Commissie
voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw |
Commission de l'Economie, de la Politique
scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles
nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture |
van dinsdag 16 maart 2010 Namiddag ______ |
du mardi 16 mars 2010 Après-midi ______ |
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.57 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Peter Logghe.
Le développement des questions et interpellations commence à 15.57 heures. La réunion est présidée par M. Peter Logghe.
De voorzitter: Vraag nr. 20025 van de heer Milcamps wordt uitgesteld.
De heer Landuyt is niet aanwezig.
We beginnen met punt 12 van de agenda. Vermits ik mij daarbij aansluit, vraag ik de heer Logghe als voorzitter.
- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "het Myrrha-project" (nr. 20129)
- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiering van MYRRHA en de compensaties voor het IRE" (nr. 20244)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Klimaat en Energie over "de Waalse compensaties ten voordele van het IRE in Fleurus" (nr. 20151)
- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Klimaat en Energie over "de nieuwe subsidies voor het IRE" (nr. 20352)
- de heer Dirk Vijnck aan de minister van Klimaat en Energie over "de toekenning van federale steun aan het MYRRHA-project" (nr. 20462)
- mevrouw Cathy Plasman aan de minister van Klimaat en Energie over "het Myrrha-project" (nr. 20564)
- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le projet Myrrha" (n° 20129)
- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le financement de MYRRHA et les compensations pour l'IRE" (n° 20244)
- M. Bart Laeremans au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les compensations wallonnes en faveur de l'IRE à Fleurus" (n° 20151)
- M. Georges Gilkinet au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les nouveaux subsides accordés à l'IRE" (n° 20352)
- M. Dirk Vijnck au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'octroi d'une aide fédérale au projet MYRRHA" (n° 20462)
- Mme Cathy Plasman au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le projet Myrrha" (n° 20564)
01.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de vraag behoeft geen inleiding. We hebben er in de plenaire vergadering ook al over kunnen praten. Ik ga ineens over naar de concrete vragen met betrekking tot Myrrha, ook omdat ze nogal talrijk zijn.
Ten eerste, hoeveel geld wordt er vrijgemaakt gedurende hoeveel jaar met betrekking tot de constructiefase van het project?
Ten tweede, hoeveel geld wordt er vrijgemaakt gedurende hoeveel jaar met betrekking tot de exploitatiefase van het project? Ondertussen hebt u in de plenaire vergadering al toegelicht dat het gaat over een beginfinanciering voor vijf jaar en dat achteraf verder wordt gezien. Stel dat na vijf jaar blijkt dat alles oké is en men verder gaat met de financiering. Is het dan de bedoeling – dat is vooral de strekking van mijn vraag – om enkel te participeren in de constructiefase van het project, dan wel ook te participeren in de exploitatiefase van het project? Dit geeft een verschil van dertig jaar. Gaat het over een investering van 12 jaar dan wel 42 jaar, onder voorbehoud van evaluatie na vijf jaar om te oordelen of men verder kan gaan?
Ten derde, volgens het NEA dat het onderzoek heeft uitgevoerd, zijn de kostenramingen onderschattingen van wat vermoedelijk nodig zal zijn.
Indien dit zo is, wat impliceert dat voor de Belgische Staat? Zijn er afspraken gemaakt met het SCK als de vooropgestelde financiering onvoldoende zou blijken? Is de deelname geplafonneerd op een nominaal bedrag of wordt er met een vork van 40 % deelname in de constructiekosten gewerkt? Kan dat oplopen als de constructiekosten ook oplopen?
Ten vierde, op welke manier wordt dit gefinancierd? Komt het geld uit de algemene middelen of wordt er beroep gedaan op andere inkomstenbronnen? Zo ja, welke? Ik denk aan de nucleaire rente, aan de discussie van zonet, het SET-plan bijvoorbeeld.
Ten vijfde, welke afspraken of randvoorwaarden werden er met het SCK gemaakt, bijvoorbeeld met betrekking tot het aanleggen van de noodzakelijke provisies? Op welke wijze zullen die provisies worden aangelegd? Ik verwijs naar de doorlichting van het SCK door het Rekenhof die uiterst negatief was.
Ten zesde, wanneer wordt het beheerscontract met het SCK afgesloten? Is de minister bereid om hierover een parlementair debat te organiseren, met dien verstande natuurlijk dat het Parlement daarover geen toestemming hoeft te geven? Een beheersovereenkomst wordt tussen u en in dit geval het SCK afgesloten. In het raam van de begroting en de besteding van de middelen is het interessant om daarover een gedachtewisseling te organiseren.
Zijn er compensaties voorzien voor het IRE? Welke? Over hoeveel geld gaat het? Van waar komt dit geld?
Kunt u zeggen wat het saldo was van het technisch passief SCK/CEN op 31/12/2009? Wat bedraagt het potentieel nucleair passief voor het technisch passief SCK/CEN op 31/12/2009?
Hoeveel heeft de sanering van BP2 tot nu toe gekost? Dat gaat over de ex-Waste-installaties van het SCK. Hoeveel van die kosten worden gedragen door de overheid en hoeveel door andere partners?
Wat is de meest recente schatting voor de nog uit te voeren sanering van BP2?
01.02 Bart Laeremans (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb mij aangesloten bij deze samengevoegde vragen, maar dan specifiek voor het onderdeel IRE, de andere kant van het wafelijzer. U hebt een en ander in de wacht kunnen slepen voor het Instituut voor Radio-elementen in Fleurus, wat toch absoluut niet min is. Op vijf jaar 60 miljoen euro voor het SCK in Mol en daar ga ik geen vragen meer over stellen. Ik ben er bijzonder gelukkig mee dat de knopen eindelijk zijn doorgehakt en dat het aanvankelijk bedrag van 6 miljoen per jaar werd opgetrokken naar 12 miljoen. Ze kunnen eindelijk van start. We hebben daar jarenlang moeten naar vragen en zagen. Het enige dat we daar nog als kritiek kunnen hebben is dat wij daarmee meer dan twee jaar verloren.
Wat we nu vaststellen is het volgende. In plaats van in deze periode van bezuinigingen ernstig na te gaan over waarin middelen kunnen worden geïnvesteerd, gaan de Franstaligen ervan uit dat, aangezien het SCK zoveel middelen krijgt, zij in Wallonië ook nog eens 20 miljoen euro — 800 miljoen oude Belgische franken — voor Fleurus moeten krijgen. Het SCK is echter een federale instelling waar ook Franstaligen tewerk gesteld zijn. Dat is geen Vlaamse instelling. Het is heel logisch dat, wanneer daar federale middelen naartoe gaan, men dat nadien afrondt en zegt dat het nuttig besteed is. Wat wij nu vaststellen is dat Wallonië nog eens een extra cadeau krijgt van 20 miljoen euro op een moment dat er gigantisch veel te kort is aan middelen en er weer grote putten moeten gegraven worden.
Ik zie tot nu toe heel weinig argumenten. Ik las een artikel over die radioactieve wafelijzerpolitiek die gevoerd wordt. In De Standaard van 4 maart was dit zelfs geen primeur, want uzelf had in de commissie reeds lachend gezegd dat die wafelijzers nog altijd spelen. U hebt iets in de wacht gesleept waarmee u allerlei cadeautjes kunt realiseren in de betrokken streek. Dat vind ik toch zeer bedenkelijk.
U zult zeer straffe argumenten moeten hebben om mij van het nut daarvan te overtuigen. Een aantal van de zaken waarover men het in het artikel heeft, zoals de beveiliging van de installaties, was in het verleden al voorzien. Men heeft, dacht ik, al conclusies getrokken uit het ongeluk van 2008. Dat was al ingecalculeerd in de begrotingscijfers. Ik zie in de begrotingscijfers dat we een sterke stijging meemaken voor 2010. Men gaat naar een verdubbeling van de investeringen, van 1 200 naar 2 400 als ik het goed gelezen heb. Als men alles optelt komt men in de buurt van 4 miljoen euro voor het jaar 2010. Nu komt er ineens nog eens zoveel bij. Men verdubbelt dus eigenlijk het budget voor Fleurus zonder dat men de garantie heeft dat men die gelden nuttig gaat kunnen aanwenden. Ik heb dus de indruk dat hier gewoon een grote zak geld wordt neergesmakt in Fleurus zonder dat daar verplichtingen tegenover staan en zonder dat de noodzaak ervan is aangetoond. Wij hebben niet de wetenschap dat die gelden nuttig besteed zijn. Ik heb daar dus zeer grote problemen mee, tenzij u hier met zeer straffe argumenten aan komt draven.
Ik heb enkele vragen. Kunt u zeggen waarvoor die 21 miljoen euro over vijf jaar gespreid precies zal dienen? Men schrijft hier dat het gaat om beveiligingswerken maar ik kan mij moeilijk indenken dat die niet voorzien waren en dat daarmee geen rekening was gehouden in de vorige begroting voor 2010.
Ten tweede, waarom worden die twee dossiers aan elkaar gekoppeld, terwijl het, zeker wat betreft het SCK, om een federaal instituut gaat waar ook Franstaligen tewerkgesteld zijn? Worden hier werken voorzien die oorspronkelijk niet voorzien waren in de begroting? Kunt u de noodzaak daarvan aantonen? Kunt u ons duidelijk aantonen waarvoor die gelden zo noodzakelijk moeten dienen?
01.03 Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de vorige spreker heeft een en ander al uitgebreid toegelicht. Ik zal dan ook meteen overgaan tot de vragen.
Bevestigt u dat er geïnvesteerd wordt in het IRE te Fleurus ten bedrage van 21 miljoen als compensatie voor de federale investering in het Myrrha-project? Waarom moest er een investering in het IRE te Fleurus gebeuren als compensatie voor de investering in het Myrrha? Waarvoor heeft het IRE dat geld nodig? Wat is de meerwaarde van de investering? Wat is het wetenschappelijk en economisch terugverdieneffect van deze investering?
01.04 Cathy Plasman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb ook een aantal vragen in verband met de goedkeuring door de regering, van het Myrrha-project. Wat is het volledig kostenplaatje zowel voor de investeringen, als voor de werking daarna, en ook de provisies die moeten worden aangelegd? Over hoeveel jaar zal dat gespreid worden? Wat is het aandeel van de overheid in het totaal, en welk bedrag werd er nu door de regering goedgekeurd? Hoe zal de verdere financiering worden geregeld, en wat wordt er verwacht van de Europese Commissie aan tegemoetkoming, en wat van de privésector? Zal dat aan de dotatie van het SCK worden toegevoegd, of wordt er gedacht aan de creatie van een dochterfiliaal? Klopt het dat het advies van de Inspectie van Financiën negatief was bij het besluit van de regering, en zo ja, wat waren dan hun opmerkingen?
01.05 Minister Paul Magnette: Mijnheer de voorzitter, de regering heeft inderdaad haar steun uitgedrukt en zich verbonden tot het Myrrha-project. Ze heeft een aanvullende subsidie toegekend aan het SCK/CEN voor dit project voor een periode van vijf jaar. Deze periode zal gebruikt worden voor de verwezenlijking van de studiefase en het detailontwerp, voor de vermindering van de technische onzekerheden en de financiële risico’s en voor de samenstelling van het consortium van investeerders en gebruikers. De toegekende aanvullende subsidie bedraagt 60 miljoen euro, verdeeld als volgt over de vijf jaar: 6 miljoen in 2010, 9 miljoen in 2011, 12 miljoen in 2012, 15 miljoen in 2013 en 18 miljoen in 2014.
