Verenigde commissies voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

Commissions réunies des Relations extérieures et de la Défense nationale

 

van

 

maandag 29 maart 2010

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

lundi 29 mars 2010

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.06 uur en voorgezeten door de heren Ludwig Vandenhove en Georges Dallemagne.

La séance est ouverte à 14.06 heures et présidée par MM. Ludwig Vandenhove et Georges Dallemagne.

 

01 De verlenging van de Belgische aanwezigheid in Afghanistan - Inleidende uiteenzetting door vertegenwoordigers van de regering en samengevoegde interpellaties en vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de verlenging van het Belgisch engagement in Afghanistan" (nr. 20764)

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de verlenging van het Belgisch engagement in Afghanistan" (nr. 20765)

- de heer Dirk Van der Maelen tot de minister van Landsverdediging over "de beslissing tot verlenging van onze militaire aanwezigheid in Afghanistan" (nr. 426)

- de heer Dirk Van der Maelen tot de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de verlenging van onze militaire aanwezigheid in Afghanistan" (nr. 427)

- de heer Dirk Van der Maelen tot de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de beslissing tot verlenging van onze militaire aanwezigheid in Afghanistan" (nr. 428)

- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "het verlengen van de Belgische deelname aan de ISAF-missie in Afghanistan" (nr. 20768)

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de beslissing van het kernkabinet wat betreft de Belgische aanwezigheid in Afghanistan" (nr. 20782)

- de heer Gerald Kindermans aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de beslissing van het kernkabinet wat betreft de Belgische aanwezigheid in Afghanistan" (nr. 20783)

- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de verlenging tot eind 2011 van de deelname aan de operaties in Afghanistan" (nr. 20784)

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de beslissing van het kernkabinet wat betreft de Belgische aanwezigheid in Afghanistan" (nr. 20792)

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de beslissing van het kernkabinet wat betreft de Belgische aanwezigheid in Afghanistan" (nr. 20793)

- de heer Bruno Stevenheydens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de verlenging tot eind 2011 van de deelname aan de operaties in Afghanistan" (nr. 20801)

- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de recente incidenten in het noorden van Afghanistan" (nr. 20802)

- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de verlenging tot eind 2011 van de deelname aan de operaties in Afghanistan" (nr. 20803)

- de heer Bruno Stevenheydens tot de minister van Landsverdediging over "de verlenging tot eind 2011 van de deelname aan de operaties in Afghanistan" (nr. 429)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "de verlenging van de missie in Afghanistan" (nr. 20818)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de verlenging van de missie in Afghanistan" (nr. 20819)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de verlenging van de missie in Afghanistan" (nr. 20820)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Landsverdediging over "de verlenging van het Belgisch engagement in Afghanistan" (nr. 20864)

- de heer Dirk Vijnck aan de minister van Landsverdediging over "de blijvende Belgische inzet in Afghanistan" (nr. 20885)

- de heer André Flahaut aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de beslissing van het kernkabinet over de verlenging van het Belgisch engagement in Afghanistan" (nr. 20914)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Landsverdediging over "een zwaar offensief in het noorden van Afghanistan" (nr. 20954)

- mevrouw Brigitte Wiaux aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het sturen van Belgisch politiepersoneel naar Afghanistan" (nr. 20956)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Landsverdediging over "het sturen van Belgische troepen naar Afghanistan" (nr. 21023)

01 La prolongation de la présence belge en Afghanistan - Exposé introductif des représentants du gouvernement et interpellations et questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "la prolongation de l'engagement belge en Afghanistan" (n° 20764)

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la prolongation de l'engagement belge en Afghanistan" (n° 20765)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "la décision de prolonger notre présence militaire en Afghanistan" (n° 426)

- M. Dirk Van der Maelen au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la prolongation de notre présence militaire en Afghanistan" (n° 427)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la décision de prolonger notre présence militaire en Afghanistan" (n° 428)

- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "la prolongation de la participation belge à la mission de l'ISAF en Afghanistan" (n° 20768)

- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "la décision du conseil des ministres restreint concernant la présence belge en Afghanistan" (n° 20782)

- M. Gerald Kindermans au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la décision du conseil des ministres restreint concernant la présence belge en Afghanistan" (n° 20783)

- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la prolongation jusque fin 2011 de la participation aux opérations en Afghanistan" (n° 20784)

- M. Gerald Kindermans à la ministre de l'Intérieur sur "la décision du conseil des ministres restreint concernant la présence belge en Afghanistan" (n° 20792)

- M. Gerald Kindermans au ministre de la Coopération au développement sur "la décision du conseil des ministres restreint concernant la présence belge en Afghanistan" (n° 20793)

- M. Bruno Stevenheydens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la prolongation jusque fin 2011 de la participation aux opérations en Afghanistan" (n° 20801)

- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "les incidents récents dans le nord de l'Afghanistan" (n° 20802)

- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la prolongation jusque fin 2011 de la participation aux opérations en Afghanistan" (n° 20803)

- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la prorogation jusqu'à la fin de 2011 de la participation belge aux opérations en Afghanistan" (n° 429)

- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "la prolongation de la mission en Afghanistan" (n° 20818)

- Mme Hilde Vautmans au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la prolongation de la mission en Afghanistan" (n° 20819)

- Mme Hilde Vautmans au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la prolongation de la mission en Afghanistan" (n° 20820)

- Mme Brigitte Wiaux au ministre de la Défense sur "la prolongation de l'engagement belge en Afghanistan" (n° 20864)

- M. Dirk Vijnck au ministre de la Défense sur "la prolongation de la présence belge en Afghanistan" (n° 20885)

- M. André Flahaut au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la décision du Kern sur la prolongation de l'engagement belge en Afghanistan" (n° 20914)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense sur "une offensive importante dans le nord de l'Afghanistan" (n° 20954)

- Mme Brigitte Wiaux à la ministre de l'Intérieur sur "l'envoi de policiers belges en Afghanistan" (n° 20956)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Défense sur "l'envoi de troupes belges en Afghanistan" (n° 21023)

 

Voorzitter Ludwig Vandenhove: Collega’s, ik open officieel deze gezamenlijke vergadering van de commissies voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, ook namens de heer Dallemagne die de voorzitter van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen, de heer Versnick, vervangt.

 

Welkom, mijnheer de eerste minister en heren ministers.

 

Collega’s, de bedoeling is dat er eerst een inleiding wordt gegeven door de eerste minister, aangevuld door de minister van Buitenlandse Zaken en/of de minister van Defensie. De minister van Binnenlandse Zaken heeft ons reeds vervoegd en de minister van Justitie zou omstreeks 16 uur aanwezig zijn. Mochten er eventueel vragen zijn in verband met Justitie, dan kunt u die tot dan opsparen.

 

Ik geef eerst het woord aan de regering. Ik heb begrepen dat de inleiding in globo ongeveer een halfuur zal beslaan. Daarna is het woord uiteraard aan u, collega’s.

 

Collega’s, zoals elke commissievoorzitter verzoek ik u om in uw betoog weliswaar alles te zeggen wat u wilt zeggen, maar zo beknopt mogelijk.

 

Ik geef thans het woord aan de eerste minister.

 

01.01 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, we zullen proberen zo beknopt mogelijk te zijn omdat ik begrepen heb, en dat is ook het volste recht van de commissie, dat de collega’s-parlementsleden hebben aangedrongen om zoveel mogelijk tijd te krijgen voor het eigenlijke debat over onze aanwezigheid in Afghanistan.

 

Er zijn tot op heden iets meer dan zeshonderd van onze militairen aanwezig in Afghanistan en op 19 maart werd beslist om onze aanwezigheid aldaar te bestendigen tot einde 2011. De eerste vraag die zich daarbij stelt, is natuurlijk waarom ons land zich engageert.

 

Ik geef daarvoor een viertal redenen. Op de eerste plaats is het duidelijk dat de aanwezigheid van de hele internationale gemeenschap in het algemeen, en van een loyale partner in dat geheel in het bijzonder, gewettigd wordt door de meerwaarde van een stabiliteit in dat land en in heel de regio. Die stabiliteit is van belang voor de internationale veiligheid. Het eerste objectief of de eerste reden waarom we daar zijn, is bij te dragen tot meer stabiliteit, het vermijden dat Afghanistan meer nog dan vandaag, opnieuw een soort safe haven zou zijn of worden voor terrorisme.

 

Un Afghanistan où des droits minimaux sont garantis, où règnent une forme de bonne gouvernance et un contrôle efficace sur les trafics de drogue sera donc un pays plus sûr pour l'extérieur qui ne reste pas un lieu safe haven pour les extrémistes et les terroristes. Pour rappel, 80 à 90 % des stupéfiants illégaux qui sont commercialisés dans notre pays et dans les alentours proviennent de cette région-là. C’est un aspect très important.

 

De eerste belangrijke reden om daar te zijn, is om samen met de internationale gemeenschap te werken aan stabiliteit, goed bestuur, orde en een rechtsstaat die functioneert en om te vermijden dat Afghanistan een oord zou blijven voor vrijbuiters die de internationale veiligheid in gevaar kunnen brengen.

 

Ten tweede willen wij op een solidaire manier bijdragen aan de uitvoering van een aantal resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Er zijn ondertussen 9 resoluties van de VN-Veiligheidsraad van toepassing op de vredesmacht ISAF. Dat is de internationaalrechtelijke onderbouw van onze aanwezigheid daar. Wij maken deel uit van de internationale stabilisatiemacht ISAF, die uitdrukkelijk gemandateerd is door de Veiligheidsraad. U zult gemerkt hebben, collega’s, dat onder die 43 landen alle NAVO-lidstaten aanwezig zijn. Ook daarom willen we op een loyale en correcte manier de solidariteit in een verdragsorganisatie gestand doen.

 

Ten derde is er de solidariteit van België met zijn bondgenoten, zowel in de Europese Unie als in NAVO-verband. Wij steunen de inspanningen van de Europese Unie om te komen tot een stabilisering van Afghanistan via de EUPOL Afghanistan-missie. Het doel van de EUPOL-missie is enerzijds bij te dragen tot een duurzame en effectieve civiele politiedienst en anderzijds het verzekeren van een aangepaste interactie met het bredere rule of lawsysteem onder Afghaans ownership, zoals afgesproken. De Belgische bijdrage aan de EUPOL-missie strookt volledig met onze visie om wat meer evenwicht tussen civiele en militaire inspanningen tot stand te brengen.

 

Naar aanleiding van de toelichting bij de beslissing, wil ik ook wijzen op de inhoudelijke evolutie in dat beslissingsproces.

 

D'une part, les efforts militaires demeurent nécessaires, mais, de l'autre, l'approche doit évoluer aussi. Plus précisément, il s'agit de passer d'une focalisation sur l'aspect sécuritaire à une approche civile et militaire destinée à créer des conditions de sécurité et à promouvoir la possibilité d'un développement durable et d'une "afghanisation" du pays.

 

Bij het debat over het evenwicht tussen het civiele en militaire aspect, wordt al te vaak uit het oog verloren dat het uiteraard onmogelijk is om op een duurzame manier en met kansen op resultaat civiele inspanningen te leveren, zonder dat de veiligheid gegarandeerd wordt van diegenen die die inspanningen moeten leveren of zonder dat de veiligheid van de resultaten die behaald worden, gegarandeerd wordt. Er is met andere woorden steeds, dus ook voor de civiele inspanningen, een belangrijke militaire aanwezigheid vereist.

 

De inspanning om Afghaanse troepen op te leiden, moet ondertussen uiteraard ook voortgezet worden. Als land onderschrijven wij die aanpak, die evolutie, die trouwens vorig jaar vastgelegd werd in het eindcommuniqué van de NAVO-top in Straatsburg en Kehl. Op de Londen-conferentie van 28 januari 2010, waar meer dan 70 landen aanwezig waren en waar collega Vanackere ook ons land heeft vertegenwoordigd, werden de krijtlijnen van die evolutie en aanpak duidelijk uiteen gezet.

 

België is uiteraard niet zomaar ingegaan op vragen. We zijn niet plat op de buik gegaan, zoals ik gehoord heb, voor vragen van Amerikanen. De Amerikaanse autoriteiten vroegen heel duidelijk om een grotere, bijkomende inzet van een betekenisvol aantal bijkomende militairen. Ik zeg dat heel krachtig, omdat op minstens twee of drie gelegenheden die vraag aan mij gesteld is geweest. Ik herinner me dat op Hertoginnedal, collega’s, ik denk daar nu aan omdat u toen ook naast mij zat collega, mevrouw Clinton heel uitdrukkelijk, met een getal erop geplakt, de vraag heeft gesteld. Wij hebben daar heel duidelijk gezegd dat België een eigen besluitvormingsproces zou volgen. Met betrekking tot dat besluitvormingsproces heeft trouwens ook de permanente vertegenwoordiger van de Verenigde Staten in ons land, een leerproces doorgemaakt. Wij gaan helemaal niet plat op de buik voor de Verenigde Staten.

 

We zijn trouwens niet ingegaan op een zeer duidelijke vraag om meer gevechtstroepen te leveren voor de VS. We hebben daar een eigen benadering gevolgd. België streeft naar een samenhang van haar inspanningen, die bestaan uit een mix van civiele en militaire inzet. Wat ons betreft beantwoordt een civiel en militair totaalpakket immers beter aan de noden van Afghanistan en de Afghaanse bevolking. Alles is daar uiteindelijk met elkaar verbonden. Ik denk daarbij aan de veiligheid, de wederopbouw, het indijken van de opiumteelt en de drugstrafiek, de opbouw van de maatschappij, de strijd tegen de corruptie, de bevordering van de mensenrechten en de strijd tegen het internationale terrorisme.

 

Monsieur le président, je tiens à m'attarder sur la décision du 19 mars.

 

Premièrement, nous avons décidé que la Belgique resterait présente jusqu’à la fin 2011 en Afghanistan, avec un nombre maximum de 626 militaires, hommes et femmes.

 

Deuxièmement, la Belgique agit en accord avec la ligne civilo-militaire de transition qui a été définie et à laquelle je viens de faire allusion. Je pense notamment aux discussions lors du sommet de l'OTAN à Strasbourg-Kehl, à la conférence de Londres, aux prises de position tant du président Obama que du secrétaire général de l’OTAN. Un plus grand accent sera mis sur la formation y compris de soldats afghans. La priorité du moment est l’afghanisation, the afghan ownership, qui a été mise en avant par la communauté internationale.

 

Ten derde, België zal de voor 2010 voorziene deelname aan de EUPOL-missie realiseren en tot einde 2011 handhaven.

 

Ten vierde, na een verdere verhoging met 2,5 miljoen euro nog dit jaar voor Ontwikkelingssamenwerking, voorziet België voor 2011 in een minimale enveloppe van 13 miljoen. Buitenlandse Zaken levert daar een bijdrage via een verhoging van de enveloppe “middelen vredesopbouw”, waarbij wordt ingezet op het versterken van het goed beheer.

 

Ten vijfde, België zal ook op initiatief van Buitenlandse Zaken zijn diplomatieke aanwezigheid in Kabul uitbreiden door de omvorming van het bureau tot een ambassade en de benoeming van een speciale gezant voor Afghanistan, die tot einde 2011 wordt verlengd.

 

Ik zou tot slot willen benadrukken dat deze beslissing goed is voorbereid de weken en maanden voor 19 maart 2010. Wij zijn niet over één nacht ijs gegaan. Er zijn diplomatieke contacten geweest om uitleg te geven. Intern is overlegd, ook bij Defensie, over de verschuivingen die plaatsvinden en waarover collega De Crem het straks nog zal hebben. Ook binnen de regering hebben wij zeer goed overlegd, in het bewustzijn dat wij, ten eerste, vandaag een belangrijke bijdrage leveren en in de toekomst wensen te leveren aan stabilisatie van de situatie in Afghanistan om zo de transitie naar een meer geafghaniseerde toestand mogelijk te maken en, ten tweede, dat het hier gaat over de inzet van mensen, van mannen en vrouwen. Het verschil met politici is dat zij er niet alleen over spreken, maar in Afghanistan zelf door hun aanwezigheid en hun handelen een bijdrage proberen te leveren aan de opbouw en het behoud van de vrede.

 

Wanneer men dergelijke beslissingen neemt, mijnheer de voorzitter, is het evident dat men daar twee, drie, vier keer over nadenkt en probeert alle elementen uit het dossier op een rijtje te zetten. Dat is wat wij op een zeer collegiale manier binnen de regering hebben gedaan en waarvoor wij ons uiteraard tegenover de volksvertegenwoordiging wensen te verantwoorden, zoals dat ook in ons grondwettelijk bestel is voorzien.

 

01.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, met het oog op de complementariteit van wat hier wordt meegedeeld, zal ik mij tot drie punten beperken.

 

Ik schets nog eens de internationale context in de aanloop naar deze beslissing. Ik wil ook nog even stilstaan bij een aantal afspraken van de komende maanden. Tot slot wil ik heel bondig, zoals mijn andere collega’s dat ook zullen doen, een toelichting geven bij het onderdeel van de beslissing van het kernkabinet met betrekking tot mijn eigen bevoegdheden.

 

Het is duidelijk dat de beslissing van het kernkabinet niet op zichzelf staat, zoals daarnet ook al werd gezegd. Het is ingebed in een brede internationale strategie, waarover binnen de internationale gemeenschap een heel brede consensus bestaat.

 

Ik geloof dat wij daarover in het Parlement al van gedachten hebben gewisseld. Op 24 februari hebben wij na afloop van de conferentie van Londen een duidelijke toelichting gegeven bij wat daar gezegd is en bij de rol die België in de internationale conferentie van Londen heeft gespeeld. In dat parlementaire debat was er de kans om goed kennis te nemen van verschillende gevoeligheden. Dat heeft ons in belangrijke mate inspiratie gegeven voor de beslissing die we hebben genomen.

 

Voor het debat van vanmiddag is het belangrijk om de hoofdlijnen van de conferentie van Londen nog eens te herhalen, gezien de logica van de beslissing van 19 maart daardoor in grote mate is bepaald.

 

Centraal in de uitkomst van de conferentie van Londen staat de geleidelijke overdracht van verantwoordelijkheid aan de Afghaanse autoriteiten, zowel op het vlak van de veiligheid als op het vlak van het bestuur. Dat is het zogenaamde afghaniseringsproces. Hiervoor opteert de internationale gemeenschap voor de zogenaamde civiel-militaire aanpak, waarbij in eerste instantie naar een transitie van de veiligheidstaken wordt gestreefd.

 

Hier maak ik een uitzondering op de regel dat ik niet wil herhalen wat de eerste minister al heeft gezegd. Ik herhaal dit omdat het cruciaal is. Elke redenering die erin bestaat te denken dat men een civiele opbouw kan realiseren in een land dat niet eerst de voorwaarden met betrekking tot de veiligheid heeft kunnen verzekeren, is natuurlijk heilloos.

 

Ik weet dat wij straks in het debat de militaire en civiele inspanningen opnieuw naast elkaar zullen leggen, maar men moet goed beseffen dat de inspanningen die op het militaire vlak gebeuren een context moeten creëren waarbinnen men op het vlak van de civiele opbouw nuttig werk kan verlenen. Men kan hier de vergelijking met een ziekenhuis maken. Een ziekenhuis bevat bijzonder veel bakstenen, waarmee nog niemand gezond is geworden, maar zonder de bakstenen van het ziekenhuis kan de dokter niet aan de slag. We moeten de inzichten ter zake voldoende evenwichtig bekijken.

 

Wat de transitie van veiligheidstaken voor de Afghaanse overheid betreft, ziet de internationale gemeenschap binnen deze aanpak een cruciale rol voor zichzelf weggelegd, door training en vorming van het Afghaanse leger en de Afghaanse politie. Tegelijkertijd, samen met dat ene element van de Londen-conferentie, heeft Londen ook opgeleverd dat de Afghaanse autoriteiten relatief belangrijke engagementen binnen deze transitiestrategie hebben genomen, in het bijzonder inzake het goed beheer en de strijd tegen de corruptie. Ook hier wens ik stil te staan bij de evidentie dat het niet volstaat om engagementen te nemen en dat het belangrijk is dat die ook op het terrein gerealiseerd worden.

 

Wij hebben er in vorige parlementaire debatten al voldoende kunnen op hameren dat de Belgische diplomatie in al haar contacten erop aangedrongen heeft, bij de internationale gemeenschap, bij de minister van Buitenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk, die het initiatief voor de Londen-conferentie genomen heeft, en bij de collega’s van de Verenigde Staten, dat men een voldoende engagement moest laten combineren met voldoende benchmarks en een voldoende zekerheid, dat er resultaten op het terrein zichtbaar moeten zijn en dat daarop ook controle moet komen.

 

U mag dat voor mij gerust als een bijzondere speling van het toeval beschouwen, maar gisteren heb ik dezelfde boodschap ook nog gegeven aan Phil Gordon, de man die voor de Verenigde Staten instaat voor het Euraziatische deel van het buitenlands beleid, en aan mevrouw Clinton, langs de telefoon. Ook het zogenaamde verrassingsbezoek van president Obama, dat u voor mijn part ook gerust een enorme speling van het toeval mag noemen, moet duidelijk gezien worden in het licht van de boodschap aan de heer Karzai dat er deliverables moeten komen. In het verleden heeft men kansen laten liggen om de eigen verantwoordelijkheid te nemen. Vanuit de internationale gemeenschap kan men niet verdragen dat dit niet in een sterker tempo wordt aangepakt.

 

Samengevat, de beslissing van 19 maart past binnen een transitiestrategie. In die context is het misschien ook goed om even te verwijzen naar de recente verlenging tot 19 maart, dezelfde dag toevallig, met een jaar, van het mandaat van de VN-missie in Afghanistan, UNAMA. Ik wil toch even benadrukken dat dit een door de Veiligheidsraad van de VN unaniem genomen resolutie is, waarin de Veiligheidsraad de conclusies van de Londenconferentie ook verwelkomt.

 

Als u het goedvindt, wil ik nog even kort stilstaan bij een paar belangrijke afspraken voor de komende maanden. Begin mei wordt in Kabul de zogenaamde Peace Jirga georganiseerd door de Afghaanse president Karzai. Dat zal een belangrijk moment in zijn politieke reconciliatie-inspanningen vormen. Eind mei wordt in Kabul een internationale opvolgingsconferentie gepland. Het is de bedoeling dat de Afghaanse autoriteiten daar de eerste resultaten van de implementatie en de uitvoering van hun engagementen in Londen zouden voorleggen.

