|
Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken
en het Openbaar Ambt |
Commission
de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique |
|
van woensdag 24 maart 2010 Voormiddag ______ |
du mercredi 24 mars 2010 Matin ______ |
La séance est ouverte à 10.26 heures et présidée par M. André Frédéric.
De vergadering wordt geopend om 10.26 uur en voorgezeten door de heer André Frédéric.
Le président: Chers collègues, j'ai la faiblesse de considérer que quand nous devons commencer à 10 h 15 et qu'il est presque 10 h 30, le quart d'heure académique est dépassé. Je fais savoir à la foule en délire que je vais suivre l'ordre du jour et que ceux qui ne seront pas là lorsque ce sera leur tour devront revenir une autre fois, éventuellement après Pâques. S'ils ne sont pas là, c'est que l'urgence de leur question est loin d'être justifiée.
01 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de vereenvoudiging van de inschrijvingsprocedure voor pasgeboren kinderen" (nr. 20375)
01 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la simplification de la procédure d'inscription des nouveau-nés" (n° 20375)
01.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank u dat ik op dit vroege en zonnige moment als eerste mag beginnen.
Mevrouw de minister, 70 % van de pasgeboren kinderen komt ter wereld in een andere gemeente dan waar zij wonen. Volgens de huidige procedure duurt het altijd even voor het betrokken kind wordt opgenomen in het Rijksregister. U hebt bekendgemaakt – en ik denk terecht – dat u de procedure wilt vereenvoudigen, na het voorbeeld van het proefproject dat eind vorig jaar in zeven gemeenten werd opgestart. Daardoor zullen de kinderen onmiddellijk kunnen worden ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente waar zij zullen wonen.
Binnenkort zou een omzendbrief met de uitleg worden verstuurd, zodat alle gemeenten die het wensen vanaf 1 april mee op de kar kunnen springen. Ik weet echter niet of die wenselijkheid wel wenselijk is, want ik vermoed dat het tot wat verwarring zal leiden.
Kunt u nog wat toelichting geven bij het initiatief dat u nam?
Kunt u ook wat zeggen over het proefproject?
En vooral, zal dit niet tot verwarring leiden? De moeders en de vaders van de pasgeborenen, die al in verwarring zijn, kunnen het daardoor nog moeilijker hebben het juiste pad voor de aangifte te kiezen.
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de huidige reglementering bepaalt dat de gemeente waar een kind wordt geboren, de geboorteakte opmaakt en die desgevallend doorstuurt naar de gemeente waar het kind zal worden ingeschreven in de bevolkingsregisters. Na die procedure, die in een aantal gevallen te veel tijd in beslag neemt, worden de identificatiegegevens van het pasgeboren kind opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Een laattijdige registratie van geboorten in het Rijksregister vertraagt het werk van de overheden, instellingen en organismen die toegang hebben tot het Rijksregister en die in het raam van hun legale opdrachten zo snel mogelijk moeten kennisnemen van die gebeurtenis.
Bovendien belet het de ouders onmiddellijk van bepaalde rechten of voordelen te genieten die afhangen van de registratie van de geboorte. Het proefproject beoogt aan dit euvel tegemoet te komen door de vereenvoudiging en modernisering van de procedures voor mededeling en opneming van de gebeurtenissen van burgerlijke stand en meer in het bijzonder in een eerste fase de geboorten.
De nieuwe toepassing inzameling van geboorten maakt het mogelijk om de informatiegegevens bij de bron, dit wil zeggen door de diensten van de burgerlijke stand van de gemeente van de geboorte, automatisch en onder een gestructureerde vorm te laten opnemen in het Rijksregister. De gegevens moeten nadien dus niet opnieuw ingevoerd worden, wat de kans op eventuele fouten ook sterk vermindert.
De gemeenten van verblijf, zijnde gemeente waar het kind naar de verklaring van de ouders gaat verblijven, wordt op de hoogte gebracht van de aanmaak van het nieuwe dossier via een elektronisch postbericht, waardoor de gemeente nadien het dossier via een automatische procedure kan recupereren uit een specifiek wachtbestand.
Deze eerste inzameling van identificatiegegevens wordt pas definitief wanneer de gemeente van verblijf de gegevens gevalideerd heeft en de nodige bijwerkingen verricht heeft in het betrokken dossier in het Rijksregister.
De inzameling kan niet gebeuren voor kinderen van asielaanvragers aangezien alleen de dienst Vreemdelingenzaken bevoegd is om deze in te zamelen in het wachtregister.
In juli 2009 werd er gestart met een pilootproject in zeven gemeenten, twee gemeenten van geboorte en twee gemeenten van verblijf. Toen uit de evaluatie van eind 2009 bleek dat er algemene tevredenheid bestond over de uitgewerkte oplossing werd beslist om het pilootproject uit te breiden op een vrijwillige basis.
Elke gemeente van geboorte die beschikt over geïntegreerde software bevolking-burgerlijke stand kan bijgevolg vanaf 1 april 2010 deelnemen aan de nieuwe toepassing. De circulaire met de uitnodiging tot deelname aan het project evenals met de onderrichtingen ter zake werd verstuurd op 2 maart 2010.
01.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, betekent zulks dat er een veralgemeend pilootproject komt met de bedoeling te komen tot een situatie waarbij elke gemeente de zaak op dezelfde manier zou behandelen? Dat is de interpretatie van de tussenstap.
01.04 Minister Annemie Turtelboom: Dat is de interpretatie. Punt is dat elke gemeente over een geïntegreerde software Bevolking - Burgerlijke stand moet beschikken. Daarom geven wij alle gemeenten die het al hebben nu de mogelijkheid om daarin te stappen. We moeten op termijn tot een automatisme komen. Het maakt kinderbijslag en alle daaraan gekoppelde gevolgen een stuk eenvoudiger.
01.05 Michel Doomst (CD&V): Wij moeten inderdaad tot die veralgemeende toepassing komen. Dat is de richting die wij met dit veralgemeend pilootproject moeten aangeven.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Luc Peetermans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het elektronisch stemmen" (nr. 20712)
02 Question de M. Luc Peetermans à la ministre de l'Intérieur sur "le vote électronique" (n° 20712)
02.01 Luc Peetermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op dit ogenblik is het zo dat waar er elektronisch wordt gestemd de kiesbureaus twee uur langer dienen open te blijven dan waar er op papier wordt gestemd. Er zijn nochtans heel wat gemeenten waar er geen enkel probleem is bij het stemmen zelf en waar alles zeer vlot verloopt. Vanaf ’s middags komt daar veel minder volk stemmen en het is er werkelijk niet nodig om de kiesbureaus langer open te houden. Er worden ook heel wat voorzitters en bijzitters opgeroepen om voor een zeer lage vergoeding hun burgerplicht te komen vervullen.
Ik stel bijgevolg voor om alle kiesbureaus slechts tot 13 uur open te laten omdat de tijdmarge dan voldoende ruim is. Dat houdt in dat alle voorzitters en bijzitters een halve vrije dag overhouden, die zondag, en dat er minder overheidsgeld moet worden besteed aan overuren van het overheidspersoneel.
Mevrouw de minister, ik heb hier nog een paar bedenkingen bij. Nu krijgen mensen die op papier stemmen twee uur minder de tijd om hun stemplicht te vervullen dan mensen die elektronisch stemmen. Stelt er zich geen juridisch probleem door kiezers die op papier moeten stemmen daarvoor minder tijd te geven dan kiezers die elektronisch moeten stemmen, op basis van het gelijkheidsbeginsel?
Ten tweede, hoe staat u tegenover mijn voorstel om alle kiesbureaus te sluiten om 13 uur? Uitzonderingen kunnen dan indien noodzakelijk of gewenst mogelijk gemaakt worden. Naar mijn mening is het niet mogelijk dat al die landelijke kiesbureaus onnodig tot 15 uur openblijven.
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, overeenkomstig artikel 142, eerste lid van het Kieswetboek worden de kiezers die op traditionele wijze stemmen toegelaten tot het stembureau van 8 uur tot 13 uur.
In afwijking van deze bepaling staat artikel 14, eerste lid, § 3, van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming de koning toe om de openingsuren van de geautomatiseerde stembureaus te verlengen.
Er stelt zich dus juridisch geen enkel probleem. Deze afwijking van de openingsuren van de geautomatiseerde stembureaus wordt toegepast bij elke stemming en biedt de betrokken kiezer de mogelijkheid om zich tot 15 uur in het stemlokaal aan te bieden.
