Commissie
voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de maatschappelijke Hernieuwing |
Commission de la Santé publique, de l'Environnement
et du Renouveau de la Société |
van dinsdag 20 april 2010 Namiddag ______ |
du mardi 20 avril 2010 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 16.21 uur en voorgezeten door mevrouw Magda Raemaekers.
La séance est ouverte à 16.21 heures et présidée par Mme Magda Raemaekers.
01 Vraag van mevrouw Dalila Douifi aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de combinatie van het arbeidsinkomen van bepaalde asielzoekers en de materiële opvang" (nr. 21104)
01 Question de Mme Dalila Douifi au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la combinaison du revenu du travail de certains demandeurs d'asile et de l'accueil matériel" (n° 21104)
01.01 Dalila Douifi (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik had deze vraag al voor de paasvakantie ingediend en zij was gericht aan de eerste minister. Het begint een beetje op te vallen: sommige vragen worden systematisch doorgestuurd naar de staatssecretaris en andere niet. Ik blijf vinden dat dit een vraag is voor de eerste minister, als coördinator van het asielbeleid. Ik kijk niettemin uit naar het antwoord van de staatssecretaris, omdat ik weet dat hij ook rechtstreeks bevoegd is.
Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag houdt verband met het koninklijk besluit van 20 december 2009, verschenen in het Belgisch Staatsblad op 12 januari 2010, dat artikel 11 van de Europese richtlijn van 27 januari 2003 tot vaststelling van de minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten omzet. De richtlijn voorziet immers, onder bepaalde voorwaarden, in de toegang van asielaanvragers op de arbeidsmarkt. Daarnaast moet een koninklijk besluit worden uitgevaardigd dat de combinatie regelt van een arbeidsinkomen verworven door een asielzoeker en de modaliteiten inzake materiële opvang die geboden worden door de overheid via de reguliere opvangstructuren of via een LOI.
Tot nu toe heb ik nog niet opgevangen dat het koninklijk besluit ter zake klaar zou zijn. Daarom stel ik u een aantal gerichte vragen, mijnheer de staatssecretaris. Ten eerste, wanneer zal het koninklijk besluit klaar zijn? Wanneer meent u het koninklijk besluit te kunnen publiceren?
Ten tweede, in welke fase zit de voorbereiding?
Ten derde wil ik ook graag weten welke richting de inhoud van het koninklijk besluit uitgaat. Kunt u bijvoorbeeld antwoorden formuleren op de volgende vragen? Vanaf welk inkomen zal de asielvrager een deel moeten betalen aan de overheid ter compensatie van de materiële opvang? Vanaf wanneer zal een asielzoeker ontslagen worden uit een opvangcentrum of uit een LOI? Indien de betrokkene zonder arbeidsinkomen valt, kan hij of zij dan opnieuw opgevangen worden door de overheid of terugkomen in de materiële opvang, en onder welke omstandigheden moet dat dan gebeuren?
Ik meen dat dat belangrijke vragen zijn, mevrouw de voorzitter. Vandaag is het koninklijk besluit er immers nog niet en op het terrein is men op zichzelf toegewezen om een en ander toe te passen. Daarom wil ik graag weten van de staatssecretaris wat er intussen in de praktijk wordt toegepast zonder dat er al een of andere wettelijke basis voor is.
Er is natuurlijk een wettelijke verankering, in die zin dat wij de opvangwet, de wet houdende niet-dringende diverse bepalingen, in die zin hebben aangepast. Maar op het koninklijk besluit wachten wij nog altijd.
Kortom, mijnheer de staatssecretaris, wat moeten de LOI’s ondertussen doen? Wat moeten zij afspreken met asielzoekers die een arbeidskaart C gekregen hebben? Ik heb ter zake een beetje opzoekwerk kunnen doen. Eind maart, op drie maanden tijd dus, waren er in Vlaanderen al meer dan 1 200 arbeidskaarten C uitgereikt, ook aan mensen die nog in een opvangstructuur en vooral in LOI’s materiële opvang kregen.
Een laatste, maar volgens mij ook belangrijke vraag, zal het koninklijk besluit met terugwerkende kracht toegepast worden?
01.02 Staatssecretaris Philippe Courard: In antwoord op de vraag kan ik u melden dat het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de toekenning van materiële hulp aan asielzoekers die professionele inkomsten ontvangen uit een activiteit als werknemer, op de agenda staat van de Ministerraad van 23 april 2010.
De oorspronkelijk uitgewerkte procedure om beide koninklijke besluiten samen voor te leggen, werd niet gehaald,omdat de wettelijke basis voor het koninklijk besluit dat de cumul regelt, is opgenomen in de wet houdende diverse bepalingen, waarvan de bespreking nog lopende is. Met de goedkeuring door de Kamer op 25 maart kan, conform de beslissing van de Ministerraad, de bespreking van het koninklijk besluit afgerond worden. De publicatie is gepland op een datum die zo nauw mogelijk aansluit bij de publicatiedatum van de wet.
In grote lijnen komt het voorstel erop neer dat wie over een arbeidskaart C beschikt en stabiel werk heeft, dat wil zeggen werk met een contract van minstens zes maanden, en een salaris dat meer bedraagt dan het leefloon, het opvangnetwerk dient te verlaten, en dat na de facto drie maanden. Wie niet in een stabiele situatie zit, maar werkt, wordt verondersteld bij te dragen aan de kosten van de materiële opvang.
