Commissie voor de Justitie

Commission de la Justice

 

van

 

dinsdag 16 maart 2010

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 16 mars 2010

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.09 uur en voorgezeten door mevrouw Sonja Becq.

La séance est ouverte à 14.09 heures et présidée par Mme Sonja Becq.

 

De voorzitter: Vraag nr. 20228 van de heer Jadot is uitgesteld.

 

01 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de kansspelwet" (nr. 20390)

01 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "les arrêtés d'exécution de la loi sur les jeux de hasard" (n° 20390)

 

01.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij hebben onlangs de wet op de kansspelen gewijzigd. Er dient een aantal koninklijke besluiten te worden uitgevaardigd. Mijn vraag is gewoon hoe het daarmee staat. Verschillende sectoren moeten worden bediend, om het zo te zeggen, met betrekking tot het internetgokken, de sportweddenschappen of de speelhallen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik weet niet hoeveel koninklijke besluiten er exact moeten worden uitgevaardigd, maar dat kunt u mij dan zo dadelijk verduidelijken.

 

01.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Mijnheer Schoofs, ik kan u onmiddellijk zeggen dat er een zestigtal KB’s dient te worden uitgewerkt en die zijn, zoals u kunt vermoeden, volop in voorbereiding. De prioriteiten zijn als volgt: eerst een regeling in verband met de weddenschappen, vervolgens een betreffende de kansspelen aangeboden via het internet en ten slotte een over de tv- en mediaspelen. De teksten over de weddenschappen zijn echter de eerste prioriteit.

 

Wat is de timing? De ontwerpen met betrekking tot de weddenschappen zijn volledig afgewerkt en maken thans het voorwerp uit van een laatste bespreking tussen de kabinetten. Eens die besprekingen afgerond – ik vermoed over zeer korte tijd – zullen de ontwerpen van KB’s worden voorgelegd aan de Ministerraad en, zoals beloofd, zal ik ook de inhoud van de KB’s ter kennisname of, indien gewenst, eventueel ter bespreking, voorleggen aan het Parlement.

 

Voor de KB’s met betrekking tot het internet – dat is dan de volgende reeks – is er reeds een aantal technische vergaderingen geweest. Een aantal van de KB’s zijn in opmaak, maar moeten nog nader bekeken en besproken worden, onder meer met de betrokken sector. Wij moeten bij het overleg de operatoren, de providers, de banken en anderen betrekken. Naar alle waarschijnlijkheid zullen de teksten in ontwerp over een drietal maanden klaar zijn.

 

Voorts hebt u vermoedelijk in de pers gelezen dat de wetgeving en regelgeving inzake belspelletjes momenteel het voorwerp uitmaken van een evaluatie en dat daaruit is gebleken dat ze nog veel te soepel zijn en veel te veel ruimte toelaten. Wij hopen dan ook volgende maand reeds de tekst van een nieuw ontwerp van KB klaar te hebben, dat dan rekening zal houden met de inhoud van de nieuwe wetgeving, want de nieuwe wetgeving geeft ons een aantal bijkomende mogelijkheden.

 

Aansluitend daarbij zal ook werk worden gemaakt van de ontwerpen van KB aangaande de mediaspelen.

 

Voorts werkt de kansspelcommissie met het oog op een betere bescherming van de speler een ontwerp van KB met betrekking tot de aanvraag door een belanghebbende persoon om een persoon met een probleem van gokverslaving toegangsverbod op te leggen, uit. U herinnert zich dat dat een van de elementen is van de nieuwe wet. Dat KB is ook in voorbereiding. Ik heb de kansspelcommissie gevraagd hieraan prioriteit te geven. Het is belangrijk dat wij dat zo snel mogelijk finaliseren.

 

Ten slotte is er ook nog een aantal ontwerpen van KB in voorbereiding met betrekking tot de werking van de kansspelcommissie zelf. Hier durf ik niet onmiddellijk een termijn op kleven. Het is wel de bedoeling om in de loop van dit jaar alles te kunnen finaliseren.

 

01.03  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het zeer uitvoerig antwoord. Ik heb begrepen dat de mogelijkheid zou bestaan dat u naar het Parlement komt en dat we de zaken dan kunnen bespreken. Ik juich dat zeker toe. Ik hoop dat het niet alleen een intentie is, maar dat we het verder kunnen bespreken. Ik wens u veel succes bij de uitwerking van die zestig KB’s, wat een heel pak is. Ik heb er dus begrip voor dat een en ander een tijdje kan duren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

La réunion publique de commission est suspendue de 14.13 heures à 14.34 heures.

De openbare commissievergadering wordt geschorst van 14.13 uur tot 14.34 uur.

 

02 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de perikelen rond de gevangenisarbeid van de moordenaar van Gaby Hessels" (nr. 19994)

02 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "les problèmes relatifs au travail pénitentiaire du meurtrier de Gaby Hessels" (n° 19994)

 

02.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, eind februari is er commotie ontstaan over de moordenaar van Gaby Hessels. Die man zat in Hasselt in de gevangenis en er was sprake van een overplaatsing naar Tilburg. Hij zou in de Hasseltse gevangenis zo productief zijn geweest in de werkplaatsen dat de opdrachtgever geen arbeid meer zou willen uitbesteden als die overplaatsing van de moordenaar op Gaby Hessels zou plaatsvinden. Als gevolg hiervan zouden zij die waren aangeduid om naar Tilburg te gaan, bedreigingen hebben geuit ten opzichte van de moordenaar van Gaby Hessels.

 

De vragen zijn de volgende. Kloppen die feiten? Dreigde die werkgever zich terug te trekken als die moordenaar zou worden overgeplaatst naar Tilburg?

 

Welke regels hanteert u inzake gevangenisarbeid ten opzichte van zowel bedrijven als gedetineerden? Kunnen bedrijven eisen stellen? Kunnen zij vragen wie welk werk uitvoert?

 

Waar verblijft de betrokkene momenteel? Ik begrijp dat u een afweging moet maken tussen enerzijds de verplichte overbrenging naar Tilburg en anderzijds een bedrijf verliezen dat arbeid uitbesteedt aan een gevangenis wat verschillende gedetineerden en onrechtstreeks ook slachtoffers en nabestaanden ten goede komt.

 

02.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega, het klopt dat de overbrenging van de betrokken gedetineerde niet is doorgegaan. Er is door de firma uitgebreid geïnvesteerd in de opleiding van de gedetineerde die in het desbetreffende productieproces een elementaire taak heeft waardoor hij noodzakelijk is voor de vlotte afwikkeling ervan.

 

Toen beslist werd tot overbrenging naar Tilburg werd vanuit de gevangenis zelf gevraagd om deze transfer niet te laten doorgaan totdat een vervanger zou zijn opgeleid.

 

Het Centraal Bestuur van het Gevangeniswezen heeft deze vraag onderzocht en geoordeeld dat ze gewettigd was. Men heeft daarop beslist om de overbrenging uit te stellen.

 

In dit beslissingsproces werd rekening gehouden met de belangen van de gedetineerde zelf, de gevangenis en andere gedetineerden die betrokken zijn bij de werkopdracht en de commerciële partner.

 

Behalve uitzonderingen met betrekking tot tucht, orde en veiligheid of arbeidsongeschiktheid hebben alle gedetineerden, ongeacht hun administratief statuut of gerechtelijk verleden, recht op arbeid in de gevangenis, rekening houdend met de beschikbaarheid.

 

Wanneer er onvoldoende werk is voor iedereen, maken wij gebruik van wachtlijsten. De samenwerking met private ondernemers wordt op lokaal vlak georganiseerd door de gevangenis zelf. De Centrale dienst van de Regie voor de Gevangenisarbeid speelt hierin een ondersteunende rol.

 

Alle vormen van arbeid zijn in principe mogelijk, voor zo ver er geen gevaar voor de orde en de veiligheid bestaat. De aannemers leveren in de regel het werkmateriaal en de grondstoffen. De gedetineerden leveren voor een vergoeding een toegevoegde waarde door een aantal proceshandelingen uit te voeren met de grondstoffen zoals assemblage, verpakking, verlijming, ponsen enzovoort.

 

02.03  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik begrijp dat u de afweging moet maken. Het is niet altijd even gemakkelijk. Ik kan met dat antwoord leven. Ik zal over de belangen van de gedetineerde maar niet te veel zeggen. Hij bewijst in elk geval dat hij de maatschappij nog enigszins van dienst kan zijn. Ik hoop terdege dat de nabestaanden kunnen worden vergoed met de opbrengsten die hij uit zijn arbeid geniet, want dat is niet meer dan rechtvaardig.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de in Antwerpen gevestigde islamitische boekhandel Iqra" (nr. 19995)

03 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "la librairie islamique Iqra située à Anvers" (n° 19995)

 

03.01  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, in Antwerpen is een islamitische boekhandel gevestigd, naar verluidt in de Abdijstraat, waar documentatie en literatuur te koop zou worden aangeboden waarvan de inhoud en de strekking zeer omstreden zijn. Er zou in boeken, cd’s en dvd’s die aldaar te koop zijn namelijk worden opgeroepen tot haat en geweld tegen ongelovigen, vanuit het perspectief van de islam bekeken dan. Die uitbater zou reeds eerder veroordeeld zijn in het kader van een antiterrorismeproces tegen de GIA. Zijn boekhandel zou bevoorraad worden door een andere boekhandel gevestigd in Kopenhagen onder de naam Al-Nur die ook in handen zou zijn van een veroordeelde GIA-terrorist. Diens naam wordt dan blijkbaar weer genoemd in Deense en Belgische terreuronderzoeken. Mijn nieuwsgierigheid is dus uiteraard gewekt.

 

Mijnheer de minister, bent u hiervan op de hoogte? Is de Veiligheid van de Staat bij dit dossier betrokken? Zijn de feiten waarover ik het heb eveneens gekend bij het parket van de procureur des Konings te Antwerpen? Indien er op al deze vragen bevestigend kan worden geantwoord, welke stappen denkt het parket dan te kunnen ondernemen?

 

03.02 Minister Stefaan De Clerck: De boekhandel waarover u het heeft, Al-Nur in Kopenhagen, is bij de Veiligheid van de Staat niet bekend. De islamitische boekhandel Iqra is daarentegen wel bekend omwille van de salafistische boeken die er verkrijgbaar zijn. Wij kunnen ook meedelen dat in het plan-Radicalisme, dat alle vormen van radicalisme bestrijdt, bijzondere aandacht wordt besteed aan de boekhandels en andere propagandacentra.

 

Er zijn geen strafbare feiten gekend bij het parket van de procureur des Konings in Antwerpen lastens de islamitische boekhandel Iqra en/of diens uitbater, dewelke aanleiding hebben gegeven tot onderzoek en/of vervolging, laat staan veroordeling.

 

03.03  Bert Schoofs (VB): Een deel van de feiten waarop ik mij heb gebaseerd is juist, en een ander deel is blijkbaar minder to the point.

 

Als ik het woord salafisme hoor dan weet ik dat wij waakzaam moeten zijn. Wees alstublieft waakzaam.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "la fixation des affaires en cour d'assises" (n° 20002)

04 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "het bepalen van de rechtsdag voor het hof van assisen" (nr. 20002)

 

04.01  Valérie Déom (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, des déclarations parues dans la presse du jeudi 25 février pointent du doigt des affaires qui devraient être renvoyées aux assises mais qui sont laissées délibérément de côté, au profit d’affaires plus porteuses.

 

Outre les problèmes de prescription et de délai raisonnable pouvant en résulter, c’est aussi l’image de la justice belge qui serait ternie sur la scène de la coopération judiciaire internationale.

 

Les allégations formulées par une juge d’instruction et publiées dans la presse sont particulièrement graves! On parle de volonté délibérée d’obstruction dans le chef de certaines personnes ou encore de blocage idéologique.

 

À l’heure où il est question au parlement de débats concernant la durée des affaires mises à l’instruction, de tels problèmes doivent requérir toute notre attention.

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous donner plus d’informations concernant les critères de fixation des affaires en assises?

 

De tels abus vous ont-ils déjà été signalés?

 

04.02  Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, chère collègue, je ne fais que retracer l'affaire dont vous parlez. Il s'agit d'une publication dans Le Soir qui porte sur une bagarre qui a eu lieu le 26 mars à Schaerbeek. Deux citoyens turcs d'origine kurde ont reçu de nombreux coups de couteau et meurent sur les lieux. Un troisième est blessé.

 

A l'époque, le juge d'instruction a inculpé cinq personnes. L'action initiale du parquet prévoyait un renvoi de quatre suspects et un non-lieu d'un suspect pour absence de charges. La chambre des mises en accusation a finalement décidé, par arrêt du 16 septembre 2008, de ne renvoyer qu'un seul suspect vers les assises. Ceci est une décision souveraine de la cour composée de trois juges qui peut être difficilement critiquée. En outre, le dernier inculpé a été acquitté le 2 mars dernier, devant la cour d'assises, au bénéfice du doute; cet arrêt a été motivé conformément à la nouvelle législation en matière d'assises.

 

Dans l'article du journal Le Soir qui avait pour titre "Je suis gênée pour la justice belge", certains propos sont attribués à la juge d'instruction et aux enquêteurs qui ont traité le dossier à l'époque. Le procureur général de Bruxelles me communique que la juge d'instruction n'a certainement pas émis cette déclaration lors de l'audience publique de la cour d'assises où elle a témoigné en présence des enquêteurs. Étant donné que la juge d'instruction est en ce moment détachée à Eurojust à La Haye, il ne peut pas être vérifié si elle a réellement fait cette déclaration.

 

Bien que vous posiez cette question suite à un cas particulier, votre question se rapporte plus généralement à la matière concernant la fixation des affaires en cour d'assises et des éventuels abus signalés. À cet égard, j'ai consulté le Collège. Les procureurs généraux d'Anvers et de Gand ont fait savoir que l'existence d'affaires mises délibérément de côté, en raison d'autres affaires importantes, leur est inconnue. La fixation des affaires pénales qui sont renvoyées à la cour d'assises se déroule normalement dans leur ressort. Après l'arrêt de renvoi par la chambre des mises, il est veillé à ce que l'acte de mise en accusation soit rédigé au plus vite, immédiatement suivi par la fixation.

 

Pour les dossiers concernant les crimes entrant en ligne de compte pour une correctionnalisation, la date d'entrée en vigueur du 1er mai 2010 est cependant prise en compte.

 

En ce qui concerne la cour d'assises de l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale, on constate effectivement une surcharge chronique du registre. Il faut également inclure les procédures traitées par le parquet fédéral – qui sont souvent de longue durée – de sorte que la priorité doit être donnée à la fixation des affaires pour lesquelles des personnes ont été arrêtées, ce qui n'est pas le cas de l'affaire dont il est question dans l'article du journal Le Soir.

 

Le premier président faisant fonction du tribunal de la cour d'appel de Bruxelles est venu me parler de cette partie de la problématique. Elle s'inscrit dans une problématique globale d'organisation des travaux, y compris pour la partie cour d'assises qui est plus importante qu'ailleurs. Étant donné que les mouvements sont nombreux à la cour d'appel, nous sommes en train de voir s'il est possible d'avancer quelques nominations pour éviter le décalage.

 

04.03  Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses. Il est vrai qu'au niveau de l'arrondissement de Bruxelles, la plupart des tribunaux et notamment les cours d'appel et les cours d'assises connaissent un arriéré judiciaire. Néanmoins, les déclarations faites par une juge d'instruction ternissent quand même l'image de la justice belge. C'est d'autant plus vrai que, par la suite, quelques articles – écrits notamment par certains professeurs de droit pénal – n'ont pas vraiment remis en cause les propos de cette juge d'instruction. Il serait bien, dans ce contexte, que l'on fasse le point de manière claire mais aussi non publique; ces faits et ces accusations de manquement sont préjudiciables à l'image de la justice, surtout si cela s'avère faux ou si cela peut s'expliquer dans le cadre des priorités qui sont données au niveau d'arrondissements qui supportent un certain arriéré.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de veiligheid in Brussel" (nr. 20033)

05 Question de M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "la sécurité à Bruxelles" (n° 20033)

 

05.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is een opvolgingsvraag.

 

In het debat in de plenaire vergadering van 11 februari kondigde u een aantal initiatieven aan voor een grotere veiligheid in Brussel. Zo wees u erop dat het gebruik van wapens het jongste jaar enorm was toegenomen en kondigde u aan te onderzoeken welke stappen daarvoor moeten worden gezet. U sprak onder meer over een eventuele verzwaring van de straffen op het bezit van illegale wapens en over de aanpak van illegale trafieken. Verder verwees u naar uw voortdurend overleg met het parket van Brussel en de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. In verband met het gebrek aan opvangplaatsen in jeugdinstellingen verwees u naar het interministerieel overleg dat op 22 februari zou plaatsvinden.

 

Vandaar mijn vragen, die vandaag nog iets actueler zijn geworden.

 

Wanneer mogen wij concrete initiatieven verwachten met betrekking tot de strengere aanpak van verboden wapenbezit?

 

Ten tweede, blijft u erbij dat de huidige wapenwet een goede wet is? Dat is een oud discussiepunt.

 

Ten derde, hoever staat u in uw overleg met de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel?

 

Ik heb nog een bijkomende vraag. Als ik de tussenkomsten van uw collega Turtelboom goed heb begrepen, zou er nu reeds een effect zijn ingevolge de nultolerantie. Zij kon daarvoor verwijzen naar cijfers, die u hopelijk ook bij u hebt.

 

Ten vierde, wat werd concreet afgesproken op het interministerieel overleg met de Gemeenschappen op 22 februari 2010? Wanneer zullen we daarvan op het terrein iets merken?

 

05.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, het globale pakket aan initiatieven dat vanuit de federale regering wordt aangepakt, en dat een achttal grote lijnen bevat, wordt nu voortdurend opgevolgd, en we zijn al twee keer, zowel met de federale regering, als met het Brussels Gewest en de burgemeesters, daarover samengekomen. Zij hebben een aantal werkgroepen, en wij werken rond diverse initiatieven. De veiligheid in Brussel is dus het voorwerp geworden van permanent overleg.

 

Eerst en vooral in verband met de verboden wapens: op dit ogenblik wordt er gewerkt aan een wetgevend initiatief om een strafverzwaring in te voeren in de wapenwet, wat één van de onderdelen is in het luik “wapenproblematiek”, en reeds ter sprake kwam op de Ministerraad van 5 maart. Inmiddels is ook het advies gevraagd van de Raad van State, en wordt het advies opgevraagd van de Adviesraad voor wapens. Na deze adviezen volgt er een tweede lezing in de Ministerraad, en zal het dus op heel korte termijn aan het Parlement voorgelegd worden.

