COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN, DE ALGEMENE ZAKEN EN HET OPENBAAR AMBT

La séance est ouverte à 14.36 heures et présidée par M. André Frédéric.

De vergadering wordt geopend om 14.36 uur en voorgezeten door de heer André Frédéric.

- M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la collaboration entre les services chargés de l'accueil (Fedasil) et l'Office des étrangers" (n° 20040)

- Mme Sofie Staelraeve au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le protocole de collaboration entre Fedasil et l'Office des étrangers" (n° 20834)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de samenwerking tussen de diensten die instaan voor de opvang (Fedasil) en de Dienst Vreemdelingenzaken" (nr. 20040)

- mevrouw Sofie Staelraeve aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het samenwerkingsprotocol tussen Fedasil en de Dienst Vreemdelingenzaken" (nr. 20834)

01.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je souhaiterais vous interroger sur la collaboration entre les services chargés de l'accueil des demandeurs d'asile (Fedasil) et l'Office des étrangers, notamment sur le fameux protocole d'accord tant attendu au niveau de l'échange d'informations entre ces deux institutions.

Un premier protocole d'accord avait déjà été conclu, lequel a été dénoncé à la suite de différents conflits entre ministres à l'époque. Depuis lors, selon mes informations, le protocole d'accord entre l'Office des étrangers et Fedasil n'a toujours pas été réactivé. Or, il présente une utilité bien concrète, surtout au regard des expulsions forcées ou des retours volontaires des étrangers qui se sont vu délivrer des ordres de quitter le territoire et qui sont en fin de procédure. Une collaboration entre les deux parties s'avère essentielle en vue de l'organisation concrète du retour des intéressés, notamment quand les personnes continuent à séjourner dans les centres Fedasil.

Monsieur le secrétaire d'État, où en est-on dans le processus de conclusion du protocole? En effet, nous revenons régulièrement avec des questions sur ce sujet.

01.02 Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, enkele weken geleden hebben collega Baeselen en ikzelf ongeveer een gelijkaardige vraag gesteld aan uw collega-staatssecretaris Courard. Hij gaf daar als antwoord dat er wel eens redelijk snel een akkoord in de maak zou kunnen zijn. Het lijkt ons dus tijd om het een en ander te toetsen.

Wat is de stand van zaken inzake het samenwerkingsakkoord en de afspraken tussen Fedasil en Vreemdelingenzaken?

Hoeveel vergaderingen zijn er reeds gepland om het concreet te maken? Zijn er nog eventueel gepland?

Belangrijk, wanneer denkt u beiden dit akkoord te kunnen ondertekenen?

Nog belangrijker, wanneer denkt u het te kunnen uitvoeren?

01.03 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, betreffende de stand van zaken inzake het protocol kan ik u meedelen dat er momenteel door het kabinet van mijn collega Courard en mijn kabinet over een tekst wordt gediscussieerd. Er wordt aan gewerkt. Ondertussen hebben de besturen elkaar ontmoet om over de praktische delen van de samenwerking te praten.

Afin de respecter les engagements que nous avions pris en vue d'aboutir très rapidement à un texte, des lettres de mission ont été envoyées à Fedasil et à l'Office des étrangers. Nous avons reçu des réponses aux questions précises que nous leur avions posées. Dès lors, le protocole pourra prendre effet très vite. Je dirais que c'est une question de jours.

01.04 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je suis ravi que le protocole d'accord attendu depuis des mois, voire des années – sans que ce soit de votre seule responsabilité –, prenne bientôt effet. Cela devenait un peu surréaliste!

01.05 Sofie Staelraeve (Open Vld): Dank u voor uw antwoord. Een kwestie van dagen, dan mag ik dus besluiten dat het akkoord rond is tegen het einde van de week?

01.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Voor de paasvakantie.

01.07 Sofie Staelraeve (Open Vld): Dan rest mij de vraag wanneer u effectief met de uitvoering denkt te starten.

01.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Als het protocol getekend is, kan het dadelijk starten.