Momenteel worden de voorbereidingen afgerond voor de praktische toepassing, zoals de controle van de contracten.
Om juridische redenen kan de regeling niet retroactief worden ingevoerd.
01.03 Dalila Douifi (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik mag hopen dat het op de Ministerraad aanstaande vrijdag goedgekeurd wordt. Het zal dan nog ongeveer vier maanden na datum zijn.
Ik heb trouwens ook nooit goed begrepen waarom de twee koninklijke besluiten niet samen konden worden voorbereid.
Ik meen begrepen te hebben dat u positief hebt geantwoord op het feit dat het met terugwerkende kracht toegepast zal worden. Het kan. Het is een mogelijkheid, zo hebt u gezegd.
(…): (…)
01.04 Dalila Douifi (sp.a): Neen, toch niet?
Dat betekent dat sinds vier maanden, tenminste, als er aanstaande vrijdag een akkoord zal zijn in de regering, de overheid toelaat dat mensen met een arbeidskaart C, die dus inkomsten uit arbeid verwerven, een inkomen uit arbeid verkrijgen en dat tegelijk hun kost en inwoon toegekend worden, mits zij in een LOI opgevangen worden of in een federale opvangstructuur. Dat klopt dan wel. Mijnheer de staatssecretaris, kunt u dat bevestigen?
01.05 Staatssecretaris Philippe Courard: Ja, dat is de wet. De wet is nu goedgekeurd door de Senaat en dus is een en ander onmogelijk.
01.06 Dalila Douifi (sp.a): Ik heb ook geen antwoord gekregen op de vraag wat de LOI’s nu eigenlijk in de praktijk moeten doen. Mijn conclusie is dat men moet afwachten, hopelijk niet en attendant Godot maar en attendant l’accord de vendredi in de Ministerraad. Het spijt mij u dat te moeten zeggen
Eens te meer dring ik erop aan, mevrouw de voorzitter, dat wanneer parlementsleden tijdig vragen over belangrijke thema’s indienen aan de premier van ons land – de collega’s uit de meerderheid kunnen het misschien ook nog eens doorgeven aan hun partijgenoten in de regering –, die vragen niet te laat mogen worden beantwoord of zelfs doorgestuurd worden, misschien wel om tijd te winnen. Hier bevestigt de regering toch maar dat ze vier maanden kost en inwoon zal betalen voor asielzoekers die in de materiële opvang zitten, terwijl die mensen een inkomen verwerven. De volgende vraag zal zijn wat dat de Staat gekost zal hebben. Ik bezorg die boodschap, die ook in de verslaggeving wordt opgenomen, aan het wetgevend secretariaat.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Isabelle Tasiaux-De Neys au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la révision de l'Accord de coopération sur la politique en matière de lutte contre la pauvreté" (n° 21203)
02 Vraag van mevrouw Isabelle Tasiaux-De Neys aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de herziening van het Samenwerkingsakkoord betreffende het beleid inzake armoedebestrijding" (nr. 21203)
02.01 Isabelle Tasiaux-De Neys (cdH): Monsieur le ministre, l'accord de coopération sur la politique en matière de lutte contre la pauvreté définit les missions du Service de lutte contre la pauvreté, la précarité et l'exclusion sociale et fait suite au rapport général sur la pauvreté, rédigé et voté en 1994.
L'objectif du rapport et de l'accord de coopération est de confier au Service de lutte contre la pauvreté la mission d'organiser, par le dialogue, la concertation entre les différents acteurs sociaux dans le but de garantir la parole des plus pauvres et la prise en compte de celle-ci dans les concertations. Il semblerait que cet accord de coopération doive bientôt être révisé. Un des changements envisagés serait l'évolution du Service de lutte contre la pauvreté vers un centre d'expertise, avec notamment l'engagement d'un chercheur.
Monsieur le secrétaire d'État, l'accord de coopération sur la politique en matière de lutte contre la pauvreté va-t-il être révisé? Où en est-on dans les travaux? Vont-ils bientôt aboutir? Les hommes de terrain seront-ils consultés? Le Service de lutte contre la pauvreté pourrait-il évoluer vers un centre d'expertise? La révision envisagée permet-elle de maintenir la concertation avec l'ensemble des acteurs?
02.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Notre objectif est en effet d'adapter l'accord de coopération, qui date de 1998, aux évolutions constatées sur le terrain, à savoir le développement de politiques de lutte contre la pauvreté spécifiques aux entités fédérées, la multiplication des associations où les personnes pauvres se rassemblent, la nécessité de récolter des expertises et des bonnes pratiques au niveau européen, etc.
Dans ce contexte en pleine mutation, il nous est apparu important de renouveler et de renforcer l'accord de coopération au cours de l'Année européenne de Lutte contre la pauvreté. Sans coopération intense à tous les niveaux de pouvoir, on ne peut pas mener une politique de lutte contre la pauvreté vraiment large et inclusive.
Les négociations sont en cours. Il va de soi que les hommes de terrain sont impliqués et consultés. Sans eux, nous ne réussirons jamais. Pour nous, le dialogue est essentiel et le Service de lutte contre la pauvreté est l'endroit par excellence où organiser le dialogue.
Nous voulons effectivement que ce service évolue vers un centre d'expertise mais pas en défaveur de la méthode de dialogue. Nous avons voulu rassembler les expertises universitaires nationales et internationales et les comparer avec les expertises des personnes actives sur le terrain, celle des personnes en situation de pauvreté et des experts du vécu.