Om op de hoogte te blijven van de evolutie van het project, heeft de regering een ad hoc opvolgingsgroep opgericht, die een beroep kan doen op deskundigen. Het SCK/CEN moet tegen 15 mei 2010 een roadmap uitwerken van de detailontwerpsfase van het Myrrha-project, en deze moet zowel technische als financiële aspecten inhouden, als de aspecten verbonden met de oprichting van het voorziene gebruikers-en investeerdersconsortium. Aan het SCK/CEN werd eveneens gevraagd tegen dezelfde datum het businessplan van Myrrha aan te passen.
Deze documenten zullen als basis dienen voor de samenstelling van een lijst met objectieve criteria, om de voortgang van het project te kunnen evalueren. De ad hoc opvolgingsgroep zal akte nemen van al deze documenten en ze aan mij overmaken, en ik moet deze dan ten laatste op 30 juni 2010 voorstellen aan de regering.
Er werd nog geen aanvullende subsidie toegekend aan het Myrrha-project voor de exploitatiefase. Dat zal pas gebeuren tegen het einde van de constructiefase, wanneer men een duidelijker zicht zal hebben op de externe inkomsten.
Hoe hoger de inkomsten zijn, hoe lager de aanvullende subsidie zal kunnen zijn.
De bouwkosten van Myrrha zijn geraamd op 960 miljoen euro aan de economische voorwaarden van 2009. Het bedrag sluit onvoorziene uitgaven ten bedrage van 193 miljoen euro in. In de onafhankelijke evaluatie wordt de Belgische Staat aanbevolen om voorlopig alleen in een financiering voor de eerste fase te voorzien. Dat heeft de regering in haar beslissing dan ook gedaan.
Men zal op het einde van die fase een beter idee hebben van de toekomstige kosten en van de inbreng van andere partners, zodat de regering beter kan bepalen welke precieze bedragen zij in de begroting moet inschrijven. De bijdrage van 16 miljoen euro van de Belgische Staat voor de detailontwerpfase zal vanuit de algemene middelen van de Staat worden gefinancierd. De rest wordt gedekt door externe inkomsten.
De aanleg van provisies voor de latere ontmanteling van de Myrrha-installatie zal gedurende haar uitbating gebeuren. Zij maakt deel uit van de uitbatingskosten van de machine. Tot die provisies zullen de partners in het investeerdersconsortium en de gebruikers moeten bijdragen volgens overeen te komen verdeelsleutels, die onder meer afhangen van ieders gebruik van de machine.
Nu de beslissing over het Myrrha-project is gevallen, worden de besprekingen over het beheerscontract hernomen. Ik zal het SCK/×CEN vragen het te herzien en mij een nieuwe versie voor te leggen.
Het saldo in het fonds van het technisch passief SCK/CEN bedroeg op 31 december 2009 166 786 000 euro. Conform de inventaris van de nucleaire passiva, door NIRAS opgemaakt tijdens de periode 2003-2007, bedroeg het potentieel nucleair passief voor het technisch passief SCK/×CEN op 1 januari 2005 111 miljoen euro. De inventaris voor de periode 2008-2012 is momenteel in opmaak en zal door NIRAS aan de toezichthouder in 2013 worden voorgelegd. In de inventaris zal het bovenvermelde bedrag opnieuw worden geëvalueerd.
Indien het ontwerp van wet betreffende de beslissing van de Ministerraad van 28 november 2003 om 25 % van de kosten van de ontmanteling van de BR3-reactor op te nemen in de federale bijdrage wordt goedgekeurd en indien geen enkele roerende voorheffing wordt ingehouden op de intresten van het fonds voor het technisch passief SCK/×CEN, waarbij rekening wordt gehouden met de verwachte betalingen, zou het potentieel nucleair passief aanzienlijk kunnen worden verlaagd.
Van 1989 tot 2008 heeft de sanering van het nucleair passief BP2 in totaal 230 miljoen euro gekost. Vanaf 2009 wordt geen onderscheid meer gemaakt in de opvolging van de kosten toe te schrijven aan de sanering van BP1 en BP2, aangezien die integraal via de federale heffing op de verbruikte kilowattuur worden gefinancierd.
Conform de inventaris 2003-2007 vertegenwoordigen de nog uit te voeren saneringswerken voor BP1 en BP2 samen een grootteorde van 884 miljoen euro (…). Dat bedrag zal opnieuw worden geëvalueerd in de inventaris betreffende de periode 2008-2012, die momenteel in opmaak is en door Niras in 2010 zal worden voorgelegd aan de toezichtsoverheid.
Aan het IRE, mijnheer Laeremans, wordt over dezelfde periode van vijf jaar een aanvullende subsidie toegekend van 20 miljoen euro. De subsidie is eveneens afkomstig van de algemene middelen van de staat. Bovendien wordt het IRE uitgenodigd om nieuwe projecten bij de regering in te dienen. Die zullen dezelfde evaluatie als het Myrrha-project krijgen. Voor de opvolging van de projecten van het IRE wordt eveneens een opvolgingsgroep ad hoc opgericht. Voor de projecten wordt een gelijkaardige evaluatie georganiseerd als voor het Myrrha-project. .De aanvullende subsidie moet de bestendigheid van het IRE verzekeren en zal tevens kunnen dienen voor de financiering van projecten ter verbetering van de installaties op de site. Overigens had de regering reeds beslissingen genomen die noodzakelijk waren voor de terbeschikkingstelling van middelen voor de financiering van investeringen om specifiek de veiligheid te verbeteren. Ik zal pas weten over welke termijnen het gaat op het ogenblik dat het IRE officieel zijn verzoeken zal hebben ingediend.
Bij het eerste project betreffende de buitenlandse reactoren is er geen participatie in die reactor. Het gaat om de bouw van bestralingstoestellen van uranium met het oog op de productie van medische radio-isotopen om nieuwe reactoren in gebruik te kunnen nemen. De toestellen die afhangen van de eigenschappen van de reactor, zijn bestemd om te worden gebruikt in reactoren in Duitsland en Tsjechië. Het IRE blijft eigenaar van de toestellen. De investering is heel interessant voor het IRE, omdat ze een grotere diversificatie verzekert van de bevoorradingsbronnen inzake medische radio-isotopen. Een dergelijke spreiding is absoluut noodzakelijk in de huidige omstandigheden van beperkte beschikbaarheid van onderzoeksreactoren, wat schaarste veroorzaakt op de markt der radio-isotopen.
Gelet op de gevoeligheid van de gegevens, kan ik u de hoeveelheid uranium niet verschaffen. Met betrekking tot het ontwerp van recyclage van uranium, beschikt het IRE inderdaad over plannen om zijn stock aan uranium opnieuw aan te wenden. Het betreft in casu bestraald uranium, waaruit de isotopen die nuttig zijn voor kerngeneeskunde reeds uit werden gehaald. Om het uranium te kunnen hergebruiken, moet dat nog verder worden uitgezuiverd. Het is voor die zuivering dat men een nieuwe investering overweegt.
Die operatie kan meermaals worden herhaald. Dat zal ervoor zorgen dat het IRE onafhankelijk zal zijn van externe bevoorradingsbronnen gedurende een langere periode en dus van de wederwaardigheden van de markt.
Voor de investering zal er hoe dan ook een aanvraag tot toelating van exploitatie bij het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle moeten worden ingediend. Het agentschap zal derhalve nagaan of de voorwaarden inzake veiligheid vervuld zijn om de toelating te kunnen verlenen.
01.06 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik betreur dat er wel geld wordt gegeven aan het SCK, maar zonder dat er afspraken gemaakt zijn met het SCK over het beheer van de middelen.
Ik betreur vooral ook dat alle voorstanders van Myrrha die het Parlement rijk is - volgens mij 75 tot 90 % van de Parlementsleden - voor die aspecten nauwelijks aandacht hebben. Er is een doorlichting van het SCK gepubliceerd in het blunderboek van het Rekenhof, die uitermate negatief was. Het SCK respecteert de wetgeving op de overheidsopdrachten bijvoorbeeld niet. Het respecteert de vennootschapswetgeving niet. Er zijn problemen met de gecofinancierde projecten met de Europese Commissie, terwijl Myrrha ook zo’n project zal zijn. Er zijn problemen met projecten vanuit Euratom. Het beheerscontract is een lange lijdensweg geweest.
Nu is Myrrha er. Wanneer u daaraan 60 miljoen euro zult geven, had er op het minst een ontwerp van beheersovereenkomst bij moeten zijn. Ik vind dat eigenlijk om van achterover te vallen. De reden dat er een beheersovereenkomst gevraagd werd voordien, was de precaire financiële situatie van het SCK. Het SCK had immers een begroting met een tekort. Nu krijgt het daar, boef, geld, maar daar staat niets tegenover. Het blijft een overheidsinstelling. Ik mag dan toch verwachten dat de toezichthouder iets nauwgezetter toekijkt op de manier waarop die overheidsinstelling omgaat met de middelen.
Ten tweede – ook wat dit betreft, zal ik de uitzondering zijn die de regel bevestigt –, ik heb er geen probleem mee dat er geld gaat naar het IRE. Ik vind dat de nucleaire dossiers niet per definitie communautair gemaakt hoeven te worden. Ik valoriseer het belang van het IRE als het gaat over de radio-isotopen, een argument dat vaak ten onrechte wordt gebruikt inzake het IRE.
Ten slotte, wat de provisies betreft, zult u mij toch niet wijsmaken – dit is daarom geen verwijt aan u, maar misschien aan het NIRAS, waarvan ik hoop dat we er op een ander moment op kunnen terugkomen – dat wij nu moeten wachten tot in 2013, dus nog drie jaar lang, om te weten hoe de cijfers evolueren inzake de BP1 en de BP2, het enige waarover ik het hier gehad heb, en ook inzake het technisch passief van het SCK. Wat u hebt voorgelezen, ken ik ondertussen van buiten, want ik had het extra opgezocht ter voorbereiding van mijn vraag.
Het is exact wat in de tweede inventaris staat en het is nu wachten op de derde inventaris. Het NIRAS is nog aan het vechten voor de Raad van State om dit alleen aan u te moeten bezorgen en niet aan alle geïnteresseerden. Ik vind dit toch wel om van achterover te vallen.
Als het potentieel passief van 111 miljoen euro wordt verlaagd dan wordt dit enkel in theorie verlaagd omdat de consumenten uiteindelijk daarvoor zullen betalen. Het gaat toch over een zeer belangrijke transfer van middelen van de samenleving via de elektriciteitsfactuur of via de algemene middelen – dit doet er uiteindelijk niet toe – om die kosten uit het verleden te betalen.