Aangezien de wet van 11 april 1994 toelaat om in de geautomatiseerde stembureaus — behalve in het administratief arrondissement Brussel Hoofdstad — het aantal kiezers per bureau op te trekken tot negenhonderd in plaats van de achthonderd kiezers die toegestaan zijn in geval van traditionele stemming, maakt deze afwijking van de openingsuren het mogelijk te vermijden dat de kiezers in geautomatiseerde kantons in een wachtrij moeten staan.
Het spreekt voor zichzelf dat het geautomatiseerde stembureau zijn verrichtingen vroeger kan stopzetten, als de specifieke situatie dat rechtvaardigt, namelijk wanneer alle kiezers van het betrokken stembureau hun stem hebben uitgebracht.
Dat is de argumentatie en de reden waarom er juridisch geen ongelijkheid is tussen stemmen tot 13 uur en tot 15 uur.
02.03 Luc Peetermans (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Blijkbaar is er geen juridisch probleem, maar er blijft nog altijd een praktisch gegeven. Wij zitten in onze landelijke gemeente aan de maximumcapaciteit, en zelfs meer dan negenhonderd kiezers per stembus. Er rijst daarbij geen enkel probleem. Ik denk dat de mogelijkheid bestaat om tegemoet te komen aan de vele bijzitters en voorzitters en de stemperiode te beperken tot 13 uur. De wet laat dit ook toe en er kan voor gezorgd worden.
Ik vind het nog altijd onnodig om het sluitingsuur op 15 uur te houden.
Wij zijn 10 jaar bezig met het elektronisch stemmen. Het verloopt zeer vlot. Er komen bijna geen mensen meer na de middag. Zolang de mogelijkheid geboden wordt om tot 15 uur te stemmen, bestaat ook de mogelijkheid dat er nog iemand om 14 u 55 komt stemmen en dan kan het stembureau niet sluiten. Dat werkt heel demotiverend en frustrerend voor de bijna-vrijwilligers die daar zitten. Ik wil u dan ook vragen om dat even te willen bekijken, in het belang van allen. Ik denk dat het door heel veel mensen geapprecieerd zou worden.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Mark Verhaegen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "een aangekondigde internationale vergelijking van de getalsterkte bij de politie" (nr. 20718)
03 Question de M. Mark Verhaegen à la ministre de l'Intérieur sur "l'annonce d'une comparaison internationale des effectifs des services de police" (n° 20718)
03.01 Mark Verhaegen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik stel alleen maar positieve vragen.
Mevrouw de minister, op 28 januari 2008 heb ik deze vraag over de getalsterkte bij de politie nog eens gesteld, waarop toen een heel bemoedigend antwoord volgde. Uw geachte voorganger sprak toen de wens uit een wetenschappelijke vergelijkende studie uit te voeren om een internationale vergelijking te maken met onze buurlanden, en meteen te duiden waarom ons land in verhouding tot het bevolkingsaantal over twee keer meer politiemensen beschikt als bijvoorbeeld Frankrijk of Nederland, en over merkelijk meer politiefunctionarissen dan Duitsland of het Verenigd Koninkrijk, die toch alle onze buurlanden zijn.
Zo’n benchmark zou een oplossing kunnen bieden voor een aantal problemen inzake de betaalbaarheid van ons politieapparaat. Een grootscheepse VVSG-enquête – in oktober 2008, in het raam van 10 jaar Wet op de geïntegreerde politie – bij vele Vlaamse burgemeesters bracht aan het licht dat de politiehervorming in vele gemeentelijke begrotingen een krater geslagen heeft.
Wij kunnen ons nu afvragen – misschien aan de hand van die studie – waar er bespaard kan worden. Dat kan bijvoorbeeld op gerechtelijke administratieve taken. De bedelende functies, noemt men die: “Ga dit document eens halen en breng het naar daar.” Misschien kan men ook besparen op de schaalgrootte van de politiezones op omslachtige bureaucratische procedures. Er is verder het geldig statuut, dat verworven is ten tijde van de voetbalhoogmis Euro 2000. Het is trouwens uniek in de vaderlandse geschiedenis dat de minister toen – de heer Duquesne nog – meer gaf dan de vakbonden vroegen.
Feit is dat 84 % van de burgemeesters de gemeentelijke dotatie te zwaar vinden wegen op de gemeentelijke begroting. Vooral kleine gemeenten hebben daar heel wat problemen mee. Een vergelijkende internationale studie, aangevuld met de financiële aspecten van onze politiezorg, zou dan ook op de aangehaalde frictiepunten een objectief antwoord kunnen formulieren en het beleid opnieuw op het juiste pad kunnen brengen.
Mevrouw de minister, ik wil u daarom graag volgende vragen stellen. Ten eerste, hoever staat het met de aangekondigde internationale vergelijking van de getalsterkte bij de politie? Ten tweede, bent u bereid rekening te houden met de beleidsaanbevelingen van het rapport, teneinde te beschikken over een excellente politiezorg, en dit tegen minimale, betaalbare kosten?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Ik ben steeds heel voorzichtig met internationale vergelijkingen met betrekking tot de getalsterkte bij de politie, omdat men zich moet afvragen of men überhaupt de politionele werkelijkheid, die per definitie eigen is aan een land, met voldoende betrouwbaarheid kan samenvatten in een formule zoals het aantal politiemensen per inwoner, waaruit de efficiëntie van het politiebeheer door lokale en federale overheden tot uiting komt. Ik denk van niet.
Bovendien moet men er ook rekening mee houden dat de taakinhoud van de politiediensten ook sterk verschilt van land tot land, maar moet men er vooral ook rekening mee houden dat bepaalde diensten in andere landen niet tot de politie gerekend worden, terwijl dat bij ons bijvoorbeeld wel het geval is.
Ik geef een voorbeeld. Als men bij ons het aantal politieagenten berekent, dan zit daarin ook de gerechtelijke politie. In een heel aantal andere landen ressorteert de gerechtelijke politie onder de minister van Justitie en wordt die niet meegeteld in internationale vergelijkingen van het aantal politiemensen. Ik geef een tweede voorbeeld. In Nederland wordt de Koninklijke Marechaussee niet geteld bij het aantal politiemensen dat Nederland telt, terwijl het mensen zijn die bij ons in de statistieken taken doen die heel duidelijk tot de politietaken behoren. Hetzelfde geldt voor de lokale politie, die in bepaalde landen niet meegerekend wordt in de landelijke statistieken van het politiekorps.
In plaats van de aangehaalde statistieken kan men evenzeer andere statistieken geven die bij wijze van spreken een ander beeld geven, omdat de verdeling van politieagenten over politiediensten op een andere manier georganiseerd is in een ander land.
Als het in het algemeen interessant is om ter zake een wetenschappelijke vergelijkende studie te laten uitvoeren, dan moet men die elementen zeker meenemen en dus een werkelijk echte vergelijkingsbasis hebben, waarbij men ook rekening houdt met de taakinhoud. Het is voor mij echter in eerste instantie nuttiger om meer concreet te focussen op de Belgische invulling van het takenpakket van de politie, vanuit het standpunt van de gemeenschapsgerichte politiezorg.
België heeft zijn eigen invulling gegeven aan zijn politiebestel en een hoge standaard gesteld. Elk lokaal politiekorps kan indien gewenst de minimale kwaliteitsnormen nog bijkomend verhogen met de inzet van bijkomend personeel.
Inzake de middelen waarover de lokale politie beschikt, heeft mijn departement de voorbije jaren een aantal wetenschappelijke studies besteld, waarvan er nog twee lopende zijn. Een ervan is onze ondertussen beruchte studie over het huidig financieringssysteem met de KUL-norm, waarover we hier in het Parlement al heel veel hebben gesproken.
Om de politiecapaciteit te bepalen die nodig is om de basispolitiezorg te vervullen, is er vooraf nood aan een zo exhaustief mogelijke inventaris van de taken die de politie wettelijk verplicht is uit te voeren, en van de taken zij nog bijkomend uitvoert. Die vaststelling werd onderwerp van een tweede studie, die bijna afgerond is.
Samen met dat onderzoek is er nog een derde studie, die, voortbouwend op de inventarisering van de taken, een uniform meetsysteem en een capaciteitsberekening zal uitwerken.
Tot slot, ik zit geregeld aan tafel met de Vereniging Van Steden en Gemeenten. Mijn volgende afspraak is volgens mij zelfs komende vrijdag. De steden en gemeenten kunnen dus ook hun rechtstreekse inbreng geven in de discussies, wat zeker nuttig is. Ook de rapporten en de verslagen worden daarbij doorgenomen.