 

J'en viens finalement à la troisième question à laquelle je souhaitais répondre dans mon introduction. Pour ce qui est de la contribution spécifique de mon département dans la décision du kern, je tiens à souligner les aspects suivants. Dans l'enveloppe d'aide civile de 13 millions d'euros prévue pour 2011, j'ai décidé d'augmenter les moyens pour la consolidation de la paix de 2,5 millions d'euros à 3,5 millions d'euros, ce qui revient à une augmentation d'un million d'euros. Mon intention est de mettre l'accent sur la bonne gouvernance au travers de programmes et de projets d'organisations internationales et d'ONG. Dans ce contexte, je vous signale qu'à l'heure actuelle notre pays n'a pas l'intention de contribuer au fonds de réconciliation.

 

Het is in deze fase niet de intentie van de regering om bij te dragen aan het trust fund waarvan hier in het Parlement al eerder sprake is geweest. Er komt echter 1 miljoen bij voor vredesopbouw.

 

En deuxième lieu, le mandat du représentant spécial pour l'Afghanistan/Pakistan sera prolongé jusqu'à fin 2011. Le représentant spécial se rendra à Madrid à la mi-mai et à Rome en juillet pour participer aux réunions des représentants spéciaux AfPak.

 

En troisième lieu, j'ai décidé de renforcer la présence diplomatique de notre pays au début de 2011. L'actuel bureau diplomatique sera transformé en une ambassade sous la direction d'un ambassadeur entouré d'un collaborateur diplomatique et de personnel engagé sur place. Les mesures de sécurité seront, bien entendu, établies en fonction de ce nouveau dispositif.

 

Tot zover de toelichting die ik graag in de inleiding wilde geven.

 

01.03 Minister Pieter De Crem: Heren voorzitters, collega’s, ik sluit mij aan bij de toelichtingen die de minister van Buitenlandse Zaken en de eerste minister hebben gegeven.

 

Ik zal een korte toelichting geven met betrekking tot de beslissing die de regering heeft genomen rond de verdere bijdrage van het departement van Landsverdediging tot de internationale aanwezigheid in Afghanistan want er zijn nog een aantal collega’s die nadien vragen hebben ingediend. Wij zullen de gelegenheid hebben om dan van gedachten te wisselen.

 

Ik breng kort nog eventjes in herinnering waar België thans aanwezig is in Afghanistan. Wij hebben onze inspanning sinds iets meer dan twee jaar verdubbeld met een aangehouden aanwezigheid in Kabul, een aanwezigheid in het Regional Command North in Kunduz, een Provincial Reconstruction Team waarvoor de beslissing is genomen door de regering-Verhofstadt II en twee OMLT’s — Operational Mentoring and Liaison Teams — die onder de koepel op het niveau van brigade met onze Duitse collega’s de inzet voor vorming en opleiding doen. Ten slotte is er ook de aanwezigheid van ons F-16 smaldeel, eerst vier en nadien in de Regional Command South in de provincie Kandahar, meer in het bijzonder in Kandahar-stad.

 

De regering heeft onze militaire aanwezigheid vorig jaar verlengd tot eind 2010 en nu tot eind 2011. Dit betekent dat België zeker aanwezig is tot 31 december 2011.

 

Monsieur le président, chers collègues, le cabinet restreint puis le gouvernement ont décidé de prolonger la présence de nos militaires en Afghanistan jusqu'à la fin de l'année 2011, et ceci en respectant le nombre de participants qui était déjà plafonné à 626 militaires. Cette décision est d'abord basée sur les conclusions de la Conférence de Londres de la fin du mois de janvier dernier et répond aussi à la demande exprimée dans la lettre du secrétaire général de l'OTAN.

 

Comme l'effort principal de la FIAS porte sur l'instruction et l'entraînement de la police et de l'armée afghanes, il a été précisément demandé à la Belgique de fournir une contribution supplémentaire en déployant 22 instructeurs. C'est donc un apport considérable à une participation militaire qui est déjà décrite comme très importante.

 

Concreet gaat het over de volgende functies.

 

In de eerste plaats zullen er tien onderrichters worden ingezet in de logistieke school van het Afghaans leger, die in Kabul is gevestigd. Die instructeurs zullen volgens het principe van “train the trainer” de Afghaanse onderrichters opleiden en bijstaan met technische en administratieve expertise. Ze zullen hoofdzakelijk werkzaam zijn in het domein van de basis rij-instructie voor wielvoertuigen. Daarnaast zullen tien andere instructeurs van de genietroepen worden ingezet om een opleidings- en trainingsteam in het domein van de constructie te vormen. Het gaat om zowel de horizontale constructie, de wegenbouw, als de verticale constructie die we ook wel infrastructuurbouw noemen.

 

Het team zal worden tewerkgesteld in de genieschool van het Afghaans leger te Mazar-e Sharif. Het zal ook Afghaanse genie-eenheden begeleiden op werven buiten de genieschool. Vervolgens zullen twee instructeurs deel uitmaken van het intellectual and development team, dat gehuisvest is in Kabul. Dat team ontwikkelt de doctrines en de procedures die toegepast worden in de genieschool van Mazar-e Sharif.

 

Enfin, monsieur le président, chers collègues, six fonctions supplémentaires ont été prévues afin d'assurer les appuis nécessaires au personnel déployé, que ce soit pour des problèmes de transport, de logistique, de transmission ou de protection.

 

L'ensemble des demandes exprimées par l'OTAN est analysé au sein de notre état-major de la Défense. Tous les contacts nécessaires ont été pris avec nos partenaires allemands avec qui nous partageons ces missions et ce, afin d'obtenir des descriptions précises de ces fonctions. Ces instructeurs et les personnels d'appui seront déployés au cours du second semestre 2010.

 

Voorzitter, collega’s, om af te sluiten, het is heel duidelijk dat we ons met deze beslissing volledig inschrijven in de logica van de beslissing die eind januari-begin februari 2008 genomen is, toen we ervan overtuigd waren dat een civiel-militaire benadering van Afghanistan het land vooruit ging helpen binnen het internationaal mandaat dat door de UNO was uitgevaardigd.

 

We hebben daarmee in deze omstandigheden natuurlijk ook het beleid van de Obama-administratie en de benadering van president Obama, minister van Buitenlandse Zaken Clinton en minister van Defensie Gates gesteund, ervan uitgaande – zoals de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken benadrukten – dat wij onmogelijk de veiligheid kunnen garanderen voor de opbouw van een civiele maatschappij zonder militair aanwezig en versterkt aanwezig te zijn. Tot daar mijn toelichting.

 

01.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik zal ook heel kort zijn en niet alles herhalen wat ik in een voorgaande commissie heb gezegd.

 

Op 4 december heeft de kern beslist om ook in het raam van de civiel-militaire opdracht op mijn voorstel een aantal politieagenten te sturen ter ondersteuning en opbouw van de civil society in Afghanistan. Ik heb mij toen geëngageerd om drie politiemensen effectief te sturen. Ik kan de leden van de commissie bevestigen dat de drie politiemensen zich ingeschreven hebben in de Europese politiemissie in Afghanistan, EUPOL-Afghanistan. Zij hebben op dit ogenblik al deelgenomen aan een algemene basistraining. Op dit ogenblik volgen zij een militaire training. Daarna zullen zij concreet ontplooid worden op het terrein in het noorden van Afghanistan of in Kabul. Deze politie-experts zullen de Afghaanse politie bijstaan in hun hervorming door training en vorming te geven. Deze missie past volledig in het raam van mentoring en advising.

 

De manière plus concrète, ces policiers experts sélectionnés par l'Union européenne pourront être engagés pour les missions suivantes:

- fournir un appui au développement du département Affaires intérieures et à celui de la stratégie policière;

- contribuer au développement du corps de police moderne, doté d'une structure de commandement, de contrôle et de communication adaptée, qui devra porter une attention particulière à la lutte contre la corruption et au respect des droits humains fondamentaux;

- fournir un appui au développement de la capacité de recherche.

 

Mijnheer voorzitter, hiermee wil ik zeggen dat wij ons geëngageerd hadden om 3 politiemensen te sturen, dat wij op planning zitten en dat deze politiemensen met de EUPOL missie Afghanistan binnenkort ook vertrekken.

 

01.05 Minister Charles Michel: Mijnheer de voorzitter, ik zal ook heel kort reageren, zonder te herhalen wat reeds gezegd is.

 

Sur le plan civil, je tiens à apporter quelques éléments d'information pour compléter ce qui a été dit. L'approche est à la fois militaire et civile. Il est intéressant de regarder l'évolution des moyens qui ont été mobilisés sur le plan civil par la Belgique. Quelques rétroactes me semblent intéressants à cet égard. Entre 2002 et 2008, la moyenne des engagements civils de la Belgique en Afghanistan s'est élevée à 6 millions d'euros par an, conformément aux engagements pris par le gouvernement belge lors de la Conférence de Tokyo et également en 2006, lors de la Conférence de Londres.

 

En 2009, à la suite de la décision du Conseil des ministres d'avril, cette contribution a été portée à 12 millions d'euros dont 7,5 millions étaient à charge de la Coopération au développement. Pour 2010, sur la base de la décision du Conseil des ministres d'avril 2009 et, ensuite, du kern qui s'est réuni le 19 mars dernier, la contribution civile belge s'élève à 14,5 millions d'euros dont 12 millions d'euros, soit 86 %, sont à charge de la Coopération au développement. Cela représente, par conséquent, une hausse de 240 % par rapport aux moyens civils consacrés à l'Afghanistan sous la précédente législature.

 

Pour ce qui concerne 2011, la décision du gouvernement est de consacrer au minimum 13 millions d'euros aux efforts civils en Afghanistan. Ce montant pourra augmenter en fonction du budget de la Coopération au développement en 2011.

 

Ik geef nog enkele voorbeelden van onze inspanningen in Afghanistan in 2009. Er werd 2 miljoen euro aan UNICEF gegeven voor projecten in de onderwijssector. Er ging ook 2 miljoen euro naar een project van de Wereldbank, meer bepaald het Afghanistan Reconstruction Trust Fund. Voor de PAN-voedselhulp werd 2 miljoen euro voorzien en er werd 1 miljoen euro geschonken voor de verkiezingen in Afghanistan. Tot slot werd er aan de Aga Khan Foundation in de landbouwsector bijna 1 miljoen euro geschonken.

 

En ce qui concerne les prochains mois de 2010, nous serons confrontés à quelques défis sur le plan civil: d’une part, une situation humanitaire qui demeure extrêmement préoccupante avec des populations très vulnérables, ce qui renforce les besoins en terme d’aide humanitaire immédiate urgente; d'autre part, une préoccupation visant à soutenir les efforts de développement sur le moyen et le long terme. Il ne faut pas se contenter de quelques initiatives rapides en termes de visibilité mais qui ne seraient pas suivies d’effets durables.

 

Troisième point sur lequel j’avais eu l’occasion d’insister lors de la précédente réunion d’une commission composée de la même manière, c’est l’extrême importance de renforcer les efforts d’efficacité et de coordination de l’aide de manière opérationnelle sur le terrain. Si je prends les chiffres de l’OCDE, on observe que les moyens civils envers l’Afghanistan sont proportionnellement importants par rapport à d’autres pays mais il subsiste des déficits importants en ce qui concerne la coordination et l’efficacité de l’aide.

 

Je donnerai quelques exemples: l’Afghanistan reçoit en moyenne 140 USD d’aide publique au développement par habitant et par an, alors que des pays tels que la RDC reçoivent 19,50 USD; la Bolivie 50 USD ou encore le Mali 82 USD. Par ailleurs, il est important d’avoir cela à l’esprit, plus de 60 bailleurs sont présents en Afghanistan. Cela complique indiscutablement la tâche des autorités afghanes lorsqu’il s’agit de synchroniser l’aide de dizaines de gouvernements, sans compter les dizaines voire les centaines d’organisations internationales présentes sur le terrain.

 

Quatrième défi important déjà évoqué, il s’agit de la bonne gouvernance et de la lutte contre la corruption. Des discours intéressants et importants ont été exprimés directement après les élections qui ont eu lieu en Afghanistan.

 

Force est de constater que la communauté internationale et certainement la Belgique attendent des concrétisations fortes sur le plan de progrès à réaliser concernant la lutte contre la corruption et contre la culture de la drogue, cette dernière générant aussi l’insécurité et un certain nombre de difficultés.

 

Een laatste punt betreft onze belangen voor een regionale aanpak in Afghanistan. Aan Pakistan wil ik meer civiele steun geven. Een regionale aanpak wordt belangrijker in het toezicht en de aanpak van de internationale gemeenschap. Het is mijn overtuiging dat wij daaraan zeer veel aandacht moeten besteden.

 

Pour l'année 2010, un certain nombre de décisions déjà opérationnelles ont été prises sur le plan civil. Sur les montants annoncés, 3 millions d'euros sont déjà mobilisés par le biais d'organisations telles que la FAO, l'Unicef et le CICR.

 

Nous avons l'intention de continuer à travailler avec la Banque mondiale et la Fondation Aga Khan ainsi qu'avec la coopération allemande dans le souci de renforcer la coordination de l'aide au développement. Au vu de ce que je viens de dire, vous aurez compris la logique. Par ailleurs, nous avons l'intention de continuer à réserver des moyens pour ce qui concerne les projets de lutte contre la corruption et de lutte contre le trafic de drogue. On mesure bien combien ces problèmes sont difficiles à appréhender, compte tenu de l'ensemble des contraintes sur le terrain. Soutenir les efforts qui visent à s'en prendre à la culture et au trafic de drogue peut participer à une solution durable, même si l'enjeu est extrêmement compliqué.

 

Voici, monsieur le président, chers collègues, les quelques éléments d'information que je souhaitais communiquer à ce stade sur ce dossier.

 

Voorzitter Ludwig Vandenhove: Bedankt voor die inleiding.

Ik denk dat de ministers zich goed gehouden hebben aan de afspraak van de spreektijd van een halfuur. Ik hoop dat de collega’s Parlementsleden dat nu ook trachten te doen.

 

Met goedkeuring van de commissie, stel ik voor om de volgorde te volgen van de vragen en interpellaties zoals ze zijn binnengekomen. De collega’s die diverse vragen ingediend hebben, wil ik verzoeken om hun vragen te bundelen, zodat we die volgorde kunnen aanhouden.

 

Ik heb nog een mededeling te doen die de eerste minister mij zonet persoonlijk is komen meedelen. Er is een schrijven geweest, vorige week dinsdag al, waarmee de voorzitter van de Kamer, de heer Dewael, zijn akkoord gegeven heeft om het antwoord op de interpellatie nr. 427 van de heer Van der Maelen en op de vragen 20819 en 20914 van respectievelijk mevrouw Vautmans en de heer Flahaut, die gericht waren aan de eerste minister, te laten verstrekken door de minister van Buitenlandse Zaken.

 

Tot slot wil ik vragen of er vragen gericht zijn aan de minister van Binnenlandse Zaken, want zij heeft vandaag nog andere verplichtingen. Volgens mijn lijst zijn er echter geen vragen voor de minister van Binnenlandse Zaken. Laten wij haar gaan?

 

01.06  Dirk Van der Maelen (sp.a): (…)

 

Voorzitter Ludwig Vandenhove: U hebt een vraag aan de minister van Binnenlandse Zaken? Dan moet de minister van Binnenlandse Zaken blijven.

 

Gaan de commissie en de ministers ermee akkoord dat de vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken eerst aan bod komen, vooraleer we de andere volgorde volgen? (Instemming)

 

Mijnheer Van der Maelen, u krijgt het woord voor uw tête-à-tête met mevrouw Turtelboom.

 

01.07  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, is uw departement zich bewust van de zeer moeilijke taak die daar op drie agenten rust. Samen met andere Europese agenten moeten zij proberen om van de Afghaanse politie “iets” te maken.

 

Toeval wil dat dit weekend in The Independant on Sunday documenten zijn uitgelekt van het Foreign Office over de inspanningen die de Britten al hebben geleverd om daar een politiemacht op de been te brengen die in staat moet zijn om enige orde te brengen.

 

Ik haal drie puntjes aan. In die gelekte rapporten staat dat die Afghaanse nationale politie gekenmerkt wordt door een wijdverspreide corruptie, drugsmisbruik en – we kennen dit uit Congo – het bestaan van spookagenten. Deze laatsten staan op de paylist maar zij zijn er niet. Volgens dat rapport gaat het over 25 %. Mevrouw de minister, in datzelfde rapport staat ook dat in de provincie Helmand, waar de Britten zeer actief zijn, 60 % van de rekruten nooit de opleiding afmaken en worden verwijderd omwille van wangedrag.

 

Dit is de taak die u te wachten staat. Het allerbelangrijkste in dat rapport is het zinnetje dat zegt dat volgens het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken de opleiding van een enigszins betrouwbare politiemacht een werk van jaren is. Mijn vraag is dan ook voor hoeveel jaren wij politieagenten naar daar zullen sturen.

 

Wat betreft de afghanisering zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is: wij menen dit echt. Dit betekent dan wel dat wij daar jaren zullen zitten.

 

Ofwel is dit alleen een cover up om het gezicht te redden. We gaan daar een of twee jaar een beetje opleiding geven en dan zijn we weg. Als men het echt meent, dan wil ik van de vier ministers die hier zitten – maar in de eerste plaats van u – horen of dit een engagement is dat we echt menen. Gaan we daar dus jaren blijven of spelen we mee in een mogelijke gezichtsreddende operatie van sommigen die dan binnen anderhalf jaar gaan zeggen dat we ons deel gedaan hebben en weg kunnen omdat het leger en de politie klaar staan? Dat is mijn vraag.

 

De voorzitter: Als er nog leden zijn die willen inpikken op wat de minister van Binnenlandse Zaken heeft gezegd, dan ronden we dat hoofdstuk natuurlijk af. We zijn hier aan het afwijken van de volgorde.

 

01.08  Gerald Kindermans (CD&V): Mevrouw de minister, ik ga een paar korte vragen stellen. U hebt gezegd dat er op dit ogenblik drie inspecteurs zijn aangeduid. U zult het met ons eens zijn dat dit aantal geen geweldige indruk maakt. Als u nog een keer naar de commissie moet komen bent u hier bij wijze van spreken een keer per politieman geweest. Is het de bedoeling dat dit in het komende jaar of in de komende twee jaar nog wordt opgedreven? Gaan er nog meer mensen komen? Anderzijds stellen we vast dat de EUPOL-missie waarnaar u hebt verwezen en waarmee onze politiemensen gaan samenwerken of waaraan ze zullen deelnemen oorspronkelijk 400 manschappen zou tellen. Op dit ogenblik lijkt het zo te zijn dat die missie nog altijd onderbemand is. Internationaal zou men dat aantal niet halen. Ik heb ook begrepen dat de opdracht die men daar gaat vervullen zich eigenlijk afspeelt in militaire kampen. Men gaat niet buiten Kabul opereren. Men blijft in de basissen waar die opleiding gebeurt. Meent u dat dit een probleem zou kunnen vormen voor de geloofwaardigheid van de opbouw van een civiele samenleving? Kan men dit met andere woorden vanuit die kampen doen? Ten slotte, de politietrainers uit vooral Denemarken, Roemenië en Estland zouden daar volgens informatie erg goed functioneren. Heeft ons land daar een samenwerking mee? Treedt men gezamenlijk op? Ik heb ook nog een vraag over de reactie van de politievakbonden. Zijn zij eigenlijk mee in dit verhaal?

 

01.09 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik geef een korte reactie. Wij maken met onze 3 agenten, die wij sturen, deel uit van een EUPOL-missie. Ik denk dat het geen zin heeft om agenten alleen te sturen, alleen 3 agenten, het is een missie die op dit ogenblik meer dan 200 agenten naar Afghanistan zal sturen en die, om op de vraag van collega Kindermans te antwoorden, uiteraard aan vorming en training doen. Uiteraard is dan de plaats waar zij opereren, minder van belang. Voor ons is dat van belang omdat ik wil dat ze natuurlijk in een zo maximaal veilige omgeving opereren. Vandaar dat wij ervoor geopteerd hebben, om hen te laten opereren in de buurt en hen ook een militaire opleiding te geven, zodanig dat hun veiligheid maximaal gegarandeerd is. Zij opereren voor opleiding, vorming en mentoring. Zij maken deel uit van een EUPOL-missie. Wij waren trouwens een van de weinige Europese landen die geen politieagenten stuurden. Uiteraard is het steeds op een vrijwillige basis. Wij hebben op de kern beslist om er 3 te sturen. Wij hebben inderdaad 3 mensen gevonden die op vrijwillige basis gaan en die ook geslaagd zijn in het assessment van Europa. Vraag is of de vakbonden mee zijn in dit verhaal. Voor de interne politiecapaciteit heeft dit geen effect omdat de kosten gecompenseerd worden door Buitenlandse Zaken en het betekent ook inzake de binnenlandse veiligheid een neutrale operatie.

 

Uiteraard zal het een moeilijke job zijn in Afghanistan, maar dat geldt ook voor de andere mensen. Ik denk dat wij met deze stap de eerste keer onze verantwoordelijkheid ook op het civiele vlak opnemen in Afghanistan. Zij vertrekken voor 6 maanden, die zijn hernieuwbaar. Omdat het om de eerste stap gaat, zullen wij dat achteraf ook evalueren en kan ik u nu ook niet zeggen hoe lang wij deelnemen aan zulke missies. Dat zal ook afhangen van de Europese context, waarin ik mij met dit verhaal inschrijf.

 

Voorzitter Ludwig Vandenhove: Wenst u nog iets te zeggen, mijnheer Van der Maelen, mijnheer Kindermans? Nee? Dan volgen wij verder onze agenda.

 

Nogmaals, wie verschillende vragen heeft, gelieve ze te bundelen. Ook de vragen en de interpellaties. Ik meen dat dit de beste oplossing is.

 

01.10  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, heren ministers, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uiteenzettingen en uw inleidende toelichting.

 

Wij hebben de eerste minister horen zeggen dat het evident is om na te denken over de buitenlandse operatie in Afghanistan. Dat is inderdaad evident, want wij zetten daar mensenlevens op het spel.

 

Ik blijf eerlijk gezegd op mijn honger zitten, want ik begrijp deze regeringsbeslissing niet. Ik kan met de beste wil van de wereld niet begrijpen waarom de regering op dit moment deze beslissing neemt. Ik verwijs naar de herhaalde uitspraken van verschillende leden van de regering, van minister Vanackere in het bijzonder, dat er eerst een evaluatie zou komen van de Belgische inspanningen op dit moment op het militaire vlak en op het civiele vlak, vooraleer te spreken over een mogelijke verlenging. Welnu, heren ministers, van die evaluatie heeft het Parlement niets gezien. Van die evaluatie hebben wij vandaag niets gehoord. Er is een zeer algemene beschrijving geweest, met een algemene motivering waarom het nodig is dat België en de internationale gemeenschap in Afghanistan blijven. Een evaluatie van de huidige inzet van militaire middelen is er echter niet geweest. Een evaluatie van het rendement van de inspanningen die wij daar leveren zowel op militair als civiel vlak, is hier niet gebeurd.