 

Ik bekijk nu ook samen met de provinciegouverneurs en het College van de procureurs-generaal hoe we ervoor kunnen zorgen dat zoveel mogelijk illegale wapens aan de oppervlakte komen, want dat luik is recenter in de aandacht gekomen. Ik denk dat we een goede, strenge wapenwetgeving hebben, met methodieken om te regulariseren, te selecteren wie mag en niet mag, te definiëren welke wapens wel mogen en welke niet mogen. Er bestaat echter een problematiek van concrete opvolging van wie op welk ogenblik welk wapen heeft. Iemand die vroeger een wapen had, en nu in principe niet meer, moet deze persoon gecontroleerd worden of niet? Het is dus een relatief brede problematiek, omdat men niet alles en iedereen voortdurend kan controleren. Toch is het noodzakelijk om op dat vlak een aantal stappen vooruit te zetten in de verantwoordelijkheden van de provincies, en de lokale korpsen, enzovoort. Daarom moet er verder samengewerkt worden met de provinciegouverneurs en het College van de procureurs-generaal.

 

Wat het opsporings-en vervolgingsbeleid met betrekking tot de illegale wapenhandel en bezit betreft, verwijs ik naar mijn vroegere antwoorden aansluitend bij het schietincident, toen ik ook daarover duidelijk gemaakt heb dat vanuit het parket en het parket-generaal initiatieven worden genomen. De cijfers zijn bekend, - ik dacht dat ze ook al gecirculeerd hebben -, en daaruit blijkt dat er een serieuze stijging is geweest de laatste jaren van gewapende diefstallen. In 2007 waren dat er 2 189, en in 2009 2 662, wat dus een serieuze stijging met ongeveer 500 eenheden is. We zien aan de cijfer in Nederland bijvoorbeeld ook in gelijke mate een stijging. Het bijzondere is dat deze stijging voornamelijk in de grootstedelijke arrondissementen plaatsgrijpt, voornamelijk in Brussel dan.

 

Dus, 70 % van de diefstallen gewapenderhand, wordt gepleegd in de vier grootste gerechtelijke arrondissementen: Brussel, Luik, Charleroi en Antwerpen. We zien ook dat steeds meer de minder beveiligde handelszaken worden aangevallen.

 

Ook inzake de zware wapens – daaromtrent is die nieuwe wetgeving nu speciaal gemaakt – is de stijging duidelijk: een verdubbeling van 2007 tot 2009. De helft van het gebruik van die zware wapens gebeurt binnen het gerechtelijk arrondissement Brussel.

 

Tot slot is de conclusie bij de analyse, dus ook van de federale politie, dat de daders meestal jongeren zijn van allochtone afkomst uit probleemwijken. Wij moeten dus op een bijzondere manier met die jongeren omgaan.

 

Dat gezegd zijnde, er wordt nu aan gewerkt.

 

Mijn standpunt inzake de wapenwetgeving is de volgende. De bestaande wapenwetgeving is relatief recent. Volgens mij is er voorlopig rust nodig om die wapenwetgeving in zijn geheel te handhaven. Het is niet mijn ambitie om op alle punten te discussiëren, met uitzondering van wat ik zopas heb gezegd over de wijziging die binnenkort voorgelegd zal worden.

 

Op het ogenblik zijn er in het kader van de wapenwet twee rondzendbrieven klaar. Zij moeten de bestaande wet verder toelichten.

 

De eerste rondzendbrief dient enkel nog ondertekend te worden door mijn collega van Binnenlandse Zaken. Daarover staat er straks nog een vraag op de agenda, over de problematiek van de juiste rolverdeling tussen de gouverneurs en de lokale politie. Daar vindt namelijk dikwijls debat plaats. Er is nu een ontwerp klaar en ik verwacht zo spoedig als mogelijk de handtekening van de collega van Binnenlandse Zaken daaromtrent, want dat is een sleutelelement in de verdere afhandeling.

 

Met de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg kan ik, zoals u weet, niet zomaar aan tafel gaan zitten. Naar aanleiding van een overleg omtrent de gebouwen in Brussel, heb ik wel een gesprek gehad met de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, en ook over de organisatie van de bijzondere zittingen die nuttig en nodig zijn in het kader van de toepassing van artikel 216 quater. Hij heeft intussen bevestigd dat hij de nodige schikkingen treft om op het eind van de maand al een bijzondere zitting te organiseren, waarvan ik de precieze datum nu niet bij de hand heb. In die zin is er een doorbraak met hem inzake ketenafwerking. Als het parket fixeert op basis van artikel 216 quater, dan is er nu geen probleem meer met de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. Hij zal die bijzondere zitting trouwens zelf voorzitten, zo heeft hij mij gezegd.

 

Op de conferentie wordt op interministerieel niveau het geheel van de veiligheidsproblematiek besproken. Ik overhandig u nu een kopie van mijn persbericht daaromtrent, waarin ik zeg wat er daar beslist en gedaan is. Ik wil het bericht wel voorlezen, maar het lijkt me even nuttig als u het op papier krijgt. U hebt het overigens al lang kunnen lezen. Die ministeriële conferentie heeft onder meer een werkgroep opgericht om de strafuitvoering op te volgen, op basis van mijn nota, die ik daar voorgelegd heb.

 

Wij zullen nagaan hoe de afstemming met de Gemeenschappen gerealiseerd kan worden. Ook jeugddelinquentie zal daar verder worden behandeld. Met betrekking tot het actieplan van de regering inzake Brussel werd afgesproken om ook in overleg met de Gemeenschappen en de Gewesten de nodige acties verder op te volgen. In het bijzonder wordt het overleg over het spijbelen daar gemonitord. Er zijn dus al verschillende acties op dat vlak bezig. Het wordt gemonitord vanuit de interministeriële conferentie.

 

05.03  Renaat Landuyt (sp.a): Ik heb twee kleine, bijkomende vraagjes. Ten eerste, wanneer zal de vergadering plaatsvinden die de voorzitter zal voorzitten?

 

05.04 Minister Stefaan De Clerck: Eind maart. Ik kan u straks de exacte datum meedelen.

 

05.05  Renaat Landuyt (sp.a): Ik hoop dat het niet op 31 maart is.

 

Ten tweede, wat de interministeriële conferentie betreft, ik begrijp dat men over alles even wil samenzitten in werkgroepen, maar is er een timing? Eind juni 2010?

 

05.06 Minister Stefaan De Clerck: Dan is er een nieuwe bijeenkomst. Ja.

 

05.07  Renaat Landuyt (sp.a): In die tussentijd wordt er ter zake niets beslist?

 

05.08 Minister Stefaan De Clerck: Intussen bereidt men de vergadering van juni voor, ook op het niveau van de administratie. Ik geef maar een voorbeeld. Er zijn zeer veel contacten. Ik heb ook nog contact met mevrouw Huyttebroeck. Ook met Jo Vandeurzen zijn er contacten. De strafuitvoeringsnota, die overigens een zeer goede nota is, heb ik voorgelegd. Wij moeten, op basis van de strafuitvoeringsnota, bekijken hoe de onderdelen van de samenwerking met de Gemeenschappen in een nieuwe typetekst kunnen worden omgezet. Dat is het werk dat nu in concreto bezig is. Dat is de voorbereiding van de vergadering van juni aanstaande.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "l'arrêt de la cour d'appel de Bruxelles dans l'affaire du Village n° 1 Reine Fabiola" (n° 20056)

06 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "het arrest van het Brusselse hof van beroep in de zaak 'Village n° 1 Reine Fabiola'" (nr. 20056)

 

06.01  Valérie Déom (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, la cour d'appel de Bruxelles a acquitté ce 24 février l'ensemble des prévenus poursuivis pour détournement de fonds dans l'affaire du Village n° 1 Reine Fabiola. Le principal motif invoqué est celui du dépassement des délais raisonnables de la procédure, violant les droits de la défense.

 

Bien sûr, il ne s'agit pas ici de se prononcer sur le bien-fondé de l'arrêt en tant que tel. Attachée au principe de la séparation des pouvoirs, il ne saurait être question pour moi de remettre en cause l'indépendance du pouvoir judiciaire. Par contre, on peut être interpellé par l'argumentaire de la cour d'appel. Celui-ci dénonce, en des termes très clairs, les carences du ministère public et de l'enquête: "La cour ayant interpellé le ministère public à ce sujet – c'est-à-dire les dates et périodes infractionnelles –, celui-ci est demeuré dans l'incapacité de fournir des éléments d'appréciation utiles. L'impuissance apparente de l'accusation à procurer à la défense ces données indispensables résulte, sinon de lacunes, à tout le moins de difficultés inhérentes à l'enquête, lesquelles n'ont pu apparemment, vu l'écoulement du temps, être surmontées. La cour considère qu'une telle carence a, en l'espèce, porté gravement et irrémédiablement atteinte à l'exercice entier des droits de la défense."

 

On ne peut que partager à ce titre l'indignation des victimes, d'autant plus que, selon la cour, "l'enquête a mis au jour divers comportements probablement illicites dans le chef des prévenus en rapport, en particulier, avec l'usage d'un compte bancaire occulte."

 

Il convient par ailleurs de rappeler que, dans cette même affaire, la Cour européenne des droits de l'homme avait condamné la Belgique pour dépassement du délai raisonnable de la procédure. Selon la Cour européenne, certains retards sont dus à des problèmes propres et, semble-t-il structurels, au tribunal de première instance de Nivelles. La Cour cite "le fait que l'équipe d'enquêteurs soit passée assez rapidement d'une vingtaine de personnes au début de l'instruction à trois personnes". La. Cour européenne notait également une série de périodes d'inactivité et estimait, vu l'ensemble des éléments en présence, que la durée de l'instruction avait dépassé le seuil du raisonnable.

 

Monsieur le ministre, au regard des constats clairs, tant de la cour d'appel de Bruxelles que de la Cour européenne des droits de l'homme, comptez-vous demander au procureur général d'enquêter sur la manière dont l'enquête a été menée, en vue de mettre en exergue les dysfonctionnements ou les manquements qui auraient eu lieu et la manière d'y remédier à l'avenir? Comment envisagez-vous la responsabilité tant des magistrats qui ont travaillé sur ce dossier, du parquet du procureur du Roi, du parquet général que du tribunal de première instance de Nivelles?

 

Par ailleurs, comment concevez-vous la surveillance des instructions? La cour d'appel et le procureur général de Bruxelles ont-ils rempli leur mission de surveillance? Existe-t-il, dans le ressort de la cour d'appel de Bruxelles, un monitoring des instructions en cours? Cette surveillance est-elle effective? Comment fonctionne-t-elle réellement?

 

Enfin, quelles conclusions tirez-vous de cet arrêt et quelles mesures comptez-vous prendre afin que les constats dénoncés ne se reproduisent plus?

 

06.02  Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, chère collègue, suite à votre question, j'ai interpellé le procureur général de Bruxelles qui m'a communiqué une réponse particulièrement détaillée quant aux circonstances précises de ce dossier. Il en ressort que nous discutons ici d'un dossier particulièrement complexe, dans lequel de très nombreuses perquisitions, auditions et confrontations ont été nécessaires. Plus de 200 000 documents ont été saisis et examinés.

 

Le parquet général de Bruxelles conteste l'analyse de la cour d'appel et a l'intention de se pourvoir en cassation contre l'arrêt prononcé ce 24 février par la cour d'appel de Bruxelles. Avant de tirer d'éventuelles conclusions de ce dossier, il faudra attendre l'arrêt de la Cour de cassation, ainsi que, en cas de cassation, l'arrêt de la cour d'appel qui sera ultérieurement saisie.

 

Si la Cour de cassation devait estimer que le pourvoi n'est pas fondé, il est évident que je demanderai un rapport complet au procureur général de Bruxelles et que j'examinerai ensuite les conclusions qui devraient éventuellement en être tirées.

 

En ce qui concerne la mission de surveillance des instructions, je ne peux que vous renvoyer à l'article 136bis du CIC qui prévoit que "le procureur du Roi fait rapport au procureur général de toutes les affaires dans lesquelles l'instruction en cours dure plus d'un an". L'article 136 prévoit que "la chambre des mises en accusation a une mission de contrôle des instructions".

 

Ainsi le mécanisme est bien prévu pour un contrôle. Tout le monde peut saisir la chambre des mises en accusation en cas de discussion sur les instructions en cours. Pour la procédure dont vous parlez, la cassation est annoncée et confirmée.

 

06.03  Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Nous attendrons donc l'arrêt de la Cour de cassation pour savoir ce qu'il en est. En parallèle avec ma première question, il s'agit encore de manquements ou de dysfonctionnements, cette fois non relevés par la presse, mais par la cour d'appel et par la Cour européenne des droits de l'homme, qui les avait déjà signalés.

 

Une fois encore, voilà qui ternit l'image de la justice, ce qui, dans le climat actuel, n'est certainement pas bon pour la démocratie et pour la confiance légitime que le citoyen doit avoir envers la justice. Nous pouvons évidemment comprendre les victimes qui éprouvent un sentiment de déni de justice.

 

Nous attendrons donc l'arrêt de la Cour de cassation. Je rappelle néanmoins que la Cour européenne des droits de l'homme pourrait aussi intervenir et qu'il faudrait peut-être se pencher sur les surveillances des instructions.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "la détention arbitraire d'étrangers en prison sur la seule base d'une décision de l'Office des étrangers" (n° 20057)

07 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "het willekeurig opsluiten van vreemdelingen in de gevangenis louter op grond van een beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken" (nr. 20057)

 

07.01  Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, le directeur général des établissements pénitentiaires décidait le 29 janvier dernier d'interdire les détentions arbitraires d'étrangers en prison sur la seule base d'une décision de l'Office des étrangers. Selon lui, "la détention d'un étranger dans une prison sur la base d'un titre de séjour de détention administrative délivré par l'Office des étrangers est illégale et peut entraîner des poursuites pénales". Quelques semaines plus tard, ce même directeur revenait sur sa décision. Actuellement, des étrangers continuent dès lors à se trouver illégalement en prison suite à une décision de l'Office des étrangers alors qu'ils devraient être placés en centre fermé.

 

Il me semble utile dans ce contexte de rappeler l'existence de l'article 606 du Code d'instruction criminelle et des articles 147 et 155 du Code pénal. Selon le premier, "nul gardien ne pourra sous peine d'être poursuivi et puni comme coupable de détention arbitraire recevoir ni retenir aucune personne en vertu soit d'un mandat de dépôt soit d'un mandat d'arrêt décerné, selon les formes prescrites par la loi, soit d'un arrêt de renvoi devant une cour d'assises d'un arrêt ou jugement de condamnation à une peine criminelle ou à l'emprisonnement, et sans que la transcription en ait été faite sur son registre".

 

L'article 147 du Code pénal prévoit que "le fonctionnaire ou l'officier public qui aura illégalement ou arbitrairement arrêté ou fait arrêter une personne sera puni d'une amende et d'une peine d'emprisonnement". Enfin, l'article 155 du Code pénal prévoit que "les fonctionnaires ou agents publics chargés du fonctionnement de la police judiciaire ou administrative qui négligent ou refusent de constater une détention illégale ou de la dénoncer seront punis d'une peine de prison".

 

Monsieur le ministre, comment expliquez-vous que le directeur général des établissements pénitentiaires demande à ses directeurs de commettre un acte illégal et passible d'être sanctionné par cinq ans de prison? Comment justifiez-vous qu'une administration sanctionnant ceux qui ont contrevenu à la loi y contrevienne également? Comment comptez-vous protéger les directeurs des établissements pénitentiaires qui ont besoin de sécurité juridique pour accomplir leur mission? Pourquoi ne demandez-vous pas au secrétaire d'État en charge de la politique d'asile et de migration d'imposer à l'Office des étrangers qu'il contacte préalablement les établissements pénitentiaires afin d'organiser un transfert vers les centres fermés à l'issue de la peine d'emprisonnement et pas au-delà?

 

Comme vous le savez, l'administration pénitentiaire ne peut transporter des personnes en détention administrative. Pourquoi ne demandez-vous pas au secrétaire d'État qui a cette compétence d'imposer à l'Office des étrangers d'organiser le transfert vers les centres fermés dans ses propres véhicules et non dans ceux de l'administration pénitentiaire?

 

07.02  Stefaan De Clerck, ministre: Chère collègue, la détention administrative d'étrangers sans titre de séjour valable existe déjà depuis quelques décennies. L'article 15 de la loi du 18 juillet 1991 a introduit dans la loi du 15 décembre 1981 relative à l'accès au territoire, au séjour, à l'établissement et à l'éloignement des étrangers un article 74.5 qui dispose que certaines personnes étrangères illégales peuvent être détenues dans un lieu déterminé en attendant l'admission dans le Royaume ou l'ordre d'expulsion. Cet article énonce également que le Roi peut désigner d'autres endroits qui peuvent être assimilés aux lieux susmentionnés.

 

Sur la base de la loi relative aux étrangers, des illégaux peuvent être détenus dans un lieu déterminé sur décision du ministre compétent ou de son délégué. La question se pose de savoir comment la terminologie "lieu déterminé" se rapporte à l'article 609 du CIC qui ne contient pas de mention spécifique d'un titre administratif de détention pour les étrangers illégaux. La loi relative aux étrangers ne comporte pas non plus de définition particulière des termes "lieu déterminé".

 

Une réglementation pragmatique concernant les étrangers détenus administrativement a vu le jour avec la lettre corrective n° 84 du 24 décembre 2004 sur la base de la concertation entre le directorat général des établissements pénitentiaires et du service Affaires étrangères. Cette lettre a été retirée par le directeur général au moyen de la lettre corrective n° 92 du 29 janvier dernier, sans que j'en aie eu connaissance au préalable et sans qu'un accord ait été conclu avec les Affaires étrangères - et en l'absence d'une solution provisoire.

 

Afin d'éviter que des prisons mettent soudainement des étrangers illégaux à la porte avant que le service Affaires étrangères ait pris une décision en la matière, j'ai fait suspendre cette dernière lettre corrective en attendant une solution définitive pour la détention administrative. Ma cellule stratégique discute en ce moment avec celle du secrétaire d'État à la Politique de migration et d'asile, Melchior Wathelet, afin d'aboutir à une proposition définitive. Sur cette base, de nouvelles directives seront données.