Ik verwacht van het SCK dat zij op zijn minst een degelijk document voorleggen aan de ad-hocwerkgroep over het beheer van de provisies want die provisies bij het SCK zijn puur boekhoudkundige voorzieningen. Er is dus eigenlijk niets beschikbaar. Met de grote industriële risico’s van het project stellen wij ons bloot aan een groot risico waarvoor de consument uiteindelijk zal moeten opdraaien.
De beslissing is genomen. Ik ben tegen, maar de rest van het Parlement is voor. Uiteindelijk doet het er vandaag niet meer toe of men voor of tegen is. Vandaag gaat erover hoe die middelen worden beheerd en hoe wij kunnen voorkomen dat het uiteindelijk de consument zal zijn die zal moeten opdraaien voor een groot financieel risico. Dit is niet uit de lucht gegrepen want de voorbeelden uit het verleden kan men niet op twee handen tellen.
Ik verwacht dan ook toch wel iets meer oplettendheid van de voogdijminister en zeker ook van alle parlementsleden, die in dit Parlement Myrrha zijn komen bepleiten, om ook op die aspecten voldoende toe te zien.
01.07 Bart Laeremans (VB): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord, maar ook collega Van der Straeten omdat zij toch wel een aantal pertinente dingen heeft gezegd, onder meer over het ontbreken van een beheersovereenkomst. Ik denk dat de voorstanders van Myrrha daarom nog niet met een blinddoek te werk gaan en de mensen van het SCK gewoon hun zin laten doen. Ik denk dat nu goed moet worden nagegaan op welke wijze die middelen worden besteed.
Ik herinner mij dat bij de aanvang van het debat over Myrrha dit werd gekoppeld aan een ontwerp van beheersovereenkomst. Blijkbaar is daaraan door uw diensten geen verder gevolg gegeven. Ik zal dit verder opvolgen.
Wat het IRE betreft, ben ik absoluut niet tevreden met uw antwoord. U hebt een hele hoop dingen verteld over wat men allemaal zou kunnen doen om de veiligheid te verbeteren. Mij zult u niet horen zeggen dat ik tegen elk initiatief van het IRE ben. Dit is een nuttige instelling. Ik ben er niet per definitie tegen dat daar een taakuitbreiding wordt doorgevoerd.
Ik denk inderdaad dat het op het vlak van medische isotopen niet slecht is dat er een tweede instelling zou zijn. Ik kan voor een deel mee in de taakuitbreiding, maar ik denk dat hier zomaar een grote zak geld is neergezet, zonder dat daar een duidelijke beheersovereenkomst of een duidelijk plan tegenover staat. Wat gaat men met die middelen doen? Het is gewoon lineair. De volgende jaren komt er elk jaar zoveel miljoen euro bij en daar staat geen duidelijk plan tegenover.
U hebt alleen gezegd dat er een controlecommissie komt. Ik heb daar eigenlijk niet veel vertrouwen in, mijnheer de minister. Ik kan mij immers niet van de indruk ontdoen dat de noodzakelijke beveiligingswerken al niet in de budgetten voor het IRE waren berekend.
Ik heb daar heel veel vragen bij. De enige instelling die een dergelijke wafelijzerpolitiek kan controleren en eventueel ook aanklagen en de mistoestanden in de verf zetten en die daarvoor is opgericht, is het Rekenhof. Ik ga het Rekenhof aanschrijven en desnoods met die mensen gaan praten om te vragen om dit nader te onderzoeken.
Een wafelijzerpolitiek doet mij altijd denken aan de beginjaren toen ik politieke interesses begon te vertonen, mijnheer de minister, in de jaren ’70, begin jaren ’80. Toen was dat legio. Dat ligt aan de basis van de enorme schulden die wij vandaag kennen. In Vlaanderen kwam er een stukje haven en dus moest er in Wallonië een groot stuk autoweg of spoorlijn komen zonder dat daarvoor een noodzaak was.
Ik zie hier hetzelfde gebeuren. Het is beter dat dit in de kiem wordt gesmoord, waar nodig, dan dat er opnieuw in crisistijd geld over de balk wordt gesmeten. Ik vind het heel erg dat wij opnieuw met dergelijke politiek zijn begonnen.
Wij gaan het Rekenhof hierop inzetten, want ik heb zeer grote vragen bij uw antwoord. Het schenkt mij absoluut geen voldoening.
01.08 Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de vorige spreker. Zoals u weet zijn wij voorstanders van nucleaire energie. Investeren in het Myrrha-project achten wij daarom noodzakelijk. Hopelijk is een investering in Fleurus geen weggesmeten geld, geen overbodige investering. Daarom zullen wij de zaak nader bekijken en verder opvolgen, zoals de vorige spreker zegt, met het Rekenhof. Wij doen ook niet aan wafelijzerpolitiek.
01.09 Cathy Plasman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, na uw antwoord begrijp ik niet waarom het businessplan er nog niet is. De regering geeft 60 miljoen euro op basis van een totaal van 960 miljoen euro voor de investering.
Dat is peanuts. Die 900 miljoen euro moet er nog komen.
Het SCK is al tien jaar bezig met de voorbereiding van Myrrha maar er kan met die eerste fase nog steeds geen businessplan worden goedgekeurd. Volgens mij was dat precies de reden voor het negatieve advies van de Inspectie van Financiën. Hoe kan men dat anders verklaren? Het is toch normaal dat als dergelijk project wordt goedgekeurd, het in zijn globaliteit wordt goedgekeurd.
Aan de vragen van de andere collega’s over het beheer binnen het SCK te horen, vraag ik mij af of het businessplan ooit zal worden goedgekeurd.
Het incident is gesloten.
- Mme Muriel Gerkens au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les conséquences des certificats de l'offshore pour Elia et les consommateurs" (n° 20125)
- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les coûts relatifs aux mécanismes de soutien de l'éolien offshore" (n° 20136)
- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le coût des certificats verts (CV) pour Elia" (n° 20538)
- mevrouw Muriel Gerkens aan de minister van Klimaat en Energie over "de gevolgen van de offshore-certificaten voor Elia en de consumenten" (nr. 20125)
- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de kosten van de ondersteuningsmechanismen voor offshore wind" (nr. 20136)
- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de kost van groenestroomcertificaten (GSC's) voor Elia" (nr. 20538)
02.01 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je suis désolée pour mon retard mais j'étais justement en train d'interroger Mme Onkelinx alors qu'on m'avertissait que je devais venir ici. Ma question porte sur la surcharge pour Elia des certificats verts de l'offshore. En tant que gestionnaire de réseau de transport, Elia a dans ses missions de service public l'obligation d'acheter les certificats verts qui viennent des producteurs d'énergies renouvelables, ceci via l'arrêté royal du 16 juillet 2002. Cela fait partie des mécanismes destinés à encourager le recours aux énergies renouvelables.
À court terme, l'achat des certificats verts issus de l'éolien offshore ne sera pas anodin pour Elia. La CREG estime que son coût annuel pourrait bondir à 100 millions d'euros dès 2011, quand les 60 éoliennes du consortium C-Power seront entrées en fonction à la place des six d'aujourd'hui. En principe, cette surcharge pour Elia sera facturée au client final. Les gros consommateurs industriels, les particuliers et les PME expriment donc leurs craintes à ce sujet.
Monsieur le ministre, il faut prendre des dispositions pour éviter que la facture des consommateurs soit trop alourdie tout en maintenant l'encouragement à l'énergie renouvelable et à l'offshore qui se développe plus lentement que prévu. On se rappelle que selon le protocole de Kyoto, on devait produire 2 000 MW en 2010 et qu'aujourd'hui, on table sur 2018 pour atteindre ce chiffre. La machinerie doit être accélérée pour que le développement de l'éolien soit optimal.
Ces chiffres avancés par la CREG (100 millions en 2011 pour acheter les certificats verts) sont-ils corrects? Les partagez-vous? Sur quoi reposent-ils exactement? Avez-vous mis en place des mécanismes pour compenser la surcharge que représentent ces certificats verts de l'éolien offshore ou comptez-vous le faire? Enfin, comptez-vous utiliser une part de la rente nucléaire pour compenser cette surcharge, comme le souhaitent certaines grandes entreprises?
02.02 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, aanvullend hierop heb ik enkele specifieke vragen over wat in randnummer 5 van de studie van de CREG vermeld wordt, namelijk dat de gewestelijke regulatoren de certificaten niet aanvaarden voor het dekken van de regionaal opgelegde contingenten aan groene stroom waardoor de nettokost gelijk is aan de aankoopkost. Vandaar de bedragen waar de CREG op uitkomt.
Een van de zaken die u gedaan hebt en die u ook in de Lente van het Leefmilieu uitgebreid toelicht is het ministerieel besluit van 11 januari 2010 waarin de waarde van de toeslag die ELIA kan aanrekenen wordt vastgelegd op 0,1286 euro per MWh voor 2010. De vermarkting van de groenestroomcertificaten en van de federale groenestroomcertificaten is geen evident onderwerp. Er is geen zwart-wit antwoord. Het is dus echt niet de bedoeling om opnieuw een ideologisch debat te hebben. Ik weet dat het verhaal heel wat ingewikkelder is dan gewoon te vragen waarom de gewestelijke regulatoren dat niet kunnen opkopen. Het is dus in die context dat ik mijn vraag wil situeren. Ik zal er eerlijk bij zeggen dat ik er zelf niet uit ben wat nu het beste resultaat is omdat we zitten met die vier markten van groenestroomcertificaten. Ik meen dat dit een discussie is die zal blijven terugkomen.
De CREG heeft het nu gesuggereerd. Ik veronderstel dat binnenkort ook bedrijven en anderen dat zullen suggereren. Bent u daar zelf voorstander van? Indien er een vermarkting zou zijn, wat moeten dan de modaliteiten zijn? Is er al overleg geweest met de Gewesten dan wel de gewestelijke regulatoren met betrekking tot die materie? Welke zijn de knelpunten? Tot slot, de prijs van offshore kan natuurlijk ook op een andere manier gedrukt worden, door middel van andere manieren van ondersteuning. Ten eerste, kan dit gefinancierd worden vanuit de nucleaire rente die u onderhandeld hebt in ruil voor het langer openhouden van de kerncentrales? Ten tweede, er is ook het privéfonds dat wij bij wet opgericht hebben waarin de eenmalige bijdrage van 250 miljoen van de kernenergieproducenten voor 2009 gestort werd. De overheid heeft daarin vier onafhankelijke bestuurders. Zijn die al aangeduid? Wie zijn dat? Welke projecten zullen zij indienen voor financiering? Kunnen offshore windenergieprojecten daar onder vallen?
02.03 Paul Magnette, ministre: Madame Van der Straeten, madame Gerkens, je vous remercie pour vos questions.
Les chiffres avancés par la CREG quant au coût du soutien accordé au parc offshore sont, en effet, une estimation correcte, basée simplement sur une extrapolation des chiffres de production des six éoliennes de C-Power sur les six derniers mois. Faites fois deux pour l'année complète et fois dix pour le parc complet! C'est effectivement une contribution, un coût substantiel. Répondant à Mme Van der Straeten la semaine dernière, je disais que je n'avais pas la tentation d'en faire un sujet politique. Pourtant ce serait aisé. Je pourrais paraphraser mon collègue ministre wallon de l'Énergie et dire que "quand c'est vert, c'est plus cher". Mais je ne vais pas le faire, je vous rassure!