03.03 Mark Verhaegen (CD&V): Mevrouw de minister, u vernoemt een aantal studies. Die zijn natuurlijk nuttig, zeker studies met het oog op objectivering en actualisering van de huidige KUL-norm.
U bent minder hoopgevend wanneer het gaat over de internationale studie. Dat betreur ik wel een beetje. Twee jaar geleden zeiden wij tegen uw voorganger dat wij geen appelen met citroenen mogen vergelijken als we naar het buitenland kijken. Daarom moeten we de zaak juist objectiveren, denk ik.
Wat de burgemeesters het meest verontrustte, blijkens de enquête, was dat de globale kosten voor de politiezorg in België in tien jaar tijd verdrievoudigd zijn. Ik durf daar vragen bij te stellen. Het gaat om een departement, waarvoor de belastingbetaler in een decennium driemaal meer moet bijdragen. Die cijfers spreken voor zich.
Misschien, als u vrijdag met de VVSG onderhandelt, kan ik u een tip meegeven. Waarom zouden wij de federale politiedotatie niet een groeipad kunnen meegeven, zoals het Gemeentefonds in Vlaanderen, dus een groeipad van 3,5 %, zodanig dat wij toch een aantal van die bruuske zaken kunnen opvangen? Ik denk dan vooral aan de pensioenverplichtingen, waaraan we dan ook tegemoet kunnen komen. Dusdoende blijft excellente politiezorg ook betaalbaar voor alle gemeenten.
Ik dank u hoe dan ook voor het antwoord.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "l'aide médicale urgente" (n° 20649)
04 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "dringende medische hulpverlening" (nr. 20649)
04.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, voici quelques mois, je vous interpellais au sujet de l'aide médicale urgente, même si je sais que cela ne relève pas de votre département. Dans le cadre de la réforme de la sécurité civile, la task force travaille mais il semble qu'il y ait des oublis en matière d'aide médicale urgente. Si je prends l'exemple du service d'incendie de Mons, 70 % des missions concernent l'aide médicale urgente.
Madame la ministre, où en sont les contacts avec le département de la Santé publique? Avez-vous des précisions quant à la répartition des coûts qui y sont liés? Les réunions intercabinets entre votre département et celui de la Santé publique ont-elles déjà commencé? Dois-je interpeller votre collègue sur les matières plus spécifiques à l'aide médicale urgente?
04.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, madame Galant, l'aide médicale urgente ressort de la compétence de ma collègue, Mme Onkelinx. Des contacts ont lieu entre mon administration et la Santé publique. L'objectif des travaux est double: d'une part, l'accompagnement des corps d'incendie dans l'intégration des nouvelles normes de qualité définies par le SPF Santé publique et, d'autre part, l'amélioration de la couverture des secours médicaux par l'augmentation des moyens AMU au sein des casernes. Dans un premier temps, ces contacts devraient aboutir sur des éléments budgétaires pertinents pour l'accomplissement des deux objectifs précités.
04.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je sais que cette matière relève de la compétence de votre collègue. Je souhaitais savoir où en étaient les contacts. La prise en compte des hommes dans l'aide médicale urgente est très importante sur le plan budgétaire. Dans la zone Hainaut-Centre, nous tentons de faire progresser la task force. Tout a été renvoyé au ministère. Par contre, au niveau de l'aide médicale urgente, rien n'est pris en compte, alors qu'elle représente quasiment 80 % des interventions. Je me permettrai d'interpeller également votre collègue pour voir où en sont les contacts.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: M. Gustin étant absent pour la seconde fois, sa question n° 20491 tombe aux oubliettes!
05 Question de Mme Isabelle Tasiaux-De Neys à la ministre de l'Intérieur sur "le financement des zones excédentaires" (n° 20592)
05 Vraag van mevrouw Isabelle Tasiaux-De Neys aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de financiering van de boventallige zones" (nr. 20592)
05.01 Isabelle Tasiaux-De Neys (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, en attendant une loi de financement qui devra répondre à des critères d'objectivité, de transparence et rencontrer le principe d'égalité entre les différentes zones de police, celles-ci doivent en attendant pouvoir compter sur des méthodes alternatives de financement du fédéral.
Parmi celles-ci, je souhaiterais revenir sur l'arrêté royal du 31 janvier 2003 relatif à l'octroi d'une subvention fédérale au profit des zones de police excédentaires. Ce système a été créé dans le but d'accompagner d'une manière sociale adéquate le transfert, lors de la réforme de services de police, des membres du personnel fédéral, comme les membres des brigades territoriales, vers les corps de police locale.
Il a été constaté que la période de prise en considération initialement prévue était insuffisamment longue. Par conséquent, son terme est passé du 31 décembre 2003 au 31 décembre 2006. Par ailleurs, l'arrêté royal du 24 décembre 2008 attribue une allocation fédérale complémentaire spécifique et unique aux zones de police excédentaires. Les dépenses prévues pour financer les zones de police excédentaires sont imputées sur le Fonds de solidarité fédérale pour la police locale, créé par la loi-programme du 22 décembre 2003 qui a fait l'objet de plusieurs modifications.
Lors d'une interpellation du 24 février 2010, vous avez indiqué que le solde du Fonds de solidarité a été intégralement consommé. En d'autres termes, il n'y aurait plus d'argent. Vous avez ajouté également que la subvention dont les policiers avaient bénéficié en 2008 devait être mise en rapport avec 2008 et 2009, c'est la raison pour laquelle elle aurait été libérée fin 2008.
Madame la ministre, à l'heure actuelle, le Fonds de solidarité fédérale pour la police actuelle existe-t-il encore? Le compte a-t-il été clôturé par une disposition réglementaire? Si oui, laquelle? Sur quelle base le subside alloué en 2008 pour les zones excédentaires doit-il être mis en rapport avec les années 2008 et 2009? La loi-programme du 20 décembre 2006 vise à adapter le Fonds - à partir du 1er janvier 2007 - à la "nouvelle structure budgétaire de la police fédérale". Quelle est la portée de cette adaptation? Quels impacts concrets cette adaptation génère-t-elle pour le Fonds? Vous le savez, les zones ont pu, depuis 2002 jusqu'à 2008, compter sur le Fonds de solidarité fédérale pour financer le personnel excédentaire.
Bien qu'il appartienne au fédéral de mettre sur pied une loi de financement telle que préconisée par la Commission d'accompagnement de la réforme des services de police au niveau local, et attendue depuis 2007, ce sont finalement les zones de police qui se voient retirer pour 2009 et 2010 une subvention pourtant très utile à leur fonctionnement.
Avez-vous l'intention de leur accorder une allocation complémentaire, comme ce fut le cas par le biais de l'arrêté royal du 24 décembre 2008, en attendant la nouvelle loi de financement? Dans la négative, quelles en seraient les raisons?
05.02 Annemie Turtelboom, ministre: J'ai déjà eu l'occasion de vous apporter certaines précisions à ce propos quand vous m'aviez interrogée ici-même sur le financement de la zone de police Hermeton et Heure. Je m'en tiendrai donc aux principaux éléments déjà évoqués.
Si le Fonds de solidarité fédérale pour la police locale créé par la loi-programme du 27 décembre 2004 existe toujours, il est virtuel dès lors qu'il est vide. Son solde a été utilisé pour perpétuer en 2007 et 2008 le mécanisme des zones de police excédentaires. Trois d'entre elles en ont bénéficié: Ciney/Hamois/Havelange/Somme-Leuze; Cerfontaine/Doische/Philippeville; et Hamme/Waas-munster. Une allocation spécifique et unique a été attribuée à l'ensemble des zones de police prévue par l'arrêté royal du 24 décembre 2008. Depuis lors, ce fonds n'a plus été alimenté.
Cette dernière allocation est destinée à compenser les évolutions statutaires dont les policiers avaient bénéficié en 2008 et devaient encore profiter en 2009. Elle doit donc être mise en rapport avec 2008 et 2009.
La loi-programme du 20 décembre 2006 n'a apporté aucune modification à l'article 440-25 précédemment cité. En effet, en son article 267, elle se réfère à l'article 406 § 3 de la loi-programme du 22 décembre 2003 qui vise le détachement des membres du personnel de la police fédérale vers la police locale.
Dans le cadre de l'exécution des décisions prises par le Conseil des ministres du 22 mars dernier, y relatif au contrôle budgétaire 2010, une attention particulière sera donnée aux zones dites "excédentaires". Pour ma part, j'ai obtenu un budget mais il ne s'agit pas uniquement de ces trois zones-ci. Toute zone dite "excédentaire" est concernée.
