement signée, l'école du feu sera libre de choisir les moyens à mettre en œuvre afin d'atteindre les objectifs convenus ensemble.
L'incident est clos.
21 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "mislukte repatriëringen" (nr. 20076)
21 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les rapatriements avortés" (n° 20076)
21.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in 2007 zijn ongeveer 9 000 illegalen uitgewezen, maar een kwart van de repatriëringen zou mislukt zijn. Als voornaamste reden wordt opgegeven dat men de identiteit van die mensen onvoldoende kan aantonen. Verschillende landen zouden ook slecht of niet meewerken aan de toegang voor uitgewezen asielzoekers. Het aantal mislukte repatriëringen, bijvoorbeeld door fel verzet, zou daardoor drastisch zijn gedaald.
Sinds deze legislatuur loopt er ook een project om tot een unieke identificatie te kunnen komen door de informatie over de identiteit met de verschillende bestaande databanken op het niveau van de Dienst Vreemdelingenzaken, Justitie en politie met elkaar te vergelijken.
Ik wil u vragen welke stappen en maatregelen er daaromtrent in de voorbije periode zijn genomen. Wat is de stand van zaken van de databanken? Hoe is die werking geëvolueerd?
Kunt u cijfers geven over het aantal uitgeprocedeerde asielzoekers in 2008 en 2009? In hoeveel gevallen was de reden het onvoldoende kennen van de nationaliteit?
Met hoeveel landen heeft België momenteel een samenwerkingsakkoord?
Wat zijn eigenlijk de meest voorkomende nationaliteiten waarvoor de terugname in het land van herkomst wordt geweigerd?
21.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Doomst, met betrekking tot de organisatie van de repatriëring werden verschillende delegaties ontvangen, onder meer uit Wit-Rusland, Mongolië en Brazilië, en werden preventiecampagnes opgestart, onder meer voor Congo en India. Protocollen werden ondertekend, onder meer ter uitvoering van het EU-re-admissieakkoord. Memoranda of Understanding, MOU’s, werden ook ondertekend, onder meer met Kosovo.
Het project om tot een unieke identificatie te komen, bevindt zich momenteel in de analysefase, meer bepaald de kwetsbaarheidsanalyse, dat de zwakke plekken in het systeem wil identificeren. De databank met vingerafdrukken van illegale vreemdelingen was reeds op 1 januari 2008 operationeel.
De evaluatie is zeker en vast positief te noemen. DVZ tracht deze databank verder te optimaliseren door synergie te zoeken en verder samen te werken met de federale politie.
In het jaar 2008 en 2009 werden respectievelijk 3 644 en 3 443 vreemdelingen gerepatrieerd. De repatriëring bestaat ook uit verwijderingen naar derdelanden in het raam van de bilaterale Dublinprocedure via de lucht.
Het aantal mislukte repatriëringspogingen wegens weigeringen van vertrek of andere redenen bedroeg in 2008 en 2009 respectievelijk 1 166 en 1 436. Het kan dus voorkomen dat voor een vreemdeling meerdere pogingen zijn mislukt. Soms wordt een repatriëring ook geannuleerd wegens nieuwe procedures: gerechtelijke procedures, ziekte enzovoort. Het is echter niet omdat een repatriëring in eerste instantie mislukt, dat ze mislukt na de organisatie van een escorte. Voor de helft van de vertrekweigeraars of mislukte repatriëring wordt een escorte georganiseerd, wat meer slaagkansen heeft.
Het is moeilijk vast te stellen hoeveel identificaties mislukten door het niet kennen van de nationaliteit. Niet-identificatie heeft tot gevolg dat er zelfs geen repatriëringspoging zal worden gepland. Het is wel zo dat in vele dossiers de identificatie uiteindelijk toch wordt bereikt, nadat de vreemdeling werd vrijgesteld. Voor sommige landen duurt het identificatieproces immers lang omdat alles in het land zelf gecontroleerd dient te worden. Indien de DVZ een positieve identificatie ontvangt, nadat de vreemdeling is vrijgesteld, kan dit, voor zover deze persoon nog steeds in illegaal verblijf is en hij of zij nog aangetroffen wordt, alsnog leiden tot een repatriëring.
België heeft sedert 2006 met 6 landen een memorandum of understanding afgesloten. Met 7 landen lopen nationale onderhandelingen voor memoranda of understanding over readmissie. Ik wil erop wijzen dat een samenwerkingsakkoord niet noodzakelijk is aangezien met bepaalde landen goed wordt samengewerkt in het raam van de readmissie zonder het bestaan van een formeel akkoord.
Een land weigert de terugname wanneer haar onderdanen niet toestemmen met een repatriëring. Het gaat hierbij over Iran.
21.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het heel concrete antwoord.
Ik neem aan dat de kwetsbaarheidsanalyse van de unieke identificatie niet heel lang meer zal duren en dat wij erop mogen rekenen dat dit nog dit jaar kan worden afgerond?
L'incident est clos.
Le président: La question n° 20096 de Mme Yalçin est reportée à sa demande.
22 Vraag van mevrouw Ilse Uyttersprot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de gesprekken in het kader van de regularisatieaanvragen" (nr. 20130)
22 Question de Mme Ilse Uyttersprot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les discussions dans le cadre des demandes de régularisation" (n° 20130)
22.01 Ilse Uyttersprot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in de stad Aalst werden recent 129 nieuwe regularisatiedossiers ingediend. Het gaat daarbij enkel over de rechtstreeks ingediende. Als burgemeester nodigde ik alle kandidaten uit om hun lokale verankering na te gaan. Tijdens deze gesprekken werd kort de kennis van de taal getest en werd nagegaan in hoeverre men sociale en economische binding had met de stad, hoe het gesteld was met het werkverleden en de werkbereidheid en of men in de mogelijkheid was in eigen levensonderhoud te voorzien.
Uit deze gesprekken kwamen adviezen naar voren, waarvan slechts 30 % positieve, die werden geformuleerd ten opzichte van de Dienst Vreemdelingenzaken in Brussel. Vandaar mijn volgende vragen.
Al die dossiers zijn reeds afgewerkt wat Aalst betreft. Wanneer meent u uitspraak te zullen kunnen doen in deze dossiers, zodat alles afgerond is? In welke mate zult u rekening houden met de adviezen over lokale verankering die door de burgemeester werden verstrekt? Zijn er criteria die meer of minder worden overwogen? Gebeurt er een weging van de criteria bij het vellen van uw oordeel?
22.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, de omzendbrief van 21 juni 2007 stelt dat de gemeentebesturen binnen de tien dagen volgend op de aanvraag een woonstcontrole dienen uit te voeren en dat de aanvraag in geval van positieve woonstcontrole zonder verwijl en samen met dit woonstverslag naar de Dienst Vreemdelingenzaken moet worden doorgezonden. Deze regel kent geen uitzonderingen. Hoewel diezelfde omzendbrief de burgemeester of diens gemachtigde uitnodigt een advies te voegen bij deze doorgezonden aanvraag mag de voorbereiding van dit advies dus geen afbreuk doen aan het eerbiedigen van deze termijnen.
