Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen |
Commission
des Relations extérieures |
van dinsdag 20 april 2010 Namiddag ______ |
du mardi 20 avril 2010 Après-midi ______ |
La séance est ouverte à 14.17 heures et présidée par M. Georges Dallemagne.
De vergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door de heer Georges Dallemagne.
- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de bouw van 1 600 woningen in Oost-Jeruzalem" (nr. 20412)
- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de door Israël aangekondigde bouw van nieuwe kolonies" (nr. 21436)
- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la construction de 1 600 logements à Jérusalem-Est" (n° 20412)
- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'annonce par Israël de la construction de nouvelles colonies" (n° 21436)
01.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, à la mi-mars, alors que le vice-président Joe Biden visitait Israël, le ministre israélien de l'Intérieur annonçait un projet de construction de 1 600 nouveaux logements dans un quartier juif ultra-orthodoxe de Jérusalem-Est. Cette déclaration a suscité un vaste mouvement de contestation, notamment de la communauté internationale. Le Quartette, à l'instar des États-Unis, avait condamné cette décision unilatérale. Mme Clinton et le secrétaire général de l'ONU avaient également condamné ce nouveau projet.
En outre, ces derniers jours, nous assistons à un nouveau rebondissement en lien avec cette affaire. Alors qu'il annonce son retrait de la politique, Ehoud Olmert est cité comme étant lié à une des pires histoires de corruption qu'Israël ait jamais connue. Il est accusé d'avoir accepté des pots-de-vin du temps où il était maire de Jérusalem, en échange de permis de construire sur l'un des plus beaux sites de la ville, le Holyland. Avant cette affaire, Ehoud OImert était déjà cité à comparaître dans trois dossiers de corruption.
Monsieur le ministre, sachant que nous nous apprêtons à prendre la présidence de l'Union européenne, la Belgique a-t-elle réagi au-delà de sa participation dans le Quartette via l'Union européenne par rapport aux choix unilatéraux d'Israël d'avancer dans l'instauration de nouvelles colonies, alors que le principe même est dénoncé comme étant illégal et condamné par la communauté internationale? Des réunions du Quartette auront-elles lieu sous la présidence belge? D'autres réunions sont-elles prévues pour analyser la situation entre Israël et la Palestine? Quand le renouvellement de la position commune de l'UE sur Israël aura-t-il lieu? Des rencontres bilatérales ont-elles été menées avec Israël et les autorités palestiniennes, afin de préparer la présidence de l'Union? Si oui, quelle fut la teneur des discussions?
01.02 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat over de bouw van woningen in Oost-Jeruzalem. Ik had mijn vraag op 10 maart ingediend, maar ik heb gelezen dat u twee dagen later al een reactie hebt gepubliceerd op de webstek van Buitenlandse Zaken, waaruit al een en ander blijkt.
Ik heb mijn vraag toch behouden. U hebt een signaal gegeven, maar zijn er in dit dossier verdere ontwikkelingen? Hebt u inmiddels, na de mislukte of minder vlot verlopen gesprekken tussen Obama en Netanyahu, nog nieuws te melden over dit dossier?
01.03 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik dank de beide Kamerleden voor hun vragen over de beslissing van de Israëlische regering om 1 600 woningen te bouwen in Oost-Jeruzalem, omdat het mij de kans geeft opnieuw toe te lichten welke reactie ik dienaangaande heb gegeven.
Op 12 maart 2010 heb ik een persverklaring uitgebracht, waarin ik mij uitdrukkelijk heb aangesloten bij de veroordeling van de beslissing. Het gaat over een algemene positie van de Europese Unie inzake het Midden-Oosten, maar ik heb het nuttig geacht om het standpunt ook in naam van de Belgische diplomatie, via een afzonderlijke mededeling, te bevestigen. Daarmee blijven we in de lijn van de conclusies die ik samen met mijn Europese collega’s op 8 december 2009 heb aangenomen, waarbij een aantal krachtlijnen werd aangegeven voor een duurzame oplossing in het Midden-Oosten.
La position de la Belgique ainsi que celle de l'UE sur la colonisation israélienne sont bien connues: la colonisation israélienne dans les Territoires occupés est illégale au regard du droit international, contraire aux engagements pris par Israël dans la feuille de route et constitue un obstacle dans la recherche de la paix.
Ik heb de Israëlische beslissing des te meer betreurd, omdat ze de positie van president Abbas van de Palestijnse Autoriteit bemoeilijkt, op het ogenblijk dat zij een nieuwe kans wil geven aan het hervatten van de dialoog, in een context waarin zij de enige geloofwaardige en legitieme gesprekspartner voor Israël blijft voor het verwezenlijken van de tweestatenoplossing waarbij Israël en Palestina naast elkaar bestaan, in vrede en veiligheid.
Ik blijf hopen op de start van de zogenaamde proximity talks, de indirecte gesprekken tussen de Israëlische regering en de Palestijnse Autoriteit, met de bemiddelende rol van senator Mitchell. Hopelijk zullen die leiden tot directe onderhandelingen en een vredesakkoord over alle uitstaande kwesties. Daarvoor moeten natuurlijk ook alle betrokken partijen bijdragen tot het opbouwen van het nodige vertrouwen, met onder andere een stopzetting van alle Israëlische koloniseringsactiviteiten, zoals nogmaals herhaald werd door de leden van het kwartet, na hun vergadering in Moskou op 19 maart, met minister Lavrov als gastheer.
Sachez par ailleurs que cette réunion du Quartette à Moscou faisait partie des contacts réguliers que ses membres ont, à différents niveaux, en fonction de l'actualité et de la disponibilité des participants, généralement sans calendrier pré-établi, à l'exception de la traditionnelle réunion au plus haut niveau, en marge de la semaine ministérielle de l'Assemblée générale des Nations unies. Depuis le Traité de Lisbonne, c'est Mme Ashton qui représente seule l'Union européenne.
Pour ma part, j'ai planifié un voyage en Israël et dans les territoires palestiniens occupés du 16 au 18 mai prochains. J'y exposerai bien sûr les préoccupations de la Belgique et de l'Union européenne. Le conflit israélo-arabe et la situation au Moyen-Orient, y compris l'Iran, figurent aussi à l'agenda des entretiens que j'aurai fin avril à Washington et à New York. De plus, j'envisage de faire un voyage début mai à Moscou, avant de me rendre au Moyen-Orient, où j'aurai probablement l'occasion de m'entretenir avec M. Lavrov sur la question. Selon les dires de tous les témoins, il a réalisé un excellent travail lors de la réunion du 19 mars du Quartette. Je m'efforcerai de faire en sorte que la position belge, telle que je viens de la décrire, soit bien connue par tous les acteurs concernés.
01.04 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Selon moi, il est important aujourd'hui, dans le contexte actuel, alors que la société israélienne se trouve en zone de turbulence et est de plus en plus divisée par la politique menée par son gouvernement, que l'on porte ce message de l'illégalité de l'existence de ces colonies.
J'ai lu dans les médias ce matin qu'il y a de nouvelles initiatives, ici en Belgique comme dans de nombreux autres pays européens et aux États-Unis, de juifs progressistes dénonçant la politique menée par le gouvernement israélien. Dans une Carte blanche publiée dans le journal Le Soir, ils disent ne pas soutenir du tout la politique gouvernementale israélienne. Ils ajoutent qu'ils considèrent que la paix et la sécurité d'Israël passent par la reconnaissance d'un État libre et souverain à leur côté. Je pense que nous devrons également soutenir ces voix dissidentes.
01.05 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de actualiteit van de vraag is een beetje voorbij, ook door uw snelle antwoord op 12 maart. Natuurlijk blijft het thema actueel. Ik kijk uit naar uw verdere reacties en de effecten daarvan tijdens uw volgende bezoek ter plaatse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Peter Logghe aan de staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, over "de zaak van de Marokkaanse naamgeving" (nr. 20454)
02 Question de M. Peter Logghe au secrétaire d'État aux Affaires européennes, adjoint au ministre des Affaires étrangères, sur "l'affaire des prénoms marocains" (n° 20454)
02.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, mijn vraag dateert jammer genoeg ook al van een tijdje geleden. Mijn vorige vraag was van 26 januari. Daarvoor hadden we de zaak ook al eens aangekaart, begin december. Ik heb nooit een bevredigend antwoord gekregen op de kwestie van de naamgeving door Marokkaanse ouders. Het gaat vooral om de verplichting die de Marokkaanse ambassade blijkbaar oplegde om een Marokkaanse naam te kiezen. Die zaak werd ook bevestigd door een aantal stedelijke bronnen.
De staatssecretaris heeft mij eind januari gezegd: “De minister van Buitenlandse Zaken overweegt dit te agenderen op de eerstvolgende vergadering van de gemengde commissie België-Marokko”. Ondertussen werd er een nieuw samenwerkingsakkoord gesloten tussen België en Marokko zonder dat de kwestie van de naamgeving was aangeraakt. De staatssecretaris beloofde mij dat de kwestie begin februari aan de agenda zou worden geplaatst. Ondertussen is het midden april en is het zaak dit nog eens op te frissen.
Ik heb een viertal concrete vragen voor u. Ten eerste, werd de zaak van de Marokkaanse naamgeving ondertussen aan de agenda gezet?
Ten tweede, wat was het resultaat van de bespreking met de Marokkaanse overheid?
Ten derde, welke maatregelen zal de Marokkaanse overheid tegenover haar ambassade in België nemen om de verplichting voor Marokkanen om Marokkaanse namen te kiezen, te schrappen?
Ten vierde, als er nog geen resultaat is, wanneer wordt de zaak dan eindelijk aangekaart en hopelijk tot resultaat gebracht?
02.02 Minister Steven Vanackere: Waarde collega, ik meen dat een van uw collega’s, met name de heer Weyts, dezelfde vraag heeft gesteld. Mijn antwoord is dan ook vergelijkbaar met het antwoord wat ik de heer Weyts al heb verstrekt. Gelet op een overvolle agenda van de Belgisch-Marokkaanse commissie inzake burgerlijk recht zijn er keuzes gemaakt. Er werd voorrang gegeven aan de dossiers van de zogenoemde kinderontvoeringen. U zult begrijpen dat bij het afwegen van de agendapunten die aan bod moeten komen, de problematiek van de kinderontvoeringen zeker niet als een marginaal of onbelangrijk thema kan worden afgevoerd.
Om te vermijden dat voornoemd punt, doordat het tijdens de vergadering van de Belgisch-Marokkaanse commissie niet aan bod is gekomen, te lang zou worden uitgesteld, zal het punt het voorwerp van een schriftelijke procedure tussen beide, door de commissie vastgelegde, centrale overheden uitmaken. Met andere woorden, wij hoeven niet op een volgende vergadering van de commissie te wachten om daaromtrent nadere werkzaamheden te ondernemen.
In België is het departement Justitie de centrale overheid bij wie de zaak is aangekaart. Voornoemd departement zal een en ander dus via de schriftelijke procedure bij de collega’s in Marokko aankaarten.
02.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, uw antwoord, waarvoor ik u dank, valt mij ietwat tegen. U zult dat wel begrijpen.
Ik wil de kwestie van de kinderontvoeringen absoluut niet marginaliseren of ridiculiseren. Wij staan hier echter ook voor een kwestie die, ten eerste, in strijd is met onze nationale wetgeving. Bovendien kunnen wij ter zake spreken van een inmenging in onze aangelegenheden.
Ik neem er evenwel nota van dat u een schriftelijke procedure op het getouw zet.
Ik heb twee afrondende vragen.
Ten eerste, mijnheer de minister, wanneer wordt de schriftelijke procedure opgestart?
Ten tweede, wanneer zouden wij u opnieuw mogen ondervragen over de resultaten van voornoemde procedure?
02.04 Minister Steven Vanackere: U mag mij altijd over het dossier ondervragen.
Het opstarten van de procedure gebeurt door Justitie. Ik kan een en ander hier niet voor de vuist meegeven, maar ik wil u de details, wanneer ik ze kan geven, gerust aan u bezorgen. U stelt mij een heel normale vraag. Ik heb echter geen informatie waarmee ik u kan bevestigen dat bedoelde procedure reeds is opgestart dan wel wanneer ze zou zijn opgestart.
U mag mij echter altijd over de zaak ondervragen. Het is uw normale recht om druk op de kwestie te blijven zetten. Ik zal mij persoonlijk nog eens extra informeren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: Les questions n°s 20677, 20964, 21128 et 21345 de Mme Hilde Vautmans sont reportées à sa demande. Les questions n°s 20754, 21147, 21449 et 21457 de M. Wouter De Vriendt sont également reportées.
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het programma van de Koning in Congo" (nr. 20754)
- mevrouw Hilde Vautmans aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het programma van de koning in Congo" (nr. 20964)
- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het programma van het bezoek van de Koning en van de Belgische delegatie aan Congo" (nr. 21437)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le programme de la visite royale au Congo" (n° 20754)
- Mme Hilde Vautmans au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le programme de la visite royale au Congo" (n° 20964)
- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le programme de la visite royale et de la délégation belge au Congo" (n° 21437)
03.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je voudrais aborder des questions qui se posent déjà depuis un certain temps mais, lors d'une précédente commission, vous aviez fait savoir que le programme n'était pas finalisé.
Mes premières questions ont trait à cette mission royale et à la composition de la délégation belge lors des cérémonies des cinquante ans d'indépendance. Quelles sont les personnes qui composeront la délégation? Un programme détaillé a-t-il déjà été établi? D'autres délégations et d'autres déplacements sont-ils prévus? Prévoyez-vous d'assister à d'autres évènements, festivités ou commémorations?
Une autre question – elle s'adresse aussi par ricochet au président de la commission des Relations extérieures – concerne une demande d'Ecolo-Groen! de joindre les membres de la commission des Relations extérieures de la Chambre des représentants à la mission royale qui se rendra au Congo.
La Belgique compte-t-elle prendre la parole, peut-être par votre intermédiaire, à l'occasion de ces commémorations?
En outre, monsieur le ministre, j'ai pu constater qu'un débat avait lieu sur la question d'une demande de pardon et voire même sur des propositions de réparation. À ce sujet, j'ai ici un article d'une journaliste du Soir, Colette Braeckman. D'autres personnalités ont également tenu des propos allant dans ce sens, selon lesquels il serait insuffisant de demander pardon pour ce qui s'est passé durant toute l'époque de la colonisation, mais qu'une certaine réparation pourrait être envisagée. J'aimerais donc vous entendre à ce sujet.
Il a également été relaté que beaucoup de personnes, notamment des Américains, vont prospecter au Congo; pour ce faire, avant leur départ, ils passeraient au Musée de Tervueren pour se procurer des cartes afin de pouvoir choisir au mieux leur future concession. Ce sont des informations dont ne disposent pas les autorités congolaises. De nouvelles démarches politiques en vue d'une forme de réparation sont-elles prévues de la part de la Belgique à l'égard du Congo dans le cadre de ces cérémonies des cinquante ans d'indépendance?
03.02 Steven Vanackere, ministre: Chère collègue, malgré certaines communications dans la presse reprenant les soi-disant détails du programme de la visite, je peux vous assurer que ni le programme, ni la composition de la délégation ne sont fixés actuellement. Le programme est toujours en préparation et nous allons évidemment tout entreprendre pour qu'il soit le plus équilibré possible.
En sus du défilé, il y aura aussi un volet bilatéral. Le couple royal n’ira pas dans l’est du Congo. Ceci dit, je suis d’accord avec l’idée que tout ce qui a trait au respect des droits humains et de la démocratie doit être stimulé par nos actes et par nos propos. Je crois à un effort continu de la diplomatie belge et européenne.
La composition de la délégation qui accompagnera le souverain au Congo n’a pas encore été arrêtée. À ce jour, il n’y a pas d’autre déplacement prévu d'une autre délégation officielle belge. En principe, la seule délégation se rendant en RDC dans le cadre de la célébration sera celle du couple souverain accompagné par d'autres à définir.
Rien ne s’oppose à l’envoi d’une délégation au nom de la commission des Affaires extérieures et de la Chambre en RDC à l’occasion de la célébration du 50e anniversaire de l’indépendance du Congo, pourvu qu’il y ait une invitation officielle congolaise, pour autant que les contraintes logistiques le permettent. Et comme nous le savons déjà, ces contraintes seront importantes.
Je m’interroge sur un point et cela n'engage que moi. Dans nos réflexions sur ce que nous pouvons apporter à ce pays, nous pourrions nuancer cet objectif du 30 juin, en exprimant par exemple notre volonté d’envoyer une délégation en RDC après cette date. Ce qui est important pour ce pays, ce n’est pas le 30 juin, mais les mois et les années qui vont suivre. Évitons de nous braquer sur cette date et permettons-nous d'établir ensuite nos priorités.
Cela dit, ce commentaire n'engage que moi et ne doit pas obligatoirement figurer dans le compte rendu.
En tout cas, il n'est à ce jour pas question d'un discours contenant une demande de pardon, une proposition de réparation. Ce sont surtout nos actes politiques quotidiens qui doivent prouver que nous sommes préoccupés par l'avenir de ce pays.
