Commissie
voor de Justitie |
Commission de la Justice |
van dinsdag 20 april 2010 Namiddag ______ |
du mardi 20 avril 2010 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.26 uur en voorgezeten door mevrouw Sonja Becq.
La séance est ouverte à 14.26 heures et présidée par Mme Sonja Becq.
01 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de minister van Justitie over "criminele feiten rond abortus" (nr. 21089)
01 Question de Mme Alexandra Colen au ministre de la Justice sur "les faits criminels commis dans le cadre d'un avortement" (n° 21089)
01.01 Alexandra Colen (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 18 maart sprak een jury Jessica Bily vrij van moord. Zij had haar kind na de bevalling in paniek verstikt omdat zij zich tot op het moment van de bevalling niet bewust was geweest van haar zwangerschap.
Naar aanleiding van de vrijspraak werd in een radio-interview op de VRT een reactie gegeven door Lucie Van Crombrugge, die jarenlang in een abortuscentrum in Gent werkzaam is geweest.
Tijdens het interview vertelt zij dat zij tijdens haar loopbaan vrouwen op consultatie heeft gehad die pas in de 26ste, 27ste of 28ste week van hun zwangerschap vernemen dat zij zwanger zijn. Op de vraag of een vrouw haar zwangerschap kan verdringen, antwoordt zij letterlijk: "Dat zeg ik niet alleen. Dat heb ik ook meegemaakt in de 20, 30 jaar dat ik in de abortushulpverlening zit en gesprekken met vrouwen heb gehad en vrouwen voor late abortussen naar Spanje heb vergezeld."
Deze dame zegt openlijk dat zij in haar hoedanigheid van begeleidster van vrouwen die onverwacht zwanger zijn, herhaaldelijk met vrouwen naar Spanje ging om daar een kind te laten aborteren dat zich reeds 26, 27 of 28 weken in de moederschoot heeft ontwikkeld.
Volgens de Belgische wetgeving is abortus na de 12de week van de zwangerschap een strafbaar misdrijf, dat valt onder de artikels van het Strafwetboek. Hoewel mevrouw Van Crombrugge in het raam van de Belgische abortuswetgeving in een erkende en gesubsidieerde abortusinstelling was tewerkgesteld, is zij met Belgische vrouwen naar het buitenland getrokken om daar iets te gaan doen dat in strijd met de Belgische wetgeving is.
Mijnheer de minister, hebt u weet van deze feiten? Werden deze feiten bij Justitie aangegeven? Werden deze feiten door de evaluatiecommissie die moet toezien op de correcte naleving van de abortuswetgeving, aan Justitie gesignaleerd?
Het gaat hier om criminele feiten, bewust gepleegd en waarvoor men speciaal naar het buitenland is gegaan. Is het toegelaten dat men bewust misdrijven in het strafrecht in het buitenland gaat plegen om de Belgische strafwet te ontlopen?
Een vrouw die meer dan 12 weken zwanger is en haar kind laat aborteren, is volgens de wet schuldig aan moord of doodslag. Mevrouw Van Crombrugge komt er openlijk voor uit dat zij dergelijke misdrijven heeft helpen organiseren en is dus eveneens strafbaar als medeplichtige. Gaat u dit onderzoeken?
01.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van Crombrugge Lucie is gekend bij het parket voor twee zaken: een zaak uit het jaar ’90 die zonder gevolg is gebleven en een dossier van ’88 waarin een arrest werd geveld. Nadat de betrokkene in eerste aanleg was vrijgesproken voor het hof werd zij veroordeeld tot een boete van 100 frank. Dit arrest werd echter door het Hof van Cassatie verbroken en doorverwezen naar het hof van beroep van Antwerpen. Het resultaat daarvan is mij niet bekend, maar aangezien de betrokkene tot op vandaag een blanco strafregister heeft, neem ik aan dat zij werd vrijgesproken.
Het parket van de procureur des Konings te Gent heeft mij medegedeeld dat de opdracht werd gegeven om Lucie Van Crombrugge te verhoren. Of de evaluatiecommissie ter zake is tussenbeide gekomen, is mijn ambt niet bekend. Het lijkt mij echter weinig waarschijnlijk dat deze zouden zijn ingelicht van deze feiten. Er werd in ieder geval geen melding gemaakt aan het parket.
Wat de criminele feiten en de abortuswetgeving betreft, rijst de vraag in hoeverre deze wetgeving van toepassing is in Spanje. Er wordt daarover een debat gevoerd. Ik kan u enige toelichting geven over de Spaanse wettelijke bepalingen ter zake in de tekst die ik u kan overhandigen.
Feit is wel dat de verwijzing naar de misdrijven moord en doodslag, mijns inziens, niet correct is. Er is straffeloosheid voor een abortus uitgevoerd vóór de twaalfde week, tenzij deze niet is gebeurd onder de omstandigheden bepaald in artikel 350, tweede lid van het Strafwetboek. De artikelen 350 en 351 voorzien in de volgende bestraffing. Artikel 350 bepaalt dat degene die een abortus veroorzaakt bij een vrouw die daarmee instemde, kan worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden. Artikel 351 bepaalt dat de vrouw zelf kan worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand zo zij een vruchtafdrijving laat verrichten buiten de omstandigheden bepaald in artikel 350.
Er is dus geen sprake van moord, noch doodslag. Volgens de parlementaire voorbereidingen zou hiervan slechts sprake kunnen zijn indien de abortus was gepleegd na de vierentwintigste week, de geboren foetus op dat ogenblik levensvatbaar was en overleed ingevolge de ingreep of de zwangerschapsonderbreking.
De bewoording van artikel 350 van het Strafwetboek stelt daarenboven dat abortus ook voorbij de grens van twaalf weken in België is toegelaten, weliswaar onder de strikte voorwaarde dat het voltooien van de zwangerschap een ernstig gevaar inhoudt voor de gezondheid van de vrouw of wanneer men vaststelt dat het kind dat zal geboren worden, zal lijden aan een uiterst zware kwaal die als ongeneeslijk wordt erkend op het ogenblik van de diagnose.
Voor de vraag of Van Crombrugge strafrechtelijk verantwoordelijk is, moeten wij kijken of de feiten in Spanje zijn gepleegd en of zij als mededader of medeplichtige kan worden beschouwd. Het antwoord lijkt in eerste instantie neen. Alleen een positieve daad, die het misdrijf voorafgaat of ermee samengaat, kan deelneming aan een misdaad of wanbedrijf zijn in de zin van artikel 66 van het Strafwetboek.
Uit de inhoud van de parlementaire vraag kan geen enkel gegeven worden geput dat de betrokken persoon rechtstreeks aan de uitvoering heeft meegewerkt, of dat zij hulp heeft geboden bij de uitvoering van aard dat het misdrijf zonder haar bijstand niet zou zijn gepleegd. Wij beschikken niet over die elementen.
Het parket zal wel een ondervraging verrichten. Het parket van de procureur des Konings te Gent heeft mij meegedeeld dat de opdracht werd gegeven de betrokkene te verhoren en uit te maken in welke context een en ander is verlopen.
01.03 Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, het is wel het minste dat men haar verhoort, aangezien zij publiek heeft verklaard dat zij in haar hoedanigheid binnen de Belgische wetgeving vrouwen heeft geadviseerd naar Spanje te gaan voor abortussen die onder de Belgische wetgeving helemaal niet zijn gedecriminaliseerd of gedepenaliseerd.
Ik heb de vraag ook aan mevrouw Onkelinx gesteld, niet voor het juridische aspect maar met betrekking tot de evaluatiecommissie. Ik kreeg als antwoord dat de evaluatiecommissie geen weet had van uitstappen naar Spanje voor late abortussen, maar wel naar het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Kan ook dat niet worden onderzocht, aangezien die ook gaan voorbij de termijn van veertien of twaalf weken die hier mogelijk is?
Ik vind het belangrijk dat men dat volgt. Uiteindelijk is de constructie van de evaluatiecommissie er gekomen als een soort toegeving van CD&V voor het aanvaarden van de depenalisering van abortus, en met de rechtstreekse motivering dat het de bedoeling is de wet te evalueren om het aantal abortussen terug te dringen. Wij merken echter dat personen, die hun hele leven binnen het raam van die wetgeving hebben gewerkt, via de privacyclausules van de evaluatiecommissie ontsnappen aan allerlei toezicht en zelf op eigen houtje de wet rekken. Daarvoor moeten wij opletten en dat is het minste dat wij kunnen doen.
L'incident est clos.
De voorzitter: Aan de orde is thans de vraag nr. 21363 van mevrouw Douifi aan de minister van Justitie over het overlijden van baby’s door de hitte.
01.04 Dalila Douifi (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, u beschikt wellicht niet over veel informatie over deze materie, maar de ministers van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, aan wie ik intussen een schriftelijke vraag heb gesteld, beschikken over geen informatie en verwijzen naar u.
Ik stel mijn vragen, precies omdat er zo weinig informatie beschikbaar is over dit onderwerp.
01.05 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, ik heb de vragen gezien en ik heb hierover ook geen informatie. Mocht deze vraag kunnen worden omgezet in een schriftelijke vraag, dan heb ik meer tijd om precieze informatie op te vragen. De vraag werd op 14 april 2010 ingediend.
Ik beschik thans niet over cijfergegevens, mevrouw Douifi. Ik stel u voor mij een schriftelijke vraag te richten en via het parket zal ik proberen meer informatie in te winnen over de diverse elementen of onderdelen van uw vraag.
01.06 Dalila Douifi (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de voorzitter, ik kan daarmee akkoord gaan. Wordt mijn vraag bij deze dan automatisch omgezet in een schriftelijke vraag?
01.07 Minister Stefaan De Clerck: Inderdaad, dat gebeurt automatisch.
02 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de ontsnapping uit de gevangenis van Antwerpen" (nr. 20576)
02 Question de Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "l'évasion de la prison d'Anvers" (n° 20576)
02.01 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, op 14 maart werden we andermaal geconfronteerd met een ontsnapping. Het is niet de eerste keer dat ik u daarover vragen stel. We weten allemaal dat de ontsnappingsratio in België ten opzichte van de ons omringende landen tamelijk hoog ligt. U bent zich daar ook van bewust.
Naar aanleiding van eerdere vragen hebt u gezegd dat er een screening van de verschillende gevangenissen zou gebeuren, dat interventieplannen zouden worden opgesteld en dat gevangenis per gevangenis zou worden nagekeken waar er knelpunten zijn. Er zou een oplossing gezocht worden in de ruimst mogelijke mate voor de verschillende gevangenissen.
Specifiek voor dit ontsnappingsverhaal dan, werd de procedure gevolgd zoals voorgeschreven? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de screening van zowel de gevangenis van Antwerpen als in het algemeen alle gevangenissen? Werden er maatregelen genomen om tegemoet te komen aan de problemen die werden vastgesteld?
02.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega, het dossier waar u concreet naar verwijst is een ontsnapping uit de gevangenis van Antwerpen. Dat is de aanleiding tot de vraag.
De betrokkene werd op last van de onderzoeksrechter overgebracht met het oog op verhoor en afname van een DNA-staal. Blijkbaar is hij er tijdens de terugrit in geslaagd te ontsnappen. Het is dus niet in de gevangenis gebeurd, maar tijdens het transport. Bij het uitstappen aan de gevangenis heeft hij tegen een autodeur gestampt. Daardoor werd een van de politieagenten achteruitgeslingerd. Zo is hij kunnen vluchten. De achtervolging werd ingezet, doch tevergeefs. Hij werd geseind, maar nog niet gevat.
U maakt van de gelegenheid gebruik om, los van het onderzoek in dit concrete dossier, een vraag te stellen naar de stand van zaken in de verschillende gebouwen. Essentieel verwijst u, denk ik, naar de analyse die werd gemaakt om inzake antihelikopterbeveiliging na te gaan welke stappen er gevangenis per gevangenis zouden kunnen worden gezet om alvast dergelijke ontsnappingen tegen te gaan.
02.03 Carina Van Cauter (Open Vld): Naar aanleiding van een eerdere vraagstelling had u gesteld dat er een screening werd gedaan, gevangenis per gevangenis, om na te gaan waar er hiaten zaten in de beveiliging. Er zou dan een soort van interventieplan worden opgesteld, net als een plan tot remediëring van de verschillende problemen.
02.04 Minister Stefaan De Clerck: Om te beginnen, de screening over de helikopterontsnappingen is gemaakt, met een volledige analyse van alle gevangenissen en een schema van de data waarop alles wordt uitgevoerd en met vermelding van welke methoden en technieken worden toegepast, gevangenis per gevangenis. Ik kan u die moeilijk meegeven, maar ik heb hier de lijst waarin het plan wordt uiteengezet voor alle gevangenissen van België. Het is een intern document en niet echt voor publicatie vatbaar want het zegt welke initiatieven waargenomen worden om ontsnappingen tegen te gaan. Het accent ligt wel op de antihelikopterbeveiliging, met netten, enzovoort.
Er is een ander initiatief genomen in de jongerengevangenissen. Daarvoor zijn, na de ervaringen in Tongeren, ook analyses gemaakt. Er zijn nu bijkomende werken uitgevoerd in Saint-Hubert. Daar heeft men bijkomende investeringen gedaan om te maken dat de ontsnappingen daar stopgezet worden.
Los van die specifieke elementen wordt het algemene dossier van alle gevangenissen opgevolgd. Meestal gaat het daarbij om 19e-eeuwse gevangenissen. Los van de twee ontwikkelingen – inzake jongeren, in een nieuwe setting, en inzake helikopterontsnappingen – en los van de initiatieven inzake camerabewaking, worden er nog allerlei nieuwe technologieën geïntroduceerd in alle gevangenissen. Er wordt steeds meer via camera gecontroleerd dan dat er in alle gangen voortdurend mensen aanwezig zijn. Ook hierin wordt in aanzienlijke mate geïnvesteerd en wel in alle gevangenissen.
Deze drie lijnen van investering kunnen de veiligheid in de diverse gevangenissen alleen maar versterken.
Ter aanvulling, wil ik nog zeggen dat de beveiligingssystemen in de gevangenissen permanent worden geëvalueerd. Zo is bijvoorbeeld het systeem inzake vingerafdrukken van gedetineerden overal operationeel. Het is overal geïnstalleerd. Ook dat is een methode om de veiligheid bijkomend te verhogen.
U kunt de lijst wel even inkijken, maar ik laat die liever niet fotokopiëren. Als u wilt zien welke types van investeringen waar gebeuren, kunt u dat gerust bij mij komen bekijken.
02.05 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, men moet het probleem niet oplossen wanneer het opduikt, maar men moet op een integrale manier een planning opstellen en de timing bewaken. Ik neem aan dat u dat ook zult doen. Het gaat niet alleen om de antihelikopterbeveiliging maar ook om de beveiliging in het algemeen. Ik meen, mijnheer de minister dat u – u hebt het min of meer laten verstaan – daar de nodige aandacht aan zult besteden.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Justitie over "de juridische gevolgen van de razzia's die tegen een aantal Koerdische instellingen enkele dagen geleden werden uitgevoerd" (nr. 21077)
03 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre de la Justice sur "les conséquences juridiques des razzias menées ces derniers jours contre certaines organisations kurdes" (n° 21077)
03.01 Francis Van den Eynde (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik vermoed dat u het mij kwalijk zult nemen dat ik regelmatig op het Koerdisch dossier terugkom. Er zijn echter een paar zaken waarmee ik blijf zitten.
U hebt mij meegedeeld dat er een onderzoek werd ingesteld op initiatief van de Belgische Justitie. U hebt mij ook meegedeeld dat er geen Turkse politie meedeed. U mag mij in dit geval van scepticisme verdenken.
U hebt mij ook verzekerd dat er geen enkele inmenging was vanwege de Turkse regering in deze zaak. Ik had daarvoor gevreesd gezien de wijze waarop de Turkse regering de Koerdische oppositie behandelt.
Waar ik in deze zaak mee blijf zitten, is dat enkele weken na die grote razzia, van de ongeveer 17 opgepakte personen van wie werd gezegd dat zij meewerkten met de internationaal erkende terreurorganisatie PKK, er nog maar twee mensen aangehouden blijven.
Heel wat mensen werden niet door de raadkamer, maar in beroep vrijgelaten. Voor zover ik goed geïnformeerd ben, was dit omdat de gerechtelijke autoriteiten in ons land de mening waren toegedaan dat er in het dossier zeer weinig elementen waren die een aanhouding rechtvaardigden.
Bent u nog altijd van mening dat deze operatie verantwoord was? Wanneer het gaat om terroristen oppakken, kan niemand kritiek hebben op de maatregelen die worden genomen. Het is goed als ze worden genomen.
Is het echter niet onverantwoord geweest daarrond zo'n spektakel te maken? U herinnert zich wellicht dat u nog niet kon antwoorden op de vragen die ik u om 14.00 uur in de Kamer stelde, terwijl er om 18.00 uur een persconferentie van het parket zou worden gehouden die wel al aangekondigd was.
03.02 Minister Stefaan De Clerck: Het is de derde keer dat u mij deze vraag stelt.
03.03 Francis Van den Eynde (VB): Nee, het is de derde keer dat ik daarnaar verwijs. Ik vraag u nu of u van mening bent dat een dergelijke spectaculaire operatie, zo’n razzia, verantwoord was.
03.04 Minister Stefaan De Clerck: Ja, ik blijf daarvan overtuigd.
Er werd hierover in de plenaire vergadering een vraag gesteld. De vorige keer werd er ook al in de commissie voor de Justitie een vraag over gesteld. Het is dus een herhaling van de vraag. Blijf ik erachter staan dat die actie terecht werd beslist? Ja. De onderzoeksrechters, het federaal parket en de bevoegde onafhankelijke magistraten hebben in alle onafhankelijkheid tot die actie beslist. Ik kan als minister van Justitie alleen maar noteren dat zij hun volle verantwoordelijkheid nemen. De magistraten oordelen. Zij beoordelen of mensen aangehouden moeten blijven of niet. Uiteindelijk zal de rechter ten gronde oordelen over de juistheid van de actie.
Ik kan mijn volle vertrouwen bevestigen in alle magistraten die in deze zaak geïnstrumenteerd hebben.
03.05 Francis Van den Eynde (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister van Justitie, het is natuurlijk prachtig dat u vertrouwen hebt in magistraten. Als u geen vertrouwen in hen stelt, wie zou het dan nog wel doen?
03.06 Minister Stefaan De Clerck: En u hebt vertrouwen in de minister. Dat is goed.
03.07 Francis Van den Eynde (VB): U moet niet overdrijven. Ik wil uw aandacht vestigen op het volgende. Mijn eerste vraag, in de plenaire vergadering, was of er in deze zaak niet geageerd werd in samenwerking met de Turkse autoriteiten. De tweede keer dat ik deze zaak aankaartte, ging het over de verdenking die vanuit Koerdische kringen werd gelanceerd — volgens mij was dat best geloofwaardig — dat men in feite de hulp van politiemensen uit Turkije aanvaard had om deze huiszoekingen te kunnen organiseren.
Als ik zie dat er zo’n poeha gemaakt wordt en dat er een paar weken later niets overblijft, dan vraag ik mij af of het wel nodig was om zo’n razzia te organiseren. Was het niet eens te meer een operatie om een buitenlandse mogendheid, in dit geval de Ottomaanse regering, een plezier te doen?
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Fouad Lahssaini au ministre de la Justice sur "la situation tragique dans laquelle se trouve M. Moqadem alors que l'État lui réclame des frais de justice" (n° 21140)
04 Vraag van de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Justitie over "de tragische situatie van de heer Moqadem aan wie de Staat gerechtskosten aanrekent" (nr. 21140)
04.01 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, ma question concerne ce que l'on a appelé l'affaire Moqadem-Lhermitte. Je n'ai pas pour habitude de citer les noms des personnes. Toutefois, ce dossier étant devenu tellement public, je me permets aujourd'hui d'y faire référence.