De omzendbrief stelt ook expliciet dat de gemeente de aanvragen noch de verantwoordingsstukken mogen onderzoeken. Adviezen kunnen verstrekt worden maar zij mogen de doorzending van de aanvragen niet vertragen en er mag geen uitspraak gedaan worden omtrent wie in aanmerking komt voor regularisatie. Deze uitspraak komt immers uitsluitend de minister of diens gemachtigde toe.
Wat de beslissingen betreft, herhaal ik dat de wetgever geen termijn oplegt voor uitspraak in regularisatiedossiers.
Betreffende uw vraag over het gewicht dat een dergelijk advies heeft, kan ik u zeggen dat uw advies een element is van het dossier waarmee rekening wordt gehouden.
22.03 Ilse Uyttersprot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, sta mij toe heel nauwlettend op het resultaat van de dossiers in kwestie te zullen toezien.
Het zou mij erg ontgoochelen, mocht zowel inzake duurzame verankering als inzake lokale verankering een negatief advies voor het eventueel in aanmerking komen van de betrokkenen voor regularisatie zou worden gegeven.
Wij zullen alle desbetreffende dossiers echter opvolgen en nakijken.
L'incident est clos.
De voorzitter: Vraag nr. 20234 van de heer Bonte wordt afgevoerd omdat hij niet aanwezig is.
23 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het aantal illegalen in België" (nr. 20313)
23 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "le nombre d'illégaux en Belgique" (n° 20313)
23.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, een tweetal jaren geleden werd door de Erasmusuniversiteit van Rotterdam onderzocht hoeveel mensen in België in moeilijke omstandigheden onwettig verblijven. Dat blijken er toch een honderdduizendtal te zijn. De meerderheid daarvan kwam naar ons land uit economische overwegingen.
Wordt er opvolging gegeven aan dit onderzoek? Werden nog soortgelijke onderzoeken verricht door andere instanties of mogelijkerwijze gepland? Hebt u zelf ook zicht op het aantal illegalen dat momenteel in ons land zou verblijven? In dat onderzoek werd ook een aantal maatregelen voorgesteld. Zijn er maatregelen waaraan u eventueel een passend gevolg zou willen geven?
23.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Doomst, terwijl het rapport op het eerste gezicht interessant kan lijken als wetenschappelijk werkstuk, meer bepaald het hoofdstuk criminaliteit, blijkt het in de praktijk moeilijk om alle geformuleerde voorstellen in concrete beleidsmaatregelen om te zetten. Tevens komt vooral in de aanbevelingen tot uiting dat op het terrein hoofdzakelijk mensen uit de sector van de maatschappelijke dienstverlening werden geïnterviewd.
In België werd een dergelijke studie nog niet verricht, om reden dat schattingen van mogelijke personen in onregelmatig verblijf op zich weinig bruikbaar materiaal bevatten om concrete aanbevelingen te formuleren. Immers, ieder onderzoek gaat uit van een aantal zelfgekozen parameters. In feite werd reeds een deel van deze aanbevelingen uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld de aanpassing van de asiel- en regularisatieprocedure en het promoten van de vrijwillige terugkeer.
Bij mijn weten was op de achttiende oktober 2006 in Nederland een studie klaar van de hand van professor van der Heijden van de universiteit Utrecht. Hierbij schatte hij het aantal niet-Europeanen in onregelmatig verblijf in Nederland tussen de 62 320 en de 113 912, met een betrouwbaar beeld van ongeveer 90 %.
De Dienst Vreemdelingenzaken baseert zich daarentegen op de reële cijfers van de intercepties op het terrein van personen in onregelmatig verblijf. Op basis daarvan maakt DVZ periodieke trendanalyses, die dan gepaard gaan met voorstellen. Op die manier worden onder meer de prioriteiten bepaald, waardoor er in samenwerking met de politie- en de inspectiediensten controleacties worden opgezet.
23.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, kunt u dus bevestigen dat het cijfer ook bij ons toch rond de 100 000 te situeren zal zijn?
Ik ga ermee akkoord dat u zegt dat de cijfers geen echt uitgangspunt zijn, maar ze geven wel een idee van de grootte van het probleem, en van de grootte van de nood aan eventuele aanpassingen aan de in- en uitstroom.
23.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: (…) bevestigen.
L'incident est clos.
24 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "trouwlustige allochtonen" (nr. 20359)
24 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les allochtones désirant contracter mariage" (n° 20359)
24.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, Marokkaanse en Turkse mensen uit Nederland komen nog altijd tijdelijk in Vlaanderen wonen omdat de voorwaarden voor een huwelijk met een partner uit hun land van herkomst minder streng zouden zijn. In Nederland worden er veel strengere voorwaarden gesteld aan het inkomen, de leeftijd en bloedbanden.
Men vestigt zich gedurende een korte termijn in Vlaanderen, waarna men met zijn partner terugkeert naar Nederland. De Belgiëroute is bekend. Men wou daar iets aan doen, maar het is blijkbaar niet gemakkelijk om daaraan te werken. Nederland zou bovendien de regels nog willen aanscherpen, wat eventueel de route naar ons land nog zou vergroten.
Geldt deze situatie ook voor onze andere buurlanden? Is er hiernaar reeds onderzoek gebeurd? Wat hebt u reeds ondernomen? Werd hierover reeds met de Nederlandse regering overleg gepleegd?
24.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Doomst, voorafgaand wens ik graag nogmaals te wijzen op het feit dat ik de strijd tegen misbruiken inzake gezinsmigratie en migratie op basis van partnerschappen centraal stel. Ik verwijs hiervoor naar mijn beleidsnota en naar de beslissingen die de regering op 9 november genomen heeft. Zoals aangekondigd, werken mijn diensten momenteel de nodige juridische teksten uit.
Op het vlak van de gezinshereniging worden wij geconfronteerd met een EU-context. Er moeten in dit verband meer bepaald verschillende Europese richtlijnen gerespecteerd worden. De situatie die u aanhaalt, is dan ook niet louter een Belgisch fenomeen. Men zou veeleer moeten spreken van een Europaroute. De verhouding met Nederland is bijzonder, omdat het land zelf bijvoorbeeld strenge voorwaarden oplegt aan de eigen Nederlandse onderdanen die zich willen laten verenigen. Wanneer de Nederlanders naar België komen, zijn wij echter gebonden door de EU-regelgeving waarover ik zonet sprak en is de beleidsruimte dus erg beperkt.
Dit fenomeen is reeds onderzocht op wettelijk, administratief en procedureel vlak. Steeds moet echter worden vastgesteld dat België gebonden is aan de EU-context. Wat wel mogelijk is, is in elk geval een doorgedreven waakzaamheid aan de dag leggen en controleren of de voorwaarden met betrekking tot het vrije verkeer correct worden nageleefd. Dit werd ook reeds door de bevoegde ministers in het verleden aangehaald. De aanpak lijkt mij dan ook te liggen in een doorgedreven samenwerking van de verschillende Belgische instanties. Ik denk hierbij aan het controleren van het feit of de EU-burger ook daadwerkelijk verblijft in België, het controleren van de beroepsactiviteit of van de aanwezigheid van bestaansmiddelen. Een oplossing ten gronde ligt echter inderdaad op EU-niveau.