 

07.03  Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. Il y a donc eu un petit cafouillage dont vous avez pris connaissance un peu tard. Nous allons attendre les résultats des contacts pris entre la cellule stratégique de votre cabinet et celle du cabinet de M. Wathelet pour éclaircir la situation quant à la détention des personnes en séjour illégal. Il faudra aussi, évidemment, s'intéresser aux transferts en centres fermés. Une fois pour toutes, il convient de régler ce problème. Affaire à suivre …

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "het uitstel van het openen van de jeugdgevangenis te Saint-Hubert" (nr. 20068)

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de gesloten jeugdinstelling in Saint-Hubert" (nr. 20104)

08 Questions jointes de

- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "le report de l'ouverture de la prison pour jeunes de Saint-Hubert" (n° 20068)

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "le centre fermé pour jeunes délinquants de Saint-Hubert" (n° 20104)

 

08.01  Els De Rammelaere (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik had enkele weken geleden een vraag ingediend naar aanleiding van een bericht dat was verschenen in de pers, dat Saint-Hubert niet open zou gaan om veiligheidsredenen. Ik dacht dat u daarop al had geantwoord naar aanleiding van vragen over Tongeren.

 

Ik heb misschien nog een concrete vraag. Wanneer wordt de opening verwacht?

 

08.02  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, naar verluidt zou St-Hubert openen op 2 april 2010. Hoe kunt u zeker zijn dat het daar veiliger zal zijn dan vandaag in Tongeren?

 

08.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, de laatste hand wordt gelegd aan het centrum in Saint-Hubert. Het zal infrastructureel klaar zijn en dit rekening gehouden met de ervaringen, ook van Tongeren. Er is inderdaad wat geschoven met de datum, enerzijds wegens de strenge winter en de barre weersomstandigheden, waardoor de werken niet altijd tijdig kunnen uitgevoerd worden. Ook voor Justitie telt dat, zoals voor iedereen, dat is een reden om dat even in te roepen.

 

Anderzijds hebben de gebeurtenissen in Tongeren ons een aantal zaken geleerd naar aanleiding van de ontsnapping. Er is een evaluatie geweest en daarmee heeft men ook rekening gehouden in Saint-Hubert. Er worden dus een aantal kleine aanpassingen aangebracht in functie daarvan. Het gaat niet over ernstige gebreken maar over een aantal extra veiligheidswerken.

 

Zoals gezegd zal het op 2 april geopend worden, maar daarna zal het centrum — zoals men dat steeds doet — eerst twee weken “koud” draaien. De jongeren zullen nog niet onmiddellijk toekomen op 2 april. Het is tijdens de tweede helft van april dat de eerste jongeren in het centrum zullen aankomen. Ik denk dat het goed is dat dit nu definitief opengaat en op een rustige manier. Tijdens de tweede helft van april zullen jongeren ook daar toekomen en zal daarmee ook dat deel van het contract vervuld zijn.

 

08.04  Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, ik kan alleen maar hopen dat het beter werkt dan Tongeren in de beginperiode.

 

08.05  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat de barre winter niet alleen gezorgd heeft voor putten in de wegen, maar ook voor putten in de agenda van de minister.

 

Ik heb eveneens begrepen dat het “koud” draaien zal starten op 1 april, om “warm” te draaien na 15 april. Ik hoop dat dit niet de aankondiging is van een warme zomer zoals vorige zomer.

 

08.06 Minister Stefaan De Clerck: Collega Landuyt, inmiddels kan ik u meedelen dat de zitting van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, in toepassing van artikel 216 quater, plaatsvindt op 29 maart.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Xavier Baeselen au ministre de la Justice sur "la rencontre avec la ministre de l'Aide à la Jeunesse en Communauté française" (n° 20083)

09 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Justitie over "de ontmoeting met de minister bevoegd voor Hulpverlening aan de jeugd van de Franse Gemeenschap" (nr. 20083)

 

09.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, je souhaiterais revenir sur la problématique des centres fermés pour mineurs délinquants et sur les positions assez contradictoires – c’est le moins que l’on puisse dire – de la ministre de l’Aide à la Jeunesse en Communauté française concernant la construction de nouvelles places en milieu fermé.

 

Lors des derniers événements qui se sont déroulés à Bruxelles, la ministre de l’Aide à la Jeunesse avait annoncé, sur des plateaux de télévision, que des places étaient disponibles, alors que les magistrats de la jeunesse disaient qu’il n’y en avait pas en milieu fermé ce jour-là. Suite à cela, un débat s'est déroulé sur l’ouverture potentielle du centre fermé pour mineurs délinquants de Achêne.

 

Lors de la présentation de votre note de politique d’exécution des peines, vous aviez évoqué le fait que la ministre de l’Aide à la Jeunesse s’était montrée plus que réservée concernant ce centre. Or, un accord de coopération avait été conclu au nom de la Communauté française avec le gouvernement fédéral. Vous annonciez une rencontre avec Mme Huytebroeck sur ce sujet. Je suppose que vous avez pu prendre connaissance des différentes positions, notamment de la ministre de l’Aide à la Jeunesse.

 

Monsieur le ministre, depuis ces événements, avez-vous eu des précisions de la part de la Communauté française sur sa position concernant Achêne? De nouvelles places seront-elles ouvertes par le fédéral en ce lieu, alors que Mme Huytebroeck semblait dire qu’il fallait d’abord et avant tout une évaluation des places et du dispositif existants?

 

09.02  Stefaan De Clerck, ministre: Cher collègue, je crois que j'ai toujours été clair sur ce sujet. En tant que ministre de la Justice, j'ai pris des engagements – le gouvernement a pris des engagements – que nous comptons respecter.

 

Je souhaite que le dossier relatif à la construction d'Achêne suive son cours et que le planning prévu soit respecté. Je compte en effet assumer mes responsabilités et permettre qu'un placement en milieu fermé soit possible, si le juge estime que cette décision doit être prise. Ceci ne signifie pas que je n'attache pas d'importance aux mesures alternatives. Vous savez que c'est le fédéral qui finance pour l'instant, via le budget Justice, des mesures déjà alternatives telles que la médiation et la concertation restauratrice en groupe. Je ne compte pas remettre ceci en question.

 

En ce qui concerne le point de vue de Mme Huytebroeck, j'ai eu l'occasion de l'interpeller par écrit sur ses intentions au sujet d'Achêne. Sa réponse n'a pas été claire. Je dois revoir Mme Huytebroeck avant la fin du mois. Un rendez-vous a été fixé.

 

J'ai lu dans le journal aujourd'hui qu'elle avait fait des déclarations qui, je crois, vont dans le bon sens, mais ce n'est pas encore formel. Il serait bon d'en discuter.

 

Ceci dit, nous avons, vendredi dernier, au cours du Conseil des ministres, fait l'inventaire de tous les investissements. Le gouvernement fédéral a été clair: le dossier immobilier d'Achêne suit son cours. On ne reprendra pas les travaux tant qu'il n'y aura pas d'accord global, mais entre-temps, on avance. Le dossier de permis de construire va être déposé dans les prochaines semaines.

 

09.03  Xavier Baeselen (MR): Confirmez-vous que vous attendez une réponse claire – qui ne l'est pas jusqu'à présent – de la ministre Huytebroeck concernant Achêne et que l'on dépend de cette réponse-là et de cette collaboration franche pour commencer les travaux, bien que la décision de principe ait été prise au niveau Régie des Bâtiments?

 

09.04  Stefaan De Clerck, ministre: Avec la Régie et le gouvernement fédéral, on a décidé de continuer la procédure. Nous sommes sur le point de finaliser la demande de permis de construire. Là, en effet, on avance. J'espère que nous obtiendrons ce permis de construire le plus vite possible. Il est certain qu'entre-temps, il nous faudra obtenir une position claire de la Communauté française.

 

09.05  Xavier Baeselen (MR): Je note que vous lui avez écrit et que sa réponse n'était pas très claire, ce qui ne m'étonne pas.

 

09.06  Stefaan De Clerck, ministre: Oui, elle a répondu qu'elle voulait encore réfléchir à l'ensemble de la problématique. Nous nous sommes fixé rendez-vous pour la fin de ce mois et nous discuterons d'Achêne.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de 400 000 niet opgenomen vakantiedagen van de penitentiair beambten" (nr. 20105)

- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "de niet opgenomen vakantiedagen van penitentiair beambten" (nr. 20186)

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Justitie over "de 400 000 verlofdagen die niet werden opgenomen door de cipiers en het absenteïsme wegens arbeidsongevallen" (nr. 20559)

10 Questions jointes de

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "les 400 000 jours de congé qui n'ont pu être pris par les agents pénitentiaires" (n° 20105)

- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "les jours de congé qui n'ont pu être pris par les agents pénitentiaires" (n° 20186)

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Justice sur "les 400 000 jours de congé non pris par les gardiens de prison et l'absentéisme pour cause d'accident de travail" (n° 20559)

 

10.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, naar verluidt zouden de cipiers in België, allen samen, nog 400 000 openstaande vakantiedagen hebben. 400 000 vakantiedagen werden dus nog niet opgenomen. Gemiddeld betekent dat een vijftigtal dagen per penitentiair beambte. Ik ga daarbij uit van ongeveer 6 700 cipiers. Het gaat niet alleen om vakantie die niet genomen kon worden. Ook overuren, rustdagen of compensatiedagen zitten in dat aantal vervat. Als ik mij niet vergis, heeft een penitentiair beambte evenveel rechten als een ambtenaar. Wij kunnen hier dus niet spreken van overdreven veel vakantiedagen. Het gaat over de normale vakantieregeling van iedere ambtenaar.

 

Vakantiedagen uitbetalen, om zo de achterstand weg te werken, mag niet, veronderstel ik. Gevraagd naar een reactie zou uw kabinet, althans volgens de media, geantwoord hebben dat u tegen half april met een nota over deze problematiek zou komen. Hopelijk betreft het een nota met beslissingen.

 

Ik heb daarover de volgende vragen.

 

Ten eerste, welke concrete maatregelen bent u van plan te nemen om de achterstand in het opnemen van vakantiedagen weg te werken?

 

Ten tweede, heeft dat implicaties op de werking binnen de gevangenissen? Zullen er dan, met andere woorden, meer of minder gevangenen ontsnappen?

 

10.02  Els De Rammelaere (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, naar aanleiding van hetzelfde persbericht had ik ook een aantal vragen en dan vooral omdat ik, net vóór dit in de pers is verschenen, eenzelfde schriftelijke vraag had ingediend waarbij ik in het antwoord toch andere cijfers heb ontvangen. Ik kwam helemaal niet aan die 400 000 openstaande vakantiedagen.

 

Mijn eerste vraag is dan ook of die gegevens kloppen. Hoe zijn die gegevens samengesteld? Kunnen die vakantiedagen zomaar onbeperkt worden overgedragen? Over hoeveel jaar kan dit? U zei dat er nu geen extra dagen meer bij zouden mogen komen. Hoe zult u dat concreet oplossen? De gevangenissen zouden een plan moeten opstellen. Is dat al gebeurd? Hoe ziet dat eruit?

 

Er was ook een bericht over de inkrimping van het aantal openstaande dagen en dat dit ten koste zou gaan van een aantal extra activiteiten van de gedetineerden. Over welke activiteiten gaat het dan concreet?

 

10.03  Xavier Baeselen (MR): Pour faire avancer le débat, je me joins aux questions qui ont été posées.

 

10.04 Minister Stefaan De Clerck: Collega’s, het klopt dat er momenteel 388 000 nog op te nemen vakantie-, recuperatie- en rustdagen en andere dagen open staan bij het personeel van de buitendiensten, dus het bewakingspersoneel en het administratief personeel.

 

De gemiddelden kunnen gevangenis per gevangenis, per categorie van personeelslid en personeelslid per personeelslid sterk verschillen. Er is dus niet alleen een algemene lijn, er zijn ook verschillen binnen de categorieën.

 

De cijfers zijn een erfenis van het verleden en zijn in de loop van de jaren alleen maar toegenomen. Er zijn verschillende factoren die de historische verlofachterstand veroorzaken, zoals onvolledige kaders op bepaalde momenten, absenteïsme, alsook praktijken waarbij bijvoorbeeld personeelsleden hun vakantiedagen opsparen tot de periode voor hun pensioen.

 

Het koninklijk besluit van 28 september 2003 tot invoering van een verlofperiode, voorafgaand aan het pensioen, laat toe dat het bewakingspersoneel reeds vanaf 55 jaar de activiteiten stopzet. In de praktijk betekent het dat sommige leden van het bewakingspersoneel reeds op 52 jaar de beroepsactiviteiten beginnen af te bouwen of zelfs stopzetten. Dat is het gevolg van een combinatie van het opnemen van ziektedagen met het koninklijk besluit van 28 september 2003.

 

De voorbije jaren heeft het directoraat-generaal grote inspanningen geleverd om de personeelskaders volledig in te vullen. Hierdoor kan de administratie nu meer dan ooit aandacht besteden aan de oplossing van dat probleem uit het verleden.

 

Concreet zal er in verschillende stappen worden gewerkt. Het is de bedoeling dat op korte termijn de aangroei van de historische verlofachterstand, de zogenaamde rugzak, een halt wordt toegeroepen en zodoende kan worden gestabiliseerd.

 

Er wordt door de directeur-generaal een nota verspreid, na overleg met de vakbonden, waarin de modaliteiten zijn opgenomen waardoor ieder personeelslid zijn verlofdagen van 2010 ook daadwerkelijk in 2010 moet opnemen.

 

Op langere termijn zal de historische verlofachterstand moeten worden weggewerkt. Hiervoor zal per gevangenis, per medewerker en in elk categorie, directie, bewakingspersoneel, technische diensten, een tijdschema worden opgegeven, zodat elke gevangenis aldaar op een eigen ritme de bestaande verlofachterstand kan wegwerken.

 

Daarover wordt nog verder met de vakbonden gedebatteerd. Een ontwerpnota zal op 15 maart aan de vakbonden worden meegedeeld, omdat wij dat nu in overleg met hen willen finaliseren.

 

Om daarin te slagen zal een aantal randvoorwaarden in overleg met hen moeten worden vervuld. Het inzetten van het personeel zal moeten worden herbekeken. In elke gevangenis zal een evaluatie, post per post, moeten plaatsvinden.

 

Ook het absenteïsme zal moeten worden aangepakt. Evaluaties tonen immers aan dat het absenteïsme een zeer negatieve impact heeft op de mogelijkheden om verlof te geven.

 

De hele operatie zal uiteraard plaatsvinden, zonder dat de veiligheid van de inrichting in het gedrang wordt gebracht.

 

Ik geef u de cijfers van het absenteïsme. Die zijn te hoog. Die cijfers zijn ook in de media verschenen.

 

In een bepaalde instelling was er in maart 25 % absenteïsme. Gemiddeld voor het gehele directoraat-generaal EPI is er bijna 15 % absenteïsme. Voor de globale federale besturen was dat een kleine 10 %. Bij het DG EPI is er een groter absenteïsme en in bepaalde instellingen is het heel excessief.

 

Er zijn ook de ziektecijfers van Sint-Gillis. Die zijn de voorbije dagen naar beneden gegaan. Vorige donderdag waren er 120. Tijdens het weekend was dat al heel wat minder: 84 en 83. Gisteren waren er nog maar 72 personen afwezig wegens ziekte. Die cijfers normaliseren opnieuw.

 

Toch is er bij het gevangeniswezen een globale problematiek van verzuim, waarmee we rekening moeten houden. Dat heeft natuurlijk een effect. Hoe meer verzuim en hoe meer afwezigheden, hoe meer mensen verplicht worden om overuren te doen, hoe sneller men aan die niet-opgenomen inhaaldagen komt.

 

In afwachting heeft de administratie inspanningen geleverd om het aantal dagen te verminderen, en met succes. Op 15 november 2009 waren er nog 411 000 dagen. Dat was in februari 2010 al naar 388 000 dagen gezakt.

 

Il y a eu aussi une demande sur l'absentéisme pour cause d'accident du travail. L'administration peut faire mention des accidents du travail sans dire combien d'accidents sont reconnus comme accidents du travail. Pour 2008, il y en a 994 et pour 2009, 986. Les chiffres sont constants: un peu moins de mille accidents du travail par an.

 

Dit zijn de gegevens. Essentieel is dat wij voortaan in afspraak met de syndicale organisaties werken, op te nemen binnen het jaar.

 

Ook een veralgemeende strijd tegen het absenteïsme zal zeker moeten worden voortgezet. Ook daarover moet er verder overleg gepleegd worden. Ik heb vroeger reeds in de media gezegd dat ik nu nog op een bijkomend verslag wacht om te bekijken hoe van gevangenis tot gevangenis – maar ook in zijn geheel – het absenteïsme zo hoog geworden is en op welke manier we dit verder kunnen indijken in de toekomst.

 

10.05  Renaat Landuyt (sp.a): Als ik het goed begrepen heb zijn er drie oorzaken voor de historische groei, met name het onvolledig kader, absenteïsme en praktijken. Mijnheer de minister, dat is natuurlijk enigszins een gevaarlijk antwoord voor de rust onder de cipiers. Ik veronderstel immers dat het kader intussen volledig is ingevuld. Men kan alleen nog de vraag stellen of het kader dat voorzien was voor een normale situatie van 8 300 cellen met de huidige realiteit van 10 000 gevangenen nog een aangepast kader is. Dat is een eerste opmerking.

 

Wat het tweede betreft, absenteïsme en praktijken, meen ik dat u ervoor moet oppassen oorzaak niet te verwisselen met gevolg. Het is natuurlijk realiteit dat mensen nog 200 vakantiedagen hebben. Hebben ze daar zelf bewust voor gekozen of zijn ze gestuit op weigeringen? De stelling vanuit de vakbeweging is immers dat er veel geweigerd wordt omdat het onmogelijk was. Ook wat het absenteïsme betreft moeten we letten op oorzaak en gevolg. Absenteïsme kan evengoed – de stelling van anderen – het gevolg zijn van het feit dat men een beetje teveel stressituaties heeft gehad. Ik veronderstel dat voor de aanvraag van vakanties de leiding van de administratie de verantwoordelijkheid neemt om daar een overzicht van te maken. Inzake absenteïsme veronderstel ik dat men de nodige controlemechanismen – zoals bij andere administraties – laat functioneren. Ik heb hier het onaangenaam gevoel dat u oorzaak en gevolg aan het verwisselen bent. Het is bijna hun schuld dat ze hun vakantie niet hebben opgenomen. Ik hoop dat dit niet de bedoeling is van uw antwoord.