La presse se fait l'écho de la situation particulière dans laquelle se trouve M. Moqadem, mari de Mme Lhermitte, jusqu'à présent reconnue coupable du meurtre de leurs cinq enfants. L'État lui réclamerait la somme de 72 743 euros pour couvrir les frais de justice et les amendes pénales découlant du procès d'assises. Ce dernier, étant celui qui formait avec elle une communauté du temps de leur union, se trouve être aujourd'hui une de ses victimes encore vivantes.
Monsieur le ministre, avez-vous été interpellé sur ce dossier, au même titre que le ministre des Finances? Estimez-vous que l'État pourrait faire preuve, comme le demande l'avocat de M. Moqadem, "d'une modération justifiée par le caractère tragique de ce quintuple assassinat"?
04.02 Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, monsieur Lahssaini, par arrêt prononcé le 19 décembre 2008, la cour d'assises de la province du Brabant wallon a condamné Mme Geneviève Lhermitte à la réclusion à perpétuité pour l'assassinat de ses cinq enfants, ainsi qu'au paiement des frais de procès taxés à la somme de 53 000 euros, d'une contribution au Fonds pour l'aide aux victimes d'actes intentionnels de violence d'un montant de 137 euros et d'une indemnité de 28 euros pour le tarif criminel, les frais de correspondance.
L'État, par la voie de l'administration fiscale, est donc en droit de récupérer ces montants auprès de Mme Lhermitte en s'adressant à elle-même et non à la communauté qu'elle formait avec son mari à l'époque des faits. Il s'agit d'une dette propre et non commune. Néanmoins, comme la communauté contenait pour principal actif la maison de Nivelles, c'est bien évidemment sur le prix de la vente de celle-ci que l'État se servira, ce qui entraînera bien sûr des conséquences pour M. Moqadem. Cette situation, aussi regrettable qu'elle soit, n'a évidemment rien à voir avec le procès en lui-même. Elle est une malheureuse conséquence de la situation particulière des protagonistes de cette affaire, l'auteur et la partie civile étant des conjoints.
J'ignore quelle est l'origine de la différence entre la somme de 72 000 euros mentionnée dans la question parlementaire et le montant de la condamnation prononcée par la cour d'assises. Il est possible que soient venus s'ajouter les montants déboursés par le Fonds d'indemnisation.
Ceci mériterait une analyse complémentaire par les services du SPF Justice et du SPF Finances. Je comprends tout à fait la situation difficile dans laquelle se retrouve M. Moqadem. Si l'État doit effectivement faire preuve de clémence, je ne peux intervenir au niveau de l'arrêt.
En effet, l'article 162 du Code d'instruction criminelle prévoit que tout jugement de condamnation rendu contre le prévenu et les personnes civilement responsables de l'infraction les condamnera aux frais, même envers la partie publique. Il s'agit d'une disposition qui ne souffre d'aucune exception. Les frais sont alors liquidés par le jugement ou l'arrêt qui y condamne. Le recouvrement des frais est alors poursuivi par le receveur de l'Enregistrement et des Domaines. Cette phase de récupération ne relève alors plus de ma compétence mais de celle du ministre des Finances.
04.03 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Je remercie le ministre pour sa réponse détaillée. Je m'interroge aussi sur ce qui fait la différence entre les différentes sommes. Je vais m'adresser au ministre des Finances pour connaître sa réaction et la position qu'il adopterait. Mais vous convenez, comme vous venez de le signaler dans votre réponse monsieur le ministre, qu'il y a là quelque chose d'assez paradoxal et qui pourrait encore mettre …
04.04 Stefaan De Clerck, ministre: Dura lex sed lex!
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Christian Brotcorne au ministre de la Justice sur "le nouveau palais de justice de Tournai" (n° 21340)
05 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de minister van Justitie over "het nieuwe justitiepaleis te Doornik" (nr. 21340)
05.01 Christian Brotcorne (cdH): Madame la présidente, nous venons de passer 40 heures non-stop dans les aéroports et dans les avions, nous avons dû en prendre sept différents pour arriver enfin maintenant. Je remercie mes collègues. C'était pratiquement un tour du monde; monsieur le ministre. Et certains croient qu'on s'amuse!
Monsieur le ministre, le palais de justice de Tournai nous est cher, à vous comme à moi. D'ailleurs, je vous sais gré d'avoir réussi à obtenir de la Régie des Bâtiments, quand vous êtes entré en fonction, que nous envisagions un seul et unique lieu pour réunir les différentes fonctions de la justice à Tournai.
Vous êtes venu en novembre dernier avec M. Reynders en sa qualité de responsable de la Régie des Bâtiments pour présenter le projet de construction d'un nouveau palais au lieu dit Luchet d'Antoing, ce qui satisfaisait tout le monde, même si le délai d'attente était de neuf à dix ans et que dans l'intervalle, il fallait trouver des solutions provisoires avec des locations à la clé pour permettre à la justice de fonctionner correctement. En effet, le palais de justice actuel est frappé de différentes décisions judiciaires qui y mettent en péril l'exercice de la justice.
Ce dossier paraissait satisfaire tout le monde mais depuis, nous avons pu prendre connaissance du plan de restructuration de l'armée et Tournai n'y échappera pas car la caserne Saint-Jean, propriété de la Défense, devrait être libérée prochainement. J'ai posé une question sur la date de jouissance au ministre de la Défense mais nos informations, qui ne sont pas encore officielles, laissent penser que ce bâtiment pourrait être disponible à partir de mai ou juin de l'an prochain. Plus aucune activité militaire ne s'y exercerait. Ce bâtiment est suffisamment grand – et même plus que nécessaire – pour répondre à tous les besoins de la justice tournaisienne en regroupant les locaux. Vu sa bonne qualité de construction et son bon état, il permettrait une occupation relativement rapide avec un coût minime.
Depuis le mois de novembre dernier, alors qu'on croit savoir que le dossier de la construction du futur bâtiment n'a pas forcément beaucoup évolué, il semble plus intéressant aujourd'hui d'explorer cette piste d'implanter les services judiciaires à la caserne Saint-Jean à Tournai.
Monsieur le ministre, avant de poser ma question, j'ai pris contact officieusement avec la Ville de Tournai, qui se dit intéressée. Cela répond à ses soucis, cela répond à des problèmes de mobilité et il semble donc opportun d'examiner cette piste qui permettrait une solution beaucoup plus rapide et probablement moins onéreuse qu'une nouvelle construction, d'autant moins onéreuse qu'elle éviterait la location de bâtiments en attendant la construction d'un nouveau site. Dès lors, monsieur le ministre, je voulais vous interroger sur cette nouvelle hypothèse.
05.02 Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, cher collègue, tout d'abord, la décision de principe concernant l'implantation du nouveau palais de justice sur le terrain quai du Luchet d'Antoing a été prise. On n'y touche donc pas. Les dossiers administratifs pour le projet-même et le dossier d'acquisition du terrain qui est propriété de l'État et géré par le ministère de la Défense sont en ce moment rédigés. Donc, on avance.
Lors d'une enquête récente auprès des services de mon cher collègue Pieter De Crem, il m'a été confirmé par écrit que la fermeture de la caserne dont vous parlez maintenant – c'est la caserne Saint-Jean, je crois – n'est pas prévue dans le plan de transformation de la Défense. S'il s'avère que cette programmation serait toutefois encore modifiée, je ne manquerais pas de consacrer immédiatement un examen approfondi à cette opportunité.
Il faut quand même encore faire attention à ce que les autres pistes qui ont été avancées à Tournai pour le relogement des services ne soient pas abandonnées. Je crois qu'il faut essayer de respecter les accords qui ont été pris lors de notre visite. Il y avait une piste sur le long terme et une piste à bref délai. Je crois qu'il ne faut pas laisser tomber ces pistes-là tant qu'il n'y a pas d'autres pistes manifestement meilleures que celle qui avait été prévue par la Régie des Bâtiments. Je ferai attention à ne pas trop gâcher le schéma convenu.
05.03 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Effectivement tous les acteurs judiciaires souhaitent une solution. La solution sur laquelle il y a un acquis de principe est une solution qui agréait tout le monde à une époque donnée. Aujourd’hui, que ce soit dans le cadre de la réforme de l’armée ou pour d’autres raisons, la disponibilité de ce bâtiment militaire paraît effective à moyen terme. De toute façon, je pose la question officiellement au ministre, nous aurons ainsi une réponse définitive. Si elle est ce que je crois, il me paraît utile en tout cas d’envisager cette possibilité-là parallèlement à l’autre, et de faire le choix en connaissance de cause. Je suis convaincu que la deuxième formule permettra des économies en matière budgétaire et en matière de coûts à charge de l’État. Elle satisfait à la fois l’autorité locale, comme je vous l’ai dit, et les autorités judiciaires. Récemment, dans la presse, le président du tribunal s’est prononcé en faveur de cette piste si d’aventure elle pouvait se préciser.
Monsieur le ministre, il faudrait avoir deux fers au feu, même si parfois avoir deux fers au feu ne permet pas d’aboutir. L’efficacité de la Justice et le souci d’une bonne gestion des deniers publics nous imposent d’être attentifs à la piste que je suggère par ma question.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de bijsturing van omzendbrief nr. 154" (nr. 21091)
06 Question de M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "l'adaptation de la circulaire n° 154" (n° 21091)
06.01 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, in het raam van de begrotingscontrole werd voor Justitie naar verluidt ook in middelen voorzien voor de bijsturing van de beroemde omzendbrief nr. 154 inzake de monitoring en de beheersing van de personeelsuitgaven in de rechterlijke organisatie. Het zou gaan om een bedrag van ongeveer 3 miljoen euro.
Vandaar mijn vraagjes. Klopt dit? Wat moeten wij verstaan onder bijsturing van de omzendbrief? Waarvoor en hoe zullen de bijkomende kredieten worden aangewend? Wat heeft u ertoe gebracht om de omzendbrief nu toch bij te sturen, daar waar u dit eerder in de commissie weigerde en dit een perfecte omzendbrief vond?
06.02 Minister Stefaan De Clerck: Collega, behoudens een aantal besparingsmaatregelen houdt de omzendbrief 154 vooral het principe in van een maandelijkse interne monitoring van de uitgaven om een beter zicht te hebben op wat er permanent gebeurt in de uitgaven voor personeelskosten inzake Justitie. We moeten proberen dat beter te beheersen in het raam van de opdracht om meer te besparen, ook bij Justitie, op personeelskosten. Dat is de methode die wij voorstellen. Er wordt een maandelijkse staat van de uitgaven bezorgd. Er zijn beslissingen genomen die er enerzijds toe hebben geleid dat er een vertraging is gerealiseerd wat de benoemingen betreft. Dat is intussen in het normale schema gekomen. Om de twee maand worden de publicaties gedaan voor de benoemingen.
Anderzijds is er het probleem van de deurwaarders, de zittingsbodes. Daar hebben wij een besparing opgelegd, van 3 miljoen naar 1 miljoen. Ik heb in deze commissie een paar keer gezegd dat er een groep is samengesteld die twee keer is samenkomen, op 4 maart en 1 april, om te bekijken wat de richting zou zijn. Er is daar eigenlijk een akkoord gesloten dat nu omgezet wordt in tekst om te bepalen waar die bodes echt nuttig zijn en waar ze overbodig zijn. Niet alle zittingen moeten immers echt gevolgd worden door die bodes. Ik heb het reeds gezegd, 20 % van die uren waren opgenomen voor het hof van beroep in het kader van zittingen die eigenlijk een rustig verloop kenden. Daar moet niet echt het verkeer geregeld worden van de mensen die staan te drummen om hun zaak behandeld te zien voor het hof van beroep. De vraag is dus om welke zaken het gaat. Er komt uit die groep naar voren dat het gaat om de kamer van inbeschuldigingstelling, de raadkamer, de correctionele zittingen, de politierechtbanken en de jeugdrechtbanken. Ook de inleidingszittingen vormen een probleem. Verder gaat het om de collectieve schuldenregeling en ook bepaalde zittingen in verband met de sociale zekerheid en de arbeidsrechtbank. Men heeft het dus gedetecteerd en bepaald dat men essentieel voor die zittingen wil gaan werken.
Er is nog één groot probleem. Ik meen dat we dat kunnen oplossen voor deze zittingen, men is dat nu aan het berekenen. Het grote probleem doet zich voor tijdens assisenprocedures. We moeten aanvaarden dat er tijdens een assisenprocedure veel heen en weer geloop is en dat er daar bodes moeten zijn. Wellicht komen we er te kort om dat deel op te lossen. We zullen dus kijken om in het raam van de bijkomende middelen die we krijgen het probleem op te lossen van de bodes tijdens assisen. Hierbij gaan we er enigszins van uit dat met de middelen die we sowieso al voorzien hadden de zittingen waarover we het nu eens zijn dat ze gevolgd moeten kunnen worden in grote mate – de berekeningen zijn echter nog niet definitief – kunnen bedienen. Ik herhaal dat daarbij een uitzondering moet worden gemaakt voor alle assisenprocedures. Daarvoor zullen we wellicht in bijkomende middelen moeten voorzien.
06.03 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een praktische vraag. Mij is niet duidelijk wie nu wat kan beslissen.
06.04 Minister Stefaan De Clerck: De redactie is nu bezig. In het verleden waren het de korpschefs die rechtstreeks de beslissingen namen om persoon A, B, X of Y te laten komen, met alle discussies vandien over vragen zoals wie werkgever en wie werknemer is en ook over het statuut. Er werden aan Brussel lijsten bezorgd. Een en ander werd betaald. Dit alles moet nu in een nieuwe omzendbrief worden geregeld, teneinde duidelijke afspraken te maken over de vraag wie op welk ogenblik welke beslissingen zal nemen.
Het staat in elk geval nu al vast dat het niet om voor het even welke zitting maar voor bijzondere zittingen zal moeten gebeuren. De procedure voor de aanwerving zal helder worden gemaakt.
Het zal om hetzelfde type mensen gaan. Het zullen dus geen klassieke arbeidscontracten zijn. Het gaat niet om bijkomend personeel. Er komen dus geen fulltime equivalenten bij. De categorieën personen blijven dezelfde. Het zal voor een aantal meer gespecificeerde zittingen zijn, veeleer dan voor om het even welke zitting op om het even welk ogenblik.
In die zin wordt nu gewerkt. Na overleg tijdens twee vergaderingen is er nu een kader uitgewerkt, dat wordt omgezet in een tekst, die de basis voor de toekomstige aanstellingen van de betrokken personen zal vormen.
06.05 Renaat Landuyt (sp.a): Is de tekst een wettekst of een koninklijk besluit? Hoe ziet u de timing? U antwoordt immers dat een en ander in een tekst wordt omgezet. Alles blijft dus op het niveau van de uitvoerende macht.
06.06 Minister Stefaan De Clerck: De volgende vergadering is op 12 mei 2010. Tijdens voornoemde vergadering zal worden beslist hoe een en ander verder zal verlopen. Wij zullen op dat moment ook de regels bepalen om ervoor te zorgen dat de aanwervingen per ressort worden georganiseerd en verdeeld. De methodiek zal concreet zijn.
Ik heb de teksten zelf nog niet gezien. Ik wacht op de voorstellen van de administratie om het dossier geconcretiseerd voor te leggen en de beslissing zo vlug mogelijk naar buiten te brengen.
Ik heb nooit mensen op straat gezet. Er is enkel een beperking van het aantal uren geweest. Ik hoop om nu, met de sanering die zich in de diverse rechtbanken intussen al feitelijk voordoet en door een vlugge beslissing vóór de zomerperiode, een zekere continuïteit voor de betrokkenen te verzekeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Aan de orde is vraag nr. 21243 van de heer Schoofs.
06.07 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, ik wil de heer van den Eynde even voorrang geven. Ik ben toch de hele namiddag aanwezig. Hij moet echter nog de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen bijwonen.
07 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Justitie over "de controle op de identiteit van bedienaars van de erkende erediensten die via het departement van Justitie worden uitbetaald" (nr. 21258)
07 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre de la Justice sur "le contrôle de l'identité des ministres des cultes reconnus qui sont rémunérés par le département de la Justice" (n° 21258)
07.01 Francis Van den Eynde (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de onmiddellijke aanleiding van deze vraag kan worden gezocht in het fenomenale verhaal van de Afrikaan — men moet het maar kunnen — die erin slaagde …
07.02 Minister Stefaan De Clerck: U bent toch niet jaloers?
07.03 Francis Van den Eynde (VB): Ik ben niet jaloers, maar men moet het kunnen, dat geef ik toe.
Eerst en vooral moest hij hier illegaal binnengeraken, al is dat nog niet zo moeilijk, laten wij eerlijk zijn. Daarna vestigde hij zich met vrouw en kind in Mechelen en genoot daar OCMW-steun. Onder een andere naam werd hij pastoor in een parochie van het bisdom Namen, bij monseigneur Léonard. Men moet het toch maar kunnen, en allemaal tegelijkertijd. Zelfs de kerkelijke structuren zijn hier waarschijnlijk bedrogen, maar daarover stel ik geen vragen.
Ik stel hier natuurlijk geen vragen over het feit dat de man OCMW-steun trok. Ik stel zelfs geen vragen over het feit dat hij zich hier in niet-normale omstandigheden heeft gevestigd, noch dat hij onder twee verschillende namen leefde. Wat mij in dit geval intrigeert, is het volgende. De FOD Justitie — en dat is uw politieke verantwoordelijkheid — zorgt in feite voor het uitbetalen van een loon aan de bedienaars van de erkende godsdiensten, de pastoors, de imams, de rabbijnen en zelfs de pastoors van de vrijzinnigheid, want die krijgen ook wat.
07.04 Minister Stefaan De Clerck: De pastoors van de vrijzinnigheid?
07.05 Francis Van den Eynde (VB): Goed, de aalmoezeniers van de vrijzinnigheid dan. Die krijgen ook hun loon. Dat gebeurt allemaal door de FOD Justitie.
Daarbij rijst de volgende vraag. Iemand wordt betaald voor zijn werk als pastoor. Dan kan men tenminste verwachten dat men nakijkt of de man wel degelijk priester is. Of hij getrouwd is of niet, is een andere zaak. Dat vraag ik niet aan de minister van Justitie. Men moet wel nakijken of hij beantwoordt aan de criteria die nodig zijn om als bedienaar van die godsdienst te fungeren. En dat is blijkbaar niet het geval. Als dat met het roomse geloof gebeurt, een geloof dat ons nogal vertrouwd is, hoe zit het dan met andere godsdiensten die in ons land erkend zijn, de ene weliswaar al wat recenter dan de andere?
Wordt door uw departement nagegaan of de personen die een loon krijgen, niet alleen hiervoor in aanmerking komen omdat zij worden voorgesteld door hun respectieve godsdienstige autoriteiten — dat zal wel zo zijn —, maar wordt er ook nagegaan of zij inderdaad beantwoorden aan de kwalificaties die nodig zijn om die functie uit te oefenen? U moet niet nagaan of zij theologisch wel in orde zijn. Maar als dat één keer gebeurt, kan het nog gebeuren dat personen zich laten doorgaan voor priester, imam of wat dan ook, en dan een loon krijgen terwijl zij helemaal niet geschikt zijn voor de baan.
07.06 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega, artikel 21 van de Grondwet bepaalt dat het de representatieve bevoegde organen van de godsdiensten en van de Unie van Vrijzinnige Verenigingen toekomt hun priesters alsook hun afgevaardigden te benoemen en eventueel uit hun ambt te ontzetten. Dat is hun verantwoordelijkheid.
Artikel 181 bepaalt dat de wedden en de pensioenen van de bedienaren der eredienst en van de afgevaardigden van de door de wet erkende organisaties die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing, ten laste komen van de Staat.
Hiertoe benoemen de bevoegde representatieve organen de personen in die erkende functies, waardoor zij het recht krijgen op een wedde. De benoeming gebeurt door hen, niet door ons. Als deze mensen benoemd zijn, betalen wij wel hun wedde. Elk representatief orgaan heeft de opdracht de noodzaak van een eredienst, of van morele assistentie volgens de filosofische niet-confessionele levensbeschouwing, te organiseren en om de mensen te benoemen die zij daarvoor bevoegd achten. Zij moeten oordelen of die mensen bevoegd zijn om deze taken uit te voeren.