Vous avez déjà eu l'occasion au sein de cette commission de m'entendre au sujet d'un certain nombre d'initiatives que la Belgique a prises ou soutenues quant à l'exploitation légale des ressources minières. C'est dans ce type de décision plutôt que dans des déclarations que nous pouvons faire la différence.
03.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse détaillée. J'ai appris qu'aucun programme n'était établi et que la composition de la délégation n'était pas finalisée. J'ai également entendu que le programme serait le plus équilibré possible. Toutefois, il n'y aurait pas de déplacement de cette délégation à l'est du Congo, dont acte évidemment!
Je suis d'accord avec vous sur le fait que des actes valent mieux que des paroles. Cependant, nous ne sommes pas n'importe quel pays par rapport à des pays comme la Chine par exemple. Nous avons un passé fort qui fait de nous, au niveau de la communauté internationale, un pays très consulté sur le Congo. Il est important de garder cette expertise, laquelle doit être favorable d'abord et avant tout au peuple congolais. Hélas, les exemples comme ceux que j'ai mentionnés démontrent que ce n'est pas toujours le cas.
Pour des célébrations comme celles-ci, il pourrait être également intéressant de signifier que nos actes s'inscrivent dans une volonté de continuer à collaborer en tenant compte de l'histoire qu'on a en commun, dans le but que la démocratie s'installe davantage encore au Congo et que la paix puisse revenir à l'est.
En effet, pour avoir rencontré pendant les congés de Pâques des représentants d'ONG qui travaillent sur le terrain à l'est, la situation y est plus qu'inquiétante. Les agressions envers des humanitaires ont encore augmenté ces derniers temps.
J'entends bien qu'on ne puisse pas tout dire dans un discours de commémoration tel que celui-là mais d'une manière ou d'une autre, il faudra aussi faire savoir que nous sommes très attentifs à la situation à l'est du Congo.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les sanctions à l'égard de l'Iran" (n° 20694)
04 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de sancties tegen Iran" (nr. 20694)
04.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, le dossier du nucléaire iranien évolue tous les jours, tantôt à la suite de déclarations du président iranien, tantôt en raison du positionnement des différents pays au sujet des sanctions éventuelles à prendre à l'égard de l'Iran. Même si on sait que les sanctions ne constituent pas la réponse universelle à tous les problèmes, elles permettent tout de même de mettre la pression sur certains pays, en particulier sur l'Iran.
La chancelière allemande, Angela Merkel, a estimé le lundi 15 mars dernier que des sanctions devraient désormais être exercées contre l'Iran qui a, je reprends ses termes, "rejeté" toutes les offres de la communauté internationale. "Nous sommes maintenant arrivés dans la phase où il devrait y avoir des sanctions contre l'Iran, parce que l'Iran n'a pas accepté les offres constructives que nous lui avons faites et les a même rejetées", a-t-elle déclaré.
Je me réjouis du fait que plusieurs ministres européens ont indiqué récemment que l'Union européenne était désormais prête à imposer de son propre chef des sanctions renforcées contre le programme nucléaire iranien, faute d'accord à l'ONU où la Chine reste très réticente.
Je pense qu'il faut essayer d'aboutir à un accord général au niveau des Nations unies mais dans l'hypothèse où cet accord ne pourrait survenir, pouvez-vous nous donner des précisions sur les prises de position des différents ministres des Affaires étrangères européens sur ce dossier?
Quelle position la Belgique compte-t-elle défendre en termes de sanctions à l'égard de l'Iran?
Existe-t-il une position européenne commune sur ce sujet?
04.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur Baeselen, l'AIEA nous a fait un rapport actualisé sur les activités nucléaires actuellement poursuivies en Iran et il en résulte que l'Iran poursuit et intensifie son programme d'enrichissement d'uranium et mène d'autres activités incompatibles avec les résolutions pertinentes tant du Conseil des gouverneurs de l'AIEA que du Conseil de sécurité.
Le directeur général de l'AIEA se voit obligé de conclure qu'ils ne sont pas à même de confirmer la nature exclusivement pacifique du programme nucléaire iranien.
Comme vous le soulignez, la communauté internationale reste très préoccupée par cette situation. Par ailleurs, l'Iran ne semble pas vouloir s'engager sur la voie du dialogue qui lui était offert.
La Belgique soutient l'approche à deux voies (dual track), c'est-à-dire dialogue si possible et sanctions quand nécessaire. Vu l'absence de coopération iranienne et la poursuite des violations par Téhéran de ses obligations internationales, la communauté internationale ne peut rester silencieuse et doit agir. L'objectif est de faire revenir l'Iran à la table des négociations et d'enrayer son programme nucléaire et balistique dans la ligne des résolutions pertinentes du Conseil de sécurité.
La voie des sanctions supplémentaires est examinée au niveau du Conseil de sécurité des Nations unies. Dans tous les cas de figure, la Belgique reste convaincue que, pour être efficaces, des sanctions doivent être adoptées et mises en œuvre par le plus grand nombre possible de pays. La priorité doit donc être donnée à l'adoption d'une résolution du Conseil de sécurité des Nations unies. La Belgique, par mon intermédiaire lors de l'évocation de ce sujet aussi bien au cours de ma visite en Inde qu'en Chine, s'est solidarisée avec cette position. En même temps, elle est prête à prendre ses responsabilités dans le cadre d'une solidarité européenne.
En effet, le Conseil européen du 11 décembre 2009 a, une fois de plus, réaffirmé l'approche dual track dans ses conclusions tout en insistant sur la possibilité d'adoption de mesures appropriées dans le chef de l'Union européenne. Dans le texte intégral, cela se présente comme suit: "L'Union européenne poursuivra l'examen de l'ensemble des aspects de la question du nucléaire iranien et statuera prochainement sur les mesures à prendre par la suite dans le contexte de la double approche. À cet égard, l'Union européenne demeurerait prête à nouer le dialogue avec l'Iran, afin de parvenir à une solution négociée de cette question si l'Iran adoptait des décisions concrètes à cette fin. Toutefois, le fait que l'Iran continue de manquer à ses obligations internationales et son désintérêt apparent pour la poursuite des négociations appellent une réaction claire, y compris par l'adoption de mesures appropriées."
04.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.
En effet, la communauté internationale s'est montrée plus que patiente à l'égard de l'Iran. Je forme le vœu que des sanctions puissent être prises et qu'un accord puisse intervenir au niveau de l'Organisation des Nations unies. À défaut, je reste convaincu que l'Europe – c'est le sens d'une proposition de résolution que je déposerai cette semaine au parlement – doit prendre ses responsabilités dans ce dossier. Un certain nombre de sanctions peuvent être prises au niveau européen, qu'il s'agisse des navires qui accostent dans les différents ports européens, d'avoirs financiers ou d'interdiction de voyage de personnalités iraniennes.
L'incident est clos.
05 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "moorden op blanken in Zuid-Afrika" (nr. 20895)
05 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les assassinats de blancs en Afrique du Sud" (n° 20895)
05.01 Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik heb deze vraag ingediend naar aanleiding van de moord op de Vlaamse zakenman Etienne Cammaerts, die in zijn wildpark in Limpopo, in het noorden van Zuid-Afrika, werd vermoord. Dat is niet het eerste geval. In de voorbije vijftien jaar zijn reeds duizenden blanken, meestal Zuid-Afrikaanse boeren, vermoord tijdens de zogenaamde 'plaasmoorde', waarbij boeren en hun families die op afgelegen plaatsen wonen, vaak op gruwelijke wijze om het leven worden gebracht.
De Zuid-Afrikaanse regering is zich bewust van de onveilige situatie waarin blanken in afgelegen streken zich bevinden. In 2005 beloofde zij om, tegen 2009, 50 000 reservisten in te zetten om de veiligheid van die mensen te garanderen. Sindsdien zijn er toch nieuwe feiten in het nieuws gekomen.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende. Volgt onze ambassade de situatie van de 'plaasmoorde' op?
Hoe evolueert die situatie?
Is een algemene verbetering van de veiligheidstoestand van blanken en hun families merkbaar?
05.02 Minister Steven Vanackere: Mevrouw Colen, ons consulaat-generaal in Johannesburg volgt het dossier van de moord op Etienne Cammaerts op de voet. In die zaak werden al snel twee verdachten aangehouden. Het gerechtelijk onderzoek loopt nog.
Mijn diensten staan in contact met de Belgische familieleden van de heer Cammaerts. Die familieleden zijn trouwens onlangs afgereisd naar Zuid-Afrika en zij worden ter plaatse begeleid door de viceconsul, die hen in contact brengt met de bevoegde politiediensten en gerechtelijke diensten in de hoop hun meer klaarheid te bieden over de omstandigheden van de moord.
Onze ambassades volgen voortdurend de veiligheidssituatie in de landen binnen hun jurisdictie op, wat tot uiting komt in de reisadviezen die gegeven worden op de website van het departement. Voor Zuid-Afrika wordt in het reisadvies uitvoerig ingegaan op de veiligheidssituatie in het land en wordt er melding gemaakt van het probleem van fysiek geweld, zonder dat daarbij onderscheid wordt gemaakt tussen zogenaamde 'plaasmoorde' en andere moorden.
Voor het overige komt het mij in deze fase van het onderzoek niet toe om commentaar te geven op de aanpak van die situatie. Het gaat uiteraard om een interne aangelegenheid.
Ik wil u met mijn antwoord in ieder geval wel bevestigen dat wij voor de consulaire begeleiding van de familieleden van de overledene onze verantwoordelijkheid nemen.
05.03 Alexandra Colen (VB): Dank u wel, mijnheer de minister.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "corruptie in Kosovo" (nr. 20896)
06 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la corruption au Kosovo" (n° 20896)
06.01 Alexandra Colen (VB): Enkele jaren geleden hebben westerse landen, waaronder België, de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo erkend, ondanks het verzet van Servië waarvan Kosovo tot dan een autonome provincie was. Er waren toen al sterke aanwijzingen dat Kosovo door de georganiseerde maffia werd geleid. De verantwoordelijkheid van de landen die de Kosovaarse onafhankelijkheid erkenden is dan ook groot.
De Tsjechische afgevaardigde van de EU, Stefan Fuele, verklaarde op 19 maart 2010 dat de EU nog steeds wacht op een concreet actieplan van de Kosovaarse autoriteiten waarin deze laatste maatregelen tegen de georganiseerde misdaad en de corruptie in het land moet nemen. Na ontmoetingen met de Kosovaarse president en de eerste minister liet de afgevaardigde weten dat hij genoeg heeft van wat hij noemt ‘de mooie woorden’ en concrete daden verwacht. De EU-vertegenwoordiger zei ook dat de Kosovaarse autoriteiten de politieke stabiliteit in het land moeten garanderen en de rechten van de minderheden, met name de Servische, moeten respecteren.
Nam ons land kennis van de bevindingen van de EU-vertegenwoordiger Stefan Fuele?
Deelt het zijn bekommernissen? Indien dit het geval is, op welke manier zal ons land de Kosovaarse autoriteiten kenbaar maken dat het werkelijk werk moet maken van de strijd tegen de georganiseerde misdaad en de corruptie, en dat het de politieke stabiliteit moet garanderen en de rechten van minderheden moet respecteren?
06.02 Minister Steven Vanackere: De Europese Commissie is over deze aangelegenheid relatief expliciet geweest. In haar meest recente jaarlijkse vooruitgangsverslag met betrekking tot Kosovo dat op 14 oktober 2009 werd gepubliceerd, vermeldt ze duidelijk dat, en ik citeer, “de georganiseerde misdaad een bijzonder ernstig probleem is dat de rechtsstaat en het politieke establishment ondermijnt.”
Ik denk dat u naar Stefan Fühle verwijst. Dat is geen Tsjechische vertegenwoordiger van de EU. Hij is de nieuwe commissaris voor het Uitbreidings- en Nabuurschapsbeleid. Tijdens zijn kennismakingsbezoek aan Kosovo op 17 maart 2010 heeft hij, net zoals eerste minister Leterme enkele dagen daarvoor, het fundamentele belang onderstreept dat de Europese Unie hecht aan de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Hij heeft de lokale autoriteiten opgeroepen om concrete resultaten te boeken.
Het zou verkeerd zijn te stellen dat Kosovo de voorbije jaren geen vooruitgang heeft geboekt in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. De Kosovaarse autoriteiten hebben de voorbije twee jaar eerst een strategie en daarna een actieplan opgesteld om de strijd met de georganiseerde misdaad aan te gaan. Daarnaast werd het wettelijke kader dat een efficiënte strijd tegen de georganiseerde misdaad mogelijk moet maken grotendeels ingesteld, al zijn er wel nog een aantal lacunes, vooral met betrekking tot de adequate bescherming van getuigen.
Tot slot werd ook een agentschap voor de strijd tegen de georganiseerde misdaad opgericht. Het is inderdaad nu wachten op concrete resultaten.
Zowel de Europese Commissie als de EU-lidstaten waaronder België zijn zich terdege bewust van de noodzaak om de Kosovaarse autoriteiten bij te staan bij de uitbouw van een functionerende rechtstaat. Met dit doel voor ogen heeft de EU de missie EULEX Kosovo opgericht. Dat is de grootste missie ter bevordering van de rechtstaat die de EU ooit in een derdeland heeft ontplooid.
Deze missie die ongeveer 2 700 personeelsleden telt, heeft als belangrijkste taak de bevoegde Kosovaarse instellingen bij te staan op alle domeinen van de rechtstaat, inclusief op het gebied van het gerechtelijke apparaat, de politie en de douane.
Daarnaast oefent EULEX Kosovo met de expliciete instemming van de Kosovaarse autoriteiten ook nog een aantal executieve verantwoordelijkheden uit, onder andere het in vooronderzoek nemen van een aantal gevoelige dossiers met vertakkingen tot in de hoogste machtsstructuren.
Ik kan u bevestigen dat ook ons land zijn verantwoordelijkheid binnen EULEX Kosovo heeft opgenomen, mevrouw Colen. Een 40-tal landgenoten is permanent aan de missie verbonden. Een aantal onder hen bezet zelfs een sleutelfunctie in de missie, onder andere de functie van procureur-generaal en van bijzondere raadgever van het missiehoofd.
06.03 Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is natuurlijk bemoedigend dat de EU het probleem erkent en haar best doet om de rechtstaat in Kosovo te ondersteunen. Het moet uiteraard ook evolueren. Het mag niet zo zijn dat via een dergelijke bijstand een kunstmatige rechtstaat in stand wordt gehouden waarmee de mensen daar geen enkele voeling hebben. Een rechtstaat is een organisch iets. Het moet een duurzame, blijvende waarde kunnen hebben, vooral omdat de erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo indertijd ook een ernstig psychologisch effect in de hele regio heeft gehad. Ik vind dat wij dat moeten blijven ondersteunen en waakzaam moeten zijn en er vooral voor moeten zorgen dat de rechten van de Servische minderheden niet worden geschonden en er geen permanente diepe psychologische tweespalt in de regio blijft bestaan.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Belgische rol bij besluitvorming binnen de VN" (nr. 21191)
07 Question de Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le rôle de la Belgique dans le processus décisionnel des Nations Unies" (n° 21191)
07.01 Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, deze vraag is van een iets andere aard.
Tijdens de recente conferentie van de Verenigde Naties over de status van de vrouw eerder in maart in New York werd op het niveau van de Europese Unie en van de Verenigde Naties gedebatteerd over aan te nemen resoluties. Ik heb een onderdeel van die conferentie bijgewoond als voorzitster van het Adviescomité voor Gelijke Kansen. De bespreking van een resolutie waarin wereldwijd de overheden worden opgeroepen om het aantal vrouwen dat sterft tijdens zwangerschap en bevalling, terug te dringen door in de nodige materiële en logistieke hulp te voorzien, ontaardde daar ter plekke in een ware ideologische strijd om clausules toe te voegen die het recht op gelegaliseerde en gesubsidieerde abortus wilden opnemen in de lijst van maatregelen ter voorkoming van moedersterfte.
Tijdens de onderhandelingen op het niveau van de Europese Unie poogde een aantal leden een tekst te doen aannemen als basis voor de onderhandelingen in de Verenigde Naties, een zogenaamd package on sexual health and sexual rights, dat ik bij de vraag heb bijgevoegd. Die tekst bepleit zowel direct als indirect het recht op gelegaliseerde en gesubsidieerde abortus. Het was duidelijk en werd ook met zoveel woorden gezegd dat België zich rekende tot de groep van degenen die zich de progressieven noemden en dat België ook mee de strategie leidde.
Behoort het leiden van een strategie om de progressieve doelstelling van het incorporeren van het recht op gelegaliseerde en gesubsidieerde abortus in de internationale verdragen en resoluties van de VN tot de officiële buitenlandse politiek van België onder uw ministerschap? Zo ja, waarom?
Bent u ervan op de hoogte dat de Belgische diplomaten zich achter dergelijke doelstelling scharen en er een actieve rol in spelen? Hebt u hun daartoe opdracht gegeven? Brengen zij daarover bij u verslag uit?