 

10.06  Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, als ik het goed begrepen heb, zegt u dat er vroeger een praktijk bestond waarin ziektedagen en verlof werden gecombineerd en opgespaard zodat de betrokkenen vroeger met pensioen konden. Dat systeem wordt nu afgeschaft? U zei dat vanaf 2010 het verlof volledig…

 

10.07 Minister Stefaan De Clerck: In het overleg wordt ervoor gepleit om het verlof tijdens het jaar zelf op te nemen. Het koninklijk besluit van 28 september 2003 is evenwel niet afgeschaft.

 

Eigenlijk komt het erop neer dat nu een analyse wordt gemaakt. Het is een discussie over oorzaak en gevolg. Natuurlijk hebben de dingen een invloed op elkaar. Hoe meer absenteïsme er is, hoe meer mensen overuren moeten doen, hoe meer vakantiedagen worden opgespaard, enzovoort. Het is een zelfvoedend systeem en wij moeten dat op een bepaalde manier proberen te beheersen. Daarover gaat het overleg, met inbegrip de discussie over de gedrevenheid om op te sparen en te cumuleren met het oog op een soort vervroegd pensioen. Deze praktijk bestaat en het debat zal worden gevoerd om te kijken of deze praktijk kan worden beperkt. De verlofdagen die nu bijkomend beschikbaar komen, zullen ook tijdens dit jaar moeten worden opgenomen.

 

Er is natuurlijk die rugzak uit het verleden en ook daarvoor moeten wij een oplossing zoeken. Wij proberen ervoor te zorgen dat het systeem stopt. Dat is de eerste inspanning en daarvoor moeten de betrokkenen hun verlofdagen tijdens het jaar zelf opnemen.

 

10.08  Els De Rammelaere (N-VA): Ik heb nog een tweede opmerking. U zei dat er op 15 maart een ontwerpnota zou zijn. Hebt u er weet van of die nota er effectief al is?

 

10.09 Minister Stefaan De Clerck: De nota zou nu klaar zijn en zou worden bezorgd aan de vakbonden als basis voor het overleg.

 

10.10  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, il s'agit vraiment d'un cercle vicieux et je ne sais comment nous en sortirons. En effet, vous le dites, les jours de maladie atteignent 15 % en moyenne pour l'ensemble des institutions pénitentiaires, ce qui est plus que dans la fonction publique en général.

 

Les chiffres concernant les accidents du travail, que vous m'aviez déjà cités pour d'autres années, restent assez élevés: mille par an!

 

Une demande de paiement d'heures supplémentaires était sur la table de la part des syndicats, rejetée pour des raisons budgétaires et financières, j'imagine, et réglementaires afin de remplacer les heures de récupération et de congé. Cette piste est-elle définitivement abandonnée pour essayer de trouver une solution?

 

Évidemment, le fait de cet important absentéisme induit d'assurer un certain service minimum et oblige ainsi certaines personnes à rester présentes au sein de l'établissement pénitentiaire au lieu de prendre leurs congés.

 

Il reste encore cette sacro-sainte règle dans la fonction publique de la capitalisation des jours de congé maladie à laquelle beaucoup d'administrations publiques sont confrontées. Naturellement, je crains qu'une remise en cause de ce principe déclenche une grève, donc peut-être l'instauration d'un service minimum.

 

Franchement, il s'agit bien d'une problématique difficile. Bon courage, monsieur le ministre!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de M. Xavier Baeselen au ministre de la Justice sur "le blocage de contenus à caractères xénophobe ou raciste par la 'Federal Computer Crime Unit'" (n° 20109)

11 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Justitie over "het blokkeren van xenofobe en racistische boodschappen door de 'Federal Computer Crime Unit'" (nr. 20109)

 

11.01  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, finalement c'est une question qui rejoint aussi d'autres questions qui vont venir un peu plus tard concernant un site internet qui relayait des propos antisémites.

 

J'avais déjà déposé une question concernant le blocage par la Federal Computer Crime Unit des sites à caractère raciste ou xénophobe. Dans une question écrite que je vous avais adressée précédemment, je vous avais interrogé sur les modalités d'implémentation de la convention sur la cybercriminalité du Conseil de l'Europe, qui porte le n°189. Et plus précisément sur la possibilité pour la Federal Computer Crime Unit de bloquer des contenus à caractère raciste et xénophobe. Vous précisiez dans votre réponse envisager le démarrage de ce système pour fin 2009. Le système concerne effectivement les articles 29 et suivants du Code d'instruction criminelle, qui permettent, lorsque le contenu informatique constitue lui-même une infraction et est contraire à l'ordre public, de bloquer les données en question.

 

Pouvez-vous m'indiquer si le nouveau système que vous évoquiez est opérationnel? Si non, pour quelles raisons? Plus globalement, envisagez-vous d'autres évolutions en ce qui concerne les méthodes de lutte contre ce type de cybercriminalité?

 

11.02  Stefaan De Clerck, ministre: Nous avons déjà débattu sur la cybercriminalité ce matin et nous avons déclaré que nous allions peut être assister à une manifestation à Lille. C'est dans l'ordre de nos travaux futurs. Nous en avons discuté ce matin, mais la présidente n'est plus là, en l'absence du MR. On a dû arrêter les travaux suite…

 

11.03  Xavier Baeselen (MR): Je ne peux malheureusement pas être partout en ce qui me concerne.

 

11.04  Stefaan De Clerck, ministre: Nous voulons dans un premier temps rappeler que ce n'est pas la FCCU (Federal Computer Crime Unit) qui bloquera les sites illégaux mais bien les opérateurs sur réquisition de l'autorité judiciaire. L'exécution technique se fera en collaboration avec la FCCU et Fedict. Le nouveau système de blocage de sites à contenu illicite n'est pas encore opérationnel. L'implémentation technique a pris un léger retard mais devrait être finalisée au cours du premier semestre 2010.

 

En ce qui concerne la ratification de la convention sur la cybercriminalité, le dossier suit son cours. Un des principaux projets qu'il est urgent d'adopter est la transposition de la directive européenne de 2006 sur la rétention des données. Il s'agit d'un débat qui a été introduit à la Chambre et au Sénat et qui doit être continué actuellement le plus vite possible. C'est un outil indispensable à la lutte contre la cybercriminalité.

 

L'approche de la cybercriminalité suit plusieurs pistes mais se focalise surtout sur la protection des infrastructures informatiques critiques. Il est clair que la protection des systèmes informatiques incombe à leur propriétaire que cela soit une société ou un particulier.

 

Voorzitter: Sonja Becq.

Présidente: Sonja Becq.

 

Toutes les parties concernées (les opérateurs, l’enseignement, l’industrie) investissent de manière continue dans des campagnes de prévention.

 

Des campagnes et des sessions d’information ont été organisées sur ce sujet et soutenues entre autres par le SPF Économie et le FCCU de la police fédérale. Il existe une collaboration fréquente avec d’autres organisations comme par exemple le développeur web, le gestionnaire de réseau, le CEO qui atteignent un public spécialisé.

 

D’autre part, les différents opérateurs de réseau et de prestataires de services qui relient les utilisateurs finaux doivent aussi être suffisamment protégés. Il faut réagir efficacement aux incidents qui peuvent troubler le bon fonctionnement de l’infrastructure.

 

Pour ces raisons, une plate-forme de concertation pour la sécurité de l’information BelINIS a été mise en place en 2005. Elle est composée de Fedict, de l'IBPT, du SPF Affaires étrangères ICT, du SPF Affaires étrangères National Security Authority, du SPF Intérieur (DGCC), de la police fédérale, de la Défense, du SPF Justice, de la Sûreté de l’État etc. Tous sont autour de la table pour organiser cette problématique, même la Banque-Carrefour de la Sécurité sociale.

 

BelINIS développe une stratégie pour la protection des systèmes ICT tant pour les plate-formes gouvernementales que pour les réseaux constituant l’infrastructure critique de notre société. Cette stratégie rédigée par BelINIS dans un livre blanc en 2007 est développée thématiquement en fonction des priorités.

 

Les différentes actions de BelINIS se concentrent sur la classification, certification, homologation des systèmes d’information, l’inventaire des infrastructures critiques, la mise en place de procédures nécessaires pour réagir de manière opportune aux incidents et l’harmonisation de différentes fonctions en matière de sécurité informatique.

 

Une réalisation très concrète de l’exécution de la stratégie émise par BelINIS fut l’établissement en septembre 2009 de CERT.be (Computer Emergency Response Team du gouvernement belge).

 

CERT.be doit garantir la réception des informations concernant la vulnérabilité connue du système ICT et des incidents qui ont lieu dans les systèmes informatiques du gouvernement et des sociétés qui font partie des infrastructures critiques. Sur base de ces informations, des avis d’information ou des avertissements sont alors diffusés.

 

Un partenariat entre la FCCU et CERT.be a été engagé peu après la naissance de ce dernier en vue d’une intervention rapide lors de menaces importantes.

 

Le gouvernement travaille également en ce moment sur l’adaptation du cadre légal pour déterminer quelles sont les données qui doivent être conservées par les opérateurs pour une durée suffisamment longue. Cette durée doit permettre aux policiers et à la justice d’effectuer leurs recherches en cas de criminalité dans le cyberespace.

 

C’est l’implémentation de cette directive.

 

Il y a davantage d’initiatives pour adapter la compétence de la magistrature et intervenir efficacement en cas d’enquête de criminalité.

 

Au sein de police fédérale et dans le cadre du plan national Sécurité, un dossier-programme a été élaboré sur l’approche de la criminalité informatique grave. L’accent est mis sur les attaques d’infrastructures critiques et sur l’abus organisé de systèmes informatiques.

 

Nous sommes très attentifs à la cybercriminalité et nous y travaillerons également sous la présidence européenne. Nous estimons que la Belgique doit mieux s'organiser encore en ce qui concerne cette problématique et disposer d'un centre national, qui devrait être intégré à un réseau européen.

 

11.05  Xavier Baeselen (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse très complète. Je note que l'on a pris un peu de retard en ce qui concerne le nouveau système qui pourrait être opérationnel au premier semestre 2010, en particulier quant aux contenus à caractère xénophobe ou raciste.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Questions jointes de

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Justice sur "la réunion des syndicats belges et néerlandais pour discuter du malaise des détenus belges à Tilburg" (n° 20110)

- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "l'agitation persistante à la prison de Tilburg" (n° 20219)

12 Samengevoegde vragen van

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Justitie over "de vergadering van de Belgische en Nederlandse vakbonden over de malaise bij de Belgische gedetineerden in Tilburg" (nr. 20110)

- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "de aanhoudende onrust in de gevangenis van Tilburg" (nr. 20219)

 

12.01  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, je reviens vers vous pour savoir si la situation à Tilburg s'est améliorée. Il se peut aussi que la situation n'ait jamais été mal. C'est une question qui mérite d'être posée!

 

Récemment, dans l'actualité, certains détenus belges transférés à la prison néerlandaise de Tilburg ont exprimé leur mécontentement face à des conditions de détention qu'ils jugent plus sévères qu'en Belgique. En commission, monsieur le ministre, vous avez rappelé quelles étaient les conditions de détention à Tilburg et j'ai cru comprendre de votre réponse, à ce moment-là, qu'elles étaient meilleures que celles de certains établissements pénitentiaires en Belgique et, plus particulièrement, à Bruxelles.

 

Il était question de menaces de révolte, de grèves de la faim et, sur le plan familial, les visites posaient problème. Les syndicats belges et néerlandais se seraient réunis le jeudi 4 mars. Monsieur le ministre, avez-vous eu un contact avec votre homologue néerlandais et/ou avec les syndicats sur la situation à Tilburg? Quel est aujourd'hui le climat à la prison de Tilburg tant pour les gardiens de prison qui y travaillent qu'entre les prisonniers?

 

12.02  Els De Rammelaere (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, eind februari hebben we u ook al ondervraagd over de situatie in Tilburg, en uw woorden waren nog niet helemaal koud of er verschenen nieuwe berichten in de pers dat het daar toch niet zo goed zou zijn, en dat de gedetineerden onvoldoende zouden gescreend worden, zodat vroegere bendeleden, die gescheiden waren in België, opnieuw zouden samen zitten in Tilburg.

 

Ik heb begrepen dat u ondertussen al in de pers hebt verklaard dat alles daar al opnieuw rustig is, en dat de vakbonden daar ook ter plaatse geweest zijn om dat te verifiëren. Kunt u dat bevestigen? Hoe is de huidige situatie?

 

12.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, het ACOD is in dat centrum op bezoek gegaan en hebben bij hun terugkeer gezegd dat alles er nog niet zo slecht is.

 

Bovendien hebben vorige vrijdag de dames Clotilde Nyssens en Mia De Schamphelaere, beiden thans afwezig, er een bezoek gebracht en mevrouw Nyssens heeft op RTL, in de uitzending Foro Publico, gezegd dat alles voorbeeldig verloopt in Nederland, en dat ze erg onder de indruk is over de goede werking van Tilburg. Misschien moet u even bij de dames Nyssens en De Schampelaere informeren over hun ervaringen naar aanleiding van hun bezoek aan Nederland, vorige vrijdag.

 

Le 4 mars dernier, une concertation a eu lieu entre le syndicat belge ACOD et deux syndicats néerlandais à propos de la situation dans l'établissement pénitentiaire de Tilburg qui avait été décrite comme lamentable. J'ai répondu à de nombreuses questions à ce sujet en réfutant les allégations sur les conditions de détention prétendument pénibles qui y régneraient.

 

Un communiqué Belga portant sur la discussion entre les syndicats qui a eu lieu ce même jour m'informe que les déclarations relatives à la méconduite des détenus belges dans la prison de Tilburg sont fortement exagérées. C'est apparemment la conclusion des discussions du 4 mars dernier.

 

Je répète que je n'ai pas reçu de renseignements de mon homologue néerlandais sur les conditions de détention supposées lamentables. Quand je l'ai rencontré et que je l'ai interrogé, il m'a répondu n'avoir été informé d'aucun problème. Selon lui, tout fonctionne très bien là-bas.

 

J'espère que tout le monde – médias, syndicats, parlementaires – sera convaincu que tout va relativement bien à Tilburg, que l'organisation y est satisfaisante et que nous travaillons positivement à la mise à exécution des dispositions pratiques de la convention.

 

Cela n'a pas de sens d'essayer de déstabiliser un projet ou même de l'ébranler avant qu'il soit sorti des starting blocks. Soyons un peu plus constructifs!

 

Uiteraard zijn er spanningen, uiteraard zijn er misnoegde gedetineerden, uiteraard is er soms een incident, maar niet meer of niet minder, ik zou zelfs zeggen eerder minder, dan in een andere Belgische gevangenis. Een deel van de spanningen is dan ook te wijten aan de noodzakelijke aanpassing van de gedetineerden aan hun nieuwe inrichting met een eigen regime en werkcultuur. Trouwens, voor een inrichting van 500 gedetineerden is het aantal incidenten zeer beperkt.

 

Ik wil er overigens op wijzen dat vorige week een gedetineerde die een procedure had ingeleid voor de rechtbank in Brugge – ik heb het hier reeds gezegd – ter zitting is verschenen – hij is mogen afkomen uit Tilburg – en ter zitting zijn vordering heeft ingetrokken met de mededeling dat het beter is in Tilburg dan in Brugge. Ook dat maken wij nu mee.

 

Alle gedetineerden die naar Tilburg overgeplaatst zijn, werden overgebracht op basis van een beslissing tot classificatie genomen door de dienst Detentiebeheer van het directoraat-generaal. Daarbij werd rekening gehouden met de bepalingen in het verdrag maar ook met de individuele kenmerken van het dossier en met het advies van de lokale directie.

 

De hele operatie is gigantisch te noemen. Meer dan 1 200 dossiers moesten ingekeken worden. 500 gedetineerden moesten geselecteerd worden. Uiteindelijk zijn 500 gedetineerden uit 25 verschillende gevangenissen in één maand tijd overgeplaatst naar Tilburg. Deze enorme operatie was veeleisend voor de organisatie maar is dankzij de inzet en het professionalisme van zowel België als Nederland zeer goed verlopen.

 

Wij zijn nu toe aan de evaluatie van de classificatieprocedure. Er zijn reeds meerdere vergaderingen geweest van de taskforce om het een en ander bij te sturen op basis van de ervaringen van de afgelopen maand. Wij weten ook dat enkele gedetineerden naar Tilburg werden overgebracht die bij de basisselectie niet werden weerhouden. Vanuit Tilburg kon echter spoedig een terugzending worden gerealiseerd. Men mag ook niet vergeten dat de gedetineerden de tijd moeten krijgen om te wennen aan de nieuwe omgeving.

 

Een eerste fase van de opening van Tilburg is nu afgerond. Wij gaan nu beginnen met de fase van de stabilisatie zodat de gevangenis op volle capaciteit kan draaien met het voorziene regime. Ik wil ook even herhalen dat het regime volledig conform de Belgische regelgeving is, ook voor de bezoeken. Het directoraat-generaal is lessen aan het trekken uit de fouten die gemaakt zijn tijdens de eerste fase, om de hele procedure van Tilburg verder te verbeteren.

 

Dus, de eindevaluatie van de inwerkingstelling is positief op alle vlakken.

 

12.04  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, n'ayant pas de contacts quotidiens avec Mme Clotilde Nyssens, j'ai préféré m'adresser directement à vous pour savoir quelle était exactement la situation. Je ne suis ni comme Saint Thomas ni – peut-être – comme Mme Nyssens: je crois parfois ce que je ne vois pas! Je veux donc bien vous croire quand vous dites que la situation à Tilburg est sous contrôle. Les informations qui ont circulé, notamment sur les conditions de détention qui seraient pires à Tilburg qu'en Belgique, semblent erronées. J'avais dit dans une réplique précédente que cela permettrait à des détenus en Belgique d'introduire des plaintes pour traitement discriminatoire par rapport aux personnes détenues là-bas!

 

12.05  Stefaan De Clerck, ministre: Il y a des listes d'attente!

 

12.06  Els De Rammelaere (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord. Ik kan alleen vaststellen dat wij andere dingen in de pers lezen. Iemand moet dat toch verspreiden.