Elk representatief orgaan moet erop toezien dat de in België van toepassing zijnde wetgeving wordt gerespecteerd, evenals de interne regels van de eredienst of van de niet-levensbeschouwelijke filosofische organisatie. Kortom, de representatieve organen moeten intern beoordelen of die mensen aanvaard worden, maar ook kijken of zij aan alle wettelijke voorwaarden beantwoorden.
In uitvoering van deze opdrachten ziet het representatieve orgaan erop toe dat de identiteitspapieren en de verblijfsdocumenten van de personen die het benoemt in orde zijn. Deze documenten worden in principe toegevoegd aan het informatieformulier dat de FOD Justitie opgesteld heeft om de wedde te kunnen uitbetalen.
Wat de betrokken persoon betreft, geef ik voorlopig geen commentaar omdat de zaak in handen is van de gerechtelijke autoriteiten om precies die analyse te maken. Indien de wedde onterecht betaald werd, kan de FOD Justitie uiteraard ijveren voor de terugvordering van de onterecht uitgekeerde wedden. Eerst moeten wij het gerechtelijke onderzoek echter afwachten.
07.07 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de minister, kort samengevat, in feite zijn de erkende godsdiensten volledig verantwoordelijk voor de aanstelling van de respectieve priesters, imams, enzovoort. Zij moeten nagaan of zij beantwoorden aan de interne reglementering en aan de nodige vereisten. Het enige wat de FOD Justitie kan opvragen, zijn de documenten die u daarnet hebt genoemd, namelijk de verblijfsvergunning, enzovoort.
Ik wil geen vraag stellen over dit specifieke dossier.
07.08 Minister Stefaan De Clerck: Ik kan mij voorstellen dat er zal worden gereageerd wanneer het evident of algemeen bekend is dat iemand niet beantwoordt aan die voorwaarden. Het is echter geen rechtstreekse verantwoordelijkheid van de FOD Justitie om elk geval te analyseren, controleren en zelf het contract te sluiten. Het contract wordt gesloten met de organisatie, met de eredienst en wij instrumenteren alleen maar voor de betaling.
07.09 Francis Van den Eynde (VB): Ik kan dat allemaal begrijpen, maar in het Engels zegt men “He who pays the piper calls the tune”. Wie betaalt, zou toch tenminste een ernstige inzage mogen krijgen, maar dat beperkt zich tot de documenten.
Dit is nu zo’n geval waarin zowat iedereen werd bedrogen, ook de kerkelijke autoriteiten. Men kan zich inbeelden dat op een zeker ogenblik een of andere, niet bonafide kerkelijke organisatie dergelijke mensen aan een wedde kan helpen, terwijl dit niet verantwoord is. Ik zou er dan ook durven voor pleiten om wat meer eisen te stellen aan deze kerkelijke en — men mag niet discrimineren, iedereen is gelijk voor de wet — vrijzinnige organisaties.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het vergelijkend DNA-onderzoek in het dossier over de moord op Joke Van Steen" (nr. 21243)
08 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "l'examen comparatif d'ADN dans le dossier relatif au meurtre de Joke Van Steen" (n° 21243)
08.01 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het voorwerp van deze vraag, de feiten, zijn al wat belegen. Even is er sprake van geweest dat de moord op Joke Van Steen in 1995 een nieuwe wending zou kunnen krijgen omdat de dader van de moord op Annick Van Uytsel in beeld kwam omdat er DNA-sporen waren aangetroffen, die onderzocht moesten worden in de zaak van Joke Van Steen. Nu, achteraf, is gebleken dat er geen link is met dader Ronald Janssen.
De kern van de vraag blijft wel bestaan. Het DNA-onderzoek verliep namelijk blijkbaar te traag in die zaak van Joke Van Steen, terwijl de dader, die voor assisen zal moeten verschijnen, kortelings voor dat hof gebracht zal worden.
Mijnheer de minister, de volgende vragen blijven overeind.
Hoe komt het dat er niet onmiddellijk resultaat kon worden meegedeeld in verband met de DNA-sporen in de zaak van de moord op Joke Van Steen, ongeacht of ze werkelijk uitwezen dat Janssen al dan niet de dader was? Hoe kon het dat er nog geruime tijd twijfel bleef bestaan? Waarom konden die DNA-sporen niet onmiddellijk onderzocht worden?
Blijkbaar, zo werd door de gerechtelijke wereld meegedeeld, zijn DNA-sporen uit oudere dossiers moeilijker te onderzoeken en/of te vergelijken met sporen van nieuwe verdachten. Er scheelt dus blijkbaar iets aan de bewaringmethodes. Of zijn er andere oorzaken die tot dergelijke vertragingen kunnen leiden?
Een meer algemene vraag. Deze vraag werd vroeger al gesteld en er zijn door uw voorgangers ook al antwoorden op gegeven, maar ze blijft nog steeds. Waar, door wie en volgens welke standaarden wordt DNA-materiaal momenteel bewaard en onderzocht? Op dat punt stonden wij nog niet op het niveau van de buurlanden, recent, bij de jongste begrotingsbesprekingen, indien ik mij niet vergis.
08.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Schoofs, zoals u zelf hebt gezegd, zijn de elementen rond het bedoelde DNA-onderzoek voltooid. De resultaten zijn bekend. De vraag is in die zin dus wat achterhaald.
Maar het is interessant, inderdaad, om te bekijken hoe er met oude dossiers gewerkt kan worden.
Hoe ouder een spoor is, hoe moeilijker het kan zijn om een DNA-profiel te verkrijgen, om te beginnen. Nochtans kan dat niet a priori op voorhand voorspeld worden. Er zijn zaken bekend waarbij van sporen van meer dan twintig jaar oud een DNA-profiel kon worden opgesteld. Ook zijn er voorbeelden van het omgekeerde. Recente sporen die geen enkel resultaat opleveren, dat doet zich ook voor. Er is dus niet altijd succes bij die analyse. Een formeel sluitend antwoord kan dus niet gegeven worden.
Eenmaal een oud spoor een DNA-profiel oplevert, is er geen enkele moeilijkheid om dat spoor te vergelijken met recentere profielen van verdachten, met andere sporen of met andere veroordeelden.
Algemeen kunnen de volgende factoren vermeld worden. DNA is een chemische molecule, waarvan de stabiliteit natuurlijk afhangt van de omgeving waarin het staal wordt bewaard. DNA is ook heel gevoelig voor UV en temperatuurwisseling. Of verder onderzoek mogelijk is, hangt dan ook af van het feit of de oorspronkelijke stalen op een correcte manier bewaard zijn gebleven.
Men is zich hier nu meer bewust van dan vroeger. Indertijd werden niet dezelfde voorzorgen met betrekking tot de contaminatie als nu genomen. Dat heeft voornamelijk te maken met een stijgende gevoeligheid van de detectietechniek.
De DNA-analyses zelf zijn ook sterk geëvolueerd. Men kan dus zeggen dat de bekomen resultaten in 1995 een beperktere statistische impact hebben dan de huidige technieken. Het kan ook voorkomen dat oude DNA-analyserapporten minder bruikbaar zijn omdat de wetenschappelijke methodes om DNA te extraheren steeds verder worden verfijnd zodat nieuw onderzoek alsnog kan toelaten om DNA te extraheren op sporen die initieel onbruikbaar waren bevonden. Men is dus aan een opwaardering van de technieken toe.
Het NICC heeft in het onderzoekscentrum ook een nieuwe techniek ontwikkeld om de haren die voldoende celkernen voor nucleaire DNA-analyse bevatten te selecteren. Deze techniek wordt slechts sinds enkele jaren voor de gerechtelijke onderzoeken toegepast. Deze techniek vergt meer impregnatietijd voor oudere haren dan voor recentere haren.
Deze aangelegenheden worden geregeld door de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken en het uitvoeringsbesluit van 4 januari 2002.
Het merendeel van de overtuigingsstukken wordt op de griffies bewaard. De sets seksuele agressie moeten ingevolge een ministeriële richtlijn aan het NICC voor bewaring te worden bezorgd. Wat de criteria voor de bewaring van biologische stukken en stalen betreft, zijn richtlijnen voor het NICC opgesteld en verspreid, onder meer bij de labo’s van technische en wetenschappelijke gerechtelijke politie.
De negen door de Koning erkende labo’s zijn verantwoordelijk voor de DNA-analyse van de stukken. Deze labo’s dienen volgens de internationale norm die ter zake is bepaald te zijn geaccrediteerd. In dit raam evalueert de BELAC, de Belgische instantie voor de accreditatie, de competentie van het personeel, de wetenschappelijke en technische competentie, de praktische ervaring op het domein van de beoogde analyses enzovoort. Zij gaan ook na of de technische apparatuur, de lokalen en de uitrusting in orde zijn. Zij gaan ook na of de organisatiestructuur, met name de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het labo, oké is.
De labo’s dienen de technische criteria, opgelegd in de bijlage van het hoger vermelde KB na te leven.
Ik denk dat wij daarmee een relatief stevige onderbouw hebben, wat niet belet dat binnenkort nieuwe initiatieven worden genomen om het DNA-onderzoek verder wettelijk te ontplooien en meer mogelijkheden te ontwikkelen om DNA-onderzoek te verrichten om ervoor te zorgen dat men met de huidige technische mogelijkheden een grotere ophelderinggraad in alle misdrijven kan bereiken.
08.03 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Ik kan alleen de hoop uitspreken dat de middelen, en zeker het budget, de wetenschappelijke vooruitgang binnen het DNA-onderzoek en de ontwikkeling ervan kunnen blijven volgen, zodat al die onderzoeken de meest performante onderzoekstechnieken kunnen leveren. Dat zal de ophelderingsgraad uiteraard opkrikken. Ik hoop dat het beleid dat kan blijven bijbenen.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het onderzoek in de zaak De Gelder en de verklaringen desbetreffend van de procureur des Konings te Dendermonde" (nr. 21255)
09 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "l'enquête sur l'affaire De Gelder et les déclarations en la matière du procureur du Roi de Termonde" (n° 21255)
09.01 Bert Schoofs (VB): Er is in de media heel veel te doen geweest over een Zweedse link: een labiele dame zou al dan niet internetcontacten hebben gehad voor de feiten die De Gelder zou hebben gepleegd en zou hem eventueel hebben geïnspireerd. Ik kan daar verder ook geen uitspraken over doen. Ik begrijp dat u het onderzoek niet kan binnendringen. Het is vaste prik om zich niet in het onderzoek te mengen.
De kern van de zaak is dat de procureur des Konings te Dendermonde op bepaald ogenblik zei dat alle nodige onderzoeksdaden waren verricht, terwijl hij dat achteraf, nauwelijks 24 uur later, moest inslikken. Hoe komt het dat de procureur onvoorzichtig is geweest? Of is hij misschien op het verkeerde been gezet?
Is er onderzoek gevoerd naar de manier waarop mediaheisa kon ontstaan omtrent de feiten die De Gelder heeft gepleegd en omtrent een buitenlandse bron van zeer labiele aard die daaraan eventueel ten grondslag lag? Hoe komt het dat de procureur tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, of heeft moeten afleggen?
09.02 Minister Stefaan De Clerck: Het gerechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor Kim De Gelder in verdenking werd gesteld, bevat inderdaad stukken waaruit blijkt dat een Zweedse vrouw de betrokkene een drietal weken na zijn arrestatie voor het eerst een brief stuurde vanuit een eerder ongezonde bewondering voor de gebeurtenissen. Het onderzoek dat aan die en trouwens ook aan andere briefschrijvende bewonderaars indertijd werd gewijd, maakt duidelijk dat er geen enkel verband bestaat tussen de feiten en de vrouw in kwestie. Er hoeft dus geen spoor naar de Zweedse vrouw te worden onderzocht om de eenvoudige reden dat er geen is.
Op sensatie beluste journalisten hebben het gegeven opgeblazen tot een waar roddelverhaal. Daarmee hebben zij de procureur des Konings geconfronteerd. Bij een van die gesprekken heeft de procureur zich laten ontvallen dat hij dacht dat de vrouw over haar briefschrijverij was verhoord. Hij leidde dat bij vergissing af uit de contacten die de Belgische politie toen met de Zweedse politiediensten had gehad. Er waren algemene contacten. Daaruit had hij afgeleid dat er verhoren waren en dat men verder was gegaan, in tegenstelling tot de feiten.
Die onjuiste uitlating heeft uiteraard geen enkele invloed op de kern van de zaak. Het verhaal over de Zweedse vrouw is geen verdere aandacht of onderzoek waard. Omwille van de sereniteit en de noodzakelijke vrijwaring van het geheim van het onderzoek zal ik op de aangelegenheid niet verder ingaan, ook niet op de rol van sommige journalisten die het klaarblijkelijk als hun missie beschouwen om om de haverklap sensatie te brengen in verband met de meest dramatische gebeurtenissen die een mens zoal kan meemaken.
In elk geval, ik heb het nog eens nagevraagd. Men heeft wel degelijk contact gehouden met de Zweedse politiediensten maar niet in het kader van het verder onderzoeken van een spoor. Men heeft gewoon gevraagd om nog meer informatie over die Zweedse vrouw en haar achtergrond in het kader van het dossier. Over sporen of verantwoordelijkheden is in deze geen sprake.
09.03 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, ik hoef niet de advocaat van de media te zijn. Zij moeten mee instaan voor opheldering en informatie aan het publiek. Daarbij kunnen inderdaad fouten worden gemaakt, maar wie zonder zonden is, werpe de eerste steen.
Wat mij meer verontrust, is het feit dat er fanclubs ontstaan rond die personen, zieke geesten die zich via het internet en dergelijke meer en meer profileren om zodoende de media te halen. We zien dat ook bij Dutroux en bij Van Themsche. Dat is een kwalijke evolutie. Misschien moeten we onderzoeken hoe het kan dat mensen dergelijke feiten en daders bijna bewieroken.
Dat verontrust mij. Het zou in de toekomst zelfs kunnen leiden tot kopieergedrag bij sommigen, alleen maar om op te vallen. Dat is een verantwoordelijkheid die we allemaal dragen in een heel gemediatiseerde samenleving.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Question de M. Georges Gilkinet au ministre de la Justice sur "la protection des sources et notamment le cas récent d'Antenne Centre Télévision" (n° 21069)
10 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Justitie over "de bronnenbescherming en meer bepaald het recente voorval bij 'Antenne Centre Télévision'" (nr. 21069)
10.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, le lundi 22 mars, la rédaction de la télévision locale Antenne Centre a reçu une visite de la police venue réclamer le support original d'une séquence diffusée quelques jours auparavant. Le conflit est le suivant: des résidents du camping Binche Plage ont eu une visite de police qui a procédé à un marquage des caravanes au moyen de croix jaunes peintes. Grosse erreur à mon sens, au regard de l'histoire, et qui a résolument déplu aux résidents qui se sont dès lors exprimés dans des termes assez durs devant les caméras d'Antenne Centre. Parmi eux, certains témoins avaient voulu apparaître le visage flouté et la voix modifiée. Une plainte pour diffamation a été déposée par le chef de corps de la zone de police Binche-Anderlues contre différents résidents à l'origine de l'apostille du procureur du Roi réclamant le support original de l'émission.
Monsieur le ministre, quel jugement posez-vous sur la démarche de la police d'apposer des croix jaunes peintes sur les caravanes d'un camping résidentiel? N'y a-t-il pas là une maladresse notoire dans son chef? Estimez-vous que la demande du procureur du Roi de disposer des images originales de la séquence diffusée sur Antenne Centre à propos de cet incident est conforme avec le principe du respect du secret des sources dont bénéficient les journalistes? Quelle a été votre réaction en l'occurrence? Avez-vous rappelé ledit procureur à l'ordre? N'y a-t-il pas lieu, de façon plus générale, de rappeler à chacun les règles relatives à la protection des sources journalistiques?
10.02 Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, cher collègue, la police est intervenue dans le cadre d'une mesure administrative interne à la police, donc en principe ce n'est pas de ma compétence. Cependant, d'après les informations qui m'ont été communiquées, la peinture utilisée est celle qui est employée d'ordinaire en matière de sécurité routière et ce ne sont pas des étoiles de David mais des croix de Saint-André qui ont été faites sur certaines caravanes, lesquelles font l'objet d'un plan de relogement de locataires précarisés. Il me semble dès lors que l'interprétation de ces faits par une certaine presse, heureusement très isolée, procède de l'amalgame douteux.
Un dossier d'outrage à agent a été dressé par la police à la suite de son intervention. Le substitut en charge de ce dossier a demandé la copie du support original diffusé, et non secret, afin d'objectiver ce dossier. Ce matériel a été volontairement remis par la chaîne de télévision. Cette manière de procéder ne me paraît pas contraire au secret des sources du journaliste.
10.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): C'est vrai qu'on ne peut pas confondre une étoile de David et une croix de Saint-André. Néanmoins, la réaction des personnes concernées, qui doivent quitter leur habitat – et cela pose toute la question de l'habitat permanent dans les campings dont est saisie la Région wallonne – est à tout le moins compréhensible.
Je vous interrogeais plus sur l'aspect du secret des sources. Vous m'avez bien précisé que la demande de la police était de recevoir l'émission diffusée, c'est-à-dire avec les visages floutés. Cela me rassure par rapport à la question du secret des sources puisqu'il ne s'agissait donc pas de recevoir les images originales où les témoins étaient reconnaissables.
Je prends acte de votre réponse et du fait qu'il n'a jamais été dans l'intention du procureur du Roi de se procurer des images originales, ce qui aurait été en contradiction avec le principe du respect du secret des sources.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Georges Gilkinet au ministre de la Justice sur "l'efficacité énergétique dans les prisons et palais de justice" (n° 21070)
11 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Justitie over "de energie-efficiëntie in de gevangenissen en de gerechtsgebouwen" (nr. 21070)
11.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, j'ai bien reçu votre réponse à ma question écrite du 9 décembre dernier relative à la consommation énergétique des établissements pénitentiaires et je vous en remercie. Je n'avais pas eu autant de chance auprès de votre prédécesseur, voici quelques mois, qui m'avait répondu que ces données n'étaient pas disponibles. Il y a donc progrès, même s'il me semble trop long à voir le jour et trop peu intensif par rapport aux enjeux énergétiques et aux conséquences environnementales et budgétaires qui en résultent.
En effet, en tant que bourgmestre empêché, vous savez que n'importe quelle commune, n'importe quelle collectivité locale dispose aujourd'hui d'un ou plusieurs écoconseillers ou conseillers en énergie et s'en porte très bien, dès lors que les économies réalisées peuvent être substantielles, d'autant plus dans un ministère comme le vôtre.
J'ai bien pris acte du fait que, jusqu'à la fin 2007, aucune mesure n'avait été prise et qu'aucun investissement n'avait été réalisé en vue d'améliorer l'efficacité énergétique et de réduire la consommation d'énergie dans les établissements pénitentiaires. J'ignore si tous vos prédécesseurs sont d'accord avec ce constat. Quoi qu'il en soit, il s'agit à présent de se retrousser les manches et de passer à l'action. Ma question portait sur les établissements pénitentiaires mais la réflexion vaut également pour les palais de justice.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me communiquer les dernières données actualisées relatives aux consommations énergétiques des palais de justice et établissements pénitentiaires pour les cinq dernières années? Il s'agit de millions de litres de mazout chaque année! Estimez-vous que le dispositif actuellement mis en place soit suffisant par rapport aux enjeux et aux possibilités d'économie d'énergie? Ne conviendrait-il pas d'augmenter le nombre de personnes en charge de cette question au sein de votre administration et d'accélérer le rythme du changement? Quels objectifs vous êtes-vous fixés en termes de réduction de la consommation d'énergie dans ces bâtiments et à quelle échéance voulez-vous les atteindre? Pour quelle raison seuls quelques établissements pénitentiaires ont bénéficié de travaux et de sensibilisation à l'efficacité énergétique ces dernières années, comme cela figure dans votre réponse? Ne devraient-ils pas être tous concernés? Quand le seront-ils? Il ne s'agit pas, pour le futur, de reproduire les erreurs du passé. Quels sont les critères d'efficacité énergétique pour les établissements pénitentiaires en projet? Celui de Sambreville, peut-être! Je plaisante! Quel type d'énergie sera-t-il utilisé? Quelle est l'ambition énergétique en K, puisque c'est la mesure utilisée en matière d'efficacité énergétique?