07.02 Minister Steven Vanackere: Mevrouw Colen, zoals altijd ligt het etiketteren, progressief of anders, in de interpretatie, want wij zullen eens kijken waarover het eigenlijk ging. De bevordering van de seksuele en reproductieve gezondheid en de rechten in hun geheel maakt uiteraard wel degelijk integraal deel uit van het buitenlands beleid van België en van het Belgische samenwerkingsbeleid. Dat ligt trouwens in de lijn van hetgeen waarin het buitenlands beleid van de Europese Unie voorziet. Het Belgische beleid is er absoluut niet op gericht abortus te promoten, maar heeft veeleer tot doel de seksuele en reproductieve gezondheid en de rechten in hun geheel te bevorderen.
Op ontwikkelingsgebied is het beleid er bijvoorbeeld op toegespitst de reproductieve gezondheidszorg te integreren in het gezondheidsstelsel van de landen waarmee België samenwerkt. In het kader van deze integratie ijvert België niet alleen voor het voorkomen van ondeskundig uitgevoerde abortussen en, voor zover zulks in het betreffende land al wettelijk is toegestaan, voor het uitvoeren van zwangerschapsonderbrekingen in veilige omstandigheden. Het Belgische beleid is in de eerste plaats afgestemd op geboorteplanning, het voorkomen en behandelen van seksueel overdraagbare aandoeningen en de overdracht van moeder op kind van hiv/aids, het voorkomen van seksueel geweld, de opvang en verzorging van de slachtoffers en het versterken van de capaciteit van het medisch personeel.
Op de laatste zitting van de VN-commissie inzake de status van de vrouw, die in maart van dit jaar werd gehouden, hebben de lidstaten van de Europese Unie een resolutie over moedersterfte moeten verdedigen tegen pogingen om de resolutie uit te hollen. De erkenning en de uitoefening van seksuele en reproductieve rechten zijn immers van wezenlijk belang om op een concrete wijze de strijd tegen moedersterfte aan te binden. Deze resolutie had nooit als opzet de legalisatie van abortus of de financiering ervan door de overheid te promoten. België noch een andere lidstaat van de Europese Unie, heeft voorgesteld om dit soort punten in de resolutie op te nemen.
Ik heb de resolutie trouwens bij. Ik heb de resolutie daarnet zelf nog eens gescreend en gescand. U kunt lezen dat het gaat over amendementen vanuit de Europese Unie die wijzen op quality affordable and universally accessible primary health care and services, wat eigenlijk slaat op datgene wat ik hier zonet toelichtte en niet op de interpretatie die sommigen er misschien aan geven.
07.03 Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik weet wat de resolutie uiteindelijk geworden is, want ik heb alle vergaderingen bijgewoond, zowel de vergaderingen op de ambassade als de vergaderingen met de EU-lidstaten, uiteraard als waarneemster.
In de vergaderingen noemde men dit the informal consultations in de Verenigde Naties. In het resultaat staat uiteindelijk precies dat begrip seksuele rechten en dus niet seksuele gezondheid en seksuele reproductieve rechten, omdat men uiteindelijk tot een consensus gekomen is. Het was voor een heel aantal landen, zowel op het niveau van de Verenigde Naties als op het niveau van de Europese Unie, onoverkomelijk om het begrip rechten te incorporeren, omdat het inderdaad – dat blijkt uit de teksten en de discussies – het algemeen erkend codewoord is voor het inbrengen van een recht op gelegaliseerde abortus en gesubsidieerde abortus in al deze aspecten van iets wat eigenlijk tot de gezondheidszorg zou moeten behoren
De uiteindelijke resolutie op VN-niveau is inderdaad geen weergave van die pogingen, omdat die werden geblokkeerd door andere landen. Het is wel een feit dat België zich volledig achter de progressieve interpretatie heeft geschaard. Die interpretatie komt niet van mij, ik heb ze gewoon vastgesteld. Die mensen zegden dat van zichzelf. Ik wou gewoon uw aandacht daarop vestigen met een vraag.
L'incident est clos.
Le président: Chers collègues, étant donné le nombre d'absents et les personnes dont nous n'avons pas de nouvelles, je vous propose de traiter les points 34 à 36 de l'agenda avant que je cède la présidence à M. Van der Maelen pour poser mes questions.
- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over " de Permanente Vertegenwoordiging bij de EU" (nr. 21287)
- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de keuze inzake Belgische ambassades en consulaten in het buitenland" (nr. 21293)
- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la Représentation permanente auprès de l'Union européenne" (n° 21287)
- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le choix des ambassades et consulats belges a l'étranger" (n° 21293)
08.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we hebben in een artikel in Le Soir gelezen dat de kosten voor de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie hoog oplopen. In 2006 ruilde de Vertegenwoordiging haar residentie aan het Schumanplein in voor de Wetstraat. Destijds koos Karel De Gucht voor de duurste optie op het vlak van locatie. Andere uitwegmogelijkheden toen waren een gebouw in de Belliardstraat en een tweede locatie in de Wetstraat. Bovendien werd er een huurcontract gesloten voor 20 jaar. Momenteel spreekt men van plaatsgebrek in het nieuwe gebouw.
Mijnheer de minister, ik zou graag een antwoord krijgen op de volgende vragen.
Werd er reeds een evaluatie voorbereid over het huidige gebouw van de Permanente Vertegenwoordiging? Zo ja, wat zijn vandaag de voornaamste conclusies?
Ten tweede, kunt u bevestigen dat de huidige infrastructuur te klein is?
Ten derde, wat is de huidige kostprijs van de Permanente Vertegenwoordiging? Kunt u een evolutie hiervan schetsen tot op vandaag? Kunt u ook aantonen dat de huidige locatie daadwerkelijk duurder is dan de andere opties?
Ten slotte, werden in het contract voorwaarden opgenomen waardoor een vertrek mogelijk blijft?
Ik dank u bij voorbaat voor uw omstandig antwoord.
08.02 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, le choix de certains bâtiments destinés à abriter nos ambassades et nos consulats a parfois de quoi étonner. Dans le cas qui nous a occupés en l'espèce, à savoir le choix d'un bâtiment réservé à la Représentation belge auprès de l'Union européenne, nous pouvons nous étonner des décisions prises en termes financiers pour une ambassade belge située sur le territoire belge.
Nous avons déjà eu un débat sur les bâtiments de Nice et de Marseille. Cela étant, je voudrais élargir le propos. Lors de questions parlementaires précédentes, vous vous étiez engagé – avec le président de la commission – à participer à un débat en commission sur les critères qui président à ce choix et au maintien ou non de certains consulats. Il me semblerait judicieux que notre commission puisse en discuter prochainement.
Quels sont les critères objectifs qui sont intervenus dans le choix retenu pour la Représentation belge auprès de l'Union européenne? Comptez-vous revoir et évaluer les décisions relatives au maintien, à la fermeture ou à l'ouverture de certains postes à l'étranger? Si oui, dans quel délai, et selon quels critères?
Enfin, monsieur le ministre, êtes-vous disponible pour un débat au sein de la commission des Relations extérieures au sujet de la politique générale portant sur nos représentations à l'étranger?
08.03 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, je vais essayer de répondre le plus concrètement possible à ces questions.
Mijnheer Luykx, ik zal uw vragen proberen te beantwoorden in de volgorde waarin u ze gesteld hebt.
Ten eerste, na de evaluatie van ongeveer twintig mogelijke gebouwen stelde de administratie twee locaties voor aan de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, namelijk een gebouw gelegen aan de Wetstraat 22-24 en een ander gebouw eveneens gelegen aan de Wetstraat, maar dan nrs. 61-63. De voorkeur van de administratie, evenals van de inspecteur van Financiën en van de Gemeenschappen en Gewesten, ging uit naar het gebouw gelegen Wetstraat 22-24. Uiteindelijk besliste de Ministerraad van 9 december 2005 om over te gaan tot het afsluiten van een huurcontract met de eigenaar van het gebouw gelegen Wetstraat 61-63, op basis van de ingediende offerte.
Ten tweede, de gekozen kantoorruimte werd reeds in 2006 als te klein bevonden. Op 4 oktober 2006 werd dan een bijkomende verdieping gehuurd aan de Wetstraat 65 en in november 2007 werden nogmaals twee verdiepingen op datzelfde adres gehuurd.
Daarenboven maakt, zoals bij eerdere gelegenheden, het komende Belgische voorzitterschap van de EU het nodig om tijdelijk extra werkruimte te creëren voor een belangrijk aantal bijkomende medewerkers. Hierbij wordt gestreefd naar een aanvaardbaar compromis tussen beschikbare ruimte en uiteraard ook budgettaire overwegingen.
Ten derde, momenteel bedraagt de totale maandelijkse huur voor de gebouwen van de permanente vertegenwoordiging 124 427 euro. De enige prijsevolutie is een jaarlijkse indexaanpassing met ingang van 1 april.
Ten vierde, blijkens gegevens in het dossier betrof het uiteindelijke voorstel voor het pand aan de Wetstraat 61-63 een prijs van 220 euro per m², en dit voor een oppervlakte van 5 009 m². Voor het pand dat niet in aanmerking kwam, het pand aan de Wetstraat 22-24, betrof het uiteindelijke voorstel 4 613 m². Het ging met andere woorden over een kleinere oppervlakte dan hetgeen uiteindelijk gehuurd werd. Men moet in de vergelijking toch ook rekening houden met het feit dat blijkbaar zelfs die grotere oppervlakte blijkbaar niet volstond. Hetgeen door de administratie als voorkeursscenario naar voren werd geschoven zou dus a fortiori zeker te klein zijn geweest. Voor dat pand aan de Wetstraat 22-24 zaten wij met een voorstel van 4 613 m² aan een prijs van 200 euro per m², het was dus 20 euro per m² goedkoper.
Ten slotte, uw laatste vraag, het huurcontract werd afgesloten voor een vaste periode van 15 opeenvolgende jaren. Na afloop van deze periode wordt het contract telkens met één jaar verlengd, tenzij een van beide partijen een vooropzeg doet. Voor het aflopen van het 15-jarig huurcontract kan de huurder het contract niet voortijdig beëindigen.
J'en arrive ainsi aux questions de M. Baeselen.
Les critères objectifs utilisés pour le choix de la représentation permanente auprès de l'Union européenne ont été la sécurité, la fonctionnalité, la localisation à proximité du quartier Union européenne, l'espace utile disponible pour regrouper la RPEU et le COPS, les Régions et les représentants des autres SPF, la représentativité et, bien entendu, le prix au mètre carré.
Pour ce qui concerne le réseau des postes, il faut savoir que le réseau fait l'objet d'une évaluation permanente, mais il n'y a pas d'ouverture ou de fermeture en vue avant la fin de la présidence du Conseil de l'Union européenne, à l'exception de la décision récente de procéder à la sauvegarde de notre présence diplomatique à Kaboul (bureau diplomatique et ambassade).
08.04 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het prijsverschil van 10 % is inderdaad niet zo groot. Wat die extra verdiepingen betreft, over welk oppervlakte gaat het dan?
08.05 Minister Steven Vanackere: 5.009 m².
08.06 Peter Luykx (N-VA): Afgerond 5.000 m². Die 3 extra verdiepingen hoe verhouden zich die daartoe? Gaat het om een normale uitbreiding?
08.07 Minister Steven Vanackere: (…)
08.08 Peter Luykx (N-VA): Als er vooraf 20 gebouwen werden geselecteerd om uit te kiezen en men wist dat 5.000 m² krap zou zijn, waren er dan geen andere mogelijkheden met een grotere oppervlakte?
08.09 Minister Steven Vanackere: Het is niet omdat men al in 2006 vond dat men krap zat, dat men dat wist op het ogenblik van de beslissing.
Ik veronderstel dat de Ministerraad op het ogenblik van de beslissing ervan overtuigd was dat die 5.000 m² zou volstaan, rekening houdend met een advies van de administratie dat een oppervlakte van 4.600 m² zou volstaan. Het zijn de ontwikkelingen daarna die hebben aangetoond dat men te krap zat.
08.10 Peter Luykx (N-VA): Ik stelde die vraag alleen maar omdat u in uw antwoord zei dat men al in 2006 vaststelde dat die 5.000 m² te weinig was.
08.11 Minister Steven Vanackere: In oktober 2006 werd er al een bijkomende verdieping gehuurd.
08.12 Peter Luykx (N-VA): Wat de verhouding betreft, gaat het om de helft of om 10 %?
08.13 Minister Steven Vanackere: Wij zijn dat aan het berekenen.
08.14 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour les éléments d’information fournis.
Monsieur le ministre, vous n’avez pas répondu à ma question de savoir si vous étiez disponible pour un débat avec la commission des Relations extérieures sur une représentation à l’étranger, que ce soit en termes de poste diplomatique ou consulaire, comme nous l’avions déjà évoqué.
08.15 Steven Vanackere, ministre: Monsieur Baeselen, je suis toujours disponible pour avoir une discussion intelligente et basée sur des éléments objectivés.
L’évaluation de notre présence à l’étranger mérite d’être abordée de manière pondérée. En effet, au vu de l'émotion constatée après des annonces qui se sont avérées erronées sur l’une ou l'autre éventuelle fermeture, ce dossier devra être traité en toute objectivité. C’est la raison pour laquelle j’ai demandé à mon administration que l’approche de notre présence dans le monde (consulat, ambassade) soit alimentée par des analyses, des données chiffrées et non personnalisées.
Il nous faut un peu de temps à cet effet et je ne prévois pas de lancer de grand débat avant la présidence belge de l'Union européenne. Il vaut mieux rassembler les données et si, l'an prochain, vous souhaitez en avoir connaissance et en discuter, je me tiens disponible, comme toujours quand il s’agit d’une question ou d’une demande du parlement belge.
08.16 Xavier Baeselen (MR): Je vous remercie en tout cas pour votre disponibilité. Les cas de Nice et de Marseille ont démontré que des discussions préalables peuvent s'avérer utiles.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de opening van het nieuwe consulaat in Tokio " (nr. 21288)
09 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'ouverture du nouveau consulat à Tokyo" (n° 21288)
09.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, het betreft onze huisvesting niet in Brussel, maar in Tokio. Op 8 april woonde u samen met de premier de openingsplechtigheid bij.
Wij kennen de geschiedenis. In 2006 besliste uw voorganger, de heer De Gucht, om het overgrote gedeelte van de oude ambassade te verkopen aan het Japanse consortium Mitsubishi Estate Takenaka. De cijfers van De Standaard lagen natuurlijk hoger dan in uw persbericht: De Standaard maakte melding van 4 miljard euro, maar jammer genoeg was dat niet het geval en ging het om 417 miljoen euro. Daarvan werd een bedrag uitgetrokken voor de bouw van een nieuwe residentie. Voor het ontwerp van de ambassade werd een beroep gedaan op de Japanse architect Noriake Okabe en er werd een budget uitgetrokken om een Belgisch accent te leggen.
Kunt u de cijfers, opbrengst en kostprijs, bevestigen? Doorheen de verschillende berichten die de voorbije jaren verschenen, waren er wel wat nuances.
Werd de bouwopdracht door Belgische en Japanse bedrijven uitgevoerd? Hoe zat daar de vork aan de steel?
Voorts las ik dat de ontwerpers en de Belgische overheid een Belgisch accent aan het gebouw hebben gegeven door gebruik te maken van blauwe steen uit Henegouwen. Hoe werd dat daarheen getransporteerd? Hoe werd dat verwerkt? Dat lijkt mij toch een belangrijk Belgisch detail qua gewicht en kostprijs.
09.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, zoals de heer Luykx zei, bracht de verkoop van de vroegere ambassade ongeveer 420 miljoen euro op. De bouw van het nieuwe ambassadegebouw heeft ongeveer 25 miljoen euro gekost.
De vastgoedoperatie op het terrein van de ambassade van België in Tokio omvatte de opdracht tot verkoop van het terrein van het vroegere ambassadecomplex onder de voorwaarde van het bouwen en terug verkopen aan de Belgische Staat van een nieuwe huisvesting voor de Belgische vertegenwoordiging te Tokio op het voormelde terrein.
Het is een opdracht die na een gunningprocedure toegekend werd aan het consortium Mitsubishi-Takenaka-Okabe-Bank of Tokyo.
Eveneens op basis van een gunningprocedure werd Nihon Sekkei als technisch consultant geselecteerd. Nihon Sekkei koos op zijn beurt de firma Jaspers-Eyers & Partners als onderaannemers.
Met ingang van 1 december 2006 werd de firma Jaspers-Eyers & Partners met goedkeuring van de Ministerraad aangeduid als volwaardige technische consultant, met als opdracht in te staan voor opvolging van en bijstand in de procedure en voor de verwezenlijking van de plannen van het lastenboek voor de aspecten waarover verdere verduidelijking met het consortium Mitsubishi en anderen nodig zou blijken. Deze aspecten werden niet afgedekt door het contract met Nihon Sekkei.
Wat uw derde vraag betreft, is het inderdaad opmerkelijk dat de Henegouwse blauwe steen enkel is aangewend voor het Belgium Square, een publieke ruimte die grenst aan de ambassade en die nog steeds eigendom is van Mitsubishi. De Japanse eigenaar heeft gekozen — ongetwijfeld na een suggestie van Belgische zijde — voor deze steen om een passend cachet aan het Belgium Square te geven. Het Japanse consortium heeft de Henegouwse blauwe steen voor eigen rekening aangekocht.