Maintenir la concertation avec tous les acteurs est pour nous essentiel. Personne ne se voit exclu. Tant les anciennes que les nouvelles organisations où les pauvres se retrouvent, doivent pouvoir être impliquées dans le processus.
Notre objectif est de faire en sorte que la pauvreté et l’exclusion sociale appartiennent au passé et nous espérons bien l’atteindre ensemble.
02.03 Isabelle Tasiaux-De Neys (cdH): Je vous remercie pour votre réponse, monsieur le secrétaire d’État. J’entends bien votre volonté de renforcer l’accord de coopération à tous les niveaux de pouvoir et aussi la volonté de créer un centre d’expertise et tout à la fois de maintenir le dialogue et la concertation, ce qui me paraît essentiel pour des avancées importantes au niveau de la lutte contre la pauvreté.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question de Mme Isabelle Tasiaux-De Neys au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'aide des CPAS aux personnes sans abri" (n° 21211)
03 Vraag van mevrouw Isabelle Tasiaux-De Neys aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de OCMW-steun aan daklozen" (nr. 21211)
03.01 Isabelle Tasiaux-De Neys (cdH): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, le droit au logement figure en bonne place dans le plan fédéral de lutte contre la pauvreté ainsi que dans votre note de politique générale. Il était notamment question de mettre le "sans-abrisme" au centre des priorités de la présidence belge de l'Union européenne, d'entendre les recommandations en matière de "sans-abrisme" du Service de lutte contre la pauvreté prévues pour mars 2010 et de tirer des mesures concrètes à partir de l'enquête sur l'aide des CPAS aux personnes sans abri commandée par le SPF Intégration sociale.
Le Service de lutte contre la pauvreté plaide pour une approche cohérente de la lutte contre le "sans-abrisme". Ce service demande notamment de mettre en place des mesures structurelles pour prévenir le "sans-abrisme" (emploi, revenus, réinsertion après une peine de prison, ...), de tenir compte de l'hétérogénéité des personnes sans abri, de proposer un accompagnement longitudinal avec un suivi post-hébergement, de proposer un éventail de formes de logement qui respecte les choix de chacun et d'apporter une aide multidisciplinaire concertée avec, par exemple, le secteur de la santé, notamment de la santé mentale.
Par ailleurs, l'enquête sur l'aide des CPAS apporte également des recommandations et des exemples de bonnes pratiques intéressants tels que la prévention du "sans-abrisme" par la présence de travailleurs sociaux dans chaque quartier, la recherche de l'automatisation des droits, la préparation de la réinsertion des personnes qui sortent d'institutions, l'information correcte des usagers, la création de places d'accueil diversifiées en tenant compte des cas difficiles (toxicomanes, etc. ), l'octroi du revenu d'intégration à un taux plus élevé que le taux cohabitant pour les personnes qui emménagent ensemble mais ne vivent pas réellement ensemble et, enfin, le suivi des usagers qui ont trouvé un logement.
Monsieur le secrétaire d'État, quelles initiatives seront-elles mises en œuvre en ce qui concerne le "sans-abrisme" dans le cadre de la présidence belge de l'Union européenne? Vous y avez partiellement répondu dans l'exposé précédent. Quelles mesures mettrez-vous en œuvre à la suite des recommandations du Service de lutte contre la pauvreté ainsi qu'à la suite de celles de l'enquête sur l'aide des CPAS aux personnes sans abri?
03.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Madame la présidente, effectivement, la lutte contre le "sans-abrisme" est une de nos priorités tant sur le plan fédéral de lutte contre la pauvreté que pour la présidence belge. La conférence de consensus sur les sans-abri sera organisée par la FEANTSA, Fédération européenne des associations nationales travaillant avec les sans-abri, la Commission européenne, la présidence belge et la France. Le but de la conférence est d'aider à développer un socle plus explicite sur lequel pourrait se baser une stratégie européenne pour l'utilisation des moyens et des leviers politiques.
Lors de la conférence, des experts extérieurs parleront de cinq thématiques sur lesquelles il n'existe pas ou pas encore de consensus. Je réponds ainsi partiellement à une question posée tout à l'heure. Je ne pouvais entrer dans le détail de tous les ateliers de la conférence. Le sujet mérite d'être évoqué, mais il est vaste. Sans doute est-ce la raison pour laquelle d'aucuns imaginaient que ce n'était pas suffisamment concret.
Un jury composé de maximum dix personnes, qui ne sont pas actives dans le domaine des sans-abri, mais qui ont un poids moral et un charisme européen, devra trouver le consensus.
La méthodologie de la conférence de consensus pour cette problématique est nouvelle au niveau européen. Aussi, dans cette conférence, une grande participation des gens qui ont vécu le "sans-abrisme" eux-mêmes est-elle prévue. La conférence se déroulera les 9 et 10 décembre 2010. À la suite des recommandations du Service de lutte contre la pauvreté, trois conclusions prioritaires peuvent être tirées:
- le besoin d'une approche intégrée, c'est-à-dire de travailler sur les différents volets (logement, santé, travail, socialisation);
- la prévention est cruciale: éviter les expulsions, les gens qui perdent leur adresse, l'automatisation des droits, détecter plus rapidement les arriérés de loyer, éviter que le départ d'une institution (prison, instituts psychiatriques ou institutions pour la jeunesse) ne conduise au "sans-abrisme", parce que la transition n'a pas été suffisamment bien préparée, bien gérée;
- l'accueil doit être suffisant, y compris la nuit et l'hiver et devenir plus accessible encore. Pour ce faire, il faut réaliser un véritable patchwork de tous les moyens disponibles aux niveaux local, régional et fédéral. Je ne veux plus que les sans-abri se voient contraints de tirer à la courte paille, comme c'est un peu le cas maintenant, pour savoir qui pourrait être hébergé ou qui devra rester dans la rue.