11.02 Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, cher collègue, je ne dispose pas de chiffres concrets. Ils doivent être établis par les fonctionnaires de l'Environnement. Je vous invite donc à me poser une question écrite, ce qui me permettra de disposer d'un peu plus de temps pour les rassembler.
La plupart des prisons belges ont été construites au XIXe siècle; c'est la raison pour laquelle il n'est pas facile d'y appliquer les principes de développement durable en matière de sécurité et de consommation d'énergie. Certes, il existe des initiatives locales, mais ces dernières sont conditionnées à l'infrastructure existante. Dans leur plan opérationnel, la plupart des prisons prêtent attention à l'environnement et à la consommation d'énergie.
Selon moi, les principes de développement durable sont évidents, mais il n'est malheureusement pas facile de les appliquer dans les bâtiments actuels. Des initiatives nécessaires sont prises dans les anciens bâtiments, mais aussi dans les nouveaux lorsque cela s'avère possible. Ainsi, il est clairement convenu avec la Régie des Bâtiments que ces principes doivent jouer lors de la rénovation ou d'une nouvelle construction.
À côté de cela, il y a les initiatives de Fedesco comme les quickscans, l'adaptation des systèmes de chauffage, l'optimalisation des systèmes de gestion des bâtiments, etc.
Au sein du SPF Justice, une cellule "développement durable" est responsable de la coordination de tous les aspects du développement durable, mais également des mesures qui permettent d'économiser l'énergie. Cette cellule investit dans des améliorations techniques pour les services de l'administration centrale et dans des actions ludiques pour tous les départements.
En outre, il existe un coordinateur en matière d'environnement et un responsable EMAS pour l'administration pénitentiaire.
Par ailleurs, deux coordinateurs de l'environnement ont été engagés pour le service Infrastructure de l'organisation judiciaire.
Lors de la construction de nouvelles prisons, une attention beaucoup plus grande est consacrée au principe du développement durable. Ainsi la section pour soins sécurisés à Merksplas a été construite selon ces principes. Lors de la construction de nouvelles prisons, ces principes sont déjà largement pris en compte dans des procédures qui ont été engagées pour les quatre premières prisons. Le jury attribuera notamment des points pour la durabilité technique. Il sera tenu compte de la réduction de la consommation d'énergie, de la construction et de la recherche maximale de la neutralité énergétique et de l'approche écologique. Ce sont des éléments clés qui seront pris en considération par les services techniques afin de choisir le consortium qui construira les quatre nouvelles prisons.
Il y a encore du pain sur la planche, au sein de la Justice, mais je fais de mon mieux pour souligner l'importance de ce principe et ce, essentiellement dans l'élaboration de projets concrets. Mais je sais qu'il y a encore beaucoup de travail à mener au sein du monde carcéral.
11.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. Mais vous ne m'en voudrez pas de la trouver assez basique et formelle. En tant qu'ancien gestionnaire communal et bourgmestre empêché, vous savez que les investissements en personnel et en budget sont éminemment rentables, surtout quand il s'agit de bâtiments assez vieux, tels ceux que vous avez à gérer: les prisons et les palais de justice. Il y a beaucoup de choses à faire. Quand je visite une prison ou un palais de justice, je m'aperçois des travaux à exécuter, par exemple en termes de régulation ou de développement de circuits spécifiques selon que le bâtiment est utilisé la journée ou la nuit. Mais cela rapportera de l'argent et dégagera des marges nécessaires à la satisfaction des besoins essentiels de la Justice.
J'ai été étonné de découvrir qu'une seule personne était chargée de cette dimension au sein du ministère. Certes, j'apprends aujourd'hui l'existence de deux coordinateurs environnement, mais il y a du travail pour bien plus de personnes, qui pourraient largement compenser leur salaire grâce à la coordination des efforts en la matière. Je ne puis que vous encourager à être un ministre de la Justice "vert".
Pour terminer avec la construction de nouvelles prisons, vous m'avez répondu que l'efficacité énergétique serait l'un des critères à retenir dans la sélection des candidats à la construction de ces établissements. Pour moi, ce doit être une condition sine qua non, non seulement en termes de confort, mais aussi d'exemple et d'économies à réaliser à terme. Donc, les cahiers des charges de ces futurs établissements pénitentiaires ou palais de justice – vous allez en construire un nouveau à Namur – doivent intégrer une certaine efficacité énergétique dans les conditions obligatoires et non simplement la considérer comme un critère d'évaluation parmi tant d'autres, au même titre que l'accessibilité. Quant à la qualité architecturale et au prix, ils doivent nous permettre de juger au surplus.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de nultolerantie in Anderlecht" (nr. 21333)
12 Question de M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "la tolérance zéro à Anderlecht" (n° 21333)
De voorzitter: Mijnheer Landuyt, mijnheer de minister, ik stel jullie luidop de vraag of deze vraag aansluit bij de vraag onder agendapunt 35. Moeten die vragen al dan niet samengevoegd worden? Ik kijk even naar jullie reactie. Als deze vraag op zichzelf staat, geen enkel probleem.
12.01 Renaat Landuyt (sp.a): Deze vraag gaat enkel over Anderlecht. (…)
De voorzitter: Mijnheer Landuyt, ik stel voor dat u dan gewoon uw vraag stelt. Daarvoor geef ik u het woord. Nu Anderlecht kampioen is, is het moment er!
12.02 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, over dat laatste moet u zwijgen!
(…): (…)
De voorzitter: We hebben de heer Laeremans opgeroepen. Hij komt. Voor de regeling van de werkzaamheden: we behandelen eerst de agendapunten 36 en 37. Ondertussen denk ik dat iedereen hier zal zijn voor de vragen onder de agendapunten 34 en 35.
12.03 Renaat Landuyt (sp.a): De vraag onder agendapunt 36 staat blijkbaar alleen.
12.04 Minister Stefaan De Clerck: Ja, die vraag is afzonderlijk. Het gaat over Anderlecht. Anderlecht kampioen! Gaat het daarover?!
12.05 Renaat Landuyt (sp.a): Op het veld van Brugge. Draai het er maar in. Ik heb het begrepen!
12.06 Minister Stefaan De Clerck: U supportert toch voor Cercle?
12.07 Renaat Landuyt (sp.a): Ik ben voor de twee.
De voorzitter: Ik dacht dat die diplomatie gestudeerd had…!
12.08 Renaat Landuyt (sp.a): Vandaar dat hij denkt dat ik voor Cercle ben.
De voorzitter: Mijnheer Landuyt, u krijgt het woord voor uw vraag over de nultolerantie in Anderlecht.
12.09 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, tijdens de onlusten in de nacht van 1 april zou de politie in de Brusselse probleembuurt Kuregem zwaar op de korrel zijn genomen. Er was sprake van verschillende incidenten, gaande van vernielde elektriciteitscabines tot het in brand steken van straatverlichting en het fabriceren van molotovcocktails. Naar verluidt waren de wegen spekglad toen de politiecombi’s arriveerden omdat de jongeren de straten met olie hadden overgoten.
Volgens de politie in Anderlecht is het de eerste keer dat er dergelijke zware provocaties plaatsvonden sinds de invoering van de nultolerantie begin februari. Minstens één krant interpreteert die incidenten als de eerste barsten in het Brussels nultolerantiebeleid.
Wat is de stand van zaken voor de nultolerantie in Brussel? Eerder antwoordde u in de commissie dat de rechtbank van eerste aanleg in Brussel op 29 maart een bijzondere zitting zou houden in het licht van deze nultolerantie. Wat is het resultaat geweest van deze zitting? Zijn er resultaten van de nultolerantie merkbaar op het terrein? Met andere woorden, hoe evolueert de criminaliteit aldaar?
12.10 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, voor de vraag in verband met Anderlecht kan ik de volgende informatie geven. Misschien kunnen bepaalde andere elementen straks nog aan bod kunnen komen in het raam van de andere vragen.
De onrusten van 1 april zijn het rechtstreekse gevolg van een gerechtelijke actie van de federale en de lokale politie in een lopend onderzoek. Er werd inderdaad een elektriciteitscabine gesaboteerd. Vervolgens werd er olie gegoten over het Lemmensplein en de omliggende straten. De verlichting werd niet in brand gestoken, zoals vermeld in de aanloop tot de vraag, maar er werden wel tal van molotovcocktails gevonden. Er gebeurden twee gerechtelijke aanhoudingen. Het onderzoek ter zake is nog steeds lopende. Momenteel blijkt de situatie terug onder controle te zijn en is alles normaal in Anderlecht.
De stand van zaken wat betreft de nultolerantie. Het vervolgingsbeleid via de nultolerantie in Brussel is natuurlijk tijd- en plaatsgebonden. Die nultolerantie wordt niet permanent in heel Brussel toegepast. Sinds de invoering van de nultolerantie in de zone Zuid op 6 februari werden er tot op vandaag 297 administratieve aanhoudingen verricht, werden 935 gerechtelijke aanhoudingen verricht en zijn 289 terbeschikkingstellingen gebeurd. De aard van de feiten binnen het aantal terbeschikkingstellingen betreft, per orde van grootte: diefstal met braak en inklimming, wetgeving op het verblijf, slagen en verwondingen, diefstal met geweld, drugs, diefstal aan toonbank, weerspannigheid, bedreigingen, vereniging van misdadigers, ontvluchting van minderjarigen, misbruik van vertrouwen, doodslag, brandstichting (daarin zijn pogingen inbegrepen)…
Welke gevolgen werden aan deze feiten gegeven? Een administratieve aanhouding duurt maximaal 12 uur. Bij de gerechtelijke aanhoudingen beslist het parket over de manier waarop het dossier verder wordt afgehandeld.
Ik denk dat de resultaten van de nultolerantie absoluut merkbaar zijn. Door de verhoogde aanwezigheid van de politie op straat is er een algemene daling van de straatcriminaliteit.
Het onveiligheidsgevoel is uiteraard een subjectief gegeven. Er zullen altijd nog wel mensen zijn die zeggen dat ze het daar absoluut onveilig vinden, maar ik denk dat globaal de mensen wel zien dat er meer aanwezigheid van de politie en dus meer veiligheid in deze omgeving is. Ik denk dat met die nultolerantie op specifieke plaatsen in Brussel gedurende een beperkte termijn verder moet worden gegaan. Wij zullen dat niet altijd kunnen volhouden, maar ik denk dat de huidige resultaten toch wel positief zijn.
12.11 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb nog geen antwoord op mijn vraag hoe het zat met de zitting van 29 maart op de rechtbank.
12.12 Minister Stefaan De Clerck: Dat was een vraag over het aantal zaken op de rechtbank? Ik heb daar vanmorgen al een antwoord op gegeven, maar u was toen niet aanwezig?
Op de zitting van 29 maart werden vier dossiers behandeld. Er komt een nieuwe zitting op 26 april waar zes dossiers zullen worden behandeld.
Wij beschikken nu over de gegevens van administratieve en gerechtelijke aanhoudingen en het aantal dossiers dat voor de rechtbank komt. De voorzitter van de rechtbank van Brussel organiseert nu de zittingen. Dat was het onderdeel van een specifieke vraag van vanmorgen. Daaruit blijkt dat men vanuit Brussel mee vooruit gaat.
Er was een bijkomende vraag gesteld over de gerechtelijke aanhoudingen en de zaken die onmiddellijk voor de rechtbank kunnen worden gebracht in de bijzondere zittingen via een oproeping met een proces-verbaal. Wat is de relatie tussen de gerechtelijke aanhoudingen versus het beperkt aantal dossiers voor de rechtbank? Het moet waarschijnlijk te maken hebben met het feit dat de complexiteit van de dossiers niet toelaat om onmiddellijk iemand met een proces-verbaal tegen een bepaalde zitting te dagen.
Ik wacht op het definitieve antwoord om de juiste analyse te maken met betrekking tot de nultolerantie. De politievaststellingen kunnen wij kennen. De gerechtelijke beslissingen vanwege het parket kunnen wij weten. Het aantal dossiers bij de rechtbank is tot op heden beperkt. Wij moeten nagaan hoe dit uit te leggen is.
L'incident est clos.
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de toekomst van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid" (nr. 21334)
- mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "de ministeriële strategie bij het departement Justitie" (nr. 21395)
- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "l'avenir du service de la Politique criminelle" (n° 21334)
- Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "la stratégie ministérielle au sein du département de la justice" (n° 21395)
13.01 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, recent heeft de Raad van State twee koninklijke besluiten van 20 december 2007, waarin mevrouw Diane Reynders en de heer Freddy Gazan werden benoemd aan de top van de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid, geannuleerd, omdat de procedure niet werd gevolgd. Beide personen leiden de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid sedert 2000.
Ondertussen is ook mevrouw Reynders, als ik goed geïnformeerd ben of de eindstemming goed gevolgd heb, aangesteld bij het Comité P. Uiteraard is haar plaats vacant.
Hoe moet het nu verder met de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid?
Welke toekomst ziet u voor deze dienst?
Wie zal deze dienst voortaan leiden? Werd er in deze reeds een beslissing genomen of een procedure opgestart? Of zijn dit in het kader van de besparingen een paar vacatures die niet ingevuld worden?
13.02 Valérie Déom (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, je voudrais également me faire l'écho des inquiétudes que mon collègue vient d'évoquer et qui le sont aussi par les membres du personnel de votre département comme par ceux de l'ordre judiciaire et qui résultent d'un manque de communication quant à la stratégie que vous suivez et que vous comptez suivre ou encore de l'absence de décisions ministérielles. Tout d'abord, pour ce qui est de la gestion de votre département, plusieurs postes importants sont laissés vacants depuis plusieurs mois. Ainsi, les postes de directeur général de la DG Organisation judiciaire et de directeur du service d'encadrement ICT du SPF Justice ne sont pas pourvus. Aucune publication de vacance n'a eu lieu. Pourquoi ne pas l'avoir fait?
Ces absences se font cruellement sentir chez le personnel et suscitent de nombreuses inquiétudes quant à l'avenir de ces deux services importants pour la Justice et plus particulièrement pour l'ordre judiciaire. Allez-vous publier ces vacances de poste? Si oui, quand?
Ensuite, comme il a déjà été dit, à la suite d'un arrêt d'annulation du Conseil d'État, le service de politique criminelle a perdu ses deux plus hauts responsables, le conseiller général et son adjoint. Le personnel est inquiet car de nombreuses rumeurs circulent sur l'avenir de ce service. Quelles sont vos intentions à propos de ce service? Envisagez-vous de faire publier les deux vacances pour ce service? Si oui, quand? Allez-vous au contraire profiter de cette situation pour intégrer le service au sein du SPF Justice ou au sein du secrétariat du Collège des procureurs généraux?
Vous comprendrez que les inquiétudes sont vives. À mon sens, elles sont justifiées, d'autant plus que vous avez lancé une réforme de l'ordre judiciaire qui aura nécessairement un impact sur votre département, le SPF Justice. Celui-ci se verra certainement impliqué dans la réforme et dans sa mise en œuvre. Il devra pouvoir compter sur ses hauts fonctionnaires, notamment les deux directeurs généraux cités ci-dessus, pour répondre aux attentes et aux exigences de cette réforme. Par conséquent, monsieur le ministre, je voudrais quelques éclaircissements sur ces postes vacants et ces désignations.
13.03 Stefaan De Clerck, ministre: Chers collègues, madame Déom, la référence à la réforme du paysage judiciaire, à laquelle vous faites allusion dans la dernière partie de votre question, contient l'essence de la réponse à la question que vous posez de savoir pourquoi les fonctions de directeur général de la DG Organisation judiciaire et directeur du service encadrement ICT n'ont pas encore été déclarées vacantes.
La réforme du paysage, sur laquelle il existe maintenant un accord, signifie non seulement un changement au niveau de l'organisation judiciaire sensu stricto, à savoir l'organisation de la magistrature assise et debout, mais aussi au niveau des services centraux d'appui, comme la DG Organisation judiciaire et le service d'encadrement ICT.
La collaboration entre l'encadrement professionnel, sous la direction du chef de corps, et ces services centraux d'appui constituera un facteur important lorsque l'introduction du management professionnel dans la Justice sera rendue opérationnelle. La description et la répartition des tâches entre ces deux services évolueront également de ce fait.
La collaboration renouvelée entre ces deux services centraux d'appui et les chefs de corps de l'encadrement professionnel doit être plus amplement détaillée. Cela implique, en outre, que la description des tâches des services d'appui évoluera, ce qui signifie également que le profil du fonctionnaire dirigeant changera à la suite des décisions prises.
Considérant ce qui précède, il ne serait pas sensé de déclarer à nouveau ces fonctions vacantes pour six ans sur la base d'une description désuète du profil. À titre d'exemple, on peut déjà prévoir que la description des tâches d'un service d'appui ICT évoluera d'une tâche de gestion en tant que manager technique d'une structure informatique vers une tâche de service ICT, qui doit répondre aux besoins venant de la base, d'en bas. On veut essentiellement organiser l'ICT au niveau des arrondissements. Le service central doit donc être beaucoup plus disponible pour les arrondissements et pour ceux qui travaillent sur le terrain, plutôt que de considérer qu'il est "chef" et ainsi seul apte à prendre des décisions.
C'est la raison pour laquelle j'ai demandé que le service ICT actuel se restructure au maximum au niveau interne, à savoir passer d'une unité de production d'informatique vers un service d'encadrement remplaçant une fonction de prestation de services à tous ceux qui travaillent sur le terrain. Cette restructuration est en ce moment en cours, mais requiert une nouvelle définition des profils nécessaires à tous les niveaux de l'organigramme du service jusqu'à celle du fonctionnaire dirigeant. Dès que les profils pour les fonctions dirigeantes de ces services seront clairs grâce à une nouvelle description précise des tâches des services, je déclarerai ces fonctions vacantes et j'entamerai la procédure de sélection.
Dès la fin du mandat précédent de la personne en fonction, j'ai donné la compétence de direction temporaire à deux membres issus du comité de direction, afin que la continuité de la direction soit garantie et que le trajet de modernisation puisse être poursuivi.
Ik wil dezelfde werkwijze nu hanteren bij de vacantverklaring van de functie van directeur-generaal gerechtelijke organisatie. In het kader van de implementatie van het akkoord over het gerechtelijk landschap dient de vacante plaats van directeur-generaal gerechtelijke organisatie nu op korte termijn te worden gepubliceerd. In de profielomschrijving dient duidelijk te worden vermeld dat de nieuwe directeur-generaal veranderingsgericht moet kunnen werken, moet bijdragen tot de modernisering van het gerechtelijk landschap, het dagelijks beheer van de gerechtelijke organisatie, de voortzetting van de dienstverlening en de kanteling van zijn directoraat-generaal deels naar de gemeenschappelijke beheerdienst en deels naar de andere diensten in de lokale gedecentraliseerde beheersentiteiten. De nieuwe directeur-generaal zal dus nauw moeten samenwerken met het projectteam tot implementatie van de hertekening van het gerechtelijk landschap dat naast hem zal functioneren. Dit projectteam functioneert als een soort zelfstandig orgaan naast het directoraat-generaal gerechtelijke organisatie. Het projectteam zal de veranderingsprocessen organiseren. Dit is een eerste stap voor de twee directeurs-generaal.
Actuellement, nous pouvons beaucoup mieux fixer les profils dont nous avons besoin. Conformément aux décisions qui ont été prises, nous sommes en train de les préparer avant de les publier au plus vite.
Langs de andere kant werd het koninklijk besluit van 20 december 2007 door de Raad van State op 4 februari 2010 betreffende de benoemingen van mevrouw Diane Reynders en Freddy Gazan, vernietigd. Zij zijn respectievelijk adviseur-generaal en adjunct-adviseur.