01.09 Sofie Staelraeve (Open Vld): Dat is dan duidelijk.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

02 Question de M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'évaluation des procédures d'accueil des mineurs non accompagnés (MENA)" (n° 20041)

02 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de evaluatie van de opvangprocedures van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV)" (nr. 20041)

02.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, normalement, les mineurs non accompagnés sont accueillis dans des centres d'orientation pour leur enregistrement, leur identification et la désignation d'un tuteur. Ils sont supposés y rester pour un séjour maximum de deux fois quinze jours. S'ils introduisent une demande d'asile, les MENA sont alors orientés vers une structure d'accueil gérée par l'administration Fedasil. Une seconde phase de transition d'une durée de quatre mois à un an maximum démarre alors au cours de laquelle le centre d'accueil est chargé d'établir un projet de vie en collaboration avec les tuteurs et d'élaborer ainsi une solution durable, la plus adéquate pour le mineur en question.

Après cette période de six mois, une solution durable est supposée avoir été cernée et les mineurs non accompagnés sont orientés alors vers une structure fédérale ou communautaire. L'accueil dans ces centres (COO) est souvent problématique. Ce sont des centres ouverts, ce qui a pour conséquence que bon nombre de jeunes accueillis quittent ces centres très vite sans laisser d'adresse et sans introduire nécessairement de demande d'asile.

Quelle est la durée moyenne de séjour dans ces centres nécessaires à l'identification des mineurs non accompagnés? Au cours de l'année 2009, combien de mineurs non accompagnés sont-ils passés par ces centres d'orientation? Disposez-vous des chiffres? Sur l'ensemble de ces mineurs, combien ont éventuellement fugué ou en tout cas disparu des centres? Pour lutter contre ce risque, un protocole de collaboration relatif au traitement des dossiers de disparition de ces mineurs a été signé en 2008 entre Child Focus, le parquet général, le parquet de Bruxelles, l'Office des étrangers, Fedasil, le service des Tutelles et les polices locales. Quelle évaluation peut-on livrer de ce protocole d'accord? Combien de mineurs non accompagnés ont-ils été retrouvés en 2009 et dans quel délai moyen?

02.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Désolé, monsieur Baeselen mais les centres d'orientation et d'observation relèvent de la compétence de mon collègue Philippe Courard. Je vous invite donc à lui poser la question.

02.03 Xavier Baeselen (MR): Il en sera fait ainsi.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Le président: À la demande de l'intéressée, la question n° 20096 de Mme Hilâl Yalçin est reportée.

03 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de mogelijkheid voor asielzoekers om een arbeidskaart te bekomen en de gevolgen voor het regeringsbeleid inzake asiel" (nr. 20200)

03 Question de Mme Leen Dierick à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la possibilité pour les demandeurs d'asile d'obtenir un permis de travail et les conséquences pour la politique gouvernementale en matière d'asile" (n° 20200)

03.01 Leen Dierick (CD&V): Door de recente wijzigingen aan het KB van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, werd het mogelijk gemaakt dat aan asielzoekers die langer dan zes maanden in de procedure tot erkenning zitten, indien de procedure is gestart na 31 mei 2007, een arbeidskaart C toegekend kan worden.

De regering heeft ook met de wet houdende diverse bepalingen van december 2009 maatregelen genomen tegen de praktijk van de meervoudige asielaanvragen. Na de derde aanvraag wordt de materiële of financiële steun aan de asielzoeker geschorst. Door de mogelijkheid arbeid te verrichten, heeft de asielzoeker een eigen inkomen en is hij dus ook niet langer afhankelijk van de steunmaatregelen in het kader van de opvangwet. In zekere zin verdwijnt dus eigenlijk het sanctiemechanisme tegen de meervoudige aanvraag. Daarover wil ik een aantal vragen stellen.

Op welke manier zal er rekening gehouden worden met het sanctiemechanisme tegen de meervoudige aanvragen na de toekenning van arbeidskaart C? Vervalt de arbeidskaart C indien er een negatieve beoordeling is door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatslozen of in beroep door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen? Indien er een nieuwe aanvraag wordt ingediend, krijgt de aanvrager dan zonder meer een arbeidskaart C of moet hij opnieuw een aanvraag doen om die te krijgen?