09.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt het over het terugkopen van een gedeelte van het gebouw.
09.04 Minister Steven Vanackere: Van het gebouw eigenlijk.
09.05 Peter Luykx (N-VA): U hebt het ook over de verkoop van gronden, maar niet alle gronden werden verkocht. Ongeveer drie vierde ervan werd verkocht.
Indien u de gebouwen terugkocht, gaat het enkel om de gerealiseerde bouwwerken? Het gaat om de factuur voor de uitgevoerde werken, en niet de grond? Ik zal u zeggen waarom ik dit vraag. Nu wordt de indruk gewekt dat dit een netto opbrengst is, maar u hebt de gronden verkocht. Ofwel hebt u grond, ofwel hebt u cash, één van beide.
09.06 Minister Steven Vanackere: Ik moet bijna recycleren wat ik in het begin van mijn antwoord gezegd heb. Er werd een vervreemding van de grond in openbare aanbesteding gezet. Op dat ogenblik stonden de oude gebouwen er nog op, meen ik, want die moesten nog afgebroken worden. Een vervreemding van de grond werd in openbare aanbesteding gezet, onder de voorwaarde van het opnieuw verkopen van een gebouw.
Wat dat betreft, is het inderdaad een operatie die in een eerste fase 423 miljoen euro heeft opgebracht als waarde van de transactie en waarvoor een inspanning ten belope van 25 miljoen euro moet worden gedaan om een gebouw te verwerven. Al de delen buiten het gebouw blijven eigendom van degene die het goed heeft verworven.
09.07 Peter Luykx (N-VA): Het is dus niet zo dat de Belgische overheid vandaag nog voor een vierde eigenaar is van de gronden?
09.08 Minister Steven Vanackere: Nee.
09.09 Peter Luykx (N-VA): Alleen dus van het gedeelte van het gebouw dat zij daarvoor in ruil heeft gekregen?
09.10 Minister Steven Vanackere: Ik heb mij voorbereid op uw vraag, maar ik ken uit het hoofd niet het aandeel van de grond dat betrekking heeft op het deel waarop het gebouw rust. Ik kan u daarop geen precies antwoord geven. Het gebouw, met inbegrip van de grond waarop het rust, is eigendom van België.
09.11 Peter Luykx (N-VA): In artikels van onder anderen Mia Doornaert komt echter steeds die drie vierde/een vierde verhouding naar voren. Ik vroeg mij dan ook af wat er verhoudingsgewijze overblijft.
09.12 Minister Steven Vanackere: Ik wil u dat bij een volgende gelegenheid wel becijferd toelichten, maar de kern van het verhaal is een onroerende eigendom van België dat werd ingebracht in een operatie waarbij er sprake is van een vervreemding van het volledige deel, behalve het gedeelte waarop het gebouw rust. Of dat een vierde betreft, is mogelijk maar ik moet dit nakijken.
09.13 Peter Luykx (N-VA): Mag ik mijn vraag misschien detailleren in een schriftelijke vraag?
09.14 Minister Steven Vanackere: Dat lijkt mij een goed idee.
L'incident est clos.
- de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het standpunt van de ICG (International Crisis Group) omtrent de huidige situatie in Congo" (nr. 21296)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het laatste rapport van de International Crisis Group over de democratisering in Congo" (nr. 21439)
- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la position de l'ICG (International Crisis Group) concernant la situation actuelle au Congo" (n° 21296)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le dernier rapport du Groupe de crise international sur la démocratisation au Congo" (n° 21439)
10.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de minister, het moet mij van het hart dat de internationale verslagen over Congo, die ons regelmatig bereiken, het op een vlak totaal eens zijn, met name dat in voornoemd land niets op een democratische wijze functioneert, alles corrupt is en mensenrechten niet bestaan. Ik overdrijf niet, wanneer ik dat suggereer.
Die vaststellingen werd nogmaals bevestigd door de ICG of International Crisis Group. Hij concludeert namelijk dat Kabila en zijn ploeg verantwoordelijk moeten worden geacht voor het beknotten van de macht van het Parlement, de rechtsmacht en ook de meest elementaire burgerrechten.
Ik herinner mij dat er enkele jaren geleden, na jaren geduld en investeren, in Congo uiteindelijk verkiezingen kwamen. Jarenlang was ons voorgehouden dat de genoemde verkiezingen een stap zouden zijn en dat zij misschien niet alles zouden oplossen, maar alles wel op de goede weg zouden zetten.
Op dit ogenblik hebben wij evenwel nu al te maken met het idee om de volgende verkiezingen uit te stellen, en zulks volgens het principe dat, aangezien Kabila en zijn ploeg één keer de verkiezingen hebben gewonnen, het nu genoeg is geweest. Zij willen dus de verkiezingen afschaffen, omdat zij nooit kunnen weten of de volgende verkiezingen op een even goed resultaat zullen uitdraaien.
Volgens het verslag van de ICG is er ook een internationaal stilzwijgen over de ware situatie in Congo. De internationale instanties laten de toestand aan zich voorbijgaan.
Ik ben het met voorgaande conclusie van de ICG eens. Bovendien ben ik van mening dat België op genoemd vlak – het is contradictorisch om over stilzwijgen en over het meehuilen met de wolven in het bos te spreken – met de wolven meehuilt en dat het beslist geen enkel initiatief neemt om de vinger op de talrijke, pijnlijke plekken van het regime in Congo te leggen.
Het gaat nu over het verslag. Ik ga ervan uit dat de regering ten minste kennis heeft genomen van het verslag en dat ze daaruit mogelijkerwijs conclusies heeft getrokken. Ik zou willen vernemen of men na dat requisitoir tegen Congo en de internationale gemeenschap – want dat is het inderdaad – nog altijd bij het standpunt blijft dat er niet zo veel aan de hand is, dat we mee zullen vieren op 30 juni en dat we willen evolueren naar een zogenaamde verhouding tussen twee volwassen gemeenschappen, die zonder complexen met elkaar spreken en blablabla.
Ik dank de minister bij voorbaat voor het antwoord.
10.02 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik kan kort zijn. Ik lees een citaat voor uit het rapport van de International Crisis Group, toch niet eender welke organisatie. Het is een organisatie met een zeer sterke reputatie. De verslagen die de groep maakt over situaties in landen, zijn zeker de moeite waard om te lezen.
“Bijna vier jaar na de verkiezingen is de balans hopeloos. Kabila’s presidentschap probeert de macht op alle staatsdomeinen op te leggen en houdt parallelle machtsnetwerken in stand.”
Mijnheer de minister, bent u van oordeel dat we met zo’n regime bij machte zijn om de uitdagingen in dat land, waar vooral het Congolese volk zwaar lijdt onder de actuele levensomstandigheden, met kans op succes aan te pakken?
10.03 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, naarmate men bondig is geweest in de vraagstelling, kan ik ook bondig zijn in het antwoord. Ik denk dat wij het debat in de toekomst zeker nog zullen moeten herhalen. Ik zeg dat zonder een speciale knipoog, maar ik wil toch enkele elementen toevoegen aan de discussie.
Het gaat over het jongste rapport van de denktank International Crisis Group onder de titel “Congo: A stalled democratic agenda”.
Ik heb eens nagedacht
waarop dat “stalled” slaat. Welnu, ik zal ook een zin voorlezen, omdat ik het
net als u belangrijk vindt om dat soort rapporten, die ik ook ernstig neem, te
lezen. Stalled verwijst naar een standstill, naar het niet vooruitgaan, niet
naar het feit dat niets mogelijk zou zijn. Ik citeer: “Unless the Congolese political authorities give new impetus
to democratic transformation and institutional consolidation in 2010, the gains
made during the transition could be at risk”.
Dat is een nogal genuanceerde zin. Men spreekt over vooruitgang tijdens de transitieperiode en men wijst erop dat die in gevaar komt als er geen nieuwe impetus komt van de politieke overheden. Dergelijke zinnen staan mij ook aan, naast de zinnen die u terecht citeert over wat er vandaag moeilijk gaat.
Wij onderschrijven dus uw bezorgdheden. Men mag niet vergeten dat het democratiseringsproces een werk van lange adem is. In dat verband zijn de aanbevelingen van het rapport van belang en ik onderschrijf ze ten volle. Het gaat over domeinen waarin de Congolese regering zelf blijk heeft gegeven van een wil om vooruitgang te boeken, zonder dat dat noodzakelijkerwijze een vooruitgang met de snelheid die we zouden willen, betekent.
Ik herneem nog eens de voornaamste aanbevelingen: zo snel mogelijk de voorbereidingen voor de algemene verkiezingen van 2011 aanvatten, de strijd tegen de corruptie institutionaliseren, de mensenrechten beschermen via de wet en de instellingen, het decentralisatieproces harmoniseren met de verhoging van de middelen van de provincies en de lokale besturen, een duidelijk partnerschap opzetten tussen de DRC en de internationale gemeenschap inzake de hervorming van de veiligheidssector en ten slotte de ontwikkelingssamenwerking koppelen aan het democratische bestuur. Die aanbevelingen hebben stuk voor stuk tot doel het democratisch acquis van de voorbije jaren te consolideren en te verstevigen. Ze liggen volledig in de lijn van hetgeen België en de internationale gemeenschap bepleiten.
Wat betreft het verkiezingsproces, dat we van zeer nabij volgen, kan ik u meedelen dat de DRC teneinde de presidents- en wetgevende verkiezingen binnen de grondwettelijke deadlines te kunnen laten doorgaan, klaarblijkelijk beslist heeft de lokale verkiezingen na de nationale verkiezingen van 2011 te organiseren. België en de internationale gemeenschap zullen erop aandringen dat de lokale verkiezingen effectief zo snel mogelijk na de nationale verkiezingen plaatsvinden. De wil van de Congolese overheid om de andere verkiezingen binnen de constitutionele termijn te houden, is echter alvast te noteren. Ik kan u ten slotte meedelen dat België de ontwikkelingen met het oog op een eventuele grondwetsherziening van nabij volgt.
Op basis van recente informatie maken wij vandaag alvast op dat de grondwetsartikelen betreffende het maximumaantal presidentiële mandaten en de duur van het mandaat niet zullen worden gewijzigd.
10.04 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de minister, u haalt daar een zinnetje aan dat niet positief, maar iets minder negatief is.
10.05 Minister Steven Vanackere: Neen, ik heb echt geen zin gezocht die positief klonk. Ik heb een zin gezocht waarin de International Crisis Group aangeeft wat er dient te gebeuren. Wij moeten het debat in het Parlement niet zozeer baseren op het beschrijven van de situatie, somber, allersomberst of nog somberder, maar vooral op wat er moet gebeuren. Als men op zoek gaat naar aanbevelingen van wat er te doen valt, dan is dat een zin die eruit steekt. Die is niet noodzakelijk optimistisch, maar gekozen vanuit de logica dat er zaken moeten gebeuren.
Voorzitter: Dirk Van der Maelen.
Président: Dirk Van der Maelen.
10.06 Francis Van den Eynde (VB): Ik haal uit het artikel dat ten grondslag van mijn vraag ligt het volgende citaat: “Bijna vier jaar na de verkiezingen is de balans hopeloos. Kabila’s presidentschap probeert de macht op alle staatsdomeinen op te leggen en houdt parallelle machtsnetwerken in stand.” Verder gaat het onder meer over justitie.
Men kan zich natuurlijk altijd troosten met het feit dat het ergens minder zwartgallig lijkt dan het algemene, maar ik herinner mij hoe de meerderheidspartijen in de Kamer jarenlang het liedje gezongen hebben dat verkiezingen de zaak zouden oplossen. Er zouden verkiezingen komen en daarmee zou men een heel democratisch systeem kunnen opbouwen. Dat zou gaan met vallen en opstaan. Niemand heeft hier ooit verkondigd dat die verkiezingen alles zouden oplossen, maar het zou een formidabele stap worden. Het is echter een flop geworden. Het is mislukt.
U zegt nu dat de volgende verkiezingen zullen plaatsvinden. Ik hoop dat samen met u, maar ik heb daarover mijn twijfels en ik heb nog meer mijn twijfels over de omstandigheden waarin ze zullen plaatsvinden, want het zou mij echt verbazen dat de verkiezingen min of meer – ik wil nog niet te streng zijn – conform de internationale normen zullen plaatsvinden.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de betrokkenheid van Belgisch-Turkse politici bij een opmerkelijke conferentie in Istanboel" (nr. 20901)
11 Question de M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'implication d'hommes politiques belgo-turcs dans une conférence remarquable organisée à Istanbul" (n° 20901)
11.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in feite is deze vraag gesteund op informatie die hier bijna niet doorstroomde, maar die in Nederland en Duitsland nogal wat deining heeft doen ontstaan. De Turkse regering zou twee maanden geleden 15 000 Turkse politici uit Europa in Istanboel hebben uitgenodigd. Dat is een enorm propagandanummer geworden voor de Turkse AKP-regering. U weet dat men beweert dat die regering uit gematigde islamisten bestaat, maar ik twijfel daar sterk aan.
Een aantal Turkse politici stond argwanend tegenover dat initiatief. Niet elke Turk is immers het islamisme genegen. Er bestaan nogal wat stevig antiklerikale Turken, de kemalisten. Een aantal van hen is dan toch gaan kijken. Zij hebben gerapporteerd dat daar bijvoorbeeld openlijk werd opgeroepen in de eerste plaats de Turkse belangen te verdedigen, waar men ook verkozen was, en pas daarna de belangen van het land waar men zijn mandaat uitoefent.
Volgens Der Spiegel van 17 maart 2010 werd ook een Belgische afgevaardigde opgemerkt, trouwens met hoofddoek. Ik ken in dit land ten minste één dame die in het Parlement een hoofddoek draagt, maar niet in dit Parlement. Ik beweer niet dat het die dame is. Iedereen kan immers wel eens een hoofddoek opzetten.
Ik wilde vooral informeren of u op de hoogte was van die conferentie. Werden er speciale instructies verstrekt vanuit de regering tegenover de uitgenodigde Turkse politici? Heeft men de moeite gedaan de minister, bevoegd voor de Veiligheid van de Staat, op de hoogte te brengen?
Naar mijn bescheiden mening dient een parlementslid van een bepaald land de belangen van dat land. Twee heren dienen lijkt mij een vrij moeilijke opgave.
Vooral had ik willen weten of de minister weet hoeveel van onze politici aan de conferentie hebben deelgenomen. Wie zijn het? Wie heeft tijdens de conferentie namens ons land of, beter gezegd, namens de Turkse gemeenschap in ons land het woord genomen, hoewel de Turkse gemeenschap, zoals ik daarstraks al opmerkte, sterke nuances vertoont? Het zou niettemin kunnen dat iemand namens voornoemde, Turkse gemeenschap heeft gesproken.
Ik kom ter zake bij u aankloppen. Ik weet immers niet bij wie ik anders zou moeten aankloppen.
11.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, ik wil, ten eerste, signaleren dat Turkije in al zijn geledingen – economisch, cultureel, sociaal en dus ook politiek – een grote belangstelling voor zijn diaspora aan de dag legt. Zulks geldt zowel voor de gemeenschappen van Turkse origine, die al eeuwen in andere landen leven – men denke daarbij vooral aan sommige Balkanlanden –, als voor de Turkse gastarbeiders en hun afstammelingen in West-Europa en elders.
Ankara wil met de bedoelde belangstelling onder meer verhinderen dat de banden van de genoemde bevolkingsgroepen, waarvan heel veel burgers de Turkse nationaliteit bezitten, met Turkije verloren zouden gaan. Zij wil de leden van de Turkse diaspora aanmoedigen om zich in de maatschappij van hun gastland te integreren – niet om zich te assimileren. Zij wil ook de Turkse gemeenschappen in het buitenland ertoe aanzetten om in de relaties van hun respectieve gastlanden met Turkije als actieve burger te fungeren.
De omvang van de aangelegenheid in kwestie is natuurlijk ook op de schaal van het land geënt. Daarnet fluisterde ik de voorzitter toe dat er in totaal zowat 60 miljoen Chinezen buiten China wonen. Mochten zij een zelfde benadering hebben, dan zouden de getallen die wij kunnen noemen, nog groter zijn.
De conferentie van 27 februari 2010, waarnaar u verwijst, maakt deel uit van voorgaande benadering. De ongeveer 1 500 genodigden werden onder andere door eerste minster Erdogan toegesproken. Hij zette zijn visie uiteen over de betrekkingen van de Turkse overheid met de Turkse gemeenschappen in het buitenland en over de verdere uitbouw van voormelde relaties.
Het spijt mij, maar het aantal Belgische deelnemers aan de conferentie van 27 februari 2010 is mij niet bekend. De Turkse pers heeft immers slechts vrij summier over de bewuste conferentie bericht.
Uit de weinige informatie waarover ik beschik blijkt niet dat Belgische federale parlementsleden aan de conferentie hebben deelgenomen.