In mijn oriëntatienota inzake het gerechtelijke landschap had ik al aangegeven dat het in functie van de rationaliseringen van de justitiële instellingen noodzakelijk zou zijn om de plaats, de rol en de bevoegdheden van een aantal min of meer autonome justitiële instellingen en diensten die aan de rechtelijke orde diensten verlenen, te herdefiniëren, dit in het licht en de context van een nieuw uitgetekende architectuur waaromtrent recent binnen het kernkabinet en de regering een politiek akkoord kon worden gesloten.
Met het oog op de desbetreffende reflectie heb ik de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid gevraagd om een overzicht te maken van alle lopende opdrachten en taken die de dienst heden vervult en de wijze waarop de dienst hiermee haar kerntaken meent te vervullen. Ik kan op basis van dit overzicht vaststellen dat de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid bepaalde beleidsondersteunende opdrachten uitvoert die, zelfs binnen de huidige context van het landschap, en a fortiori bij de verdere implementatie van het akkoord, geheel of gedeeltelijk tot de bevoegdheid behoren of zullen behoren van de nieuwe organen en entiteiten van de magistratuur en de gerechtelijke organisatie. Ik denk daarbij in het bijzonder aan de opdrachten van de gemeenschappelijke steundienst van het openbaar ministerie op het vlak van de kwaliteitszorg binnen de parketten, de ondersteuning en de coördinatie van de expertisenetwerken van het College van de procureurs-generaal. Er kan dan ook worden vastgesteld dat bepaalde opdrachten die de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid tot voor kort heeft waargenomen veeleer tot de bevoegdheden van de andere actoren binnen de centrale administratie van de FOD Justitie kunnen worden gerekend, zoals bijvoorbeeld de vertegenwoordiging van de FOD op een aantal internationale fora, met andere woorden op stap gaan om overal te luisteren naar wat er gebeurt. Dat zou de FOD Justitie goed kunnen.
In het licht van het akkoord omtrent de hervorming van het gerechtelijk landschap bestuderen mijn diensten de wijze waarop een gemeenschappelijke steundienst voor het openbare ministerie vorm kan worden gegeven. Daarbij toetsen zij de mogelijkheden af om de rol, de positie en de opdrachten van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid daarop beter af te stemmen en de bevoegdheidsafbakening te waarborgen. Mijn diensten zullen in de loop van de komende maanden concrete voorstellen uitwerken om aan dit alles vorm te geven.
Het lijkt mij vanzelfsprekend niet opportuun om de procedure tot invulling van de mandaten van adviseur-generaal van het Strafrechtelijk Beleid en zijn adjunct op te starten alvorens deze voorstellen ten gronde werden besproken en er duidelijkheid wordt geschapen omtrent de toekomstige rol, plaats en bevoegdheden van de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid als een min of meer autonome justitiële dienst. Ik verwijs naar de oriëntatienota waarin ik daaraan aandacht heb besteed.
Intussen heb ik de nodige stappen gezet om de werkzaamheden van de dienst te continueren, gelet op het feit dat de Dienst voor het Strafrechterlijk Beleid een dienst is die bij koninklijk besluit bij de minister van Justitie, en onder diens gezag werd opgericht. Met het oog op de professionele ondersteuning van de uitwerking van het strafrechtelijk beleid leek het mij aangewezen om de aansturing onder mijn gezag vanuit de beleidscel te laten gebeuren.
Meerdere opdrachten werden inmiddels in uitvoering gebracht of worden binnenkort toegekend opdat de Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid zijn ondersteunende rol middels concrete projecten zou kunnen waarnemen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het congres inzake kwaliteit in de justitie dat de dienst in het kader van het Europese voorzitterschap zal organiseren. De evaluatie van de samenwerkingsakkoorden inzake de begeleiding en behandeling van de daders van seksuele misdrijven. Dat is de specialiteit van de dienst die zij zullen afwerken en verder voorleggen. Ik hoop in de nabije toekomst op de expertise en de capaciteit van de medewerkers van de dienst een beroep te kunnen doen voor uitvoering van bepaalde prioritaire initiatieven inzake hervorming, waaronder de werklastmeting bij het openbaar ministerie en de verdere uitbouw van de gerechtelijke statistieken.
Eigenlijk komt het neer op het volgende. Wij moeten dit nog implementeren, maar in de toekomst wordt de dienst voor het gerechtelijk beleid voor een deel ondergebracht bij het openbaar ministerie, de ondersteuningsdienst, en voor een deel bij de administratie van Justitie. In afwachting van definitieve uitspraken daarover, proberen wij onder het gezag van de minister die dienst maximaal te laten voortwerken aan taken die hij tot op heden goed verrichtte.
13.04 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
13.05 Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, les différents services seront touchés dans la mesure où il y aura une répercussion à la suite de la réforme du paysage judiciaire. L'inquiétude du personnel est évidemment compréhensible. Je suppose toutefois que vos réflexions évoluent et que les analyses sont réalisées en bonne entente avec le personnel, de manière à ce qu'il ne soit pas mis devant le fait accompli, comme ce fut le cas pour certaines circulaires? Si je vous comprends bien, en ce qui concerne le service de politique criminelle, il se peut qu'il soit en partie intégré au sein du SPF Justice et au sein du Collège des procureurs généraux. Nous irions vers ce profil-là en fonction du résultat des analyses en votre possession?
13.06 Stefaan De Clerck, ministre: Cela a été prévu légalement mais cela n'a pas été réalisé, étant donné que nous ne connaissions pas encore la décision définitive pour ce qui concerne la réforme. À présent que nous avons une vue claire et spécifique, il est évident que toute une partie du service peut être intégrée dans le service d'appui du Collège des procureurs généraux.
L'incident est clos.
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de achtereenvolgende overvallen op juweliers in Brussel" (nr. 21325)
- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "een gewapende overval op juwelier te Schaarbeek" (nr. 21377)
- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "de veiligheid in Brussel" (nr. 21384)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "het sterk gestegen aantal gewapende overvallen" (nr. 21388)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de rellen van 12 april in Sint-Gillis en over de nultolerantie in de betrokken politiezone" (nr. 21326)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de rellen in Sint-Gillis" (nr. 21338)
- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Justitie over "de overvallen en de bestorming van een politiekantoor in Brussel en de maatregelen van de federale regering om de veiligheid in de hoofdstad te verbeteren" (nr. 21356)
- mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "de overvallen en de bestorming van een politiekantoor in Brussel en de maatregelen van de federale regering om de veiligheid in de hoofdstad te verbeteren" (nr. 21481)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de merkwaardige tegenstrijdigheden inzake de geregistreerde criminaliteit in Brussel" (nr. 21349)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "les braquages successifs de bijoutiers à Bruxelles" (n° 21325)
- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "l'attaque à main armée d'un bijoutier à Schaerbeek" (n° 21377)
- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "la sécurité à Bruxelles" (n° 21384)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "la forte croissance du nombre d'attaques à main armée" (n° 21388)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "les échauffourées du 12 avril à Saint-Gilles et l'application de la tolérance zéro dans la zone de police concernée" (n° 21326)
- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "les échauffourées à Saint-Gilles" (n° 21338)
- Mme Karine Lalieux au ministre de la Justice sur "les braquages et l'attaque d'un commissariat qui se sont déroulés à Bruxelles avec en toile de fond les mesures prises par le gouvernement fédéral afin d'améliorer la sécurité dans la capitale" (n° 21356)
- Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "les braquages et l'attaque d'un commissariat qui se sont déroulés à Bruxelles avec en toile de fond les mesures prises par le gouvernement fédéral afin d'améliorer la sécurité dans la capitale" (n° 21481)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "les contradictions étonnantes en matière de criminalité à Bruxelles" (n° 21349)
14.01 Bart Laeremans (VB): Mijnheer de minister, in verband met de diverse juweliers zou ik eerst nog wat meer details willen weten over de feiten in Elsene. Wat zijn de antecedenten van de daders? Beschikten zij over een verblijfsstatuut? Ik heb begrepen dat het om Esten ging. Misschien kunt u daarover iets meer zeggen.
Wat de zaak in Schaarbeek betreft, was een van de betrokkenen blijkbaar voorwaardelijk vrij. Kunt u daarover meer zeggen? Onder welk regime viel hij? In verband met de zaak in Schaarbeek en de fameuze aanhouding van de juwelier die heeft geschoten – en wel het geluk heeft om het te kunnen navertellen – heb ik ondertussen vernomen dat het om een afrekening zou gaan. Weet u daar al iets meer van? Kunt u daarover meer bijzonderheden vertellen?
Ik heb een tweede, meer algemene vraag. Er is een opmerkelijke stijging van het aantal gewapende overvallen vastgesteld. Het gaat niet alleen om bankovervallen, maar ook om overvallen op juweliers en dergelijke. In twee jaar tijd is het aantal gevallen gestegen van 2 180 naar 2 660. Dat is vooral in het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, waar we al 31 % van de feiten tellen. Dat staat toch in schril contrast met, bijvoorbeeld, Gent, waar zich amper 1,5 % van de feiten voordoen.
Mijnheer de minister, kunt u meer gedetailleerde cijfers geven over de evoluties per arrondissement tussen 2005 en 2009? U hoeft ze niet allemaal voor te lezen. Als u mij een overzicht geeft op papier, is dat ook goed.
14.02 Minister Stefaan De Clerck: (…)
14.03 Bart Laeremans (VB): Het gaat over de evolutie in het aantal gewapende overvallen van 2005 tot 2009.
Ik heb een aparte vraag over de criminaliteitscijfers in het algemeen en de concordantie tussen gerechtscijfers en die van de politie, maar ik denk dat we die vraag beter gescheiden houden van dit punt.
Zijn er al cijfers voor het eerste kwartaal van 2010? Wordt de evolutie overal bevestigd? Zien we overal dezelfde lijn of juist niet? Is er een verklaring voor het relatief laag aantal feiten in Gent en het zeer hoog aantal feiten in Brussel? Heeft het Brussels parket zijn beleid ter zake gewijzigd naar aanleiding van de verontrustende evolutie?
Is de minister van oordeel dat daders van gewapende overvallen in dit land voldoende zwaar worden gestraft of deelt hij het standpunt van UNIZO dat hogere straffen voor een grotere afschrikking zouden zorgen? Dat standpunt kunnen wij zeker delen.
Ten slotte, naar aanleiding van de overval op de Schaarbeekse juwelier, heeft de minister aangekondigd dat hij een spoedadvies zou vragen aan de Gentse hoogleraar Philip Traest inzake de straftoemeting ten aanzien van slachtoffers die zich hebben verdedigd. Wat werd er precies gevraagd? Hebt u dat advies al ontvangen? Dat zou natuurlijk snel zijn, maar het gaat om een spoedadvies.
Bent u van oordeel dat de wettige zelfverdediging voor uitbreiding vatbaar is? Indien niet, waarom zou dat niet hoeven, terwijl dat toch in alle ons omringende landen ook slaat op de verdediging van goederen? Ik laat daarbij in het midden of het in Schaarbeek ging over iets dat daaraan beantwoordt of niet. Het debat mag zeker worden gevoerd.
Ik stel ineens mijn vraag met betrekking tot Sint-Gillis. Op 12 april waren er ernstige rellen in de Brusselse gemeente Sint-Gillis waarbij het politiecommissariaat werd aangevallen en wagens in brand werden gestoken.
Die rellen begonnen tijdens een huiszoeking bij een gangster die kort voordien door de politie was neergeschoten, en dus het slachtoffer was van een werkongeval. Vreemd genoeg zou tijdens die rellen van maandagnamiddag nagenoeg niemand aangehouden zijn, ondanks de zogeheten nultolerantie in de zone Zuid.
Pas later op de avond heeft men mensen aangehouden en hen blijkbaar weer heel snel laten gaan, terwijl er toch heel ernstige feiten zijn gebeurd. Als op het aanvallen van een politiecommissariaat en een politiecombi wordt gereageerd door mensen louter administratief aan te houden, heb ik daarbij toch heel grote bedenkingen.
Er rijzen heel wat vragen over het lopende onderzoek. Kunt u meedelen hoeveel mensen uiteindelijk werden aangehouden? Hoeveel gerechtelijke aanhoudingen waren er? Hoeveel minderjarigen werden administratief dan wel gerechtelijk aangehouden? Zijn er daders opgepakt die verantwoordelijkheid dragen voor de beschadigingen?
Op welke wijze maakt de nultolerantie enig verschil in de betrokken politiezone? Ik heb intussen begrepen dat deze nultolerantie niet geldt in de hele politiezone, maar enkel in bepaalde wijken van Anderlecht en dus niet in Sint-Gillis.
Meer algemeen, kunt u de daling van de criminaliteit bevestigen daar waar de nultolerantie wel geldt? Is er een evolutie in het aantal aanhoudingen, plaatsingen en opsluitingen? Kunt u een overzicht geven van het aantal aanhoudingen van minderjarigen en meerderjarigen sinds de invoering van de zogeheten nultolerantie?
Welke veranderingen heeft die nultolerantie teweeggebracht voor het parket en de werking van de rechtbank? Wat zijn de bevindingen? Ten slotte, is er een timing gesteld op deze nultolerantie? Wordt in een uitbreiding voorzien naar andere politiezones?
14.04 Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in de pers vernamen wij dat een van de overvallers voorwaardelijk in vrijheid zou zijn gesteld. Andermaal rijst het probleem, wij spreken over hetzelfde dossier, met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidstelling, opvolging en controle van voorwaarden.
Mijnheer de minister, voorwaardelijke invrijheidstelling is geen gunstmaatregel voor de betrokkene en moet een maatregel zijn die gevonniste personen voorbereidt op hun reïntegratie. Herhaaldelijk worden wij geconfronteerd met mensen die voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld en toch opnieuw ernstige en zware feiten plegen. Ook in dit dossier zou dit het geval zijn.
Wat gebeurt er met de voorwaarden? Werden zij in deze nageleefd en gecontroleerd? Wat scheelt er dan toch nog met die controle, omdat men dit probleem blijkbaar toch niet onder controle krijgt?
14.05 Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik had u een vraag gesteld in verband met het snelrecht. Het is een opvolgingsvraag naar aanleiding van een kort debat dat ook in deze commissie is gevoerd begin februari. U kondigde toen aan dat er contacten zouden zijn met de procureur des Konings en waar eventueel de suggestie werd geopperd om te komen tot een bijzondere en bijkomende correctionele kamer om het snelrecht te organiseren.
In die zin is het een opvolgingsvraag die nu natuurlijk wordt gevoegd bij de actuele en recente problemen in Brussel. De vraag is echter concreet hoever het staat met dat snelrecht. Is er werk kunnen gemaakt worden van die bijkomende correctionele kamer of niet?
Hoeveel zaken zijn er ondertussen op basis van artikel 216 quater, namelijk het wetsartikel dat voorziet in het snelrecht, behandeld geworden?
14.06 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op 12 april braken er rellen uit in de Brusselse gemeente Sint-Gillis. Op het Bethlehemplein in Sint-Gillis begonnen jongeren met stenen te gooien. Ze stichtten brandjes, vernielden auto’s en overgoten het plein met olie, zodat het spekglad werd. De politie kwam massaal ter plaatse om de situatie terug onder controle te krijgen.
Over de oorzaak van de rellen bestaat nog geen duidelijkheid, heb ik begrepen. Mogelijk zou er een verband bestaan tussen de rellen en de schietpartij eerder op de dag op de E19, waarbij een crimineel werd doodgeschoten door de politie na een achtervolging.
Naar verluidt werden er 30 jongeren aangehouden. Een dag later was het merendeel reeds terug vrij. Eén jongere bleef aangehouden.
Minister-president Picqué vraagt naar aanleiding van deze rellen, maar ook naar aanleiding van verscheidene overvallen op juweliers in het Brusselse, dat onder meer de acties van de politie en het gerecht nog geïntensiveerd zouden worden. Hij verwees hierbij naar het belang van de vergadering op 27 april bij premier Leterme over Brussel. Als er op 27 april nog een premier zal zijn.
Voor welke feiten werden de jongeren nu aangehouden? Hoe komt het dat het merendeel snel weer vrij was? Worden deze jongeren op een of andere manier verder opgevolgd? Hoe wordt de nultolerantie in deze concrete situatie toegepast? Of telt die daar niet? Wanneer doet de rechtbank van eerste aanleg uitspraak over deze feiten? Deelt u de mening van minister-president Picqué dat het gerecht zijn acties nog moet intensiveren? Zult u hiertoe instructies geven?
14.07 Valérie Déom (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, je ne reviendrai pas sur les faits du lundi 12 avril dernier qui ont déjà été largement décrits par mes collègues.
Ces faits viennent s'ajouter à des évènements qui se sont produits, il y a plusieurs semaines, dans la capitale, évènements à la suite desquels se sont tenues des réunions en concertation avec l'ensemble des autorités concernées par la problématique de la sécurité à Bruxelles, dont le pouvoir fédéral.
À cette occasion, de nombreuses demandes ont été formulées, notamment par la Région bruxelloise et les autorités de police bruxelloises, portant principalement sur une augmentation des moyens pour que la Justice puisse fonctionner de manière plus rapide et plus efficace. Il est en effet important de lutter contre le sentiment d'impunité grandissant dans la capitale.
À la suite de ces réunions, il a été décidé de mettre en place huit groupes de travail qui devaient se pencher sur l'ensemble des demandes formulées par les autorités bruxelloises.
Au niveau de la Justice, deux groupes ont été mis en place: l'un devait s'atteler à la réflexion sur la convocation par procès-verbal et à la mise en place d'une chambre correctionnelle ad hoc, l'autre devait se pencher sur l'exécution effective des peines.
Dernièrement, lors de l'ajustement budgétaire, des moyens supplémentaires (30 millions d'euros) ont été dégagés par le fédéral pour l'amélioration des processus de la justice. Plus particulièrement, 5 millions d'euros devaient être affectés à une série d'initiatives comme l'engagement de 50 personnes supplémentaires dans le corps de sécurité, le soutien au management dans les tribunaux – on rejoint là la réforme de l'ordre judiciaire – et des moyens pour la détention à domicile des personnes condamnées à de courtes peines.
Monsieur le ministre, qu'en est-il des deux groupes de travail pilotés par le fédéral et qui devaient se pencher sur l'amélioration de la Justice à Bruxelles dans le but de lutter contre le sentiment d'impunité? Des avancées ont-elles déjà été réalisées? Quid du renforcement du cadre du parquet bruxellois qui est, semble-t-il, déficitaire? Quid de la procédure de convocation par procès-verbal? Cette procédure a-t-elle déjà été utilisée, notamment dans le cadre des dernières affaires que nous venons de connaître? Quid de la mise en place d'une chambre correctionnelle ad hoc? Qu'en est-il de l'effectivité des courtes peines, de la diversification des peines, de l'usage des bracelets électroniques, des assignations à résidence? Où en est-on au niveau du recrutement pour le corps de sécurité, ainsi que de l'application du masterplan de manière générale?
Enfin, à quoi serviront les moyens financiers dégagés en faveur de Bruxelles lors du dernier ajustement budgétaire?
14.08 Bart Laeremans (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik was nogal verrast door de merkwaardige tegenstrijdigheden tussen de triomfkreten van bepaalde politiezones die enthousiast meedeelden dat de criminaliteit in die zone in Brussel was gedaald, enerzijds, en een bericht van enkele weken geleden van het Brussels parket waaruit bleek dat er helemaal geen daling van de criminaliteit was, maar een status quo, anderzijds. Dat lag ook niet aan spectaculaire verschuivingen in de rand. In Brussel zelf bleek wat het parket vaststelde niet in overeenstemming te zijn met de politiecijfers.
Bij de politie gaat het om een merkwaardige daling van 132 000 feiten naar 117 000 in 2009, vergeleken met 2008, wat betreft de drie eerste kwartalen. In Halle-Vilvoorde blijft het aantal nagenoeg status quo. In het Waalse en het Vlaamse Gewest wordt er een beperkte stijging vastgesteld. Ik vond de Brusselse evolutie van meet af aan eigenaardig. Ze verschilt ook heel sterk. In zone Brussel-Elsene is er een daling met meer dan 20 %, terwijl in de zones Ukkel en Montgomery de daling verwaarloosbaar is.