Il faut pouvoir faire en sorte que ce coût soit couvert, et qu'il le soit en évitant les répercussions excessives, à la fois sur les entreprises et sur les particuliers. Cela n'est pas simple. À ce stade, aucun mécanisme n'est prévu pour compenser ou moduler la surcharge sur les prix du transport découlant de mesures de soutien à la production éolienne offshore.
Une des pistes qui avaient été évoquées au sein du groupe "Concert" était l'harmonisation des systèmes belges de certificats verts, une reconnaissance mutuelle des certificats émis par les différents niveaux de pouvoir. J'ai remis cette piste sur la table lors du Printemps de l'environnement. Si l'échange des certificats verts reste une perspective à long terme, elle n'a cependant pas été considérée pertinente à court terme par les Régions qui craignent, semble-t-il, que cela puisse déstabiliser leur marché par l'afflux de certificats offshore.
Des mesures correctrices pourraient par ailleurs être prises pour moduler l'impact sur les prix de l'énergie des aides au développement renouvelable en fonction des différents profils de consommation. C'est aussi à l'étude, mais c'est extrêmement compliqué. Il faut mesurer l'impact de ces propositions sur les différents profils de consommation et discuter ces hypothèses avec les partenaires sociaux. J'y travaille mais en tenant compte aussi des autres éléments qui viennent alourdir la facture comme, par exemple, les obligations de service public régional ou les certificats verts régionaux. Et à nouveau, ce n'est pas polémique, c'est un fait.
La structure du prix qui dépend de tant de facteurs externes est aujourd'hui extrêmement compliquée. La répartir de manière équilibrée sur les différents acteurs en donnant les bons signaux est simplement techniquement compliqué. La rente nucléaire est bien sûr une piste, d'autant qu'à partir de 2015, elle sera déplafonnée et pourra être donc un rendement supérieur aux 245 qui seront fixés dans le serpent par la loi.
Je prévois dans la loi que l'absorption d'une partie du coût des certificats verts soit une des dépenses éligibles sur cette rente nucléaire. Cependant, tout ne pourra pas être réalisé avec la rente nucléaire: on ne pourra pas couvrir ceci, et couvrir de nouveaux investissements, et réduire le coût des tarifs sociaux, etc. Là aussi, des arbitrages seront à faire.
Wat betreft de eenmalige bijdrage van 250 miljoen van de kernproducenten, het volgende Deze bijdrage is geregeld via de programmawet van 2009 en is bestemd voor de ondersteuning van de ontwikkeling van nieuwe investeringen inzake hernieuwbare energie. Het zal de raad van bestuur van het Fonds — waarin de overheid zal vertegenwoordigd zijn — toebehoren te beslissen over de bestemming van de beschikbare middelen. Om die reden kunnen wij vandaag nog niets zeggen over de projecten. Het is mogelijk dat offshore windparken met deze middelen worden gefinancierd.
02.04 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Effectivement, cent millions, c'est une grosse somme qu'il va falloir répartir et essayer d'amortir. Je vous rejoins sur le fait que ce n'est pas facile de trouver un système, parce que tous les paramètres doivent être pris en compte.
En ce qui concerne la rente nucléaire, je suis personnellement embêtée par la piste qui est proposée et le fait de dire qu'elle pourrait servir à soutenir l'offshore et donc à diminuer l'impact des certificats verts, sachant que les 250 millions peuvent aussi servir à cela. Autant elle peut être une des pistes susceptibles d'amener une solution, autant elle peut participer au fait que les énergies renouvelables seront de nouveau concentrées dans un mode de production mené par certains gros acteurs qui sont déjà monopolistiques sur le terrain. Cela peut porter préjudice à une diversification des acteurs.
Jusqu'où peut-on aller dans la diversification des acteurs pour maintenir une production renouvelable qui soit performante, c'est aussi une question que l'on doit se poser. C'est un élément qui doit entrer dans la réflexion pour ne pas encourager les mêmes à effectuer des investissements et à monopoliser les modes de production.
J'en profite peut-être pour vous poser une autre question, monsieur le ministre.
Le président: Madame Gerkens, puis-je vous demander de conclure?
02.05 Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Vous parlez de déplafonner la rente nucléaire pour 2015 – c'est en lien avec la loi de sortie du nucléaire; avez-vous une date à laquelle vous comptez venir avec ce projet de loi?
02.06 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn grote frustratie is dat als het gaat over hernieuwbare energie en ondersteuningsmechanismen dit enkel vanuit het prijsaspect wordt bekeken. Dit is natuurlijk belangrijk, maar er is ook nog het aspect van het halen van de doelstellingen.
Dat de prijs ineens zo hoog is, heeft te maken met het feit dat de zes windmolens van C-Power meer geproduceerd hebben dan aanvankelijk voorspeld was. Dat kan uitzonderlijk zijn, maar dat kan evengoed niet uitzonderlijk zijn. Als het niet uitzonderlijk is, dan zitten we misschien met een oversubsidiëring, wat ik op zich eigenlijk goed nieuws vind, aangezien het het volgende jaar — het ministerieel besluit was immers maar voor één jaar — meteen kan herzien worden. Het is misschien een ongemakkelijke waarheid voor degenen die voor nucleaire energie zijn, maar de Offshore Wind-technologie wordt misschien net iets competitiever, net iets sneller dan velen denken.
In die zin vergt het gewoon een zeer goede opvolging van de evolutie van de competitiviteit, en zitten we telkens op een juiste prijs voor het ondersteuningsmechanisme. Tegelijkertijd denk ik wel dat er effectief meer moet gesproken worden met de Gewesten, en het uitwisselen van eventuele groenestroomcertifcaten is eigenlijk maar een modaliteit over het halen van de doelstellingen. Hoe en welke doelstellingen gaan we halen op welke manier, en met welke ondersteuningsmechanismen? Of we nu willen of niet, uiteindelijk zal het debat toch gevoerd moeten worden samen met de Gewesten, en zeker in het kader van 13 % hernieuwbare energie, dat we moeten halen tegen 2020.
Ik hoop dat de discussie door alle stakeholders wat meer kan uitgebreid worden, en zich op wat bredere zaken kan focussen dan enkel en alleen potentiële kosten over vijf of tien jaar.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Ilse Uyttersprot aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de onmogelijkheid om in sommige winkelketens kapotte goederen in te ruilen" (nr. 20134)
03 Question de Mme Ilse Uyttersprot à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'impossibilité d'échanger des articles défectueux dans certaines chaînes de magasins" (n° 20134)
03.01 Ilse Uyttersprot (CD&V): Mijnheer de minister, in sommige winkelketens is het niet mogelijk om goederen die reeds bij aankoop beschadigd zijn, om te ruilen. Indien de consument bij de ingebruikname merkt dat het product beschadigd is, moet hij dat eigenlijk bij de klantendienst binnenbrengen, van waaruit het naar de fabriek wordt teruggestuurd voor herstelling. Ondanks de belofte om de waar weer binnen de week ter beschikking van de klant te stellen, bedraagt de wachttijd vaak vier tot vijf weken.
In de betreffende winkelketen is het schijnbaar ook niet mogelijk om het product uit de doos te halen en te bekijken, ook al is dat een van de rechten waarover de consument beschikt. De verpakking is meestal hermetisch afgesloten door middel van verpakkingsstrips. Men moet, met andere woorden, afgaan op de staat van de verpakking, die uiteraard niet aangeeft of het product al dan niet beschadigd is. Voor de consument is het dan ook zeer frustrerend om vast te stellen dat een nieuw aangekocht toestel helemaal niet werkt of eruit ziet zoals het hoort. Wanneer men dan op de koop toe dan nog eens vijf weken moet wachten vooraleer men het product in gebruik kan nemen, wordt de frustratie van de klant uiteraard nog veel groter. En dan zwijg ik nog over producten die om dringende redenen aangekocht worden.
Bent u bekend met de problematiek die zich onder andere in winkelketen Mediamarkt voordoet? Bestaat er een mogelijkheid om de winkels aan te sporen om omruiling in bepaalde gevallen wettelijk verplicht te maken? Zo niet, is het dan mogelijk om winkelketens te verplichten het product voor aankoop door de klant te laten inspecteren? Zult u de winkelketen dan ook wijzen op de verkeerde boodschap die hij meegeeft aan zijn klanten? Is het mogelijk om de winkels de klant te laten informeren over de mogelijkheid om aankopen te inspecteren voor betaling?
03.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Uyttersprot, de algemene directie Controle en Bemiddeling heeft enkele klachten ontvangen van consumenten die te maken kregen met het probleem waarbij de verkoper weigerde om een nieuw voorwerp dat al beschadigd was op het moment van de verkoop en waarvan het gebrek pas aan het licht kwam toen de consument het gekochte artikel uit de verpakking haalde, om te ruilen. De klachten betreffen niet enkel de winkels van Mediamarkt, maar ook andere verkopers.
Het Burgerlijk Wetboek verleent aan de consument binnen de twee jaar na de levering het recht om vervanging of herstelling te eisen in geval van gebrek aan overeenstemming dat bestaat bij de levering. Bovendien stelt het Burgerlijk Wetboek dat binnen de eerste zes maanden na de levering het door de consument aangehaalde gebrek vermoed wordt een gebrek aan overeenstemming te zijn dat op het tijdstip van levering bestond. De twee enige redenen waarom de verkoper, die ten aanzien van de consument wettelijk aansprakelijk is voor de overeenstemming, de vervanging kan weigeren, zijn de onmogelijkheid het goed te vervangen, bijvoorbeeld als het niet meer wordt geproduceerd, of de onevenredigheid.
De onevenredigheid wordt geëvalueerd op basis van de kosten, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de vraag of de andere wijze van schadeloosstelling, in dit geval de door de verkoper gewenste herstelling, kan worden uitgevoerd zonder ernstige overlast voor de consument.
Het feit dat een nieuw artikel niet kan worden gebruikt en dat vaak lang op de herstelling van het pas gekochte artikel moet worden gewacht, kan als ernstige overlast worden beschouwd. Dat begrip was nog geen voorwerp van een gerechtelijke beslissing.
De vordering tot beroep die aan de verkoper tegenover de fabrikant wordt toegestaan, heeft als doelstelling een eerlijke genoegdoening van de consument voor de verkoper te bevorderen, want op die basis kan laatstgenoemde het betaalde waarborgbedrag van de fabrikant terugkrijgen.
Momenteel bestaat er geen mogelijkheid om van de verkoper te eisen dat hij de koper voor betaling het artikel laat uitpakken om het te inspecteren. Dergelijke oplossing zou trouwens een aantal andere problemen doen ontstaan, zoals het feit dat het uitgepakte artikel moeilijk opnieuw kan worden verkocht indien de consument van gedacht verandert, het probleem dat verband houdt met de test van de elektrische werking van het goed, het risico dat de consument die het artikel niet zal hebben uitgepakt de waarborg niet meer krijgt enzovoort.