Persoonlijk heb ik hierover nog geen overleg gepleegd met mijn Nederlandse collega.
24.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord waaruit duidelijk blijkt dat wij dit inderdaad in een Europese context zullen moeten aanpakken.
Ik neem aan dat u in het vooruitzicht stelt dat daarover nog contact zal worden opgenomen met Nederland. Ik neem ook aan dat mogelijk in een instructie of een rondschrijven nog wat aandacht kan worden gevraagd voor deze problematiek.
24.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: In de tweede helft van dit jaar zou er een publicatie komen van de Europese Commissie over het beleid inzake gezinshereniging op Europees niveau.
L'incident est clos.
25 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de detentieduur" (nr. 20360)
25 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la durée de détention" (n° 20360)
25.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, door de wet van december 1980 mag de Dienst Vreemdelingenzaken over de detentie van een vreemdeling beslissen, zij het enkel voor de duur die echt nodig is voor de uitvoering van een uitwijzingsmaatregel.
Normaal bedraagt de bedoelde duur twee maanden. Indien de noodzakelijke stappen voor de uitwijzing van de betrokkene in de loop van zeven werkdagen vanaf het moment dat de vreemdeling werd opgesloten, werden ondernomen, kan voornoemde termijn eventueel met twee maanden worden verlengd. Na vier maanden detentie kan enkel de minister de detentieperiode nog verlengen.
Een andere zaak is dat de detentieduur soms onbeperkt is. Wanneer een gedetineerde bij een uitwijzingspoging weerstand biedt, neemt DVZ een nieuwe beslissing tot detentie.
De problematiek waarvan sprake is blijkbaar al meermaals op Europees niveau besproken.
Daarom heb ik de volgende vragen.
Wat was de voorbije jaren de gemiddelde detentieduur?
Hoeveel verlengingen zijn er ter zake effectief door de staatssecretaris bevestigd?
Welke vorderingen in de problematiek werden het voorbije jaar gemaakt?
Welke maatregelen werden reeds getroffen om de omstandigheden te verbeteren?
In welke mate wordt de problematiek nog nader op Europees niveau besproken?
25.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Doomst, als u het mij toestaat, zal ik u het antwoord op uw eerste en tweede vraag schriftelijk geven. Het neemt enige tijd in beslag als ik de cijfers hier citeer.
U vroeg naar de maatregelen om de centra meer humaan te maken. In 2009 werd een budget in het leven geroepen om de levensomstandigheden in de centra te verbeteren. De bedoeling was een aantal budgettaire injecties te geven op het vlak van de verfraaiing van de centra en van de organisatie van de activiteiten. In alle centra werden met dit geld schilderwerken uitgevoerd. Verder werd er voor ongeveer 84 000 euro aan duurzame goederen aangekocht. Iets meer dan 60 000 euro werd besteed aan kleinere projecten voor de bewoners.
Voorts werd het gebruik van de gsm in de vleugels ook in alle centra versoepeld. Er is een gsm van het centrum vrij beschikbaar, en elke bewoner kan gebruikmaken van zijn eigen SIM-kaart.
Wat de uitbreiding van de activiteiten van de bewoners betreft, staan twee personeelsgroepen in voor het organiseren van activiteiten tijdens hun verblijf. Leerkrachten verzorgen educatieve activiteiten. Opvoeders verzorgen alle andere soorten activiteiten: recreatief, creatief, cultureel of sportief.
Voor de optimalisering van de opvang van specifieke bewonersgroepen worden in het raam van het moderniseringsproject ter zake initiatieven genomen om de humane opvang van de bewoners efficiënter te garanderen. Er zijn zowel centruminterne als centrumexterne initiatieven. Ik geef als voorbeeld van centrumexterne activiteiten dat bewoners die niet in centra kunnen worden opgevangen een gepaste zorgverstrekking en omkadering ontvangen buiten het centrum.
Op Europees niveau wordt de duur van bewaring vermeld in artikel 15 van richtlijn 2008/115/EG die voor 24 december 2010 moet worden omgezet door de lidstaten. Dit is de zogenaamde “directive retour.”
Het eerste lid bepaalt het volgende: “Tenzij in bepaalde gevallen andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, kunnen de lidstaten de onderdanen van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt alleen in bewaring houden om zijn terugkeer voor te bereiden en/of om de verwijderingprocedure uit te voeren.
Dat geldt met name indien er risico op onderduiken bestaat of de betrokken onderdaan van een derde land de voorbereiding van de terugkeer of de voorbereidingsprocedure ontwijkt of belemmert. De bewaring is zo kort mogelijk en duurt niet langer dan de voortvarend uitgevoerde voorbereiding van de verwijdering”.
In het vijfde lid wordt het volgende voorzien: “De bewaring wordt gehandhaafd zolang de in lid 1 bedoelde omstandigheden zich voordoen en zij noodzakelijk is om een geslaagde verwijdering te garanderen. Iedere lidstaat stelt een maximale bewaringsduur vast, die niet meer dan zes maanden mag duren”.
Het zesde lid voegt daaraan nog het volgende toe: “De lidstaten kunnen de in lid 5 bedoelde termijn overeenkomstig de nationale wetgeving slechts in beperkte mate en ten hoogste met nog eens twaalf maanden verlengen indien de verwijdering, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen omdat de betrokken onderdaan van een derde lidstaat niet meewerkt of de nodige documentatie uit derde landen op zich laat wachten”.
25.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij zullen dus dit jaar de Europese richtlijn omzetten. Ik kijk ook uit naar de cijfers en ik bedank u omdat u die wilt bezorgen.
25.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik heb de gemiddelde duur en het aantal verlengingen ter beschikking.
L'incident est clos.
26 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "een instelling voor asielzoekers met gedragsproblemen" (nr. 20361)
26 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "un établissement pour les demandeurs d'asile présentant des troubles comportementaux" (n° 20361)
26.01 Michel Doomst (CD&V): Toenmalig minister van Asiel en Migratie Turtelboom heeft in 2008 gepleit voor een instelling van asielzoekers met zware gedragsproblemen. De bedoeling was om dit soort van agressieve mensen af te zonderen. Er was in een capaciteit van 160 bewoners voorzien. De voorkeur van de Regie der Gebouwen ging uit naar een nieuw transitcentrum maar dat stond nog niet volledig vast. Ook de wijze van financiering was nog onduidelijk.
Wat is de stand van zaken? Zijn die plannen aangepast? Is er duidelijkheid over die financiering?
26.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik zie geen heil in zulk centrum dat te veel gelijkenissen zou vertonen met een gevangenis. Eveneens ontbreekt de financiële ruimte voor de bouw van zulk specifiek centrum.