 

12.07 Minister Stefaan De Clerck: (…)

 

12.08  Els De Rammelaere (N-VA): Ik hoop dat het nu windstil wordt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de niet-terugkeer van de hogeschool die was verhuisd uit Anderlecht" (nr. 20162)

13 Question de M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "le non-retour de l'école supérieure qui avait quitté Anderlecht" (n° 20162)

 

13.01  Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, naar verluidt zou de Franstalige hogeschool ISIB die naar aanleiding van een aantal gewelddadige incidenten gedeeltelijk wegtrok uit de Anderlechtse wijk Kuregem, van plan zijn om definitief te verhuizen naar de gebouwen van de ULB in Elsene. Het Institut supérieur des Ingénieurs de Bruxelles had na de gewelddadige incidenten in Kuregem waar de studenten het slachtoffer waren van agressie, een tijdelijk onderkomen gevonden in de Koningsstraat in Brussel. Die situatie blijkt nu echter niet langer houdbaar. Een volledige terugkeer naar de gebouwen in Kuregem zou de school echter niet zien zitten. Ook de leerlingen zouden al hebben aangegeven dat ze de situatie in Anderlecht nog altijd te onstabiel vinden.

 

Vandaar mijn vraag. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot Kuregem?

 

13.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, over de verhuis kan ik niet veel zeggen. Daarover ben ik niet geïnformeerd. Het parket had ook geen contact meer met de directeur. Over die beslissingen kan ik geen uitspraak doen.

 

De eerste cijfers over de daling van het aantal criminele feiten als gevolg van het lik-op-stukbeleid in Kuregem zijn door mijn collega van Binnenlandse Zaken bekend gemaakt. Niettegenstaande de goede resultaten die in een eerste fase zijn geboekt, is de situatie nog niet opgelost. Wij moeten op alle echelons voort werken. Wij moeten nog een aantal belangrijke gerechtelijke onderzoeken rond criminele organisaties in en rond Kuregem afwerken.

 

Ik zei u al dat ik een zeer constructief gesprek had met de heer Hennart, voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Hij heeft mij bevestigd dat er op 29 maart 2010 een bijzondere zitting zal zijn voor die versnelde procedure. Wij zullen zien. Het parket kan daarop inspelen aan de hand van die bijzondere procedure, die bijzondere datum, die bijzondere zitting.

 

Ondertussen is er, op mijn vraag, bij het College van de procureurs-generaal afgesproken om zich te buigen over de toepassing van artikel 216 quater wat de procedure betreft, om dit op eenzelfde manier en meer dan vroeger toe te passen. Ik heb vroeger al geantwoord dat deze procedure vooral in Luik en in Bergen wordt toegepast, al iets beter in Brussel, maar niet in Vlaanderen, behoudens in Kortrijk, maar dan nog met een variant op de toepassing.

 

Ik heb gevraagd dat de voorwaarden van artikel 216 quater nog eens door het College van de procureurs-generaal worden hernomen, en dat er in diezelfde omzendbrief een methodiek wordt afgesproken om te kijken hoe men zero tolerance toepast in een bepaald gebied, voor een bepaalde periode, en met een aantal criteria. Er moet een omkadering komen. Men kan niet zomaar, om het even waar en in om het even welke omstandigheid een lik-op-stukbeleid toepassen.

 

Het College van procureurs-generaal zal na reflectie en op heel korte termijn met een voorstel komen. Dat werd mij tijdens hun laatste vergadering gezegd.

 

13.03  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, de vaststelling blijft dat wij er voorlopig niet in slagen om het instituut te overtuigen van de verbeterde veiligheidssituatie in Kuregem.

 

13.04 Minister Stefaan De Clerck: Er zijn mensen die mij zeggen dat men eigenlijk al vooraf had beslist om het daar niet meer te organiseren. Ik durf daarover geen uitspraken te doen. Gaan zij nu weg met een afdeling of was het eigenlijk al vooraf beslist? Het komt niet aan mij toe om daarover een oordeel uit te spreken. Het is een belangrijk feit geweest in de totstandkoming van de actie voor veiligheid in Brussel. Het zou inderdaad niet aanvaardbaar zijn dat de school, na alle inspanningen die wij doen, zich nu nog zou baseren op de veiligheidsproblematiek om te beslissen dat ze daar niet meer kan blijven, maar het dossier moet zeker in een bredere context worden bekeken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Justitie over "de huiszoekingen op 4 maart jongstleden bij mogelijke PKK-organisaties" (nr. 20208)

- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "de Koerdische afscheidingsbeweging PKK" (nr. 20216)

14 Questions jointes de

- M. Francis Van den Eynde au ministre de la Justice sur "les perquisitions menées le 4 mars dernier auprès d'organisations appartenant éventuellement au PKK" (n° 20208)

- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "le mouvement séparatiste kurde PKK" (n° 20216)

 

14.01  Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de minister, op 4 maart heb ik u in de plenaire vergadering al een vraag gesteld over de ware razzia die in dit land op die dag bij Koerdische instellingen, waaronder een televisiezender, heeft plaatsgevonden.

 

Die razzia ging gepaard met veel mediaspektakel, niet alleen bij ons maar ook internationaal. Op de Turkse televisie werd al om 13 uur met veel poeha gewag gemaakt van de actie. Bij de redactie daar was men met die actie zeer tevreden.

 

U zult zich herinneren dat ik u toen ook al heb gevraagd in welke mate dat op Turkse instigatie gebeurde. Waarom vraag ik u dat? Dat doe ik, omdat ik van mening ben dat het inderdaad zeer terecht is dat onze politiediensten en de minister van Justitie attent zijn voor organisaties die zich uit het buitenland bij ons installeren en de wet zouden overtreden. Ik kan over die alertheid geen verkeerd woord zeggen. Ik zou alleen maar wensen dat men dat altijd met evenveel poeha en alertheid zou aanpakken, maar dat is een andere zaak. Ik heb daar dus geen bezwaar tegen.

 

Dat heb ik echter wel, wanneer wij dergelijke acties ondernemen op instigatie van een regime waarvan men minstens kan zeggen dat het democratische gehalte ervan van een twijfelachtig allooi is, zeker ten aanzien van de Koerdische etnische minderheid.

 

Ik herinner u eraan dat Turkije nog niet zo lang geleden een Koerdische partij die in het Parlement vertegenwoordigd was, verboden heeft en het verder functioneren van hun parlementsleden onmogelijk heeft gemaakt.

 

Dan zeg ik u dat dit onze taak niet is: wij mogen niet de oppositie uitschakelen voor een land, gelijk welk land trouwens, dat de democratische spelregels niet echt respecteert.

 

In welke mate is dat allemaal gebeurd in samenwerking en op basis van informatie die uit Turkije komt? Ik beschouw de informatie die op dat vlak uit Turkije komt, als principieel verdacht en niet objectief. Wij moeten bovendien niet het vuile werk van Turkije of enig ander land doen. In welke mate is dat het geval geweest? In welke mate is samengewerkt met de Turkse politie. Deze beschuldiging wordt door heel wat Koerden geuit, namelijk dat de hele actie door de Turkse politie werd begeleid.

 

Ik moet u bekennen dat ik nogal geneigd ben daar geloof aan te hechten, in die mate dat ik mij afvraag hoe onze politiediensten anders zouden kunnen geweten hebben bij huiszoekingen welke relevante stukken zij in beslag moesten nemen. Die stukken zijn meestal in het Turks opgesteld, want de Koerden zijn al dermate lang onderdrukt dat ze heel vaak hun eigen taal niet meer kennen en dus Turks spreken, en in andere gevallen in het Koerdisch. Er moet dus wel iemand dat begrepen hebben. Mijn vraag is dan ook of dat gebeurd is op basis van informatie uit Turkije en is dat gebeurd in samenwerking met Turkse politie? Dat lijkt me van belang, al was het maar omdat een dergelijk onderzoek objectief moet gebeuren.

 

14.02  Els De Rammelaere (N-VA): Mevrouw de voorzitter, de feiten zijn al uitvoerig geschetst. In februari van dit jaar heeft het Europees Parlement nog aan Turkije gezegd dat het de antiterreurwetgeving niet mag misbruiken om de vrijheid van meningsuiting in te perken. De invallen met veel mankracht – 300 agenten zijn op verschillende plaatsen binnengevallen – doen vragen rijzen. Ik heb ook de concrete vraag of er hier is samengewerkt met het Turkse regime. Of gaat het hier over heel andere dingen? Er worden signalementen gegeven. Gaat het over de opsporing van financiering door afpersing of over het ronselen van minderjarige strijdkrachten? Wat is er precies aan de hand?

 

Is er een vraag gekomen van Turkije om hierin op te treden? Waren er Turkse agenten aanwezig? Wat is de huidige stand van zaken?

 

14.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega’s, op 4 maart 2010 vonden inderdaad simultaan verschillende huiszoekingen plaats op diverse plaatsen in het land in het kader van twee federale strafonderzoeken, namelijk een gerechtelijk onderzoek bij enerzijds een gespecialiseerde onderzoeksrechter terrorisme in Charleroi en bij anderzijds een gespecialiseerde onderzoeksrechter terrorisme in Brussel. Beide onderzoeken werden gevoerd op basis van een inbreuk op artikelen 139 en 140 van het Strafwetboek, leidend persoon zijn van of deelnemen aan activiteiten van een terroristische groep, in casu de zogenaamde PKK.

 

Uit de strafonderzoeken komen ernstige aanwijzingen naar voren. Zo is er het systematisch en op goedgeorganiseerde wijze rekruteren van jonge mensen van vooral Koerdische herkomst in West-Europese landen, waaronder ook België.

 

Er is ook het opleiden van deze personen in trainingskampen, waar zij kennelijk een doelgerichte indoctrinatievorming moeten ondergaan, met onder meer een verbod op familiecontacten als deze familie niet PKK-gezind zou zijn, en dit met de bedoeling een aantal van deze jonge mensen in te zetten in het guerrillaleger van de PKK en/of afgeleide groepen en gewapende conflicten aan te gaan met de militaire strijdkrachten en politiediensten van onder meer Turkije.

 

Het onderzoek gaat ook over het aanmaken van en internationale handel in valse identiteitsdocumenten om het reizen van de personen die actief zijn binnen de organisatie te vergemakkelijken en mogelijk te maken, zowel binnen de Europese landen als van en naar hun actiegebied in Irak.

 

Er is ook het onderzoek van het financieren van voormelde activiteiten door het onder meer innen van fondsen, al dan niet onder druk, bedreiging en zelfs geweld, bij particulieren en handelaars van Koerdische oorsprong, het betreft hier de zogenaamde “campagna”.

 

In verband met Roj TV in Denderleeuw levert het onderzoek ernstige aanwijzingen op dat de radiozender Mesopotamia, die zich situeert in en uitzendt vanuit Roj TV, dienst zou doen als een operationeel communicatiemiddel voor de Koerdische strijd.

 

Bij de interventie van 4 maart 2010 werden 16 huiszoekingsmandaten uitgevoerd in opdracht van de onderzoeksrechter te Brussel in Brussel, Antwerpen, Dendermonde, Verviers, Namen, Charleroi, Leuven en Luik en 10 huiszoekingsmandaten in opdracht van de onderzoeksrechter te Charleroi in Brussel, Dendermonde, Namen, Charleroi en Leuven. Er werden diverse geldsommen in beslag genomen. Bij Roj TV ging het over 100 000 euro. Op een ander adres was het ook 100 000 euro en twee telmachines. Op nog een ander adres ging het over 14 000 euro. Er werden ook diverse computers, onder meer bij Roj TV, in beslag genomen. De inhoud ervan zal worden onderzocht.

 

Aan de diverse acties is er geen deelname geweest van Turkse politiemensen. Er was wel deelname van Belgische politiemensen die de Turkse taal machtig zijn. Voor de Koerdische taal werd er beroep gedaan op een beëdigde tolk die ter plaatse aanwezig was.

 

De raadkamer bevestigde de aanhouding van zes personen en beval de vrijlating van twee personen, waartegen door het federaal parket beroep werd aangetekend. Intussen is er één bijkomende aanhouding. Deze persoon komt voor de raadkamer op 16 maart.

 

In het raam van deze onderzoeken vond op verzoek van België een overlegvergadering in Eurojust plaats met de gerechtelijke autoriteiten van andere landen waar strafonderzoeken naar de PKK hangende zijn. In het raam van de internationale rechtshulp vond een informatie-uitwisseling plaats met de Turkse gerechtelijke autoriteiten. In tegenstelling tot wat hier en daar wordt voorgehouden, werden de Belgische strafonderzoeken niet opgestart op verzoek van de Turkse autoriteiten. Het betreft wel degelijk autonome onderzoeken in België. Het strafonderzoek in Brussel heeft trouwens ongeveer drie jaar geduurd.

 

Het is de onderzoeksrechter die op 4 maart 2010 tot een tussenkomst heeft besloten. Wat de aanwezigheid van trainingskampen in Griekenland betreft – dat wil ik toch ook duidelijk zeggen, omdat daarover ook even werd gesproken – gaat het voor een groot deel over informatie die afkomstig is uit open bronnen. Personen die het voorwerp zijn van een strafonderzoek zullen hierover worden verhoord. In de mate van het mogelijke zal hiernaar verder onderzoek worden verricht. Indien dit onderzoek concrete elementen aan het licht zou brengen die van belang kunnen zijn voor de Griekse gerechtelijke of politionele autoriteiten, dan zal deze informatie uiteraard met hen worden uitgewisseld. Tot nu toe betreft het gewoon open informatie, die verschenen is, verder onderzocht moet worden en desgevallend uiteraard met de Griekse autoriteiten gedeeld zal worden, als er informatie zou kunnen worden vastgelegd.

 

Het goede verloop van de aan de gang zijnde strafonderzoeken en het principe van het geheim van het strafonderzoek laten op dit ogenblik niet toe om meer details te verschaffen, maar ik denk dat u hiermee wel al een grondig overzicht gekregen hebt van wat er precies is gebeurd.

 

14.04  Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt zelfs een stukje van het doek over het onderzoek opgelicht. Ik verwijt u dat niet. Ik heb u de vraag gesteld. Op dat vlak heb ik u dus zeker niets te verwijten.

 

Mijnheer de minister, u zegt dat er geen Turkse politiemensen aanwezig waren en dat u een beroep hebt gedaan op eigen politiemensen die het Turks machtig zijn. Dat betekent in niet-parlementaire taal dat u een beroep hebt gedaan op politiemensen van Turkse oorsprong. Ik kan mij moeilijk inbeelden dat er bij ons anderen zijn, die Turks geleerd zouden hebben.

 

Ik wil er uw aandacht op vestigen dat die mensen geen onderzoeksrechters of parketmagistraten zijn. Ik ken vrij goed mensen van Turkse oorsprong. Ik woon in een wijk van Gent waar 65 % van de bevolking Turks is. Die mensen zijn allemaal zeer sterk geëngageerd in hun strijd voor het land waarvan zij menen dat het hun vaderland is en tegen de Koerden. Ik zou durven pleiten voor voorzichtigheid. Ik zal niet zeggen dat er bewuste vervalsingen zijn, dat beweer ik niet, maar de objectiviteit is in dit geval niet gegarandeerd.

 

Zo kom ik tot mijn laatste punt. Ik heb geen enkel bezwaar tegen het feit dat men onderzoeken doet in verband met terrorisme, internationaal terrorisme, rekruteren van mensen voor internationale terroristische organisaties, maar ik wil hier opnieuw waarschuwen voor het feit dat wij hier niet het werk moeten doen van het Turkse regime dat niet democratisch is, zeker niet als het gaat over etnische minderheden. De grootste etnische minderheid in Turkije wordt toevallig vertegenwoordigd door de Koerden.

 

14.05  Els De Rammelaere (N-VA): Ik heb nog een bijkomende vraag.

 

Klopt het wat wij lazen in de pers dat er tussen de aangehouden personen twee mensen zitten die deel uitmaakten van het Koerdisch congres? Of weet u dat niet?

 

14.06 Minister Stefaan De Clerck: Ik kan daar geen antwoord op geven.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Justitie over "de gijzeling van een Indische diamantair in Antwerpen" (nr. 20238)

- de heer Gerolf Annemans aan de minister van Justitie over "de gijzeling van een Antwerpse diamantairsfamilie" (nr. 20260)

15 Questions jointes de

- M. Kristof Waterschoot au ministre de la Justice sur "la prise en otage d'un diamantaire indien à Anvers" (n° 20238)

- M. Gerolf Annemans au ministre de la Justice sur "la prise en otage d'une famille de diamantaires anversois" (n° 20260)

 

De voorzitter: De heer Waterschoot heeft zijn vraag nr. 20238 ingetrokken.

 

15.01  Gerolf Annemans (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in Antwerpen zijn we – zo voelen we dat toch aan – verder geschoven op het hellend vlak van onveiligheid in en rond de diamantsector, door de aanslag op en de gijzeling van een Indische familie in haar privéwoning, in de wijk waar die mensen min of meer gegroepeerd wonen. Er is een soort van mijlpaal voorbijgereden die heel wat mensen heeft geschokt, ook buiten Antwerpen trouwens.

 

Voor zover ik heb gezien, heeft alleen minister Turtelboom een soort van meldpunt aangekondigd, de stroomlijning van een meldpunt dat nog niet bestaat. Zij voegt nu de diamantsector aan dat meldpunt toe, of beter, aan dat meldpuntconcept. Verder zijn er niet veel maatregelen genomen.

 

Mijnheer de minister, ik vroeg mij af of u, dan wel de gerechtelijke autoriteiten, voor het gerechtelijk onderdeel betrokken bent geweest bij die veiligheidsmaatregelen die met de diamantsector zijn overlegd.

 

Is het waar dat men zich daartoe min of meer zal beperken? Zal er niet worden overgegaan tot iets radicalere maatregelen zoals camerabewaking in die wijk? Is dat al dan niet gevraagd geweest? Die vragen zal ik ook nog aan uw collega Turtelboom stellen.

 

Ik vraag dus naar de betrokkenheid van het gerechtelijk apparaat.

 

Indien u mogelijkerwijze – dit is een vraag in het spoor van mijn collega Van den Eynde – over het gerechtelijk onderzoek iets meer zou willen zeggen dan de klassieke zinnen in dat verband, wil ik u vragen wat de stand van zaken is van het onderzoek. De ervaring in dat soort van dossiers leert immers dat indien geen resultaat wordt geboekt in de eerste dagen er wellicht een klassering van het dossier zal moeten volgen.

 

15.02 Minister Stefaan De Clerck: De feiten zijn bekend. Ik beschik niet over meer gegevens in dat dossier, ook niet over de omvang van de buit enzovoort, buiten hetgeen in de media is gekomen. Het is natuurlijk een zeer specifieke modus operandi, namelijk de tigerkidnapping. Die is tot op heden toch wel zeer uitzonderlijk toegepast in het Antwerpse diamantair milieu. Uiteraard zijn er in het verleden reeds meerdere inbraken en diefstallen gepleegd gewapenderhand waarvan het Antwerpse diamantair milieu slachtoffer is geweest. Dat is ook de reden waarom er beveiligingsmaatregelen werden en worden getroffen door lokale politie, en dat toch nogal wat inspanningen ten aanzien van hen worden gedaan.