03.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw Dierick, wat zijn de regels om de arbeidskaart C voor asielzoekers te verkrijgen?

De arbeidskaart C is bestemd voor buitenlandse onderdanen die na 31 mei 2007 een asielaanvraag hebben ingediend en die zes maanden na de indiening van de aanvraag geen beslissing hebben gekregen van het CGVS, tot op het moment waarop het CGVS een beslissing neemt, of ingeval er een beroep aangetekend wordt, tot er een beslissing wordt genomen door de RVV.

Ook buitenlandse onderdanen die voor 1 juni 2007 een asielaanvraag hebben ingediend die ontvankelijk werd verklaard, of die niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een beslissing betreffende de ontvankelijkheid, hebben recht op een arbeidskaart C tot er een beslissing wordt genomen inzake de gegrondheid van de aanvraag door het CGVS, of, indien er beroep wordt aangetekend, door de RVV.

Wat uw eerste vraag betreft, een persoon wiens asielprocedure reeds langer dan zes maanden loopt en die zijn arbeidskaart C ontvangen heeft, maar wiens aanvraag uiteindelijk afgewezen wordt door het CGVS, verliest zijn arbeidskaart C. Indien hij vervolgens een nieuwe aanvraag indient, kan hij pas na een procedure van zes maanden na de indiening van de aanvraag bij de dienst Vreemdelingenzaken, en op voorwaarde dat hij binnen die zes maanden geen antwoord van het CGVS heeft gekregen, opnieuw in aanmerking komen voor een arbeidskaart C.

In geval van een meervoudige asielaanvraag zonder nieuw element wordt het dossier zelfs niet naar het CGVS gestuurd. Die worden door de dienst Vreemdelingenzaken behandeld. De aanvrager voldoet dan immers niet aan de voorwaarden om een nieuwe arbeidskaart C te krijgen.

03.03 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het is een geruststelling om te vernemen dat de arbeidskaart C bij een negatieve beslissing in een dossier ingetrokken wordt en pas nadien, na een nieuwe aanvraag, opnieuw kan worden toegekend.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

04 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "families in gesloten centra" (nr. 20251)

04 Question de Mme Leen Dierick au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les familles en centres fermés" (n° 20251)

04.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in oktober 2008 besloot de toenmalige minister van Asiel en Migratie een alternatief in te voeren voor de opsluiting van families in gesloten centra. Sedertdien werden die families niet meer opgesloten maar kunnen zij terecht in een terugkeerwoning waar een coach van de DVZ hen begeleidt.

Hoeveel families met kinderen werden er vorig jaar in de nieuwe opvangfaciliteiten opgevangen? Hoeveel minderjarigen werden er opgevangen?

Heeft de minister een idee wanneer de overige geplande woningen in gebruik worden genomen?

Welke aanbevelingen heeft de evaluatie over de eerste opvanginitiatieven opgeleverd?

04.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, in 2009 werden 58 families in de woonunits opgevangen met in totaal 99 volwassenen en 107 minderjarige kinderen. Het betreft drie categorieën van families: 30 families werden in onregelmatig verblijf op Belgisch grondgebied aangetroffen, voor 23 families werd in het kader van de veroordeling van de Conventie van Dublin een overnameakkoord met een andere EU-lidstaat verkregen en 5 families boden zich aan de grens in de luchthaven aan en voldeden niet aan de binnenkomstvoorwaarden. Deze laatste categorie werd sinds 1 oktober 2009 in de woonunits ondergebracht.

Tegen de zomer van 2010 zullen er vier extra woningen in gebruik worden genomen, in Sint-Gillis-Waas. De renovatiewerken zouden tegen dan voltooid moeten zijn. De Dienst Vreemdelingenzaken overlegt met de Regie der Gebouwen over extra woonunits.