 

Mijn eerste vraag aan u is dus aan het Parlement uit te leggen wanneer deze evaluatie in regeringskringen is gebeurd? Hoe is dat gebeurd? Waar is het evaluatierapport? Ik mag toch hopen, heren ministers, dat als er een evaluatie wordt uitgevoerd, er ook een rapport wordt opgemaakt? Ik mag toch hopen dat dit rapport dan aan het Parlement bezorgd wordt? Ik mag toch hopen dat het beleid van deze regering gestoeld is op de evaluatie van feitelijke gegevens en niet op een beslissing, halsoverkop, in een kernkabinet dat vooral aan image building wil doen. Ik mag toch hopen dat deze regeringsbeslissing hier straks kan worden gemotiveerd, zowel op papier als mondeling?

 

Ten gronde meen ik dat de regering een ontstellend gebrek aan durf, visie en creativiteit tentoonspreidt. In alle landen is er een breed debat over de verlenging of zelfs over de terugtrekking van de troepen. Hier zegt de eerste minister dat er binnen de Belgische regering geen sprake van was om het militair engagement uit te breiden, enkel om het te verlengen. Welnu, over een mogelijke terugtrekking van de troepen uit Afghanistan wordt wel een debat gevoerd in andere landen. In regeringskringen! Het heeft zelfs geleid tot de val van de regering in Nederland. Hier wordt die beslissing in de beperkte kring van het kernkabinet genomen, zonder het Parlement bij de evaluatie te betrekken.

 

In ons land, in België, weigeren de meerderheidspartijen halsstarrig om de realiteit onder ogen te zien. Zij houden vast, met deze beslissing, aan recepten die al hebben bewezen niet te werken.

 

Ondertussen is de tol aan burgerdoden zeer hoog. 2009 was volgens VN-cijfers het zwaarste jaar sinds het begin van de oorlog in Afghanistan in 2001; 2 412 burgers kwamen om het leven. Ik denk dat die stijgende tol aan burgerdoden ons kritisch moet laten reflecteren over wat wij daar bezig zijn. Die kritische reflectie is niet gebeurd. Daar hoor ik niets van. Ik hoor niets van een evaluatie, ik hoor niets van een motivatie. Ik heb zelfs het aantal burgerslachtoffers hier niet horen vernoemen in de uiteenzetting die werd gehouden. Als teken van gebrek aan zelfkritiek over de militaire strategie die wordt gevoerd in Afghanistan, kan dat toch wel tellen.

 

Ik denk dat deze regeringsbeslissing getuigt van een naïef geloof in een militaire oplossing in Afghanistan. Voor alle duidelijkheid, mijn partij Groen! wil Afghanistan niet overlaten aan de Taliban. Wij hebben op geen enkel moment gezegd dat wij daar van het ene op het andere moment willen vertrekken. Wie zegt dat wij dat wel beweerd hebben, raad ik aan om de commissieverslagen er nog eens op na te lezen. Wij willen Afghanistan niet overlaten aan de Taliban. Wij pleiten niet voor de terugtrekking van de ene dag op de andere. Iedereen weet echter dat in Afghanistan op dit moment de prioriteiten anders liggen dan op militair vlak.

 

Het gaat om drie prioriteiten. Een eerste prioriteit is wederopbouw en ontwikkeling. Een tweede prioriteit is de opstarting van een politiek proces met de Taliban. Een derde prioriteit is de opstarting en de effectieve doorvoering van een regionaal politiek overleg, want een oplossing in Afghanistan alleen zullen we nooit kunnen bereiken. Dat zijn de prioriteiten. Dat is wat er nu moet gebeuren.

 

Als we de regeringsbeslissing langs Belgische kant analyseren, dan zien we dat het veel belangrijker is om na te gaan wat er niet wordt beslist dan om te kijken wat er wel is beslist. Wat er wel werd beslist is iets heel gemakkelijk, te weten we verlengen het militair engagement en we beslissen hier, nu, vandaag al, om in 2011 opnieuw meer dan 100 miljoen euro te gaan besteden. Wat er niet gebeurt, zijn aanzienlijke inspanningen op het civiel vlak en aanzienlijke inspanningen op het politiek vlak. Daarover wil ik het nu hebben.

 

Het politiek regionaal overleg gaat niet goed. Op de Afghanistanconferentie was een belangrijk land in heel die problematiek, Iran, afwezig.

 

Op het vlak van de politieke onderhandelingen met de Taliban is er ook nog zeer veel werk. De Afghanistanconferentie gaf formeel groen licht om onderhandelingen met bepaalde Talibanfracties op te starten. Daarmee is die piste dan ook definitief gelegitimeerd.

 

Wat doet België echter? Op de Afghanistanconferentie is er een Peace and Reconciliation Fund opgericht dat de Taliban moet losweken en proberen te herintegreren in de samenleving. Er zijn landen die daarvoor een bijdrage hebben toegezegd; Duitsland, Japan en Australië geven bijvoorbeeld 10 miljoen euro per jaar. Waar blijft België? Men heeft hier het lef om te zeggen dat de Belgische regering niet meestapt in dat project, terwijl het een essentiële pijler is. Het is meerbepaald een van de drie pijlers om naar een oplossing te gaan in Afghanistan. De Belgische regering besteedt geen geld aan dat nieuwe fonds, dat net tot doel heeft om die herintegratie te bewerkstelligen. Wat doet België wel? Meer dan 100 miljoen euro toezeggen voor het militair aspect. Naar mijn mening getuigt dat van een gebrek aan visie en een gebrek aan analyse van hetgeen er momenteel moet gebeuren in Afghanistan.

 

Toen Groen!, maar ook andere partijen, hier twee jaar geleden zei dat er onderhandelingen moesten komen met de vijand, met name de Taliban, werd er gelachen. Men vroeg zich af waar we met onze gedachten zaten, omdat we voorstelden om te gaan praten en onderhandelen met de Taliban. Meerbepaald de CD&V was zeer bedreven in het ridiculiseren van die optie. Nu zien we dat tot op het allerhoogste niveau van de Verenigde Naties, die piste van onderhandelingen en de politieke processen met de Taliban gelegitimeerd wordt. Dat getuigt nogmaals van een gebrek aan analyse vanwege de Belgische regering twee jaar geleden en ook nu nog. In het fonds, dat net tot doel heeft de Taliban te herintegreren, wordt immers geen eurocent geïnvesteerd.

 

Het is voorts heel cynisch, dat ook in de eerste pijler of prioriteit, namelijk de wederopbouw en ontwikkeling, de Belgische inspanning zeer minimaal is. Men verlengt heel gemakkelijk en heel snel het militaire engagement, maar men doet amper iets om de bijdragen in ontwikkelingssamenwerking, de wederopbouw en ontwikkeling, te verhogen. In 2009, collega’s, bedroeg het budget 12 miljoen euro. In 2010 blijft dat budget 12 miljoen euro en in 2011 komt er 1 miljoen euro bij, om zo tot een bedrag van 13 miljoen euro te komen. Dat blijft peanuts in vergelijking met de militaire uitgaven, die meer dan 100 miljoen euro opslorpen. Het onevenwicht van de regering tussen het civiele en het militaire luik is onverantwoord. Het zal de oplossing in Afghanistan immers geen stap dichterbij brengen.

 

Uit de reportages die ook in onze pers zijn verschenen, blijkt dat er geld nodig is voor de wederopbouw en ontwikkeling. Bepaalde projecten kampen met een tekort aan budget. België heeft daar dus een verantwoordelijkheid, namelijk om niet enkel te beslissen over 100 miljoen euro, maar ook om te beslissen om die 12 of 13 miljoen euro gevoelig op te trekken. Op het terrein heeft men immers geld nodig.

 

Minister Vanackere heeft die nood aan een grotere civiele investering erkend, maar volgens hem moeten wij toch niet naar een evenwicht gaan omdat elk land dat toch niet moet doen. De feiten op het terrein bewijzen dat er geld nodig is. België maakt zich er nogal gemakkelijk vanaf door te zeggen dat het niet aan ons is, maar aan anderen.

 

Ik heb een concrete vraag voor minister Michel. Wat is de vooruitgang die werd gemaakt in de concrete besteding van het geld voor civiele programma’s? Catherine Ashton en Kai Eide, de VN-vertegenwoordiger in Afghanistan, zeggen dat de huidige middelen beter moeten worden besteed. Effectiviteit is ook belangrijk; niet alleen meer middelen maar ook een effectieve inzet ervan.

 

Mijnheer de minister, er gaat veel te veel geld naar quick impact-projecten, die in tegenstelling tot duurzame investeringen niet voor een duurzame economische groei kunnen zorgen. De vraag rijst of België met zijn provinciale reconstructieteams aan duurzame groei doet of het genoegen van de bevolking afkoopt voor de militaire aanwezigheid van de Belgen. Men moet opletten dat men ontwikkelingssamenwerking niet te veel met het militaire aspect verbindt. Ontwikkelingssamenwerking moet op zichzelf staan. Er zou een verschuiving zijn omdat de Belgische regering het ontwikkelingsgeld meer wil inzetten in samenwerking met de Duitse projecten in Kunduz, terwijl de ontwikkelingssteun nu vooral via de multilaterale organisaties verloopt.

 

Heren ministers, collega’s, moeten wij er niet van uitgaan dat het besteden van geld via multilaterale organisaties efficiënter, objectiever en nog meer in het belang van de Afghanen is dan een al te grote samenwerking met de PRT’s. Over de PRT’s zijn de meningen zeer sterk verdeeld. De speciale ontwikkelingsadviseur in Afghanistan voor de secretaris-generaal van de VN liet in september 2009 weten dat de PRT’s beter kunnen worden afgeschaft. Laten wij opletten met het nemen van beslissingen in de richting van een al te grote samenwerking met de PRT’s op het vlak van Ontwikkelingssamenwerking.

 

Ik denk dat de Belgische betrokkenheid bij de PRT’s, minister De Crem, minister Michel, minister Vanackere, een apart debat verdient. Ik denk dat een grondige evaluatie nodig is. Ik zou eens willen weten of die evaluatie binnen de administratie en de kabinetten gebeurt. Ik denk dat daarover nog veel kan worden gezegd.

 

Mijn conclusie is dat de Belgische regering hier een gemakkelijke beslissing heeft genomen. Het is een zeer gemakkelijke beslissing om nu al blijkbaar meer dan 100 miljoen euro te gaan vastleggen en om het militaire engagement in Afghanistan te verlengen.

 

De F-16’s brengen weinig risico voor onze militairen met zich mee. De kans is klein dat een F-16 uit de lucht wordt gehaald door de Taliban, en het levert ons goede punten bij de NAVO op. Het brengt een oplossing in Afghanistan echter geen stap dichterbij. Er zijn andere prioriteiten die moeten worden aangepakt, namelijk de wederopbouw, ontwikkeling, politiek. Daar faalt deze regering met de beslissing die is genomen. Het zou veel moediger zijn geweest als men een alternatieve Belgische visie op tafel had gelegd en die bij de NAVO en de EU diplomatiek had verdedigd. Met de huidige beslissing toont de regering zich het slaafje van een reeds achterhaalde NAVO-strategie.

 

Het is bewezen dat die strategie een oplossing in Afghanistan geen stap dichterbij brengt.

 

01.11  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik moet helaas andermaal vaststellen dat wat in Nederland kan, wat in Duitsland gebeurt, wat in Frankrijk in de Grondwet ingeschreven staat en wat in Groot-Brittannië is toegezegd, namelijk dat elke belangrijke beslissing met betrekking tot het uitzenden van troepen gebeurt na een plenair debat en met een stemming onder alle leden van een parlement, in België niet kan. Het is nu de derde maal dat wij meemaken dat deze regering een gebrek aan politieke moed vertoont, dit soort van beslissingen neemt in de kern, er dan meer dan een week laat overgaan en dan niet verder wil gaan dan een commissiedebat.

 

(…): (…)

 

01.12  Dirk Van der Maelen (sp.a): Excuseer, dan dient u een eenvoudige motie in en dan stemmen wij over de eenvoudige motie. In Nederland, Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië zijn er regeringen die enig respect opbrengen voor een parlementaire democratie en de moed hebben om hun beslissingen inzake het uitzenden van troepen voor te leggen aan het voltallige Parlement.

 

Ik kom bij u, minister De Crem. U maakt er een gewoonte van om in de Kamer zaken te zeggen en die dan niet uit te voeren. Op 6 oktober 2008 hebt u hier, samen met uw collega van Buitenlandse Zaken, gezegd dat onze trainers nooit mee op het terrein zouden gaan. Wij hebben gezien dat het omgekeerde gebeurd is. Ik heb, mijnheer de minister, het verslag bij van de commissievergadering van 6 januari. U kondigde toen aan dat de regering een kritische evaluatie zou maken vooraleer zij een beslissing over een verlenging zou nemen. U hebt dat herhaald op 3 februari: “Er zal eerst een evaluatie zijn en dan zal de regering beslissen.” Ik denk dat die volgorde van goed bestuur zou getuigen. Goed bestuur was het motto waaronder uw partij in 2007 campagne gevoerd heeft.

 

Vandaag stellen wij echter vast dat deze regering een beslissing neemt. In de wandelgangen loopt het verhaal dat wij later een Afghanistannota zullen krijgen waarin die evaluatie zou vervat zijn.

 

Eerst beslissen en dan de evaluatie maken. Volgens mij is goed bestuur iets anders.

 

Over evaluatie gesproken. Wij hebben een evaluatie gemaakt. Na acht jaar faalt deze oorlog over de hele lijn. Er is geen uitschakeling van Al Qaeda of Taliban. Dat was het hoofdobjectief van deze oorlog. Nadien was er een ander objectief: men ging van Afghanistan een democratie maken. Volgens mij durft niemand dat nog luidop zeggen.

 

Ik vond het straf wat de eerste minister, en onze minister van Buitenlandse Zaken op televisie, stelden: de verantwoording van onze militaire aanwezigheid in Afghanistan is het feit dat 90 % van de opiumproductie in Afghanistan gebeurt.

 

Dat is de wereld op zijn kop. Weet u hoeveel opium er in 2000 in Afghanistan werd geproduceerd, voor de oorlog? Tien procent van de wereldproductie. Nu is dat 90 %. Die oorlog, waarvan u beweert dat hij dient om tegen die opium in te gaan, is net verantwoordelijk voor een enorme stijging van de opiumproductie. Deze oorlog zou meer veiligheid brengen. Het omgekeerde is gebeurd. Deze oorlog is in de kringen van gekke jihadisten een permanente promotie voor het plegen van aanslagen. Ik daag u uit. Ik nodig u uit om te kijken naar de jongste vijf jaar. Geen enkele van de gepleegde of verijdelde aanslagen heeft ook maar een link met Afghanistan. Die worden nu in Pakistan, Jemen en Soedan gepleegd. Gaan we daar ook oorlog voeren volgens die stompzinnige strategie van ‘war on terror’? Neen, wij hebben goed inlichtingen- en politiewerk nodig.

 

De Afghanen zouden er beter van worden? Kijk naar de rapporten van Unicef of Oxfam. U zult daar het omgekeerde lezen. Het ergste van dat alles is dat deze domme en uitzichtloze oorlog, waarvan alle militaire experts zeggen dat hij nooit kan worden gewonnen, de hele internationale gemeenschap in 2010 en ook in 2011 meer dan honderd miljard dollar zal kosten. Ons landje zal 109 miljoen euro bijdragen. Volgens de Stafchef is dat bedrag nog onderschat.

 

Ik vroeg u in de commissie tot tweemaal toe naar de raming van de stafchef, maar ik krijg geen antwoord op die vraag. Nu al weten wij dat onze militaire aanwezigheid 109 miljoen euro kost. En dat voor een domme, uitzichtloze oorlog die we nooit zullen kunnen winnen.

 

Na Londen was er de wijziging van de militaire strategie. Die nieuwe militaire strategie, mijnheer de minister van Defensie, inspireert zich op Irak – een surge – en ze werd de eerste keer toegepast in de provincie Helmand.

 

01.13 Minister Pieter De Crem: Daar zijn wij niet aanwezig.

 

01.14  Dirk Van der Maelen (sp.a): Nee, maar het gaat mij om de zin of de onzin van die oorlog. Dankzij die nieuwe militaire strategie zou die oorlog weer zin krijgen. Wat is er gebeurd in Helmand? Men is er daar in geslaagd het terrein te bezetten dankzij een ongelofelijke militaire inspanning. Tegenover elke acht Afghanen stond ofwel een militair, ofwel een politieagent. Men is erin geslaagd het terrein te bezetten. Er is echter aan het gebeuren wat met al die andere, zogezegde succesrijke offensieven uit het verleden is gebeurd, namelijk het terrein wordt weer bezet door de Taliban.

 

Ik lees u twee verklaringen voor van een stamoverste uit Helmand: “After dark, the city is like the kingdom of the Taliban. The Karzai government and international forces can not defend anyone, even one kilometre from this basis.Al die militaire inspanningen kosten handenvol geld en hebben geen enkel resultaat, en toch wil deze regering dat voortzetten.

 

Er is meer want na Helmand komt Kandahar en na Kandahar komt Kunduz. Hier is een persbericht van Berljin waarin de Duitse generaal, Bruno Kasdorff, zegt dat wat in Helmand is gebeurd nog dit jaar in Noord-Afghanistan zal gebeuren, met name een groot militair offensief. Mijnheer de minister van Defensie, zal België, met zijn in Noord-Afghanistan aanwezige trainers, al dan niet deelnemen aan dit offensief? U hebt op 6 oktober 2008 het Parlement al eens voorgelogen. Ik wil van u een antwoord met ja of neen. Als dit offensief in Noord-Afghanistan wordt uitgerold, zullen onze Belgische militairen, die in Noord-Afghanistan aanwezig zijn, dit mee helpen uitvoeren? Mijnheer de minister, dit is een simpele vraag.

 

Het antwoord is ja of nee.

 

Ten tweede, wij hebben gehoord dat onze regering nu ook inzet op de Afhanisering van het leger. Dit is ineens de wonderoplossing. Ik heb enkele eenvoudige vragen. Voor de minister van Landsverdediging moet het gemakkelijk zijn erop te antwoorden.

 

Als de Westerse legers — 100 000 Amerikanen en 40 000 anderen — er straks met 140 000 goed uitgeruste, goed getrainde en goed begeleide militairen niet in slagen de Taliban te verslaan, kunt u mij dan uitleggen hoe het zootje ongeregeld dat nu het Afghaanse nationale leger is bij machte zal zijn de Taliban te verslaan?

 

Mijnheer de minister, wij zetten daarop in. Wij gaan nog meer mensen naar ginder sturen. In de evaluatie die nog moet komen zou u de Kamer algemene cijfers kunnen geven over desertie.

 

01.15 Minister Pieter De Crem: (…)

 

01.16  Dirk Van der Maelen (sp.a): Men is uw evaluatie gaan halen.

 

Als ik het goed begrijp, zullen de additionele militairen allemaal worden ingezet voor de training. Mag ik dan vragen of u in uw evaluatie cijfers hebt over hoe het zit met de inspanningen die tot nu toe geleverd zijn? Quid met de desertie? Quid met de betrouwbaarheid van de troepen? Als u de evaluatie gemaakt hebt, moet u mij dat kunnen zeggen.

 

Ten derde, zal de Afghaanse begroting bij machte zijn een politie- en legermacht van 400 000 mensen te betalen?

 

Meent de regering dat een Pasjtoen op een andere Pasjtoen zal schieten? Of zijn die mensen alleen bij het leger omwille van de dag- of maandvergoeding en is er weinig bereidheid — daar lijken de rapporten op te wijzen —Afghanen tegen andere Afghanen te laten vechten?

 

Ten vierde, stel ik de belangrijkste vraag, mijnheer de minister. Wat als het Westen zich daar ooit terugtrekt? Wat als daar een veiligheidsmacht van 400 000 mensen rondloopt, goed bewapend? Men hoeft geen kenner van Afghanistan te zijn om te kunnen voorspellen dat leger en politie uit elkaar zullen vallen volgens clanlijnen en volgens etnische lijnen en dat zulks tot een burgeroorlog zal leiden van ongekend proporties.

 

Mijnheer de minister, meent u vandaag nog altijd dat de piste van de Afghanisering van het Afghaanse leger de oplossing is?

 

Denkt u dat dit realiseerbaar is voor medio 2011? Als ik namelijk de beslissing van Obama goed begrepen heb, doet hij nu een search van 30 000 mensen erbij, maar vanaf 2011 begint het afbouwen. Is er hier iemand in deze zaal — u misschien, mijnheer de minister van defensie — die gelooft dat er daar tegen 2011 een geloofwaardig Afghaans leger staat? Of is men hier bezig met die gezichtreddende operatie waarover ik het daarstraks had inzake de politie?

 

Voorzitter Ludwig Vandenhove: Mijnheer Van der Maelen, ik moet u vragen om uw betoog af te ronden.

 

01.17  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik kom nu bij de minister van Ontwikkelingssamenwerking, die ons echter verlaten heeft.

 

Voorzitter Ludwig Vandenhove: Hij komt terug.

 

01.18  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn vraag toch nu stellen.

 

Als we kijken naar het communiqué dat na het kernkabinet is gelanceerd, dan zegt de regering in de aanhef dat wij ons aansluiten bij de afspraken die in Londen gemaakt zijn om meer civiel-militair in te grijpen. In de genoemde cijfers zie ik echter heel wat verschillen. Er is hier wat met cijfers gegoocheld. De ene keer hoorde ik 1 miljoen euro erbij, de andere keer 2,5 miljoen euro, al was het mij niet duidelijk hoe men tot die 2,5 miljoen euro kwam.

 

Kan iemand met enig sérieux beweren, als men 1 miljoen of zelfs 2,5 miljoen euro bij de ontwikkelingsinspanningen bijtelt, dat men zich inschrijft in de benadering van Londen, die veel meer de nadruk legt op het civiele en minder op het militaire? 109 miljoen euro, volgens de stafchef nog onderschat, tegenover 13 miljoen euro, is 1 tegenover 7. berekend in mankracht gaat het om 628 militairen en 5 civielen – die voorheen al uitgestuurd werden en nu bevestigd worden – plus een speciale gezant, plus, in plaats van een vertegenwoordiger, een ambassadeur. Dat maakt 7 civielen tegenover 628 militairen. Mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, mijnheer de minister van Landsverdediging, is dat volgens u gevolg geven aan de afspraken die in Londen gemaakt zijn, om meer nadruk te leggen op het civiele en minder op het militaire? Plus één persoon, en plus 1 tot maximum 2,5 miljoen euro? Neemt u het mij niet kwalijk, maar dat is puur bedrog.