 

Om het risico van herhaling van dergelijke feiten in de toekomst te beperken, wil ik vooreerst opmerken dat het overleg weer geactiveerd is dat bestaat met de diamantsector enerzijds, de lokale politiediensten en de federale politie samen anderzijds. Ik stel vast dat ook zij nu afspraken hebben gemaakt rond verscherpt politietoezicht, uitwisseling van informatie omtrent verdachte situaties en dergelijke.

 

In deze fase ben ik dan ook de mening toegedaan dat dit lokaal overleg kan volstaan of dat dit de eerste fase is. Ik denk niet dat het gerechtelijk apparaat daar – buiten het met alle mogelijke middelen verder zetten van het gerechtelijk onderzoek – andere initiatieven kan rond nemen. De politie zal dit in eerste instantie doen. Justitie was niet betrokken bij het overleg maar wij moesten bij die eerste besprekingen ook niet betrokken worden. Vanuit het parket weet ik dat er zeel veel aandacht besteed wordt aan al de dossiers die in dit midden plaats vinden. Aan het parket kan niet verweten worden dat zij onachtzaam zouden zijn voor alles wat veiligheid betreft in het diamantair milieu.

 

15.03  Gerolf Annemans (VB): Het was ook geenszins mijn bedoeling om dat te beweren. Ik wou gewoon even peilen naar de betrokkenheid, want een beeld van harde aanpak waar het gerecht onmiddellijk op aansluit, moet toch zeker het antwoord zijn. Voorts leg ik nogmaals de nadruk op het volgende. Men moet zich dat fysiek voorstellen. Die diamantwijk wordt streng bewaakt. Dat wordt nu nog verder aangeschroefd met een betere controle op de koerierdiensten en dergelijke meer. In die wijk in Wilrijk – een beetje buiten de stad, met zeer luxueuze panden die men aan de luxe alleen reeds kan herkennen als panden van Indische diamanthandelaars – waar die mensen samenwonen, is de beveiliging beperkt tot wat extra patrouilles. Ik zal Turtelboom in ieder geval verscherpte aandacht en verscherpte maatregelen aanbevelen. Mijn vraag was alleen, en dat is het enige, of het gerechtelijk apparaat daarbij betrokken is. Ik heb daarop geen negatief, maar voldoende antwoord gekregen. Het antwoord is neen. Er wordt verder afgewacht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de milde straf voor een gedetineerde die op het gebruik van drugs was betrapt in de gevangenis van Hasselt" (nr. 20254)

16 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "la peine très légère infligée à un détenu ayant consommé de la drogue à la prison de Hasselt" (n° 20254)

 

16.01  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, op 4 maart is een opmerkelijk mild vonnis uitgesproken ten aanzien van een gedetineerde die in de zomer van 2009 was betrapt met drugs in de gevangenis van Hasselt. De motivering van de rechter luidde dat drugs al te gemakkelijk verkrijgbaar zijn in de gevangenis en dat er geen gepaste behandeling is, waardoor het zeer moeilijk is om af te kicken. Hij verklaarde ook dat de wetgeving betreffende de controle op het binnensmokkelen van drugs, de controle bemoeilijkt en dat in die zin wetgevende initiatieven nodig zijn.

 

Mijnheer de minister, ik heb een vraag. Welk gevolg wilt u geven aan het heel betekenisvol en sterk gemotiveerd vonnis van de strafrechter?

 

16.02 Minister Stefaan De Clerck: De procureur des Konings van Hasselt deelde me met betrekking tot uw vraag mee dat de correctionele rechtbank van Hasselt inderdaad op 4 maart een vonnis heeft uitgesproken waarbij ten opzichte van een gedetineerde een gevangenisstraf van 7 dagen werd uitgesproken. Hierbij werd de overweging gemaakt dat de veroordeelde in de periode waarin hij werd betrapt op het gebruik van bepaalde stoffen, geen mogelijkheid had om zichzelf te voorzien buiten de gevangenis, zodat het verhandelen binnen de instelling zou moeten zijn gebeurd.

 

Er werd door de procureur des Konings tevens verwezen naar de tuchtrechtelijke maatregel, die al intern in de gevangenis was genomen. Er werd dus gereageerd op het incident op twee niveaus, intern tuchtrechtelijk en daarna op het niveau van de rechtbank.

 

In het verleden heb ik al meermaals de beleidslijnen inzake drugs in de gevangenis uiteengezet. Er wordt zowel preventief als reactief opgetreden. De rechtbank oordeelt in alle onafhankelijkheid.

 

In Hasselt zijn eveneens afspraken gemakt tussen de politie en de gevangenis om op geregelde wijze opnieuw controles binnen de instelling te organiseren.

 

De procureur des Konings acht het niet opportuun om details daarover publiek te maken om de efficiëntie van de werking van die acties nu niet in het gedrang te brengen.

 

16.03  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, dat is alweer een signaal. Vorige week ging het parket van Brussel niet in beroep tegen de vrijlating van mensenhandelaars, omdat men niet tot bij de rechtszaal geraakte.

 

Dit keer hebt u inzake drugs in de gevangenis een stevig signaal van een rechter gekregen, die het zelfs in zijn vonnis motiveert en verwijst naar de gebreken in het beleid in zijn vonnis. Anders kan ik dat niet interpreteren. Er zijn dus voldoende signalen.

 

Ik geef het u op een blaadje. De procureurs en de rechters geven u het nu ook al op een blaadje. Het kordaat optreden blijft helaas achterwege. Ik blijf aandringen op permanente drugrondes in elke gevangenis. Ik blijf aandringen op scanners. Ik blijf aandringen op een wijziging van de wet inzake de fouillering, zodat een onderzoek van het lichaam gemakkelijker kan worden uitgevoerd, want wij weten hoe drugs een gevangenis binnengeraakt. Wij willen of durven het alleen niet zien, althans van de zijde van het beleid. Ik blijf daarop aandringen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het rapport van de International Narcotics Control Board (INCB) van de VN" (nr. 20255)

17 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "le rapport de l'Organe international de contrôle de stupéfiants (OICS) des Nations Unies" (n° 20255)

 

17.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, volgens het jaarrapport van de International Narcotics Control Board van de Verenigde Naties is België, na Nederland en Turkije, de grootste draaischijf voor de heroïnehandel. België zou na Nederland ook de grootste producent zijn van XTC. Omdat de productie van XTC blijkbaar verschuift naar landen waar het gebruik het hoogst is, zou België niet alleen op het vlak van productie maar ook op het vlak van het gebruik van XTC aan de top staan.

 

Professor Decorte van UGent, wiens conclusies ik niet altijd deel, stelt dat er in België op dit vlak geen cijfers worden bijgehouden. Hij trekt bovendien de cijfers van de INCB in twijfel.

 

Mijnheer de minister, klopt het dat er geen cijfers van productie en gebruik worden bijgehouden inzake de verschillende soorten drugs. Zo ja, hoe komt het dat die cijfers niet punctueel worden bijgehouden? Welk gevolg wilt u, mijnheer de minister, geven aan die conclusies van de INCB? Twijfelt u, net zoals professor Decorte, eveneens aan dat jaarrapport van die toch gereputeerde instelling?

 

17.02 Minister Stefaan De Clerck: Collega, het lijkt mij opportuun de beweringen aan de basis van de parlementaire vraag even te nuanceren. Zoals vorige week gezegd naar aanleiding van andere parlementaire vragen is het jaarverslag van INCB helemaal niet zo negatief ten aanzien van België als de persartikelen laten uitschijnen. Ik baseer mij dan ook op wat er in het officiële verslag staat. Ik herhaal even wat ik vorige week al heb gezegd. België wordt slechts op vijf plaatsen vermeld in het rapport. Wat heroïne betreft, wordt in het rapport enerzijds opgemerkt dat de meeste inbeslagnemingen van heroïne plaatsvinden in het Verenigd Koninkrijk, Italië, Frankrijk, Duitsland en Noorwegen. Anderzijds wordt aangehaald dat deze zendingen voornamelijk vanuit Nederland worden verstuurd maar eveneens vanuit Turkije en België of Pakistan. Vermits de heroïnehandel voornamelijk over de weg gebeurt zoals eveneens ter sprake gebracht in het rapport, is het eigenlijk vrij normaal dat ons land genoemd wordt aangezien de zendingen voornamelijk bestemd zijn voor het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Wat de handel in hasj betreft wordt België als bestemmingsland genoemd. Dat is het verschil met het vorige waar het meer om passage gaat.

 

Wat de rol van ons land binnen de productie van synthetische drugs betreft, zult u ongetwijfeld hebben opgemerkt dat ons land in tegenstelling tot het verleden niet meer wordt genoemd als bron door de landen van Amerika. Zoals aangehaald in het rapport komen de productie- en de consumptiemarkten dichter bij elkaar te liggen, wat de ontdekking verklaart van verschillende clandestiene productieplaatsen in Canada en Australië. Zelfs in Europa is België in tegenstelling tot wat u laat uitschijnen, gezakt in de ranglijst. Er wordt vastgesteld dat inbeslagnemingen van amfetamines in Europa met 40 % zijn gestegen. De grootste stijging wordt opgemerkt in Nederland. Nederland wordt eveneens vermeld als belangrijkste bron van in Duitsland in beslag genomen amfetamines waarbij België en Polen als secundaire bron worden aangehaald. Wat XTC betreft, een andere synthetische drug, is het correct dat België de tweede plaats blijft innemen bij de herkomstlanden. Het dient echter verduidelijkt te worden dat slechts 33 kg XTC in beslag werd genomen in 2008. Verder wordt er melding van gemaakt dat voor de eerste keer methamfetamine is aangetroffen in België. Ten slotte is er de inbeslagname van een belangrijke hoeveelheid CAD. Het dient duidelijk te zijn dat ik daarmee absoluut geen idyllisch beeld wil schetsen van de situatie in België, integendeel. Het is echter in mijn ogen belangrijk dat de geleverde inspanningen ook even in het licht komen.

 

Hier moeten ook de beweringen van de heer Decorte genuanceerd worden. Er worden wel cijfers inzake productie en smokkel bijgehouden door politie en douane. Wat het gebruik van drugs betreft, mag men de politiestatistiek met betrekking tot drugsbezit gebruiken. Hiervoor gebruikt men prevalentie-onderzoeken gevoerd door de Gemeenschappen. Er bestaat in België geen regelmatig onderzoek bij de algemene bevolking met betrekking tot het legaal of illegaal drugsgebruik. Die politiestatistieken vormen dus op zich niet de pure daartoe gerelateerde statistiek.

 

Het toeval wil dat professor Decorte voorstander is van zo’n studie, en dat hij daaromtrent een haalbaarheidsstudie heeft gevoerd. Het regelmatig uitvoeren van zo’n studie vereist een omvangrijk budget, dat nu niet beschikbaar is, maar de heer Decorte wil dat blijkbaar wel graag doen. De vraag inzake opvolging van dat soort studies kan ook beter gesteld worden aan de federale of regionale minister van Volksgezondheid.

 

Het verslag bevat geen conclusie, en is zeker niet negatief ten opzichte van België. Het verslag omvat wel 50 aanbevelingen, gericht aan verschillende lidstaten. De beleidslessen die ik daaruit trek zijn duidelijk: er is nood aan een globaal en geïntegreerd drugsbeleid.

 

Ik herinner u eraan dat de Interministeriële Conferentie van 25 januari is opgestart, en dat we daar een coördinatiecel Drugs hebben geïnstalleerd. Ik kan u melden dat het rapport van INCB reeds ter sprake is gebracht op de vergadering van de algemene cel Drugs van 3 maart laatstleden, en we hebben besloten om de aanbevelingen die in het rapport opgesomd zijn, nauwkeurig door te nemen, en te laten voorbereiden door de werkcel Buitenlandse Zaken, opgericht binnen de algemene cel Drugs, en te bespreken op de volgende vergadering van deze algemene cel Drugs.

 

Ik twijfel er dus niet aan dat de nodige voorstellen desgevallend geformuleerd zullen worden om de strijd tegen drugs, in het licht ook van deze studie, verder te zetten.

 

17.03  Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, het is uiteraard uw goed recht om de positieve zaken die in het rapport staan aan te halen, en ik zal deze ook niet betwisten. Ik beschik natuurlijk maar over twee minuten om mijn vraag te stellen, en wanneer u de schriftelijke neerslag van mijn mondelinge vraag bekijkt, dan ziet u dat ik louter deze zaken heb overgenomen uit het rapport van het INCB, en daar wil ik dus de klemtoon op leggen.

 

Ik lees het inderdaad ook als suggesties voor het beleid, zeker wat het bijhouden van cijfers betreft, maar helaas is daar geen budget voor, en is er dus geen regelmatig onderzoek. Dat is natuurlijk een hiaat, want wanneer men niet over deze cijfers beschikt, kan men volgens mij ook geen volledig performant beleid op poten zetten om de drugsplaag te bestrijden. Het kan alleen maar een aanbeveling zijn: zorg ervoor dat u samen met uw collega van Volksgezondheid over een budget beschikt, zodanig dat op basis daarvan een plan kan uitgewerkt worden om drugs te bestrijden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

18 Samengevoegde vragen van

- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de mogelijkheid van toegang tot het centraal strafregister voor gemeentelijke administraties" (nr. 20256)

- de heer Michel Doomst aan de minister van Justitie over "lokale strafregisters" (nr. 20378)

18 Questions jointes de

- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "la possibilité pour les administrations communales d'accéder au casier judiciaire central" (n° 20256)

- M. Michel Doomst au ministre de la Justice sur "les casiers judiciaires locaux" (n° 20378)

 

18.01  Bert Schoofs (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag is geïnspireerd door een uitspraak in de pers van een partijcollega van u, burgemeester Vos van Riemst. Hij beweert dat het lokaal strafregister achterhaald is, dat het veel te tijdrovend is, dat het te veel middelen vergt en dat het te veel manuren kost om het te onderhouden. Het is dus in feite een last voor de gemeentelijke administraties. Ik denk dat het in het verleden reeds geopperd is, ook door mensen die geen burgemeester zijn. Het is een algemeen aanvoelen.

 

De mogelijkheid om het Centraal Strafregister te raadplegen, zou een oplossing kunnen bieden. Ik meen dat daarover ook in beleidsbrieven al een en ander is neergeschreven. Het zou momenteel ook tot dubbel werk leiden en tot te veel fouten, door parallelle databanken te onderhouden.

 

Mijnheer de minister, ik heb de volgende vragen.

 

Bent u bereid om op korte termijn het Centraal Strafregister open te stellen voor gemeentelijke administraties? Als dat kan, binnen welke termijn en onder welke restricties en voorwaarden? Welke praktische hindernissen bestaan er nu nog in verband met de implementatie van een Centraal Strafregister voor de gemeenten?

 

18.02  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ingaande op wat de collega heeft gezegd, denk ik dat wij betreffende de suggestie van een burgemeester, zeker als die van CD&V-signatuur is, ermee rekening moeten houden dat de zaak goed ingeschat is.

 

Ervan uitgaande dat het strafregister op lokaal vlak inderdaad vrij tijdrovend is en veel werk inhoudt, kwam ook de opmerking dat voor uittreksels uit het strafregister, omtrent die gegevens, eind oktober al een nieuwe omzendbrief in de maak was, om de inhoudelijke regeling van de afgifte voor te bereiden. Eind vorig jaar werd ook gesteld dat men absoluut vooruitgang wou boeken in de informatisering van het centrale strafregister.

 

Mijnheer de minister, kan er ingegaan worden op de vraag van het gemeentebestuur om gedeeltelijk toegang tot het centrale strafregister te krijgen? Wordt er gedacht aan een koppeling van beide registers? Wat is de stand van zaken betreffende de omzendbrief en betreffende de informatisering van het centrale strafregister?

 

18.03 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, in de huidige stand van zaken is er zeker geen sprake van een soort gedeeltelijke toegang. De finaliteit van de connectie van de strafregisters is om van het Centraal Strafregister de enige authentieke bron van informatie in verband met gerechtelijke antecedenten te maken. De lokale instanties zouden rechtstreeks toegang hebben tot die gegevensbank.

 

Er wordt inderdaad in een technische koppeling — in de zin van een connectie of een verbinding — tussen het Centraal Strafregister en de gemeentelijke strafregisters voorzien. Zoals vermeld in mijn antwoord op het eerste deel van uw vraag gaat het niet om een symbiose tussen de verschillende gegevensbanken op lokaal en nationaal niveau, daar het Centraal Strafregister de enige authentieke gegevensbank zal worden waaruit de gemeenten hun informatie putten. Spijtig genoeg is dat vandaag nog altijd niet het geval omdat de centrale databank nog niet voorzien is van alle info en ook niet systematisch kan worden gevoed door een dagelijkse instroom. Dat komt onder andere omdat de automatisering van de politieparketten en dergelijke nog niet gebeurd is.

 

Er komt een rondzendbrief, volgend op de wet van 31 juli 2009 houdende diverse bepalingen in verband met het Centraal Strafregister. Die rondzendbrief moet voor 30 maart 2010 klaar zijn.

 

In de schoot van het Centraal Strafregister loopt op dit moment een project voor de automatische alimentatie van het Centraal Strafregister. In een eerste fase moeten de politierechtbanken en in een tweede fase de correctionele rechtbanken worden aangesloten. De finaliteit van de rechtstreekse alimentatie van de gegevensbank van het Centraal Strafregister bestaat er met name in om, enerzijds, de betrouwbaarheid van de geregistreerde gegevens te verhogen — één enkele registratie van de informatie in plaats van twee of soms zelfs drie — en, anderzijds, de snelheid waarmee de registratie plaatsvindt te verhogen.

 

Zoals vermeld in de overgangsbepaling bij de wet van 31 juli 2009 houdende diverse bepalingen, geldt als uiterste datum voor de realisatie van de technische connectie tussen de gemeentelijke strafregisters en het Centraal Strafregister 31 december 2012. Vanaf uiterlijk 1 januari 2013 moet het Centraal Strafregister als enige authentieke gegevensbank functioneren waaruit alle gemeentelijke overheden hun informatie kunnen putten, en moet het gebruik van de lokale databanken eigenlijk voorbij zijn.

 

Het is de bedoeling dit tegen de volgende legislatuur klaar te krijgen, omdat het dubbele werk niet vol te houden is en niet zinvol is. Er moet wel nog wat water door de Leie lopen.