De DVZ heeft, op basis van interne evaluatie en op basis van de door de ngo’s geformuleerde aanbevelingen, al een aantal initiatieven genomen die tot een efficiëntere werking van de omkadering van de families moet leiden. Daartoe behoren onder andere de aanwerving van extra terugkeerfunctionarissen en van een coördinator, de aanpassing van de functiebeschrijving van de coaches, de planning van extra vorming of informatie voor de coaches en voor de verschillende interne en externe partners van de DVZ, het opstellen van best practices teneinde de verschillende voorkomende situaties en vragen efficiënt te kunnen beantwoorden en, tot slot, het ontwerp van aanpassing van het KB van 14 mei 2009 met betrekking tot de woonunits, teneinde deze ook in de grenzenprocedure te kunnen gebruiken.

Ik zal niet nalaten om u zo snel mogelijk het rapport voor te leggen en u op de hoogte te houden over de verdere evoluties betreffende het alternatief voor detentie.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

05 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het niet straffen van een illegaal" (nr. 20284)

05 Question de Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'impunité pour une personne en séjour illégal" (n° 20284)

05.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, op 3 maart berichtte de Gazet van Antwerpen dat een illegaal opschorting van straf kreeg van de rechter omdat een veroordeling zijn regularisatie zou bemoeilijken. Hij werd aangeklaagd wegens zedenfeiten op de tram in Antwerpen.

Ik heb daaromtrent volgende vragen;

Kan u dat verhaal bevestigen?

Heeft u weet van gelijkaardige voorvallen waarbij illegalen die strafbare feiten pleegden anders behandeld worden om hun regularisatie niet in gevaar te brengen?

Hoe beoordeelt u zelf dergelijke praktijken?

In welke mate wordt bij het onderzoek van een regularisatieaanvraag rekening gehouden met het strafrechtelijke verleden van de betrokkenen? Bestaan daarover richtlijnen bij de Dienst Vreemdelingenzaken?

05.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw Smeyers, u zal het met mij eens zijn dat ik niet bevoegd ben om uitspraken te doen over rechterlijke beslissingen. Daarover zijn we het eens?

Bovendien is het voor mijn administratie onmogelijk na te gaan over welke beslissing het gaat als slechts een dergelijke summiere beschrijving wordt gegeven.

Als de Dienst Vreemdelingenzaken feiten van openbare orde of fraude ontdekt, houdt ze daar rekening mee in de beoordeling van de desbetreffende dossiers. De beoordeling gebeurt geval per geval. Indien nodig deelt de DVZ de feiten mee aan de parketten in toepassing van artikel 29 van het Wetboek van strafvordering.

05.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijn vraag heeft de feiten inderdaad summier omschreven, maar verwees wel naar de datum en de krant waarin de feiten stonden vermeld.

Het ging over een 37-jarige illegaal uit Soedan. Op 21 oktober 2009 werd de man danig opgewonden op de tram dat hij een zaadlozing kreeg. Aangezien zijn broek open stond, morste hij sperma op de jas en de schoenen van een dertienjarige jongen naast hem. De rechter gaf Alhamim A., die bij zijn arrestatie ook een verboden wapen op zak had, een opschorting. De veroordeling zou immers zijn regularisatie bemoeilijken.

Alhamim A. vertelde dat hij opgewonden geraakte van jonge meisjes die tegen hem aanschuurden in de drukke tram. De tiener vond dat de man toch opvallend dicht bij hem kwam staan. De jongen kreeg 451 euro schadevergoeding.

Dit is een voor de rechter afgehandelde zaak. Het is geen hangende zaak. Mijn vraag is gewoon of dit verhaal bevestigd kan worden? Ik zou het wel frappant vinden,mocht het kloppen dat een rechter om een regularisatieaanvraag niet in het gedrang te brengen opschorting van straf geeft.

Ik vind het frappant, maar als het zo in de krant staat, geloof ik dat, ook al omdat een schadevergoeding van 451 euro werd gespecificeerd…

Le président: Il faut se méfier, vous savez.