Andere procedures, onder meer met Justitie voor gedetineerden die weldra vrijkomen, en met Volksgezondheid en de verenigingssector voor personen met psychische stoornissen, worden momenteel bestudeerd en dienen te worden bevoorrecht.
26.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik neem aan dat de zorg voor dit soort van gedrag zal worden geïncorporeerd in de bestaande instellingen. Uit uw antwoord kan ik veronderstellen dat dit op het terrein binnen de huidige omkaderingsmogelijkheden volstaat.
L'incident est clos.
27 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de strijd tegen illegale transitmigratie" (nr. 20362)
27 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la lutte contre la migration illégale de transit" (n° 20362)
27.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in de strijd tegen transitmigratie vonden vorig jaar tussen de minister van Binnenlandse Zaken en haar buitenlandse collega’s een aantal ontmoetingen plaats. Zo maakte zij afspraken met haar Franse collega over de versterking van de operationele samenwerking. Er zouden gezamenlijke middelen worden ingezet en op ministerieel niveau zouden regelmatig ervaringen worden uitgewisseld.
Mijnheer de staatssecretaris, wat is de huidige stand van zaken in de aanpak van deze problematiek? Welke invloed heeft de sluiting van de jungle in Calais op de illegale transitmigratie in ons land tot nu toe? Welke acties werden vorig jaar verricht? Met welke andere landen wordt momenteel nauw samengewerkt? Hoeveel controleacties verrichtte DVZ en wat zijn de resultaten hiervan?
27.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Doomst, na de ontmanteling van het vluchtelingenkamp in Calais in september 2009 worden minder illegale vreemdelingen in Frankrijk aangetroffen, van 3 400 intercepties per maand naar 1 700 intercepties per maand door de Franse politie.
Na deze ontruiming in Calais, die vooral gericht was tegen illegale Afghaanse immigranten, was er noch in de haven van Zeebrugge noch in de haven van Oostende een significante verhoging van het aantal onregelmatige Afghanen dat er werd aangetroffen. Het aantal onregelmatige vreemdelingen dat werd onderschept in de havengebieden van Zeebrugge en Oostende in de maanden september, oktober, november, december en januari was respectievelijk 170, 268, 196, 83 en 205.
De samenwerking in de aanpak van de illegale transitmigratie naar het Verenigd Koninkrijk speelt zich vooral af op politioneel niveau. Zo is er de Frans-Belgische werkgroep Strijd tegen de illegale migratie. Deze werkgroep komt tweemaal per jaar samen. De nadruk ligt op de aanpak van de migratie naar het Verenigd Koninkrijk via de Franse en Belgische havens. De DVZ neemt als Belgische immigratiedienst ook deel aan deze werkgroep met het oog op het uitwisselen van strategische informatie.
Zoals gezegd is de samenwerking met de andere buurlanden en de daarbij horende acties vooral op het politionele vlak gelegen, aangezien de acties worden opgezet door de politiediensten aan de grenzen. Daarvoor is mijn collega van Binnenlandse Zaken bevoegd.
Ik kan u wel meedelen dat sinds de 21ste januari de actie Mousson loopt bij de verschillende politiediensten te Oostende, Brugge en Zeebrugge. De DVZ van zijn kant verricht geen controleacties.
Ten slotte wil ik u meegeven dat er recent contact is geweest met de Franse minister van Migratie, de heer Besson, en dat er op 23 maart een vergadering was gepland met de Franse en Nederlandse collega’s. Die vergadering werd echter wegens agendaproblemen uitgesteld.
27.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor de verduidelijkende cijfers die aangeven dat het politioneel opgezet samenwerkingsverband dat de voorbije maanden nauwgezet is opgevolgd tot resultaten leidt op het terrein.
L'incident est clos.
28 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het Rijksregister als postbode tussen de dienst Vreemdelingenzaken en justitie" (nr. 20381)
28 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le Registre national comme intermédiaire entre l'Office des étrangers et la justice" (n° 20381)
28.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, naar aanleiding van de zaak-Simon Wijffels waarin Oekraïnse daders betrokken waren, richtte minister Turtelboom een werkgroep op die de mogelijkheid moest onderzoeken om het Rijksregister te gebruiken als een soort postbode tussen DVZ en Justitie. Het doel was de situatie te analyseren en een volledige oplossing met alle betrokkenen te vinden.
Wat is de stand van zaken in het onderzoek? Wat leert de analyse van de situatie ons? Welke verbeteringen of aanpassingen werden reeds naar voren geschoven?
28.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Doomst, het was effectief de wens van het openbaar ministerie om te worden geraadpleegd wanneer een bevel om het grondgebied te verlaten, door de Dienst Vreemdelingenzaken aan een vreemdeling wordt afgegeven.
De aanvankelijk bedachte oplossing, namelijk de infrastructuur van het Rijksregister gebruiken om de informatie door te geven zonder op te slaan op het niveau van het Rijksregister, werd niet aangehouden.
Tijdens de vergadering van 20 maart 2009 tussen de vertegenwoordigers van het parket, de FOD Justitie, het rijksregister en de DVZ werd beslist om een verwittigingsprocedure in te stellen, zonder dat men hierbij het Rijksregister nog eens moet passeren.
In dat verband werden discussies gevoerd met het oog op de uitwerking van een omzendbrief van het College van procureurs-generaal. Voor meer informatie over de omzendbrief zelf verwijs ik u graag naar de minister van Justitie.
28.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik zal gevolg geven aan uw wijze raad en bij de collega van Justitie informeren hoever het staat.
Het incident is gesloten.
Le président: Les questions jointes n° 20641 et n° 30642 de Mme De Maght sont reportées à sa demande.
La question n°20856 de M. Jadot est transformée en question écrite.
29 Vraag van de heer Roland Defreyne aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de creatie van structurele opvangplaatsen" (nr. 20877)
29 Question de M. Roland Defreyne au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la création de places d'accueil structurelles" (n° 20877)
29.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, uw collega, staatssecretaris Courard, vroeg in het kader van de begrotingscontrole 45 miljoen euro extra om de crisis in de asielopvang onder controle te krijgen. Hij ontving 20 miljoen euro. Die middelen zijn blijkbaar broodnodig om nieuw personeel te kunnen aanwerven en de oplopende hotelkosten te vermijden.
Ik lees in een antwoord van staatssecretaris Courard van gisteren in de Senaatscommissie voor de Binnenlandse Zaken dat op vandaag nog 1 184 asielzoekers worden opgevangen in de hotels, dat 2 500 mensen niet kunnen worden toegewezen aan een opvangcentrum en dus eigenlijk op straat staan en – ook een belangrijk cijfer – dat al 231 000 euro zou betaald zijn aan 38 asielzoekers ingevolge gerechtelijke uitspraken.
De noodzaak aan structurele opvangplaatsen, mijnheer de staatssecretaris, behoeft uiteraard geen verder betoog. Pleitend voor een humaan, maar vooral efficiënt asiel- en uitwijzingsbeleid, zou ik graag van u het volgende vernemen.