À la suite des recommandations de l'enquête sur l'aide des CPAS aux sans-abri, j'ai déjà eu une réunion avec l'Union des villes et communes, section CPAS, pour tirer les premières conclusions. Par ailleurs, l'optimisation de l'utilisation de l'adresse de référence, un guide pour l'accompagnement des sans-abri et éviter que les CPAS soient mis trop tard au courant d'une expulsion sont quelques propositions sur lesquelles nous sommes occupés à travailler activement en concertation avec les entités fédérées. Le suivi de cette étude sera garanti. Je vous remercie de cette question qui m'a permis de donner ces précisions.
03.03 Isabelle Tasiaux-De Neys (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, il est judicieux d'organiser une conférence sur les personnes sans abri dans le cadre de la présidence européenne. Vous parlez de cinq thématiques qui seront abordées. Pouvez-vous les citer? Avez-vous les détails sous la main? Sinon, pouvez-vous me les faire parvenir?
03.04 Philippe Courard, secrétaire d'État: Je vous fournirai un document sur les ateliers et je vous inviterai.
03.05 Isabelle Tasiaux-De Neys (cdH): Merci! Il est important d'avoir une approche intégrée et la prévention est essentielle. Je me réjouis des propositions que vous êtes en train d'étudier et des projets que vous ne manquerez pas de nous présenter sous peu pour faire avancer les choses et reculer la pauvreté.
L'incident est clos.
- mevrouw Dalila Douifi aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de opvangplaatsen voor asielaanvragers" (nr. 21248)
- de heer Ben Weyts aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het nieuwe spreidingsplan voor asielzoekers" (nr. 21259)
- mevrouw Rita De Bont aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de gevolgen van de aanslepende opvangcrisis" (nr. 21309)
- de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de opvang van asielzoekers" (nr. 21405)
- mevrouw Lieve Van Daele aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de malaise bij Fedasil" (nr. 21434)
- Mme Dalila Douifi au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les places d'accueil pour les demandeurs d'asile" (n° 21248)
- M. Ben Weyts au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le nouveau plan de répartition des demandeurs d'asile" (n° 21259)
- Mme Rita De Bont au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les conséquences de la crise persistante en matière d'accueil des demandeurs d'asile" (n° 21309)
- M. Michel Doomst au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'accueil des demandeurs d'asile" (n° 21405)
- Mme Lieve Van Daele au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le malaise au sein de Fedasil" (n° 21434)
04.01 Dalila Douifi (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb u de voorbije maanden enkele keren ondervraagd over de stand van zaken bij de creatie van opvangplaatsen. Wij houden dat goed bij. Dat is interessant. Wij hebben een tabel gemaakt met een overzicht van de antwoorden, met uitzicht op de creatie van plaatsen in januari en maart van dit jaar. Dat zijn twee uitgebreide antwoorden die de staatssecretaris heeft gegeven.
Uit het antwoord van 3 maart in commissie bleek dat de staatssecretaris 981 plaatsen geïdentificeerd had, verspreid over de opvangstructuren. Eerder, in januari van dit jaar, had de staatssecretaris geantwoord dat er een aantal plaatsen van tijdelijke aard waren. Op die plaatsen van tijdelijke aard hebben mijn eerste drie vragen betrekking.
Ik zou willen weten of de 240 opvangplaatsen in Dinant, waarvan u hebt gezegd dat ze zouden sluiten op 31 maart 2010, daadwerkelijk zijn gesloten. Hetzelfde geldt voor de 40 opvangplaatsen voor noodopvang sociaal toerisme. Zijn die ook effectief gesloten op 31 maart 2010?
Voorts bleek uit het antwoord van januari 2010 dat 106 geïdentificeerde plaatsen – appartementen van de federale politie – ook van tijdelijke aard zijn. Zij zouden nog openblijven tot 30 juli 2010. Klopt het nog altijd dat die ook van tijdelijke aard zijn en effectief zullen dichtgaan op 30 juli?
Mijn vierde vraag vind ik belangrijk, mijnheer de staatssecretaris, vanwege het antwoord dat u ons hebt gegeven op 13 januari 2010. Als ik het aantal opgesomde plaatsen van januari 2010 naast het aantal opgesomde plaatsen leg uit uw antwoord van maart 2010, blijkt dat een aantal plaatsen twee maanden later niet meer wordt vernoemd. Het gaat om 94 plaatsen in Heusden-Zolder, die u in uw antwoord van maart niet hebt opgesomd. Het gaat ook om 454 plaatsen via Vluchtelingenwerk. Die plaatsen hebt u ook niet meer herhaald in uw antwoord van maart. Daarnaast gaat het om 438 extra plaatsen via de LOI’s, die ook niet meer zijn opgenomen in uw antwoord van maart.
Heeft u daar een verklaring voor?