 

Ik zie dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking terug binnenkomt.

 

De heer De Vriendt heeft het er al over gehad. Ik maak mij ongerust over het feit dat wij niet alleen militair – dat kan nog – maar ook inzake Ontwikkelingssamenwerking nauwer zullen samenwerken met Duitsland. Waarom maak ik mij daar ongerust over? Het is geweten dat GTZ, de Duitse DGOS, voorstander is van nauwe samenwerking met militairen in Afghanistan.

 

Ze stoppen ook redelijk veel geld in de PRT’s. Ik heb de minister horen zeggen dat wij projecten hebben, maar kan hij uitsluiten dat er Belgisch geld van Ontwikkelingssamenwerking via GTZ wordt aangewend in PRT-projecten? Kunt u dat bevestigen?

 

01.19 Minister Charles Michel: Ik zal antwoorden.

 

01.20  Dirk Van der Maelen (sp.a): U zult antwoorden? Dat is goed.

 

Ten slotte, de vorige keer hebben de ministers in hun repliek gezegd dat wij geen alternatief hebben. Daarom wil ik met ons alternatief afronden, mijnheer de voorzitter, dat al enkele maanden is neergeschreven en nauw aansluit bij wat collega De Vriendt daarnet heeft gezegd. Wij zijn voor een geleidelijke, in overleg bepaalde terugtrekking, als onderdeel van een in VN-kader bedongen politieke regeling, die wordt onderhandeld met alle op het terrein aanwezige krachten in Afghanistan en die wordt gegarandeerd door een groep van landen: de buurlanden, de Europese Unie, India en de permanente landen van de Veiligheidsraad.

 

Er zijn verschillende varianten, maar de sp.a heeft een voorkeur voor de variant die is uitgewerkt door Henry Kissinger. U kunt ons dus niet enig antiamerikanisme verwijten. De heer Kissinger heeft volgens mij een heel goed doordacht plan klaar. Wij vinden dat België daarmee van politieke moed zou getuigen. Zeker als we binnenkort het Europees voorzitterschap waarnemen, moet het toch mogelijk zijn om onze diplomatieke staf op te nemen en voor dit soort van oplossingen te pleiten.

 

Op korte termijn verwondert het mij dat er in de beslissing van de regering nergens melding wordt gemaakt van het keerpunt van 1 juli 2011. Op dat moment zullen de Amerikanen beginnen terugplooien. Ik had verwacht dat deze regering ook iets zou aankondigen voor midden 2011. Als u het aan de sp.a vraagt, zouden wij, in overleg met onze partners, midden 2011 beginnen met de terugtrekking van de F-16’s en we zouden ons terugtrekken uit de PRT in Noord-Afghanistan, om redenen die door collega De Vriendt zijn vermeld en die ik nog eens wil herhalen. De veiligheidsadviseur en de ontwikkelingsadviseur van de VN pleiten voor het stopzetten van PRT-samenwerkingsprojecten omdat is gebleken dat die niet duurzaam zijn. Het zou dus niet goed zijn, mochten wij Belgisch belastinggeld, zeker ontwikkelingsgeld, gebruiken voor dit soort van niet-duurzame projecten.

 

De sp.a wil in 2011 een begin van terugtrekking zien. In de Verenigde Staten staat dat reeds vast, maar wij hebben vastgesteld dat daarvan in de Belgische regeringsbeslissing van 19 maart geen enkel spoor te vinden is.

 

01.21  Luc Sevenhans (N-VA): Om te beginnen wil ik mijn tevredenheid uitdrukken, omdat de regering vijf missies afvaardigt naar de vergadering om te antwoorden op de interpellaties van collega’s Van der Maelen en De Vriendt. Naar mijn mening is dat een grote eer voor onze commissie, waarvoor mijn dank.

 

Alle gekheid op een stokje, mijns inziens is het logisch dat de regering haar beslissing komt toelichten. Dat heeft ze dan ook gedaan. Ik heb wel niet veel nieuwe zaken gehoord. Het past gewoon in de continuïteit van het beleid. Als lid van de N-VA heb ik er dan ook geen probleem mee om dat beleid te blijven steunen.

 

Vanmorgen zat ik aan de ontbijttafel en hoorde ik een aantal politieke commentatoren die hun licht reeds lieten schijnen op deze vergadering. Er was onder andere een Nederlander bij, die sprak over een volstrekt nutteloze vergadering die ‘s middags in het Belgische Parlement zou plaatsvinden. Mijn vrouw vroeg me of ik wel zou gaan. Ik wees haar op het grote aantal interpellaties en zei dat de regering ‘s avonds misschien wel kon vallen. Ik nam immers aan dat er belangrijke nieuwe argumenten waren in de aanvallen van collega’s De Vriendt en Van der Maelen.

 

Helaas heb ik moeten vaststellen dat het voor 99 % om dezelfde argumenten gaat als tijdens de vergadering van 13 januari. Niets nieuws onder de zon dus. Ik heb uiteraard respect voor de mening van mijn collega’s. De mening die ik hier namens mijn partij kom verkondigen, is helaas een andere. Mijns inziens is er vandaag de dag geen andere keuze. De collega’s zullen allicht president Obama gehoord hebben toen hij het volgende stelde: “Yes we can! Yes we must!” Er is geen andere keuze, we moeten de situatie eerst militair oplossen. Uw idool, en ook mijn idool, wees gerust, heeft duidelijk gesteld dat er geen andere keuze is. We moeten voortgaan, de situatie moet eerst militair worden opgelost.

 

Ik ben uiteraard een voorstander van een civiele oplossing. Het zou maar erg zijn mocht het tegendeel waar zijn. Ik ben er echter van overtuigd dat mochten we eerst voor een civiele oplossing kiezen, om dan vervolgens terug te trekken, die oplossing een weekend overeind blijft. Op maandag zal heel Afghanistan dan opnieuw talibanland zijn. We hebben geen andere keuze, collega’s, dan de strijd tegen het terrorisme te blijven voortzetten.

 

Ben ik nu blind? Nee, aangezien ik ook moet vaststellen dat op het terrein de situatie niet is zoals ze zou moeten zijn. Ik denk evenwel dat we daaruit niet mogen besluiten om op te geven. We zullen verder moeten proberen om een oplossing te zoeken binnen de NAVO. Naar mijn mening is de inspanning die we nu leveren een goede inspanning. Ik heb ook begrepen dat men binnen de NAVO tevreden is over de inspanning die we momenteel leveren. Men had natuurlijk liever een iets grotere inspanning gezien. Dat kan ik begrijpen.

 

De manier waarop we hier aan het debat begonnen zijn, vind ik een beetje jammer. Collega’s, en dan bedoel ik vooral collega’s Van der Maelen en De Vriendt, hebt u al eens goed rondgekeken? Wie is hier allemaal aanwezig? Ik kom hier uit sympathie en voor jullie uiteraard, en ook omdat het mijn commissie is. Ik voel me verplicht om hier aanwezig te zijn. De afwezigheid van sommige partijen is naar mijn mening echter ook een statement. Mijns inziens vormt jullie opinie een minderheid. Ik leef misschien in een andere wereld, maar ik kan mij toch niet van de indruk ontdoen dat het debat momenteel in België niet echt leeft. Hetzelfde geldt voor Nederland.

 

Ik heb vanmorgen horen zeggen dat men daar ook al stilletjesaan probeert de aanwezigheid van de Nederlanders te verlengen. Dat zal ook wel een kwestie van tijd zijn en die zullen ook wel blijven tot 2011, omdat zij uit verantwoordelijkheidsbesef goed weten dat men geen andere keuze heeft. Ik weet dat de regering daarover gevallen is en ik weet ook dat de hoofdrolspeler nu met de noorderzon verdwenen is, want zijn haring heeft niet gebraad. De Nederlandse bevolking heeft het niet afgekeurd en ook onze bevolking keurt het niet af. Dat we staan te juichen, leg die woorden alstublieft niet in mijn mond, want dat is ook mijn bedoeling niet. Ik zie vandaag de dag geen aanwijzingen om het standpunt dat mijn partij momenteel huldigt, te veranderen.

 

Mijnheer de minister van Defensie, ik heb wel enkele concrete vragen voor u over onze militaire inspanning daar. Het aantal militairen is geplafonneerd, dat zij zo. Is er nooit overwogen onze militaire inspanning daar een beetje te concentreren? We zitten nu al minstens op drie theaters. Het is wat van het goede te veel om met 600 militairen de inspanning te verspreiden. Is er geen mogelijkheid om dat eens te herbekijken?

 

Langs de andere kant zet men militairen in, maar ook middelen. In de wandelgangen heb ik horen zeggen dat er een probleem zou kunnen rijzen over de inzet van onze F-16’s. Kunt u dat eens ontzenuwen? We blijven toch minimaal met zes F-16’s aanwezig, denk ik, hoop ik, zoniet zou onze inspanning helemaal verloren moeite zijn. Vandaag is er zeker geen enkele aanwijzing om dat te verminderen. Verhogen is misschien een andere optie, maar zeker niet verminderen. Deze twee concrete vragen aan u, mijnheer de minister.

 

Voorzitter Ludwig Vandenhove: Collega Sevenhans, voor alle duidelijkheid: de persoon die u vanmorgen op de radio hebt gehoord, is hier ook in onze commissie geweest.

 

01.22  Gerald Kindermans (CD&V): Diegenen die beweren dat wij in het Parlement zelden een debat hebben over Afghanistan, begrijp ik niet goed. Ik heb het hier eens opgelijst. Wij hebben de bespreking gehad van de beleidsnota Defensie voor het kerstreces. Dan hebben wij de beleidsnota gehad in de plenaire. Wij hebben het Afghanistan-debat gehad in januari met de gemengde commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen. Wij hebben de hoorzitting gehad met de Amerikaanse ambassadeur Goodman en wij hebben naar aanleiding van de debriefing van uw bezoek aan Londen ook nog een debat gehad. In feite hebben wij zes keer gedebatteerd.

 

01.23 Minister Steven Vanackere: U vergeet nog de nachtelijke plenaire vergadering van eind december waar men tot 2 uur in de morgen de kans heeft gehad om daar ook nog over te spreken in het kader van de begrotingsgoedkeuring. Dan hebt u ook nog de kans te baat genomen om daar even over te spreken.

 

01.24  Gerald Kindermans (CD&V): Sinds een drie- of viertal maanden is het de zesde of de zevende keer dat wij uitvoerig samenkomen over Afghanistan. Ik vind dat niet erg, maar kom dan niet beweren dat wij de kans niet hebben om er onze mening over te ventileren. Beweren dat wij in tegenstelling tot andere landen hier geen mogelijkheid tot debat laten, is er toch wel echt over. Wat mij vooral opvalt, is de zwakheid van de argumenten. Dat blijft een constante, idem dito voor de holheid van de retoriek van de oppositie. Iedere keer horen wij hetzelfde plaatje hier draaien. Zoek toch eens wat andere argumenten dan diegene die vorige keer aan bod zijn geweest.

 

Er is hier al een paar keer gesproken over de stem van het volk. Ik heb een recente opiniepeiling gevonden van de BBC en de ARD waaruit blijkt dat 7 op de 10 Afghanen de aanwezigheid van Amerikaanse troepen in hun land steunen, dat 6 op 10 voor troepenversterking zijn en dat driekwart van de Afghaanse bevolking ervan overtuigd is dat ze het over een jaar beter zullen hebben dan vandaag, wat een stijging is van 20 % ten opzichte van de enquête die een jaar geleden werd gehouden. Dat bewijst dat de Afghaanse bevolking wel degelijk geloof hecht aan het feit dat wij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van hun leefomstandigheden.

 

Ik wil ook verwijzen naar de Afghaanse journalist Danish Karokhel die in het decembernummer van MO Magazine zegt: “Als mijn vaderland een toekomst wil hebben, dan zal die opgebouwd worden door Afghanen, met de steun van de internationale gemeenschap. De tragedie van Afghanistan is uiteraard dat er nog steeds geen sprake is van een interne samenwerking of van volgehouden internationale steun”.

 

Collega’s, wij moeten ons bewust zijn van het feit dat de problematiek zeer complex is en niet kan gevat worden in een aantal demagogische sloganeske tussenkomsten van de oppositie. Wij weten dat er geen garantie is voor succes in Afghanistan. Het is een zeer precaire situatie. Evenwel, komen beweren dat Afghanistan niets te maken heeft met internationale veiligheid is de waarheid geweld aandoen.

 

Het is heel duidelijk dat Afghanistan een grote bedreiging heeft gevormd en nog vormt voor de internationale gemeenschap. Hier komen zeggen dat er geen links zijn tussen de terroristische aanslagen in West-Europa slaat nergens op. Ik kan immers verwijzen naar de verijdelde aanslag in Straatsburg, de aanslagen in Londen en Madrid, de aanslag van 11 september en de processen die nu in België worden gevoerd, hebben toch te maken met de tribal areas in Afghanistan. Een van de verdachten is trouwens voortvluchtig en wordt geacht zich daar te bevinden.

 

De clichés die vanuit de oppositie regelmatig naar voren worden gebracht, hebben te maken met de stelling: waarom geven wij niet meer aan ontwikkelingshulp? Het is altijd populair om te zeggen dat er meer geld naar ontwikkelingshulp moet gaan en minder naar wapens. Dit gaat er bij iedereen goed in. Bij een afweging vindt iedere goed geaarde mens dat het zo zou moeten zijn.

 

Welnu, als men er de literatuur op naleest – de groene oppositie is daar blijkbaar niet zo mee vertrouwd – dan wordt er gesproken over absorptie en lage technische capaciteit om het tot zich nemen van de financiële middelen die wij aan ontwikkelingssamenwerking spenderen. In een land waar geen veiligheid is, is dit niet mogelijk. U hebt zelf heel terecht aangegeven dat men ’s nachts niet buiten kan komen. Dat is juist het beste bewijs dat men daar vandaag niet naar toe kan met de ngo’s omdat die mensen daar niet in veilige omstandigheden kunnen werken. U geeft een voorbeeld dat de legitimatie vormt voor het garanderen van de noodzakelijke veiligheid via een militaire aanwezigheid zodat de civiele opbouw van de samenleving mogelijk wordt.

 

Wij zijn geen voorstander van een militaire aanwezigheid. Het gaat over de dualiteit. De aanwezige ngo’s zijn buitenlandse ngo’s. Ik heb de indruk, mijnheer De Vriendt, dat u wordt geadviseerd door ngo’s die alleen maar aan een politiek discours doen, maar niet aanwezig zijn op het terrein. De aanwezige ngo’s zijn vragende partij voor een verhoogde militaire aanwezigheid en een beter veiligheidskader zodat zij hun werk in fatsoenlijke omstandigheden kunnen doen.

 

Er wordt verwezen – de tweede gemeenplaats – naar Nederland. Dat is nu het voorbeeld waarop wij ons moeten richten. Ik weet niet of de Nederlandse situatie zo aantrekkelijk is. Het was voor de leider van de socialisten alleszins niet zo aantrekkelijk om er zijn tijd nog in te steken want hij is vertrokken. In elk geval steunen uw collega’s van de SPD in Duitsland de toename met 850 militairen in Afghanistan. De socialistische internationale is blijkbaar niet meer wat het is geweest, want wij horen heel veel verschillende gezangen in dat ene lied.

 

Het Verenigd Koninkrijk heeft in de maand december ook 500 extra soldaten toegewezen.

 

Voorzitter Ludwig Vandenhove: Ik heb u altijd gezegd dat men moet kijken welke websites men raadpleegt. Ik heb de indruk dat u er bepaalde literatuur speciaal op naleest.

 

01.25  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, u ziet dat het helpt in de argumentatie.

 

Ik had het al over Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Ik kan mij voorstellen dat de samenleving in het Verenigd Koninkrijk, waar al 276 doden zijn gevallen bij de troepen, niet veel appetijt heeft om daar te blijven. Toch heeft de regering beslist om te blijven. Ik dacht nochtans dat het daar ook socialisten zijn die aan het bewind zijn of toch zo ongeveer.

 

Dan kom ik bij de dooddoener dat we ons geld beter zouden besteden aan andere conflicten. Het getuigt niet van goede smaak als men conflicten tegen elkaar gaat afwegen om te bepalen waar de situatie het meest schrijnend is. Kunnen we Congo tegen Afghanistan afwegen? Het is bijna alsof men vraagt welke van zijn kinderen men het liefste ziet. Wij moeten als klein land met onze beperkte middelen proberen om zoveel mogelijk te doen op zoveel mogelijk plaatsen waar we een zinvolle inspanning kunnen doen.

 

Mijnheer De Vriendt, u zegt dat we niet bijgedragen hebben aan dat bepaald fonds. Een klein land met een klein leger kan niet overal alles doen. We moeten keuzes maken. Het is niet omdat we aan bepaalde dingen niet meedoen dat we die dingen niet belangrijk vinden. Binnen de internationale context past het dat wij als klein land een aantal dingen kiezen waarvan we denken dat wij daar een meerwaarde kunnen leveren. Andere landen zullen andere dingen doen. Men aanvaardt perfect dat België niet overal kan meedoen aan alle mogelijke onderdelen van het globale geïntegreerde beleid dat absoluut noodzakelijk is.

 

Mijnheer Van der Maelen, u hebt de onhebbelijke gewoonte om werken te citeren. Het siert u dat u die werken raadpleegt maar het siert u niet dat u ze zeer selectief raadpleegt. U verwijst niet voor de eerste keer naar de Rand Corporation. U verwijst daar heel dikwijls naar. Ik heb het boek van Achmed Rachid gelezen, u waarschijnlijk alleen de recensies. Ik heb heel het boek gelezen, ook al zijn het 600 pagina’s. Ik heb het boek van Rachid gelezen, vorige herfstvakantie in Marrakech. Wat ik daar gelezen heb is regelrecht in strijd met wat u zegt, namelijk dat Rashid beweert dat er heel duidelijk geen redenen zijn om aan te nemen dat de Taliban morgen overstag zullen gaan en dat men ermee zal kunnen onderhandelen. Hij zegt heel duidelijk dat men met de lagere Taliban kan onderhandelen maar niet met de leiding. De lagere zijn eigenlijk mensen die om den brode meevechten. Als men hun morgen een alternatief kan geven zodat ze een ander inkomen kunnen verwerven. Het is niet omdat wij niet deelnemen aan dat fonds dat wij het niet belangrijk vinden. We kunnen niet overal tegelijk zijn. We zijn maar een klein land in de Europese context en nog veel kleiner in de context van de Verenigde Naties. Als klein land leveren wij een bijzonder belangrijke inspanning.

 

De vergelijking met Nederland gaat trouwens ook niet op. Ik kan mij daarbij best wat voorstellen. Er zijn namelijk al 21 mensen gestorven bij de troepen die men naar Afghanistan gestuurd heeft. Zij hebben aan gevechtseenheden deelgenomen. Dat is helemaal iets anders dan hetgeen wij gedaan hebben. Wij hebben ons altijd gefocust op de veiligheid van de luchthaven van Kabul en op het ondersteunen van de reconstruction teams in het noorden.

 

Mijnheer Van der Maelen, in het Rand-rapport lees ik in elk geval: “Terwijl ontelbare terroristische groeperingen gestopt zijn omdat er een politieke oplossing was, maken de brede doelstellingen van Al Qaeda eenzelfde uitkomst onwaarschijnlijk. Aangezien het doel van deze beweging de stichting van een panislamitisch kalifaat blijft, is er weinig reden om te verwachten dat een politionele overeenkomst en een vredesproces met de betrokken regering mogelijk is.” Zij spreken dus tegen dat men geen onderscheid kan maken tussen verschillende vrijheidsstrijdbewegingen in de wereld en de Taliban.

 

Ik kom tot mijn vragen aan de ministers.

 

Mijnheer de minister van Ontwikkelingssamenwerking, kunt u iets meer zeggen over de verdeelsleutel die bij het besteden van de middelen gehanteerd zal worden? Er is een rurale ontwikkeling. Wij hebben de technische capaciteit. Wij maken ons nog zorgen over de manier waarop het geld bij de juiste mensen kan terechtkomen, gelet op de corruptie. Welke mogelijkheden ziet u om de corruptie in grote mate te omzeilen of te neutraliseren bij het verdelen van de middelen?

 

Mijnheer de minister van Buitenlandse Zaken, u hebt recentelijk een bezoek aan India gebracht. Wij weten dat India een enorm belangrijke speler in die regio is. Uit het boek van Rachid blijkt ook dat men geen oplossingen in Afghanistan kan bewerkstelligen als men geen regionale oplossing heeft. De buurlanden zijn van een enorm groot belang. In het begin werd dat belang onderschat, ook door de Verenigde Staten. Men heeft de rol van Pakistan en India onderschat. Dat is de kern van het hele verhaal. Men weet dat de Taliban opgeleid worden en dat mensen die in Kasjmir wonen met de hulp van de geheime dienst van Pakistan in de bergen van Afghanistan opgeleid worden. Ik denk dat India en Pakistan in het vredesproces betrokken moeten worden en dat een economische integratie en regionale ontwikkeling ook kan bijdragen tot een verbetering van de stabiliteit in Afghanistan.

 

Ik heb ook nog een delicate vraag over de warlords en de mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan grove schendingen van de mensenrechten. Wij weten dat een snelle terugtrekking heel dikwijls gepaard gaat met het maken van deals met oorlogsmisdadigers, omdat men zich niet kan veroorloven om hen te vervolgen wanneer men op een snelle manier een land wil verlaten. Hoe gaat u daarmee om? Hoe ziet u die evolutie? Hoe ziet u de dualiteit tussen, enerzijds, de oorlogsmisdadigers voor het internationaal hof brengen en, anderzijds, proberen deals te maken met – ik hoor dat zelfs de oppositie zegt dat dit moet gebeuren – oorlogsmisdadigers. Hoever gaan wij daarin? Wat is het beleid van de regering op dat vlak?

 

01.26  Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de voorzitter, de militaire operaties in Afghanistan zijn dit jaar hun negende jaar ingegaan. Ik heb de eerste minister daarstraks heel kort enkele zaken horen evalueren. Hij deed dat in drie punten die ik wil herhalen.

 

Na die periode – toch een tamelijk lange periode van militair ingrijpen – blijkt dat het nog steeds erg gesteld is met de stabiliteit van het land.

 

Ten eerste, Afghanistan is blijkbaar nog steeds een verzamelplaats voor het internationale terrorisme.