05.03 Isabelle Tasiaux-De Neys (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses. Vous apportez une excellente nouvelle pour ces zones de police "excédentaires". Je vous félicite d'avoir négocié ces fonds supplémentaires qui allègeront considérablement le poids qui pesait sur ces zones dont les difficultés budgétaires sont énormes. En outre, la plupart des corps de police seront rassurés.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "les rapports d'intervention des pompiers" (n° 20650)
06 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de interventieverslagen van de brandweer" (nr. 20650)
06.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, après une intervention, les pompiers doivent établir un rapport d'intervention. Il semble que votre administration ait donné un canevas à suivre pour ce faire.
Lors de notre réunion de zone de secours, des problèmes ont été soulevés: le rapport type fourni ne répondrait pas aux attentes des hommes de terrain.
J'aurais souhaité obtenir votre explication sur l'exactitude des informations. Votre administration a-t-elle bien transmis un rapport type? Avez-vous eu écho des problèmes engendrés par ce rapport?
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, la circulaire ministérielle du 11 décembre 2009 relative au rapport d'intervention des services d'incendie émane effectivement de mon département. Ce nouveau rapport est d'application depuis le 1er janvier 2010.
Mon administration, consciente qu'un tel changement nécessiterait des adaptations informatiques pour bon nombre de services d'incendie, a autorisé les services déjà équipés d'un logiciel d'attendre un upgrade de la part de leur fournisseur.
C'est ainsi que 139 services d'incendie sont, depuis le 1er mars, déjà équipés de l'upgrade de leur logiciel; 52 services doivent encore faire la demande auprès de leur fournisseur. Les 60 services restants, qui ne sont pas informatisés, disposent déjà du modèle type annexé à ma circulaire du 11 décembre 2009.
Comme lors de tout changement, mon administration a bien entendu reçu quelques avis divergents sur certains points. Toutes les remarques ont été attentivement étudiées et un free to ask questions (FAQ) prenant en compte les remarques pertinentes a été envoyé aux gouverneurs, aux bourgmestres et aux chefs des services d'incendie au début du mois de février.
Le rapport d'intervention reprend toutes les données nécessaires au niveau fédéral afin de produire des statistiques complètes et fiables pour l'ensemble des services d'incendie du pays, ce dont la direction générale de la sécurité civile est privée depuis trop longtemps. Rien n'empêche les services d'incendie qui le souhaitent de collecter d'autres informations qui leur sembleraient utiles.
J'aimerais également vous informer qu'un groupe de travail a récemment été créé pour rédiger un cahier des charges précis pour un outil informatique de gestion destiné à équiper l'ensemble des zones de secours. Cet outil permettra aux futures zones de gérer à la fois leurs interventions, leur personnel, leur matériel, etc. Une fois installé et utilisé par les zones, l'outil donnera aux autorités, tant du niveau local que du niveau fédéral, la possibilité de vérifier en permanence que les moyens existants pour les interventions à réaliser sont suffisants et permettra ainsi une bonne et saine gestion.
Ce groupe de travail, essentiellement constitué de sapeurs-pompiers de différents corps du pays spécialisés en informatique, sera toujours susceptible d'apporter des adaptations au rapport d'intervention en fonction des remarques de leurs collègues. En conclusion, mon administration est et restera à l'écoute des besoins du terrain.
06.03 Jacqueline Galant (MR): Merci, madame la ministre pour votre réponse complète. Je ne fais que relayer ce que disent les hommes de terrain à propos des dysfonctionnements. Ils ont l'impression d'avoir fait marche arrière. Mais j'imagine qu'il faut du temps pour s'adapter. Tout changement implique un minimum de réticences. S'il y a encore des soucis, je reviendrai vers vous pour de plus amples explications.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "le personnel dans les services d'incendie" (n° 20737)
07 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het personeel bij de brandweer" (nr. 20737)
07.01 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, il semble que la réforme des services d'incendie actuels ne tienne pas compte financièrement de toutes les tâches réalisées actuellement par les services des finances ou du personnel des différentes communes. Or, énormément de personnel communal s'occupe de la gestion du personnel (GRH).
Madame la ministre, comment comptez-vous, dans le cadre de la réforme, prendre en charge ces frais de personnel? Du personnel via des détachements des communes ou en provenance de votre département sera-t-il mis à disposition en vue de ces futures zones de secours?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, madame Galant, la mission des task forces était de préparer la mise en place de zones de secours sur le terrain. L'un des éléments importants pour cette préparation était de faire l'inventaire de tout ce qu'on retrouve au sein de la zone, en termes de personnel par exemple.
Cette récolte de données était capitale pour l'élaboration des futurs arrêtés d'exécution de la loi du 15 mai 2007. Ainsi, les données relatives au personnel des services d'incendie récoltées par les task forces concernent tant le personnel opérationnel que non opérationnel. Pour ce personnel, chaque commune a été invitée à évaluer, au sein des ses services, le nombre d'équivalents temps plein affecté à des tâches administratives et logistiques pour le compte du service d'incendie. Si vous le souhaitez, je tiens à votre disposition une copie des formulaires vierges qui ont permis aux task forces de récolter ces données.
07.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, dans le cadre de la mise en place effective des zones de secours, il faudra bien, à un moment donné, trouver du personnel qui se chargera de toutes ces tâches. Devrons-nous engager du personnel CALog, comme l'ont fait les zones de police? C'est toute une réflexion qu'il faut mener sur les impacts financiers, sur les fortes augmentations des finances pour les zones de secours. Comme je l'ai déjà dit, au sein des communes, du personnel APE bénéficie de subventions de la Région wallonne, notamment dans le Sud du pays. Il faudra y être particulièrement attentif dans le cadre de la réforme.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het toekennen van extra verlofdagen aan agenten die erin slagen inbrekers te klissen" (nr. 20788)
08 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "l'octroi de jours de congé supplémentaires aux agents qui réussissent à appréhender un cambrioleur" (n° 20788)
08.01 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de korpschef van de Antwerpse politiezone Grens heeft zo zijn eigen manier ontwikkeld om zijn agenten te motiveren om dieven te pakken. Hij heeft namelijk bedacht dat een agent die een inbreker vat, mag rekenen op twee extra dagen verlof. Wie er twee pakt, heeft recht op vier dagen. Het is een uniek beloningssysteem dat ingevoerd werd toen de streek getroffen werd door een inbrakenplaag. De korpschef zelf zegt dat hij succes heeft met zijn systeem, want de agenten zouden nu extra gemotiveerd zijn om dieven te pakken en dat is volgens hem een goede zaak.
Ik heb nogal wat bedenkingen bij deze werkwijze. Bestaat er geen gevaar voor misbruiken?
Is een dergelijk beloningssysteem eigenlijk wel wettelijk?
Als een korpschef zoiets doet, kan hij daarvoor afwijken van de algemene regeling zoals voorzien in het mammoetbesluit? Zo ja, moet hiervoor toestemming gevraagd worden aan de politieraad?
08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst aanstippen dat aan de personeelsleden van de politiezone Grens geen extra dagen jaarlijkse vakantie als dusdanig worden toegekend. Dat zou de korpschef statutair niet kunnen. Wat de korpschef wel kan doen conform het statuut is dienstvrijstellingen toekennen, wel of niet aangerekend op de uren. Zo’n dienstvrijstelling kan bijvoorbeeld worden toegekend om een personeelslid dat een uitzonderlijke prestatie heeft verricht te belonen. Hiervan kan uiteraard geen gebruik gemaakt worden om een personeelslid te belonen voor dagelijkse prestaties die in feite van alle personeelsleden verwacht worden.
De regel vereist dus een zeer selectieve en eerder uitzonderlijke toepassing. Bovendien, gegeven de capaciteitproblemen waarmee de politiediensten kampen, is die maatregel misschien niet zo aangewezen. Er zijn andere statutaire mogelijkheden. Ik denk bijvoorbeeld aan een onderscheiding, van welke aard ook, of aan een evaluatie. Dit gezegd zijnde, wat de lokale politie betreft, behoort het tot de uitsluitende bevoegdheid van de korpschef die statutaire mogelijkheid aan te wenden. De interventie van de politieraad is derhalve niet vereist.