Zijn er nog andere plaatsen of sites die van tijdelijke aard zijn? Wilt u ze dan ook noemen? Wat is de timing? Tot hoelang blijven ze open? Zijn ze intussen gesloten?
Ik wil u de gelegenheid geven om een stand van zaken door te geven over de progressie met betrekking tot de creatie van nieuwe bijkomende opvangplaatsen.
04.02 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik had graag een correcte weergave van de feiten gehad.
Tijdens de afgelopen paasvakantie bleek dat Fedasil op vraag van de staatssecretaris een nieuw spreidingsplan voor asielzoekers zou hebben uitgewerkt. Dat zou ook na de paasvakantie aan de Ministerraad worden voorgelegd. U weet dat er op het huidige spreidingsplan zeer veel kritiek is gekomen, vooral met betrekking tot de scheeftrekking tussen Vlaanderen en Wallonië inzake de inspanning die de beide landsdelen dienden te leveren.
De communicatie was mij niet helemaal duidelijk. Vanuit het kabinet werd door de woordvoerder aanvankelijk bevestigd dat zo'n rapport inderdaad door het kabinet werd bestudeerd. Ik citeer: “Dat is een kwestie van vooruitziend beleid. Als het fout loopt hebben we een noodoplossing”.
Daarna kwam de communicatie van de staatssecretaris zelf die een en ander ontkende. Hij zei dat een nieuw plan niet aan de orde was en het zou niet op de Ministerraad na de paasvakantie worden besproken.
Hoe ziet het uitgewerkte plan van Fedasil eruit? Op basis van welke parameters worden asielzoekers toegewezen? Wat is de verantwoording voor de keuze van die specifieke parameters? Welke formule gebruikt Fedasil voor het toewijzen van het quotum van asielzoekers aan de OCMW’s? Wat is uw standpunt ter zake? Aanvaardt u dat plan dat door Fedasil werd voorgesteld?
Heeft u een overzicht per OCMW van het aantal asielzoekers, of het percentage van asielzoekers dat in het nieuwe spreidingsplan aan elk OCMW wordt toegekend?
04.03 Rita De Bont (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb gedeeltelijk dezelfde vraag. De problemen bij Fedasil blijven bestaan en stapelen zich op. Een van de laatste hoogtepunten voor de paasvakantie was het ontslag van de directeur-generaal van Fedasil, mevrouw Küntziger. Zij kon haar medewerkers niet meer mobiliseren omdat ze hun geen perspectief kon bieden. Men ligt daar eigenlijk volledig plat. In diezelfde periode werd ook bekend dat Fedasil, zoals reeds vermeld, een nieuw spreidingsplan had voorgesteld, volgens hetwelk de asielzoekers zouden worden toegewezen aan de OCMW’s die dan weer financiële hulp zouden kunnen krijgen.
Ik durf te betwijfelen dat dit het juiste antwoord is op de opvangcrisis. Wij vrezen dat dit alleen maar een aanzuigeffect zal hebben op nieuwe asielzoekers. Het is niet duidelijk of er nu sprake is van een nieuw spreidingsplan. Op het einde van het jaar waren het verkeerde cijfers: toen ging het over een oud spreidingsplan. Er moest iets nieuws uitgewerkt worden, zei u toen. Ik zou graag vernemen of u een nieuw spreidingsplan hebt en volgens welke quota de asielzoekers aan OCMW’s zouden worden toegewezen.
Hebt u daar al concrete cijfers van? Wat is de werkelijke reden van het ontslag van mevrouw Küntziger? Kunt u nog structurele maatregelen noemen waarmee u een einde wil maken aan de problematiek van de opvang van asielzoekers die al meer dan twee jaar blijft duren?
04.04 Michel Doomst (CD&V): Ik ga niet te veel herhalen. Mijnheer de staatssecretaris, we zitten wat in de miserie. Als de trainer van de ploeg ontslag neemt, betekent dit dat er met de ploeg en met het werk op het veld een probleem is.
We stellen vast dat de directeur en de adjunct-directeur ontslag nemen. Dit betekent dat men niet meer over de berg ziet. Ondertussen is de uitwerking van een degelijk crisisplan in het vooruitzicht gesteld en het beëindigen van de opvang in hotels. Het zit de mensen toch wel heel hoog. De vakbonden van Fedasil dreigen blijkbaar met staking omdat zij de werkdruk en het ondoelmatige beleid van de begeleiders beu zijn.
Kunt u wat meer uitleg geven over de reden van die uitslagen? Ligt een concreet en degelijk plan klaar? Heeft uw afgevaardigde ter zake al resultaat bereikt? Op welke manier zullen wij de problemen die de vakbonden aankaarten, aanpakken?
04.05 Lieve Van Daele (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, mijn vragen sluiten aan bij de vragen van mijn voorganger.
Voor de paasvakantie werd door de regering beslist om middelen vrij te maken om extra opvangplaatsen te creëren. Net als mevrouw Douifi wou ik informeren naar de stand van zaken en de timing voor bijkomende opvang.
Mijn tweede vraag gaat over het ontslag van de trainer, zoals de heer Doomst het formueert. Wat is de reële reden van het ontslag? Er werd veel gespeculeerd over de oorzaak of het gevolg van de problemen. Wie neemt op dit moment de leidinggevende taken waar?