Het Brusselse parket heeft heel andere cijfers en kondigt geen daling aan, maar een lichte stijging met 1 186 zaken naar 161.000 voor heel 2009. Deze tegenstrijdigheid vraagt om opheldering.
Beschikt u over een meer gedetailleerde uitsplitsing van de cijfers van het parket per zone, zodat we kunnen vergelijken voor heel 2009? Zo ja, kunnen die dan worden meegedeeld? In welke zones doet er zich een stijging voor en waar eventueel een daling? Slaat het cijfer van 161 000 zaken op heel Brussel-Halle-Vilvoorde of enkel op Brussel 19? Officieel is het nog altijd één arrondissement Brussel.
Ten tweede, kunt u het globale cijfer per jaar meedelen van het parket voor Brussel 19, van 2000 tot 2008?
Ten derde, beschikt u over politiecijfers van de vier kwartalen van 2009 per zone? Zo ja, kunnen die worden meegedeeld? Ik weet dat dit een bevoegdheid is van Binnenlandse Zaken, maar als u vergelijkt, dan hebt u ook die cijfers.
Hoe verklaart u dat er globaal wel een opmerkelijke daling is van de cijfers bij de politie, maar niet bij het gerecht? Verschillende telmethodes bij beide instanties misschien? Werden er door de politiezones andere telmethodes gebruikt, vergeleken met vorig jaar? Heeft men bepaalde categorieën weggefilterd? Wordt daarover overleg gepleegd tussen politie en parket? Zou het niet wenselijk zijn dat die telmethodes compatibel zijn, zodat we geen tegenstrijdige berichten krijgen?
Kan er al dan niet globaal gesproken worden van een daling van de waargenomen criminaliteit in Brussel? In welke kantons is er een daling en waar niet?
Beschikt u inmiddels over cijfers van het eerste kwartaal van 2010 inzake de politiezone Zuid? Werpt de nultolerantie al enige vruchten af?
14.09 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, ik zal proberen een aantal elementen van antwoord te geven. Ik heb echter geen totaalantwoord. Ik heb ook een aantal gegevens nog niet ontvangen. Er zijn ook een aantal mensen uit mijn kabinet die nog niet zijn teruggekeerd en die zich nog ergens ter wereld bevinden, wachtend op een terugkeer naar België.
Ik heb uiteraard een aantal elementen van antwoord, maar ik zal niet op alle punten kunnen antwoorden omdat er veel cijfergegevens worden gevraagd.
De feiten van 1 april werden daarnet al behandeld. Ik kan misschien een aantal elementen van antwoord even overlopen. Wat betreft de feiten van 12 april in Sint-Gillis. Er waren niet meteen aanwijzingen dat er zich daar rellen zouden voordoen. Mensen waren zich aan het verzamelen. Zodra men vaststelde dat bij die verzameling strafrechtelijke feiten werden gepleegd, heeft de politie ingegrepen. In de namiddag van 12 april werd in het kader van een gerechtelijk dossier een huiszoeking verricht in Sint-Gillis. Deze huiszoeking verliep zonder incidenten. Zonder hierover zekerheid te kunnen bieden, lijkt het erop dat er een verband bestaat tussen dit gerechtelijk dossier en de evenementen die zich later hebben voorgedaan.
Later in de namiddag werd eerst een patrouillewagen van de zone bekogeld met een vuilnisbak. Vervolgens werd het wijkcommissariaat van Sint-Gillis met stenen bekogeld. Er ontstond een kat- en muisspelletje tussen de politie en de oproerkraaiers. In de loop van de avond werden tevens twee privévoertuigen in brand gestoken met brandversnellers. De politie werd met stenen bekogeld en op het Bethlehemplein werd er olie gegoten over de openbare weg. Er is een beroep gedaan op externe versterking voor de oproer in Sint-Gillis. De federale politie en andere zones zijn tussenbeide gekomen. De DirCo heeft zijn rol gespeeld vanuit de federale politie. Ook het overleg tussen de verschillende korpschefs heeft plaatsgevonden. Er is een coördinatie tot stand gekomen zoals dit werd afgesproken. Ik denk dat het positief is dat het systeem van overleg en samenwerking onmiddellijk tot stand is gekomen.
Wij hebben weinig of geen informatie over gewonden bij de relschoppers. Aan de kant van de politie zijn er drie lichtgewonden geteld naar aanleiding van deze feiten.
Trente arrestations administratives ont eu lieu à la suite de ces événements: vingt-cinq majeurs et cinq mineurs. Deux personnes furent arrêtées judiciairement. L'une d'entre elles fut mise à la disposition du parquet et remise en liberté après son audition par un magistrat du parquet.
Er werd een voorlopige inventaris van de schade gemaakt. Minstens zestien ruiten van het wijkcommissariaat en het vredegerecht op het voorplein werden verbrijzeld. Er werden twee wagens in brand gestoken. Een wagen werd omvergeworpen. Er werden minstens zes politievoertuigen beschadigd. Het gaat om een voorlopige inventaris. Het onderzoek is nog aan de gang. Uiteraard zal de vraag zijn wie de verantwoordelijkheid van de schadevergoeding aan de diverse schadelijders zal dragen.
De initiatieven die werden genomen om nieuwe rellen te voorkomen, zijn van verschillende aard. Het gaat onder andere over het inzetten van de preventiediensten en van de dienst Nabijheidpolitie. Het gaat over een soort aanwezigheid en het tactisch bezetten van het terrein.
Het voorgaande slaat op de feiten van 12 april 2010 tijdens de oproer in Sint-Gillis.
Ik heb zopas aan de heer Landuyt al geantwoord op zijn vraag over de feiten van 1 april 2010. Ik heb in dat verband ook de gegevens meegegeven van andere, ingediende vragen over de nultolerantie.
Wat zijn de cijfers? Ik heb de cijfers gegeven. Soms moet ik in mijn antwoord op verschillende vragen zaken herhalen. Ik kom er straks nog op terug. Het is immers al de derde keer dat wordt gevraagd hoeveel zaken voor de rechtbank zijn gebracht. Ik heb vanmorgen en in het begin van de namiddagvergadering al op voornoemde vraag geantwoord. Ik zal echter nogmaals antwoorden, ditmaal aan de heer Terwingen. De vragen zijn gesegmenteerd en komen op afzonderlijke momenten toe.
(…): U groepeert uw antwoorden.
14.10 Minister Stefaan De Clerck: Er werden vanmorgen al vragen gesteld over hetzelfde onderwerp. Ik heb daarmee echter geen probleem.
Voor het realiseren van de nultolerantie wordt op politieniveau extra capaciteit ingezet. Sinds de invoering van de nultolerantie in de zone Zuid op 6 februari 2010 en tot op vandaag zijn er 297 administratieve aanhoudingen en 935 gerechtelijke aanhoudingen geweest. Het aantal minderjarigen voor beide, voornoemde categorieën bedraagt 193.
Ik heb zopas ook gezegd over welke feiten het voornamelijk gaat, met name diefstal met braak, wetgeving op verblijf — dus de wetgeving inzake verblijfsvergunningen —, slagen en verwondingen, diefstal met geweld, drugs, diefstal aan toonbank, weerspannigheid, bedreigingen, vereniging van misdadigers, ontvluchting van minderjarigen, misbruik van vertrouwen, doodslag, brandstichting, enzovoort.
Een administratieve aanhouding duurt twaalf uur. Gerechtelijke aanhoudingen betekenen dat het parket verder gevolg moet geven. Volgens de politie van Anderlecht zijn de resultaten van de nultolerantie duidelijk merkbaar, zoals ik zopas ook al heb opgemerkt.
En ce qui concerne la procédure, la tolérance zéro appliquée par le parquet de Bruxelles n'implique pas en soi le recours systématique à la comparution par procès-verbal. Cela ne se fait que dans les dossiers où cela se révèle possible. Cela doit concerner une personne X pour un fait X, sans autre incidence ou autre partie, sans victime directe. En fait, le nombre de dossiers où cette procédure se révèle faisable est limité.
Je répète ce que j'ai dit ce matin: une audience a été organisée le 29 mars, en guise de test, au cours de laquelle 4 dossiers ont été examinés selon cette procédure. Six autres dossiers sont fixés pour le 26 avril prochain.
La bonne nouvelle est donc que le tribunal de Bruxelles organise les audiences; la mauvaise est que ce n'est que pour un nombre restreint de dossiers. La formule commence cependant à fonctionner.
Lors de la réunion du 27 avril, nous analyserons la méthodologie choisie par le parquet et la police et qui est suivie par les magistrats. Je peux d'ores et déjà déduire que le nombre de dossiers amenés devant le tribunal par le biais de cette procédure spéciale est relativement limité.
Er waren 935 gerechtelijke aanhoudingen. Dat wil zeggen dat er in principe een bulk dossiers op het parket in behandeling moet zijn, die niet onmiddellijk via de verkorte procedure kunnen afgewerkt worden.
In dat verband moet ik de evaluatie afwachten en die wil ik tegen de 27ste hebben. De politie doet haar job en het parket doet ook zijn job op het vlak van gerechtelijke dossiers en dergelijke. Een aantal dossiers wordt doorgestuurd. Er is echter een wanverhouding tussen de gerechtelijke dossiers op het niveau van het parket en de dossiers die voor de rechtbank komen. Is dat normaal? Hoe leggen wij dat uit? Er is daarvoor misschien een uitleg. Ik anticipeer niet, ik spreek geen waardeoordeel uit, maar natuurlijk, tien dossiers die op die manier voor die rechtbank komen, dat is natuurlijk beperkt.
Ik zal dit nu maken, in functie ook van de vergadering met de Brusselse burgemeesters en met iedereen. Wij moeten daaruit lessen trekken.
Tot daar, wat betreft de procedure betreffende de zero tolerance.
Ik kan u ook nog zeggen, over die vier zaken die voorgekomen zijn, dat men onmiddellijk uitspraken heeft gedaan.
Nous avons fait l'inventaire des actions à entreprendre pour Bruxelles. Il y a un dossier sur l'absentéisme scolaire sur lequel planche un groupe de travail.
Pour moi, l'élément crucial est la préparation de la circulaire sur l'exécution des peines de moins de six mois. Il faut bien penser à toutes les conséquences pour les maisons de justice et pour les parquets. Il faut savoir qui va faire quoi, à quel moment et comment on va faire le lien entre l'exécution de la peine d'emprisonnement et le bracelet électronique. Des débats sont en cours avec le parquet et les maisons de justice. Nous avons demandé aux parquets le nombre de dossiers concernés car cela aura un impact sur la population des prisons.
Je préfère donc attendre un peu afin de peaufiner la procédure plutôt que de faire de l'improvisation. Voilà pour ce qui concerne la circulaire sur l'exécution des peines.
En ce qui concerne la convocation par procès-verbal, nous allons faire une analyse. Nous voyons bien la distinction entre l'administratif et le judiciaire.
Quant au corps de sécurité, les décisions ont été prises. J'ai déjà répondu à propos des cinquante personnes supplémentaires et sur les examens organisés par Selor. Après les vacances, ces personnes seront principalement en service à Bruxelles. J'ai demandé une étude accélérée de sorte que les incidents que nous avons connus au tribunal de Bruxelles ne se répètent plus, notamment le fait que des détenus arrivent trop tard ou que des jugements soient inacceptables suite à une mauvaise organisation.
Je ne me prononcerai pas quant au cadre du parquet de Bruxelles. Ces matières peuvent être discutées dans d'autres lieux.
En ce qui concerne la totalité du débat sur Bruxelles et les mesures à prendre, il y a encore les attaques contre les bijoutiers du 12 avril. Les questions relatives à la personnalité, l'âge et l'origine des suspects dans ces dossiers ne me paraissent pas relevantes ni concerner l'action de la justice. Néanmoins, pour votre information, le procureur du Roi de Bruxelles m'a indiqué que les suspects du braquage d'Ixelles ne sont pas connus de la justice. Un des suspects du braquage de Schaerbeek est connu de la justice. Il est en libération conditionnelle depuis le 13 octobre 2009. Il a fait l'objet d'une condamnation le 10 avril 2006 à 5 ans d'emprisonnement par la cour d'appel de Gand pour des faits de vols à l'aide de violence.
Dans les deux cas, des suspects ont été interpellés et placés sous mandat d'arrêt. Les instructions suivent leur cours. Suite à ma demande, le procureur général de Bruxelles a tenu une réunion informelle ce 19 avril avec le procureur du Roi de Bruxelles et plusieurs substituts ainsi que des représentants de la police fédérale pour analyser le phénomène spécifique de braquage sur les bijoutiers dans le cadre plus vaste des vols à main armée dans le commerce. Ceci fera l'objet de concertations lors de la prochaine réunion de sécurité de Bruxelles-Capitale.
Nous avons cerné ce problème et allons continuer à travailler sur ce phénomène suite à ces incidents.
Collega Laeremans, u vraagt specifieke cijfers. Ik heb cijfers gevraagd en men heeft mij cijfers bezorgd over het parket in het algemeen, van 2005 tot 2009. Misschien is het ook interessant te kijken naar het aantal strafzaken dat bij het parket binnenkomt, jeugd inbegrepen. Men kan de evolutie zien. Het aantal binnenkomende zaken stijgt, jeugd inbegrepen. Die stijging is relatief beheersbaar en niet spectaculair. Het aantal zaken met rechtstreekse dagvaarding stijgt ook normaal. U ziet ook een onderscheid: het aantal minnelijke schikkingen en het aantal geseponeerde zaken dalen. In 2009 waren er minder dan in 2008. U ziet ook het aantal andere zaken, zoals voor de jeugdrechtbanken. U ziet dat dat belangrijke pakketten zijn geworden.
Ik geef u die cijfers mee, maar ik heb niet de tijd gehad er nog bijkomende te vragen. U had ook het aantal gewapende overvallen gevraagd. Normaal moet men die uit de statistieken kunnen halen. Morgen komen de PG’s opnieuw, dacht ik. Zij zijn hier vorige keer al geweest. Dat zou bijna rechtstreeks moeten worden gevraagd aan die diensten. De analisten halen dat eruit. Ik wil dat ook voor u doen, maar ik geef u de cijfers van het parket te Brussel.
Ik herhaal dat ik er problemen mee heb de cijfers van politie te vergelijken met de cijfers van het parket. Zij zijn niet op elkaar afgestemd. Zij zijn ook niet beschikbaar. Ik heb ze gevraagd om te kijken wat de relevantie van de statistiek van het parket te Brussel en de politiestatistieken is. Ik heb die cijfers niet. Men zegt mij dat de politionele criminaliteitsstatistieken voor het volledige jaar 2009 momenteel worden opgesteld binnen de bevoegde directie van de federale politie. Zij zijn momenteel nog niet beschikbaar. Vermoedelijk zal de publicatie plaatsvinden in de tweede helft van mei.
Ik heb ze niet en ik kan ze u niet geven. Zij zijn niet klaar, maar in de krant staat dat die omhoog gaan en dat andere omlaag gaan. Dat vind ik eigenlijk bedroevend. Ik herinner mij zeer goed de periode waarin ik samen met Johan Vande Lanotte Binnenlandse Zaken en Justitie beheerden. Wij gaven gezamenlijk persconferenties om de cijfers van Justitie en politie op elkaar afgestemd te presenteren en te zien welk hun relatie was. Dat is compleet verloren en het is quasi onmogelijk dat blijkbaar op relatief korte termijn opnieuw op elkaar af te stemmen. Dat is nochtans noodzakelijk indien men een echte analyse wilt maken. Politionele cijfers zijn natuurlijk iets anders dan justitiecijfers, maar de afstemming tussen beide is cruciaal om te weten of de criminele politiek vruchten afwerpt of niet. In de toekomst moet er absoluut aan worden gewerkt om die statistieken scherper op elkaar af te stemmen.
Dit zijn een aantal antwoorden. Ik weet dat ik daarmee waarschijnlijk niet alles heb beantwoord maar ik heb toch een poging gedaan. In elk geval, die gewapende overvallen zijn een prioriteit voor het parket. Men gaat daar ook in verder. Ik zal u die cijfers waarschijnlijk kunnen bezorgen, ik zal ze nog eens opvragen. Het is immers een prioriteit die zeer kort op de bal wordt opgevolgd. De cijfers zullen echter later moeten volgen.
14.11 Bart Laeremans (VB): Mijnheer de minister, ik duizel een beetje van de cijfers van de gerechtelijke aanhoudingen enkel in de zone Zuid. Er waren 935 gerechtelijke aanhoudingen versus 297 administratieve. Ik ging er altijd van uit dat er veel meer administratieve aanhoudingen plaatsvinden dan gerechtelijke. Dat op zich is dus al zeer merkwaardig. Wat ik natuurlijk jammer vind is dat het op geen enkel moment te vergelijken is met de gerechtelijke aanhoudingen binnen een zelfde periode in het jaar voordien om te zien of er een verschil is ten gevolge van de nultolerantie. Ik kan dus geen beoordeling maken. Ik weet uit de politiecijfers dat er een verschil is, maar ook daar is mij niet duidelijk over welke zone het gaat en of het om de hele zone gaat dan wel om bepaalde wijken. Er is dus een gebrek aan cijfers. Ik zal daar verder nog vragen over stellen. Ik heb uit uw antwoord begrepen dat u daarstraks al een deel had beantwoord. U zegt dat van die 935 slechts een tiental zaken is voorgekomen.
14.12 Minister Stefaan De Clerck: Het gaat om de verkorte procedure.
14.13 Bart Laeremans (VB): U hebt dus nog niets gehoord van seponering?
14.14 Minister Stefaan De Clerck: Neen. Ik wil de keten precies kennen en weten op welke manier wat wordt voorgebracht. Het zijn voorlopige cijfers die ik u geef.
14.15 Bart Laeremans (VB): Er is dus een onderzoek bezig om dat verder te specificeren. Ik heb begrepen dat u tegen 27 april meer zou weten.
14.16 Minister Stefaan De Clerck: Dan is er een nieuwe vergadering met de Brusselse autoriteiten.
14.17 Bart Laeremans (VB): Mijnheer de minister, misschien kunnen we afspreken dat we u over twee weken opnieuw ondervragen. Volgende week is te vroeg.
14.18 Minister Stefaan De Clerck: Ik zou dan wel liefst zien dat dit gegroepeerd wordt.
14.19 Bart Laeremans (VB): Ik meen dat u over twee weken kunt antwoorden? Ik zal een nieuwe vraag opstellen en over twee weken komen we daar zeker op terug.
Mijnheer de minister, ik heb ook moeite met de opvallende stijging van het aantal overvallen. Dat zijn cijfers van de parketten. U zegt dat u dat niet kunt bevestigen. Ik hoop dat ik daarop ook snel een antwoord krijg. U hebt gezegd dat u ze zult opvragen. Ik hoop dat u ze ons dan zo snel mogelijk bezorgt, mijnheer de minister. Zo niet zullen wij daarover opnieuw bijkomende vragen moeten stellen.
Ik stel vast dat u ook betreurt dat er geen afstemming is tussen de cijfers van het parket en de cijfers van de politie. Het is merkwaardig dat men in de media bejubelt dat de criminaliteit daalt, volgens de cijfers van de politie, wat volgens het parket niet het geval is. Ik had minstens willen weten of de cijfers van het parket ook betrekking hebben op de zes verschillende zones rond Brussel of alleen op Brussel zelf. Er is geen enkele uitsplitsing per zone.
14.20 Minister Stefaan De Clerck: Er is inderdaad geen uitsplitsing per zone.
14.21 Bart Laeremans (VB): Bij het parket is er ook een opsplitsing per zone.
De voorzitter: Mijnheer Laeremans, u zult die cijfers over 14 dagen vragen.