11.03 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de minister, laat hier geen misverstand bestaan. Ik denk dat elk land dat over een bevolking beschikt die zich in de diaspora bevindt zo’n conferenties organiseert. Ik heb daar op zich niets tegen. India doet dat. Een collega van ons die de heer Van der Maelen goed kent is ooit naar India gegaan voor zo’n bijeenkomst. Ik vind dat heel normaal. Israël doet dat trouwens ook en ik vind dat even normaal. Ik weet niet of iedereen in dit Parlement dat even normaal zou vinden maar ik vind het alleszins normaal. Ik kan daar alleen begrip voor hebben. Ik zal u zelfs zeggen dat Ierland dat ook over een heel grote diaspora beschikt en dat op dit ogenblik in een zeer zware economische crisis zit er onlangs niet beter op gevonden heeft dan een grote internationale conferentie te organiseren, niet alleen van Ierse politici verspreid over de wereld – in het bijzonder de Verenigde staten en de Angelsaksische landen – maar zelfs van zakenlui van Ierse afkomst om te proberen samen een oplossing te vinden voor de economische problemen. Ik heb daar niets tegen, ik vind dat niet fout. De informatie die ik echter krijg uit Elsevier – een niet te versmaden weekblad dat niet verdacht kan worden van extremisme – en uit Der Spiegel – ook niet het eerste het beste blad – blijkt toch dat men daar niet alleen…
De voorzitter: Mag ik u vragen om af te ronden?
11.04 Francis Van den Eynde (VB): Ik rond af, ik beloof het u. Daaruit bleek dat men daar niet alleen geprobeerd heeft om de banden aan te halen maar dat men daar duidelijk aan propaganda heeft gedaan en zelfs heeft opgeroepen om telkens de Turkse belangen eerst te dienen en dan de andere. Zelfs dat mag. Als men echter ergens verkozen is, dan ligt de eerste plicht bij het land waar men zijn mandaat gekregen heeft. Dat is het belangrijkste.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer Van den Eynde, u hebt het woord voor uw vraag nr. 20902 over de vrij merkwaardige reactie van de minister op de jongste uitspraken van Europees commissaris De Gucht in verband met Congo.
Mag ik u eraan herinneren dat het stellen van de vraag, het antwoord van de minister en uw repliek binnen een tijdsspanne van vijf minuten moet gebeuren?
11.05 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, ik zal hierop ingaan en mijn vraag zelfs niet meer stellen aangezien ze reeds van lang geleden dateert. Het heeft niet veel zin meer om daarop terug te komen.
12 Question de M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la réponse de la Belgique à la demande d'une commission d'enquête des Nations Unies sur les violations des droits de l'homme en Birmanie" (n° 21142)
12 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het Belgische antwoord op de vraag naar een VN-onderzoekscommissie inzake de mensenrechtenschendingen in Birma" (nr. 21142)
12.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, nous sommes quelques-uns, dont ma collègue Juliette Boulet, à avoir eu l'occasion de mener une mission extrêmement intéressante et émouvante à la frontière entre la Birmanie et la Thaïlande, à l'invitation de Burma Action UK. Nous avons donc quelques questions sur la situation en Birmanie. Elles sont fondées sur ce que nous avons vu là-bas et sur les développements politiques et humanitaires dans cette région.
Tout d'abord en ce qui concerne la situation des droits de l'homme en Birmanie, nous avons rencontré personnellement différents témoins qui nous ont confirmé ce que certains rapports mettent déjà en exergue, notamment le rapport du rapporteur spécial des droits de l'homme en Birmanie, M. Quintana. Celui-ci a en effet rédigé un rapport sur la violation massive et systématique des droits de l'homme, le recrutement forcé d'enfants soldats, les violences à l'égard des femmes, le travail forcé, les prisonniers politiques, etc.
Ce rapport est tout récent; il a été publié en mars dernier. Il est particulièrement sévère et cinglant à l'égard de la junte birmane. En réalité, pour la première fois, il parle de crimes qui pourraient être considérés comme des crimes de guerre et des crimes contre l'humanité. Ce sont ses propres mots.
Étant donné la gravité de la situation, il souhaite qu'une commission d'enquête des Nations unies fasse toute la lumière sur ces crimes. En effet, la Birmanie n'a pas reconnu les juridictions internationales qui permettraient d'en juger. Il a évidemment demandé le soutien de la communauté internationale et l'a déjà obtenu formellement de la part d'une série d'États. C'est maintenant au Conseil de sécurité d'en discuter. Je sais qu'il y a déjà eu une première discussion que la Chine a bloquée.
Je souhaiterais savoir ce que la Belgique a pris comme position sur cette demande de commission d'enquête. De manière plus générale, quelles sont les initiatives que votre gouvernement prend à l'égard du dossier birman?
12.02 Steven Vanackere, ministre: Cher collègue, la lutte contre l’impunité et le renforcement de l’État de droit constitue bien sûr une priorité pour la Belgique et pour l’Union européenne. Il y a eu intervention de l’Union européenne et donc des États membres à l’occasion du débat interactif avec le rapporteur spécial, le 15 mars dernier, au Conseil des droits de l’homme à Genève. La question fut posée au rapporteur de préciser le rôle qu’il voit jouer par les Nations unies pour combattre l’impunité et la possibilité évoquée de mettre en œuvre une commission d’enquête sur les violations des droits de l’homme en Birmanie. Le rapporteur a indiqué que cette question devait être encore approfondie.
Par ailleurs, le dossier birman est inscrit au prochain Conseil Affaires étrangères de l’Union européenne qui se déroulera au mois de mai. La discussion sur le rôle des Nations unies et sur cette commission d’enquête pourrait éventuellement y être évoquée. La Belgique a toujours soutenu les efforts de l’Union européenne et des Nations unies pour amener le régime birman à mettre fin à la répression, à ouvrir un véritable dialogue avec l’opposition et à organiser les prochaines élections nationales dans la transparence et l’équité.
La dernière initiative de la Belgique à ce propos date de son intervention au cours de ce même débat avec le rapporteur spécial au Conseil des droits de l’homme à Genève. La Belgique y a indiqué partager les inquiétudes du rapporteur sur les violations des droits de l’homme en Birmanie, a demandé la libération des quelque 2 000 prisonniers politiques et la possibilité de leur donner l’autorisation de participer aux élections nationales qui doivent se tenir dans le courant de l’année. Elle a enfin regretté qu’il ait été refusé au rapporteur spécial lors de sa visite en Birmanie en février dernier de rencontrer Aung San Suu Kyi.
12.03 Georges Dallemagne (cdH): Je vous remercie, monsieur le vice-premier ministre, pour ces informations. Je souhaite ardemment que la Belgique puisse s’associer aux pays qui demandent cette commission d’enquête aux Nations unies. La Grande-Bretagne a déjà affirmé son soutien à cette demande de commission d’enquête. Si le sujet est à l’ordre du jour du prochain kern, il serait vraiment très important que la Belgique se prononce en ce sens.
La situation s’est véritablement dégradée en Birmanie. Malgré les gestes de bonne volonté de la communauté internationale, tout ce que nous avons pu recueillir comme témoignages ou comme informations à la base est extrêmement préoccupant.
Je traiterai d’un point qui nous a particulièrement choqués. Les pays de l'ASEAN se sont divisé le travail entre différents ambassadeurs sur différentes thématiques dans leurs relations avec l’Union européenne. L'ambassadeur de Birmanie a été choisi par les pays de l'ASEAN pour traiter des questions des droits de l’homme! L’Union européenne ne devrait pas accepter car cela pose problème. Cet ambassadeur a des contacts avec notre parlement et il paraît évidemment totalement déplacé qu'il vienne discuter avec nous des questions des droits de l’homme, étant donné la position de son pays et les informations révélées par le dernier rapport du rapporteur spécial des droits de l’homme.
Het incident is gesloten.
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les élections prévues en Birmanie et l'attitude 'pragmatique' de la Communauté internationale à l'égard de la junte" (n° 21145)
- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le renouvellement de la position commune de l'UE au sujet de la Birmanie lors du prochain CAGRE à la fin du mois d'avril" (n° 21435)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de aangekondigde verkiezingen in Birma en de 'pragmatische' houding van de internationale gemeenschap ten aanzien van de junta" (nr. 21145)
- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de hernieuwing van het gemeenschappelijk Europees standpunt betreffende Myanmar op de komende RAZEB eind april" (nr. 21435)
13.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, je serai bref. Je crois que ma collègue, Mme Boulet, aura des questions du même ordre que les miennes quant audit processus politique.
Vous avez d'ailleurs déjà partiellement répondu à nos questions. Il s'agit d'une triste farce que nous joue la junte birmane qui prépare les prétendues premières élections libres et démocratiques depuis vingt ans. On peut, en effet, s'interroger quand on voit le Code électoral, les lois électorales, la commission électorale, autrement dit l'ensemble des instruments qui vont donner un pouvoir exorbitant à l'armée. Mme Aung San Suu Kyi et son parti, le LND, ont d'ores et déjà été rayés des listes électorales. Il s'agit véritablement d'un exercice qui ressemble à tout sauf à un exercice de démocratie.
Je souhaiterais donc que la Belgique prenne une position très claire à l'égard de cet exercice, comme l'ont déjà fait d'autres pays qui ont condamné fermement la manière dont ce processus est aujourd'hui envisagé par la junte. La Belgique doit réclamer qu'un processus démocratique soit enfin mis en place dans des conditions respectant les normes internationales en matière de processus électoral.
13.02 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, nous avons eu l'occasion de participer à une mission organisée par l'ONG britannique Burma Campaign et qui a été relayée par l'ASBL Action Birmanie, en Belgique notamment.
Nous sommes revenus de cette mission assez convaincus, partageant certaines revendications des ONG organisatrices, mais aussi des gens que nous avons rencontrés sur place.
Monsieur le ministre, je souhaiterais vous entendre au sujet du renouvellement de la position commune de l'Union européenne sur la Birmanie. Comme l'a dit mon collègue, la junte prévoit d'organiser des élections. Mais nous sommes en droit de croire qu'il ne s'agira que d'une grande mascarade ayant surtout pour vocation de légitimer le pouvoir militaire en place. De cette façon, il n'y aura plus du tout d'espace pour une opposition démocratique.
Dans les lois électorales, on peut remarquer que l'on interdit à toute personne de participer aux élections si elle a, par exemple, été mariée avec un étranger ou si elle a fait de la prison. Or chacun sait que tous les parlementaires du parti de Aung San Suu Kyi ont fait au moins un séjour en prison, ce qui veut dire que ce parti devrait s'autodétruire et exclure Aung San Suu Kyi, voire ne pas participer. C'est d'ailleurs le choix qu'il a fait au plus grand ravissement de l'opposition démocratique.
Il y a trois semaines, la Grande-Bretagne a adopté une résolution visant à faire part de sa volonté de soutenir le rapporteur des Nations unies et disant qu'il fallait déférer la Birmanie auprès de la Cour pénale internationale pour crimes de guerre et crimes contre l'humanité. J'aimerais savoir si ce genre de discussion pourrait être abordé dans le cadre du renouvellement de la position commune, d'autant plus que notre passage sur place et les témoignages que nous avons entendus nous confirment une recrudescence des violations des droits de l'homme partout en Birmanie en vue de cette mise en place des élections à la fin de l'année.
Nous voyons également que la politique de la main tendue que l'Union européenne avait adoptée à la suite du passage du cyclone Nargis est vraiment un échec, du point de vue tant de la situation politique que, surtout et malheureusement, de la situation humanitaire.
Monsieur le ministre, quelle sera la position de la Belgique dans le cadre de ce renouvellement? Le moment n'est-il pas venu de hausser le ton? Interviendra-t-on concrètement pour refuser la tenue des élections en Birmanie sans que celles-ci ne soient précédées d'un dialogue avec toutes les parties, d'une part, et de la libération de tous les prisonniers politiques, en ce compris Aung San Suu Kyi, d'autre part?
Qu'en sera-t-il du renouvellement des sanctions à l'égard de la junte? Prévoit-on un renforcement et une extension des sanctions ciblées, notamment pour ce qui concerne les sanctions économiques, sur les devises et les assurances et réassurances? À titre d'exemple, en 2003, les États-Unis ont interdit l'utilisation du dollar pour les transferts et les transactions de la junte. Le régime militaire birman s'est donc tourné vers l'euro comme devise pour son activité commerciale internationale. Que pensez-vous, au vu de la situation de plus en plus tendue en Birmanie, de l'interdiction de l'utilisation de l'euro par la junte pour ses transactions?
Enfin, la Belgique rejoindra-t-elle la Grande-Bretagne et la Tchéquie pour demander la mise en place d'une commission d'enquête qui serait chargée d'investiguer sur les potentiels crimes de guerre et crimes contre l'humanité rapportés par le rapporteur spécial des Nations unies?
13.03 Steven Vanackere, ministre: Chers collègues, je partage votre inquiétude sur la situation au Myanmar. Si l'annonce d'élections pouvait laisser entrevoir un espoir d'ouverture de la junte à un processus inclusif, force est de constater que les mesures de la loi électorale promulguée le 8 mars 2010 sont fortement restrictives. De plus, je note que le parti d'Aung San Suu Kyi a décidé, le 29 mars dernier, de ne pas participer à ces élections, mais qu'entre-temps il semble divisé à ce sujet. Par contre, d'autres partis démocratiques ont décidé de participer à ces élections.
La situation au Myanmar sera, comme vous le mentionnez, à l'agenda du Conseil Affaires générales et Relations extérieures (CAGRE) de la semaine prochaine. Ce sera l'occasion pour l'Union européenne d'avoir une discussion sur l'attitude à prendre envers cet État. Pour l'Union, la démocratisation au Myanmar est prioritaire. Lors du CAGRE, la position de la Belgique s'inscrira dans ce cadre.
La Belgique est favorable à un dialogue avec les autorités du Myanmar. Dans ce contexte, un des éléments sur la table est la possibilité d'une visite de représentants de l'Union européenne au mois de mai.
Quant au contenu, il est clair que chaque processus de démocratisation passe par la libération de tous les prisonniers politiques ainsi que par un dialogue constructif avec les groupes ethniques. Cette position reprend aussi notre insistance pour que le gouvernement du Myanmar crée les conditions adéquates et nécessaires afin que le scrutin électoral prévu pour la fin 2010 soit le plus inclusif possible et puisse se tenir dans les conditions transparentes.
Face à ces derniers développements et à l'absence de progrès véritables au Myanmar, la Belgique ne pense pas qu'un allègement des sanctions soit de mise. Avec ses partenaires européens, la Belgique se prononcera dès lors pour une confirmation de la position commune. À cet égard, il est utile de rappeler que le poids économique de l'Union européenne au Myanmar est faible, l'Union ne représentant que 16 % des investissements étrangers dans ce pays. Les intérêts belges sont peu significatifs.
Au sujet de la demande de déférer le Myanmar devant la Cour pénale internationale, je voudrais faire référence à la récente intervention de l'Union européenne à l'occasion du débat interactif le 15 mars dernier avec le rapporteur spécial des Nations unies sur la situation des droits de l'homme, Tomás Ojea Quintana. L'Union européenne lui a demandé en effet de donner davantage de précisions sur ce qui figure dans son rapport quant au rôle qu'il entend donner aux Nations unies pour combattre l'impunité et la possibilité évoquée de mettre en œuvre la Cour pénale internationale. Le Myanmar n'a pas signé le Statut de Rome qui définit les conditions de la Cour pénale internationale.
Finalement, je voudrais répéter que la Belgique n'a pas ménagé ses efforts pour que la situation dramatique au Myanmar soit régulièrement à l'agenda du CAGRE et soit abordée lors d'entretiens bilatéraux avec des partenaires-clés sur le dossier. J'en ai parlé moi-même lors de ma dernière visite à Beijing et à Tokyo.
13.04 Georges Dallemagne (cdH): Je remercie le ministre de partager ces préoccupations avec nous et de nous en faire part. Vous savez sans doute que la communauté internationale, depuis deux ans, depuis le cyclone Nargis a adopté ce qu'on a appelé une attitude de dialogue pragmatique avec la junte birmane. D'ailleurs, notre ancien ministre des Affaires étrangères, M. Louis Michel, qui était commissaire humanitaire à l'époque, s'est rendu là-bas pour essayer de donner accès aux ONG aux victimes de Nargis. Il a proposé de mettre de côté nos difficultés avec le régime et d'essayer de parler avec lui.
En fait, cette politique pragmatique a eu des effets dévastateurs. Deux ans après, c'est un bon moment pour en dresser le bilan. Le nombre de prisonniers politiques a doublé, les violations des droits de l'homme se sont aggravées, il y a une vaste offensive dans le nord du pays, il y a 500 000 déplacés internes, des violences à l'égard des femmes. Le tableau est vraiment très mauvais.
Je voudrais plaider auprès de vous pour que vous ayez en tête, au moment d'aborder à nouveau la question avec vos collègues européens, le fait que cette attitude pragmatique ait été mise à profit par le régime birman pour aggraver la situation intérieure avec un deuxième problème qui est venu s'ajouter: entre-temps, les frontières de la Birmanie ont eu tendance à se refermer. La Thaïlande, un pays qui était assez généreux en matière d'accueil, a ses propres problèmes. L'armée thaïlandaise commence à être réticente à l'idée de maintenir des réfugiés sur son territoire. Les frontières de la Birmanie avec la Thaïlande mais aussi avec le Laos ou la Chine sont devenues plus hermétiques et les populations sont prises dans une espèce de nasse.