 

18.04  Bert Schoofs (VB): Het antwoord is duidelijk, waarvoor dank, mijnheer de minister.

 

18.05  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor dit concreet schema. Ik neem aan dat men op dit ogenblik op schema is en dat er geen signalen zijn dat men 1 januari 2013 niet zou halen?

 

18.06 Minister Stefaan De Clerck: Het centrale punt is de automatisering van de politieparketten. Dat moet dit jaar starten. Nu de vredegerechten ongeveer klaar zijn, starten wij met de politieparketten. Dat gaat om 70 % van de informatie.

 

Er komt natuurlijk nog informatie van de correctionele rechtbanken, maar dit zijn de cruciale elementen.

 

Er is nog een achterstand. Een grootteorde van 300 000 vroegere veroordelingen moet nog worden ingeput om ook voor het verleden à jour te zijn. Ook dat vraagt nog inspanningen, maar dat kan in principe in die termijn ook volledig worden bijgewerkt.

 

Het voornaamste is dat we op een bepaald ogenblik in real time alles voeden en centraliseren en alles vanuit één punt consulteerbaar maken voor iedereen, zodat een grote werklastvermindering voor de gemeenten kan worden gerealiseerd tegen 1 januari 2013.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Question de Mme Colette Burgeon au ministre de la Justice sur "le nouveau plan national d'action contre les violences intraconjugales" (n° 20278)

19 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de minister van Justitie over "het nieuw nationaal actieplan tegen het geweld binnen het gezin" (nr. 20278)

 

19.01  Colette Burgeon (PS): Madame la présidente, monsieur le ministre, le nouveau plan d'action national contre les violences intraconjugales a été présenté au début du mois de mars. Il a été élargi aux mariages forcés, aux crimes d'honneur et aux mutilations génitales chez les femmes. Nous nous en réjouissons évidemment. Il devrait être adopté par la Conférence interministérielle du 22 mars prochain. Le plan vise notamment à assurer une aide aux victimes et un suivi aux auteurs de violences à travers notamment une approche policière et judiciaire appropriée.

 

Concernant les mutilations génitales, l'article 409 du Code pénal, entré en vigueur le 27 mars 2001, prévoit des peines de prisons pour "quiconque aura pratiqué, facilité ou favorisé toute forme de mutilation des organes génitaux" d'une femme, avec ou sans son consentement. Les peines sont aggravées si la victime est mineure ou s'il y a un but de lucre. Cependant, neuf ans plus tard, il apparaît qu'aucune condamnation n'a été prononcée sur cette base, et que les premières plaintes viennent seulement d'être déposées. Pourtant, nous le savons, cette pratique, très répandue en Afrique, existe également au sein de l'Union européenne et dans notre pays.

 

Monsieur le ministre, comment expliquez-vous que les premières plaintes concernant ce type particulier de violence que sont les mutilations génitales viennent seulement d'être déposées alors que l'article 409 du Code pénal est entré en vigueur il y a déjà neuf ans? Quelles sont les mesures spécifiques prévues concernant l'amélioration du suivi des plaintes en matière de violences intraconjugales? Et qu'en est-il actuellement de l'application de la circulaire "tolérance zéro"?

 

19.02  Stefaan De Clerck, ministre: Madame la présidente, madame Burgeon, cette question a déjà été soulevée à plusieurs reprises. Il est clair que les mutilations génitales sont pratiquées dans des milieux dans lesquels la pression du groupe social est extrêmement importante. Cette pression est souvent un obstacle à un dépôt de plainte par la victime. Il faut donc sensibiliser les victimes potentielles, d'une part, sur le caractère infractionnel de ces pratiques et, d'autre part, sur la nécessité de déposer une plainte afin d'éviter la reproduction de telles pratiques. Cela nécessite du temps.

 

Vous soulignez que les premières plaintes viennent seulement d'être déposées. Pour ma part, je trouve positif que des plaintes soient enfin déposées et j'ose espérer que les autres victimes de ces faits oseront accomplir la même démarche.

 

Pour rappel, la circulaire COL 3/2006 a pour objectif la définition de la violence intrafamiliale dont font partie les violences entre partenaires et l'identification de l'enregistrement des dossiers par les services de police et les parquets. La circulaire COL 4/2006, quant à elle, s'inscrit dans la politique criminelle menée en matière de lutte contre la violence dans le couple et indique qu'il s'agit, dans chaque cas dénoncé, d'apporter une solution adéquate qui respecte, protège et reconnaît la personne victime de violences, qui garantit la protection des enfants du couple ou de l'un des partenaires et qui affirme le caractère pénalement répréhensible du comportement de l'auteur et vise à la prévention de la récidive.

 

À cette fin, la circulaire COL 4/2006 trace les lignes directrices de la politique criminelle en déterminant les missions du procureur du Roi avec, notamment, la création d'un magistrat de référence et la désignation d'un policier de référence, interlocuteur privilégié de ce magistrat. Elle invite les services de police à aviser le magistrat de service dans un certain nombre de cas en fonction de la gravité des faits, du climat de violence, de l'isolement et de l'état de fragilité psychologique de la victime, de la présence d'enfants ainsi que de l'augmentation de l'intensité ou de la fréquence des crises dans le couple. Il prescrit un schéma d'intervention en fonction notamment de ces éléments et invite le ministère public à intervenir.

 

Cette circulaire, appelée dans le grand public "circulaire tolérance zéro", préconise, non pas la traduction systématique devant le tribunal correctionnel de tous les auteurs désignés dans une plainte mais bien une réaction proportionnée et adéquate du ministère public. Ainsi, la circulaire invite le magistrat à conduire l'auteur au parquet selon les indices de gravité.

 

Il s'ensuit qu'un classement est, dans la plupart des cas, précédé d'un rappel à la loi, sinon du magistrat, à tout le moins de la police, et d'une vérification de l'évolution de la situation. Concrètement, ces circulaires sont actuellement soumises à évaluation. Cette évaluation des circulaires comprend, outre un volet statistique, un second volet par lequel la qualité des interventions policières et judiciaires est évaluée.

 

Le groupe de travail chargé de l’évaluation s’est entouré de représentants de personnes actives dans la prise en charge de victimes ou le traitement des auteurs de violence conjugale. Cette évaluation est menée conjointement par le Collège des procureurs généraux et le Service de politique criminelle. Une première partie de l’évaluation essentiellement quantitative a été réalisée et présentée au printemps passé. Actuellement, j’attends les conclusions de l’ensemble de ces évaluations afin de pouvoir adapter, le cas échéant, ces deux circulaires qui ont cependant déjà fortement amélioré la prise en charge judiciaire des situations de violence intra-familiale.

 

19.03  Colette Burgeon (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Vous parlez du groupe de travail et des évaluations et vous attendez les conclusions de l'ensemble de celles-ci. Peut-être pourriez-vous nous les faire parvenir en temps utile, ce qui nous évitera de vous poser une question!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

20 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "de Luikse jeugdrechtbank" (nr. 20294)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de dossiers van de Luikse jeugdrechtbank op straat" (nr. 20315)

20 Questions jointes de

- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "le tribunal de la jeunesse de Liège" (n° 20294)

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "les dossiers du tribunal de la jeunesse de Liège retrouvés dans la rue" (n° 20315)

 

20.01  Els De Rammelaere (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, een piepklein krantenartikel heeft mijn aandacht getrokken, omdat erin vermeld stond dat de jeugdrechtbank in Luik blijkbaar grote kuis had gehouden en, volgens de pers, honderden dossiers aan de deur had gezet. De zakken zouden zijn opengescheurd en er zouden dossiers verdwenen zijn. Het leek mij vreemd.

 

Kloppen die gegevens? Hebt u er zicht op over hoeveel dossiers het gaat? Wat stonden die op straat te doen? Is er hier geen schending van de privacy? Wat is er misgelopen?

 

20.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, ik heb de volgende informatie gekregen.

 

De archieven van het parket werden verpakt in zakken, die door de firma Van Gansewinkel werden geleverd. 41 rekken met 5 schappen werden volledig leeggemaakt en 285 zakken werden in de kelder geplaatst. Aangezien de firma niet alles op één dag kon weghalen, werd er een afspraak gemaakt op donderdag 25 februari en donderdag 4 maart. Op 25 februari hebben 5 personen overdag de helft van de zakken weer naar boven gebracht en de vrachtwagen heeft die ’s avonds meegenomen. Hoeveel zakken bleven nog over?

 

Om de dag van 4 maart voor te bereiden, werd het team teruggebracht tot 3 personen. Doordat enkele mensen ziek waren, bleken 2 dagen nodig te zijn om de resterende helft naar boven te brengen. Het werk begon op dinsdag 2 maart en alle zakken werden uit de kelder gehaald. De vrachtwagen was gepland voor donderdagochtend. De zakken werden in de hal geplaatst en de resterende zakken, die anders de toegang tot de liften zouden verhinderen, werden in de inkomhal van het gebouw geplaatst. De zakken werden echter niet op het trottoir geplaatst. Dinsdagavond werd er geen schade vastgesteld aan de zakken, noch gedurende de daaropvolgende dag, woensdag. Het personeelslid dat donderdagmorgen de scheur in de zak heeft ontdekt, heeft de scheur onmiddellijk gedicht. Hij heeft op het eerste gezicht geen verdwijning van stukken vastgesteld.

 

De vorige vernietiging vond 3 jaar geleden plaats. De dossiers werden toen vervoerd naar de site aan de rue Plumier en werden samen met de archieven van gemeen recht in een gesloten container geplaatst, om vervolgens door dezelfde firma te worden weggehaald. Er dient eveneens opgemerkt te worden dat op 17 maart de firma Van Gansewinkel 75 zakken heeft weggehaald.

 

De procureur-generaal van Luik verduidelijkt eveneens dat de lokalen van de krant La Meuse enkele gebouwen verder gelegen zijn dan de plaats waar de dossiers werden bewaard.

 

Ik merk dus op dat, in tegenstelling tot wat de pers heeft meegedeeld, het dossier waarvan sprake niet op het trottoir werd gezet. Dat is de conclusie.

 

20.03  Els De Rammelaere (N-VA): En er zou er dus ook geen verdwenen zijn?

 

20.04 Minister Stefaan De Clerck: In het kader van de vernietiging van de gearchiveerde dossiers, dienen deze dossiers verzet te worden en misschien hebben mensen met slechte bedoelingen, een zak die zich in de inkomhal van het gebouw bevond, opengescheurd om de inhoud na te kijken. Dit behoeft volgens mij geen verdere commentaar.

 

20.05  Els De Rammelaere (N-VA): Ik dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

21 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "de dodelijke schietpartij in Ukkel" (nr. 20231)

21 Question de M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "la fusillade mortelle à Uccle" (n° 20231)

 

21.01  Bart Laeremans (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op vrijdag 5 maart werd een autobestuurster op een zeer gewelddadige manier – ik durf het bijna niet te zeggen – afgemaakt, omdat zij haar wagen niet ter beschikking stelde of niet spontaan genoeg ter beschikking stelde van twee gewelddadige overvallers. Het betreft twee jonge criminelen die een juwelier hadden overvallen en met zijn pistool uiteindelijk de vrouw, een 43-jarige moeder, hebben doodgeschoten. Het is een zeer tragische gebeurtenis die gelukkig beëindigd kon worden door twee ongewapende agenten. Zij verdienen daarvoor felicitaties. Zij hebben de twee overvallers staande kunnen houden. Nadien bleek een van de twee overvallers een veiligheidsagent bij de MIVB te zijn. Dat doet velen de wenkbrauwen fronsen.

 

Mijnheer de minister, wat zijn de antecedenten van beide overvallers? Hadden zij reeds voordien feiten gepleegd? Waren zij voorwaardelijk vrij of waren het mensen met een onbeschreven blad? Helpt Justitie op een of andere manier, wordt Justitie betrokken of wordt het parket geconsulteerd bij het screenen van dit soort bewakingsagenten? Is het nog erger en kloppen de berichten dat men jonge delinquenten of gewezen delinquenten zoekt om als veiligheidsagent bij de MIVB te werken? Dat zou helemaal absurd zijn en werkelijk alle verbeelding tarten.

 

21.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, collega, wat uw specifieke vragen betreft, is het inderdaad juist dat een van de daders tewerkgesteld was als veiligheidsagent bij de MIVB in het raam van een soort interimwerk. Voor dergelijke functies wordt er geen veiligheidsonderzoek uitgevoerd waarbij het openbaar ministerie wordt bevraagd. Hij was als een soort MIVB-junior tewerkgesteld. Dat zijn jongeren die soms al eens wat kleinere, meer banale feiten hebben gepleegd. Er gebeurt geen screening door het parket. Het is een poging om deze mensen weer in het werkmilieu te integreren, door hun zo’n interimjuniorjob te geven. Blijkbaar werd dat in dit geval zo toegepast, maar Justitie heeft daarin geen enkele rol te spelen en werd daarover zeker niet geconsulteerd. De MIVB moet dat autonoom beoordelen. Zij neemt de beslissing inzake de aanwerving van die jongeren.

 

21.03  Bart Laeremans (VB): U hebt niet geantwoord op mijn eerste vraag. Hadden zij antecedenten?

 

21.04 Minister Stefaan De Clerck: Kleinere, banale feiten heeft men mij meegedeeld, maar ik heb geen weet van strafrechterlijke veroordelingen. Ik heb er geen weet van.

 

21.05  Bart Laeremans (VB): Voor wat het tweede betreft, blijf ik het zeer kras vinden dat men jongeren die een crimineel verleden hebben of met het gerecht in aanraking komen, inschakelt in veiligheidsfuncties. Ik vind dat een brug te ver. Bovendien screent men die mensen niet eens. Het parket zegt “ni vu ni connu”, we hebben daar niets mee te maken. Het parket valt hier niets te verwijten. Het is de MIVB die grote problemen creëert door mensen in te schakelen die voor dit soort zaken absoluut niet in aanmerking komen. Ik heb geen enkel probleem met de reïntegratie van jonge daders, delinquenten die voor het eerst met het gerecht in aanraking komen, maar toch niet direct in veiligheidsfuncties. Inzake veiligheid moeten ze precies een voorbeeldfunctie vervullen en als men die dan niet grondig screent, dan loopt het helemaal in het honderd. Wat hier gebeurd is, is aberrant. Ik hoop dat het parket en Justitie aan de MIVB laten weten dat dit soort toestanden niet kan. Op deze manier maakt men dit soort gastjes overmoedig en ziet men tot wat vreselijke resultaten dit leidt.

 

Blijkbaar zoekt men dat soort jongeren voor dat soort interimfuncties, en ik denk dat dit de verkeerde aanpak is. Men moet deze jongeren andere functies geven zoals reinigingsdiensten. Dat men ze aan een job helpt, is een goede zaak. Wanneer men ze een veiligheidsfunctie geeft, plaatst men ze op een schild en lijkt het alsof ze bijna beloond worden voor hun crimineel verleden. Men moedigt ze daarin bijna aan. Ik denk dat dit een verkeerd signaal is. Men moet dat soort jongeren andere jobs geven en heel goed controleren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

22 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de brief van de magistraten van de Brusselse rechtbank van eerste aanleg" (nr. 20302)

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Justitie over "de open brief van de magistraten van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel" (nr. 20558)

22 Questions jointes de

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "la lettre des magistrats du tribunal de première instance de Bruxelles" (n° 20302)

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Justice sur "la lettre ouverte des magistrats du tribunal de première instance de Bruxelles" (n° 20558)

 

22.01  Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le ministre, cette question est effectivement jointe à une question de Mme Van Cauter. Pour m'être rendu personnellement au tribunal de première instance de Bruxelles et avoir rencontré des magistrats dernièrement, il me semble qu'un certain nombre de revendications ont été adressées. L'ont-elles été par voie officielle? Il est apparemment question d'un courrier qui vous aurait été adressé, monsieur le ministre, concernant la situation particulière du tribunal de première instance de Bruxelles.

 

Certains éléments nécessitent des réponses rapides. Je pense notamment à la problématique des chambres du conseil et aux conditions dans lesquelles elles doivent statuer. Cela se passe dans de très petites salles au sous-sol du palais de justice qui contiennent parfois jusque dix personnes. Les audiences durent six à sept heures sans entrevoir la lumière du jour et sans véritable système d'aération.

 

Il semblerait qu'un projet alternatif ait été proposé à votre département et à la Régie des Bâtiments, faisant notamment référence à des salles d'audience situées au rez-de-chaussée du palais de justice. Celles-ci sont vides du fait du départ d'un certain nombre de juridictions civiles. Elles pourraient être facilement sécurisées et utilisées. Je sais qu'il y a tout un débat sur l'éventuelle création de chambres du conseil proches des établissements pénitentiaires mais, en ce qui concerne Bruxelles, la future prison n'est pas pour demain mais bien pour après-demain et il faut tenter de résoudre cette problématique!

 

D'autres demandes vous ont apparemment été faites dans ce courrier, notamment quant à un renfort du personnel des greffes et de la magistrature assise par rapport à l'encombrement judiciaire à Bruxelles.

 

Monsieur le ministre, confirmez-vous avoir reçu cette lettre? Quelles réponses comptez-vous y apporter?

 

22.02  Stefaan De Clerck, ministre: Cher collègue, j'ai en effet reçu une lettre, le 9 mars dernier, émanant du président du tribunal de première instance de Bruxelles suite à l'assemblée générale du 1er mars. Les remarques contenues dans la lettre concernent surtout d'un côté la circulaire 154 et les audienciers et de l'autre la question de la tolérance zéro et l'introduction de cette chambre correctionnelle spécialisée. De toute façon, comme je l'ai déjà dit lors de questions précédentes, le président a accepté d'organiser une audience spécifique le 29 mars en application des accords conclus au sujet de la tolérance zéro à Bruxelles. Il y avait un problème pour organiser une audience particulière; il a accepté de l'organiser et la présidera lui-même, d'après ce qu'il m'a dit. C'est donc un point réglé.

 

C'est sur cela que j'ai formulé des commentaires en disant que je voulais une certaine flexibilité des magistrats. C'est sur ce point qu'ils réagissent en disant qu'ils ont lu mes commentaires dans les médias et qu'eux aussi peuvent dire ce qu'ils pensent. J'ai déjà réagi en général envers le président et j'ai dit que je voudrais rencontrer les magistrats et en discuter. Dans leur lettre, ils évoquent le manque de personnel dans le corps de sécurité – débat connu – et le fait que certaines séances doivent s'arrêter faute de prévenu; le fait qu'il n'y ait pas d'exécution des peines en dessous de trois ans ou de six mois, problème qu'on connaît également et qu'on peut expliquer; le fait que des vacances n'aient pas encore été publiées – je peux répondre et chercher une solution; enfin, ils évoquent à nouveau les audienciers.