 

Ten tweede, de drugsproblematiek is er nog toegenomen. In 2000 hielden de Taliban zich nauwelijks bezig met drugsteelt. Op dit moment is 80 % of 90 % gerelateerd aan de opiumteelt in Afghanistan en financieren de Taliban via drugsteelt en drugsverkoop hun militaire slagkracht.

 

Ten derde en ten slotte, heb ik de eerste minister horen zeggen dat de corruptie er nog altijd heerst. Ik geef twee recente voorbeelden: de verkiezingen van vorig jaar en de samenstelling van de regering. De vrees blijft dat men daar in de toekomst blijft zitten met een corrupt regime waarmee men moet samenwerken.

 

Heren ministers, kan men stellen dat het gezamenlijke optreden van ISAF en de Verenigde Staten – wanneer men kijkt naar de doelstellingen van acht jaar geleden – gefaald heeft of ernstig tekortgeschoten is?

 

U spreekt over een conflict dat al meer dan acht jaar aansleept. Ik mis toch een ernstige evaluatie – zowel van ons beperkte optreden als van het optreden van ISAF, met de Verenigde Staten erbij – over de voorbije acht jaar.

 

Ik denk daarbij aan vijf punten.

 

Ten eerste, zijn er de gevolgen van het langdurend conflict voor de burgerbevolking. De burgerbevolking stond zeker positief tegen het militair optreden acht jaar geleden, omdat wij de Taliban gingen verjagen. Nu ziet de burgerbevolking, zeker in bepaalde provincies, echter geen positieve vooruitgang, eerder een achteruitgang.

 

Het gaat daar niet om een West-Europees land. Het gaat zelfs niet over een Europees land. In zo’n land kan de sympathie – door alle ellende die zo’n langdurig militair conflict met zich brengt – snel omslaan naar sympathie voor de Taliban. Dat is toch precies wat wij willen vermijden?

 

Ten tweede, is er de drugsproblematiek, waarnaar ik daarjuist al verwezen heb.

 

Ten derde, is er de corruptie.

 

Ten vierde, zijn er de problemen van de desertie uit het leger. Ik zou daar graag cijfers over zien. Daar is ons land immers bij betrokken. Wij gaan ginder mensen opleiden. Hoe is het daarmee gesteld? Hoeveel mensen deserteren uit het Afghaanse leger?

 

Ten vijfde, hoe is het gesteld met de infiltratie van de Taliban in het Afghaanse leger? Ik wil het zo samenvatten: via die opleiding geven wij een deel van de militaire knowhow door aan de Taliban. Volgens mij zal, hoe langer zo’n langdurig conflict loopt, de kans toenemen dat het uitdraait op een negatief einde. Ook daarop wil ik van de verschillende ministers een antwoord horen.

 

Wat na 2011?

 

U hebt met de Ministerraad beslist om onze medewerking aan die operaties tot het einde van 2011 te verlengen. Wat is uw visie op wat er na 2011 moet gebeuren?

 

Werd er rekening gehouden met de kritische geluiden ten aanzien van de evolutie van het conflict in Afghanistan in andere landen? Welke andere landen zullen in 2011 hun engagement verlengen? Welke partners zullen dat niet doen? Welke landen nemen die vrijgekomen plaats in?

 

Ons land werkt mee aan de opleiding van het Afghaanse leger. Er is een aantal bondgenoten die ter plaatse zeer gevaarlijke opdrachten vervullen. Ik denk aan Nederland die haar medewerking heeft beëindigd. Is er met de bondgenoten gesproken over wie die vrijgekomen plaats inneemt? Is er een samenhangende organisatie?

 

Minister De Crem heeft toegelicht dat hij achter de Afghanistanvisie van president Obama staat. Kunt u dat toelichten? Over welke visie hebt u het dan?

 

De strategie om het troepenaantal van de Amerikaanse strijdkrachten te verhogen en midden 2011 te beginnen met een terugtrekking is volgens mij ingegeven door de binnenlandse Amerikaanse politiek.

 

Wat bedoelt minister De Crem concreet met zijn uitspraak dat hij achter de visie van president Obama staat?

 

Ik heb nog een aantal detailvragen over de incidenten van de voorbije weken. Onze Belgische militairen zijn verschillende keren onder vuur genomen. Ik denk aan de ontmijners die Duitse troepen ondersteunden. Ik denk aan het incident op 15 maart 2009 toen het OMLT werd beschoten. Ik heb vernomen dat het ISAF-kamp in Kunduz het doelwit van een raketaanval zou zijn geweest.

 

Kunt u toelichting geven bij de gevechten? Hoe is de situatie in de provincie Kunduz geëvolueerd?

 

In mijn perceptie zijn er verhoogde spanningen en gewapende acties waarbij onze troepen werden betrokken. Kunt u dat toelichten?

 

Ik heb nog een vraag voor de minister van Buitenlandse Zaken. Kunt u toelichting geven over de ambassade die ons land in Kabul zou krijgen? In hoeveel personeel wordt er voorzien? Wat met de beveiliging? Wat zijn de kosten voor het onderhoud van een ambassade in Kabul? Wat met de veiligheidsproblemen dat zulks met zich zal meebrengen?

 

Mijn laatste vraag is voor minister De Crem. Wat zijn de financiële consequenties van het verlengen van de operaties in Afghanistan? Wat zijn de geschatte kosten?

 

Voor 2009 vernamen wij dat het zou gaan om een bedrag van 50 miljoen euro. Voor dit jaar zijn er uiteenlopende cijfers geciteerd: 79 miljoen euro, of zelfs 109 miljoen euro. Kunt u toelichten welk het correcte cijfer is?

 

Waarin voorziet men in 2011 om onze aanwezigheid daar nog met een jaar te verlengen?

 

Mijnheer de minister, mag ik concluderen dat het bedrag van ongeveer 90 miljoen euro, dat we besparen bij Landsverdediging, ongeveer gelijk is aan het bedrag – of misschien zelfs niet zal volstaan – dat in 2011 moet worden gespendeerd om onze aanwezigheid in Afghanistan met een jaar te verlengen?

 

01.27  Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de voorzitter, eerst en vooral wil ik zeggen dat wij akkoord gaan met de verlenging van de Belgische missie in Afghanistan. Er is eigenlijk geen enkel alternatief, omdat we een betrouwbare partner zijn van de NAVO en er een VN-mandaat is.

 

Ik heb nog wel een vraag voor de minister van Landsverdediging. Overweegt u de luchtsteun naar het noorden te verplaatsen? Gaat men zich meer concentreren op het noorden of blijft men zich verspreiden over Noord- en Zuid-Afghanistan?

 

01.28  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, messieurs les ministres, mon groupe a toujours soutenu la politique du gouvernement en Afghanistan en considérant qu’elle est adéquate, proportionnée, conforme à nos capacités, qu’elle ne place la Belgique ni au balcon, ni en première ligne, mais que notre pays fournit un effort substantiel. Sur le fond de la décision du gouvernement, notre groupe soutient cette décision.

 

Première observation: pour l’avenir, il serait bon que nous ayons des débats parlementaires qui ne se passent pas à contre-temps. En tant que démocrate, je trouve qu’actuellement il est difficile de créer un débat au parlement alors que la décision est déjà prise au niveau de l’exécutif. Ce n’est pas au parlement à prendre la décision, ce n’est pas conforme aux lois, aux traditions. Cependant, nous aurions des débats plus utiles avec plus de collègues en séance si les discussions avaient lieu préalablement à la décision du gouvernement. Ce sont des débats fondamentaux. Nous sommes présents dans un pays, l'Afghanistan, qui est en guerre; nous fournissons un effort de guerre et un effort civil substantiel. Nous avons des soldats qui risquent leur vie pour notre sécurité. J’en suis convaincu et le premier ministre et vous-même l’avez rappelé à de nombreuses reprises. Il est important que ce débat engage la responsabilité du parlement également, en cas de difficultés majeures en Afghanistan. Ce débat, je le dis sans amertume, qui mérite une réflexion pour l’avenir, devrait avoir lieu avant que les décisions soient prises, afin que le parlement puisse assumer pleinement sa prise de responsabilités, par rapport à une charge lourde pour un gouvernement qui est d’envoyer des soldats à l’étranger sur un terrain militaire.

 

Deuxième observation: quant au fond: il n’y a pas de grandes nouveautés par rapport à nos opérations en cours. Je me réjouis d'une montée en puissance, relative sur le plan militaire, mais plus substantielle sur le plan civil. Il faudra préciser certains chiffres. Le ministre des Affaires étrangères a parlé de 3,5 millions d’euros, vous avez parlé, monsieur le ministre de la Coopération, de 12 millions d’euros. Cela fait donc 15,5 millions, si je suis bien informé. Il faudra clarifier car il y a eu des chiffres dans différents sens. C’est un effort important.

 

Sur le plan politique, j’ai bien entendu le premier ministre dire "nous ne répondons pas à la demande américaine." Certes, nous ne répondons pas à la demande d’augmentation de contribution. Mais c’est une forme de réponse malgré tout puisque notre contribution va finalement se prolonger sur une année supplémentaire.

 

Comme déjà dit lors d'une réunion précédente, il me semble important d'engager un dialogue politique avec les États-Unis pour qu'eux aussi répondent aux agendas et aux priorités européennes, que sont la gouvernance économique financière ou le développement durable, par exemple. Aujourd'hui, il existe un déséquilibre dans ce dialogue politique qui fait que les Américains ne viennent pas en Europe lors d'un sommet prévu en avril à Madrid.

 

Dans le cas du dialogue transatlantique, il serait bon que les priorités du gouvernement, dans d'autres domaines que la sécurité, puissent également recevoir de la part de nos partenaires et alliés américains une réponse et un intérêt qui leur font défaut aujourd'hui.

 

Ma troisième observation est une question adressée au ministre de la Défense et au ministre des Affaires étrangères: quel est le bilan que vous tirez de l'opération qui s'est déroulée dans le Helmand? Il serait intéressant de connaître l'appréciation du gouvernement belge, de votre département sur cette nouvelle stratégie; elle sera probablement mise en œuvre également dans la province de Kunduz. Comment évaluez-vous cette opération? Quels en sont les prolongements politiques? Le même type d'opération sera-t-il mené dans la province de Kunduz? Les troupes belges présentes sur place et les troupes afghanes, que nous avons formées, seront-elles impliquées, directement ou indirectement, dans les opérations prévues dans cette province de Kunduz?

 

Quatrième observation: je me félicite du rehaussement de nos relations diplomatiques avec l'Afghanistan. C'est une excellente nouvelle. Il était important d'avoir un ambassadeur à Kaboul. Monsieur le ministre des Affaires étrangères, je me souviens que vous aviez dit que vous seriez très exigeant sur la gouvernance et la qualité de la gouvernance en Afghanistan. Cet ambassadeur aura-t-il accès aux différents dispositifs de dialogue politique entre la communauté internationale et le gouvernement afghan? Quelle sera sa feuille de route dans les prochains mois? J'estime que la qualité du dialogue politique, une des clés pour l'avenir, dépendra de nos exigences quant à l'amélioration de la gouvernance.

 

Enfin, monsieur le ministre des Affaires étrangères, quelle est votre appréciation de l'impact sur l'Afghanistan de l'évolution plutôt substantielle de la situation pakistanaise? Des succès militaires y ont été enregistrés, puisque des membres d'Al Qaïda ont été arrêtés. Mais certains ont critiqué l'intervention du Pakistan, estimant qu'elle troublait le dialogue avec les talibans.

 

Voorzitter Ludwig Vandenhove: Collega’s, de minister van Justitie is binnengekomen. Zijn er specifieke vragen voor de minister van Justitie?

 

Wilt u zelf enige toelichting geven, mijnheer de minister?

 

01.29 Minister Stefaan De Clerck: (…)

 

Voorzitter Ludwig Vandenhove: Dan geef ik het woord aan mevrouw Boulet.

 

01.30  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je vous remercie pour la tenue de cette réunion. Nous l'avions demandée rapidement après les informations parues dans la presse à l'issue du kern qui a décidé de l'envoi de renforts en Afghanistan. Nous sommes encore loin de la prise en compte réelle du parlement dans des décisions aussi importantes.

 

(Problèmes techniques – pas de micro)

 

En Belgique, on prend une décision sans débat préalable et surtout sans vision stratégique globale de la présence belge en Afghanistan, et sans l'assortir de conditions ou d'une stratégie de sortie, alors que les États-Unis, comme vous le disiez, l'ont décidé il y a bien longtemps.

 

Existe-t-il une vision commune et une stratégie du gouvernement belge au sujet de la politique à mener en Afghanistan? Ou bien l'objectif du ministre de la Défense est-il d'être le meilleur élève de l'OTAN, en disant amen à tout, en s'en montrant fier? Des ONG présentes sur le terrain ont exprimé dans plusieurs rapports leurs difficultés à travailler, étant donné la présence militaire européenne et américaine. Cela ne provoque-t-il pas un sentiment de haine qui va croissant au sein de la population? Des opérations humanitaires qui se déroulent ailleurs ne sont-elles pas victimes de cette attitude? Je pense à la situation de plus en plus difficile dans le nord du Congo, monsieur le ministre de la Défense.

 

Monsieur le ministre des Affaires étrangères, M. Obama a assorti sa décision d'envoyer des renforts d'une stratégie de sortie. Il est extrêmement attentif à l'évolution du gouvernement afghan et aux prises de position du président Karzai. En revanche, nous sommes incapables d'adopter une position claire, hormis celle qui consiste à suivre sans logique ni vision, ni même – comme l'a dit mon collègue De Vriendt – une évaluation de ce qui a été entrepris et de l'efficacité des moyens belges. Vous disiez, monsieur le ministre de la Coopération, que vous les aviez augmentés. Mais quels enseignements en tirez-vous? Comment recadrer ces actions, si nécessaire, en vue d'une meilleure efficacité de la présence belge, au sens global du terme?

 

Enfin, monsieur le ministre des Affaires étrangères, nous nous apprêtons à prendre la présidence de l'Union européenne, mais qu'apportons-nous en termes de vision relative à l'Afghanistan? N'est-il pas temps de regrouper les États membres autour d'une vision commune? Quel projet avons-nous pour cette région? Et je parle également de ses relations avec le Pakistan, l'Iran mais aussi la Russie, dont nous connaissons les rapports ambigus qu'elle a entretenus avec l'Afghanistan. Les enjeux sont gigantesques, car il en va de notre sécurité menacée par le terrorisme international. Comme nous l'avons lu dans la presse, Al Qaïda est de plus en plus fragilisée, mais si nous n'agissons pas, notamment sur le plan de nos relations avec le Pakistan, cette organisation pourrait malheureusement reprendre des forces dans les poches situées à la frontière de ce dernier pays et de l'Afghanistan. 

 

Quelle est la vision globale de la présence occidentale en Afghanistan? Qu'apportons-nous comme solution régionale à ce conflit?

 

On sait également que les enjeux énergétiques sont cruciaux dans cette région avec des conséquences potentielles sur notre mode de vie européen. Il en va de même de la production et du trafic d'opium. La présence militaire en Afghanistan n'a en rien résolu ce problème.

 

De plus, il y a encore la question de la reconstruction du pays, qu'il s'agisse des infrastructures mais aussi des bases politiques qui permettraient de mettre en place un gouvernement représentatif de toutes les ethnies. J'ajoute qu'il faudra obtenir le soutien des pays limitrophes qui jouent un rôle majeur dans cette situation.

 

En conclusion, le gouvernement belge n'a aucune vision commune, non seulement pour l'Afghanistan mais pour toute la région. La preuve en est que le ministre de l'Immigration n'hésite pas à renvoyer des demandeurs d'asile afghans sous prétexte que la région est calme et l'environnement parfait pour assurer un avenir à ces personnes. Je regrette de devoir constater que le gouvernement adopte une attitude hypocrite. Il manque d'une réelle vision d'une région du monde dont l'avenir sera déterminant pour nous et notre sécurité.

 

01.31 Minister Steven Vanackere: Heren voorzitters, ik zal trachten gegroepeerd de opmerkingen van de parlementsleden te behandelen.

 

Een eerste groot thema is het vraagstuk over de evaluatie. De heer De Vriendt heeft daarover gesproken, alsook de heer Van der Maelen. De heer Dallemagne vraagt zich af of wij hier geen debat hebben à contretemps, waarbij hij vindt dat men daarover vooraf een debat zou moeten hebben.

 

Ik ga niet herhalen wat de heer Kindermans heeft gezegd, maar echt waar, ik heb de stellige overtuiging dat wij in dit Parlement, zowel in de commissievergadering, maar ook op bepaalde ogenblikken in plenaire vergadering, de kans hebben gehad om toelichting te geven, om vooral ook geconfronteerd te worden met de opinie van het Parlement.

 

Aansluitend bij een lange traditie is het zo dat de regering zich voor dit soort politiek moet verantwoorden, maar dat er geen parlementair debat wordt gevoerd op een manier alsof men vooraf parlementaire toestemming vraagt voor aangelegenheden waarvoor wij ons uiteraard moeten verantwoorden. Wanneer wij de vijf, zes of zeven debatten over Afghanistan op een rij zetten, dan kan ik niet anders dan aansluiten bij wat de collega van de N-VA daarnet zei, met name dat hij hier al veel reeds heeft gehoord, déjà entendu. Gelieve mij bij voorbaat te excuseren.

 

Wij trachten natuurlijk zoveel mogelijk zelf ook bij ieder nieuw debat een stukje nieuwe informatie te geven, maar wij zitten, op het niveau van de beginselen, toch wel heel sterk met verhalen die veel déjà entendu veronderstellen.

 

Voor ik inga op de grond van een aantal zaken, het volgende. Verschillende collega’s hebben gevraagd hoe het juist zit met die cijfers, want dat wij niet zo heel duidelijk waren. De heer Van der Maelen heeft ernaar gevraagd, alsook de heer Dallemagne. Wel, het is eenvoudig, wij vergelijken 2009 met 2011. Als wij dat doen, dan zal de inspanning van 12 miljoen euro naar 13 miljoen euro gaan. Van de 12 miljoen euro is er 2,5 miljoen euro voor de consolidation de la paix, dus voor de vredesopbouw. Dat wordt 3,5 miljoen in het jaar 2011, telkens binnen die enveloppe van in totaal 13 miljoen. De minister van Ontwikkelingssamenwerking kan straks nog meer toelichtingen geven. In 2010 gebeurt er ook een verhoging van de middelen voor ontwikkelingssamenwerking, hetgeen vergelijkingen steeds wat moeilijker maakt, maar voor 2011 is er een engagement om minstens 13 miljoen te hebben. Dat is het gevolg van een beslissing om 1 miljoen extra aan vredesopbouw te doen. Voor ontwikkelingssamenwerking zal men zien wat er uiteindelijk te beslissen valt, maar de 9,5 miljoen euro die in ontwikkelingssamenwerking wordt ingezet in 2009, wordt minimaal in 2011 gehandhaafd.

 

Wat betreft de cijfers en de aanwending van de middelen, de regering heeft vandaag inderdaad niet beslist om mee te doen met het Trust Fund. Zoals de heer Kindermans aangaf, betekent dat niet dat wij dat uitsluiten voor eeuwig en altijd. Wij hebben gewoon vandaag, vooralsnog, niet beslist om daarin in te treden. Een paar contouren van het Trust Fund kunnen overigens nog duidelijker worden. Diplomatiek gesproken, hebben wij het volgende laten blijken. Dat Trust Fund moet goed worden aangepakt. Het mag geen middel zijn om met centen mensen naar de andere kant te trekken zonder enige context. Het Trust Fund moet inderdaad voldoende inspelen op die leden van de Taliban die, zoals collega Kindermans zei, voor een groot stuk om economische redenen zich aan de verkeerde kant van dat conflict bevinden. Zij moeten ervan overtuigd worden om dat gewelddadig gewapend leven op te geven om, eventueel voor een deel, in het normaal economisch leven, bijvoorbeeld in de landbouw, te stappen. Dan kan dat een piste zijn. Toch willen wij eerst de contouren ervan zien. Dat verklaart waarom wij vandaag zeggen dat wij 1 miljoen extra investeren in vredesopbouw, maar vooralsnog nog geen beslissing hebben genomen om deel te nemen aan het Trust Fund.

 

Dan is er een cluster van vragen die ik bijzonder verwelkom en waarop ik misschien wat nieuwe gegevens kan geven. Veel collega’s hebben geïnsisteerd op het belang van een regionale strategie. De heer De Vriendt zei dat er een regionaal politiek overleg nodig is. Collega Kindermans spreekt van de nood om regionale oplossingen te vinden en insisteert op wat kan bijdragen tot economische integratie en conflictbeheersing.

 

M. Dallemagne a parlé du rôle du Pakistan et d'autres collègues sont intervenus pour insister sur cet élément.

 

Het is misschien goed dat ik even een kleine toer doe.

 

Ik ben inderdaad recent in India geweest. Ik heb daar ook met mijn collega over de problematiek in Afghanistan gesproken. India is zeer geïnteresseerd in wat in Afghanistan gebeurt en heeft een politieke analyse. Het zal u niet verbazen dat zij hun buurland Pakistan in belangrijke mate verantwoordelijk achten voor de instabiliteit. Zij wijzen daar in hun gesprekken met ons voortdurend op.

 

Hun aanwezigheid daar is vooral economisch en politiek en is ook ondersteunend. Zij hebben in dat verband trouwens recent een aantal aanslagen te verwerken gekregen, waarbij mensen die in het herstel van de Afghaanse samenleving, in de ontwikkelingshulp, aan de slag waren zijn omgekomen.

 

Zij zijn inderdaad bereid, onder meer door de opening van nieuwe consulaten, om zich actief met de opbouw van Afghanistan in te laten. Zij zien dat ook sterk, ik druk mij uit in de meest diplomatieke vorm, in het kader van een rivaliteit met Pakistan.

 

De benadering van Pakistan ten opzichte van Afghanistan is dat men Afghanistan graag als een bevriend land wil beschouwen, maar tegelijkertijd is het zo dat Pakistan niet altijd de nodige stappen zet om daarvan niet alleen een bevriend maar ook een voldoende sterk land te maken.

 

Positiever in dat verband zijn de militaire acties tegen de Pakistaanse Taliban op eigen grondgebied, die er zijn gekomen na zware druk van de VS en het recente partnerschap tussen de VS en Pakistan. Dat geeft wel aan dat Pakistan zich geleidelijk meer in een internationale aanpak wil inschakelen.