05.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het moet gezegd worden dat ik geen beslissing kan nemen in plaats van de rechter. Wanneer er in een dossier juridische uitspraken zijn met elementen van openbare orde, worden die uiteraard in aanmerking genomen bij de behandeling van dat dossier.

05.05 Sarah Smeyers (N-VA): Het verhaal klopt dus. Ik weet, mijnheer de staatssecretaris, dat u geen rechter moet spelen. Dat vraag ik ook niet. De vraag was: klopt het verhaal? Klopt het dat er in de rechtspraak rekening gehouden wordt met lopende regularisatieaanvragen? Ik vind het dan toch frappant dat twee instanties zulke beslissingen nemen.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

06 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le droit de retour des étrangers" (n° 20221)

06 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het recht op terugkeer van buitenlanders" (nr. 20221)

06.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, les étrangers résidant en Belgique bénéficient en vertu de l'article 19 de la loi du 15 décembre 1980 d'un droit de retour d'une durée d'un an à partir du moment où ils quittent le territoire belge. La seule condition prévue par la loi pour pouvoir exercer ce droit de retour est la possession d'un titre de séjour ou d'établissement belge valable.

Sur le terrain, la réalité diffère malheureusement. Il est arrivé plusieurs fois ces dernières années que des personnes revenant en Belgique se sont vues déclarer qu'elles n'avaient plus le droit de revenir et qu'elles étaient priées d'introduire une demande de régularisation. C'est même arrivé à des personnes qui résidaient en Belgique depuis plus de trente ans.

Il y a donc des difficultés d'application de ces règles sur le terrain. Pourtant, l'arrêté royal du 8 octobre 1981 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers prévoit deux obligations supplémentaires auxquelles l'étranger doit se conformer lorsqu'il s'absente plus de trois mois.

En premier lieu, l'étranger a l'obligation d'informer sa commune de son intention de partir et de revenir sur le territoire belge. Dans son arrêt rendu le 5 septembre 1986, le Conseil d'État a estimé que cette obligation n'est pas une condition dont dépend le maintien de la validité du titre de séjour ou d'établissement. Ce n'est donc pas une condition nécessaire au droit de retour. Les conséquences en cas de non-respect de cette obligation doivent en réalité uniquement concerner le maintien de l'inscription de l'étranger dans les registres communaux. Mais le droit de retour doit quant à lui être maintenu.

Ensuite, l'arrêté royal prévoit que l'étranger doit se présenter à la commune de son lieu de résidence dans les 15 jours qui suivent son retour. Contrairement à la condition précédente, cette obligation constitue une condition supplémentaire apportée à l'exercice du droit de retour. Or la loi ne prévoit pas que le Roi puisse ajouter des conditions supplémentaires au droit de retour dont bénéficie l'étranger lorsqu'il s'absente moins d'un an du territoire belge. Il apparaît donc que l'arrêté royal excède les pouvoirs d'exécution du Roi.

Ne pensez-vous pas qu'il serait opportun de clarifier la situation en informant votre administration de ce que l'obligation pour l'étranger d'informer sa commune de résidence de son départ de Belgique ne doit pas être considérée comme une condition du droit de retour et de modifier l'arrêté royal du 8 octobre 1981 pour supprimer l'obligation imposée à l'étranger de se présenter à sa commune de résidence dans les 15 jours de son arrivée en Belgique, vu que la loi n'autorise pas le Roi à ajouter des conditions supplémentaires?

06.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Genot, nous constatons que les personnes deviennent de plus en plus mobiles, qu'elles bougent de plus en plus. De ce fait, un nombre croissant d'étrangers ont obtenu un droit de séjour en Belgique. Il convient donc de se demander dans quelle mesure la réglementation actuelle correspond encore à cette nouvelle réalité.

Je tiens à signaler que les conditions que vous citez ont une utilité pratique. Le fait que l'étranger doive se manifester à la commune avant son départ permet de vérifier s'il dispose d'une carte d'étranger valable pendant suffisamment de temps. Si ce n'est pas le cas, il faut fabriquer une nouvelle carte. En outre, cette procédure garantit que les informations reprises dans les registres de population soient les plus actuelles et les plus complètes possible.