14.22 Bart Laeremans (VB): Er moet een systeem komen waardoor de cijfers van het parket en de politie kunnen worden vergeleken. Het kan toch niet zijn dat volgens de politie de cijfers dalen terwijl volgens het gerecht de cijfers stijgen. Dat is totaal ongeloofwaardig.
14.23 Minister Stefaan De Clerck: Met statistieken heeft men dat altijd.
14.24 Bart Laeremans (VB): Dan moet men samen naar buiten komen en het verschil verklaren, maar moet men niet apart naar buiten komen waarbij de een dalende cijfers en de andere stijgende cijfers geeft. Dat is niet geloofwaardig. Ik kom hier zeker nog op terug.
14.25 Carina Van Cauter (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, heb ik u goed begrepen toen u zei dat een van de daders van de overvallen iemand was die gestraft werd met een gevangenisstraf van vijf jaar ingevolge diefstal met geweld en dat dit een vrij recente straf was?
14.26 Minister Stefaan De Clerck: Ze was van een paar jaar geleden, van 10 april 2007.
14.27 Carina Van Cauter (Open Vld): Dan was die straf vandaag in uitvoering, neem ik aan.
14.28 Minister Stefaan De Clerck: Hij was voorlopig vrij.
14.29 Carina Van Cauter (Open Vld): Hij was in vrijheid gesteld. Hoe zat het met de opvolging en controle van de voorwaarden?
14.30 Minister Stefaan De Clerck: Ik heb het dossier niet naar boven gehaald. De informatie van het parket is dat hij bekend is bij het gerecht en dat hij in 2007 tot vijf jaar is veroordeeld.
14.31 Carina Van Cauter (Open Vld): U begrijpt toch mijn vraag?
14.32 Minister Stefaan De Clerck: Ik begrijp uw vraag.
14.33 Carina Van Cauter (Open Vld): Andermaal worden wij hiermee geconfronteerd. Hoe zit het met opvolging en controle? Dat is misschien toch ook nog wel een aandachtspunt. Wij kunnen dat maar blijven herhalen.
14.34 Minister Stefaan De Clerck: Dat is dan de vraag over de strafuitvoering en de strafuitvoeringssrechtbanken. In deze moet het in principe de strafuitvoeringsrechtbank geweest zijn die de beslissing nam. Het was iemand die tot vijf jaar effectief was veroordeeld in 2007, die in voorwaardelijke invrijheidstelling was. Dat moet in principe iemand zijn die door de strafuitvoeringsrechtbank onder voorwaarden is vrijgelaten.
14.35 Carina Van Cauter (Open Vld): De opvolging en de controle moet dan uiteraard ook gebeuren. Anders kan men het immers niet intrekken enzovoort.
14.36 Minister Stefaan De Clerck: Absoluut.
14.37 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik neem akte van het antwoord.
14.38 Valérie Déom (PS): Je n'ai rien à ajouter, madame la présidente.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: De vragen nr. 21336 van de heer Landuyt en nr. 21404 van mevrouw De Rammelaere en de vragen nr. 21337 van de heer Landuyt en nr. 21353 van de heer Schoofs worden uitgesteld.
- de heer Robert Van de Velde aan de minister van Justitie over "de DOS bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen" (nr. 21298)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de drugdiefstal uit het oude Antwerpse gerechtsgebouw" (nr. 21335)
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de diefstal van onder andere drugs uit het gerechtsgebouw van Antwerpen" (nr. 21352)
- M. Robert Van de Velde au ministre de la Justice sur "le département des pièces à conviction du tribunal de première instance d'Anvers" (n° 21298)
- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "le vol de drogue dans l'ancien palais de justice d'Anvers" (n° 21335)
- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "le vol, entre autres de drogues, au palais de Justice d'Anvers" (n° 21352)
15.01 Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het oude Antwerpse justitiepaleis aan de Britselei is sinds maart 2006 verlaten en wordt enkel nog gebruikt voor assisenzaken. Ergens in de kelder zou de dienst Overtuigingsstukken nog steeds gehuisvest zijn. Naar verluidt werden er onder meer in beslag genomen drugs onbewaakt opgeslagen. Het criminele milieu was hiervan blijkbaar al langer op de hoogte. In de nacht van 20 februari brak een 33-jarige drugsdief binnen in het oude gerechtsgebouw via de stellingen die er staan voor de renovatie. Het is bijna een Brussels verhaal. Hij kon evenwel door de politie worden gevat met een buit van onder meer 166 XTC-pillen, 49 gram cocaïne, meer dan anderhalve kilogram hasj, heroïne, marihuana, spuitbussen, verf, koffiemolens en stiften.
Ten eerste, hoe kan het dat in beslag genomen drugs onbewaakt worden bewaard in een verlaten gerechtsgebouw?
Ten tweede, was dat de eerste diefstal, of waren er al eerder inbraken? Zo ja, hoeveel, wanneer en wat werd er toen gestolen?
Ten derde, wordt de dienst Overtuigingsstukken nog steeds gehuisvest in het oude Antwerpse justitiepaleis? Zo ja, hoe garandeert u de beveiliging van die dienst? Zo nee, waar worden de in beslag genomen stukken nu bewaard, tenzij u dat beter niet bekend maakt?
Ten vierde, quid met de beveiliging van de in beslag genomen goederen in andere gerechtsgebouwen? Hoeveel in beslag genomen goederen worden jaarlijks gestolen of weggenomen uit de verschillende gerechtsgebouwen?
15.02 Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik voeg daaraan toe dat volgens de hoofdgriffier het slechts om restanten van drugs ging en dat na de diefstal al alles werd opgeruimd.
In welke mate ging het wel degelijk om restanten van drugs? Er is immers toch een en ander meegenomen: 166 XTC-pillen, 49 gram cocaïne, meer dan anderhalve kilogram hasj, heroïne en marihuana. Dat heeft toch een bepaalde straatwaarde. Ik weet niet in hoeverre dat restanten zijn.
Als het restanten zijn, waar worden dan de grote partijen bewaard, als het oude gerechtsgebouw alleen de restanten heeft?
Wat kan worden verstaan onder de opruiming die nadien zou hebben plaatsgevonden?
Hoelang en waarom blijft de dienst Overtuigingsstukken nog gevestigd in dat oude gerechtsgebouw? Waarnaar zal hij verhuizen?
Hoe worden voorwerpen in het algemeen bewaard in gerechtsgebouwen? Welke zijn ter zake de richtlijnen? Waarom worden zij in Antwerpen dan niet toegepast? Niet alle gerechtsgebouwen staan immers leeg. De meeste zijn bewoond en er is een aantal nieuwe gerechtsgebouwen, zoals in Antwerpen.
Hoe worden specifiek drugs, wapens en gevaarlijke stoffen of voorwerpen bewaard? Welke zijn ter zake de richtlijnen? Waarom werden die richtlijnen in Antwerpen niet gevolgd?
15.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega’s, er is inderdaad een bericht verschenen in de media over de recente inbraak in de lokalen van de dienst Overtuigingsstukken, in het oud gerechtsgebouw te Antwerpen. Daar werden inderdaad drugs ontvreemd.
Via het College van de procureurs-generaal heeft de procureur des Konings te Antwerpen een aantal elementen van toelichting gegeven.
Inzake de garanties die geboden kunnen worden ten overstaan van de veiligheid van de goederen op de dienst Overtuigingsstukken, dient te worden opgemerkt dat in het oude gebouw aan de Britselei op die diensten een bewegingsdetectie-installatie is aangesloten die in verbinding staat met de alarmcentrale van de lokale politie te Antwerpen. Die alarminstallatie werd in 1996 geplaatst door de firma TSE op verzoek van de toenmalige voorzitter van de rechtbank. Indien er een alarmmelding bij de politie binnenkomt, komen de politiediensten ter plaatse. Bovendien dient opgemerkt te worden dat in het oude gerechtsgebouw een huisbewaarder permanent aanwezig is die aan de politie toegang kan verschaffen tot het gebouw.
De opslag van goederen in het gerechtsgebouw aan de Britselei werd afgebouwd. De goederen die daar nog opgeslagen liggen, worden systematisch overgedragen voor vernietiging, verkoop en teruggave. De overige goederen worden, wanneer daar plaats vrijkomt, overgebracht naar het bijgebouw aan de Solvynsstraat/Sanderusstraat, waar een identieke bewegingsdetectie-installatie aangesloten werd in 1999, die eveneens in verbinding staat met de alarmcentrale van de lokale politie. Wanneer er daar een interventie moet gebeuren, komt de politie ter plaatse met een verantwoordelijke van de bewakingsfirma G4S die toegang heeft tot dat gebouw.
Mogelijk zou de plaatsing van een bijkomende volledige alarmbewegingdetectie-installatie langs de buitenzijde van het gerechtsgebouw aan de Britselei en de plaatsing van een camerabewaking in datzelfde gebouw en in het bijgebouw aan de Solvynsstraat/Sanderusstraat, een bijkomende troef zijn ter verbetering van de beveiliging van de beide gebouwen. Evenwel dient opgemerkt te worden dat we kunnen blijven beveiligen. Zij die zich werkelijk toegang willen verschaffen tot die lokalen, deinzen er helaas niet voor terug om desnoods fysiek geweld te gebruiken tegen personeelsleden van die dienst. Daarmee werd enkele jaren geleden een medewerker van die dienst in zijn privéwoning geconfronteerd.
Wanneer er in het artikel verschenen in de Gazet van Antwerpen sprake is van restanten, dient dat te worden rechtgezet, in die zin dat daarmee bedoeld wordt dat het overschotten waren van oude partijen drugs die ten tijde van de feiten nog overgebracht moesten worden naar de opslagruimte in het bijgebouw aan de Solvynsstraat/Sanderusstraat. Inmiddels bevinden er zich in het oude gerechtsgebouw, behoudens enkele verdorde en uitgedroogde kweekplanten, geen restanten van drugs meer. Sinds oktober 2005 worden er geen nieuwe partijen en/of stalen van drugs ondergebracht in de drugskamer van het oude gerechtsgebouw. In beslag genomen drugs worden thans ondergebracht in de Solvynsstraat in een speciaal daartoe ingericht lokaal met, zoals reeds aangehaald, een stil alarm naar de politie.
Tegenwoordig worden er ook geen grotere partijen drugs meer neergelegd ter griffie. Er worden stalen genomen, enveloppes, terwijl de rest van de partij meteen vernietigd wordt.
In het oude gerechtsgebouw lagen nog een aantal oude partijen en stalen die met het oog op het overbrengen naar de drugkamer in de Solvynsstraat uit de oude drugkamer waren gehaald en klaar stonden voor transport. Het zijn deze drugs die door de dieven gevonden en ontvreemd werden. Behoudens deze partijen lagen er geen drugs meer in het oude gerechtsgebouw; het ging om oude, vervallen drugs. De gestolen drugs werden inmiddels ondergebracht in de drugskamer van de Solvynsstraat in afwachting van een beslissing.
De dienst Overtuigingsstukken inventariseert op het ogenblik alle oude overtuigingsstukken, inclusief oude inbeslaggenomen drugs, waarna een beslissing gevraagd zal worden aan de respectieve parketmagistraten. In de nabije toekomst zullen dus alle oude drugs vernietigd kunnen worden. In afwachting van een beslissing worden ze wel veilig bewaard in de Solvynsstraat in een speciaal lokaal met stil alarm. Gezien aan het probleem gewerkt wordt met het oog op het definitief wegwerken van de oude drugsstock en inmiddels een nieuwe werkwijze werd ingevoerd waarbij alleen de genomen stalen van grote partijen drugs worden bewaard en de rest onmiddellijk wordt vernietigd, meen ik dat zich geen verdere stappen opdringen met betrekking tot de concrete Antwerpse situatie.
In een meer algemeen beleidsmatig kader kan ik u melden dat de problematiek van de inbeslagname en vernietiging van cannabisplantages en drugslabo’s ook nog aan bod zal komen in het geïntegreerde actieplan drugs waaraan momenteel wordt gewerkt. Eigenlijk een uitdovend verhaal dus, maar spijtig genoeg nog in de oude site, klaar voor transport en toch op dat moment gestolen. Ik heb het verhaal in detail kunnen brengen.
15.04 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor de details.
15.05 Bert Schoofs (VB): Idem dito, mijnheer de minister.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "het onderzoek naar Sharia4Belgium en zijn woordvoerder" (nr. 21262)
16 Question de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "l'enquête sur Sharia4Belgium et son porte-parole" (n° 21262)
16.01 Bart Laeremans (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb u daarover op 19 maart al in de plenaire vergadering ondervraagd, maar ik wil graag de stand van zaken weten. Nadien heeft die groep van zich laten spreken door het verstoren en onmogelijk maken van een voordracht aan de universiteit, wat er nog maar eens op wijst hoe antidemocratisch en fundamentalistisch die organisatie wel is. De organisatie komt er openlijk voor uit dat ze de democratie wil omverwerpen. Ik denk dat men daarbij geen tekeningetje moet maken.
Ondertussen kwam de organisatie in beeld bij die lezing en werd bekend dat de spilfiguur, een zekere Fouad Belkacem, een gerechtelijk verleden zou hebben.
Ten eerste, hoever staat het intussen met het onderzoek naar Sharia4Belgium? Welke gerechtelijke initiatieven worden genomen? Kan de website worden gesloten? Is die nog altijd gesloten? Kan dat op initiatief van de overheid of kan die op elk moment weer opengaan? Als er niets tegen kan worden ondernomen, waarom is dat dan het geval? Ik denk dat de organisatie toch een ernstige bedreiging voor onze democratie inhoudt.
Ten tweede, klopt het dat Fouad Belkacem reeds 20 keer in aanraking kwam met het gerecht? Voor welke feiten was dat? Voor welke drie feiten werd hij veroordeeld? Wat was de straf? Werd hieraan uitvoering gegeven?
16.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, ik heb opnieuw aangedrongen om na te gaan of nu een strafrechtelijk onderzoek mogelijk is. Tot nu toe is er, na informatie, geen strafrechtelijk of gerechtelijk onderzoek hangende, hoewel ik daarop heb aangedrongen. Ik heb opnieuw aangedrongen dat men zou nagaan of die organisatie, Sharia4Belgium, zich al dan niet zou hebben schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Ik blijf dat dossier opvolgen.
U vraagt of de betrokkene, Fouad Belkacem, reeds in aanraking kwam met het gerecht. Ik denk dat ik dat moet bevestigen. Mijn medewerkers zeggen mij dat zij informatie op die naam hebben ingewonnen, maar ze maken een klein voorbehoud omdat er misschien verscheidene personen met die naam kunnen zijn. In elk geval zijn voor die naam elementen uit vroegere gerechtelijke dossiers bekend. Mijn medewerkers maken nog een voorbehoud omdat ze nog willen dubbelchecken of het wel degelijk over dezelfde persoon gaat. Ik denk dat het zo is. Het gaat over een reeks strafrechtelijke feiten.
16.03 Bart Laeremans (VB): Dit is toch wel een extreem vaag antwoord.
Op 19 maart, net een maand geleden, heb ik u ondervraagd. Gelet op de feiten die zich nadien hebben voorgedaan, dacht ik dat u gebruik zou maken van uw injunctierecht. U zegt nu dat u eigenlijk niet weet of er wel een onderzoek hangende is. Ik denk dat er voldoende redenen zijn om dit te doen. Mensen die de democratie omver willen werpen en op hun website foto’s plaatsen van bombardementen en wapens, zijn niet zomaar onschuldig. Er wordt ook verwezen naar de doodstraf voor homo’s en dergelijke meer. Dat druist zodanig in tegen onze rechtsorde, tegen onze basiswaarden. Tegelijkertijd zitten daar voldoende elementen in van antidiscriminatie waardoor hier ongetwijfeld geraakt wordt aan de strafwetgeving. Ik begrijp niet dat u hierover zo weinig kunt zeggen. U had op zijn minst toch kunnen zeggen dat de Veiligheid van de Staat iets heeft kunnen achterhalen. Wat de website betreft, had u kunnen meegeven wat hieraan kan worden gedaan. Ik zie vooral passiviteit en ik betreur dit ten stelligste.
Ik weet dat het Antwerpse gemeentebestuur ondertussen een initiatief heeft genomen om de lezingen van een welbepaalde spreker, Benno Barnard, te kunnen vrijwaren. Hier is echter meer nodig. Justitie moet hier zelf ook via alle mogelijke instrumenten, waaronder de Veiligheid van de Staat, kunnen ageren. Ik heb in het verleden al herhaaldelijk gezegd dat onze partij al bij herhaling heeft aangeklaagd dat men zich bezighoudt met beuzelarijen. Destijds werd zelfs een zangeres van het Eurovisiesongfestival onder de loep genomen. Ook een onthaalmoeder werd aangepakt. De Veiligheid van de Staat heeft op een bepaald moment de vrouw van een imam als onthaalmoeder in moeilijkheden gebracht. Als een organisatie werkelijk de grondvesten van ons democratisch bestel onderuithaalt, steekt u uw handen in de lucht en zegt u dat u het niet goed weet. Ik begrijp dat niet voor iets dat al een maand geleden is gebeurd.
Begin januari is er vanuit Engeland al het signaal gegeven dat zij naar ons land zouden komen. In Engeland is die organisatie ondertussen al lang verboden. Wij ondergaan dit allemaal passief. Ik heb daar grote bedenkingen bij. Ik hoop dat u alsnog de nodige initiatieven zult nemen en gebruik zult maken van uw positief injunctierecht.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de mogelijke uitlevering van Nizar Trabelsi" (nr. 21284)
17 Question de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "l'extradition éventuelle de Nizar Trabelsi" (n° 21284)
17.01 Bart Laeremans (VB): Mijnheer de minister, reeds in 2007 vroegen de Verenigde Staten de uitlevering van Nizar Trabelsi wegens deelname aan bendevorming met het oog op de moord op VS-burgers en lidmaatschap van een terroristische bende.
Op 23 maart 2010 moest Trabelsi voor de kamer van inbeschuldigingstelling in Brussel verschijnen. Hij verzette er zich tegen zijn uitlevering.
In de pers konden we toen vernemen dat de kamer van inbeschuldingstelling over een paar weken zijn geheime advies over de uitlevering aan de minister van Justitie zou bezorgen.
Mijn vragen zijn de volgende. Mijnheer de minister, kunt u de Amerikaanse vraag om uitlevering nader toelichten? Op welke gronden wordt zijn uitlevering gevraagd?
Ten tweede, in welke mate zou de VS daadwerkelijk bevoegd zijn voor een berechting zijner tenlastelegging waarvoor hij nog niet werd veroordeeld, zodat het beginsel non bis in idem niet kan worden tegengeworpen?
Ten derde, hebt u ondertussen het advies van de kamer van inbeschuldigingstelling al ontvangen? Hoe luidde het advies? Gaat u zelf in op de vraag om uitlevering? Zo neen, waarom doet u zulks niet? Welke argumenten pleiten volgens u tegen een uitlevering? Welke argumenten hebben er in het tegengestelde geval ervoor gezorgd dat u hebt beslist de betrokkene uit te leveren?
17.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, het is bekend dat de Amerikaanse autoriteiten de uitlevering van Trabelsi hebben gevraagd. De uitleveringsprocedure is echter nog altijd lopende.
Op dit ogenblik bevinden wij ons in de fase, bepaald in artikel 3, vierde lid, van de uitleveringswet van 1874, dat als volgt luidt: “Zal de regering het advies inwinnen van de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep in het rechtsgebied waarvan de vreemdeling werd aangehouden.”
Voornoemde procedure voor de kamer van inbeschuldigingstelling is thans volop bezig.
Op 12 april 2010 werd door de kamer van inbeschuldigingstelling een tussenarrest geveld. Het hof stelde immers vast dat in het Belgisch Staatsblad van 9 maart 2010 de wet van 30 juni 2009 houdende instemming met de volgende, internationale akten was gepubliceerd: ten eerste, de Overeenkomst betreffende de uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika en, ten tweede, het instrument gedaan te Brussel op 16 december 2004, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst betreffende de uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika, gedaan op 25 juni 2003 met betrekking tot de aanpassing van voormelde Overeenkomst inzake de uitlevering.