De FOD Economie heeft sinds de inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke waarborgregeling algemene informatie verstrekt over de rechten en de verplichtingen van de consument en van de verkoper bij gebrek aan overeenstemming. Binnenkort is er een nieuwe brochure ter zake beschikbaar op de site van de FOD Economie.
03.03 Ilse Uyttersprot (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "het onderzoek naar mogelijke manipulatie van de gastarieven en de gedragscode" (nr. 20562)
04 Question de Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'enquête sur la manipulation éventuelle des tarifs de gaz et le code de conduite" (n° 20562)
04.01 Katrien Partyka (CD&V): Mijnheer de voorzitter, Ik dank collega George dat ik deze vraag eerst mag stellen. Mijn andere vragen zijn samengevoegde vragen en worden dus ook door andere collega’s gesteld, en ik moet echt weg.
Deze vraag gaat over het onderzoek naar een mogelijke manipulatie van de gastarieven en de gedragscode. Uit de hoorzitting met de CREG vorige week bleek dat er echt wel aanwijzingen zijn dat de energieleveranciers hun prijs willekeurig kunnen aanpassen aan de indexen. Vooral voor de gasprijs is dat probleem tamelijk scherp.
In het begin van de maand heeft de Raad voor de Mededinging meegedeeld dat dit al onderzocht is in 2008 en dat er nu geen nieuw onderzoek kan gebeuren. Eerlijk gezegd vind ik dat dit tegen de borst stuit. Er kunnen toch nieuwe elementen opgedoken zijn? De CREG heeft vorige week op de hoorzitting duidelijk gezegd dat men ervan uitging dat er genoeg aanwijzingen verzameld waren en dat men eigenlijk over voldoende informatie beschikte, maar dat men daar niets mee kan doen. De informatie is doorgegeven aan de Raad van de Mededinging, die dan zegt: “Wij doen daar geen onderzoek naar.”
Mijnheer de minister, kan dat onderzoek nu wel of niet heropend worden als er duidelijke aanwijzingen van machtsmisbruik zijn, bijvoorbeeld naar aanleiding van de klacht van een consument? Dat is echt een belangrijke vraag. Ik vind dat het niet kan dat hiernaar geen onderzoek zou gebeuren als de CREG duidelijk zegt dat er aanwijzingen zijn.
Er is ook sprake van een onderzoek door de FOD Economie. Tegen wanneer kunnen wij daar de resultaten van verwachten, en waar gaat dat onderzoek precies over?
04.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw Partyka, de recente studies van de CREG en van de Nationale Bank hebben geen enkele manipulatie van de index aan het licht gebracht. Het niet-gereguleerde deel van de gasprijzen evolueert inderdaad volgens een indexeringsformule die een vast en een variabel deel behelst. Het vaste gedeelte – de vaste bijdrage genoemd – varieert van leverancier tot leverancier maar hangt af van een identieke objectieve parameter, gebaseerd op de evolutie van de lonen volgens de Agoria-index, en op de prijs voor de nijverheidsproductie.
Het variabele gedeelte, dat eveneens varieert naargelang van de leverancier, hangt af van de evolutie van de gasnoteringen, met name de gasprijs te Zeebrugge en de gasprijs op de Nederlandse markt, en van de petroleumnoteringen, met name de prijs voor gasolie en extra zware fuel.
Deze parameters variëren zowel maandelijks als per kwartaal. Zij maken overigens het voorwerp uit van regelmatige publicaties door de CREG, die beschikbaar zijn bij elke wijziging van deze parameters. De verschillende leveranciers gaan in hun prijsformules over tot aanpassing van het variabele deel op basis van de nieuwe parameters die door de CREG worden gepubliceerd. Men mag dus niet spreken van manipulatie op dit vlak, maar over aanpassing van de prijzen van elke leverancier teneinde de markttendensen beter te weerspiegelen.
Mocht er een vermoeden zijn van welke manipulatie dan ook, of mocht ter zake een nieuw element de kop opsteken, dan zal ik natuurlijk om de opening van een onderzoek verzoeken bij de Raad voor de Mededinging.
De diensten van de FOD Economie zijn inderdaad bezig met het afronden van het onderzoek naar de tarieven van de leveranciers op de residentiële markt. Dit onderzoek zal binnenkort beschikbaar zijn.
Er wordt niet overwogen de heffing voor groene elektriciteit te herzien. Op federaal niveau maakt zij het mogelijk de offshore windenergie in de Noordzee te ontwikkelen. De huidige zones moeten volledig worden toegekend en alle operatoren moeten kunnen genieten van dezelfde voorwaarden inzake productiesteun.
04.03 Katrien Partyka (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u zegt dat er een nieuw onderzoek kan worden aangevraagd als er nieuwe elementen zijn. Dan is het aan de CREG om haar uitspraken daarover hard te maken en die gegevens opnieuw te bezorgen aan de Raad voor de Mededinging. Wanneer een nationale regulator zegt dat ze aanwijzingen heeft, dan zou het toch moeilijk uit te leggen zijn dat er geen onderzoek wordt gevoerd.
Het tweede element van uw antwoord heb ik niet helemaal begrepen. Ik zie niet in wat de groene energie te maken heeft met het onderzoek van de FOD. Het ging over het onderzoek dat de FOD naar aanleiding van die klachten zou voeren naar prijsindexen. Is er een parallel onderzoek binnen de FOD of niet?
04.04 Minister Paul Magnette: Normaal was er een samengevoegde vraag met de heer Van Noppen over die aspecten.
04.05 Katrien Partyka (CD&V): Op mijn vraag ging u niet antwoorden?
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Joseph George au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la publication de l'arrêté ministériel relatif à la nomination des inspecteurs de la CREG" (n° 20172)
05 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Klimaat en Energie over "de publicatie van het ministerieel besluit betreffende de benoeming van de inspecteurs van de CREG" (nr. 20172)
05.01 Joseph George (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme vous le savez les compétences de la CREG ont été renforcées afin qu’elle puisse exercer un monitoring sur la partie non régulée du prix du gaz-électricité. La loi du 8 juin 2008 a accordé cette compétence au régulateur fédéral. Mais, pour cela, il faut que la CREG puisse exercer cette compétence.
Un arrêté royal a été adopté le 13 décembre dernier, relatif aux inspecteurs qui ont les compétences d’officiers de police judiciaire. À ce jour, je ne sais pas si la liste des personnes à désigner a été arrêtée et si cette désignation a eu lieu. En tout cas, l’arrêté ministériel n’a pas été publié.
Ma question est simple: cette désignation a-t-elle été faite? Quand peut-on attendre la publication de la désignation de ces personnes au Moniteur belge?
05.02 Paul Magnette, ministre: Merci, monsieur George, ma réponse sera très courte et très simple.
L’arrêté ministériel désignant les membres du comité de direction et du personnel de la CREG ayant cette qualité d’officier de police judiciaire sera établi dès que les noms des intéressés m’auront été communiqués par la CREG.
Het incident is gesloten.
- M. Joseph George au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la taxe sur les sites de production d'électricité non utilisés" (n° 20194)
- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "Electrabel et la taxe sur les sites non utilisés" (n° 20282)
- Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le prélèvement sur les sites de production d'électricité inexploités" (n° 20285)
- Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le prélèvement sur les sites inexploités" (n° 20348)
- de heer Joseph George aan de minister van Klimaat en Energie over "de heffing op de niet-gebruikte sites voor productie van elektriciteit" (nr. 20194)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "Electrabel en de belasting op ongebruikte sites" (nr. 20282)
- mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "de heffing op niet-benutte sites voor elektriciteitsproductie" (nr. 20285)
- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de heffing op de niet benutte sites" (nr. 20348)
06.01 Joseph George (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, il ressort d'articles de presse qu'Electrabel aurait obtenu gain de cause devant le tribunal de première instance de Bruxelles en ce qui concerne la taxe sur les sites de production d'électricité non utilisés. Il avait pourtant été décidé de les taxer.
En effet, pour six des sept sites de production qui ont fait l'objet d'une taxation et donc d'une contestation par l'électricien, le tribunal aurait, dans son jugement rendu le 17 février, donné raison à Electrabel.
Je ne sais si vous avez connaissance de ce jugement. Personnellement, je n'ai pas pu le consulter et je serais intéressé à pouvoir en prendre connaissance.
Dans son argumentaire, Electrabel estimerait que ses sites ne peuvent être taxés dans la mesure où, pour des contraintes techniques, ils ne peuvent accueillir des installations visées par la loi du 8 décembre 2006 établissant un prélèvement visant à lutter contre la non-utilisation d'un site de production d'électricité par un producteur.
Toutefois, tout en contestant cette taxe, Electrabel a réglé un peu plus de 51 millions d'euros pour 2006. Pour 2007 et 2008, l'entreprise n'a versé que 2,75 millions d'euros par an sur les 51 millions d'euros réclamés. Ce sont les chiffres donnés dans les commentaires, mais je n'en sais pas davantage.
Selon le jugement, sur les 153 millions réclamés par l'État, Electrabel devrait payer 39,6 millions. L'électricien s'étant déjà acquitté de 56 millions, l'État belge serait devenu le débiteur d'Electrabel et devrait rembourser un peu plus de 16 millions d'euros. Est-ce bien exact?
Quant à la taxe pour 2009, où en est-on?
Quelle attitude adopterez-vous face à ce jugement du tribunal de première instance de Bruxelles? Va-t-il bien dans le sens relaté par les journaux? Comptez-vous aller en appel?
Il existe encore une autre voie: modifier la loi du 8 décembre 2006, dans un sens ou dans un autre, pour répondre à ces observations, notamment juridiques, émises par le tribunal pour juger ce recours d'Electrabel fondé.
06.02 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij wat de heer George heeft gezegd. Ik zal onmiddellijk overgaan tot mijn vragen.
Ten eerste, bevestigt u de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg? Betekent dit dat de Belgische overheid Electrabel 16 miljoen euro moet terugbetalen want zij hebben inderdaad al heel wat betaald? Het bedrag dat verschuldigd is, zou 39,6 miljoen euro bedragen.
Ten tweede, zal de Belgische overheid tegen deze beslissing beroep aantekenen?
Ten derde, wat zijn de technische beperkingen die de sites ongeschikt maken voor installaties? Waarover gaat het precies?
Ten vierde, wat zijn de gevolgen voor de belasting van 2009? Is die ondertussen betaald? Is die gedeeltelijk betaald?
Ten vijfde, wat is de stand van zaken van de andere dossiers met Electrabel, het dossier van de 250 en de 500 miljoen euro?
06.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik denk dat het vast een koude douche moet zijn geweest. Een heffing waarvan iedereen dacht dat ze doorgang zou vinden, vond dat uiteindelijk niet, op basis van een argumentatie die nog anders is dan wat in de wet wordt bepaald. Dat doet het vermoeden rijzen dat het moeilijker zal zijn om de wet aan te passen aangezien de argumentatie zou gaan over technische beperkingen van de sites.
Het is vooral een koude douche omdat Electrabel al meer heeft betaald dan ze moet betalen en er vermoedelijk tot een terugbetaling zal moeten worden overgegaan.
Mijnheer de minister, ik heb hierover de volgende vragen.