Welke voorzieningen zullen met de extra middelen worden gefinancierd?
Hoeveel extra structurele plaatsen zijn op vandaag gerealiseerd sinds september vorig jaar?
Welke inspanningen zijn geleverd sinds diezelfde datum om het asiel- en uitwijzingsbeleid op elkaar af te stemmen? Hoeveel personen wordt momenteel een onderdak verschaft die in principe uitgewezen hadden moeten zijn?
29.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Defreyne, ik kan u alleen verwijzen naar mijn collega Courard. Al die vragen over het aantal plaatsen of het aantal personen moeten aan hem worden gericht.
29.03 Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik betreur het een beetje dat er weinig onderlinge communicatie is tussen u en uw collega en dat de vragen niet onder elkaar kunnen worden doorgespeeld. Dan zou het natuurlijk beter geweest zijn dat die vraag hier niet werd geagendeerd en gewoon werd doorverwezen.
29.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De volgende keer wil ik dat doen. Al die vragen kunnen alleen door hem worden beantwoord.
29.05 Roland Defreyne (Open Vld): Het zou voor mij geen probleem geweest zijn, mocht u de vraag hebben doorverwezen naar collega Courard. Als ik dat vandaag moet vernemen, is dat een beetje laat.
29.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Inderdaad.
Le président: Que fait-on avec cette question? La reporte-t-on ou la transfère-t-on au ministre compétent?
29.07 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Personnellement, je ne connais pas la façon de procéder.
Le président: Est-ce permis? S'il adresse sa question par écrit, il ne recevra pas de réponse avant trois siècles!
29.08 Roland Defreyne (Open Vld): Ik kan ze omzetten in een schriftelijke vraag, mijnheer de voorzitter!
29.09 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Maar gericht aan de heer Courard.
Le président: On la transforme en question écrite et on l'adresse à M. Courard!
29.10 Roland Defreyne (Open Vld): Vous en chargez-vous, monsieur le président?
Le président: Puis-je vous en charger, monsieur le fonctionnaire? Oui!
Nous allons vérifier, monsieur Defreyne. Nous allons suivre la procédure. Si elle échoue, nous vous le ferons savoir!
29.11 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik laat het u weten!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 20905 de M. Kristof Waterschoot est reportée.
30 Question de M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la collaboration entre les services chargés de l'accueil (Fedasil) et l'Office des étrangers" (n° 21003)
30 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de samenwerking tussen de diensten die instaan voor de opvang (Fedasil) en de Dienst Vreemdelingenzaken" (nr. 21003)
30.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, il s’agit du suivi d’une question précédente que ma collègue Sofie Staelraeve et moi-même avions adressée à M. le secrétaire d'État, le 24 mars dernier.
Nous vous interrogions alors sur la conclusion du protocole d'accord que nous attendons depuis de nombreuses années entre Fedasil et l'Office des étrangers. Dans votre réponse, vous nous expliquiez que le processus était lancé et que des engagements étaient pris en vue d’aboutir très rapidement à un texte. Des lettres de mission avaient notamment été envoyées à Fedasil et à l’Office des étrangers. Vous nous annonciez que le protocole serait conclu avant les vacances de Pâques et qu’il pourrait être mis en œuvre.
Monsieur le secrétaire d'État, les vacances de Pâques étant derrière nous, l’accord a-t-il réellement été engrangé et signé? Est-il d’application? Sous quelle forme?
30.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur Baeselen, avec mon collègue Philippe Courard nous sommes parvenus à un accord sur un texte de protocole avant la fin du mois de mars 2010. Vous n'ignorez pas que ces textes doivent faire l'objet d'un accord du gouvernement, ce qui est assez normal. Dès que l'ensemble du gouvernement aura marqué son accord sur ce protocole, il pourra directement entrer en vigueur. Il faut évidemment pour cela que l'ensemble des partenaires marquent leur accord.
30.03 Xavier Baeselen (MR): Et où en est-on? Ce texte est-il soumis à la discussion d'une réunion intercabinet?
30.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Cela a déjà été fait.
30.05 Xavier Baeselen (MR): Donc, il est sur la table du gouvernement?
30.06 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Non, il faut que tout le monde marque son accord au sein du gouvernement, de manière collégiale.
30.07 Xavier Baeselen (MR): Et ce n'est pas le cas pour l'instant?
30.08 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Non.
30.09 Xavier Baeselen (MR): D'accord.
Het incident is gesloten.
- M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les régularisations" (n° 21083)
- Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "des demandes de régularisation frauduleuses" (n° 21109)
- M. Jean Marie Dedecker au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le traitement des demandes de régularisation" (n° 21152)
- de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de regularisaties" (nr. 21083)
- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "frauduleuze regularisatieaanvragen" (nr. 21109)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de behandeling van regularisatieaanvragen" (nr. 21152)
Le président: Monsieur Baeselen, vos collègues sont absents mais je travaille avec les députés présents. On verra s'ils arrivent dans un délai raisonnable.
31.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, le but de ma question est d'assurer le suivi d'un débat que nous avons eu en séance plénière sur les régularisations. Je rappelle le contexte très précis de ma question. Je ne serai pas très long mais j'espère obtenir une réponse précise sur un point particulier.
Ma question porte sur les dossiers de régularisation pour lesquels les personnes auraient, à l'appui de leur demande, introduit de faux documents. Prenons un exemple très concret: un faux contrat de travail.
La circulaire issue de l'accord de gouvernement sur les régularisations stipulait qu'une demande de régularisation n'était, je cite: "pas applicable ni aux personnes constituant un danger actuel pour l'ordre public ou la sécurité nationale ni aux personnes ayant tenté de manière manifeste de tromper les pouvoirs publics belges ou ayant commis une fraude". Je suppose que si l'on dépose un faux contrat de travail, on est considéré comme trompant de manière manifeste les pouvoirs publics belges ou ayant commis une fraude, et partant qu'on ne peut pas obtenir une régularisation.
En séance plénière, vous aviez répondu, ce que je peux comprendre, que vous souhaitiez que les dossiers soient traités et examinés même en cas de soupçons de fraude et ce, tout simplement pour éviter d'éventuelles contestations devant le Conseil d'État ou le Conseil du contentieux des étrangers. Vous aviez ajouté – c'est cela qui m'a inquiété – que la fraude était prise en considération et qu'elle pouvait être cause d'exclusion. J'ai bien relu le compte rendu de votre réplique.
Confirmez-vous qu'une personne qui dépose de faux documents dans un dossier de régularisation peut voir son dossier aboutir à une régularisation? Ou confirmez-vous la phrase reprise dans la circulaire indiquant qu'il n'y a pas de régularisation pour les personnes qui tentent de tromper de manière manifeste les pouvoirs publics en ayant commis une fraude?