08.03 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik kan mij volledig vinden in uw oordeel over die werkwijze. Het is inderdaad een essentiële taak van de politie. Het zou een beetje raar zijn als de politieagenten daarvoor extra beloond of extra gestimuleerd moeten worden. Iedereen kreunt nu dat er te weinig politiecapaciteit is. Ik denk dus dat we de capaciteit die we hebben, ten volle moeten inzetten, zonder hen zomaar te belonen voor dagelijkse taken.
Het incident is gesloten.
Le président: M. Logghe reporte sa question n° 20800.
- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de begrotingscontrole" (nr. 20812)
- mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de lentebegrotingscontrole en de middelen voor de veiligheid" (nr. 20840)
- mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de invoering van de hervorming van de spoeddiensten" (nr. 20849)
- mevrouw Zoé Genot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de hervorming van de spoeddiensten en de verdeelsleutel voor de federale begroting" (nr. 20850)
- de heer André Frédéric aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de begrotingsfondsen die worden uitgetrokken voor de politie en de brandweermannen in het kader van de begrotingsaanpassing" (nr. 20871)
- de heer Roland Defreyne aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de begrotingscontrole" (nr. 20878)
- de heer Philippe
Blanchart aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de raadpleging van
de Brandweerfederatie inzake de verdeling van de begroting die tijdens de
begrotingsaanpassing werd vrijgemaakt voor de brandweerdiensten"
(nr. 20892)
- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "le contrôle budgétaire" (n° 20812)
- Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "le contrôle budgétaire du printemps et les moyens alloués à la sécurité" (n° 20840)
- Mme Catherine Fonck à la ministre de l'Intérieur sur "la mise en place de la réforme des services de secours" (n° 20849)
- Mme Zoé Genot à la ministre de l'Intérieur sur "la réforme des services d'urgence et la clé de répartition du budget fédéral" (n° 20850)
- M. André Frédéric à la ministre de l'Intérieur sur "les fonds budgétaires dégagés en faveur de la police et des pompiers dans le cadre de l'ajustement budgétaire" (n° 20871)
- M. Roland Defreyne à la ministre de l'Intérieur sur "le contrôle budgétaire" (n° 20878)
- M. Philippe Blanchart à
la ministre de l'Intérieur sur "la consultation de la Fédération des
sapeurs-pompiers quant à la répartition du budget octroyé en faveur des
services d'incendie dégagé lors de l'ajustement budgétaire"
(n° 20892)
09.01 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, il ressort du contrôle budgétaire que des efforts ont été consentis pour la sécurité. Je ne peux que m’en réjouir. Il semble que 60 millions d’euros complémentaires seront prévus à l’exercice 2010 pour la sécurité, dont 32 millions d’euros pour les pompiers, le solde devant être ventilé entre police et justice.
Je suis évidemment satisfaite de voir que, même en période d’austérité, le gouvernement est capable d’adopter un budget précieux qui se concentre sur des objectifs prioritaires et qui soit de nature à rendre confiance aux citoyens en matière de sécurité. Je crois que ce n’est pas un hasard si le premier dossier que nos ministres ont bouclé dimanche soir est celui de la sécurité civile. J’espère maintenant que les mesures qui pourront être prises grâce à cette rallonge pourront soulager les services de secours et la police qui n’ont pas été ménagés ces derniers mois.
Madame la ministre, je voudrais donc vous interroger sur le détail des postes auxquels les nouveaux moyens seront affectés. Plus de 32 millions d’euros iront donc aux services de secours pour leur encadrement, l'acquisition de matériel de protection individuelle, l’infrastructure, les écoles du feu et les besoins des différentes zones de secours.
Pouvez-vous me dire quelles avancées concrètes cette rallonge budgétaire va réellement permettre au niveau de la réforme de la sécurité civile? Le planning de la réforme s’en trouve-t-il modifié? Quel sera l’impact de l’imputation de ces nouveaux moyens sur la mise en place des pré-zones opérationnelles? Quelles sont les priorités de votre département?
Le gouvernement a également réservé une somme d’environ 20 millions d’euros pour la police. À quoi vont concrètement servir ces moyens? Serviront-ils au recrutement de policiers, à compléter les équipements, à améliorer la formation de nos policiers? Madame la ministre, pouvez-vous nous donner plus de précisions sur ces avancées?
09.02 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, le gouvernement a clos son conclave budgétaire ce 21 mars. Parmi les 60 millions d'euros qui seront affectés à la sécurité, plus de la moitié de cette enveloppe – plus précisément 32,6 millions d'euros – servira à financer les services d'urgence assumés par les pompiers. Les communes en recevront 23,8 millions tandis que 6 millions seront attribués aux écoles du feu et que 2,8 millions seront alloués à la logistique et au recrutement.
Nous nous réjouissons de cette mesure, mais sommes assez inquiets au sujet de la situation de la Région bruxelloise. Vous avez reçu un courrier du ministre-président Charles Picqué et du secrétaire d'État Christos Doulkeridis qui attiraient votre attention sur ce point et qui souhaitaient vous rencontrer. Or vous n'y avez pas répondu. J'espère que vous allez pouvoir dissiper rapidement le malentendu. Car, actuellement, rien n'est prévu pour Bruxelles, qui est la plus grande zone d'urgence et qui intervient souvent en Flandre et en Wallonie pour soutenir leurs efforts. Heureusement, il existe certaines possibilités.
La loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile n'ayant pas prévu d'inclure la Région bruxelloise dans le découpage du territoire national en zones de secours, le financement lié à la réforme organisée par la loi pour l'ensemble des zones de secours du pays pourrait ne pas être automatiquement étendu au service d'incendie bruxellois (SIAMU), qui serait dès lors le seul service d'incendie du pays à ne pas en bénéficier. Je ne pense pas que cela soit le fruit de votre volonté.
Selon quelle clé de répartition ces 32 millions seront-ils alloués afin que les services de secours de toutes les Régions soient financés équitablement en fonction de la charge de travail qu'elles supportent?
09.03 André Frédéric (PS): Madame la ministre, nous avons eu l'occasion par la voix du président du PS de préciser notre appréciation de cet ajustement budgétaire, un travail sérieux qui comporte un certain nombre de réponses pour des domaines extrêmement importants, entre autres les secteurs pour lesquels vous êtes compétente. Et ce n'est pas faute de vous avoir souvent questionnée, poursuivie voire harcelée ces derniers mois! Nous nous réjouissons bien évidemment, mais nous souhaiterions en connaître les détails. Si vous me permettez la comparaison, c'est un peu comme quand on annonce l'arrivée de Saint Nicolas et que l'on souhaite connaître les jouets que l'on va recevoir!
Des chiffres ont été avancés. On parle de 32,6 millions d'euros pour les pompiers, qui seraient surtout affectés à la mise en place de la réforme votée en 2007. On parle aussi d'une somme d'environ 20 millions d'euros pour la police, principalement pour la police fédérale et les zones de police bruxelloises. Confirmez-vous ces chiffres?
En ce qui concerne les pompiers, comment ces montants seront-ils répartis, entre ceux consacrés à la mise en place de la réforme et ceux destinés aux autres postes? Pour la réforme uniquement, quels sont les montants qui seront dégagés et comment seront-ils repartis entre les pré-zones? Pour les autres postes, quels sont ceux qui ont été retenus par le gouvernement? S'agit-il d'équipements, de formation, de recrutement? Et quels sont les montants qui seront alloués par poste?
Au sujet de la police, je vous poserai la même question, madame la ministre. Comment comptez-vous répartir cette somme? Et à hauteur de quel montant par poste? On sait que la police fédérale et les zones locales de Bruxelles sont concernées au premier chef, mais qu'en est-il de la police locale des autres zones du pays?
09.04 Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik meen dat de regering de juiste klemtonen heeft gelegd door de ruimte die bij de begrotingscontrole gevonden is, te besteden aan veiligheid en de activering van werklozen. Op het vlak van veiligheid wordt uw budget opgetrokken met 55 miljoen voor brandweer en politie, waarvan 20 miljoen bestemd is voor de politie. Naast de veiligheidsvesten die worden afgeleverd aan de mensen die de school zullen verlaten, worden er ook 475 extra operationele manschappen aangeworven. 175 hiervan zouden bedoeld zijn voor het opvangen van het personeelstekort bij de lokale korpsen.
Mevrouw de minister, kunt u vandaag reeds zeggen binnen welke termijn de 475 extra manschappen operationeel zouden kunnen zijn?
Wordt er een verdeelsleutel gehanteerd bij de verdeling van de 175 manschappen over de verschillende lokale korpsen?
Le président: M. Blanchart m'a demandé de transformer sa question n° 20892 en question écrite.