 

Wij mogen ook de partner Iran niet vergeten. Voor Iran lijkt de grote prioriteit te zijn dat de troepen van de VS, en bij uitbreiding van alle andere troepen in het kader van het bondgenootschap, zo snel mogelijk vertrekken. Het oordeel over de precieze motivatie van die ambitie laat ik bij u, maar ik denk dat het eerlijk is om te zeggen dat de Iraanse politiek vooral is gebaseerd op het voortzetten van de militaire steun aan de politiek-militaire groepen waar men traditioneel steun aan verleende, de Noordelijke Alliantie.

 

Er is ook een officiële steun aan de heropbouw van het land. In veel analyses komt het echter erop neer dat men het bespoedigen van het vertrek van troepen van de VS en andere als een van de grootste prioriteiten ziet.

 

China is in dat regionale concept ook een belangrijke partner. China heeft voornamelijk, ik denk dat het correct is om dat zo samen te vatten, een positie als economische speler.

 

China is niet te onderschatten op het niveau van de investeringen ter plaatse. Het is de belangrijkste investeerder in Afghanistan, onder andere in de ontginning, en streeft in dat verband vooral een economische strategie na.

 

Rusland schijnt opnieuw aan invloed te winnen. Het heeft veel aandacht voor de drugsproblematiek. Zij stellen ook vast dat – ik verwijs naar de klacht die wij formuleren – Rusland overspoeld wordt door Afghaanse drugs. Een positief element van het Amerikaanse resetbeleid is dat ISAF zich ondertussen opnieuw via het Russische luchtruim en grondgebied kan laten bevoorraden, zodat er ook daar een stuk positievere ingesteldheid is.

 

Ik denk, met de heer Kindermans, dat de zorg voor een grotere economische integratie altijd een motor is voor stabilisering en conflictbeheersing. Iedereen zal het echter met ons eens zijn dat dit, ten eerste, een werk van lange adem is en, ten tweede, nooit in de plaats kan komen van een beveiligingsstrategie die ervoor zorgt dat er een economische integratie mogelijk is. Men kan de kar niet voor het paard spannen.

 

Ik kom tot een volgende cluster van ideeën, waarbij ik vooral de heer Van der Maelen kan citeren. In de grond zegt de heer Van der Maelen – hij heeft dat al enkele keren gezegd – dat het eigenlijk een nutteloze oorlog is, zonder resultaten. Een aantal collega’s parafraseren dat. Ik hoor de heer Stevenheydens dat ook zeggen. Als men vaststelt dat men in de aanpak van bijvoorbeeld de corruptie weinig vooruitgang heeft geboekt, is dat dan geen gefaalde operatie? Ik zou echt niet willen dat wij in dit parlementair debat de indruk wekken dat de enen alleen maar naar het negatieve kijken en de anderen alleen maar naar het positieve.

 

De evaluatie maken, is één zaak. Wij hebben in voorgaande parlementaire debatten toch echt wel de kans gehad om aan te tonen dat er in een aantal aangelegenheden best wel vooruitgang is, zonder daarmee te willen zeggen dat “tout va pour le mieux dans le meilleur des mondes”. Er is vooruitgang, maar die is onvoldoende. Ik denk dat wij in dit Parlement die analyse delen. De vraag is veel meer wat wij daaraan kunnen doen. Een collega, ik denk dat het de heer Vijnck was, heeft het tradtionele TINA, there is no alternative, uitgesproken.

 

Wat is het alternatief? Ik hoor dat de heer Van der Maelen zegt dat wij een alternatief hebben, namelijk de terugtrekking. In zijn uiteenzetting zei hij erbij dat wij dat binnen de VN kunnen overeenkomen. Ik heb dat tenminste ontwaard in zijn toelichting. Mijnheer Van der Maelen, de VN zit vandaag unaniem op koers om door te gaan. Ik wil geen oneerlijke vergelijkingen maken, maar het is een beetje te vergelijken met een situatie waarin de brandweer een brandende schuur aan het blussen is. Men kan aannemen dat de schuur misschien verloren zal gaan en iemand zegt: laat ons stoppen met blussen. Doch, als we stoppen met blussen, dan weten we een ding: het brandt helemaal af.

 

We blijven blussen en werken volgens de strategie van onder andere de heer Obama, maar ook van de Londen-conferentie met meer dan 70 landen en internationale organisaties die samen zeggen dat er verder moet worden gewerkt als we dit tot een goed einde willen brengen.

 

Is daar een garantie op? Kunnen wij tekenen met ons bloed op een goede afloop? Neen. Maar een ding is duidelijk: holderdebolder vertrekken is zeker geen oplossing.

 

Ik vrees dat het vertrouwd in uw oren zal klinken, net zoals dat bij mij was. Dit is een eerbare confrontatie van twee meningen. Ik kan niet anders dan, samen met de regering, mijn verantwoordelijkheid nemen in iets waarvan ik u zeg dat uw positie ons in ieder geval internationaal zeker zal isoleren. De mensen die daarover nadenken wensen verder te gaan.

 

Mme Boulet me demande si l'on se contente de suivre: non, il y a une vision! Cette vision a été développée tant par la diplomatie belge que dans un cadre plus européen: un plan d'action a encore été approuvé au mois d'octobre et un représentant de l'Union européenne, M. Vygaudas Usakas, a été désigné. Il suit une logique dans laquelle, sur plusieurs thèmes, j'ai la prétention d'être intervenu avec un certain résultat.

 

Par exemple, dans la préparation de la Conférence de Londres, dans mes conversations avec M. Miliband, j'ai insisté sur le fait de disposer de benchmarks qui aideraient à observer si les engagements de M. Karzai pouvaient se réaliser sur le terrain, de ne pas se laisser endormir par des discours, mais de convenir d'éléments concrets d'évaluation de sa volonté de respecter ses engagements. Tout cela figure dans la conclusion de la Conférence de Londres.

 

Hier, dans ma discussion avec Phil Gordon, puis avec Mme Clinton par téléphone, j'ai insisté sur le fait que, pour nous, dans le cadre de cet engagement que nous sommes prêts à prendre, mais aussi pour nous justifier face à l'opinion publique, il fallait des progrès au niveau de la responsabilité afghane. C'est certainement un hasard absolument fortuit mais, aujourd'hui, M. Obama se trouve en Afghanistan et insiste exactement sur les sujets dont nous avons discuté avec Phil Gordon.

 

Je ne me sens donc pas du tout dans une position de suiveur, uniquement de suiveur, mais je n'exagérerai pas non plus ma position. Alors, de deux choses l'une: soit vous nous encouragez à prendre position, ce que nous faisons, soit vous dites de suite que nous n'aurons pas la capacité d'influencer la situation. La vérité doit être probablement entre les deux.

 

Ten slotte kom ik dan aan een aantal punctuele vragen.

 

Mijnheer Kindermans, u vroeg naar de positie over de integratie van de fameuze warlords. Er is daarover geen officiële regeringspositie. Als minister van Buitenlandse Zaken herinner ik eraan dat wij in de recente internationale geschiedenis slechte ervaringen op een ander continent hebben gehad met de integratie van personen tegen wie men evengoed de justitiële benadering kan hanteren, maar tegenover wie men om zogenaamd praktische of tactische redenen opteert voor een integratie in een groter kader. Ik zeg u dus dat ik in het kamp zal zitten van degenen die menen dat wij daarmee bijzonder goed moeten opletten.

 

Wanneer het gaat over vredesprocessen, moet men op zeker ogenblik verkiezen dat de wapens zwijgen en dan is er daarvoor soms een bepaalde prijs te betalen, maar die mag niet onevenredig hoog zijn en die mag vooral ook niet de kiemen van toekomstige conflicten in zich dragen. Iedereen voelt wel wat wij daarmee bedoelen.

 

Mijnheer Stevenheydens, u vroeg wat er zal gebeuren na 2011 en wat met de andere landen. Ik heb een lijstje met de engagementen van een aantal andere landen. Sommige landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Spanje hebben extra troepen aangekondigd. Ik insisteer nogmaals: wij hebben niet aangekondigd meer troepen te sturen, wij houden onze inspanningen stabiel. Ik kan natuurlijk niet voorspellen wat er na 2011 zal gebeuren. Ook de heer Obama heeft het tijdstip van midden 2011 niet veel meer herhaald. Dat is iedereen ook opgevallen. Men wil hoe dan ook niet kalendergebonden zijn, maar resultaatgebonden.

 

Wij hebben dit hier ook reeds kunnen ontwikkelen als argument: er is niets zo slecht als een kalendermatig aangekondigd vertrek. Als men namelijk alle krachten die willen vermijden dat er daar een goede stabiele oplossing komt, argumenten wilt geven, dan moet men vooral data aankondigen. Wij moeten ervoor zorgen dat de geleidelijke overdracht van verantwoordelijkheid, waarbij reeds tegen het einde van dit jaar sommige provincies op het niveau van veiligheid in handen zouden moeten zijn van de Afghaanse verantwoordelijken, wordt gerealiseerd. Wij moeten dus vooral resultaten zien te boeken. Wij zullen evalueren wat wij op dat ogenblik doen. Dat geldt trouwens in het algemeen voor de beslissing van de Ministerraad. Er zal dus permanent worden geëvalueerd.

 

Dan waren er twee vragen over de ambassade van de heer Stevenheydens en de heer Dallemagne.

 

Je confirme qu’il y aura un ambassadeur et qu'il sera accompagné. Hij zal vergezeld worden door een diplomatieke medewerker.

 

Ik heb nog geen precieze blauwdruk van die ploeg. Er zullen ook personeelsleden ter plaatse gerekruteerd worden. We zullen het veiligheidsdispositief aanpassen, zodat er grondig kan worden gewerkt, uiteraard ook samen met onze speciale gezant voor Afghanistan. Die zal natuurlijk intensief met die ambassadeur samenwerken.

 

Ik verontschuldig mij ervoor dat ik het wat langer heb getrokken, maar toch nog dit. Misschien blijven veel collega’s op hun honger met de vraag of wij eigenlijk wel een en ander geëvalueerd hebben. Het gaat dan niet alleen over een evaluatie met het Parlement, maar over de vraag of wij, ministers, geëvalueerd hebben, dan wel of we blindelings te werk zijn gegaan.

 

Welnu, ik som even op hoe we tot onze beslissing gekomen zijn. Er is een reguliere en punctuele rapportering van onze diplomatieke post in Kabul. Ik druk mijn respect uit voor onze verantwoordelijke daar, die ons in bijzonder moeilijke omstandigheden zeer goed op de hoogte heeft gehouden. We hebben informatie van de internationale organisaties ter plaatse en van de hoofdkwartieren. Er zijn terreinbezoeken van onze ministers en de premier, zowel de heer Van Rompuy als Leterme in 2009, en minister De Crem eind 2009 en in februari 2010 en de aanwezigheid van Charles Michel op de inauguratie van Karzai. Er is het bezoek van Pieter De Crem aan Washington in januari 2010. Ik vernoem ook diplomatieke contacten op hoog niveau, met president Karzai, Kai Eide, Holbrook, Hillary Clinton, Cathy Ashton, Robert Gates, Rasmussen, de nieuwe vertegenwoordiger Uzachas. Ik heb gesproken met Milliban en met general Jones. We hebben Jim Townsend ontmoet. Er is met Robert Gates gesproken, en gisteren nog met Hillary Clinton. Er kan niet gesteld worden dat we een kans hebben laten liggen om onze informatie up-to-date te houden.

 

Ik spreek nog niet over onze deelname aan de raden in Europa, onze participatie aan de Londenconferentie, het feit dat wij een speciale gezant sturen, en de debatten in het Parlement.

 

Ik heb respect voor iedereen die pleit voor een veel sterkere beslissingsboom ter zake. Maar ik ben ervan overtuigd in eer en geweten dat er intensief is nagedacht. Het grote punt is dat wij van mening verschillen! Wij hebben een verschillende strategische kijk op wat er moet gebeuren. Dat kunnen wij met zes nieuwe debatten niet veranderen.

 

Het is hoe dan ook een opdracht voor de geschiedenisschrijvers om achteraf te kijken of de beslissing inderdaad de verstandigste was. Ik hoop alleen maar dat men respect heeft voor het feit dat een regering zich niet kan beperken tot de geschiedenis, maar ook dagelijks haar verantwoordelijkheid moet nemen.

 

01.32 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, na de uiteenzetting van collega Vanackere, waarin het geopolitieke kader geschetst werd, zal ik mij enigermate beperken. In de vastentijd is het niet slecht om zich een gevoelige beperking op te leggen. Ik zal antwoorden op de vragen van de collega’s met betrekking tot het militaire karakter van onze inzet in Afghanistan.

 

De aanpak van de internationale gemeenschap is drievoudig. Ik heb dat, in de vele vergaderingen die wij reeds hebben gehad, in het honderdvoud mogen benadrukken, maar ik wil het nogmaals doen.

 

Ten eerste, er is, vanuit het standpunt van de veiligheid, beslist dat bijkomende troepen de bevolking zullen beschermen, door acties te ondernemen tegen de mensen die wij kennen, namelijk de mensen die tot Al Qaeda en de Taliban behoren en, anderzijds, door de Afghaanse veiligheidstroepen te vormen. Dat is de twee-eenheid waarin wij werken.

 

Ten tweede, wij maken gebruik van de versterkte stabiliteit om een civiele strategie te ontwikkelen. Die civiele strategie heeft tot doel dat er een beter bestuur en een betere justitie tot stand kunnen komen en dat een betere economische en sociale ontwikkeling bespoedigd kan worden.

 

Ten derde, de situatie in Afghanistan wordt sterk beïnvloed door de omgeving, waardoor er een absolute noodzaak is om het dossier-Afghanistan ook in zijn regionale context aan te pakken. Daarover heeft collega Vanackere het net gehad.

 

Die drievoudige aanpak moeten wij voorafgaandelijk met elkaar uitklaren, om onze aanwezigheid, hoofdzakelijk militair, maar ook civiel, in Afghanistan te kunnen duiden. Eigenlijk, collega Vanackere heeft dat ook benadrukt, is dat standpunt sinds februari 2008 niet veranderd. Wij hebben gezegd dat de Belgische regering opteerde, door een versterkte aanwezigheid in Afghanistan, voor een civiel-militaire oplossing van het conflict en dat de militaire aanwezigheid noodzakelijk was om een civiele oplossing mogelijk te maken. Wij staan daarmee niet alleen. Wij zijn daarbij gedekt door een internationaal mandaat, een unaniem mandaat, goedgekeurd door de Veiligheidsraad van de VN. Aan de internationale operatie die wij ISAF noemen, nemen meer dan 42 landen deel, NAVO-landen en niet-NAVO-landen, Europese, Amerikaanse en Aziatische landen, om met de internationale gemeenschap, weliswaar gewapenderwijs, stabiliteit in de regio te brengen.

 

We weten ondertussen allemaal waarom we dat doen. De antwoorden op de vragen die ik nu wil geven is hoe we met België, met ons land en met de Belgische Defensie, daarin een essentieel onderdeel spelen.

 

Wij volgen, steunen en voeren ook uit – en dat mogen we zeggen zonder daar beschaamd over te hoeven zijn – de visie van president Obama die ook de visie is van heel veel landen. Wij spannen ons in om die visie ook mogelijk te maken. Die visie bestaat er in dat er op dit moment ongeveer 90 000 militairen aanwezig zijn op Afghaans grondgebied uit meer dan 40 landen, zoals ik daarnet zei. Die zijn ontplooid binnen het kader van de ISAF.

 

De ISAF heeft momenteel 26 PRT’s of Provincial Reconstruction Teams. Ik wil nogmaals zeggen dat het de regering Verhofstadt II is die dergelijk PRT heeft ontplooid. Ik moet dan toch even de oren spitsen als ik hier mensen bepaalde verklaringen hoor afleggen over de wijze waarop de Belgische Defensie aanwezig is in Afghanistan in het kader van een stabiliteitsoperatie. Blijkbaar is men bijzonder kort van geheugen en is men compleet vergeten dat men de ontplooiing van deze PRT heeft gesteund. Wat men ook van PRT’s moge zeggen, ze blijven de draaischijf voor contacten tussen de plaatselijke bevolking en de autoriteiten en helpen bij het creëren van een veilige omgeving. Ze maken dat mee mogelijk. Ze coördineren de ontwikkelings- en heropbouwprojecten en ze geven ondersteuning in vele domeinen.

 

In deze commissie zijn er mensen die om het even wat vertellen, niet gehinderd door enige terreinkennis, op basis van selectieve informatie. Het werk dat de PRT’s doen is basisopbouwend werk. Het is een bottom upaanpak, waarvan de internationale gemeenschap overtuigd is dat dit tot resultaten leidt, en niet het minst de ngo’s. Weet u dat de ngo’s wanneer wij daar ter plaatse zijn, op de Londenconferentie en elders, bij de deelnemende landen bijna smeken dat zij zich militair niet zouden terugtrekken, omdat wanneer wij dat doen, al het werk dat gedaan is, volledig verloren gaat en de ngo’s kunnen opkrassen? Dat is, helaas, de pijnlijke realiteit. Met andere woorden, onze inspanningen zijn nog niet voldoende geweest om de civiele opbouw mogelijk te maken.

 

Wij werken in het internationale kader in die samenlevingsopbouw, verlengd tot eind 2011, sinds deze regering verhoogd met twee OMLT’s, opleidings- en vormingsteams, in het noorden van Afghanistan in de RCN. We doen dat, met vooruitgang, met onze belangrijkste partner op het niveau van een brigade, namelijk met onze Duitse collega’s.

 

Chers collègues, l'analyse de la situation sécuritaire en Afghanistan est très régulièrement soumise à la commission de Suivi des opérations militaires à l'étranger. Ces informations sont strictement confidentielles et ne peuvent donc être divulguées ici.

 

Ce n'est pas le ministre de la Défense qui a inventé cette commission! M'y rendre ne me pose aucun problème! Pure coïncidence, une majorité à la Chambre et au Sénat souhaite le maintien de cette commission dans laquelle toutes les données et toutes les évolutions sont discutées une fois par mois! Je n'accepte donc pas qu'on me dise qu'il n'y a pas de dialogue ou d'échange d'informations!

 

Je pense que le parlement belge, certes dans un cadre limité avec des membres ayant presté serment, est un des seuls parlements, de ce côté de l'Atlantique, au sein duquel les membres désignés du Sénat et de la Chambre peuvent, s'ils le veulent, être parties prenantes dans l'échange d'informations. Je rends donc hommage à ceux qui le font, qui ne se soustraient pas à cette lourde responsabilité, qui gardent le secret et qui ont donc l'avantage d'être au courant des évolutions et des évaluations qui ont lieu en permanence.

 

En ce qui concerne les aspects ayant trait à l'aide civile, je vous renvoie aux commentaires et suggestions livrés par le ministre des Affaires étrangères, M. Vanackere, par la ministre de l'Intérieur, Mme Turtelboom, et par le ministre de la Coopération au Développement, M. Michel. Je ne ferai pas référence à la brève apparition du ministre de la Justice dans cette commission.

 

Une question est souvent revenue: celle des coûts. Mais vous ne pensez quand même pas que j'ai l'intention de les cacher à cette commission ou à une autre – telle celle du Suivi des opérations militaires à l'étranger? Je suis titulaire d'un département qui se trouve en pleine transformation et réorganisation en raison de contraintes budgétaires. Je n'ai nullement l'intention de taire les montants exacts. J'ai l'impression que, dans cette commission, se noue parfois un véritable dialogue de sourds.

 

Ces coûts sont inscrits dans notre budget et ont été approuvés par l'Inspection des Finances et la Cour des comptes: en 2009, ils s'élevaient à 50,3 millions d'euros nets et sont estimés, pour 2010, à 53 millions d'euros nets. Une première estimation pour 2011, basée sur les décisions du Conseil des ministres, s'élève à 51,6 millions d'euros nets. La décision en vue de compléter ou de remplacer le matériel fait partie d'un processus continu d'appréciation.

 

Donc, une fois de plus, ce sont les tenants et aboutissants, ainsi que les modulations des coûts de l'opération que nous menons en Afghanistan.

 

De heer Stevenheydens heeft mij gevraagd om over de incidenten in de provincie Kunduz te spreken. Ik kan dat hier niet doen om de heel eenvoudige reden dat ik net zoals u, en nog net iets meer, gehouden ben aan het militaire geheim dat ik moet respecteren. Als ik dat zou doen, stel ik mij bloot aan strafrechterlijke vervolging. Dat kan bij sommigen wat ongeloof opwekken, maar het is helaas zo. Militaire incidenten bij militaire operaties in het buitenland bespreekt men niet à la belle maraîchère. Zo gaat dat niet. Dat zijn zaken die belangrijk zijn. Weet u waarom ze belangrijk zijn? Niet omdat wij het belang van een of andere organisatie zouden verdedigen, maar wel omdat wij door het openbaar maken van omstandigheden, van incidenten en de gevolgen ervan, de veiligheid van onze eigen mannen en vrouwen in gevaar zouden brengen. Dat is voor mij de belangrijkste reden om het niet te doen.

 

Nogmaals, de commissie Opvolging Buitenlandse Operaties, zo heeft het Parlement het gewild, is het gremium waarbinnen we deze aangelegenheden kunnen bespreken.

 

Les collègues Dallemagne et Van der Maelen m'ont posé la question concernant "une offensive importante dans le nord de l'Afghanistan". Je me sens un peu comme Multatuli car je dois toujours répéter la même phrase ou la même appréciation: il m'est impossible, sur la place publique, d'annoncer si, oui ou non, une offensive militaire a lieu quelque part sur le territoire de l'Afghanistan. Imaginez que je l'annonce, que mon collègue l'annonce ou le premier ministre. C'est inconcevable!

 

Si des informations doivent être données, ce sera dans l'enceinte de cette commission.

 

Ik wil het nog even hebben over de wijze waarop de inzet in Afghanistan wordt geëvalueerd. Naar mijn mening getuigt het van weinig respect voor onze militairen ter plaatse, wanneer men de indruk zou wekken dat ze uitgestuurd worden, dat ze om de 3 of 6 maanden in rotatie zouden gaan, en dat daarmee de kous af is. Het zou van weinig respect getuigen mocht men de indruk wekken dat ze niet voorbereid zouden zijn, dat er zelfs geen voorbereiding aan die voorbereiding zou voorafgaan, dat verder het verblijf niet voortdurend zou worden geëvalueerd, en dat er geen ‘lessons learned’ zouden zijn. Het zou nogal straf zijn mocht dat gebeuren. Ik wil nogmaals herhalen dat het van weinig respect getuigt – ik hoop dat het onwil is – van bepaalde leden van de commissie om zich de eigenheid van onze opdracht in Afghanistan eigen te maken.