31.02 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de minister, ik verwijs naar de vraag van mijn voorganger. Tijdens het vragenuurtje in de plenaire vergadering hebt u verklaard dat het juridisch onmogelijk is om een regularisatieaanvraag te weigeren louter en alleen op basis van een vaststelling van valse documenten.
U gaf toen als verklaring dat hogere internationale rechtsregels, onder andere de artikelen 3 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en de Raad van State een dergelijke werkwijze zouden verhinderen. Een regularisatiedossier met bijvoorbeeld een vals arbeidscontract kan hierdoor volgens u in aanmerking komen voor een positieve beslissing als aan andere criteria is voldaan.
Ik heb toen geantwoord fraus omnia corrumpit. Blijkbaar niet volgens u. Anders handelen zou volgens u een groter risico op vernietiging opleveren als tegen de weigeringsbeslissing beroep zou worden aangetekend.
Navraag en studie – ik kon dat moeilijk doen tijdens het vragenuurtje – leren evenwel dat uw redenering juridisch gezien volkomen fout is, mijnheer de minister. Een regularisatie is steeds een gunst en nooit een recht. Bovendien houdt de weigering van regularisatieaanvraag geen weigeringsmaatregel in waardoor een dergelijke beslissing onmogelijk kan conflicteren met artikel 3 noch artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dat is vaste rechtspraak van zowel de Raad van State als de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Een vernietiging van een weigering van regularisatieaanvraag wegens schending van deze artikelen is in de rechtspraak onbekend.
Vandaar dat ik u twee vragen voorleg.
Ten eerste, kunt u voorbeelden geven van rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen of van de Raad van State waarnaar u tijdens de plenaire vergadering en in de media verwees? Kunt u voorbeelden geven van rechtspraak die stelt dat een weigering van regularisatie een schending zou kunnen uitmaken van artikel 3 of artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens?
Ten tweede, is er al beroep aanhangig gemaakt bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen tegen weigeringen van regularisatie in het kader van de laatste regularisatiecampagne? Het gaat zuiver daarover. Zo ja, werden er al weigeringsbeslissingen vernietigd? Dat zijn mijn twee vragen.
31.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, de instructienota van 19 juli 2009 inzake de toepassing van het oude artikel 9/3 en het artikel 9 bis van de Vreemdelingenwet voorzag in zijn algemene slotbepalingen uitsluitingsgronden. Meer bepaald was de instructie niet van toepassing op personen die een actueel gevaar vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid, of op personen die de Belgische autoriteiten manifest proberen te misleiden of fraude hebben gepleegd. Daarmee antwoord ik op een vraag die werd herhaald door de heer Baeselen.
Wanneer de fraude, bijvoorbeeld een vals arbeidscontract, betrekking heeft op determinerende en doorslaggevende elementen in het dossier, dan zal dat element niet in aanmerking worden genomen.
Derhalve zullen de vreemdelingen uitgesloten worden van een regularisatieaanvraag. Er zal dus nooit regularisatie worden toegekend op basis van fraude. Dat heb ik reeds gezegd en herhaald, en ik doe dat opnieuw.
Rechtspraak daarover bestaat zeer zeker, mijnheer Dedecker. Ik geef u een paar voorbeelden. Ik had andere voorbeelden kunnen nemen, maar ik vernoem er enkele: arrest 2208 van 3 oktober 2007, arrest 4703 van 11 december 2007, arrest 23248 van 19 februari 2009, arrest 24096 van 2 maart 2009. Ook kan ik Europese rechtspraak citeren: arrest Rutilli, Bouchereau, Orfanopoulos en Oliveri en arrest Calfa. Een zeer recent arrest van de Raad van State kan ik ook citeren: het arrest van 25 februari 2009 spreekt zich uit over het rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit. Dat is allemaal rechtspraak gebaseerd op de redenering die ook ik heb gevolgd in de plenaire vergadering en die ik verschillende keren heb herhaald.
Er zijn ook verschillende vragen gesteld over de 1 800 frauduleuze dossiers die DVZ naar het parket heeft gestuurd. Misschien kwam dat eerder aan bod in de door mevrouw Smeyers ingediende vraag, maar niet in de twee andere vragen. Ik heb daarover wel informatie, maar aangezien het nu niet aan bod kwam bij de twee vraagstellers, denk ik dat ik daarover meer dan duidelijk genoeg ben geweest.
31.04 Xavier Baeselen (MR): Je remercie le secrétaire d'État de sa réponse. Il s'est montré, selon moi, plus clair en commission qu'en séance plénière.
Comme vous l'avez confirmé aujourd'hui et ainsi que l'a repris le compte rendu, une personne qui a délivré un faux contrat de travail trompe manifestement les pouvoirs publics et n'obtiendra pas in fine de régularisation.
31.05 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de minister, bedankt vooral voor het antwoord op het eerste deel van mijn vraag.
Ik heb een tweede deel van mijn vraag. Het gaat over de nieuwe regularisatiecampagne. U zult dit niet zo noemen, maar het gaat over de tweede campagne die met beperkte voorlegging van documenten kan doorgaan. Mijn vraag daarover is heel precies. Het aantal van 1 800 frauduleuze aanvragen in de vraag van mevrouw Smeyers gaat over vorig jaar. Het gaat voor mij over de nieuwe campagne. Zijn er al mensen geweigerd tijdens die campgne? Zo ja, hoeveel? Hoeveel beroepen werden er tegen aangetekend?
31.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijn probleem is dat er al weigeringen zijn geweest, maar het is onmogelijk hierover een cijfer te geven. Er zijn immers regularisatiedossiers die werden ingediend tussen 15 september en 15 december maar die gebaseerd waren op criteria die stonden in de instructie die ondertussen werd vernietigd. Er zijn ook personen die procedures zijn blijven indienen op basis van artikel 9bis. Dit is altijd het geval geweest.
In het jaar 2008 was er geen regularisatiecampagne. Er werden wel zowat 15 000 dossiers ingediend. In de periode tussen 15 september en 15 december werden er ook dossiers ingediend. Een verschil maken tussen dossiers die gebaseerd zijn op de criteria die stonden in de instructie en zij die hierop niet gebaseerd zijn, is heel moeilijk.
Ik zal pas een antwoord kunnen geven op uw vraag als er beslissingen zijn van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Ik ben niet op de hoogte van een procedure die wordt ingediend bij de RVV. Bovendien moet ik wachten op een uitspraak om te weten op welk element de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zich baseert.
31.07 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn uitleg.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 21109 de Mme Smeyers est déclarée sans objet.
32 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen en aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de pastoor van Loyers en diens dubbelleven" (nr. 21271)
32 Question de Mme Annick Ponthier au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales et au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la double vie du curé de Loyers" (n° 21271)
32.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de staatssecretaris, begin april 2010 verscheen priester Kabongo, de huidige pastoor van Loyers nabij Namen voor de raadkamer. De reden voor zijn verschijning is dat de man jarenlang een dubbelleven leidde, zelfs een driedubbelleven, als wij de berichtgeving in de pers van vandaag mogen geloven, en op die manier schijnbaar meerdere inkomens genoot.