09.05 Minister Annemie Turtelboom: Ten eerste, ik ben zeer tevreden met het resultaat van de begrotingscontrole gelet op het feit dat de prioriteiten die ik gesteld had, ook gevolgd worden en dat de budgetten die ik had gevraagd voor de brandweer ten belope van 32 miljoen bij de controle toegekend zijn. Ook de 13 miljoen die ik gevraagd had voor de federale politie, zijn toegekend. Het betekent een ernstig onderbouwd engagement, geen steekvlampolitiek, voor een verbetering van de beveiliging op korte termijn en op lange termijn.
Ik wil ingaan op de twee grote hoofdstukken, brandweer en politie. Ik begin met de brandweer.
Het geld dat wij nu bij de begrotingscontrole krijgen, namelijk 32 miljoen, kan dit jaar, dus 2010, gebruikt worden. Op dik een half jaar tijd kunnen wij enorme stappen vooruit doen met de grote hervorming. Daarmee zullen we niet aan het eindpunt zijn gekomen, maar wel een hele grote, belangrijke, stap vooruit hebben gezet, voor de eerste keer nadat er 10 jaar lang over een brandweerhervorming is gesproken.
In 2007 is in het Parlement een kaderwet goedgekeurd, maar dat was alles. Door de invulling van het budget kunnen wij die kaderwet verder invullen. De brandweer zal dus performanter worden, meer mee zijn met zijn tijd, en efficiënter worden. Wij gaan van 251 kazernes naar 32 zones. Wij gaan naar een snellere hulpverlening. De bedoeling is te komen tot een gemiddelde interventietijd van 12 minuten. Wij gaan naar schaalvergroting, wat efficiëntiewinst zal betekenen, en er komt een betere inzet van materiaal, manschappen en middelen.
Comment ce montant de 32 millions d'euros sera-t-il ventilé? En fait, 23 millions seront affectés aux pré-zones, ce qui constitue 70 % du montant total. Une clef de répartition objective sera appliquée pour répartir l'argent entre les 32 zones sur la base des critères suivants: la superficie, le nombre d'habitants, le revenu cadastral, le revenu imposable et les risques. Ce montant de 23 millions sera également consacré au travail sur mesure. Les zones détermineront de concert avec le fédéral leurs propres priorités: le matériel, le recrutement, le statut, le barème, l'infrastructure et la formation.
Sur 32 millions d'euros, 6 millions seront consacrés à la formation, à savoir 20 % du montant global, via les écoles du feu, pour les formations spécialisées (le backdraft, le flashover, les plongeurs, etc.), pour les frais de fonctionnement, les frais d'infrastructure des écoles, la formation des officiers et la cinquième année sécurité intégrale; 2,8 millions seront affectés au recrutement et à la logistique, soit 10 % du montant total (campagne de recrutement, informatique, software, logiciel d'analyse des risques).
Les fédérations de pompiers sont associées au travail depuis le début du projet de réforme de la sécurité civile. Elles ont ainsi participé à divers groupes de travail thématique, dès le vote de la loi de réforme du 15 mai 2007. Il va de soi qu'elles seront également étroitement associées dans la suite des travaux. Je les recevrai d'ailleurs personnellement ce vendredi après-midi.
En ce qui concerne la question des services de secours de Bruxelles, ils fonctionnent déjà opérationnellement comme une zone de secours à la suite d'une globalisation, d'une mutualisation et d'une coordination des moyens à une échelle supra-locale.
Le SIAMU est un organisme para-régional. Il a donc dû être partiellement exclu de la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile. Seule une liste limitative de dispositions lui est applicable. En particulier, le système des dotations ne s'applique pas à Bruxelles. Le mode de financement de Bruxelles fait l'objet d'un accord s'inscrivant dans la mise en œuvre de l'article 70 de la loi du 15 mai 2007. Toutefois, le SIAMU a toujours reçu des subsides en matière de formation. Il continuera, dès lors, à bénéficier des nouveaux moyens dégagés dans le cadre du contrôle budgétaire dans ce domaine.
Wat nu de politie betreft, ligt de essentie bij capaciteit en veiligheid. Dat zijn de twee sleutelwoorden. Ik begin met de capaciteit, de personeelseffectieven. Ik heb extra kredieten gekregen om 300 vervangingen bij de federale politie dit jaar wel door te voeren. Dat gebeurt via overplaatsing van 100 militairen naar het operationeel kader van de federale politie, op grond van het akkoord dat we al hadden gesloten met Defensie. Zij zullen de eerste jaren prioritair ingezet worden bij de DirCo van Brussel. Hiermee slaan we dus in feite twee vliegen in een klap, want het biedt ook een oplossing voor de capaciteitsproblematiek in Brussel. Gedurende vijf jaar wordt de weddelast van die militairen verdeeld over Defensie en de federale politie volgens de tweederde- eenderdeverhouding, die ook voor andere departementen wordt toegepast.
En outre, 200 emplois seront également affectés en 2010 via la procédure classique de mobilité et éventuellement via un recrutement externe subséquent.
En ce qui concerne la police locale, une décision politique permettra de consacrer une enveloppe de 7,7 millions d'euros en vue d’un recrutement dans les zones en grand déficit de personnel. Les modalités concrètes d’attribution doivent encore être déterminées mais l’essentiel, c'est que nous voulons accroître la sécurité en augmentant les effectifs là où c’est vraiment nécessaire.
S’il est vrai que, dans ce cadre, une attention particulière sera donnée notamment aux zones bruxelloises, d’autres zones pourront également bénéficier de cet appui fédéral. Nous ferons l’inventaire et l’analyse des besoins les plus pressants pour présenter au gouvernement une clé de répartition. On parle effectivement de 175 effectifs équivalents full time, ce qui constitue un chiffre indicatif. C’est ce que l’enveloppe réservée permettra de réaliser au tarif de la circulaire GPI 39nonies.
Ceci dit, les modalités d’octroi doivent encore être fixées et on ne connaîtra la capacité définitive de répartition qu’à la fin de l’exercice.
Daarnaast stip ik aan dat er nog een ander gevolg is voor de politiecapaciteit, nu er met de begrotingscontrole ook tegemoet wordt gekomen aan de vraag van de minister van Justitie over de aanvulling van het veiligheidskorps. De overbrenging van gevangenen heeft inderdaad ook een impact op de politiecapaciteit. Ik ben er dan ook zeer over verheugd dat aan de vraag van de minister van Justitie tijdens de budgetcontrole ook werd voldaan.
Met betrekking tot de veiligheid van het personeel, is er, naast de capaciteitsuitbreiding, die uiteraard bijdraagt tot betere en veiligere werkomstandigheden, de toekenning van extra werkingsmiddelen voor kogelwerende vesten. De nieuwigheid is dat elke aspirant zal worden uitgerust met een geïndividualiseerde kogelvrije vest. Dat impliceert extra werkkosten van bijna 1 miljoen euro.
Daarnaast zijn er de drie bekende wettelijke initiatieven: de strafverzwaring bij geweld op politie, de strengere bestraffing van het tonen en het gebruiken van zware wapens, een wetgevend initiatief waarmee de minister van Justitie bezig is, en een uitbreiding van de rechtshulp voor politiepersoneel in nood. Ik verheug mij over al die initiatieven en over de concrete resultaten bij de budgetcontrole. Zoals gezegd, veiligheid en capaciteitsuitbreiding staan centraal bij de oefening.
09.06 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, d'abord, pour la sécurité civile, je répète que nous nous réjouissons des efforts réalisés, particulièrement par le fait de prendre en compte l'aspect particulier de chaque zone et non de généraliser.
Il est positif également d'associer les fédérations des pompiers, réellement demandeuses de participer aux travaux. Je me réjouis que vous les rencontriez déjà vendredi après-midi.
La seule espérance que je formulerais pour la sécurité civile, c'est que les efforts seront récurrents. Nous sommes en avril et les 32 millions suffiront pour réaliser ce qui doit être fait cette année. Il faut retrouver les mêmes efforts chaque année afin de faire aboutir concrètement cette réforme attendue par l'ensemble des hommes du terrain.
Pour ce qui concerne la police, l'augmentation du nombre d'agents dans certaines zones est une excellente nouvelle. La question demeure celle de leur financement: il faudra que des efforts émanent du fédéral vers les zones de police. Bien sûr, il est trop tôt pour savoir comment agir, mais il conviendrait de regarder du côté du Fonds des amendes de circulation routière. Certaines zones utilisent ce montant pour acheter parfois des Porsche Cayenne; il ne me semble pas nécessaire de rouler en Porsche dans certaines zones, mais plutôt s'efforcer d'engager des hommes supplémentaires pour le terrain.