Als het ontslag al een tijd in de lucht hing, zoals wij vernamen, dan vraag ik mij af of de aanstelling van de bijzondere commissaris daarmee iets te maken heeft of staat dat daar los van? Wordt de functie opnieuw vacant verklaard? Tegen wanneer verwacht u een nieuwe aanstelling?
De belangrijkste vraag is echter, als men grondige lessen trekt uit de voorbije maanden en weken en het uitzonderlijk ontslag, welke opties zullen in de toekomst worden genomen om een dergelijke demotivering te vermijden?
04.06 Staatssecretaris Philippe Courard: De 240 opvangplaatsen in Dinant worden in een eerste fase tot 30 juni 2010 verlengd. De sluiting van de 40 opvangplaatsen voor sociaal toerisme was voor 31 maart 2010 gepland. Op dit moment verblijven nog 12 personen in die structuur. Die plaatsen zullen tegen eind april definitief voor het op te vangen publiek gesloten zijn. De 106 opvangplaatsen in de appartementen van de federale politie zullen tot en met 30 juni 2010 worden verlengd. Mijn administratie onderzoekt momenteel de haalbaarheid om de opvangplaatsen te verlengen tot en met 31 december 2010.
De in punt 1, 2 en 3 genoemde sites, namelijk in Dinant, in de plaatsen voor sociaal toerisme en in de appartementen van de federale politie zijn de enige sites die van tijdelijke aard zijn. Sinds mijn antwoord in de Kamer op 3 maart zijn de volgende plaatsen reeds geopend: 100 in Eupen, sinds 12 april, en 68 bijkomende plaatsen te Poelkapelle, rond 17 april. In de toekomst zullen wij altijd voorrang geven aan de opening van nieuwe plaatsen en aan de versterking van de middelen op het niveau van de asiel- en opvanginstanties.
De uitbreiding van het opvangnetwerk wordt voortgezet en blijft de prioriteit voor het jaar 2010. Naast de oprichting van nieuwe LOI’s in de OCMW’s worden er meerdere sites onderzocht bij Fedasil, dat in de opening van 2 000 bijkomende plaatsen voorziet voor het einde van 2010.
Met het oog op een eventuele spreiding van de asielzoekers over het grondgebied heeft Fedasil een eerste verslag ingediend, zoals bepaald in de wet. Ik herinner u eraan dat de aanwending van het spreidingplan pas mag gebeuren in laatste instantie, overeenkomstig de wet en na akkoord van de Ministerraad.
U vroeg naar het ontslag van mevrouw Küntziger. Iets meer dan een maand geleden heeft de regering het ontslag aanvaard van de directeur-generaal, die sinds oktober 2009 met ziekteverlof was. De directeur Netwerkbeheer en Controle blijft intussen aan het hoofd van Fedasil staan. Het ontslag maakt het mogelijk dat Selor de functie vacant verklaart en begint met de rekrutering die nodig is voor die topmanagementfunctie. U weet echter net als ik dat de procedure een zekere tijd in beslag zal nemen.
De adjunct-directeur heeft haar ontslag aangeboden op basis van persoonlijke redenen. Ik ben mij ten zeerste bewust van de moeilijke werkomstandigheden die de grote druk op het opvangnetwerk soms met zich brengt. Ik heb dan ook vanmorgen de vakbonden uitgenodigd voor een overleg op mijn kabinet, met de bedoeling, ten eerste, een beter zicht te krijgen op de meest kritieke punten, en ten tweede, te zoeken naar een verbetering op korte en middellange termijn.
04.07 Dalila Douifi (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, er zijn 100 nieuwe plaatsen in het vooruitzicht in Eupen.
In maart antwoordde u dat er in Langemark, wat dezelfde site is als die van Poelkapelle, dat ik goed ken, omdat het niet ver van mijn thuisbasis ligt, 200 plaatsen op de teller zouden komen. Vandaag zegt u dat er 68 plaatsen zullen komen in Poelkapelle. Daar gaan we dus in min. Er worden een aantal plaatsen tijdelijk verlengd.
De 40 plaatsen sociaal toerisme sluiten eind april. Er zijn bijkomende financiële middelen gegeven aan Fedasil en er is meer personeel gekomen om redelijk snel te proberen bijkomende opvangplaatsen te creëren. Ik heb daar mijn mening over. Inderdaad, om de problematiek op te lossen, zal het niet volstaan om voortdurend bijkomend geld te geven aan Fedasil en voortdurend bijkomende plaatsen te organiseren, hoewel men nog steeds met de opvangcrisis zit en de mensen wettelijk tegemoet moeten worden gekomen en hun een dak boven het hoofd moet worden geboden. Overigens, u weet dat onze fractie heel sterk vasthoudt aan het verlenen van materiële hulp in plaats van financiële hulp. Desondanks moet ik vaststellen dat er sprake is van een status-quo in plaats van versneld vooruitgaan.
04.08 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik kreeg geen antwoord op mijn vragen. Ik heb gevraagd hoe het door Fedasil uitgewerkte spreidingsplan eruitziet en welke parameters erin worden gehanteerd. Ook op mijn vraag hoe de spreiding er concreet uitziet, antwoordde u niet. U meldde alleen dat het plan nog op de Ministerraad moet worden besproken.
Ik vraag gewoon hoe het plan van Fedasil eruitziet. Ik stel immers vast dat nog maar in maart 2010 blijkbaar opnieuw 260 asielzoekers door Fedasil de deur zijn gewezen en dat er opnieuw een tekort aan plaatsen in de hotels was. Er verblijven bij mijn weten bovendien nog steeds zowat 1 200 asielzoekers in diverse hotels in en rond Brussel.