De Congolees zou dertien jaar geleden zijn geboorteland verlaten hebben en na omzwervingen in 1997 asiel in België hebben aangevraagd, wat lukte, Hij deed de aanvraag onder een valse naam. Zijn vrouw en kind werden nadien overgebracht. De heer Kabongo kreeg als behoeftige familievader OCMW-steun. Nog eens twee jaar later vroeg hij onder zijn echte naam weer asiel aan. Ditmaal deed hij dat als priester. Hij had zelfs een officieel lijkend theologiediploma. Dat bleek hij in Zwitserland te hebben behaald. Ook laatstgeonemde aanvraag werd goedgekeurd.
Enkele dagen geleden kon de politie het opmerkelijke dubbelleven ontmaskeren. De betrokkene werd meteen opgepakt en bekende de feiten.
Mijnheer de staatssecretaris, ik stel u bij voorgaande gegevens graag de hiernavolgende, korte, maar daarom niet minder belangrijke vragen. Kunt u voormelde feiten bevestigen?
Hoe is het mogelijk dat dezelfde persoon tweemaal asiel kan aanvragen?
Hoe is de zaak uiteindelijk aan het licht gekomen?
Ik heb ook een vraag over de diverse betrokken overheidsinstanties. Hadden zij niet voldoende informatie uit de gegevens bij de Kruispuntbank kunnen halen, om misbruiken, zoals de OCMW-steun, te voorkomen?
Mijn laatste vraag was eigenlijk aan de heer Courard gericht. Kan en zal de overheid de OCMW-steun terugvorderen?
32.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik heb een probleem met die vraag, omdat die betrekking heeft op de situatie van een persoon in het bijzonder. Ik kan overeenkomstig artikel 122 van het Kamerreglement op zo een vraag niet antwoorden. Dat artikel bepaalt immers dat vragen niet de situatie van een persoon in het bijzonder betreffen.
32.03 Annick Ponthier (VB): Sta me toe dan een algemene vraag te stellen in verband met de dubbele asielaanvragen. Gebeuren er ter zake misbruiken? Hoe vaak komt dat voor? Op welke wijze kan er misbruik gepleegd worden?
32.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik heb natuurlijk de cijfers daarover niet bij. Op zo een vraag kan ik natuurlijk antwoorden, maar niet op een vraag die slechts een persoon betreft. Ik kan dus alleen maar verzoeken om een nieuwe vraag in te dienen.
32.05 Annick Ponthier (VB): Dat zullen we doen.
Le président: L'erreur qui a été commise, c'est de l'avoir inscrite à l'agenda. Il y a là une ambiguïté et il me semble qu'on a souvent des débats sur des cas particuliers. Je voudrais attirer l'attention des services sur la nécessité de faire preuve de vigilance en la matière.
32.06 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: (...)
Le président: En effet, une question particulière telle qu'elle vient d'être énoncée est tout sauf générale.
J'attire donc l'attention des services sur la question car il me paraît maladroit de l'avoir acceptée comme telle.
Het incident is gesloten.
33 Question de M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les régularisations refusées" (n° 21193)
33 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het weigeren van regularisaties" (nr. 21193)
33.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, en réponse à une précédente question parlementaire, vous m'aviez annoncé le nombre de dossiers qui avaient abouti à un refus de régularisation. Vous aviez précisé que 8 758 personnes s'étaient vues refuser, en 2009, leur demande de régularisation.
À un moment donné se pose la question du rapatriement volontaire ou contraint des personnes en question. Je souhaiterais donc vous demander combien d'entre elles ont été rapatriées et combien sont en voie de l'être.
33.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur Baeselen, les personnes auxquelles la régularisation humanitaire a été refusée et qui n'ont, par conséquent, pas droit au séjour en Belgique reçoivent un ordre de quitter le territoire. Elles sont tenues de donner suite à cet ordre. Cela peut se faire, entre autres, en recourant au départ volontaire organisé par l'OIM ou par l'Office des étrangers. Si l'ordre n'est pas respecté, on peut procéder au rapatriement forcé.
En attendant leur éloignement, les personnes sont maintenues dans le centre fermé, et leur rapatriement s'organisera de la même façon que tous les autres. Après le vol, l'Office reçoit un rapport de la police fédérale de l'aéroport de Zaventem, avec l'indication du départ ou non des personnes à éloigner.
Mais je ne vois pas le chiffre que vous demandez, monsieur Baeselen.
Le président: Voulez-vous que nous reportions la question?
33.03 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Oui.
33.04 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, essayez de reporter la question à une prochaine commission.
Le président: Nous reportons donc la question n° 21193 de M. Xavier Baeselen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La question n° 21322 de Mme Karine Lalieux est reportée.
34 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le rapport d'Amnesty International intitulé 'Le piège Dublin II. Transfert de demandeurs d'asile vers la Grèce'" (n° 20959)
34 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het verslag van Amnesty International 'The Dublin II Trap - Transfers of Asylum-Seekers to Greece'" (nr. 20959)
34.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je vous ai interrogé le 20 janvier dernier à propos d'un vol spécial parti le 13 janvier emmenant à son bord une dizaine de candidats réfugiés, dont plusieurs Afghans, à destination de la Grèce, dans le cadre de l'application du règlement Dublin II.
Vous avez confirmé que ce vol était bien parti vers la Grèce. J'avais fait état à ce moment d'interdictions faites à plusieurs reprises à la Belgique par la Cour des droits de l'homme, dans le cadre de mesures provisoires, de renvoyer des candidats réfugiés vers la Grèce et d'un arrêt rendu par la chambre des mises en accusation de Bruxelles, qui affirme que "l'expulsion d'un Afghan vers la Grèce est, dans les circonstances actuelles, constitutive de traitements inhumains et dégradants".
Je vous demandais de faire cesser d'urgence les renvois des demandeurs d'asile vers la Grèce et de déclarer dans le cadre du règlement Dublin II la Belgique responsable du traitement de ces demandeurs d'asile. Vous m'avez répondu que les autorités grecques ont transposé les directives européennes, qu'elles sont aussi signataires de la Convention de Genève et que, par conséquent, les normes de base prévues dans ces directives et textes internationaux sont en théorie garanties, tout en précisant qu'il vous revient de veiller à ce que les droits des demandeurs d'asile soient respectés dans la pratique et que, pour ce faire, vous aviez pris un certain nombre de contacts informels avec le nouveau gouvernement mis en place depuis octobre 2009.
Il se fait qu'Amnesty International vient de sortir, il y a quelques jours, plus précisément ce 22 mars, un rapport intitulé The Dublin II trap. Transfers of asylum-seekers to Greece. Le rapport conclut que le transfert de demandeurs d'asile vers la Grèce depuis les États de l'Union européenne, en application du règlement Dublin, doit cesser immédiatement parce que la Grèce ne leur offre pas de protection. Ce rapport montre les défaillances de la procédure d'asile en Grèce et explique que les personnes renvoyées en Grèce par application du règlement Dublin sont exposées à de multiples violations de leurs droits fondamentaux et peuvent être renvoyées de force dans un pays où elles risquent de subir des persécutions, sans avoir pu bénéficier d'un examen satisfaisant de leur demande d'asile.