Cette situation est très préoccupante. Merci de l'attention que vous voudrez bien y porter.
13.05 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je remercie le ministre de sa réponse bien détaillée. Nous pouvions avoir un a priori assez positif quant à l'idée d'organiser des élections. Comme vous l'avez dit, cela pouvait favoriser une démocratisation. Malheureusement, cette idée s'est très vite évanouie, ne fût-ce que par l'instauration des lois électorales. Il est temps que l'Union européenne adopte une position beaucoup plus en rapport avec la réalité.
Vous avez déclaré que le NLD serait divisé. Or ce n'est pas ce que les médias ont relaté au mois de mars. Les comités exécutifs du NLD, à l'intérieur du pays, mais aussi celui du NLD-LA, en zone libérée, ont refusé à l'unanimité de participer aux élections. Les autres partis démocratiques, qui ont accepté d'y participer, auraient conclu une sorte de marché avec la junte. C'est, en tout cas, ce qui ressort des témoignages sur place.
J'attire donc l'attention du ministre sur le décalage entre l'information en provenance de Birmanie et la réalité.
Et puis, en lien avec les propos de mon collègue Dallemagne, au nom de la situation humanitaire, on ne peut pas faire que renouveler la position commune adoptée l'année dernière. J'avais déjà plaidé il y a un an pour que la position commune soit plus sévère que celle de l'année précédente, étant donné la catastrophe humanitaire qui a succédé au passage du cyclone Nargis.
La population birmane est totalement laissée à l'abandon. M. Dallemagne, qui nous accompagnait et qui a une expérience dans l'humanitaire, était lui-même étonné des conditions de vie dans les camps de réfugiés ou de personnes déplacées internes, qui sont établis depuis des années et dont les principales demandes portaient sur la sécurité et l'alimentation. Comme il le faisait remarquer, vu que ces camps sont installés depuis des années, ils auraient pu s'organiser pour pourvoir au moins à une alimentation de base. Ce n'est même plus le cas. De surcroît, il y a de moins en moins d'aide internationale aux frontières. Ces populations vivent dans des conditions effroyables! Nous ne pouvons donc pas rester sourds à leurs appels. De plus, nous devons établir un rapport avec la situation politique, qui risque d'entraîner la fermeture totale du pays sur lui-même.
Ainsi que l'a dit mon collègue Dallemagne, la junte se joue de la politique de la main tendue de l'Union européenne. C'est pourquoi je considère que nous ne pouvons plus laisser la situation en l'état et que nous devons durcir le ton.
Het incident is gesloten.
- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les massacres dans le Haut-Uélé et l'action de la Belgique" (n° 21144)
- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le massacre en Haut-Uélé en décembre 2009" (n° 21147)
- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de slachtpartijen in Boven-Uele en de Belgische actie" (nr. 21144)
- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de slachtpartij in Boven-Uele in december 2009" (nr. 21147)
14.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, ma question sera très brève. Nous avons tous eu connaissance des massacres en décembre 2009. Pourtant, la majeure partie d'entre nous l'a appris beaucoup plus tard, ce qui montre à quel point la violence s'est banalisée dans cette région du nord-est du Congo. Les bilans font l'objet de polémiques. Le gouvernement congolais dit que ces massacres auraient fait beaucoup moins de morts que ce que beaucoup d'autres sources donnent comme bilan. On parle d'au moins 321 morts et de centaines de blessés. C'est le fait de la LRA qui n'en est pas à son premier massacre.
Comme je le disais, ces informations sont devenues d'une banalité extrême, puisque je n'ai retrouvé que quelques brèves à ce sujet dans la presse belge. On peut dès lors s'inquiéter de voir à quel point la violence est devenue une quasi non-information pour la plupart des médias internationaux.
Monsieur le ministre, ma question est, pour ainsi dire, classique, étant donné que je viens régulièrement en commission avec ce genre de question. Que font la Belgique, l'Europe, la communauté internationale et la MONUC présente sur place pour empêcher ou arrêter ces massacres et assurer un minimum de protection et de sécurité à la population de l'est du Congo?
14.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur Dallemagne, je fais appel à votre compréhension. Ma réponse a été préparée partiellement en néerlandais, étant donné que votre collègue, M. De Vriendt, avait l'intention de poser une question comparable à la vôtre. Si vous êtes d'accord, je vais vous répondre partiellement en néerlandais.
Les premières informations concernant une opération de la LRA à Makambo me sont parvenues en février via notre ambassade à Kinshasa qui avait obtenu ces informations de la MONUC. Le nombre de victimes et la nature exacte de ce massacre, tels que révélés dans le rapport de Human Rights Watch, n'étaient pas encore connus à ce moment-là.
In het rapport inzake MONUC van 31maart jongstleden geeft de secretaris-generaal van de VN toelichting bij deze gebeurtenissen in Haut-Uélé. Het rapport vermeldt dat uit vrees voor een herhaling van de zogenaamde Christmas Massacres van december 2008, MONUC en de FARDC hun aanwezigheid in de zone eind 2009 hadden opgevoerd via het opzetten van tijdelijke basissen in Dingila, Nyangara en Duru.
Volgend op berichten van slachtingen en ontvoeringen door het LRA in de dorpen Mbana, Yatalo, Makombo en Tapili stuurde MONUC op 20 januari een team naar de zone om er een preliminair onderzoek te voeren. Dit team bevestigde dat een slachting had plaatsgevonden in de nacht van 14 op 15 december waarbij meer dan 100 mensen omkwamen. Verder onderzoek is vereist om het exacte dodental te bepalen, aldus het rapport.
Ondertussen namen MONUC en de FARDC bijkomende maatregelen om de bescherming van de bevolking op te voeren in de voornaamste bevolkingscentra via het opzetten van nieuwe basissen en het opvoeren van patrouilles ’s nachts en overdag, ook via luchtsurveillance en betere informatievergaring.
De Congolese overheid levert inspanningen om een einde te maken aan de aanwezigheid van het LRA op zijn grondgebied. In dit verband dient te worden vermeld dat de FARDC met de steun van MONUC hun acties tegen het LRA onlangs hebben opgevoerd.
Twee operaties zijn momenteel lopende. Een van de FARDC die begonnen is op 17 maart ten noordwesten van Duruma die ondertussen heeft geleid tot minstens negen slachtoffers aan de kant van het LRA en verder hebben ook de special forces van Guatemala die deel uitmaken van MONUC een operatie aangevat in de zone van Nyangara-Tapili waar ook slachtoffers vielen in de maand december.
Dire que la MONUC et la RDC ne font rien n'est donc pas exact. Il ne faut pas oublier que la LRA est présente en RDC, en République centrafricaine et au Soudan. Il s'agit d'un problème transfrontalier dans une zone que certains qualifient de "ventre mou". La LRA se retranche dans des endroits inaccessibles et il est souvent difficile d'anticiper des attaques sur des villages reculés.
Tegen Koni werd door het Internationaal Strafhof een aanhoudingsbevel uitgevaardigd. In het verleden werden minstens twee pogingen ondernomen om Koni manu militari te vatten: een eerste operatie door MONUC, een tweede operatie door het Oegandese leger. Beide pogingen mislukten.
Er werd in de jaren 2006 en 2007 met de steun van de VN geopteerd voor een onderhandelde oplossing, maar die leidde uiteindelijk nergens toe omwille van de onwrikbare houding van Koni, die weigerde de vredesakkoorden te ondertekenen indien er geen garanties zouden komen dat hij niet door het Internationaal Strafhof zou worden vervolgd.
À mon avis, ni le gouvernement congolais ni la MONUC n'ont voulu taire ces événements. Le 29 décembre déjà, la MONUC a décidé d'ouvrir une enquête et le 20 janvier, la MONUC s'est rendue à Niangara pour rencontrer des témoins et identifier les endroits où de longues investigations étaient requises. Une base temporaire de la MONUC a été établie en janvier à Niangara. L'équipe des droits de l'homme de la MONUC a continué à rassembler les informations entre le 11 et le 15 mars à Tapili et à d'autres endroits. Ces investigations ont été menées en collaboration avec les communautés, les leaders de la société civile, les autorités locales et la MONUC. L'enquête est toujours en cours.
Nous devons constater que l'option de négociation avec le mouvement, suivie de l'option militaire, ont démontré certaines limites et qu'il est urgent d'examiner comment ce phénomène pourra trouver une solution qui devra également passer par des actions internationales et régionales. Il est clair que le rétablissement de l'autorité de l'État sur l'ensemble du territoire congolais est un facteur essentiel dans cette stratégie.
Die ontwikkelingen wijzen er inderdaad op dat een overhaaste terugtrekking van MONUC vermeden moet worden. Het is echter ook duidelijk dat MONUC daar alleen geen soelaas kan bieden. De legers van de betrokken landen moeten beter met elkaar samenwerken, en ook de verschillende vredesmissies. Daarbij denk ik aan de MONUC, maar ook UNMIS en MINURCAT moeten beter samenwerken.
België, de Europese Unie en de VN zijn zich bewust van die uitdaging. Zij zijn van oordeel dat een nieuwe, meer globale aanpak dringend moet worden uitgedokterd. Dat was de teneur van recente besprekingen daarover in Europees verband. Dat onderwerp zal het voorwerp uitmaken van specifiek overleg onder partners van de DRC tijdens de zogenaamde contactgroep Grote Meren, die doorgaat op het einde van de maand april.
14.03 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses détaillées.
J'espère aussi que toute la lumière sera faite sur ces massacres et que leurs auteurs seront traduits en justice. Il est indispensable que l'impunité des auteurs de tels actes cesse.
Par ailleurs, je me réjouis que les FRDC et la MONUC aient mené et mènent encore des opérations. Je note malgré tout que ces opérations sont très tardives. Mars, avril pour des massacres qui ont eu lieu en décembre, c'est extrêmement tardif. C'est malheureusement assez classique de constater des réactions militaires longtemps après la survenance des massacres. Je me suis rendu souvent sur place et je ne comprends pas comment des systèmes d'alerte très simples ne sont pas encore mis en place dans toute une série de villages.
En ce qui concerne la MONUC, je suis tout à fait d'accord avec vous sur le fait qu'un retrait de la MONUC serait probablement une tragédie pour les populations locales.
Pour la coopération internationale, je ne peux que répéter que l'opération européenne Artemis en 2003 a eu un effet remarquable sur la situation en Ituri. Je sais que la Belgique a essayé de renouveler des opérations de ce type pour d'autres problèmes. Comme vous l'avez dit, la question de la LRA est ancienne, grave et très inquiétante pour les populations locales, plus spécifiquement les enfants. Je serais heureux que la Belgique fasse le point avec ses partenaires européens sur la possibilité d'intervenir de manière plus directe.
Het incident is gesloten.
15 Question de M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la contribution de la Belgique à la résolution de la crise grecque et la mise en place d'un gouvernement économique de l'Europe" (n° 21146)
15 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de bijdrage van België voor het oplossen van de Griekse crisis en het invoeren van een economische regering voor Europa" (nr. 21146)
15.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, j'aurais pu poser cette question à votre collègue des Finances, mais certains éléments dépassent ce domaine. Un accord a été conclu le 25 mars pour aider la Grèce. Depuis, j'ai entendu que la Belgique fournirait 1 milliard d'euros.
Quelles seront les conditions posées à ce prêt? La Grèce a-t-elle déjà demandé cette somme?
J'ai compris que ce serait bénéfique à la Belgique en termes budgétaires. La différence entre le taux de l'emprunt de la Belgique et celui du prêt accordé à la Grèce servira-t-elle à un mécanisme de garantie, comme ce fut le cas lors de la crise bancaire? Sinon, à quoi cette somme pourrait-elle être dévolue?
Au-delà des questions budgétaires et financières, le président du Conseil, M. Van Rompuy, a souhaité la mise en place d'un gouvernement économique de l'Union européenne. Qu'entend-on par cette expression? Quelles seront les politiques coordonnées à ce titre? Mme Angela Merkel veut une révision des traités. Afin que les dérapages budgétaires puissent être combattus plus tôt et plus efficacement par des systèmes de sanction, quels dispositifs la Belgique pourrait-elle mettre en place?
15.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur Dallemagne, le Conseil européen soutient pleinement les efforts du gouvernement grec et ses mesures de redressement additionnelles. Les 25 et 26 mars, il a décidé de prévoir la possibilité d'un mécanisme de soutien européen à cet effet. Pour l'heure, ce dernier n'a pas encore été activé, dans la mesure où le gouvernement grec n'a, jusqu'à présent, demandé aucun soutien financier.
Dans l'hypothèse où le mécanisme de soutien serait mis en route, les conclusions du Conseil européen susnommé prévoient que les États membres participent, dans le cadre de la résolution de la crise grecque, au prorata de leurs parts au capital de la Banque centrale européenne. Pour la Belgique, cela équivaudrait à 3,58 % de l'effort européen.
Le 11 avril, cet accord a été davantage élaboré et rendu public par une déclaration des États membres de la zone euro. Ceux-ci sont prêts à contribuer à un financement à hauteur de 30 milliards d'euros. La contribution de la Belgique s'élèverait donc à 1,74 milliard d'euros.
Les taux d'emprunt finalement utilisés ne seront déterminés qu'à partir du moment et dans l'hypothèse où le mécanisme de soutien serait activé. Dans la déclaration du 11 avril, il a été rappelé que les taux d'intérêt seront non concessionnels, c'est-à-dire qu'ils ne contiendront aucun élément de subvention. Par ailleurs, la déclaration précise que les taux d'emprunt seront basés sur les taux Euribor augmentés de 300 points de base qui pourront encore être augmentés de 100 points de base en cas de dette active de plus de trois ans.
En outre, un maximum de 50 points de base sera imposé afin de couvrir les coûts opérationnels. Ceci équivaudrait pour un emprunt de trois ans à un taux d'emprunt d'environ 5 %. Ce taux est significativement plus élevé que le taux actuel auquel la Belgique est capable d'emprunter sur les marchés de capitaux. Le principe même du mécanisme de garantie s'appuyant sur des mesures déterminées et coordonnées vise à prévenir une défaillance de la Grèce et à préserver la stabilité de la zone euro.
Conformément aux conclusions du Conseil européen de fin mars, la Belgique estime qu'il y a lieu de renforcer la gouvernance économique de l'Union européenne. Par ailleurs, nous avons toujours été favorables au renforcement de cette gouvernance économique dans le plein respect des traités et des compétences des États membres. La solution trouvée par le Conseil européen à la crise grecque nous a donné raison.
Pour déterminer les mesures en vue d'atteindre cet objectif et d'explorer toutes les options pour renforcer le cadre légal, le Conseil européen a demandé à son président d'établir en coopération avec la Commission un groupe de travail avec les États membres, avec la présidence tournante et la Banque centrale européenne. C'est donc à ce groupe de travail que reviendra la tâche de réfléchir aux mesures nécessaires et de les présenter au Conseil avant la fin de l'année.
Vous aurez donc constaté que la Belgique jouera un rôle grâce à la présidence tournante dans ce groupe de travail à partir du 1er juillet, avec la mission de rendre des conclusions pour la fin de cette année. À ce moment-là, la Belgique pourra prendre position sur des propositions concrètes. Les dispositifs visant notamment à éviter des dérapages budgétaires seront étudiés par ce groupe de travail. Je ne me prononcerai pas davantage pour la bonne raison que je souhaite préparer ma position et ne pas être isolé.
Cette discussion doit avoir lieu avant de la fin de l'année pour respecter la volonté belge d'investir dans une gouvernance économique tout en garantissant des solutions acceptables pour l'Union européenne.
15.03 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. En ce qui concerne le taux auquel la Grèce pourrait emprunter des fonds belges, il serait de l’ordre de 5 % si nous prenons les taux Euribor actuels; il se situe très en dessous des taux annoncés aujourd'hui encore par les marchés et qui sont de l'ordre de 7,7 %. La crise grecque est loin d’être terminée; l’hypothèse d’une défaillance ne peut donc pas non plus être totalement écartée. À ce titre-là, je ne vous ai pas entendu dire qu'un mécanisme de garantie est éventuellement prévu. En cas de prêt belge à l’égard de la Grèce, le différentiel entre ce que nous empruntons et ce que nous donnons à la Belgique permettrait-il éventuellement de se réassurer auprès du système bancaire, comme cela existe parfois?
15.04 Steven Vanackere, ministre: C'est une bonne question pour le ministre des Finances!
15.05 Georges Dallemagne (cdH): Je n’hésiterai pas à la lui communiquer!
Je me réjouis de votre volonté d’investir dans une gouvernance économique. Je comprends bien que cette position ne soit pas aujourd’hui détaillée. Le système envisagé jusqu’à présent, qui ne responsabilisait pas vraiment les États membres par rapport à leur déficit budgétaire, n’était pas un système praticable à terme. Il y a là une correction des traités qui est salutaire pour l’avenir de l’euro et de l’Espace économique européen.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "zijn recente reis naar China" (nr. 21251)
16 Question de M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "son récent voyage en Chine" (n° 21251)
16.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de minister, (…)
Wat mij in deze zaak interesseert, is niet alleen het feit dat wij relaties onderhouden met China. U was daar trouwens niet alleen, als ik het goed begrepen heb. De eerste minister toerde ook in de buurt rond.