Ten eerste, wat is de precieze uitspraak van de Brusselse rechter? Ik heb net als de heer George het arrest niet gevonden. Op welke jaren heeft deze uitspraak betrekking?
Ten tweede, op basis van welke redenen wordt Electrabel in het gelijk gesteld? Initieel voorzag de wet in een aanslagvoet op basis van vierkante meter, dat door u werd veranderd naar een aanslagvoet bepaald op basis van megawatt. Doet de rechter daarover een uitspraak?
Ten derde, hoeveel had Electrabel reeds betaald in de jaren 2006, 2007 en 2008? Ik vermoed dat het respectievelijk gaat over 51,15 miljoen euro en twee maal 2,75 miljoen euro. Zijn deze bedragen correct? Hoeveel moet de Belgische Staat terugbetalen? Is er sprake van moratoire interesten en hoeveel?
Ten vierde, hoeveel heeft Electrabel reeds betaald in 2009? Moet op basis van de uitspraak van de rechter het geëiste bedrag voor 2009 van 67,5 miljoen worden herbekeken? Waarom wel of waarom niet? Bent u reeds op de hoogte van een eventueel beroep van Electrabel tegen de beslissing van 2009?
Ten vijfde, wat is de implicatie van deze uitspraak met betrekking tot andere productiesites en eventueel andere producenten? Kunnen zij dat nu ook aanvoeren?
Ten zesde, welke stappen zal de Belgische Staat nemen op basis van deze beslissing? Zal er beroep worden aangetekend? Waarom wel of waarom niet? Zo niet, zal dan een dading met het betrokken bedrijf voor 2009 worden afgesloten? Is een wetswijziging noodzakelijk of mogelijk om alsnog een heffing op niet-benutte sites mogelijk te maken? Zal in de terugbetaling worden voorzien bij de begrotingscontrole van deze maand? Waar zullen de middelen worden vrijgemaakt?
06.04 Minister Paul Magnette: Bij vonnis van 17 februari 2010 van de rechtbank van de eerste aanleg te Brussel, werden de eisen van de firma Electrabel voor de boekjaren 2006-2007-2008 wat betreft de plaatsing op de rol van de betwiste heffing op alle sites andere dan die van Schelle gegrond verklaard en werd de overheid veroordeeld tot de terugbetaling van de betaalde bedragen die met deze drievoudige heffingen overeenstemmen vermeerderd met de wettelijke intrestvoet.
De rechtbank is van oordeel dat de belastingheffing op de sites, andere dan die van Schelle, willekeurig is. Ze is voornamelijk gebaseerd op de oppervlakte van de niet- of onderbenutte sites voor elektriciteitsproductie zonder rekening te houden met de technische beperkingen die aan deze oppervlakte verbonden zijn.
Voor de elektriciteitsproductiesites van Auvelais, Drogenbos, Langerbrugge, Rodenhuize en Ruien werden de eisen van Electrabel gegrond verklaard omdat de heffingen voornamelijk op basis van de beschikbare oppervlakte werden vastgelegd zonder met de technische voorschriften rekening te houden.
Voor de site van Verbrande Brug is de reden van verval weerhouden.
De heffingen van 2006-2007-2008 werden bepaald op basis van de wet van 8 december 2006 voor ze door de programmawet van 8 juni 2008 werd gewijzigd.
De storting van de firma Electrabel voor de heffing van 2006 bedroeg 51 150 000 euro. De stortingen voor de heffingen voor 2007 en 2008 waren tot 2 750 000 euro beperkt.
Het door de overheid terug te betalen bedrag bedraagt 17 miljoen euro. Men dient van de gestorte bedragen nog de drievoudige heffingen op de sites van Schelle af te trekken. Hieraan worden nog de intresten toegevoegd die op basis van de wettelijk voor fiscale zaken toepasselijke intrestvoet zijn berekend.
Le prélèvement pour l'année 2009 s'élève à 67,5 millions d'euros; celui-ci est établi sur la base des nouvelles dispositions de la loi-programme du 8 juin 2008, lesquelles prennent en considération la superficie du site et non plus la capacité de production potentielle du site de production non utilisé ou sous-utilisé. C'était précisément pour éviter ce type de reproches que j'avais fait modifier la loi en 2008. La société Electrabel a introduit un recours administratif à l'encontre de la décision du fonctionnaire délégué auprès du directeur général de la direction générale de l'Énergie. À l'heure actuelle, il n'a pas encore été statué sur ce recours.
Le prélèvement sur le site de production non utilisé ou sous-utilisé vise un objectif différent de celui poursuivi par la contribution de répartition sur des exploitants nucléaires et par le Fonds pour la promotion et le soutien de la production d'électricité à partir des sources d'énergie renouvelable. Le prélèvement sur les sites a pour objet d'accroître la concurrence au niveau de la production d'électricité en incitant les producteurs concernés par la taxe à céder les sites qu'il n'utilise pas. C'est une taxe évitable.
Le jugement du tribunal de première instance n'a pas été signifié par la société Electrabel à l'État. Il n'est donc pas exécutoire pour l'instant. Mes services examinent l'opportunité ou non d'introduire un appel contre ce jugement. Il est à noter que la société Electrabel ne s'est pas encore non plus prononcée à ce sujet. Il n'est pas prévu, à l'heure actuelle, d'amender le dispositif légal en vigueur. Tant que le jugement n'a pas été signifié, celui-ci n'est pas exécutoire et le remboursement ne doit donc pas être effectué. En outre, dans l'hypothèse où un appel est introduit, celui-ci a pour effet de suspendre l'exécution du jugement.
Un recours à l'encontre de la contribution de répartition de 250 millions d'euros pour l'année 2008, instaurée par la loi-programme de décembre 2008, a été introduit auprès de la Cour constitutionnelle par Electrabel, SPE, EDF et Synatom. La contribution pour l'année 2009 ainsi que le Fonds pour la promotion et le soutien de la production d'électricité à partir de sources d'énergie renouvelable, prévus par la loi-programme de décembre 2009, n'ont pas fait, jusqu'à présent, l'objet de recours de la part des sociétés concernées.
06.05 Joseph George (cdH): Monsieur le ministre, j'ai écouté votre réponse avec beaucoup d'intérêt. Serait-il possible d'obtenir une copie du jugement même si, je le suppose, il sera publié dans les revues juridiques au cours des prochaines semaines? Interjetterez-vous appel de la décision, la considérez-vous comme définitive ou y aura-t-il une voie de recours?
De voorzitter: Het zou inderdaad nuttig zijn dat we allemaal kennis kunnen nemen van het vonnis.
06.06 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, Electrabel heeft het vonnis nog niet betekend, maar ik twijfel er geen seconde aan dat het dat wel degelijk zal doen en de terugbetaling vragen van dat geld. Ik ben eigenlijk vooral benieuwd naar het oordeel, dat er vandaag blijkbaar nog niet is, of het opportuun is om beroep aan te tekenen. Ik maak dan uit de algemene strekking van het antwoord op dat er voor 2009 wellicht geen of toch minder een probleem zal zijn, omdat de wettelijke basis anders is. Dat valt echter af te wachten? We zullen zien wat de tijd zal brengen in het dossier van de niet-benutte sites.
06.07 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, uw antwoord was zeer volledig. Ik neem alleen nota van het feit dat het bedrag dat we misschien uiteindelijk zullen moeten terugbetalen, 17 miljoen is, natuurlijk aan te vullen met de wettelijke intresten.
Over het aantekenen van beroep zal op zeer korte termijn moeten worden beslist. Beroepsinstanties duren niet eeuwig. U zult waarschijnlijk binnen de komende weken moeten beslissen wat u zult doen. Ik hoop in elk geval dat we zo vlug mogelijk van u lezing kunnen krijgen van het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg. We zullen de zaak in elk geval van nabij blijven volgen.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Joseph George au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la répercussion par les fournisseurs de la baisse des tarifs de transport de gaz" (n° 20297)
07 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Klimaat en Energie over "de doorrekening door de leveranciers van de daling van de tarieven voor gastransport" (nr. 20297)
07.01 Joseph George (cdH): Monsieur le ministre, les fournisseurs d'électricité répercutent-ils ou non les baisses tarifaires survenues à la suite de l'entrée en vigueur de l'accord tarifaire réalisé entre Fluxys et la CREG? Les informations semblant dire que non. Disposez-vous de renseignements à cet égard? Pouvez-vous livrer des données chiffrées sur la baisse effective des tarifs? Quelle initiative comptez-vous prendre afin que le consommateur puisse bénéficier de cette diminution des tarifs de transport?
Présidente: Cathy Plasman.
Voorzitter: Cathy
Plasman.
07.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur George, l'entrée en vigueur le 1er janvier 2010 de l'accord tarifaire conclu entre Fluxys et la CREG conduit à une baisse des tarifs de transport de gaz, pour l'ensemble des consommateurs belges, en moyenne de 28 % par rapport aux tarifs pratiqués par Fluxys en 2008 et en 2009.
Dans son communiqué de presse du 30 décembre 2009, la CREG avait calculé que la baisse des tarifs se traduirait par une diminution de 20 euros de la facture annuelle d'un ménage de quatre personnes qui se chauffent au gaz, avec une consommation moyenne de 25 000 KW par an. Cette diminution tenait compte de la baisse maximale des tarifs. En prenant en compte la diminution moyenne des tarifs, la baisse des tarifs devrait se traduire par une diminution de la facture de 16,5 euros pour le même ménage, avec le même type de consommation.
Il est à noter que le tarif de transport ne constitue qu'une faible partie du coût payé par le consommateur final. La CREG a calculé que 52 % de la facture finale du consommateur se compose du coût de l'énergie et seulement 3 % pour le coût du transport. La baisse dont il est question précédemment ne s'applique évidemment qu'à la partie de la facture concernant le transport de gaz, de là, les montants relativement faibles qui ont été mentionnés.
Il appartient aux fournisseurs qui sont maîtres de leur politique commerciale de décider de la répercussion des baisses de tarifs de transport à l'ensemble de leurs clients. Il appartient aux consommateurs de faire jouer la concurrence entre les fournisseurs et de choisir les fournisseurs qui répercutent cette baisse des tarifs de transport dans leur facture.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Ilse Uyttersprot aan de minister van Klimaat en Energie over "de huidige regelgeving in verband met de geluidsmeting" (nr. 20418)
08 Question de Mme Ilse Uyttersprot au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la réglementation actuelle relative à la mesure du bruit" (n° 20418)
08.01 Ilse Uyttersprot (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de geluidsnormen voor niet-ingedeelde inrichtingen worden geregeld door een wet van 1973 en een KB van 1977. De muziek in de jaren '70 was helemaal anders dan de muziek van vandaag. Er wordt vandaag veel meer gebruikgemaakt van elektronische bassen op een zeer lage frequentie. Die bassen kunnen niet gemeten worden in dB(A), maar worden gemeten in dB(C). Dat betekent dat bij een meting die door de politie gebeurt in een café, de norm van 90 dB(A) niet wordt overschreden, terwijl de bassen wel een hoger volume hebben, dat zorgt voor de nodige overlast. De overlast is niet strafbaar op grond van voornoemd KB en het is zeer moeilijk om de metingen van het achtergrondgeluid op het terrein te laten uitvoeren.
ln de commissie voor de Volksgezondheid heb ik daarover de staatssecretaris ondervraagd, die mij vertelde dat het tot uw bevoegdheidsdomein behoort en dat er voldoende rechtsgrond was om het fenomeen te beteugelen via de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten. Op basis daarvan zou een uitvoeringsbesluit kunnen worden genomen die de materie zou kunnen regelen.