Quelle est votre position vis-à-vis de ce rapport? Allez-vous en tenir compte de sorte à amener la Belgique à aligner sa position sur celle des autres pays de l'Union européenne qui ne renvoient plus vers la Grèce dans le cadre du règlement Dublin II?
34.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, il y a déjà eu plusieurs rapports sur la Grèce, tant positifs que négatifs. Pour ce rapport, un certain nombre de réunions sont prévues afin d'en discuter.
Jusqu'à ce jour, aucune nouvelle procédure d'infraction n'a été initiée par l'Union européenne contre la Grèce.
À notre connaissance, il n'y a aucun pays de l'Union européenne qui a interrompu systématiquement des transferts à destination de la Grèce dans le cadre du règlement Dublin II.
Les suspensions de l'application de ce règlement se font dans certains pays, comme le nôtre, pour des groupes particuliers comme les personnes malades ou les mineurs.
La Belgique va attendre une position générale de l'Union européenne avant d'interrompre l'application du règlement Dublin II.
34.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'entends que vous allez quand même examiner attentivement ce rapport. J'espère que vous pourrez voir si d'autres catégories de personnes, par exemple celles qui viennent de pays en guerre comme l'Afghanistan ou l'Irak, ne peuvent être considérées comme ne devant pas être rapatriées vers la Grèce.
Quand on dit que l'Europe n'a pas encore pris la mesure de ce qui se passe en Grèce, il est important que nous puissions nous inquiéter, dans le cénacle européen, de cette situation. Les témoignages que nous recevons sont particulièrement inquiétants. Je sais que la Grèce a d'autres chats à fouetter mais le fait d'appliquer la Convention de Genève de cette manière est vraiment indécent.
Het incident is gesloten.
35 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les expulsions" (n° 21372)
35 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de uitwijzingen" (nr. 21372)
35.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le
président, monsieur le secrétaire d'État, lorsqu'une personne est détenue
administrativement en vue de son expulsion, l'avocat n'est pas prévenu par l'Office
des étrangers de ce que le rapatriement est imminent. Généralement, l'avocat
l'apprend par la personne elle-même lorsque celle-ci est encore en mesure de
téléphoner, ce qui n'est pas toujours aisé si la personne ne parle pas l'une
des langues nationales et lorsqu'elle est placée en cellule d'isolement, comme
le veut la pratique des centres fermés la veille d'un rapatriement.
Il se fait que des erreurs administratives
peuvent avoir lieu comme cela a été le cas dernièrement: en effet, un demandeur
d'asile originaire de Turquie, qui était toujours en procédure devant le
Conseil du contentieux des étrangers a été rapatrié en Turquie alors que son audience était fixée pour quelques jours après.
Les conséquences d'une expulsion d'un demandeur d'asile peuvent être
gravissimes étant donné qu'il s'agit par définition d'une personne dont la vie
et/ou l'intégrité physique sont menacées.
Monsieur le secrétaire d'État, ne pensez-vous pas qu'il serait opportun
de prévoir que l'avocat de la personne détenue soit systématiquement prévenu
d'un rapatriement 24 heures avant qu'il n'ait lieu? Cela permettrait non
seulement d'éviter que l'administration commette des erreurs très graves, mais
en outre cela relève de la sauvegarde des droits les plus fondamentaux, dont le
droit à la défense.
35.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, lorsqu'une décision de refoulement est prise à la frontière, elle est notifiée à l'intéressé par le biais de l'annexe 11. Dès la notification de la décision, l'intéressé dispose de cinq jours pour introduire une requête en suspension, selon la procédure d'extrême urgence auprès du Conseil du contentieux des étrangers, délai durant lequel l'exécution de la décision est suspendue.
L'intéressé ainsi que le personnel du centre où il est maintenu sont informés, dès la notification de la décision, que le départ de l'intéressé sera organisé le premier jour qui suit l'expiration de ce délai de cinq jours. La réservation du vol dépend évidemment du plan de vol et de la fréquence des vols de la compagnie aérienne chargée de transporter l'intéressé. Le jour de son départ est donc connu le jour même de la décision.
Lorsque, dans le cas d'un demandeur d'asile, une requête est déposée auprès du Conseil du contentieux des étrangers, celui-ci est chargé de l'introduction au TI 206 du Registre national de toutes les données relatives à cette requête, y compris la date de l'audience. Cette information suspend l'exécution de la décision de refouler. Dans le cas d'un simple refoulement, l'Office des étrangers prend contact avec le centre avant toute exécution de la décision afin de s'assurer qu'aucun recours n'a été introduit.
Étant donné que la communication des informations entre l'étranger et son avocat est d'ordre privé, l'Office des étrangers communique toutes les informations relatives aux procédures et au refoulement à l'intéressé même et au centre où il réside. L'Office des étrangers veille à ce que la communication de ces informations soit faite dans les meilleurs délais, permettant à l'étranger de prendre toutes les dispositions qu'il jugera utiles.
Il appartient dès lors à l'étranger même de décider des informations qu'il souhaite communiquer à son avocat. En outre, l'avocat peut à tout moment prendre contact avec le centre, afin d'avoir les informations relatives au départ de son client, ou avec tous les services chargés de l'organisation de l'éloignement de son client.
Le cas cité dans votre question relève de l'exception rare, où malheureusement, suite à un concours de circonstances exceptionnelles, une information importante n'a pas été apportée à temps à la connaissance des instances concernées. Ce cas est fortement regrettable, mais il n'y a évidemment pas lieu de réformer l'ensemble du système suite à cette erreur. Enfin, il faut tenir compte du fait que certaines personnes ne font pas appel à un avocat.
35.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, j'avoue que ne suis pas totalement rassurée.
Vous nous dites que cette erreur est une exception mais si on a été mis au courant c'est parce qu'il y avait un avocat particulièrement motivé et vigilant. Or bien souvent, ce n'est pas le cas. On sait que ce n'est pas très gratifiant de suivre les gens en centre fermé. Beaucoup de personnes détenues n'ont pas d'avocat motivé. Quelqu'un qui est parti, c'est quelqu'un qui est parti et c'est tant mieux.
J'espère donc que vous avez pris des mesures pour vous assurer que ce type d'erreurs ne se reproduira plus.
Je crois pour ma part qu'elles se produisent beaucoup plus fréquemment qu'on ne le dit mais nous ne sommes pas au courant.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: Les questions jointes nos 20234 et 20236 de M. Bonte sont reportées. La question n° 20399 de Mme Douifi est supprimée car c'est la deuxième fois qu'elle ne se présente pas. La question n° 20981 de Mme Almaci est reportée et il en va de même pour la question n° 20995 de Mme Smeyers.
La réunion publique de commission est levée à 18.17 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.17 uur.