16.02 Minister Steven Vanackere: Niet in China.
16.03 Francis Van den Eynde (VB): Niet in China, maar toch in de buurt. Wat mij in deze zaak een beetje op de maag ligt, is het probleem van de mensenrechten in China. Ik hoor in het Parlement al jaren het verhaal dat hier daarstraks weer aan de kaak werd gesteld door onder meer de woordvoerster van Ecolo en de heer Dallemagne, in verband met Birma, namelijk dat de normalisering van de betrekkingen en het onderhouden van normale betrekkingen, in tegenstelling tot met wat aangekondigd was, weinig of niets veranderd had aan de situatie ginder. Ik heb zo de indruk dat dit, wat China betreft, ook het geval is.
Ik herinner mij de tijd van de Olympische Spelen. Toen bestonden er daarover twee kampen in dit Parlement. Het ene, veruit het grootste, pleitte voor de deelname. Het andere, het kleinste, waarin ik uiteraard thuishoorde, vond dat men niet moest deelnemen, omwille van de mensenrechten. Het antwoord dat de tweede groep altijd kreeg van de eerste, in het bijzonder van de toenmalige regering, was dat naar ginder gaan ons zou helpen om vooruitgang te boeken op het vlak van de mensenrechten.
De Olympische Spelen zijn nu toch alweer een tijdje voorbij. Ik heb niet de indruk dat er op dat vlak veel veranderd is. Daarom kom ik nu, naar aanleiding van uw reis naar China, bij u aankloppen om u te vragen of daar – het was een officiële reis, u hebt daar dus ook officiële contacten gehad – ook van de mensenrechten sprake is geweest. Zo ja, in welke mate en met welke gevolgen?
16.04 Minister Steven Vanackere: Mijnheer Van den Eynde, u weet dat mijn bezoek aan Beijing relatief kort was, anderhalve dag. Tijdens mijn bezoek aan Beijing heb ik zowel met mijn collega-minister van Buitenlandse Zaken, Yang Jiechi, als met de vicepresident, Xi Jinping, aspecten van het mensenrechtenbeleid aangekaart. In het bijzonder heb ik gewezen op het belang dat een parlementaire democratie hecht aan respect voor de mensenrechten. Ik heb niet nagelaten om de positie van de mensenrechten in maatschappijen die economisch sterk groeien, zoals in China het geval is, te benadrukken. Vrije meningsuiting en democratische rechten zijn ongetwijfeld thema’s waarmee China vandaag geconfronteerd wordt. De mensenrechten staan voor de vertegenwoordiging van de Europese Unie in China hoog op de agenda.
Ik heb duidelijk verwezen naar het belang van de Europees-Chinese dialoog waarin verschillende aspecten van het mensenrechtendebat worden besproken, alsook naar de toenemende rol die het Europees Parlement hierin zal spelen.
Dit is mijn diplomatieke manier geweest om het onderwerp aan te kaarten. Men had mij gevraagd om nog eens uit te leggen wat er zo nieuw was aan het Lissabonverdrag en wat voor mij de belangrijkste punten waren.
Ik heb daarbij aan mijn collega gezegd dat een van de meest onderschatte ontwikkelingen van het Lissabonverdrag het toenemend belang en de toenemende macht van het Europees Parlement was. Ik heb erop gewezen dat het Europees Parlement ook in aangelegenheden die de Chinezen bijzonder interesseren, zoals handelsverdragen, meer een vinger in de pap zal krijgen dankzij het Lissabonverdrag. Ik heb er dan fijntjes op gewezen dat het Europees Parlement, zoals trouwens andere bronnen van gezag in Europa, een heel groot belang hecht aan het respect van de mensenrechten.
Dat is de manier waarop ik een en ander heb aangebracht.
Ik ben de mening toegedaan dat in de toekomst een van de opdrachten van de Hoge Vertegenwoordiger zal zijn om het debat nog te verdiepen en te richten naar een opdracht waarbij China zelf zal begrijpen dat het in haar belang is om mensenrechten op te nemen in een maatschappelijk integratieproces.
Ik neem vanavond deel aan een debat van een auteur die wijst op het onverbrekelijke verband tussen economische groei en mensenrechten. Het is een illusie dat men die twee kan ontkoppelen.
België en de Europese Unie hechten veel belang aan de mensenrechtensituatie in China. De EU voert sinds 1995 een tweejaarlijkse mensenrechtendialoog met Beijing. De laatste dialoog vond plaats op 20 november 2009 in China. In het kader hiervan werden kwesties zoals de vrijheid van meningsuiting, het gebrek aan transparantie inzake tal van arrestaties en gerechtelijke veroordelingen die onlangs in China gebeurden andermaal ter sprake gebracht.
In de marge van de vergadering van 20 november 2009 werden de Chinese autoriteiten ook in het bezit gesteld van een lijst met een aantal individuele gevallen. Met deze lijst wil de EU China aansporen om een stand van zaken te geven over de situatie van al deze mensenrechtenactivisten en vraagt zij om hun onmiddellijke invrijheidstelling.
De mensenrechtendialoog zal onder meer worden gevoerd onder het Belgisch voorzitterschap van de EU in het tweede semester van 2010. In tussentijd zal België elke gelegenheid in het kader van zijn betrekkingen met de Chinese autoriteiten benutten om duidelijk te stellen dat het heel begaan is en blijft met de eerbiediging van de rechten van de mens.
16.05 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik verwacht niet dat wij de oorlog zouden verklaren aan China met betrekking tot de mensenrechten. Hetgeen mij in deze zaak echter een beetje ongerust maakt, is de stelling die u naar voren bracht dat mensenrechten en economische ontwikkeling onvermijdelijk met mekaar verbonden zijn. Dat is onze visie, dat is een moderne Westerse visie, want het is niet altijd zo geweest.
Ik heb sterk de indruk dat de visie in China, en niet alleen in China maar in heel het Verre Oosten, op dat vlak totaal anders is. Men heeft zaken en men heeft moraal. Dat zijn in de ogen van die mensen twee totaal verschillende zaken en ik heb het nu niet over een specifiek regime. Ik denk dan ook dat het zeer moeilijk is om hun diets te maken dat men bijvoorbeeld omwille van een moreel standpunt, mensenrechten, zaken in het gedrang zou kunnen brengen. Ik wil daarop alleen maar de aandacht vestigen, omdat dit de gesprekken ongetwijfeld moeilijker maakt.
Het incident is gesloten.
17 Question de M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le dernier rapport du médiateur fédéral" (n° 21366)
17 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het laatste rapport van de federale ombudsman" (nr. 21366)
17.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, le médiateur fédéral a récemment publié son rapport annuel. Institution indépendante et impartiale, le médiateur fédéral examine les réclamations relatives aux actes ou au fonctionnement des autorités administratives fédérales.
Un des cas relevés par le Médiateur concerne le cas d'une femme de nationalité belge qui souhaite épouser un Népalais auprès de l'ambassade de Belgique en Inde. Les futurs époux souhaitent souscrire un contrat de mariage. Or, la passation d'un contrat de mariage auprès d'une ambassade ou d'un consulat de Belgique n'est possible qu'entre un homme belge et une ressortissante étrangère.
Comme le souligne le médiateur fédéral, ceci est contraire au principe d'égalité et de non-discrimination, à différentes normes de droit international et de l'ordre juridique interne.
Le Médiateur a demandé que nous prenions des initiatives afin de corriger cette inégalité. Mon groupe vient de déposer une proposition de loi en ce sens.
Monsieur le ministre, quel est votre sentiment dans ce dossier? Avez-vous pris vous-même des initiatives ou soutenez-vous cette proposition de loi visant à corriger l'article 5, § 2 de la loi du 10 juillet 1931?
17.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, quand j'étais étudiant en droit, on nous faisait remarquer que lorsqu'il s'agissait de sanctionner l'adultère, il y avait une distinction entre les hommes et les femmes. Mais c'était sous l'ère de Napoléon! Je suis donc très surpris que vous ayez encore trouvé un exemple de discrimination.
Il est tout à fait exact que l'article 5, § 2 de la loi du 10 juillet 1931 contient une discrimination envers les femmes belges qui épousent un étranger.
Nos missions diplomatiques et les postes consulaires ne peuvent pas recevoir le contrat de mariage dans ce cas.
En attendant une révision de la loi, nos missions et postes reçoivent des procurations qui permettent de faire recevoir le contrat de mariage devant un notaire en Belgique. C'est une solution à la belge mais il n'empêche que cette discrimination n'est pas acceptable.
Mes services travaillent actuellement à une révision complète des compétences consulaires de nos missions et postes à l'étranger et il va de soi qu'à cette occasion, l'anachronisme existant disparaîtra.
Pour autant que besoin, j'ai beaucoup de sympathie pour la proposition faite par vos collègues. Il faudra voir dans quels délais les uns et les autres atteindront leur but. Mais, aussi bien au niveau de cette proposition qu'au niveau de la révision de notre corpus pour les compétences consulaires, l'intention est bel et bien d'enlever cette discrimination de nos textes.
17.03 Georges Dallemagne (cdH): Je n'en ai jamais douté, monsieur le ministre! La seule chose, comme vous le dites, c'est la question du délai; il s'agit de voir quel temps il faudra pour l'ensemble de la révision de ce corpus réglementaire. Effectivement, nous nous permettrons de mettre à l'agenda cette proposition de loi. Mais si, à ce moment-là, vous dites que votre texte est prêt, nous nous y joindrons de manière à effacer cette inégalité flagrante le plus rapidement possible.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
18 Question de M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la rénovation de l'ambassade de Belgique à Kinshasa" (n° 21379)
18 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de renovatie van de Belgische ambassade te Kinshasa" (nr. 21379)
18.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, nous avons beaucoup parlé bâtiments et ambassades aujourd'hui au sein de notre commission. Vous avez d'ailleurs rappelé, en réponse à une question d'un de mes collègues, la très belle opération réalisée à Tokyo. Finalement, la somme de 420 millions obtenue grâce à la cession des trois quarts du terrain qu'occupait l'ambassade précédente s'avère bien supérieure à celle initialement estimée. Je vous adresse mes sincères félicitations!
Cette
opération met en lumière également une des réalités moins glorieuses dans
d'autres ambassades. Je voudrais vous parler de l'ambassade de Belgique à
Kinshasa, que j'ai eu l'occasion de voir, il y a quelques semaines, et qui est
dans un état véritablement lamentable. Tant pour le personnel qui y travaille
que pour les visiteurs et le statut de la Belgique au Congo, pays avec lequel
nous souhaitons avoir des relations fortes, à travers notre politique de
coopération, nos relations politiques et diplomatiques, cette ambassade est en
total décalage avec notre volonté politique et diplomatique à l'égard de Kinshasa.
Cela dit, les projets de rénovation, de déménagement de cette ambassade ne datent pas d'hier. La plupart des ambassadeurs qui se sont succédé à Kinshasa ces dernières années ont eu l'occasion de parler aux différents ministres de cette situation. Des avant-projets ou des idées ont circulé. J'estime utile, à la veille de la célébration du 50ème anniversaire, qu'une décision de principe claire soit prise quant à la rénovation ou au déménagement de l'ambassade de Belgique à Kinshasa, afin qu'elle soit plus conforme au statut désiré et au niveau de relations souhaité entre la Belgique et le Congo et qu'elle soit également plus décente par rapport au travail des très nombreux collaborateurs du ministère des Affaires étrangères qui y prestent dans des conditions d'exiguïté, de pénombre, etc., bref toutes sortes de problèmes extrêmement importants.
Je vous rappelle, par exemple, que de nombreuses familles de nos fonctionnaires à Kinshasa sont logées au-dessus de l'ambassade.
Pour des raisons de sécurité, elles ne peuvent pas beaucoup sortir de ces logements; or, ils sont, selon moi, d'un autre âge. Ce serait donc le bon moment pour prendre une décision concernant notre poste diplomatique à Kinshasa.
18.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur Dallemagne, pour l'avoir constaté de mes propres yeux lors de ma visite d'un des appartements, je confirme votre analyse.
Que faire? Au sein du SPF Affaires étrangères, un projet d'amélioration de la situation immobilière de l'ambassade de Belgique à Kinshasa est à l'étude depuis un certain temps. Des contacts avec des partenaires potentiels ont été établis. J'ai décidé d'envoyer une mission technique avec un représentant personnel de mon cabinet sur place le mois prochain. Durant le mois de mai, une équipe évaluera donc les possibilités d'amélioration.
Un programme de rénovation des logements privés des collaborateurs de l'ambassade est prévu, ainsi que des ascenseurs et du dispositif de sécurité, mais cela ne remplace pas la recherche d'alternatives durables.
Une proposition sera soumise au Conseil des ministres sur la base des rapports de la mission technique et d'un programme des besoins, en ce compris l'impact financier.
Il est vrai aussi que, selon mes informations, une opération permettant de dégager des moyens en valorisant des propriétés à Kinshasa – en d'autres termes avoir une solution avec une enveloppe fermée – est envisagée. On pourrait alors faire la comparaison avec le cas de Tokyo dans la mesure où si nous pouvons parvenir à dégager des moyens par la vente de biens en les réinjectant dans une opération visant à améliorer la situation, nous pourrons le faire sans devoir faire appel, dans un premier temps, aux deniers du contribuable.
18.03 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre proactivité dans ce dossier.
Pour moi, tous les scénarios sont bons, et si cela ne coûte rien aux contribuables belges, c'est encore mieux!
Comme vous le savez très bien, le contexte congolais n’est pas le contexte japonais et en matière de SWAP, de propriété immobilière, de contexte juridique, c’est quand même beaucoup plus complexe. Certaines hypothèses du passé se sont notamment butées à des montages qui paraissaient possibles mais qui se sont avérés extrêmement complexes à mener dans la réalité. Nous verrons ce que notre mission technique ramènera de Kinshasa.
Het incident is gesloten.
- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation des droits de l'homme en Kabylie" (n° 21346)
- M. Mark Verhaegen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation des Kabyles (Berbères) en Algérie" (n° 21431)
- de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechtensituatie in Kabylië" (nr. 21346)
- de heer Mark Verhaegen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de positie van de Kabylen (Berbers) in Algerije" (nr. 21431)
Président: Georges Dallemagne.
Voorzitter: Georges Dallemagne.
19.01 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous le saviez ou non, le mouvement autonome kabyle fête aujourd'hui ses 30 ans. Ainsi, depuis toutes ces années, l'idée d'autonomie fait son chemin en Kabylie, non sans mal.
Il ne s'agit évidemment pas de vous demander de
commenter le combat politique pour l'autonomie mené par ce mouvement, mais
plutôt, étant donné l'actualité et ce 30ème anniversaire, de revenir
sur ce qu'il se passe en Kabylie depuis la fin des années '80, période qui
a connu des répressions
parfois sanglantes entraînant des centaines de morts. Il y a moins de 10 ans,
en avril 2001, près de 125 jeunes Kabyles auraient été abattus lors de
manifestations, des milliers d'autres blessés et mutilés, ainsi que des
dizaines de disparus. Depuis, si les manifestations de masse – et leur répression –
se sont raréfiées, il n'en demeure pas moins que les "micro-révoltes" et la violation des
droits de l'homme font régulièrement l'actualité en Kabylie.
Il s'agit
d'une situation qui a alerté à plusieurs reprises de nombreuses organisations
internationales (rapports de l'ICG, d'Amnesty International, etc.), lesquelles n'hésitent pas à dénoncer
l'État algérien pour les arrestations, l'emprisonnement, les disparitions non
expliquées d'opposants kabyles.
De plus en
plus, la Kabylie semble se vider de toute substance, isolée économiquement, car
seuls des budgets au compte-goutte lui sont attribués. Ainsi, au-delà de la
question relative au respect des droits de l'homme, la pauvreté vient
s'ajouter.
Dès lors, à
l'heure où les Kabyles s'apprêtent à fêter cet anniversaire, le printemps
amazigh, pourriez-vous nous éclairer et nous rassurer sur la manière dont le
gouvernement belge et l'Union européenne jugent l'évolution du respect des
droits de l'homme et de la stabilité politique et économique en Kabylie, et plus
particulièrement la question du respect des droits de l'homme à l'heure où
vient de se constituer un gouvernement kabyle provisoire à l'étranger?
19.02 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, zoals de collega reeds aanhaalde, heeft deze lentedag, 20 april, een bijzondere maar ook een wrange betekenis voor de Kabylen, de oorspronkelijke berberbevolking van Algerije. Dat heeft te maken met de zogenaamde Berberse Lente, die in maart 1980 uitbrak in Algerije en die een periode inluidde van politiek protest en burgerlijke ongehoorzaamheid.