Ik heb de volgende vragen.
Wat zijn de mogelijkheden in de wet van 1994 om de regelgeving aan te passen? Is er al sprake van zo’n KB?
08.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Uyttersprot, ik zou willen verduidelijken dat het koninklijk besluit van 1977 houdende de vaststelling van de geluidsnormen voor muziek in openbare en private inrichtingen, twee soorten grenswaarden vaststelt, namelijk normen met betrekking tot de geluidssterkte binnen de inrichting, 90 dB, en normen voor de geluidshinder in de buurt van de inrichting. Voor de normbepaling werd de A-schaal gekozen, omdat die schaal beter overeenstemt met de kans op gehoorverlies, ongeacht het karakter van de muziek.
Na de staatshervorming hebben de Gewesten gebruikgemaakt van hun bevoegdheid om maatregelen te nemen tegen de geluidsoverlast voor omwonenden. Er werden door de Gewesten richtwaarden vastgelegd voor het geluid van de inrichtingen in open lucht, op basis van verschillende gebiedsbestemmingen. In de context van de geluidshinder in het leefmilieu beslissen de Gewesten dus zelf welke schaal, A of C, de beste is. Gezien de C-schaal beter aansluit bij de subjectieve perceptie van geluid met lage tonen, zou de grenswaarde uitgedrukt in C beter geschikt zijn om de geluidshinder te beperken.
Het doel van de normen voor het geluid binnen de inrichtingen is niet de bescherming tegen de geluidshinder in het leefmilieu, maar de bescherming van de gezondheid van de consumenten aan wie de uitbaters van de inrichting een dienst leveren. Men stelt vast dat het geluidsniveau tijdens muziekevenementen soms de waarde van 130 dB bereikt, wat ongetwijfeld schadelijk is voor het gehoor. Na de staatshervorming is geen van de in het KB aangeduide federale controle-instellingen nog bevoegd voor de materie.
08.03 Ilse Uyttersprot (CD&V): Ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Joseph George au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'indépendance du gestionnaire de réseau de transport de gaz" (n° 20469)
09 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Klimaat en Energie over "de onafhankelijkheid van de beheerder van het transportnet voor gas" (nr. 20469)
09.01 Joseph George (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, le Parlement a adopté le 10 septembre 2009 une loi en vue d'assurer l'indépendance du gestionnaire de réseau de transport de gaz.
Cette loi prévoit que GDF-Suez doit descendre sous les 24,99 % des parts dans Fluxys pour le 1er janvier 2010.
Nous sommes au mois de mars et, apparemment, cette loi n'est toujours pas respectée car, d'après mes informations, GDF-Suez détient toujours 38,5 % des parts de Fluxys.
Monsieur le ministre, quand cette loi sera-t-elle enfin respectée?
Quelles actions avez-vous mis en œuvre afin de la faire respecter?
Quelles actions comptez-vous encore entreprendre?
09.02 Paul Magnette, ministre: Monsieur George, la loi du 10 septembre 2009 prévoit en effet que la société GDF-Suez ne peut plus détenir au maximum que 24,99 % du capital de la société Fluxys au 31 décembre 2009.
Jusqu'à présent, j'ai privilégié la conciliation en ce qui concerne la mise en œuvre de cette disposition légale car il faut reconnaître qu'un certain délai est nécessaire pour céder ces actions à un autre investisseur.
Les arrêtés ministériels du 23 février 2010 portant désignation du gestionnaire du réseau de transport de gaz naturel, du gestionnaire d'installation de GNL et du gestionnaire d'installations de stockage de gaz naturel prévoient que ces désignations ne produiront leurs effets que si les conditions prévues par la loi du 10 septembre 2009 sont remplies au plus tard le 30 mai 2010, date à laquelle la composition du conseil d'administration doit être rendue conforme à la même loi du 10 septembre 2009.
De cette façon, une date ultime du changement des administrateurs allant de pair avec l'actionnariat est, de fait, imposée aux actionnaires.
09.03 Joseph George (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de regeringsvertegenwoordigers bij Distrigas en Electrabel" (nr. 20520)
10 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les représentants du gouvernement au sein de Distrigas et d'Electrabel" (n° 20520)
10.01 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, bij koninklijk besluit van 16 juni 1994 werd een bijzonder aandeel ingevoerd ten voordele van de Staat bij Distrigas. De criteria voor de uitoefening van de bijzondere rechten verbonden aan dat bijzonder aandeel werden later bepaald bij koninklijk besluit van 5 december 2000. Sinds toen en tot op vandaag beschikt de regering over twee regeringscommissarissen bij Distrigas.
Sinds 1994 is de marktsituatie grondig veranderd als gevolg van de liberalisering van de gasmarkt op grond van de Europese richtlijnen en verordeningen waarover wij in deze commissie vaak spreken. Heel wat zaken die opgesomd zijn in de genoemde koninklijke besluiten van 1994 en 2000 zijn ondertussen bevoegdheden geworden van andere spelers, met name de regulator en de TSO. Sinds 5 mei 2009 is Eni voor 100 % eigenaar van Distrigas.
Op 11 oktober 2009, nog niet zo lang geleden, ondervroeg ik u in deze commissie over de mogelijkheid om een regeringsvertegenwoordiger af te vaardigen bij Electrabel op grond van artikel 173, § 2 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 en het koninklijk besluit van 23 januari 1981.
Uw antwoord was toen kort en bondig en ging als volgt: “Deze bepaling werd ingevoerd lang voor de liberalisering van de elektriciteitsmarkt en voor het Controlecomité voor Elektriciteit en Gas bestond, omdat het nuttig kon zijn dat de Staat een vertegenwoordiger had in de raad van bestuur. Ondertussen zijn heel wat taken overgenomen door de CREG, als Belgische regulator. De juridische basis bestaat inderdaad nog. Ik heb mijn administratie gevraagd of de mogelijkheid om een vertegenwoordiger in de raad van bestuur van Electrabel, SPE en Elia af te vaardigen nog bestaat, rekeninghoudend met de wetgeving van na de liberalisering van de elektriciteitsmarkt.”
Mijn vragen over enerzijds Distrigas en anderzijds Electrabel zijn de volgende.
Is de bestaande wetgeving op grond waarvan een gouden aandeel en bijzondere rechten bestaan bij Distrigas nog steeds actueel en relevant?
Op welke wijze en met welke regelmaat koppelen de regeringsvertegenwoordigers bij Distrigas terug naar u, mijnheer de minister?
Sinds 2000, hoeveel keer werden de bijzondere rechten uitgeoefend en met betrekking tot welke zaken?
Wil de regering de regeringscommissarissen behouden? Waarom wel, waarom niet? Indien wel, op welke wijze moet de bestaande wetgeving dan gewijzigd worden?
Wat was het resultaat van de consultatie van de administratie met betrekking tot de mogelijkheid om een regeringsvertegenwoordiger af te vaardigen bij Electrabel/SPE?
Wilt u gebruikmaken van de mogelijkheid om een regeringsvertegenwoordiger af te vaardigen? Waarom wel, waarom niet?
Ten slotte, misschien de meest fundamentele vraag, strekt het niet tot aanbeveling om tot uniforme regelgeving te komen met betrekking tot het afvaardigen van regeringsvertegenwoordigers in commerciële maatschappijen, wat ondertussen zowel Distrigas, Electrabel als SPE geworden zijn? Men zou bijvoorbeeld kunnen overwegen om een regeringsvertegenwoordiger te sturen naar maatschappijen die een bepaald marktaandeel vertegenwoordigen. Men zou de vertegenwoordiging ook kunnen koppelen aan zaken zoals bevoorradingszekerheid of nieuwe bepalingen in het raam van de bevoorradingszekerheid met betrekking tot supplier of last resort. Er zij er vast nog tal van andere.
10.02 Minister Paul Magnette: Naar aanleiding van de gedeeltelijke splitsing van de maatschappij Distrigas werd een aandeel van het kapitaal van voornoemde maatschappij aan de overheid overgedragen via een wet van 2002. Aan dit aandeel zijn bijzondere rechten verbonden die bepaald zijn bij koninklijk besluit van juni 1994. Deze rechten blijven verbonden aan dit specifieke aandeel zo lang dit de eigendom blijft van de overheid, die het slechts kan overdragen mits een wetgevende toelating. Deze rechten werden uitgeoefend door de minister die Energie onder zijn bevoegdheid heeft. Zij verlenen het recht twee vertegenwoordigers van de federale regering te benoemen in de raad van bestuur en het directiecomité van Distrigas.
Het wetgevend bestel dat van kracht is, maakt het behoud mogelijk van twee vertegenwoordigers van de federale regering bij de maatschappij Distrigas. De wet van 8 augustus 1980 betreffende de begrotingsvoorstellen en het koninklijk besluit van januari 1981 maken het niet mogelijk een vertegenwoordiger van de federale regering aan te wijzen bij de maatschappijen Elektrabel en SPE. Een wetgevend initiatief, ingesteld met eerbied voor de bepalingen tot instelling van de Europese Gemeenschap en de afgeleide rechten inzake energie, zou noodzakelijk zijn om te kunnen overgaan tot dergelijke aanwijzing. Eerder dan over te gaan tot de aanwijzing van vertegenwoordigers van de federale regering bij maatschappijen die belangrijke marktaandelen in handen hebben op het vlak van energie en/of die een belangrijke rol spelen inzake bevoorradingszekerheid, hetgeen het risico met zich meebrengt moeilijkheden op te wekken met de Europese overheden, met name wat betreft het naleven van regels inzake de vestigingsvrijheid en het vrij verkeer van kapitaal, bevoorrecht de regering de inwerkingstelling van mechanismen voor de uitwisseling van informatie.
10.03 Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik weet dat het gouden aandeel van Distrigas een lange voorgeschiedenis heeft en een van de weinige gouden aandelen is die in het verleden door de Europese Commissie werden erkend als gouden aandeel dat mocht blijven bestaan. Op het eerste gezicht lijkt het wel heel raar dat bij Distrigas dat nu een 100 % commerciële maatschappij is geworden, twee regeringscommissarissen kunnen blijven zitten en dat het bij Elektrabel hoegenaamd onmogelijk is een regeringsvertegenwoordiger af te vaardigen.
Ik vind dat dit voor alle commerciële maatschappijen hetzelfde zou moeten zijn. Ik had mijn vraag bewust heel neutraal gesteld omdat er misschien echt wel goede redenen waren om de regeringscommissaris bij Distrigas te behouden zoals de bevoorradingszekerheid of strategie. Ik heb echt het antwoord afgewacht omdat er misschien een goede reden was, maar ik heb er geen gehoord. U hebt ook geen antwoord gegeven op de vragen op welke wijze en met welke regelmaat de regeringsvertegenwoordigers terugkoppelen of hoeveel keer die bijzondere rechten in het verleden werden uitgeoefend.