La condition que l'étranger se présente à la commune lors de son retour poursuit le même objectif. Les démarches nécessaires doivent être accomplies afin de remplir les formalités pratiques au niveau de l'inscription et des documents.

Personnellement, j'estime que de telles conditions ne sont pas excessives. Il s'impose néanmoins de vérifier si elles sont réglées correctement dans la loi, particulièrement au regard de la hiérarchie des normes juridiques. Par conséquent, je donnerai à l'Office des étrangers l'instruction d'examiner la situation juridique actuelle et, au besoin, de proposer les modifications appropriées. De telles modifications ne signifieraient pas pour autant que ces conditions vont être supprimées.

Une habilitation claire du Roi sera probablement suffisante mais l'évaluation nous le dira.

06.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse. L'objectif d'inscrire les gens dans les registres communaux me paraît légitime; il faut donc le conforter.

Je vous citerai l'exemple d'un monsieur établi ici depuis des années. Ne trouvant pas de travail, il est reparti au Congo. Il est revenu après un an d'absence pour fêter Noël avec ses enfants. Il ne connaissait pas cette obligation et s'est retrouvé plusieurs jours en centre fermé.

Nous avons aussi rencontré des difficultés avec des personnes âgées qui rentraient au pays pour raisons familiales. Ensuite, elles ne pouvaient plus revenir alors qu'elles résidaient en Belgique depuis plus de trente ans.

Il faudrait voir comment on peut faire pour ne pas les ennuyer à la frontière lors de leur retour, quitte à les obliger à se mettre rapidement en ordre vis-à-vis de la commune.

Je trouve qu'il est légitime que les gens soient inscrits dans les registres communaux.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

07 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de eenmalige regularisatiecampagne" (nr. 20480)

07 Question de Mme Leen Dierick au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la campagne de régularisation unique" (n° 20480)

07.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, op 15 september 2009 startte de eenmalige regularisatiecampagne. Tot 15 december 2009 konden dus mensen zonder papieren een asielaanvraag indienen in het kader van de eenmalige regularisatiecampagne.

Graag had ik een aantal vragen gesteld om wat cijfermateriaal te verkrijgen. Wat is de stand van zaken van de afhandeling van de eenmalige regularisatieregeling? Hoeveel dossiers werden reeds goedgekeurd? Hoeveel dossiers zijn nog hangende? Kunt u, mijnheer de staatssecretaris, ook een onderscheid maken tussen de verschillende gronden waarop de regularisatie werd goedgekeurd, onder andere wegens langdurige procedure of om humanitaire redenen?

07.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik heb u in antwoord op eerdere vragen reeds duidelijk proberen te maken dat er een onderscheid is tussen een asielaanvraag en een aanvraag tot machtiging tot verblijf. Een aanvraag tot machtiging tot verblijf is niet beperkt tot de asielzoekers, maar staat daarentegen open voor alle vreemdelingen die een regularisatie van verblijf aanvragen om humanitaire redenen.

Er is geen sprake van een eenmalige campagne, aangezien iedere aanvraag behandeld wordt op basis van de wet van 15 december 1980. Dat was en blijft geldig.

In 2009 werden 7 194 positieve beslissingen genomen. In datzelfde jaar werden 5 812 negatieve beslissingen genomen en 374 aanvragen werden ten gronde afgewezen. Eind februari waren er 27 000 aanvragen in behandeling. Dat is een totaal van alle aanvragen op grond van artikel 9bis van de wet van 15 december 1980.

07.03 Leen Dierick (CD&V): De cijfers moet ik nog eens goed bekijken. Ik dank u daarvoor.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

08 Question de M. Xavier Baeselen au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les moyens mis actuellement par la Belgique à disposition de Frontex" (n° 20695)

08 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de middelen die momenteel ter beschikking gesteld worden door België aan Frontex" (nr. 20695)

08.01 Xavier Baeselen (MR): La Commission européenne a présenté fin février des propositions visant à renforcer l'agence de l'Union européenne chargée de la gestion des frontières, Frontex. Frontex a été créée en 2005 afin de coordonner les opérations de contrôle aux frontières extérieures des États membres de l'Union européenne.