De redenen voor dat protest waren de arabisatiemaatregelen van de toenmalige nationalistische Algerijnse regering die weinig of geen respect toonde voor de berbercultuur en de berbertaal. Die woelige periode zou eindigen op 20 april 1980 met grootschalige arrestaties, gericht tegen berberactivisten en een algemene staking.
De socio-politieke situatie in Algerije is complex. Het land ging quasi door een burgeroorlog tussen 1991 en 2001, nadat de verkiezingen werden geannuleerd, zodat het FIS de verkiezingsoverwinning niet kon claimen. De jaren daarna werden gekenmerkt door bloedbaden en botsingen tussen de regering en haar veiligheidsdiensten en verschillende extremistische moslimgroepen.
Algerije maakt echter ook deel uit van het Middellands Zeegebied en behoort dus tot de Europese invloedssfeer. Zoals in verschillende andere Noord-Afrikaanse landen, blijft de huidige mensenrechtensituatie in het land echter zorgen baren, zeker wat de positie van de rechten van de etnische minderheden aangaat. De Kabylische gemeenschap klaagt nog altijd het gebrek aan erkenning aan vanwege de Algerijnse autoriteiten inzake eigen taal, cultuur en gebruiken. Ook de positie van de Kabylische vrouw, die binnen de berbergemeenschap veel meer vrijgevochten is dan in de Arabische cultuur, botst met het huidig onverdraagzaam klimaat in Algerije.
Mijnheer de minister, wij willen u dan ook de volgende vragen stellen.
Wat is de visie van de Belgische regering op de situatie van de mensenrechten in Algerije, meer bepaald inzake de rechten van minderheden zoals de Kabylen?
Wat is de houding van de Europese Unie ten aanzien van Algerije en van de Kabylische gemeenschap? Wordt dat bijvoorbeeld aangekaart in het raam van de zogenaamde European Neighbourhood Strategy?
Wordt de discriminatie van de Berbers en hun cultuur openlijk aangekaart door de Belgische regering bij de vertegenwoordigers van de Algerijnse regering in België?
19.03 Steven Vanackere, ministre: Merci pour ces questions. Officiellement, toutes les cultures algériennes sont sur le même pied. Depuis 1996, la Constitution algérienne reconnaît la culture Amazigh (la culture berbère) comme une composante fondamentale de l'identité du peuple algérien au même titre que l'islam ou la culture arabe. Pour l'occasion, un haut-commissariat à l'Amazighité a été créé. Depuis 2002, la langue berbère, le tamazight, est reconnue comme langue nationale, même si la langue arabe reste la seule officielle. Il y a quelques mois, la première chaîne de télévision en langue tamazight a été lancée. À noter également que les différentes ethnies sont représentées à tous les niveaux politiques. À titre d'exemple, le premier ministre Ahmed Ouyahia est un Kabyle.
Malgré ces avancées sur le plan de la reconnaissance et de la liberté d'expression culturelle, la Belgique continue à être attentive à l'évolution générale des droits de l'homme en Algérie ainsi qu'à la situation économique et sécuritaire du pays et de la région. Il est vrai que la situation sécuritaire en Algérie reste tendue et que le taux élevé de chômage, en particulier chez les jeunes, donne lieu à de nombreuses manifestations d'ordre social. La Belgique, dans ses relations bilatérales avec l'Algérie, l'encourage régulièrement à diversifier son économie afin de faire face aux difficultés.
In het kader van het actieve mensenrechtenbeleid van de Europese Unie en België volgt de Belgische ambassade in Algiers de toestand van de mensenrechten in Algerije, inclusief de situatie van minderheden, van nabij op. In april 2008 werd de mensenrechtensituatie in Algerije besproken in het kader van het Universeel Periodiek Onderzoek, de UPR, van de VN-Mensenrechtenraad. België heeft hieraan actief deelgenomen door vragen en aanbevelingen aan Algerije te formuleren over godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting.
L'Algérie participe à la politique européenne de voisinage grâce à l'accord d'association, signé en 2002, qui la lie avec l'Union européenne. Cet accord comporte également une dimension politique, car il prévoit un dialogue politique régulier et institutionnalisé et fait de la question des droits de l'homme et de la démocratie une partie essentielle des relations entre l'Union européenne et l'Algérie.
Dans ce contexte, l'Union européenne ne ménage pas ses efforts afin de convaincre l'Algérie d'instaurer un sous-comité des droits de l'homme où de telles questions pourraient être discutées. Ce souhait a été réitéré par l'Union européenne au dernier conseil d'association UE-Algérie qui s'est tenu en juin 2009.
Ik kan u tot slot ook verzekeren dat de eerbiediging van de rechten van de mens, en meer specifiek van de rechten van minderheden, mij bijzonder na aan het hart ligt. Ik laat dan ook niet na om dit thema met mijn Algerijnse gesprekspartners aan te kaarten.
19.04 Denis Ducarme (MR): Je vous remercie pour votre réponse, monsieur le ministre. Je crois qu'elle est importante et qu'elle rencontre un certain nombre de réalités. Effectivement, la sous-commission qui pourrait être constituée dans le cadre de l'accord d'association serait un outil qui nous permettrait de continuer à faire valoir l'importance que nous accordons, en Europe et en Belgique, à la question des droits de l'homme mais qui va naturellement, dans le cas kabyle, au-delà de la liberté d'expression; nous parlions de morts, de disparitions inexpliquées, d'exil et d'emprisonnement.
Je vous remercie de continuer, dans le fil de votre réponse, à porter ce dossier sur le plan européen. Je ne manquerai pas, dans les mois prochains, de vous interroger sur le sort qui sera réservé à la mise en place de cette sous-commission à l'échelle européenne.
19.05 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk en uitvoerig antwoord. Het is goed dat wij hier duidelijke signalen blijven uitzenden voor meer respect.
Zoals u weet, mijnheer de minister, stellen wij vast dat onze relatie met de onmiddellijke buren van Europa steeds belangrijker wordt op politiek, economisch en sociaal vlak. Hierbij gaat het over het Oosten met Oekraïne, Rusland en Wit-Rusland, maar ook over het Zuiden met het Middellandse-Zeegebied en andere. Onze relatie met Noord-Afrika zal in het kader van het mediterraan partnerschap alleen maar belangrijker worden. Dat betekent dat we deze zaak nog meer op de voet moeten volgen. Het is belangrijk dat we hierover een debat kunnen voeren, wetend dat we in een vorige commissievergadering nog een aantal problemen in deze regio hebben aangekaart. We hebben het onder andere met drie collega’s over Marokko gehad. Het nabuurschap is heel belangrijk, alsook dat we deze zaak op de agenda houden.
L'incident est clos.
20 Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de terugval in de Amerikaanse investeringen in België" (nr. 21432)
20 Question de M. Mark Verhaegen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la régression des investissements américains en Belgique" (n° 21432)
20.01 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de minister, volgens cijfers van de Nationale Bank zouden de Amerikaanse investeringen in ons land in 2009 fors zijn teruggevallen. In recente berichtgeving werd zelfs gesteld dat Amerikaanse bedrijven zich in een alarmerend tempo aan het terugtrekken zijn uit België. De Amerikaanse Chamber of Commerce die in Brussel gevestigd is, waarschuwde echter onmiddellijk om de cijfers van de Nationale Bank te nuanceren en voorzichtig te zijn met de interpretatie ervan. Feit is echter wel dat België sinds 2003 terrein aan het verliezen is ten opzichte van Nederland en Duitsland op het vlak van Amerikaanse investeringen.
Mijnheer de minister, wat is uw analyse van de terugval in de Amerikaanse investeringen, die blijkbaar al enkele jaren aan de gang is. Welke concrete maatregelen worden momenteel genomen door het departement om de neerwaartse spiraal te keren?
Zal er ook aandacht zijn voor de Amerikaans-Belgische relatie binnen de recent aangekondigde versterking van de zogenaamde economische diplomatie en wat is uw visie op het huidige klimaat tussen Brussel en Washington?
20.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer Verhaegen, ik dank u voor de vraag. Ik zal in mijn antwoord waarschijnlijk enigszins uitvoerig zijn, omdat ik cijfermatig gesproken toch een wat genuanceerd beeld wil schetsen.
De aangehaalde cijfers van de Nationale Bank zijn immers niet zo eenduidig. Uit cijfers van de Nationale Bank blijkt dat in 2007 inderdaad nog voor meer dan 4 miljard dollar aan Amerikaans kapitaal naar België stroomde. 2007 was echter een topjaar voor investeringen wereldwijd. De cijfers voor 2009 zijn nog onvolledig. Vergeleken met 2007 lijkt de kapitaalstroom in 2009 inderdaad veel negatiever – we spreken van een uitstroom van kapitaal –, maar er wordt slechts met een deel van de cijfers gewerkt. Voor de stroom van maatschappelijk kapitaal zijn de cijfers van de laatste drie kwartalen van 2009 nog onbekend.
Bovendien zijn er ook veel fluctuaties tussen landen en jaren. De evolutie bij Britse investeringen lijkt volgens de cijfers van de Nationale Bank nog veel slechter dan bij de Amerikaanse, terwijl bijvoorbeeld de cijfers voor Duitsland in 2009 dan weer beter lijken. Voor Japanse en Franse investeringen was 2008 dan weer veel beter dan 2007. Wanneer wij alle buitenlandse investeringen samentellen, is er zeker een aanzienlijke daling sinds 2007, maar dat is een wereldwijd fenomeen. Belangrijk te noteren, is dat, zoals in de pers wordt aangegeven, bij de data van de Nationale Bank geen rekening wordt gehouden met geherinvesteerde winsten. In 2007 en 2008 bedroegen die minstens de helft van de totale kapitaalinstroom. Het mag dan wel niet om nieuwe investeringen gaan, het blijven investeringen en het druist in tegen het beeld dat Amerikaanse bedrijven massaal zouden wegtrekken.
De Amerikaanse cijfers van het Department of Commerce nuanceren het beeld nog meer.
Voorlopige cijfers voor 2009 tonen aan dat de kapitaalinstroom in België op ongeveer hetzelfde niveau zou liggen als in 2008, namelijk 4 miljard dollar, terwijl er in al onze buurlanden een daling optrad. In de meeste Europese landen was 2007 een topjaar voor Amerikaanse investeringen. De kapitaalinstroom in 2008 in België was lager dan in 2007, zoals elders, maar dan weer iets hoger dan in 2006 en, dat is misschien ook belangrijk om aan te halen, nog altijd vier keer hoger dan in Denemarken, en hoger dan Noorwegen, Oostenrijk, Spanje of Italië. Het lag niet veel lager dan de instroom in Duitsland en Frankrijk. Tegen Nederland en Luxemburg moeten wij het om fiscale redenen afleggen.
De totale boekwaarde van de Amerikaanse investeringen wereldwijd bedroeg in 2008 iets meer dan het dubbele van die in 2000. In België was de waarde bijna verviervoudigd, van 18 naar 65 miljard dollar. Die evolutie was zeker niet slechter dan die in de buurlanden. Voor Amerikaanse ondernemingen kan het Belgische investeringsklimaat natuurlijk nog verbeteren. Wij moeten streven naar een zakelijk debat. Een te negatieve benadering is daar niet bevorderlijk voor.
Ik hield enkele weken geleden aan onze ambassadeurs in Azië voor dat alle Belgische diplomatieke posten zich in het kader van de economische diplomatie actief inzetten voor de promotie van ons land als ideale investeringsbestemming in Europa. Zoals u weet, is het investeringsbeleid in België een gemengde materie. In de verbindingscel Internationale Investeringen, waarin afgevaardigden van zowel federale als gewestelijke entiteiten zitting hebben, zullen de cijfers en tendensen worden geanalyseerd en kan samen een actieprogramma worden afgesproken om nog meer investeringen uit het buitenland aan te trekken.
20.03 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor het punctueel antwoord. Wij moeten inderdaad oppassen met de interpretatie van cijfers en die zeker niet uit hun context rukken. Los van de economische maatregelen vinden wij dat goede betrekkingen met het buitenland meer dan noodzakelijk zijn, zeker in een open en exportgerichte economie zoals die van België. Goede relaties met de Verenigde Staten zijn meer dan noodzakelijk. We moeten die analyse blijven maken, zodanig dat wij ook kunnen kijken waarom bepaalde investeringen zijn teruggevallen of wat de hoogte is van bepaalde investeringen. Dat is een volgende onderwerp.
Het incident is gesloten.
21 Question de M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'acte de décès de Muriel Degauque" (n° 21438)
21 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de overlijdensakte voor Muriel Degauque" (nr. 21438)
21.01 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, cette question peut sembler soulever un cas particulier. Ce n'est évidemment pas le cas car elle touche à une affaire terroriste, Muriel Degauque étant, si je ne m'abuse, la première Européenne à se faire exploser de la sorte en Irak. Celle-ci a trouvé la mort après l'attentat suicide perpétré le 9 novembre 2005 dans la région de Bagdad, au passage d'un convoi américain.
Trois ans et demi après sa mort, les parents de cette dernière, qui sont des victimes, n'ont toujours pas reçu l'acte officiel de son décès et ne connaissent pas l'endroit exact où est enterrée leur fille. Ce n'est pas sans compter sur les multiples appels et procédures judiciaires de ceux-ci. En effet, sans ce document officiel, la famille Degauque ne peut pas effectuer toute une série de démarches, en ce compris ce qui a trait à la procédure de succession.
Dans la presse de ce 10 avril 2010, nous avons pris connaissance des démarches de votre département auprès des autorités irakiennes en vue d'obtenir ce certificat, démarches restées vaines jusqu'à présent, alors que des analyses ADN prélevées sur la jeune femme par le FBI et transmises à la justice belge attestent à 99,75 % que le corps est celui de Muriel Degauque. Monsieur le ministre, où en est la procédure? Que compte faire votre département ou qu'a-t-il fait en vue de l'obtention de ce document?
21.02 Steven Vanackere, ministre: Monsieur Ducarme, les services consulaires belges ne sont pas en mesure de rédiger un acte de décès pour Mme Degauque: aucun certificat médical n'a constaté le décès, et les autorités irakiennes et américaines ont refusé ou n'ont pas pu rédiger un tel acte. La seule voie possible pour la famille de Mme Degauque – comme mes services l'en ont informée à plusieurs reprises – est de s'adresser au parquet du tribunal de première instance où se trouve le dernier domicile de cette personne. Par voie de jugement, le tribunal pourrait constater le décès. La transcription du jugement servirait alors d'acte de décès.
21.03 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, il est évidemment dommage que nous nous trouvions dans l'obligation de passer par un jugement. Les membres de cette famille sont des victimes de l'acte de leur fille. Qui dit jugement dit publicité. Sans doute en ont-ils eu assez depuis plusieurs années.
Dès lors que le FBI a transmis à la justice belge un document qui atteste que ce corps est à 99,75 % celui de Muriel Degauque, il est regrettable qu'aucune autre procédure qu'un jugement ne puisse officialiser son décès.
21.04 Steven Vanackere, ministre: C'est un parlementaire, donc un législateur, qui me le dit! Mais c'est ce que prévoit la loi.
21.05 Denis Ducarme (MR): Il faudra peut-être la changer. Nous veillerons à déposer les textes et amendements qui pourraient prévoir des solutions plus rapides. Je vous remercie, monsieur le ministre.
L'incident est clos.
22 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de Turks-Armeense kwestie" (nr. 20739)
22 Question de M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la question turco-arménienne" (n° 20739)
22.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op het ogenblik dat ik die vraag indiende was het zo dat de Turkse regering naar aanleiding van de goedkeuring van resoluties in het Zweeds parlement en het Amerikaans Congres waarin het bestaan van de genocide op de Armeense bevolking door Turkije in 1915 wordt erkend, had gereageerd door te dreigen met het buitenzetten uit Turkije van 100 000 Armeniërs. Van gijzelaars gesproken, zou ik zeggen. Voor zover ik goed ingelicht ben, is men in Ankara teruggekomen op dat standpunt.
Kunt u mij dit bevestigen, want het heeft geen zin u te vragen wat het standpunt van de Belgische regering met betrekking tot deze dreiging is indien ze niet meer bestaat?
22.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, als reactie op de stemming in de Zweedse en Amerikaanse parlementen van resoluties over de Armeense genocide, “verklaarde een zichtbaar geïrriteerde en emotionele premier Erdogan op dinsdag 16 maart jongstleden in een interview aan de BBC dat Turkije over zou kunnen gaan tot de uitwijzing van de talrijke illegaal in Turkije verblijvende Armeense staatsburgers.” Die verklaring is wat ze is. Ze viseerde noch de Armeense minderheid in Turkije – dat gaat over 70 000 Turkse staatsburgers – noch de legaal in Turkije verblijvende Armeense staatsburgers. Hij sprak over de “talrijke illegaal in Turkije verblijvende Armeense staatsburgers”. Het is wel juist dat de verklaring heftige en verontwaardigde reacties heeft veroorzaakt, niet alleen in het buitenland, maar ook in Turkije zelf.
Ik ben geïnformeerd dat enkele dagen later premier Erdogan een ander interview heeft aangegrepen om terug te komen op zijn woorden en om te beklemtonen dat er “momenteel geen sprake van is om over te gaan tot welke uitwijzing ook.”
22.03 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.17 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.17 heures.