 

Ce sont des problèmes quotidiens. Ils ne parlent même pas du bâtiment ou des chambres du conseil. Je m'occupe de ce problème et nous continuons à trouver des solutions, phase après phase, sur le long terme. Pour Bruxelles, une note est en préparation au sujet du bâtiment, avec Didier Reynders, afin de formuler une proposition et de réaliser une étude. Cette note doit être présentée vendredi ou la semaine prochaine au Conseil des ministres.

 

Pour conclure, je verrai le président de la chambre de première instance de Bruxelles la semaine prochaine. Mieux vaut un dialogue direct qu'une correspondance.

 

22.03  Xavier Baeselen (MR): Pour les avoir rencontrés, je peux vous dire qu'ils sont demandeurs d'une visite sur le terrain. Vous vous y êtes certainement déjà rendu …La question des chambres du conseil pose vraiment un problème et je crois que vous devriez aller voir.

 

J'ai aussi été particulièrement choqué des conditions de travail de ceux qui oeuvrent au greffe et sont chargés des pièces à conviction, par exemple. C'est hallucinant. Ils réalisent un travail remarquable avec les moyens du bord. Peut-être conviendrait-il de trouver une modernisation, notamment pour tout ce qui concerne les pièces à conviction et l'archivage dans ce palais de justice.

 

Je vous propose vraiment de les rencontrer. Je crois que l'initiative serait appréciée.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La présidente: Monsieur Baeselen, Mme Hilde Vautmans vous demande s'il est possible de reporter votre question n° 20557 qui est jointe à sa question n° 20304.

 

22.04  Xavier Baeselen (MR): Oui, je suis d'accord.

 

23 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de most-wanted-lijst op de website van federale politie" (nr. 20314)

23 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la publication sur le site de la police fédérale de la liste des criminels les plus recherchés" (n° 20314)

 

23.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het klinkt indrukwekkend, en het zal dat voor een stuk wel zijn, het gaat inderdaad over de lijst van de meest gezochte, strafste gasten die worden opgespoord. Daarvoor heeft de federale politie een lijst opgemaakt die op haar website wordt geplaatst. De dienst Opsporingen wordt daarna verzocht die tips te verwerken, zoals dat ook gebeurt met de opsporingsberichten die wij op televisie zien.

 

Ik was toch benieuwd naar de werking daarvan tot op heden. Dat helpt om de waakzaamheid van de mensen te vergroten ten aanzien van individuen die maar blijven rondlopen. Hoe wordt die nieuwe aanpak ervaren? Komen er via dat medium nuttige informatie en tips binnen? Zijn er eventueel klachten over de link op de website? Hoeveel personen werden er tot op heden op de site geplaatst?

 

23.02 Minister Stefaan De Clerck: Mevrouw de voorzitter, op dit ogenblik staat er nog geen most wanted-lijst op de website van de politie.

 

Ik geef u een kopie van het antwoord dat ik op een schriftelijke vraag van de heer Ducarme in januari heb geformuleerd. Daarin staat dat er opsporingsberichten worden gemaakt. Die worden ondergebracht in de rubriek Gezocht. Nu wordt onderzocht of, in aansluiting op praktijken elders, een most wanted-lijst worden gemaakt. Er bestaat een lijst, maar niet een most wanted-lijst.. Zodra de gerechtelijke overheden het licht op groen zetten om in de rubriek Gezocht een most wanted-lijst op te nemen, heb ik geantwoord, kan de uitvoering op korte termijn gebeuren.

 

Indien de gerechtelijke overheden het licht op groen zetten voor de creatie van een lijst dan moeten de criteria in overleg met de verschillende actoren worden bepaald. Wat wil dat zeggen, most wanted?

 

De selectie van de most wanted-dossiers op basis van de nog te bepalen criteria zal gebeuren door de medewerkers van het FAST-team, in overleg met en uitsluitend met schriftelijke toestemming van de gerechtelijke overheden. Dat is de filosofie. Vandaag is die er niet.

 

Ik overhandig u een kopie van mijn antwoord op de schriftelijke vraag van de heer Ducarme.

 

23.03  Michel Doomst (CD&V): Ik dank u voor uw concrete informatie, mijnheer de minister. Deze piste moet volgens mij blijvend worden onderzocht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Wij gaan over tot het volgende punt op de agenda, maar ik merk dat de heer Landuyt niet meer aanwezig is om zijn vraag te stellen.

 

Mijnheer Laeremans, stelt u uw vraag?

 

23.04  Bart Laeremans (VB): Mevrouw de voorzitter, het is misschien aangewezen eerst de vraag over de psychiaters te stellen. Dan zijn we nog binnen de tijd. Mevrouw De Rammelaere is aanwezig. De andere vraag wil ik nadien wel stellen, tenzij de minister weg moet. Anders stel ik die vraag met de heer Landuyt.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, past dat nog voor u? (Instemming)

 

Aan de collega’s deel ik mee dat dit de laatste vraag is, zodat zij weten waaraan zij zich kunnen houden. De minister moet weg om 17 u 00.

 

24 Samengevoegde vragen van

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over "het afhaken van de gerechtspsychiaters" (nr. 20328)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over " de gerechtspsychiaters die niet meer willen werken voor het gerecht " (nr. 20335)

- mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Justitie over "de gerechtspsychiaters" (nr. 20356)

- mevrouw Els De Rammelaere aan de minister van Justitie over "problemen met gerechtspsychiaters" (nr. 20368)

24 Questions jointes de

- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur "le refus d'experts psychiatres d'encore collaborer" (n° 20328)

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "les experts psychiatres qui ne veulent plus travailler pour la justice " (n° 20335)

- Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Justice sur "les experts psychiatres" (n° 20356)

- Mme Els De Rammelaere au ministre de la Justice sur "des problèmes concernant les experts psychiatres" (n° 20368)

 

24.01  Bart Laeremans (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, in het arrondissement Gent is een van de meest gerenommeerde gerechtspsychiaters van het land niet langer bereid om samen te werken met Justitie. Het gaat hem om psychiater Baeke die een signaal wil geven dat het zo niet verder kan. Hij wijt een en ander aan nieuwe besparingsrondes bij Justitie. Ook voor zeer zware onderzoeken blijken die psychiaters amper 346 euro te krijgen.

 

In gelijkaardige situaties, in Nederland, wordt zeven keer meer betaald.

 

Daarnaast blijken oude, niet-betaalde facturen van jaren geleden nog altijd niet betaald en zijn ze gecontesteerd omwille van allerlei futiliteiten.

 

Mijnheer de minister, mijn vragen zijn kort.

 

Kunt u bevestigen dat er klachten zijn bij de gerechtspsychiaters? Hoeveel van hen hebben reeds afgehaakt?

 

Ten tweede, klopt het dat die mensen forfaitair vergoed worden, wat ook de ernst van het dossier is? Er zijn in het verleden ook al klachten over geweest dat zaken onvoldoende onderzocht worden of veel te oppervlakkig onderzocht worden, zelfs voor assisenzaken, omdat de psychiaters veel te weinig betaald worden. Waarom is dat het geval? Waarop is dat bedrag van 346 euro gebaseerd? Werden er vergelijkingen gemaakt met buurlanden?

 

Ten derde, heeft de actuele besparingsronde bij Justitie gevolgen voor die deskundigen? Klopt het dat oude facturen nog altijd op de stapel liggen en na jaren nog altijd niet betaald zijn en dat ze op een onredelijke manier worden nagekeken?

 

24.02  Els De Rammelaere (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal mij beperken tot de vragen. De feiten zijn reeds geschetst.

 

Zijn er vandaag reeds problemen om gerechtspsychiaters te vinden? Zoniet, verwacht u ze in de toekomst?

 

Zult u de betalingswijze van de gerechtspsychiaters aanpassen zodat ze bereid zouden kunnen blijven om de nodige onderzoeken uit te voeren?

 

Kunt u meedelen op basis van welke feiten facturen van enkele jaren terug nu pas worden betwist? Op welke grond gebeurt dit?

 

24.03 Minister Stefaan De Clerck: De problematiek van gerechtskosten in strafzaken is globaal iets dat in volle beweging is, de problematiek van deskundigen in het bijzonder, en daar binnen nog eens de psychiaters. Dit is inderdaad geen evident verhaal. De betaling van de psychiaters geschiedt op grond van het tarief dat in de schaal van honoraria voor gerechtsdeskundigen in strafzaken is vastgelegd.

 

Het is correct dat het gehanteerde tarief 347,56 euro bedraagt voor het onderzoek van een persoon met studie van het strafdossier, het onderzoek naar de erfelijkheid, én de sociale, én de medische antecedenten, het somatisch onderzoek, daarin begrepen het grondige neurologische en geestesonderzoek, het opstellen van een uitvoerig verslag met beschrijving, bespreking en samenvatting van het geval. Het gaat om een forfait, één bedrag.

 

Ik ben mij bewust van het feit dat een grondig onderzoek van een verkrachter of een seksueel delinquent mogelijk een niet onbelangrijk aantal werkuren kan inhouden. De huidige regelgeving, door het hanteren van het forfaitair tarief, laat strikt gezien geen ruimte om systematisch het aantal supplementaire gepresteerde uren te kunnen aanrekenen. De verificatie van de vorderingen door de bevoegde diensten dient te geschieden binnen de huidige reglementaire omkadering.

 

Ik heb echter geen informatie over het exacte aantal gerechtspsychiaters dat vraagt om niet langer door Justitie aangesteld te worden. In het kader van een eventuele herziening van de wetgeving betreffende de gerechtskosten, zou daarom ook kunnen nagegaan worden in hoeverre een herziening van het tarief binnen de huidige budgettaire context haalbaar is. Er is natuurlijk het budgettair aspect, hoever kunnen wij gaan in die vergoedingen?

 

De achterstand van de psychiaters is vandaag niet mogelijk om na te gaan, zonder te beschikken over concrete gegevens over vorderingen. Als u me concrete gegevens bezorgt, kan ik laten navragen of er achterstand is. In abstracto kan ik dat niet detecteren.

 

In de loop van 2009 is gestart met het implementeren van het betalingssysteem CGAB in de gerechtelijke orde waarbij facturen decentraal worden ingebracht zodat de schuldvorderingen bij ontvangst in de gerechtelijke diensten onmiddellijk gekend zijn. Voor de facturen met betrekking tot de gerechtskosten wordt hiervan verder werk gemaakt. Dat wordt voor de afhandeling ook gedecentraliseerd.

 

De rol van de gerechtspsychiater zal hierdoor nog vergroten. In die wet van 2007 is overigens bepaald dat het statuut en de selectie van de deskundigen, alsook de kwaliteitsnormen van de expertises, moeten worden gedefinieerd. De wet betreffende de internering is nog niet van toepassing, ook niet voor het detecteren en maken van lijsten. Dit is een van de zaken die wij moeten voorbereiden.

 

De nieuwe wet bepaalt ook dat binnen de 24 maanden, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit artikel, de Koning de voorwaarden en de procedure voor het verlenen van een erkenning zal moeten vastleggen. Eigenlijk is het wettelijk geregeld om tot een organisatie te komen van heel de gerechtspsychiatrie. De moederwet is er echter nog niet. Met deze bepaling van de nieuwe wet heeft de wetgever de bedoeling gehad betere garanties te bieden met betrekking tot de kwaliteit. Op die manier zou ook de perceptie van de vermeende willekeur bij de internering, die zelfs bij sommige magistraten leeft, ook uit de wereld kunnen worden geholpen.

 

Ik heb het dossier nu opnieuw overgemaakt aan collega Onkelinx om de problematiek van de internering, met inbegrip van de problematiek van de psychiaters, opnieuw te bekijken. Ik zou daarin vooruitgang willen boeken hoewel ik het artikel 5 van de nieuwe wet op de internering niet afzonderlijk in werking kan laten treden. Het perspectief is echter aanwezig. Dit moet worden aangepakt. Ik erken dat de selectie, de betaling en de kwalificatie tot op heden niet goed geregeld zijn. Er is op dat vlak een fundamenteel probleem dat moet worden aangepakt.

 

24.04  Bart Laeremans (VB): Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister. Ik ben blij dat u het probleem ten gronde erkent, maar het is spijtig dat het zo lang heeft moeten duren. Ook daar zitten we weer in het gekende verhaal want u bent twaalf jaar geleden ook al eens minister van Justitie geweest. Ook toen was het probleem al gekend. De kloof tussen Nederland en België op dit vlak is zo groot dat het gaat om een verschil van zeven keer zoveel. U weet dat dit in het verleden ook al herhaaldelijk werd aangeklaagd. Men had er al veel eerder iets moeten aan doen.

 

U zegt dat dit het beste wordt gekaderd in de uitvoering van de wet op de internering. Ik zou u willen vragen om die twee zaken afzonderlijk te bekijken want het duurt nog een hele tijd vooraleer die twee instellingen in Gent en Antwerpen zijn gerealiseerd. Ze moeten nog worden gebouwd. Ik zou u willen vragen om eerst de problematiek van de gerechtelijke onderzoeken, meer bepaald de expertiseonderzoeken, te regelen.

 

Als belangrijke experten afhaken, waardoor wij sowieso naar minder kwaliteit zullen gaan bij dit soort onderzoeken, dan kan er niet getalmd worden. Bij de eerste de beste programmawet of – wij hoeven die zelfs niet af te wachten – bij het eerste nuttige initiatief dat hieromtrent genomen kan worden, zou u dit wagentje eraan moeten hangen en ervoor zorgen dat wij geen tijd meer verliezen, want telkens opnieuw gaat het om menselijke drama’s en zullen opnieuw psychiaters afhaken.

 

Ik zou u willen vragen om grote spoed daarachter te zetten. U zegt dat u niet weet welke budgettaire gevolgen dit kan hebben. Ik denk niet dat dit, globaal gezien, de grote extra kosten zullen zijn. Het zal een paar tienduizend of een paar honderdduizend euro extra kosten, maar wij weten allemaal dat dit geld nuttig besteed is, dat het noodzakelijk is en dat u op die manier ervoor kunt zorgen dat mensen die gerechtspsychiater zijn dat ook blijven, waardoor u niet naar de totale onmogelijkheid zult gaan om nog dergelijke mensen te vinden.

 

24.05  Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u het probleem terdege erkent en stelt dat het voor u niet langer meer houdbaar is. Als ik het goed voorheb, hebt u ook gezegd dat het statuut en de selectie van de gerechtspsychiaters in de wet van 1 april 2007, die nog niet in uitvoering is, worden aangepakt, maar wordt daaraan ook de vergoeding gekoppeld of zal die in wetgeving over gerechtskosten zitten?

 

24.06 Minister Stefaan De Clerck: (…) gekoppeld worden. De problematiek van de psychiaters zit in de wet op de internering, om het hele kader te creëren. De problematiek van de kostprijs van de vergoeding betreft de gerechtskosten. Daarin zijn er een aantal forfaitaire tarieven. Men zou nu kunnen zeggen dat men het tarief zal wijzigen, maar daarmee is het probleem in zijn geheel natuurlijk niet opgelost. Wij zijn wel aan het bestuderen om het tarief te wijzigen, omdat de analyse van het geheel van de gerechtskosten gaandeweg gemaakt wordt. Wij moeten in het geheel van de gerechtskostenproblematiek zaken doen. Ook de kosten van bijvoorbeeld het afluisteren, zitten allemaal in datzelfde pakket en in hetzelfde debat. Wat doen wij ermee? Wat is het budget? Hoe verdelen wij het? Wie draagt er verantwoordelijkheid? Wie controleert? Wie beslist? Dat zijn twee verschillende zaken. Bij de psychiaters is er een dubbele invalshoek: interneringen voor het globale kader en financiering en tarief vanuit het kader van de gerechtskosten, met een KB, waarin de tarieven in het verleden werden gedefinieerd. In dezen zijn die forfaitair en…

 

24.07  Els De Rammelaere (N-VA): Het is vreemd dat die forfaitair zijn, want als men in burgerlijke zaken een deskundige nodig heeft, dan rekenen zij gewoon hun tarieven.

 

24.08 Minister Stefaan De Clerck: Dat is het onderscheid. De hele expertise in burgerlijke zaken hebben wij gemoderniseerd en goed georganiseerd, maar de expertise in strafzaken…

 

24.09  Els De Rammelaere (N-VA): … loopt achter.

 

24.10 Minister Stefaan De Clerck: De expertise in strafzaken is inderdaad een fundamenteler probleem, en is nu het eerste probleem dat zou moeten worden aangepakt.

 

24.11  Els De Rammelaere (N-VA): Ja, die expertise loopt achter. Als ze afhaken dan zal de kwaliteit ook verminderen.

 

24.12 Minister Stefaan De Clerck: Ik onderken het probleem. Er is een fundamenteel probleem voor de gerechtskosten voor alles wat met strafrechtelijke procedures te maken heeft. We moeten naar meer efficiëntie, betere kostprijzen, maar we moeten aandacht hebben voor de beheersbaarheid, want het is natuurlijk gemakkelijk om te zeggen dat het budget moet worden verdrievoudigd, maar er zal ook een aspect van budgettaire controle moeten worden toegepast.

 

De voorzitter: De minister moet om 17u weg zijn om zijn vliegtuig te halen.

 

24.13  Bart Laeremans (VB): Een heel korte repliek. Ik begrijp dat er geen uitspattingen mogelijk zijn, maar u geeft een lijst van wat de opdracht allemaal inhoudt, maar in de praktijk zeggen de deskundigen dat het hetzelfde is of het nu een verslag is van 3 pagina’s of een assisenzaak van 5 000 pagina’s. Bouw daar zo snel mogelijk niveaus in, zodat u dat al geregeld hebt, en doe dan de rest. Als u alles gaat verdrinken in de totale herziening van de deskundigen in strafzaken, dan zijn we nog twee jaar bezig, en dit dossier verdraagt geen uitstel meer.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

24.14  Els De Rammelaere (N-VA): Mijnheer de minister, kan ik voor mijn vraag nr. 20402 het schriftelijk voorbereid antwoord meekrijgen? U hebt die vraag namelijk vorige week al beantwoord en ik denk dat mijn vraag er per vergissing toen niet aan toegevoegd werd.

 

24.15 Minister Stefaan De Clerck: Ja, dat kan.

 

La réunion publique de commission est levée à 17.12 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.12 uur.