Vous avez également dit que des policiers doivent venir en renfort lors de grèves dans les prisons. Il faudra revenir à la proposition de mettre en place un service minimum dans les prisons, ce qui produira pas mal de réticences. Pourtant, à mon sens, ce débat devra être rouvert au cours de cette législature.
Je voudrais saluer les efforts produits en matière d'équipement, notamment les vestes spéciales dont vous allez doter chaque aspirant engagé au sein de la police.
Madame la ministre, je voudrais féliciter votre acharnement dans ce débat et ce contrôle budgétaire. J'espère vraiment que nous avancerons et que tous ces efforts seront récurrents dans les années à venir.
09.07 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je voudrais revenir sur cette question des services du feu bruxellois. Tout d'abord, s'agissant de la méthode, votre refus du dialogue et votre absence de réponse au ministre-président et au secrétaire d'État bruxellois sont inacceptables. Vous dites consulter les pompiers, mais vous ne discutez qu'avec ceux de Flandre et de Wallonie! Vos interlocuteurs bruxellois n'ont pas été associés au groupe de travail relatif au suivi, dans lequel les deux autres fédérations sont représentées. C'est scandaleux!
Sur le plan des résultats, 32 millions d'euros sont prévus, et vous nous dites qu'il n'y aura pas un euro pour Bruxelles, qui dispose pourtant du plus grand service d'incendie du pays.
09.08 Annemie Turtelboom, ministre: Je n'ai pas dit cela! Vous n'avez pas écouté!
09.09 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): J'ai bien écouté! Vous avez déclaré que, comme Bruxelles était financée différemment, elle ne devait pas être concernée par la clé de répartition objective. Si ce n'est pas ce que vous avez dit, je m'interromps avec plaisir pour que vous puissiez préciser dans quelle proportion Bruxelles est concernée par cette enveloppe. Si vous ne répondez pas, cela signifie que j'ai bien compris vos propos.
Le président: Pour respecter un minimum de forme, je vous conseille de rester calme, madame Genot. Il est très mauvais pour l'estomac de s'énerver ainsi. Nous avons l'habitude ici de participer à des réunions conviviales. Ne venez pas casser l'ambiance!
09.10 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, elle l'est déjà!
Le président: C'est encore moi qui dirige les débats. Ce n'est pas une partie de ping-pong. Madame la ministre, avez-vous dit que les services d'incendie bruxellois ne recevraient rien?
09.11 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, j'ai rencontré les pompiers bruxellois la semaine dernière.
09.12 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Pourquoi ne sont-ils pas associés à la consultation?
09.13 Annemie Turtelboom, ministre: Peut-être ne vous en ont-ils pas parlé.
09.14 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Mais si! Nous savons que vous les avez rencontrés, mais ils ne sont pas associés à la consultation.
09.15 Annemie Turtelboom, ministre: Si vous le voulez, je peux vous donner une copie de mon agenda!
09.16 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, ne jouez pas sur les mots! Vous ne les avez pas associés à la consultation globale; vous les avez rencontrés individuellement. Les pompiers bruxellois s'en plaignent eux-mêmes!
Le président: Si cela ne vous dérange pas, madame Genot, pouvons-nous donner la possibilité à Mme la ministre de répondre? Puis, vous répliquerez.
09.17 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, j'ai dit dans ma réponse que l'argent que nous avons obtenu sert à appliquer la loi votée en 2007. J'ai ajouté que les services d'incendie bruxellois étaient déjà organisés d'une autre manière depuis les années 70 – après l'incendie de l'Innovation, si mes souvenirs sont bons.
J'ai simplement dit qu'ils étaient exclus du champ d'application de la loi de 2007. S'il y a des demandes émanant du gouvernement bruxellois, je suis prête à les entendre.
J'ai reçu récemment les fédérations, les syndicats ainsi que les représentants bruxellois. On ne peut dès lors pas dire qu'il n'y a pas de concertation!
Il ne faut pas me faire dire ce que je n'ai pas dit. J'ai simplement dit que la loi de 2007 ne concernait pas les services bruxellois.
09.18 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, les Bruxellois paient des impôts, comme les autres, et il est totalement scandaleux de les ignorer à ce point, alors que les services d'incendie de Bruxelles rendent de nombreux services aux deux autres Régions.
Vous parlez de service plus performant, plus efficace et plus rapide mais ce n'est que pour une partie de la population!
09.19 André Frédéric (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour les éléments très concrets que vous avez formulés.
Nous sommes conscients du fait que, malgré l'effort consenti, il reste des moyens budgétaires pour assumer l'ensemble de la réforme. Ce montant est intéressant mais il n'est pas suffisant pour aller jusqu'au bout. Sachez que nous vous soutiendrons afin d'y arriver lors du prochain contrôle budgétaire voire lors du budget 2011.
J'ai déposé une proposition de loi visant à la participation des assurances incendie dans le financement des services d'incendie. Peut-être que d'autres partis pourraient soutenir cette proposition? J'ai entendu certains collègues prendre position sur ce sujet. Il serait utile de porter cette proposition à l'ordre du jour de nos travaux afin de compléter ce refinancement.
09.20 Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de minister, in tegenstelling tot collega Genot zou ik bijna durven te zeggen dat u eigenlijk te veel doet voor Brussel, zeker wanneer men naar de politie kijkt. Op dat vlak wordt er heel veel gedaan. Dat is ook belangrijk, want Brussel is een hot item inzake veiligheid. Zo worden de 300 vervangingen door militairen gestationeerd bij de Dirco, wat zeker een goede oplossing zal zijn voor Brussel. Desalniettemin hoop ik toch ook – u hebt het zelf gezegd – dat u bij de verdeelsleutel niet alleen rekening zult houden met de behoeften van Brussel, want ook andere grote zones hebben personeelsbehoeften. Zij moeten evenzeer in aanmerking worden genomen bij de verdeling van de beschikbare manschappen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: Mme Snoy et d'Oppuers a finalement transformée sa question n° 20753 en question écrite.
10 Question de M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intérieur sur "le vote électronique" (n° 20778)
10 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het elektronisch stemmen" (nr. 20778)
10.01 Xavier Baeselen (MR): Madame la ministre, ce dossier implique votre responsabilité, mais aussi celle du gouvernement bruxellois, puisque les Régions sont étroitement liées à la question de l'organisation du vote électronique. Celle-ci nécessite de passer des accords de coopération avec les Régions. Quand j'ai exprimé ma mauvaise humeur ce week-end à propos du vote électronique, je visais aussi la responsabilité du gouvernement bruxellois en la matière.
Vous avez évoqué lors de précédentes questions le fait que l'on pourrait réorganiser le vote lors des prochaines élections avec le matériel informatique existant. Dans les communes bruxelloises, ce matériel date la plupart du temps de la première génération. Il serait possible de le réutiliser, moyennant un examen technique.
Nous avons bien reçu un courrier en date du 18 mars, provenant de votre administration, nous indiquant qu'un contrôle technique des infrastructures serait effectué. Il en résultera ensuite un état des lieux, le matériel soit ne pouvant plus être utilisé, soit pouvant être utilisé moyennant des aménagements techniques. Se posera la question du coût de ces aménagements et de qui en supportera les frais.
Au-delà de l'organisation des prochaines élections, je suis préoccupé par la pérennité du vote électronique en Région bruxelloise et par le renouvellement du parc informatique. Dans le cadre du contrôle budgétaire, vous aviez souhaité obtenir du gouvernement fédéral des moyens financiers et une enveloppe budgétaire concernant le vote électronique, d'une part, pour tester de nouvelles formules de ticketing et, d'autre part, pour conclure plus avant les accords de coopération avec les Régions.
Des moyens ont-ils pu être dégagés lors du contrôle budgétaire concernant le vote électronique? Je n'ai rien lu de tel dans la presse. Comment envisagez-vous le futur du vote électronique? Quand auront lieu les prochaines concertations avec les Régions en la matière? On sait que la Flandre souhaite avancer dans ce dossier, et que les gouvernements bruxellois et wallon sont plus réservés.
10.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Baeselen, j'ai effectivement obtenu des crédits pour la poursuite du développement d'un nouveau système de vote automatisé. La procédure de marché public est actuellement en cours. Les best and final offers des trois sociétés encore en lice proviennent de Nedap aux Pays-Bas, Smartmatic en Espagne et IBM Belgium. Elles nous sont parvenues le 19 mars dernier.