 

Binnen ISAF is er een permanent en continu proces van evaluatie. We spelen daarin trouwens zelf een belangrijke rol. We hebben een generaal-majoor, namelijk de heer De Vos, die op het niveau van generaal McCrystal, permanent betrokken is bij de besluitvormingsprocessen ter plaatse. Om de vier maanden komt er een ‘periodic mission review’ op politiek niveau in de schoot van de Noord-Atlantische Raad, op het politieke/militaire niveau in de schoot van het militair comité SACEUR en tot slot in de verschillende hoofdkwartieren. Tijdens dat proces wordt op regelmatige tijdstippen, aan de hand van sleutels en parameters, nagegaan of de verschillende strategische, operationele en tactische objectieven gehaald worden. Dat vormt de evaluatie binnen de NAVO en ISAF.

 

Daarnaast is er ook de nationale evaluatie. We hebben de mensen in de internationale hoofdkwartieren. Er is een voortdurende nationale evaluatie, die op het niveau van de Staf hier bij ons gebeurt. Dat is een permanente opvolging. We hebben die evaluatie bovendien ook nodig om in andere operaties militairen te kunnen inzetten. Omdat ze een geklasseerd karakter hebben, kan ik die evaluaties niet zomaar vrijgeven. Ik kan u wel mededelen dat in de huidige stand van zaken, de objectieven van de nieuwe strategie in Afghanistan gehaald kunnen worden.

 

Voor het overige ga ik niet te lang meer stilstaan bij een aantal individuele opmerkingen die werden gemaakt. Ik kan de politieke afweging maken van de betrokkenheid van België sinds 2004 in Afghanistan met F-16’s, en sinds 2005 en 2006 met in permanentie met een PRT, in het noorden van het land. C’est un dialogue de sourds.

 

Ik wil eigenlijk iedereen in de commissie oproepen om eens van de stugge houding af te stappen, die ik hier al twee jaar hoor, en om eindelijk eens een visie te ontwikkelen. Die visie is er niet. De enige visie hier is een reproductie van perscommuniqués en van bepaalde artikelen. Ik moet de woorden van collega Vanackere herhalen: ik heb nog nooit een alternatief gehoord. Als we vragen wat u voorstelt, zegt u dat we nog wat moeten afwachten en evalueren.

 

Ik zeg het nogmaals: u heeft gewoon geen alternatief omdat u heel goed weet dat u, mocht u het uwe doorvoeren, namelijk de terugtrekking, zelfs niet zou kunnen rekenen op de steun van de publieke opinie. Zij weet heel goed wat het belang is van onze internationale aanwezigheid in Afghanistan.

 

Collega Sevenhans had het over de concentratie. Heel duidelijk: wij blijven met onze zes F-16’s in Kandahar, minstens tot op het einde van de periode zoals door de regering is vastgesteld, zijnde eind 2011.

 

Eigenlijk zitten wij al voor een groot deel met concentratie. In het noorden is er een specifieke aanpak. In Kabul is er concentratie met de Force Protection en het Deputy Lead-gebeuren, in het zuiden met onze participatie in het luchtsmaldeel voor de door u gekende opdrachten.

 

Collega Stevenheydens, u bent lid van de opvolgingscommissie. Daarin bespreken wij in alle openheid alle zaken die betrekking hebben op onze militaire aanwezigheid, niet alleen in Afghanistan. Dat is het perfecte kader om daarbij toelichting te geven.

 

Er zijn natuurlijk incidenten. Geheel Afghanistan is een bijzonder gevaarlijk territorium. Dat men ooit een document bovenhaalt, dat men ooit een verklaring laat lezen, waaruit zou blijken dat de regering, of bij deductie een minister van de regering, of bij reductie de minister van Landsverdediging, ooit zou gezegd hebben dat de situatie in Afghanistan gesecuriseerd was. Het is heel eenvoudig het bewijs te leveren. Indien ze gesecuriseerd was, dan waren we daar niet.

 

Onze mensen werken daar in moeilijke omstandigheden, omstandigheden waarin zij het risico incalculeren. Zij zijn goed opgeleid en beschikken over het beste materiaal.

 

01.33  Charles Michel, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je réagirai brièvement concernant quelques points évoqués à propos de la Coopération au développement.

 

À l'instar de Steven Vanackere, je souhaite une clarté totale en matière de budgets; je vais donc répéter les montants que j'ai cités précédemment. Pour la période comprise entre 2002 et 2008, le montant annuel de la coopération s'élevait à 6 millions d'euros, à une époque où le ministre du Budget était membre du parti de M. Van der Maelen. En 2009, le montant était doublé et s'élevait à 12 millions d'euros dont 7,5 millions à charge de la Coopération au développement. S'agissant de 2010, l'effort civil sera de 14,5 millions d'euros dont 12 millions d'euros à charge de la Coopération. Pour 2011, on s'est engagé pour un minimum de 13 millions d'euros; des décisions complémentaires seront sans doute prises en fonction de la confection du budget 2011.

 

En ce qui concerne les projets qui sont évoqués pour 2010, une partie d'entre eux seront développés dans le cadre de l'aide humanitaire au sens strict. Voici quelques exemples: CICR, 1 million d'euros pour l'assistance aux blessés, aux invalides et aux soutiens hospitaliers; FAO, 700 000 euros pour l'amélioration de la sécurité alimentaire; UNHCR, 1 million d'euros pour l'aide aux déplacés internes et aux réfugiés; UNICEF, 280 000 euros pour la lutte contre les violences graves à l'encontre des droits des enfants, y compris les violences sexuelles dans les conflits armés.

 

D'autres projets sont relatifs à la consolidation de la paix évoquée par le ministre Vanackere: 2 millions d'euros pour le projet ARTF de la Banque mondiale ou encore 500 000 euros pour la Fondation Aga Khan.

 

J'en arrive à la coopération déléguée, avec l'Allemagne; je vais plaider en sa faveur.

 

Il s'agit d'un montant de 3 millions d'euros pour 2010 sur une enveloppe de 14,5 millions. Pourquoi ces 3 millions? Comme le disait Mme Boulet, c'est parce que notre conviction est qu'il faut renforcer la coordination de l'aide et évaluer en permanence afin de chercher à orienter au mieux les moyens soit sur de grandes organisations internationales présentes et actives sur le terrain, soit sur les grandes ONG. C'est le sens de cet effort avec la coopération bilatérale allemande.

 

Nous n'avons pas souhaité reproduire pour quelques millions d'euros une présence bilatérale dans le cadre de la coopération au développement belge: cela n'avait pas de sens compte tenu de la dizaine d'acteurs institutionnels présents pour ce qui concerne les efforts civils. C'est pourquoi nous avons préféré concentrer les moyens vers les acteurs présents avec la GTZ.

 

Je veux vous rassurer, monsieur Van der Maelen.

 

Het is duidelijk dat die 3 miljoen euro geen verband houdt met het Duitse militaire aspect van Duitsland. Het gaat vooral om projecten met betrekking tot de voedselsector, meer bepaald de landbouwsector. Het is duidelijk dat de bedragen conform DAC moeten zijn. Er is in elk geval geen instrumentalisering van de ontwikkelingssamenwerking mogelijk voor een ander aspect.

 

Ik ben het 100 % eens met de redenering van Pieter De Crem: er is geen ontwikkelingsproces mogelijk in een land zonder veiligheid. Veiligheid is noodzakelijk om een ontwikkelingsproces te steunen. Dat is een evidentie. Alle actoren die ik op het terrein in Afghanistan heb ontmoet, hebben mij verzekerd dat de aanwezigheid van de militairen en de inspanningen voor meer veiligheid op het terrein basisvoorwaarden zijn om het ontwikkelingsproces te steunen.

 

Le lien est évident entre la coopération au développement et la sécurité. C'est une erreur de raisonnement de vouloir opposer l'un et l'autre et de considérer que ce serait l'un ou l'autre; ce doit être l'un et l'autre. C'est la stratégie soutenue par le gouvernement belge avec des efforts remarquables compte tenu du poids socio-économique de la Belgique. Passer d'un montant de 6 millions d'euros à 14,5 millions d'euros en termes d'efforts civils, compte tenu de la capacité d'intervention de la Belgique, c'est remarquable.

 

J'aimerais bien qu'on m'explique, dans un budget à 0,7 % du PIB en 2010 et qui en était loin entre 2000 et 2006, quels moyens il faudrait retirer dans d'autres pays pour accroître les efforts en coopération au développement. J'entends des commentaires et des remarques, on dit qu'il faudrait faire encore davantage pour les efforts civils. Qu'on m'explique dans lequel des 18 pays partenaires, à laquelle des organisations non gouvernementales soutenues par la Belgique il faudrait retirer des moyens. Nous avons réussi à dégager des marges en raison d'une croissance du budget de la coopération au développement due à une volonté politique du gouvernement belge de se comporter de façon exemplaire et de respecter, d'honorer nos engagements internationaux. Cela nous permet de porter la contribution en termes civils en Afghanistan à un niveau plus qu'honorable pour la Belgique.

 

Enfin, je me réjouis que Mme Boulet l'ait évoqué et je partage son analyse, le tout n'est pas le montant en termes d'efforts civils. Lorsqu'on rencontre des acteurs présents sur le terrain, pas seulement des ONG présentes en Europe ou en Amérique mais des acteurs de terrain, comment fait-on en sorte que ces montants d'aide publique au développement comptabilisés par l'OCDE comme de l'aide publique au développement soient bien transformés en projets porteurs d'amélioration des conditions de vie des populations? Comment transformer ces montants en infrastructures de base, comment transforme-t-on ces montants en accès aux soins de santé, en accès à l'éducation, en programmes pour favoriser l'égalité des filles et des garçons? Comment faire cela sans un environnement où il y a un minimum de sécurité?

 

Mobiliser beaucoup d'argent pour permettre à des humanitaires de circuler dans les villages en 4X4 blindés sans pouvoir entrer en contact avec la population pour porter des projets aux effets perceptibles par celle-ci, cela n'a pas beaucoup de sens. Je confirme donc que cette évaluation est permanente, non seulement au plan belge mais dans toutes les instances internationales dans lesquelles nous sommes présents, le Conseil européen notamment, dans le cadre de nos contacts avec tous ceux qui ont un regard pertinent sur la situation en Afghanistan.

 

Comme plusieurs l’ont dit et je partage leur raisonnement, il est capital de soutenir tous les efforts en ce qui concerne la bonne gouvernance, la lutte contre la corruption, le renforcement d’autorités étatiques sur le plan afghan. Dans un contexte où la corruption et la mal-gouvernance sont très fortes, les problèmes de développement sont encore plus difficiles à réaliser. Nous avons bien l’intention, c’est le sens de ce qui a été présenté, de renforcer notre présence diplomatique sur place, d’être acteurs avec nos collègues de la communauté internationale pour nous insérer dans un dialogue politique extrêmement fort.

 

Le contexte européen doit nous permettre aussi de nous exprimer, de porter des points de vue. Il y a quelques mois, pour la toute première fois s'est tenue une réunion conjointe des ministres des Affaires étrangères et de la Coopération au développement pour tenter d’aligner les points de vue européens en ce qui concerne cette question de la coopération au développement.

 

Il s’agit de montrer cette dimension d’efforts civils comme étant un élément-clé. Ma conviction est de pouvoir progresser dans la lutte contre l’obscurantisme, contre l’extrémisme, partout et y compris en Afghanistan, aussi en construisant des écoles, aussi en construisant des hôpitaux, aussi en privilégiant un certain nombre de principes d’égalité entre les garçons et les filles. C’est résolument dans cette politique-là que nous nous inscrivons au sein du gouvernement belge.

 

01.34  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik repliceer op een paar punten. Ten eerste, over de strategie.

 

Minister Vanackere, op een bepaald moment hebt u gezegd: “Wij moeten blijven blussen. Wij mogen niet stoppen met blussen.” Dat is een verkeerde voorstelling van de zaken. Het gaat uiteraard niet om blijven blussen of stoppen met blussen. Het gaat uiteraard niet om gewoon voortdoen in Afghanistan of ons terugtrekken. Niemand van ons in deze commissie vandaag heeft het debat op die manier gevoerd. Het gaat om uw blustechniek, om het in uw metafoor te zeggen.

 

Het gaat om uw blustechniek: over de vraag hoe wij het conflict in Afghanistan tot een goed einde kunnen brengen. Wij stellen vast dat er ter zake een zeer grote discrepantie is tussen wat de Belgische regering zegt en wat zij doet. Er is ook een zeer grote discrepantie tussen de houding van de Belgische regering en de houding van een aantal andere landen en de internationale gemeenschap.

 

Op dit moment gaat het debat over een andere strategie. Er wordt een andere strategie in werking gezet. Ik heb de elementen ervan al opgesomd. Er zijn drie pijlers. Wederopbouw en ontwikkeling vormen de eerste pijler. Een politiek proces, met fracties binnen de taliban, vormt de tweede pijler. Een groot regionaal politiek burenoverleg vormt de derde pijler.

 

Het probleem is dat door de beslissing die deze maand door de Belgische regering genomen werd, België zich niet inschakelt in deze strategieverandering. België blijft achter op andere landen en op de internationale gemeenschap.

 

Onder andere het onevenwicht tussen het budget voor de militaire inspanningen in Afghanistan en dat voor de civiele inspanningen in Afghanistan is frappant. Minister Michel heeft gezegd: “Er is geen budget. Zeg ons waar wij het geld moeten halen?”

 

De regering kan blijkbaar wel beslissen meer dan 100 miljoen euro per jaar vast te leggen tot 2011 voor het militaire aspect, maar zij zou niet kunnen beslissen van 12 miljoen euro naar een aanzienlijk grotere bijdrage te gaan? Andere landen doen dat wel.

 

Minister Vanackere, Nederland besteedt 90 miljoen euro aan wederopbouw en ontwikkeling. Dat is zeven keer meer dan België. Inzake het budget voor wederopbouw en ontwikkeling zit België op het niveau van Bulgarije. België is goed voor 1,3 % van de totale ontwikkelingshulp aan Afghanistan. Wij zitten zelfs niet in het peloton. Wij hinken achterop vergeleken met de internationale gemeenschap.

 

Ik kan nog iets zeggen over het Verzoeningsfonds. U zegt dat wij daar op dit moment niet aan meedoen. Opnieuw, andere landen doen dat wel, omdat zij geloven in de pijler van politieke onderhandelingen en in het politieke proces samen met de Taliban. Opnieuw, België doet het niet. België speelt niet mee in wat de nieuwe strategie kan zijn.

 

Collega’s, laat ons niet in de val trappen door te zeggen dat dit debat niet interessant is want wij hebben het al vaak gevoerd. De Belgische regering heeft hier een zwaarwegende beslissing genomen. Zij heeft haar Afghanistan-strategie namelijk vastgelegd tot eind 2011. Zij heeft keuzes gemaakt. Die keuzes getuigen niet van een geloof in een civiel-militaire oplossing. Minister De Crem vereenzelvigt zich de laatste tijd nogal graag met een van zijn idolen, president Obama.

 

Mijnheer De Crem, uw vergelijking klopt echter niet. President Obama zegt twee zaken. Ten eerste, meer militairen sturen naar Afghanistan. België doet dat niet. Niet dat wij daarvoor vragende partij zijn, maar u doet dat niet. President Obama vraagt ook meer civiele middelen voor Afghanistan. De Belgische regering doet dat evenmin. U schakelt zich niet in in de strategie van Obama. U schakelt zich niet in in de strategie van andere landen. U schakelt zich niet in in de strategie van de internationale gemeenschap. Dat toont uw diplomatiek gelimiteerde beslissing van deze maand aan. De enige beslissing die u hebt genomen, is om opnieuw 109 miljoen euro per jaar te besteden aan het militaire luik. U blijft wel achterop hinken voor al de rest. Dat zijn de cijfers. Dat toont uw beslissing aan.

 

Minister De Crem, over de PRT’s. vind ik dat u getuigt van bijzonder weinig respect voor het Parlement als u hier met de uitsmijter komt dat wij niet weten waarover wij spreken als wij het nut van de PRT’s in vraag stellen. Ik wil u erop wijzen dat heel wat stemmen in het Amerikaanse congres duidelijk hebben gezegd dat het systeem van de PRT’s moet worden herzien. De speciale ontwikkelingsadviseur in Afghanistan voor de VN secretaris-generaal, MarK Ward, heeft in september 2009 gezegd dat die PRT’s moeten worden afgeschaft. Waarom gaat u het debat niet aan met ons? Waarom maakt u zich ervan af door te zeggen dat zij die de PRT’s in vraag stellen niet weten wat er gebeurt op het terrein? Dit is opnieuw een duidelijk gebrek aan visie en kritische reflectie van uw kant.

 

Over budgetten inzake militaire besteding. U goochelt opnieuw met cijfers. U spreekt over een goede 50 miljoen euro voor 2009 terwijl het Rekenhof u heeft gecorrigeerd. Het Rekenhof spreekt over 76 miljoen euro. Het Rekenhof zegt dat u niet de juiste cijfers geeft over de militaire besteding in Afghanistan. Dat is de realiteit.

 

01.35 Minister Pieter De Crem: Voor de eerste keer sinds de rekeningen worden gecontroleerd, kon men heel duidelijk zien wat de vastgestelde kosten waren van de militaire operaties in het buitenland met een onderscheid tussen bruto en netto kosten. Ik heb u dit al drie keer gegeven. Ik zal het u een vierde keer geven.

 

01.36  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Geen probleem. Ik geef dat toe. Het Rekenhof heeft inderdaad gezegd dat dat een vooruitgang was, maar het Rekenhof heeft ook nog twee andere zaken gezegd. Men vraagt al jaren een gedetailleerd, financieel budgettair overzicht per buitenlandse operatie. U hebt dat niet gedaan. Het Rekenhof heeft ook gezegd dat het cijfer van meer dan 50 miljoen euro dat u geeft voor Afghanistan niet klopt. Het zou gaan om 76 miljoen euro. Ook dat heeft het Rekenhof gezegd.

 

Minister Vanackere, ik wil duidelijk en formeel aan deze regering vragen of er een evaluatierapport is, op basis waarvan deze regering een beslissing heeft genomen om het militaire engagement te verlengen. Ik wil u erop wijzen dat u in antwoord op een parlementaire vraag van 10 maart hebt gezegd dat de Belgische regering deze evaluatie in de regering zal uitvoeren.

 

U somt nu een aantal debatten op die wij hier de afgelopen jaren hebben gevoerd, maar dat hebt u niet gezegd in de commissie in antwoord op mijn vraag. U hebt gezegd dat u een evaluatie zou doen. Mijn vraag is klaar en duidelijk. Waar is het evaluatierapport?

 

U had het daarnet over een papier waarop u snel een aantal zaken neerschreef. Dat is geen evaluatierapport. Waar is het rapport? Als er een rapport is, dan wordt het tijd dat het Parlement dat krijgt. Mijnheer de minister, bestaat er een evaluatierapport?. Misschien kunt u daar nu op antwoorden.

 

01.37 Minister Steven Vanackere: Vrijdag zal een en ander worden geformaliseerd. Uiteraard zal dat, zoals de Ministerraad elke beslissing zal formaliseren die in de kern werd overeengekomen, gebeuren op basis van een nota. Ik heb telkens opnieuw gezegd dat wij zullen evalueren.

 

Ik blijf zeggen, ik heb het gevoel dat ik compleet te goeder trouw ben, dat deze beslissing uiteraard op een evaluatie is gebaseerd. Het omgekeerde beweren is veronderstellen dat men zonder enige reflectie een bepaalde beslissing zou nemen. Dat zou van een weinig verantwoordelijke positie getuigen. De beslissing die vrijdag zal worden geformaliseerd, zal uiteraard gebaseerd zijn op een nota die in de regering zal worden rondgedeeld.

 

01.38  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): De beslissing in de kern werd dus al genomen zonder dat die nota er was? Dat is de realiteit.

 

01.39 Minister Steven Vanackere: Nu bent u echt wel aan het insisteren op iets waarvan de bewoordingen niets te maken hebben met wat er aan de grondslag ligt. Is deze beslissing door de verschillende collega’s van de kern en door alle betrokken bevoegde ministers genomen met inachtneming van alle elementen die ik u opsom en die uitvoerig in de commissievergaderingen aan bod zijn gekomen en die de vrucht zijn van de werkzaamheden van de laatste drie maanden? Daar is het antwoord affirmatief.

 

01.40  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dan hebt u in de commissievergadering van 10 maart iets anders gezegd. U hebt toen gezegd dat de evaluatie opgemaakt zal worden in de regering. 10 maart, dat is twintig dagen geleden. Ik wil u duidelijk horen bevestigen dat er, op het moment dat de kern heeft beslist, nog geen nota was, laat staan een evaluatie, …

 

01.41 Minister Steven Vanackere: Maar natuurlijk…

 

01.42  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): … en dat pas als de beslissing zal worden genomen in de Ministerraad, in de regering, er een nota zal komen.

 

01.43 Minister Steven Vanackere: Maar natuurlijk was er een nota voor de kern.

 

01.44  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik hoop dat wij het evaluatierapport, dat er dan blijkbaar toch nog zal komen, zullen krijgen.

 

01.45 Minister Steven Vanackere: Mijnheer De Vriendt, ik wens mij niet te laten opsluiten in de door u gehanteerde definitie van het probleem. U spreekt van een evaluatierapport. Dat woord hebt u uitgevonden. Ik heb altijd gesproken van een evaluatie in de regering. Ik weiger mij te laten opsluiten in een slimmigheid waarbij u mij vraagt waar het evaluatierapport is, terwijl u als enige die voorwaarde naar voren schuift. U mag mij erop controleren: u zult mij nergens hebben horen verklaren dat er een of ander rapport zou komen, dat vervolgens opgevraagd kan worden. Ik heb gezegd dat wij een evaluatie in de regering zouden houden. Dat hebben we in de kern gedaan en dat zal straks zo ook in de Ministerraad gebeuren.

 

01.46  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): En die evaluatie staat nergens op papier? Er wordt beslist om meer dan 100 miljoen euro te besteden aan het militair aspect tot eind 2011. Men engageert zich tot een Afghanistanstrategie, zonder papier, zonder nota, zonder rapport, hoe u het ook noemen wil. Welnu, dat is beleid à l’improviste, mijnheer de minister, en vooral vanuit de veronderstelling om toch maar goede punten te kunnen blijven scoren in de NAVO. Dit is waarover het gaat: uw beleid is niet gestoeld op een objectieve, kritische analyse van de situatie in Afghanistan en er werd vooral ervoor gezorgd dat de meest makkelijke beslissing genomen werd, die mogelijk is, namelijk een voortzetting van het huidig beleid, zonder dat men inzet op de twee nieuwe pijlers in de Afghanistanstrategie, die momenteel door de internationale gemeenschap, in heel wat andere landen, wel op tafel worden voorgesteld.