Ik kan u enkel verzoeken, vermits u niet op mijn vragen antwoordt, om niet terug te grijpen naar de systemen inzake spreiding en financiële steun die u zelf hebt afgezworen en die enkel opnieuw een bijkomend aanzuigeffect zullen genereren. De factuur en de overlast ter zake wordt trouwens naar de gemeenten doorgeschoven. Ik vrees dat een en ander in hoofdzaak naar Vlaanderen wordt doorgeschoven.
In plaats van alsmaar emmertjes te zoeken om de stroom water die uit de kraan vloeit, op te vangen, zou het misschien beter zijn te overwegen de kraan in de andere richting, dus dicht, te draaien, in plaats van meer open te draaien.
Ten slotte, inzake de positie van mevrouw Küntziger zouden wij u, mijnheer de staatssecretaris, graag als nieuwe directeur van Fedasil willen voordragen. U zou de functie misschien heel goed uitvoeren. U kent immers de materie. U zou in dat geval empirisch kunnen vaststellen welke miserie het Belgische asielbeleid en de nieuwe regelgeving in de hele sector veroorzaken.
04.09 Rita De Bont (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik weet niet meteen of ik u als nieuwe directeur zou voordragen. Ik heb immers in de krant gelezen dat het de PS is die aan de basis van alle problemen bij Fedasil ligt. Ik weet niet in welke mate u daar voor iets tussenzit.
In ieder geval antwoordt u dat de reden voor het ontslag van de directeur-generaal een persoonlijke reden is. Anderzijds verklaart u wel begrip te hebben voor de moeilijke werkomstandigheden.
Indien ik uw cijfers even snel ontleedt, dan moet ik daaruit afleiden dat er in de loop van 2010 meer voorlopige plaatsen verdwijnen dan er nieuwe plaatsen bijkomen. U wijst er wel op dat de uitbreiding wordt voortgezet. Ze is er echter nog niet. De werkomstandigheden lijken er dus niet gemakkelijker op te zullen worden.
Wij horen ook nergens spreken van het terugsturen van afgewezen asielzoekers.
In ieder geval zullen de maatregelen waarvan sprake op een gegeven moment moeten worden getroffen. Er kunnen immers niet tot in het oneindige extra plaatsen worden gecreëerd. U vindt nu al niet de plaatsen die u nodig hebt. U moet spijtig genoeg nu al een heel deel asielzoekers gewoonweg op straat zetten, met de daaraan verbonden boetes tot gevolg. In een tijd van economische problemen en lage pensioenen kan de bevolking zulks niet nemen.
Wij hebben geen antwoord gekregen dat ons geruststelt. U zult ons nog een paar keer op uw pad tegenkomen.
Het zogezegd spreidingsplan, waarvan u zegt dat dit de laatste oplossing is waarnaar u zult grijpen, zult u toch eens moeten gebruiken als er geen plaats is. Wij zouden daarover graag meer uitleg krijgen.
Wij blijven nu een beetje op onze honger zitten en zullen u moeten blijven ondervragen. Ik vind dat u aan een structurele oplossing moet denken, waarbij ook het uitwijzen moet worden overwogen.
04.10 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik zal mij niet bezighouden met uw carrièreplanning. Ik wens u nog een grote toekomst toe, maar u zult daarvan zelf de richting moeten bepalen.
Voor de planning van de dienst moeten wij het probleem ten gronde aanpakken. Wij zitten met een groot structureel probleem. Vandaag verblijven nog 1 200 mensen op hotel en zijn er nog altijd 2 500 mensen die niet werden toegewezen en ergens rondzwerven. Ik hoor dat er tegen het einde van het jaar opnieuw een tweeduizendtal personen bijkomt.
Wij zitten met een structureel probleem dat we moeten oplossen. Wij moeten iets doen aan die doorstroming, anders geraken wij er nooit uit en zal het probleem alleen maar groter worden.
Ik denk dat wij ons echt grondig moeten bezinnen. Er moet een degelijk en efficiënt actieplan komen om dat te verhelpen.
04.11 Lieve Van Daele (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik kan mij slechts aansluiten bij de grote bekommernissen die hier terecht werden geuit.
Ik ben er zeker van dat dit ook uw bekommernis is. Enerzijds is er het recht van opvang van mensen die vaak heel veel hebben meegemaakt en, anderzijds, zien wij de structurele problemen en de uitwassen zoals de hotelkosten en de 500 euro opvang per dag.
Ik vind het bijzonder jammer dat dergelijke zaken ervoor zorgen dat het totale draagvlak bij de bevolking verdwijnt voor degenen die effectief recht hebben op opvang.
U draagt een bijzonder grote verantwoordelijkheid en ik wil u vragen om een bijzonder groot persoonlijk engagement.
Ik weet dat dit een gedeelde bevoegdheid is. Het uitwijsbeleid en de opvang zijn gescheiden bevoegdheden. Ik hoop echter dat u niet enkel uw bevoegdheid bekijkt, maar dat er een grote samenwerking is om structurele oplossingen te vinden.