Les propositions émises par la Commission visent notamment à renforcer le cadre juridique et à augmenter la capacité organisationnelle de Frontex, à prêter main-forte aux États membres. Les États membres mettraient ainsi davantage d'équipements matériels et humains à disposition de l'agence, de sorte que Frontex serait en mesure de co-diriger les opérations de patrouille aux frontières avec les États membres.

Pour un certain nombre d’États membres de l’Union européenne comme l’Italie et la Grèce, ce sont des missions essentielles pour assurer un véritable contrôle de l’espace, en particulier l’espace Schengen.

La Commission européenne a donc répondu à ces demandes de renforcement du cadre juridique et matériel de Frontex en faisant appel à la solidarité des États membres de l’Union européenne.

J’avais demandé au premier ministre quels étaient les moyens actuellement mis à disposition de Frontex par la Belgique. La Belgique est-elle prête à répondre favorablement aux demandes formulées par la Commission? Si oui, sous quelle forme et à quelle hauteur?

08.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, la décision concernant les moyens qui seront libérés pour Frontex, l’agence européenne en charge du contrôle des frontières extérieures européennes ainsi que l’assistance technique aux pays tiers relèvent de la responsabilité de la police fédérale. Ma collègue de l’Intérieur est en conséquence compétente.

La Belgique est évidemment favorable au renforcement de Frontex. On en a discuté lors du dernier Conseil européen où le patron de l’agence Frontex est venu expliquer l’ensemble des mécanismes liés à Frontex et son fonctionnement.

La Belgique collabore évidemment de manière active avec Frontex. Dans ce cadre-là, j’ai eu une nouvelle fois l’occasion de réaffirmer que dans le cadre de la discussion sur les 29 propositions déposées par la France, la Belgique allait évidemment collaborer et contribuer à travailler en pleine concertation avec l’agence Frontex et par conséquent, y jouer son rôle primordial en la matière.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

09 Question de M. Guy Milcamps au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les mesures à prendre afin de mettre fin aux astreintes journalières infligées à l'État belge dans le cadre de l'accueil des demandeurs d'asile" (n° 20516)

09 Vraag van de heer Guy Milcamps aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de maatregelen die moeten worden genomen om een einde te stellen aan de dwangsommen per dag die de Belgische Staat moet betalen in het kader van de opvang van asielzoekers" (nr. 20516)

09.01 Guy Milcamps (PS): Monsieur le secrétaire d’État, le secrétaire d’État à l’Intégration sociale faisait récemment état dans la presse de son exaspération quant au coût exorbitant pour l’État belge des astreintes journalières infligées lorsqu’un demandeur d’asile ne peut être logé durant la procédure. Selon M. Courard, de novembre 2009 à février 2010, 55 demandeurs d’asile ont eu gain de cause devant les tribunaux et, sur cette période, le montant total des astreintes payées par l’État s’élève à environ 200 000 euros.

Nous savons que l’engorgement dans le secteur de l’accueil des demandeurs d’asile est dû pour une partie non négligeable à des demandeurs en provenance des Balkans mais aussi en provenance de pays nouvellement européens, notamment la Roumanie et la Bulgarie. L’analyse de leur demande doit se faire, depuis la dernière réforme de la procédure, dans un laps de temps relativement court. Il va de soi que le traitement d’une demande d’asile est complexe et mérite toute l’attention que nous devons accorder aux personnes quittant leur pays d’origine, parfois, pour certaines d’entre elles, au risque de leur vie.