 

01.47  Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik wil beginnen met wat minister Vanackere zei. Wij hebben hier inderdaad een debat waarvan door beide zijden de bekende argumenten zijn uitgewisseld en dat de geschiedenis zal oordelen wie gelijk heeft. Dat is juist.

 

De oorlog is in 2002 gestart op grond van de filosofie van de toenmalige president Bush war on terror, oorlog aan de terreur. Alle experts inzake terreurdreiging zijn van oordeel dat men terreur niet aanpakt met een oorlog. Men kan zich trouwens gemakkelijk inbeelden dat, indien u een land met militairen binnenvalt met de bedoeling om al Qaeda aan te pakken, al Qaeda zich verplaatst. Het probleem met de oorlog is niet alleen dat het uitgangspunt fout was, maar ook dat men vervolgens redenen is beginnen te verzinnen om de oorlog voort te zetten, argumenten zoals we pakken de Taliban aan, wij doen het voor de Afghanen en ga zo maar verder.

 

Reeds toen wij nog in de meerderheid zaten, heb ik gepleit voor een belangrijke strategiewissel, want het was duidelijk dat die aanpak in Afghanistan niet zou werken. Ten eerste zou de militaire piste nooit werken, om de simpele reden dat er historische voorbeelden zijn. Afghanen en zeker de Pasjtoen, hebben nooit een buitenlandse bezetting aanvaard. Wij spreken nu over Taliban en gematigde Taliban. Hoogstwaarschijnlijk zijn die gematigde Taliban Afghaanse nationalisten, die niet om religieus fundamentalistische reden tegen de bezetter vechten. Het is geen enkele macht gelukt. Het recente offensief in Helmand bewijst volgens mij opnieuw dat het niet zal lukken. Als er een militaire en politionele aanwezigheid is van 1 militair of 1 politieagent voor 8 burgers, nadat men een offensief heeft uitgevoerd, waartegen al Qaeda weerstand heeft geboden, waarna die zich teruggetrokken heeft, en als men er niet in slaagt om het terrein definitief te bezetten en de inwoners ervan te overtuigen dat de Taliban uitgeschakeld zijn en ze hun toekomst niet in handen van de Taliban hoeven te leggen, dan is het duidelijk dat de militaire piste nooit zal werken.

 

Er is nog een tweede reden waarom de strategie die het Westen nu aan het volgen is, niet zal werken. De strategie staat of valt namelijk voor een groot stuk met de geloofwaardigheid van het regime van Karzai. Die regering moet het vertrouwen van de Afghanen winnen. Die mensen zijn ook niet blind en dom. Zij zien wat daar gebeurt. Zij zien dat de broer van Karzai de drugshandel in Zuid-Afghanistan leidt. Zij zien de corruptie. Niet alleen militair zal men de Taliban nooit kunnen verslaan, de troef die men ter plaatse zou moeten hebben, is er niet. Daarom zeg ik altijd dat het een domme oorlog is. Het is dom om hem door te zetten. Het is vooral ook een dure oorlog. De oorlog zal – ik herhaal het – in 2010, alleen al voor de Amerikanen, 100 miljard dollar kosten. Dat is bijna evenveel als het bedrag dat de rijke landen geven aan de arme landen in het Zuiden, in het kader van de ontwikkelingssamenwerking. Is het niet knettergek om voor één land, waar er inderdaad grote problemen zijn, zo’n dure operatie op te zetten?

 

Al lang, nog toen wij in de regering zaten, pleit ik voor een andere aanpak. Ik sta daarmee echt niet alleen. Hoe langer hoe meer specialisten zeggen dat de buitenlandse militairen in Afghanistan niet de oplossing, maar het probleem zijn.

 

Wat het alternatief betreft, men moet beginnen – het is een toegift die men moet doen aan de nationalisten in Afghanistan – met te zeggen dat de buitenlandse militaire bezetting niet eeuwig zal duren en dat wij ons beginnen terug te trekken. Men moet natuurlijk niet alles in een keer terugtrekken. U hebt mij daarnet even geciteerd. Misschien heb ik mij niet goed uitgedrukt. Er moet in de VN een onderhandelingsproces opgestart worden, onder leiding van de VN.

 

Dat onderhandelingsproces moet tastbaar en zichtbaar zijn van bij de start en het moet de belofte inhouden van een terugtrekking van militairen. Daarna moet er met alle krachten die in Afghanistan aanwezig zijn een gesprek plaatsvinden. U weet evengoed als ik dat die gesprekken bezig zijn. Kai Eide heeft gezegd dat hij bezig is met dat proces. Ik open even de parenthesis. Dat proces werd zwaar bemoeilijkt door de aanhouding van de heer Baradar in Pakistan. Er zijn twee thesissen. Volgens een eerste thesis hebben de Pakistani daarmee geprobeerd om het onderhandelingsproces te kelderen, omdat zij willen dat de gesprekken via hen lopen. Volgens een tweede hypothese hebben de Pakistani dat gedaan onder druk van de Amerikanen, omdat de Amerikanen de tijd om zo’n onderhandelingsproces op te starten niet rijp achten.

 

Dat zijn de twee bestaande hypothesen. Daarmee sluit ik de haakjes weer.

 

Ik wil maar zeggen, mijnheer de eerste minister, dat er nood is aan een Europese visie. Ik meen dat onze visie dichter aansluit bij die van de VN. Kai Eide is het nieuwe hoofd van UNAMA, en men wil hetzelfde blijven doen. In plaats van blind achter de NAVO-strategie te lopen, die grotendeels door de Verenigde Staten geïnspireerd is, moet men met het onderhandelingsproces beginnen. Ik heb, net als vele andere collega’s, al gezegd dat dat niet kan slagen dan indien de landen uit de regio erbij betrokken zijn.

 

Er is een alternatief. Zal het alternatief werken? Dat kan ik niet zeggen. Wat ik wel weet, is dat wat u aan het doen bent, al 8 jaar niet gewerkt heeft en dat het alleen al de Verenigde Staten 100 miljard dollar per jaar kost. Mijn gezond verstand zegt me dat men even de andere opties moet bekijken en dat men de politieke moed moet hebben daarvoor te gaan.

 

Wij hebben hier van alles gehoord. Maar wat ik niet gehoord heb, is een antwoord op mijn vraag over Noord-Afghanistan. Ik heb hier een tekst uit NRC. Ik citeer. “Rotterdam-Berlijn, 19 maart.” Ik neem aan dat het in Berlijn op 18 maart bekendgemaakt is. Ik ga ervan uit dat wij, daar wij zo dicht bij Duitsland staan, zowel wat het militaire betreft als wat ontwikkelingssamenwerking betreft, goed weten wat er nu in Duitsland aan het bewegen is en wat er beslist wordt. Ik lees u voor wat er in NRC stond: “De NAVO-missie ISAF gaat dit jaar een groot offensief uitvoeren tegen de Taliban in de Noord-Afghaanse provincie Kunduz. Dat heeft de Duitse generaal Bruno Kasdorf gisteren gezegd tegen de Duitse tv-zender ARD.”

 

Ik heb die Duitse generaal niet weten terugfluiten. Het is dus een beslissing die gedekt is door de Duitse regering of minstens door de Duitse minister van Defensie. Kunduz is nu net de regio waar wij samen met de Duitsers aanwezig zijn. Er zijn Belgen gelegerd in die vesting. Mijn vraag is dus eenvoudig: gaat België samen met Duitsland mee in dat grote offensief, ja of neen? Daar krijgen wij geen antwoord op.

 

Ten slotte heb ik het over de uithaal van minister De Crem inzake de PRT’s.

 

Inderdaad, wij zijn in 2004, of zelfs iets later, mee in de PRT’s gestapt. Dat is misschien het verschil tussen de huidige regeringsleden en een lid van de oppositie van sp.a. Het is niet omdat ik in 2005 een beslissing nam en zei: ja, het is goed, we gaan mee met de PRT’s; dat ik niet de bereidheid toon om die beslissing te gepasten tijde te evalueren.

 

Collega De Vriendt verwees er al naar. De uitspraak van Marc Ward zette mij aan het denken: de PRT’s moeten dringend worden afgeschaft en de planning, leiding en uitvoering van het ontwikkelingswerk moet in handen van Afghanen komen. Anders zorgt buitenlandse hulp vaak voor niet veel meer dan exorbitante expatlonen, veel privébewaking en overhead voor buitenlandse aannemers.

 

Dat is een citaat van Mark Ward, de ontwikkelingsadviseur van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

 

Het is heel simpel, mijnheer de minister van Defensie. Dit is de evaluatie van de VN. Leg daar de evaluatie van de Belgische regering over de PRT’s naast. Stuur ons het document met de Belgische evaluatie van de PRT’s. Dan zullen we die twee vergelijken en met elkaar debatteren.

 

De verklaring van die man heeft mij doen inzien dat ik mijn beslissing uit 2005 – anderen hebben die genomen en ik heb die goedgekeurd – moet evalueren.

 

(…) (…)

 

01.48  Dirk Van der Maelen (sp.a): Neen, ik verander niet van gedacht. Ik verander van gedacht als ik goede gronden krijg aangevoerd, dan toon ik de bereidheid om eerder genomen beslissingen te herbekijken. Dit is deze regering klaarblijkelijk niet zinnens en dat heeft ze niet gedaan. U bent beide minister van die partij die de verkiezingscampagne van 2007 heeft gevoerd onder het motto ‘Goed bestuur’. Goed bestuur betekent voor mij de bereidheid om alle eerdere beslissingen te evalueren. Tot tweemaal toe, heren ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken, heeft u in deze Kamer gezegd pas te zullen beslissen over een verlenging na een evaluatie.

 

Ik heb een motie van aanbeveling ingediend. Aangezien de regering enkel in het kernkabinet een beslissing heeft genomen en ze de Ministerraad nog moet aanvatten, vraag ik in mijn motie van aanbeveling dat, vooraleer de Ministerraad over de verlenging beslist, de regering ons de evaluatie bezorgt op basis waarvan de kern heeft beslist en op basis waarvan de Ministerraad zal beslissen. Wij zouden graag die evaluatie zien. Wij denken dat het van goed bestuur zou getuigen dat zo een belangrijke beslissing, met een brutokostprijs van 109 miljoen euro, op een evaluatiedocument is gebaseerd. Dat document willen wij graag zien.

 

01.49  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, om op dat goed bestuur in te gaan, ik denk dat het getuigt van goed bestuur dat men zijn verantwoordelijkheid neemt en dat men ervoor zorgt geloofwaardig te zijn in het buitenland.

 

De minister van Buitenlandse Zaken zei daarnet dat er zeventig landen op de Londenconferentie aanwezig waren. De Verenigde Naties zijn daar unaniem akkoord gegaan. Er zijn weinig internationale acties geweest met zo’n grote unanimiteit in het internationaal veld als de activiteiten in Afghanistan.

 

Mijnheer Van der Maelen, ik vind het een beetje zielig dat u telkenmale zegt dat alle experts het eens zijn, waarmee u eigenlijk bedoelt dat alle experts in het kamp van de oppositie zitten. Blijkbaar zijn de personen die de regeringen van de landen van over de hele wereld adviseren, geen experts, maar allemaal mensen die er niets van kennen, want u zegt dat alle experts het erover eens zijn dat u gelijk hebt. Ik vind dat getuigen van een soort lachwekkende hoogmoed, als u zich voortdurend beroept op alle experts van de wereld.

 

Ik kan mij inbeelden dat er in het verleden interventies hebben plaatsgevonden – ik denk bijvoorbeeld aan Irak – waarover niet alle experts het eens waren. Niet alle landen hebben daar echter op dezelfde wijze aan deelgenomen.

 

01.50  Dirk Van der Maelen (sp.a): (…)

 

01.51  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer Van der Maelen, uw partij zat in de regering toen we naar Afghanistan zijn gegaan.

 

Mijnheer de voorzitter, er wordt geregeld gesproken over de economische impact van aanslagen. De economische impact van zaken zoals 11 september 2001 zijn niet te onderschatten. Studies hebben uitgewezen dat de economische groei met 4,2 % teruggevallen is over de hele wereld ingevolge die terroristische aanslagen, om nog niet te spreken van de effecten op lange termijn voor het vrij verkeer van mensen en goederen en de kosten die de terroristische aanslagen veroorzaakt hebben.

 

Ik meen dat het moeilijk is – dat is jammer – om een echt debat te voeren wanneer niet alle partijen bereid zijn om in redelijkheid met elkaar van mening te verschillen en ook effectief op te schuiven naar een redelijk standpunt dat gedragen wordt door ongeveer alle landen in onze samenleving. Hier wordt voortdurend vastgehouden aan de sloganeske en nogal populaire manier – ik wil niet ‘populistisch’ zeggen – van aan politiek te doen.

 

Wat de grond van de zaak betreft, denk ik dat de regionale integratie, de economische integratie van de regio, bijzonder belangrijk is.

 

Te vroeg aankondigen dat men zich zal terugtrekken, zou een risico kunnen inhouden, omdat de omliggende landen zouden worden uitgenodigd om hun eigen agenda te bewandelen en minder te gaan samenwerken.

 

Het is in elk geval positief dat Rusland zich inschrijft in een samenwerking en dat er ook gefocust wordt op de problematiek van de drugs.

 

Belangrijk is ook dat er voldoende grenscontroles komen.

 

Inzake de economische integratie heb ik gelezen over een grootschalig spoorwegproject dat zou kunnen zorgen voor een economische ontsluiting van Afghanistan in de regio. Dat zou die regio ook kunnen verbinden met havens in onder meer Iran.

 

Wij ondersteunen ook de visie van minister Michel die erop wijst dat er wel degelijk een eenheid is binnen deze regering, dat er transparantie moet zijn en dat de strijd tegen de corruptie voor de toewijzing van onze middelen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking zo efficiënt mogelijk moet gebeuren.

 

01.52  Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb een aantal kritische bedenkingen en vragen geformuleerd in de hoop zo duidelijk mogelijke informatie te krijgen.

 

Minister De Crem, u haalt het Rekenhof aan. U zegt: “Ze hebben ons een pluim gegeven”. Ik herinner mij de alinea in de bijlage van de begroting nog zeer goed, waarin staat dat het Rekenhof vaststelt dat in vergelijking met vorige jaren nu wel een globaal cijfer van de operaties wordt gegeven. In dezelfde alinea staat echter ook dat het het Rekenhof nog altijd spijt dat Defensie niet de kostprijs per operatie apart vermeldt.

 

Als u die vermelding als een pluim ziet, verschillen wij van mening. Ik zie daar een punt van kritiek in. De kritiek is dat de informatie, die vroeger helemaal niet werd gegeven, nu voor de helft wordt gegeven maar dat het nog veel beter kan. Ik stel voor om de informatie van het Rekenhof in die zin op te vatten en er vanaf dit jaar voor te zorgen dat de kosten voor de operaties in de begrotingsdocumenten apart worden weergegeven.

 

Ik heb een aantal vragen gesteld over de incidenten en de situatie in Kunduz. U verwijst naar de opvolgingscommissie. Ik heb al vaak aangekaart – de leden van de meerderheid delen die kritiek – dat de opvolgingscommissie alleen moet dienen voor die informatie die confidentieel is en die achter gesloten deuren moet worden gegeven.

 

Als ik u vraag of de toestand in de provincie Kunduz momenteel onveiliger is, dan zegt u dat u op die vraag niet kunt antwoorden en dat dit achter gesloten deuren moet gebeuren. Ik ben het daarmee niet eens. Dat wil zeggen dat uw kabinet of uw woordvoerster aan de pers zaken kan vertellen waarover wij hier in de openbare commissie geen vragen mogen stellen omdat u zich schuilt achter die gesloten commissie en het zogenaamde confidentiële karakter van alle informatie die met operaties te maken heeft.

 

Mijnheer de minister, ik vind dat een zeer slechte manier van werken. Ik stel voor dat u op zaken in het algemeen antwoordt. Zijn er de afgelopen weken incidenten geweest, ja of nee? Is dat confidentieel? Het staat al in de krant. Ik denk het dus niet. Is de situatie in Kunduz gevaarlijker geworden, ja of neen? Dat zijn toch zaken waarop u in de openbaarheid moet kunnen antwoorden.

 

Ik stel ook vast dat we binnenkort – daar is al zes maanden geleden om gevraagd door de fractieleidster van de Open Vld – in deze commissie met een aantal bondgenoten uit andere Europese landen een debat zullen voeren. Ik had dat debat graag gehad vooraleer de regering haar beslissing had genomen. Het was dus beter als de regering haar beslissing had genomen na Pasen, nadat dit debat had plaatsgevonden. Ik krijg hier de indruk dat dit debat vijgen na Pasen zal zijn.

 

Minister Vanackere, u hebt hier eigenlijk net gezegd dat u het eens was met de stelling van twee leden van de oppositie dat er geen alternatief is en dat die beslissing daarom moest worden genomen. Het spijt mij, ik vind dat een beslissing moet worden genomen op basis van doelstellingen, resultaten, een goede strategie en de samenhang binnen de ISAF. We kunnen immers niet elk jaar voor zo’n belangrijke problematiek stellen dat we de beslissing gaan nemen omdat er geen alternatief is. Dat is toch echt een zwakke stelling.

 

U hebt daarjuist de twee leden van de meerderheid die dat hebben gezegd gefeliciteerd. Lees het verslag er maar op na. Ik vind dat echt een zwakke stelling. Ik wil duidelijke informatie krijgen. Precies daarom stel ik die kritische vragen. Alleen op basis van duidelijke informatie kan men een standpunt innemen.

 

Daarom leg ik een motie voor dat er een evaluatie moet komen. Ik vind dat er in deze jaarlijks een schriftelijke evaluatie moet komen op basis waarvan de regering een beslissing neemt. Ze kan die beslissing dan motiveren tegenover het Parlement. Er moet een schriftelijke evaluatie komen van het resultaat van onze militaire aanwezigheid in Afghanistan, van de politieke stabiliteit in Afghanistan, van de situatie inzake de drugsproblematiek en van de situatie inzake de wederopbouw van het land. Dat is de motie die ik voorleg aan het Parlement.

 

Ik hoop dat men voor een keer geen eenvoudige motie zal indienen om die weg te stemmen maar dat we misschien ook in de plenaire vergadering daarover een debat kunnen krjigen.

 

01.53  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, je remercie le gouvernement pour ce débat utile et de bonne qualité, même si certains éléments des débats précédents ont été répétés. Je dois avouer que je n'ai pas entendu beaucoup d'arguments dans le chef de l'opposition sur des alternatives à ce que nous faisons en Afghanistan. C'est une guerre difficile, compliquée, pour laquelle il y a peu de résultats. Toutefois, je ne vois pas vraiment d'alternative à la stratégie suivie aujourd'hui. Je crois effectivement que cette stratégie à la fois civile et militaire est celle qu'il faut mener, tout en ayant une évaluation régulière. L'évaluation effectuée sur le type de stratégie à mener, notamment sous Obama, permet de s'inscrire dans une stratégie nouvelle, telle que celle opérée dans la province d'Helmand et à l'avenir dans celle de Kunduz.

 

Nous devons faire évoluer le débat parlementaire. Il y a eu de nombreuses rencontres et discussions, malheureusement répétitives. Peut-être est-ce dû au fait que nous n'entrons pas suffisamment dans le détail sur certains aspects.

 

Monsieur le ministre de la Défense, je vous entends bien: il ne faut pas dévoiler des aspects qui pourraient mettre en danger nos troupes présentes sur le terrain. Je vous ai vu sourire, lorsque je vous ai demandé si une offensive serait prochainement menée dans la province de Kunduz. Ces réponses doivent, selon moi, être publiques. Dans d'autres pays, ce type de question est posé publiquement au parlement. Si la commission des opérations militaires à l'étranger était un argument pour ne plus avoir du tout de débat public, je serais inquiet pour l'avenir. Il faut effectivement trancher les informations secrètes ou confidentielles qui, si elles étaient rendues publiques, mettraient nos troupes en danger et ce qui doit rester du domaine du débat public pour que nous puissions assumer chacun nos responsabilités dans le cadre des efforts qui seront menés en Afghanistan.

 

Pour le reste, le gouvernement tient son rôle loyalement parmi d'autres acteurs en Afghanistan. J'imagine que les évaluations menées ont été détaillées. À l'avenir, il serait utile de partager davantage certains éléments de ces évaluations.

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Dirk Van der Maelen en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heren Dirk Van der Maelen en Bruno Stevenheydens

en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en van de minister van Landsverdediging,

beveelt aan dat de regering de Kamer haar evaluatie van de Belgische bijdrage aan ISAF overmaakt vooraleer de Ministerraad de beslissing neemt om de Belgische bijdrage te verlengen tot in 2011."

 

Une première motion de recommandation a été déposée par M. Dirk Van der Maelen et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu les interpellations de M. Dirk Van der Maelen et Bruno Stevenheydens

et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles et du ministre de la Défense,

recommande au gouvernement de communiquer à la Chambre son évaluation de la participation belge à la FIAS avant que le Conseil des ministres prenne la décision de prolonger la participation belge jusqu'en 2011."

 

Een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bruno Stevenheydens en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heren Dirk Van der Maelen en Bruno Stevenheydens

en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen en van de minister van Landsverdediging,

vraagt de regering om een alles omvattende evaluatie aan het parlement voor te leggen van het optreden en onze aanwezigheid in Afghanistan, zowel over het militair optreden van onze militairen in het bijzonder en de ISAF in het algemeen, over de drugsproblematiek en de financiering van de Taliban door drugsopbrengsten, over de corruptie en de politieke instabiliteit en over de wederopbouw van het land."

 

Une deuxième motion de recommandation a été déposée par M. Bruno Stevenheydens et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu les interpellations de M. Dirk Van der Maelen et Bruno Stevenheydens

et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles et du ministre de la Défense,

demande au gouvernement de soumettre au parlement une évaluation exhaustive de l'intervention en Afghanistan et de notre présence en Afghanistan. Cette évaluation portera à la fois sur l'intervention militaire de nos soldats en particulier et la FIAS en général, sur le problème de la drogue et le financement des talibans par les revenus de la drogue, sur la corruption et l'instabilité politique et sur la reconstruction du pays.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de dames Valérie De Bue en Clotilde Nyssens en door de heren Georges Dallemagne, Gerald Kindermans en Ludo Van Campenhout.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes Valérie De Bue et Clotilde Nyssens et par MM. Georges Dallemagne, Gerald Kindermans et Ludo Van Campenhout.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

La réunion publique de commission est levée à 17.34 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.34 uur.