Ik hoop dat wij dat groot persoonlijk engagement ook zullen zien in de commissie en dat wij niet alleen naar aanleiding van vragen regelmatig proactief zullen worden ingelicht over de stand van zaken en over de genomen maatregelen.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Magda Raemaekers aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het opnemen van kinderen als aparte doelgroep bij onderzoek naar mensen in armoede" (nr. 21277)
05 Question de Mme Magda Raemaekers au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la constitution d'un groupe cible spécifique des enfants dans le cadre de l'enquête sur les personnes vivant dans la pauvreté" (n° 21277)
05.01 Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, zoals u ongetwijfeld weet – u hebt het daarstraks meermaals bepleit – is 2010 door de Europese Commissie uitgeroepen tot het Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Naar aanleiding van dat thema heeft de Kinderrechtencoalitie op 1 april een open forum georganiseerd over kinderen en jongeren in armoede. De bedoeling van het forum is dat er met verschillende actoren in het veld wordt overlegd, dat jongeren en ouders in armoede hun situatie kunnen toelichten en dat men zo tot een aantal beleidsaanbevelingen komt die aan het eind van het jaar door de Kinderrechtencoalitie naar voren worden gebracht.
Naar aanleiding daarvan heeft de Kinderrechtencoalitie reeds enig onderzoek verricht. Zij stelt vast dat het armoedebeleid vandaag zich voornamelijk toespitst op de bestrijding van financiële armoede en de tewerkstelling van de ouders. Natuurlijk moeten wij die inspanningen loven en voortzetten.
Net als de Kinderrechtencoalitie zijn wij echter van mening dat kinderen wegens de afhankelijke positie waarin zij verkeren specifieke aandacht moeten krijgen als aparte doelgroep in de armoedebestrijding. Dat impliceert aandacht voor kinderen en jongeren in al zijn beleidsdomeinen. Om maatregelen te nemen voor een doelgroep, moeten immers de situatie en de noden van die doelgroep eerst worden gedocumenteerd.
Wij vragen dat jongeren binnen beleid en armoedeonderzoek aandacht krijgen als een aparte doelgroep. Zij beleven armoede op hun eigen manier en in hun eigen specifieke leefwereld. Bestaat er binnen uw beleid, en meer specifiek binnen armoedeonderzoek, reeds aandacht voor jongeren als aparte doelgroep? Zijn hun noden als doelgroep reeds gedocumenteerd en gebundeld? Zo neen, hebt u de intentie dat te doen? Of hebt u al een idee hoe u dat zult aanpakken in zijn totaliteit?
05.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Ik ben uiteraard op de hoogte van de activiteiten van de Kinderrechtencommissie en haar pleidooi om kinderen als aparte doelgroep binnen het armoedebeleid op te nemen. Ik steun haar hierin ten volle.
Reeds van in het begin van deze legislatuur heb ik kinderarmoede hoog op de politieke agenda geplaatst. Zo werd de problematiek aangekaart in het federale armoedeplan en in de beleidsnota’s. Ik heb reeds vorig jaar beslist om van kinderarmoede een van de drie prioriteiten te maken in het kader van het Europees jaar van de strijd tegen armoede. In onze interfederale armoedebarometer is trouwens ook het aspect kinderen opgenomen.
Er loopt momenteel een onderzoek naar kinderen in armoede waarbij de kinderen zelf direct betrokken worden. Het onderzoek werd toevertrouwd aan Unicef, samen met de Koning Boudewijnstichting. In het kader van het Belgisch voorzitterschap in onze Europese Conferentie Kinderarmoede, gepland op twee en drie september, zijn er nog belangrijke activiteiten. Wij zullen tijdens ons voorzitterschap ijveren voor een Europese aanbeveling rond kinderarmoede. Het is ook de bedoeling om samen met de ministers bevoegd voor armoedebestrijding in de Gemeenschappen en de Gewesten een taskforce rond kinderarmoede op Belgisch vlak op te richten, met als ambitieuze doelstelling de halvering ervan tegen 2020.
Om de doelgroep nog meer te helpen heb ik
dit jaar 4,2 miljoen euro vrijgemaakt om OCMW’s toe te laten
initiatieven op te zetten om jonge kansarme kinderen maximaal te helpen, om hen
een goede start in het leven te geven en schooluitval tegen te gaan. Dit alles
zal er hopelijk voor zorgen dat wij er allen samen in zullen slagen om
kinderarmoede terug te dringen, zowel op Belgisch als op Europees vlak.
05.03 Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Het verheugt mij enorm te horen dat u zult bekijken hoe deze lacune in het armoedeonderzoek opgevuld kan worden. Het wordt echter pas mogelijk om gefundeerde beslissingen over jongeren in armoede te nemen wanneer er onderzoek gedaan werd naar die specifieke groep. Jongeren hebben nu eenmaal bijzondere noden en vragen vaak ook om een andere aanpak dan volwassenen in armoede. Daarom is het van het grootste belang dat er een apart onderzoek gebeurt naar deze groep. Aan de vooravond van het Belgisch Europees voorzitterschap is dit een unieke kans om in de strijd tegen kinderarmoede een politiek engagement aan te gaan en een beslissend elan te starten tegen de uitroeiing van armoede en vooral kinderarmoede.
Het is onze plicht om kinderen te beschermen en hun rechten te vrijwaren. Dat zijn wij hen verplicht, want zij zijn onze toekomst. Ik ben er zeker van dat u ook op dit vlak uw best zult doen en dat u uw engagementen op dit vlak op voorhand aan deze commissie zult voorleggen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.15 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.15 heures.