J’aimerais savoir, monsieur le secrétaire d’État si, à l’instar de votre récente mission dans les Balkans, vous comptez prendre, comme vous l’avez annoncé me semble-t-il à cette occasion, des initiatives à l’égard de ces nouveaux pays européens, afin de décourager les départs massifs et alléger ainsi les difficultés que génèrent ces mêmes départs dans le secteur de l’accueil? De même, de manière plus large, envisagez-vous de nouer des contacts en ce sens avec les principaux pays d’origine des demandeurs d’asile?

Par ailleurs, envisagez-vous de prendre des mesures concrètes pour accélérer plus globalement le traitement des demandes d’asile? Et enfin, confirmez-vous ce qu’on a pu lire dans la presse après le conclave budgétaire, dans le cadre de l’ajustement, à savoir que le refinancement de Fedasil s’annonce pour une somme de 20 millions d’euros?

09.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Je vous invite à ne pas me reposer la question en commission du Budget à propos de Fedasil. Je confirme le montant de 20 millions pour Fedasil et pour les 5 centres Fedasil et les 5 partenaires.

Le nombre de demandes d’asile introduites pour les personnes originaires d’États membres de l’Union européenne est relativement bas. En 2009, il s’agissait de 673 demandes sur un total de 17 186, c’est-à-dire un petit 4 %. Les demandes d’asile de ressortissants de l’Union européenne sont traitées suivant une procédure particulière, fixée par la loi sur les étrangers, et dans ces dossiers les décisions sont prises rapidement.

En ce qui concerne les demandes d'asile introduites depuis l'entrée en vigueur de la nouvelle procédure au 1^er juin 2007, le délai de traitement moyen au 10 mars 2010 est le suivant: 44 % des dossiers ont été traités par le CGRA dans le mois qui a suivi l'introduction de la demande d'asile et 53 % des dossiers ont été traités par le CGRA dans un délai compris entre un et trois mois après l'introduction de la demande d'asile. Si l'on calcule à partir du moment où l'Office des étrangers transmet le dossier au CGRA, le CGRA prend une décision endéans le mois dans 89 % des dossiers et entre un à trois mois pour 9 % des dossiers.

En ce qui concerne les demandes d'asile originaires de Macédoine et de Serbie, les instances concernées ont rapidement réagi dès que l'on a constaté qu'il y avait une augmentation considérable du nombre de demandes d'asile de ressortissants de ces deux pays. Les instances d'asile se sont engagées à donner à ces demandes d'asile une priorité absolue. Le nécessaire a été fait pour que les décisions soient prises dans un bref délai.

En outre, une campagne d'information préventive a démarré ainsi qu'une action pour inciter les gens à renoncer à leur demande d'asile et à retourner volontairement dans leur pays d'origine. Tout ceci a suscité une baisse significative du nombre de demandes d'asile de personnes originaires de Macédoine et de Serbie au cours du mois de mars 2010. Vous aurez d'ailleurs constaté qu'un certain nombre de personnes sont entre-temps retournées volontairement vers leur pays d'origine. Ces personnes ont été malheureusement manipulées et abusées. Toutefois, il est clair que ces personnes doivent retourner dans leur pays d'origine, à savoir la Macédoine ou la Serbie.

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

Le président: Les questions n^os 20076, 20313, 20359, 20360, 20361, 20362 et 20381 de M. Doomst sont reportées. La question n° 20130 de Mme Uyttersprot est reportée, de même que les questions jointes n^os 20234 et 20236 de M. Bonte. La question n° 20399 de Mme Douifi est reportée à sa demande. Les questions jointes n^os 20589 et 20770 de Mme Smeyers sont retirées. Les questions jointes n^os 20641 et 20642 de Mme De Maght sont reportées. Les questions n^os20769 et 20844 de Mme Smeyers sont retirées à sa demande. Les questions n^os20856 et 20877 de MM. Jadot et Defreyne sont reportées.

Ces questions seront posées après les vacances de Pâques quand nous en aurons le temps. Les collègues n'étant pas présents, je suppose que leur question ne présente aucun caractère d'urgence. Ils patienteront donc un mois avant d'avoir leur réponse.

La réunion publique de commission est levée à 15.11 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.11 uur