Ces offres seront examinées la semaine prochaine par le comité d'évaluation des offres. Une fois le nouveau système développé, il pourra être testé dans certains cantons lors des prochaines élections. En revanche, il ne pourra pas être généralisé à l'ensemble des communes du Royaume, puisqu'il faut encore vérifier si le système fonctionne.
C'est la raison pour laquelle j'ai obtenu des crédits pour une mise à niveau des systèmes de vote actuels, et ce conformément à la loi du 11 avril 1994 toujours en vigueur. Elle dispose que l'État fédéral intervient dans l'acquisition de nouveaux matériels à raison de 20 % du coût total.
Les deux prestataires de service – Steria-Digivote et Stesud-Jites – se sont déclarés d'accord pour garantir l'utilisation du matériel de vote actuel au moins jusqu'à la période qui suivra les élections de 2011. Mais, pour ce faire, il importe d'évaluer le parc informatique. C'est pourquoi, le 18 mars dernier, mes services ont envoyé une lettre aux communes actuellement automatisées afin de leur demander si elles souhaitaient soumettre leur matériel de vote informatique à un contrôle en prévision des élections législatives de 2011.
Au moyen de cette offre d'expertise, le SPF Intérieur veut soutenir les autorités locales pour qu'elles puissent prendre une décision définitive en connaissance de cause.
Par ailleurs, je tiens à préciser que mes services n'ont jamais donné instruction aux communes actuellement automatisées de mettre fin au contrat d'entretien qu'elles ont conclu avec leur fournisseur.
10.03 Xavier Baeselen (MR): Madame la ministre, je prends note que, lors du conclave budgétaire, vous avez pu libérer des moyens pour un nouveau système qui sera testé en certains endroits. S'agissant de l'inspection du matériel, ma commune a répondu qu'elle le mettrait à disposition à des fins d'examen technique.
Nous verrons quels frais en résulteront. Si l'expertise constate qu'il faut remplacer l'ensemble des machines, se posera la question – commune par commune – du maintien du vote informatisé.
Pour le reste, je note que votre objectif est d'essayer de conserver les appareils pour le prochain scrutin là où c'est possible. Ensuite, il faudra s'intéresser à leur éventuel remplacement.
Je suppose que vous aurez encore des rencontres avec les Régions dans le cadre d’un éventuel accord de coopération. Une rencontre avec la Région bruxelloise et la Région wallonne est-elle encore à l’ordre du jour? Parce que je pense que les Régions peuvent mettre aussi des moyens financiers sur la table.
10.04 Annemie Turtelboom, ministre: Nous avons une concertation permanente dans un Comité dont je ne me rappelle plus du nom. Pour le best and final offer, la décision a été prise en concertation avec les Régions. Je vais vous envoyer le nom de ce comité dans lequel nous avons notre rencontre avec les Régions sur ce thème et la date de la prochaine réunion.
10.05 Xavier Baeselen (MR): J’espère effectivement que la décision pourra être concertée avec la Région bruxelloise pour que l’on ait un vote électronique sur l’ensemble des communes, ce qui nécessite aussi que le gouvernement bruxellois puisse éventuellement venir en aide financièrement aux communes. Je vous remercie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 20689 de M. Milcamps est transformée en question écrite.
La question n° 20876 de M. Tuybens est reportée.
11 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de l'Intérieur sur "les appels alarme incendie" (n° 20897)
11 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de oproepen voor brandalarm" (nr. 20897)
11.01 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, dernièrement, une nouvelle proposition de loi a été présentée relative aux appels alarme incendie. Il apparaît que, désormais, les alertes incendie pourraient être filtrées par une centrale, tout comme les alertes intrusion.
Cette proposition de loi déplaît fortement aux sapeurs-pompiers qui estiment qu'elle risque de doubler le temps d'intervention et donc d'engendrer des pertes humaines. Cela semble d'autant plus aberrant que les autorités imposent aux services d'incendie de tout mettre en œuvre pour être sur le lieu de l'incendie dans les quelques minutes qui suivent l'appel. En introduisant un filtre supplémentaire, le temps d'intervention pourrait doubler.
Madame la ministre, pourquoi vouloir mettre sur un même pied les alarmes incendie et intrusion? La nuance est quand même importante entre les deux alarmes. Si l'on peut se permettre de filtrer une alarme intrusion, qui est peut-être une fausse alerte et qui peut dès lors être gérée dans un premier temps par une centrale de surveillance avant d'être déviée vers les services de police, l'alarme incendie, elle, aboutit directement à la centrale des pompiers.
Pourquoi, en cas de déclaration d'incendie, faire courir le risque de perdre un temps précieux? Ce sont souvent des vies humaines qui sont en jeu. Comment, en outre, les sociétés de surveillance peuvent-elles apprécier des foyers d'incendie? Adopter cette proposition n'est-elle pas synonyme d'une marche arrière? Un appel qui est aujourd'hui traité en 10 à 15 minutes le sera, si l'on ajoute un maillon à la chaîne, en 25 minutes au moins. N'est-ce pas dangereux? En outre, comment la centrale contrôlera-t-elle, techniquement, les alertes? À distance? Ou enverra-t-elle une personne sur place? Qui avertira les pompiers après avoir constaté que le feu s'est bien déclaré? Cette proposition ne va-t-elle pas également à l'encontre de la législation européenne?
11.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, madame Galant, en ce qui concerne les alarmes incendie, le projet de loi dispositions diverses a pour objectif une intervention des services d'incendie plus rapide et plus efficace. Il n'est pas question de filtrage systématique par les centraux d'alarme.
Le projet de loi prévoit seulement une base légale pour élaborer en concertation avec les partenaires concernés des nouvelles procédures et ce, afin d'améliorer, en cas d'alarme incendie automatique, encore davantage les interventions par les services d'incendie et rendre celles-ci encore plus sûres pour les pompiers et pour les citoyens.
Un des objectifs consiste à procurer aux services d'incendie plus d'informations et de meilleure qualité en cas d'alarme incendie automatique E30. Ainsi, des renseignements au sujet de l'emplacement exact de l'incendie dans une grande entreprise, au sujet des matériaux entreposés dans cette entreprise, des risques particuliers, etc. Grâce à ces informations détaillées concernant un incendie, les pompiers pourront intervenir de manière efficace, plus sûre et plus rapidement.
L'article de loi offre donc la base pour la concertation sur les procédures à élaborer. Je peux vous assurer qu'on ne copiera pas les procédures pour les alarmes de cambriolage mais que nous tiendrons compte des spécificités des alarmes incendie et de la garantie d'une intervention rapide et efficace des services d'incendie.
Dans ce but, mon administration organisera en mai une première réunion avec un large éventail des parties concernées: les pompiers, les centrales d'alarme, les fabricants de systèmes d'alarme, les installateurs et, éventuellement, des représentants du secteur des assurances et des services d'expertise.
11.03 Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je n'ai pas bien compris l'intérêt de cette nouvelle disposition.
Hier, nous avons eu l'occasion, mes collaborateurs et moi, de visiter le SIC, le centre de communication de Liège. Ce centre concerne la police mais on voit déjà toute l'importance du dispatcher et du call taker afin d'analyser correctement l'information qui arrive en masse. Je me dis qu'ici nous allons rajouter une étape qui risque de faire traîner l'intervention, que nous souhaitons rapide. Je ne comprends pas bien l'intérêt de cette proposition.
11.04 Annemie Turtelboom, ministre: Le filtre permet de dire que dans 90 % des cas, les alarmes intrusion sont des fausses alertes ou des situations qui ne sont pas urgentes.
Pour les alarmes incendie, nous souhaitons organiser un système de filtre qui pourrait indiquer aux services d'incendie la gravité de la situation et peut-être leur éviter de se rendre sur place lorsque cela ne s'avère pas nécessaire. Nous allons évaluer la faisabilité de cette procédure avec les différents partenaires: les pompiers, les centrales d'alarme, les fabricants, les installateurs.
11.05 Jacqueline Galant (MR): Pour moi, la concertation sur le terrain est vraiment importante: je ne vois pas comment mettre en place ce filtre. On sait toute l'importance de la personne qui reçoit l'appel: il faut pouvoir poser les bonnes questions. Le problème est qu'un incendie se propage très rapidement; parfois, le temps de poser toutes les questions, la maison peut être complètement détruite.
Une concertation me semble indispensable avant d'aller plus loin dans cette proposition qui, dans la tête des hommes du feu, ne passe pas très bien: ils ne comprennent pas comment cela pourra s'organiser.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 11.41 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.41 uur.