In een recent verleden zijn er belangrijke beslissingen genomen binnen Distrigas die, op grond van de bestaande wetgeving, aanleiding hadden kunnen geven op het uitoefenen van die bijzondere rechten? Volgens mij is dat niet gebeurd.
Ik meen dan ook dat wij vandaag moeten vaststellen dat die regeringscommissarissen daar zitten en dienen om eens te kunnen babbelen met de minister als zaken moeten worden gelobbyd. Een heel recent dossier is de gastransit. Distrigas heeft hierin ook een bepaalde rol gespeeld en had een bepaald voordeel dat andere bedrijven niet hebben.
Als u volledig overtuigd bent dat wij de wet van 1980 niet kunnen gebruiken om bij Electrabel een regeringsvertegenwoordiger af te vaardigen dan begrijp ik niet hoe de bestaande wetgeving rond Distrigas kan worden gehandhaafd om daar wel een regeringscommissaris af te vaardigen. Volgens mij gelden daar immers dezelfde argumenten. Ik denk dat dit toch nog eens van dichtbij moet worden bekeken en dat de commerciële maatschappijen allemaal over dezelfde kam moeten worden geschoren. Er moet worden bekeken of het wenselijk is dat er een regeringscommissaris is bij Distrigas.
In het verlengde daarvan zijn er nog een aantal andere maatschappijen die ik hier niet heb vernoemd omdat ik er zeer weinig informatie over heb gevonden, namelijk de Nationale Maatschappij der Pijpleidingen. Ik denk dat daar dezelfde argumentatie kan worden gehanteerd. Ik heb daarover enkel KB’s teruggevonden. De jaarverslagen van de NMP zijn niet terug te vinden op het internet. Ik heb een KB teruggevonden waarin vermeld staat wie daar als regeringsvertegenwoordiger werd benoemd. Mij lijkt dit vooral een manier om mensen een post te bezorgen, informeel wat gegevens uit te wisselen, maar het belang voor het energiebeleid is echt onbestaande.
L'incident est clos.
- mevrouw Cathy Plasman aan de minister van Klimaat en Energie over "de Europese richtlijn inzake hernieuwbare energie" (nr. 20526)
- de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de import van hernieuwbare energie" (nr. 20537)
- mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Klimaat en Energie over "de doelstelling inzake hernieuwbare energie tegen 2020" (nr. 20563)
- de heer Peter Logghe aan de minister van Klimaat en Energie over "de Europese richtlijn inzake hernieuwbare energie" (nr. 20599)
- Mme Cathy Plasman au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la directive européenne relative aux énergies renouvelables" (n° 20526)
- M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'importation des énergies renouvelables" (n° 20537)
- Mme Katrien Partyka au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'objectif en matière d'énergie renouvelable pour 2020" (n° 20563)
- M. Peter Logghe au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la directive européenne relative aux énergies renouvelables" (n° 20599)
11.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, mijn vraag ligt in het verlengde van uw uitleg over de milieuvergadering met de Raad over de Europese richtlijn inzake hernieuwbare energie.
In een persmededeling liet u verstaan dat u de opmerking van de Europese Commissie dat u de doelstelling van 13 % hernieuwbare energie tegen 2020 niet zou halen, niet te goed kon verteren. Wij vernemen intussen dat de lidstaten tegen de zomer van 2010 een plan moeten voorleggen om de doelstelling alsnog te halen.
Mijn vragen sluiten aan bij de discussie van vannamiddag. U hebt het in uw persmededeling vooral over de offshore windparken in de Noordzee. U roept op om verder te gaan dan het strategisch plan voor energietechnologieën. U dringt aan op forse initiatieven inzake onderzoek en ontwikkeling, financiering en professionele vorming.
Ik kaats de bal terug. Wat zal de Belgische regering doen? Hoever staat het met de plannen in de Noordzee? Wordt er aan uitbreiding gedacht? Op welke termijn? U kunt geen A zonder B zeggen.
Hoever staat het met het overleg op federaal en gewestelijk niveau?
Hebt u al een idee voor het plan dat in de zomer van 2010 moet klaarliggen? U zult in impulsen voorzien om die doelstelling van 13 % te halen.
U stelt dat het plan hernieuwbare energie van de Europese Unie te weinig sociaal zou zijn. U beseft toch evengoed als ik dat de bevoegdheden van Europa vooral, zo niet uitsluitend, economisch zijn. Hoe kan men daar regelgevend optreden? Wat zult u concreet doen om de plannen voor hernieuwbare energie socialer te maken? U kunt dat wel zeggen, maar welke concrete stappen zult u zetten?
11.02 Cathy Plasman (sp.a): Ook mijn vraag gaat ook over het niet halen van de doelstelling van 13 % door België, zoals de Europese Commissie had meegedeeld.
Welk actieplan zal België voorleggen om alsnog de verplichte Europese doelstelling inzak hernieuwbare energie te halen?
Zal er, zoals in de pers verscheen, hernieuwbare energie moeten worden geïmporteerd? Zo ja, hoeveel?
Recent antwoordde u op een vraag van mij dat uw administratie de voorbereiding van de uitbreiding van de offshore windparken aan het bestuderen was. Hoever staan die besprekingen? Werd dat al op regeringsniveau besproken?
Is minister Van Quickenborne in dat kader bereid om een deel van die exploratiezone voor zandwinning voor de offshore uitbreiding vrij te maken?
Is minister De Crem bereid om de NAVO-oefenzone te verplaatsen of te verkleinen, om daar wat plaats bij te maken?
Over hoeveel extra vierkante kilometer of megawatt gaat het in feite?
Wat is de timing waar uw administratie momenteel aan denkt om het desbetreffend KB inzake offshore zones aan te passen?
11.03 Minister Paul Magnette: Het plan ligt momenteel ter bespreking bij de INNOVER-groep. Het zal worden afgerond en naar de Commissie worden verstuurd tegen eind juni 2010. Het actieplan zal de nationale strategie beschrijven die geïmplementeerd moet worden met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen inzake hernieuwbare energie die aan België worden opgedragen.
In een tussentijdse fase heeft België aan de Europese Unie het forecastdocument bezorgd, waarin aan de lidstaten gevraagd werd of zij menen zich te beroepen op samenwerkingsmechanismen om hun doelstellingen te verwezenlijken, om een globaal zicht te verkrijgen over vraag en aanbod inzake samenwerkingsmechanismen op Europees niveau. Om daarop te antwoorden, heeft België zich gebaseerd op een studie van het Planbureau, dat een raming verrichtte, rekening houdend met de kosten en de doeltreffendheidverhouding van de maatregelen die te overwegen vielen. Het leek ons derhalve voorzichtiger om in afwachting van de afronding van de bespreking over het actieplan en de verdeling van de lasten tussen de entiteiten, dat gegeven van het Planbureau te bewarende titel over te nemen. De inspanningen zullen evenwel, zoals het Belgisch document inzake vooruitzichten dat aangeeft, bij voorrang gericht zijn op de uitbating van het binnenlands potentieel.
De verwezenlijking van de doelstellingen inzake hernieuwbare energie is een hemelsbrede uitdaging, maar het is tevens een kans op het gebied van werkgelegenheid en innovatie. Desgevallend zullen wij, om een beroep te kunnen doen op flexibele mechanismen, samenwerkingsakkoorden met andere lidstaten moeten sluiten, maar ik herhaal dat dat voor België geen voorrang geniet.
Inzake de voornaamste bijdrage van het federaal niveau inzake de ontwikkeling van offshore, herinner ik aan de verbintenissen die zijn aangegaan in de Lente van het Leefmilieu en die een geïnstalleerd vermogen van 2 000 megawatt tegen 2020 betroffen.
Ik heb mij in het kader hiervan verbonden, ten opzichte van de stakeholders, de opening van nieuwe zones van ontwikkeling van windenergie aan de voorwaarde te onderwerpen van een studie van de weerslag op het bestaande vermogen. Deze studie zal met name dienen rekening te houden met de weerslag van een dergelijke ontplooiing op de facturen van de verbruiker.
Met betrekking tot de bestaande concessies, en inzonderheid van de meest verwijderde zone, heeft de Ministerraad van 17 juli mij, evenals de staatssecretaris voor Mobiliteit, ermee belast indien nodig de grenzen aan te passen van het zeegebied voorzien bij het koninklijk besluit van mei 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van december 2000 betreffende de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van domeinconcessies. Een werkgroep van de verschillende betrokken besturen onderzoekt de problematiek die ter discussie staat. De besprekingen zijn nog steeds aan de gang. De elementen die ontwikkeld werden tijdens de verschillende ontmoetingen met de vertegenwoordigers van de betrokken besturen tonen aan dat het nodig zal zijn de grenzen van de zone die gelegen is boven de Blighbank-zone aan te passen en hiervan de grenzen opnieuw te bepalen.
In dit stadium maakt de werkgroep een lijst op van de mogelijke zones die aanleiding zouden kunnen geven tot een compensatie van de zones die zouden worden afgeschaft. Er zal een evaluatieverslag worden opgesteld en het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van december 2000 zal voor advies aan de CREG worden voorgelegd, vooraleer het, vóór juni, aan de Ministerraad zal worden voorgelegd.
11.04 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, het valt wat mager uit, maar ik had het wel verwacht. Ik hoor vooral de woorden studie, nog eens studie en evaluatieverslag. U zult bestuderen wat de invloed is van het bestaande vermogen op de prijzen. U zult bestuderen hoe u het gebied kunt uitbreiden en naar waar u het gebied zult uitbreiden. Er zal een lijst met mogelijke zones worden opgesteld. Er zal een evaluatieverslag komen.
Ik stel alleen vast — mevrouw Van der Straeten is intussen verdwenen — dat Nederland er een stukje daadkrachtiger tegenaan gaat en dat zij zich al met een gasrotondebrief opmaken voor een heus gasplan en een eersterangsrol op het vlak van gasenergie.
11.05 Cathy Plasman (sp.a): Mijnheer de minister, ik ben zwaar teleurgesteld. De compensatie die dient te gebeuren is omdat er een bepaalde oppervlakte verdwijnt voor scheepvaartroutes. Mijn vraag ging echter over de uitbreiding daarbuiten. Ik had begrepen dat u gezegd had dat uw administratie daarmee bezig was. Gezien de reactie van de Europese Commissie dat we die 15 % niet halen, dacht ik dat het misschien toch weer wat hoger op de agenda zou komen gezien de besprekingen met alle departementen toch aan de gang zijn voor die compensatie. Men zou dus evengoed van hetzelfde overleg gebruik kunnen maken voor het bespreken van de uitbreiding. Zoals in mijn vraag gesteld werd, gaat het in feite slechts om twee departementen, namelijk Landsverdediging en Economische Zaken. Zij kunnen toch wel wat ruimte vrijmaken. Er is niet echt een groot probleem maar er is overleg nodig. Dat gebeurt echter niet. Ik vind dat zeer jammer.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.31 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.31 heures.