Er waren dus nieuwe, wetgevende elementen. Het hof stelde vast dat de partijen over voornoemd, nieuw element geen tegenspraak hadden kunnen voeren. Het heropende daarom de debatten, zodat het hof van het standpunt van beide partijen ter zake kennis zou kunnen nemen.
De zaak is op de zitting van 29 april 2010 in voortzetting gezet. Zodra de kamer van inbeschuldigingstelling zijn gemotiveerd advies zal hebben uitgebracht, zullen de proceshandelingen en het bedoelde advies voor beslissing aan de minister van Justitie worden toegestuurd. Ik moet dus op de genoemde elementen wachten. Het antwoord op de andere vragen is uiteraard afhankelijk van voornoemde, af te handelen tussenstap en de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling.
17.03 Bart Laeremans (VB): Mijnheer de minister, ik heb begrip voor een deel van uw antwoord. Dat u niet op alles kunt antwoorden, daarvoor kan ik begrip opbrengen. Ik dank u voor de nieuwe elementen, mijnheer de minister. Van het antwoord op mijn eerste vraag had ik echter iets meer verwacht. Ik had gevraagd of u de vraag om uitlevering nader kon toelichten. Op welke basis wordt die uitlevering gevraagd? Kunt u daarover iets meer zeggen of mij daarover informatie bezorgen?
De voorzitter: Mijnheer de minister, als u niet kunt antwoorden, kunt u niet antwoorden.
17.04 Minister Stefaan De Clerck: Ik verkies daar nog niet op te antwoorden.
L'incident est clos.
18 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de voorstellen vanwege de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen tot besparing bij Justitie" (nr. 21351)
18 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "les propositions du président du tribunal de première instance d'Anvers en vue de réaliser des économies à la Justice" (n° 21351)
18.01 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, u hebt zelf al enkele besparingen aangekondigd. Vanuit de gerechtelijke wereld komen nu nog enkele suggesties. Ik wil gewoon uw mening daarover vragen. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, de heer Mahieu, stelt dat tijdelijk 2 % van het loon van magistraten zou kunnen worden ingehouden. De korpschefs zouden 3 % inleveren en de griffiers 1 %. Daarmee zou een aantal kosten van logistieke aard gedekt kunnen worden.
Hij oppert eveneens dat het opvragen van gsm- en telefoonnummers door het gerecht gratis zou geschieden. Over dat tweede element zijn er al vragen gesteld, weet ik, maar hoever staat het daar nu mee?
18.02 Minister Stefaan De Clerck: Het voorstel van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg is mij bekend. Uit het kranteninterview maak ik op dat de voorzitter van de rechtbank dit voorstel in eigen naam heeft gedaan. Ik betwijfel of een dergelijk voorstel gedragen wordt door het geheel van de magistratuur en door het gerechtspersoneel. Ik weet niet of zij afstand willen doen van een deel van hun wedde.
Artikel 154 van de Grondwet stelt dat de wedden van de leden van de gerechtelijke orde bij wet worden vastgelegd. De wedden, tussentijdse vergoedingen en weddentoeslagen van magistraten en griffiers worden geregeld in de artikelen 355 tot 377 van het Gerechtelijk Wetboek. Zonder wetgevend initiatief kunnen wij daar niet aan raken. Bovendien zou een loutere inhouding op de wedden een schending betekenen van de wet van 12 april 1965 houdende de bescherming van het loon der werknemers. Zij kunnen dat vrijwillig doen, maar ik kan niet zeggen: “Wij gaan daar even 2 % van afhouden.”
Wat het voorstel betreft inzake het kosteloos opvragen van gsm- en telefoonnummers, kan ik u melden dat ik mij uiteraard bewust ben van de hoge kosten die verbonden zijn met de telefonie. Het beheersen ervan maakt deel uit van verschillende lopende projecten ter rationalisatie van deze kosten. De vergoedingen van de operatoren zijn een probleem op zich. De kwestie is niet zonder belang, gelet op de actuele budgettaire krapte.
Ook de commissie voor de Modernisering van de Rechterlijke Orde heeft gewezen op deze problematiek. Daar de prijzen in het koninklijk besluit over de medewerkingplicht destijds blijkbaar zijn vastgelegd op relatief forfaitaire basis, zonder dat dit noodzakelijk correspondeerde met de reële kosten, werd geoordeeld dat het overleg met de sector deze keer gestoeld moest zijn op solide en objectieve, mathematische gegevens om te zeggen wat de reëel te verantwoorde prijs is.
Vandaar dat aan het BIPT gevraagd werd een studie te maken naar de kostenfactoren. Gezien zijn expertise en onafhankelijkheid als regulator werd het BIPT daarvoor het beste geplaatst geacht.
Er zal tevens een benchmark met de buurlanden worden uitgevoerd, onder meer om na te gaan of de oplossing van bijvoorbeeld Nederland of Frankrijk ook in België toegepast kan worden. Het is een beetje voorbarig om hier nu al uitspraak over te doen. Wij moeten de studie afwachten, en ook de onderhandelingen op basis van de gegevens. U weet dat dit deel uitmaakt van een wetgevend initiatief inzake dataretentie, dat hangend is. Het is al toegelicht in de Kamer en de Senaat. Dit initiatief zou voortgezet worden. In het kader van deze wettelijke regeling inzake dataretentie is erin voorzien dat er een nieuw koninklijk besluit moet komen dat de kosten van de retentie op een correcte manier vastlegt.
In die zin is de materie van de kosten hangend. Wij zijn ermee bezig. Uiteraard, ook als er geen wetgevend initiatief komt, kan ik het koninklijk besluit wijzigen. Om dat te doen wacht ik op de studie van het BIPT om de reële kostprijs van de retentie van die gegevens te kunnen berekenen.
18.03 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, ik ben benieuwd naar de resultaten van die studie en of we kunnen halen wat men in de buurlanden kan behalen. Ik ben ook benieuwd of de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg binnen de magistratuur een draagvlak vindt om de lonen naar beneden te halen of om er tenminste logistieke kosten mee te dekken.
L'incident est clos.
- de heer Robert Van de Velde aan de minister van Justitie over "de uitlevering van Giza aan Polen" (nr. 21361)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de zaak-Giza" (nr. 21428)
- M. Robert Van de Velde au ministre de la Justice sur "l'extradition vers la Pologne de Giza" (n° 21361)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "l'affaire Giza" (n° 21428)
19.01 Bart Laeremans (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb u hierover al op 30 maart ondervraagd, maar intussen is er toch heel wat deining ontstaan. Aangezien de heer Van de Velde een vraag had ingediend, heb ik mij daarbij aangesloten om de stand van zaken te kennen.
Een nieuw element in het verhaal is dat de advocate van de jonge moordenaar de minister en zijn diensten bedreigt met een strafklacht en onder druk zet. De indruk bestaat dat de minister niet durft over te gaan tot het voortzetten van de procedure en de uitlevering en overbrenging van de betrokkene naar Polen.
U hebt vorige keer geantwoord dat een en ander afhangt van een schrijven van het College van procureurs-generaal aan Polen ter voorbereiding van de overbrenging. Is dat schrijven verstuurd? Indien neen, waarom niet?
Welke andere beletsels spelen er nog? Hoe reageert u op de chantage van de raadsman van betrokkene? In hoeverre speelt de burgerlijke procedure bij Cassatie mee bij uw beslissing?
Het gaat om een burgerlijke en niet om een strafrechtelijke procedure. De vraag waar men zijn straf kan uitzitten, is een burgerlijke procedure. Ik vrees dat die zaak onderaan de stapel zou kunnen belanden en dat men bij Cassatie om de een of andere reden oor heeft, eventueel uit medelijden, naar het verzoek om die jongen hier zijn straf te laten uitzitten zodat hij veel sneller kan vrijkomen, clementie, enzovoort. Ik vrees dat men de zaak bewust zou kunnen rekken.
Deze zaak wordt toch door iedereen gevolgd en er is een buitenlandse natie bij betrokken die vraagt dat hij zo snel mogelijk zou worden uitgeleverd. Kan die procedure nog lang aanslepen of wordt ze met bekwame spoed verder afgewikkeld?
19.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega, het gaat niet om een uitleveringsdossier, maar om een vraag.
Adam G. werd op verzoek van het Brusselse parket overgeleverd op basis van een Europees aanhoudingsbevel. Het Europees kaderbesluit van 2002 laat toe eigen onderdanen of ingezetenen over te leveren, op voorwaarde dat zij na hun gebeurlijke veroordeling terugkeren om in eigen land hun straf uit te zitten. Dit is precies wat in deze zaak speelt. Dit is de vraag van Polen.
Betrokkene vecht dit aan en zegt dat hij niet wil terugkeren. Terugkeren was door het Poolse hof van beroep als voorwaarde gekoppeld aan die overlevering. Volgens die verdediging diende die terugkeer echter af te hangen van de toestemming van Adam G.
Het hof van beroep van Brussel heeft die stelling onlangs verworpen. Het is immers de Poolse rechtbank die als enige de terugkeer oplegt en daarvan kan door de Belgische overheid, noch door de Belgische gerechtelijke autoriteiten worden afgeweken.
Deze principiële vraag is beantwoord. Kunnen de Belgische gerechtelijke autoriteiten, in samenspraak met de Poolse gerechtelijke autoriteiten, de terugkeer al of niet ten uitvoer leggen?
Adam G. heeft bij mijn weten ook geen cassatieberoep tegen de recente beslissing aangetekend. Het is van belang te onderstrepen dat het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel alsook de wet van 19 december 2003 net als de wetgeving van alle overige Europese lidstaten het Europees aanhoudingsbevel als een zuiver gerechtelijk instrument beschouwt. De overlevering en de er eventueel door de rechter aan verbonden terugkeer worden door de gerechtelijke autoriteiten beslist en uitgevoerd. Dat is de procedure die mij wordt voorgelegd. Ik denk dat het dossier eerstdaags op mijn bureau kan komen. Rekening houdend met alle gerechtelijke voorgaanden in de Poolse en de Belgische gerechtelijke omgeving wordt nu het dossier samengebracht en eerstdaags aan mij voorgelegd om te zien op welke manier uitvoering wordt gegeven aan de vraag van Polen.
19.03 Bart Laeremans (VB): Mag ik daaruit afleiden dat de termijn om cassatieberoep in te dienen verstreken is?
19.04 Minister Stefaan De Clerck: Ja, dat is zo.
19.05 Bart Laeremans (VB): Dat is een nieuw feit. Het stemt ons hoopvol. We hopen dat die zaak snel kan afgewikkeld worden en dit dossier gesloten kan worden.
Het incident is gesloten.
20 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "l'informatisation de la Justice" (n° 21396)
20 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "de informatisering van het gerecht" (nr. 21396)
20.01 Valérie Déom (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, dans votre note de politique générale du 6 novembre 2009, vous disiez: "Il ne se passe pas un jour sans que la situation de l'informatisation de la Justice ne soit à l'ordre du jour. Personne ne doute de la nécessité de celle-ci. Beaucoup de projets ont été annoncés dans le passé récent et n'ont pas toujours eu de bons résultats. Le terrain est découragé et a des doutes sur les nouvelles initiatives annoncées."
Monsieur le ministre, nous ne pouvons évidemment qu'être d'accord avec votre affirmation de novembre 2009, mais, malheureusement, nous avons l'impression que la situation empire. Il semble que le découragement que vous constatiez s'est aggravé en partie par un manque de communication quant à vos intentions et à votre stratégie et à celles de votre département en matière de développement de l'informatisation au sein de l'ordre judiciaire.
Vous avez annoncé une note de politique spécifique sur l'informatisation depuis des mois. Elle n'est toujours pas connue. Quand pourra-t-on en prendre connaissance?
La place de "patron" de l'ICT au sein du département est vacante depuis plusieurs mois. Qu'allez-vous faire? Comptez-vous le remplacer? Sans mauvais jeu de mots, y a-t-il un pilote dans l'avion?
Les autorités judiciaires expliquent qu'on leur refuserait d'adapter encore des applications existantes au motif de la prochaine introduction ou généralisation du système informatique MaCH (Mammouth-at-Central-Hosting). Je pense ici au système informatique REA/TPI, mais aussi à l'application JIOR. Celle-ci est fort utilisée par certains juges d'instruction, mais devrait selon eux être améliorée ici et là. On leur refuserait cette amélioration en leur annonçant l'introduction de MaCH en 2013!
Pouvez-vous confirmer ou démentir ces informations? La qualité du réseau ne semble donc plus être présente. Que comptez-vous faire pour y remédier?
Enfin, votre département a obtenu lors du contrôle budgétaire des crédits relativement importants (7 millions d'euros) pour l'informatisation des cours et tribunaux. Quels sont vos plans quant à l'utilisation de ce crédit en ce domaine?
20.02 Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, chère collègue, l'état actuel de l'informatisation de la Justice reste inquiétant. J'espère qu'outre vous et moi, tout le monde commence doucement à en être convaincu. J'espère aussi pouvoir compter sur le soutien de chacun dans l'approche de cette problématique. Ce sera un travail de longue haleine. Il devra être une priorité, pendant de nombreuses années, pour que nous puissions amener l'informatisation à un niveau de développement et une qualité auxquels on peut s'attendre au sein d'un service public moderne.
Dans presque tous les aspects, des réformes sont nécessaires. La réforme du paysage donne enfin des perspectives pour l'informatisation. La mise en place d'un staff et d'une gestion professionnelle, y compris en ce qui concerne le soutien des chefs de corps, est désormais une condition sine qua non pour le développement et le contrôle de l'informatique de près de 19 000 utilisateurs au sein de la Justice.
Comme il ressortira de la note et comme je l'ai indiqué, la note de vision en matière d'ICT est fortement liée à la réforme du paysage judiciaire. Cette dernière en est une condition préalable. Á présent qu'un accord existe sur la réforme du paysage judiciaire, nous pouvons également terminer cette note de vision en matière d'ICT pour que je puisse la présenter au cours des semaines ou des jours à venir. Maintenant que nous pouvons choisir les arrondissements, la décentralisation concerne aussi l'ICT. Comme je l'ai mentionné précédemment pour le directeur général, il faut déterminer le profil et la structure sur la base de cette nouvelle architecture.
Je peux toutefois déjà vous rassurer sur un certain nombre de points.
L'avion ne vole bien sûr pas sans pilote! Immédiatement après la fin du mandat du directeur général du service d'encadrement ICT, j'ai confié la direction temporaire de ce service à M. Marc Martel, membre du comité directeur. J'ai d'ailleurs veillé à ce que la personne ayant la direction temporaire soit également membre du comité de direction, comme c'est le cas pour M. Martel, en raison de l'importance de la problématique ICT et du lien avec les autres directions générales. La personne ayant la direction du service d'encadrement ICT doit pouvoir en discuter au plus haut niveau avec les directeurs généraux qui sont directement impliqués par la réforme. Par cette désignation immédiate, j'ai assuré la continuité des réformes entamées par Jo Vandeurzen.
Certaines de vos questions contiennent déjà des réponses.
La qualité des réseaux, tant le réseau LAN que WAN, est insuffisante pour les applications plus performantes qui sont nécessaires. C’est pourquoi j’ai demandé et obtenu plus de moyens d’investissement comme vous l’indiquez. Ces investissements sont en cours mais dans leur adjudication et mise en œuvre, ils adoptent un effort étalé sur de nombreuses années. En fonction de la localité et des applications informatiques, il y aura donc encore des différences de qualité des réseaux. C’est une matière technique complexe que je vous épargne. Mais grâce aux moyens supplémentaires, nous pourrons faire disparaître en quelques années seulement l’arriéré de plus de dix ans dans le domaine de l’infrastructure des réseaux. Ceci n’est bien sûr qu’un seul aspect du défi.
L’état de bon nombre d’applications est critique. Chaque application implique le risque de blocage partiel ou complet de l’application. Cela est apparu encore récemment lors d’une nouvelle sortie du tribunal de première instance. Cela a donné lieu à d’importants problèmes. Ma priorité se concentre donc sur le remplacement de ces anciennes applications vers l’opération de renouvellement mise en œuvre avec Cheops. Entre temps, tous les efforts sont livrés car ces anciennes applications restent opérationnelles jusqu’à leur remplacement. Ainsi, il a été décidé de ne plus effectuer de transformation sur ces anciennes applications qui ont déjà trop été modifiées sauf en cas d’extrême nécessité. Nous risquons le dysfonctionnement total de ces anciennes applications, ce qui est un risque dont je présume que personne ne veut prendre la responsabilité.
En ce qui concerne le timing de la modernisation, d’après de nombreuses réponses à des questions parlementaires que j’ai données au cours de ces derniers mois, le déroulement MaCH dans les justices de paix serait achevé fin mars 2010. C’est le cas sauf pour les justices de paix de Malines, où il y a un problème de personnel, de Tongres et de Fourons, un site regroupé où il y avait un problème technique qui a été résolu entre-temps, et Saint-Vith où le système serait aussi introduit mais pas encore finalisé.
Ils passeront sur MaCH d'ici la mi-mai. Dans cette même réponse, j'ai annoncé que nous débuterons le déroulement au sein des tribunaux et parquets de police au cours du second trimestre de cette année.
La transformation d'un des plus importants sites d'essai de Liège aura lieu dans la dernière semaine d'avril. Les autres sites suivront au cours de cette année. Si tout se déroule selon le plan, l'entièreté de l'opération (transformation des tribunaux et parquets de police) sera terminée d'ici la fin de l'année.
Lorsqu'il s'agit de projet informatique, les dates sont des dates limites. Ces opérations sont tellement complexes, surtout ici, car en raison de leurs liens solides avec les processus administratifs, nous devons systématiquement transformer deux entités à la fois, le tribunal du greffe de police et le parquet.
Je ne souhaite donc pas décompter les jours, mais je mets tout en œuvre pour réussir. Comme vous pourrez le constater, l'informatisation n'est pas à l'arrêt mais s'accélère, même si ce n'est pas toujours visible.
En ce qui concerne la programmation, je suis étonné de vous entendre dire que les juges d'instruction ne seraient programmés que fin 2013. Ma surprise provient, d'une part, du fait que le timing des autres applications n'a pas encore été définitivement fixé et, d'autre part, du fait que j'attends moi-même encore la réponse des juges d'instruction à ma question de savoir s'ils souhaitent faire partie des premiers ou des derniers à être transférés.
Entre-temps, nous avons accéléré la modernisation des serveurs et réseaux utilisés par les juges d'instruction, ce qui est un effort nécessaire pour permettre la transformation.
Cette modernisation accélérée de leurs réseaux et de leurs serveurs améliore également leurs applications informatiques.
La modernisation de l'ICT prendra plusieurs années et je poursuis et accélère la modernisation de Cheops entamée par Jo Vandeurzen.
Le travail est terminé pour les juges de paix et sera terminé fin de l'année pour les tribunaux de police. En principe, tout devrait être finalisé pour 2012.
Nous restons néanmoins vigilants et modestes sur ce sujet. En effet, nous ne souhaitons pas à nouveau décevoir les magistrats en ne tenant pas nos promesses.
Madame la présidente, si vous le souhaitez, je suis à votre disposition pour organiser un débat global concernant l'inventaire de tous les projets.
20.03 Valérie Déom (PS): Madame la présidente, nous débattrons donc sur le sujet.
Monsieur le ministre, je vois que tout avance et que la réforme du paysage judiciaire ne retardera pas les choses.
Je constate qu'il y a de nouvelles procédures et une modernisation de l'outil existant lorsque c'est nécessaire. Je suis également heureuse que vous nous annonciez l'arrivée de cette note afin que nous puissions en discuter.
20.04 Stefaan De Clerck, ministre: J'espère vraiment que l'introduction de spécialistes ICT dans les arrondissements aidera les magistrats à mettre en route les nouveaux systèmes. En effet, la distance est trop grande entre Bruxelles et le magistrat qui se trouve sur le terrain avec son greffier. Nous devons donc absolument changer les modalités de cette collaboration.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.31 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.31 heures.