|
Commissie voor de Financiën en de Begroting |
Commission
des Finances et du Budget |
|
van woensdag 10 maart 2010 Namiddag ______ |
du mercredi 10 mars 2010 Après-midi ______ |
La séance est ouverte à 14.01 heures et présidée par M. François-Xavier de Donnea.
De vergadering wordt geopend om 14.01 uur en voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.
- Mme Colette Burgeon au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'application du 'gender budgeting'" (n° 19925)
- Mme Magda Raemaekers au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le 'gender budgeting'" (n° 19944)
- mevrouw Colette Burgeon aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de toepassing van de 'gender budgeting'" (nr. 19925)
- mevrouw Magda Raemaekers aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de 'gender budgeting'" (nr. 19944)
01.01 Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d’État, la Belgique a adopté le 12 janvier 2007 une loi dite "gendermainstreaming" qui vise l'intégration de la dimension de genre dans l'ensemble des politiques fédérales. Il s'agit d'une véritable politique transversale qui doit conduire chaque secteur de l'action publique au "réflexe égalité".
La mise en œuvre de la loi doit ainsi permettre d'éviter ou de corriger d'éventuelles inégalités entre les hommes et les femmes, de réduire les discriminations sexistes et traduire en actes les engagements de chacun et de chacune en faveur de l'égalité.
La loi prévoit également l'introduction du gender budgeting en précisant que "les crédits relatifs aux actions visant à réaliser l'égalité entre les hommes et les femmes sont identifiés par département, service de l'État à gestion séparée, entreprise d'État et organisme d'intérêt public dans une note de genre annexée à chaque projet de budget général des dépenses."
Trois ans déjà se sont donc écoulés depuis l'adoption de cette loi et l'application du gender budgeting n'est actuellement toujours pas effective. Le cabinet de Mme Milquet nous a informés qu'il travaillait à la réalisation d'une circulaire spécifique et d'un manuel pour les fonctionnaires concernés.
Monsieur le secrétaire d'État, vous êtes en charge du Budget et, à ce titre, je souhaiterais vous interroger sur ce dossier.
Pourriez-vous nous dire où nous en sommes concernant la future mise en oeuvre du gender budgeting? Celui-ci pourra-t-il être enfin effectif lors de l'élaboration des prochains budgets?
Quelle approche et quelle méthode de travail comptez-vous adopter? La problématique ne pourrait-elle pas être prochainement abordée en conférence interministérielle?
01.02 Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, u bent bevoegd voor de opmaak en de controle van onze begroting. In 2007 heeft ons land een wet goedgekeurd die de gelijkheid tussen mannen en vrouwen vorm wil geven in alle federale overheden en beslissings- en bevoegdheidsdomeinen.
De wet inzake gender mainstreaming beoogt een transversale aanpak van de ongelijkheid tussen man en vrouw en wil ongelijkheden vermijden en waar mogelijk corrigeren.
Éen van de onderdelen van gender mainstreaming is gender budgeting. Gender budgeting is een analyse vanuit het genderperspectief van alle vormen van overheidsuitgaven en –inkomsten en geeft een overzicht van de directe en indirecte gevolgen voor mannen en vrouwen. Gender budgeting focust op analyse en transparantie en is een specifieke vorm van resultaatgericht begroten.
Sinds 2007 zou gender mainstreaming en dus ook gender budgeting een feit moeten zijn. De wet werd toen immers van kracht. Vandaag, ruim drie jaar later, stellen we echter vast dat de wet een lege doos blijft. Nog steeds worden de principes van gender budgeting niet toegepast bij de opmaak van de begroting. Volgens uw collega, minister Milquet, is er een specifieke omzendbrief in de maak en wordt er intussen ook gewerkt aan een handleiding voor de betrokken ambtenaren.
Aangezien u als staatssecretaris van Begroting ook een belangrijke rol speelt in de implementatie van gender budgeting, heb ik de volgende vragen.
Werd u betrokken bij de opmaak van de specifieke omzendbrief inzake gender budgeting en de handleiding daarover?
Hoever staan we concreet inzake gender budgeting? Zal dat bij de volgende begrotingsronde effectief geïmplementeerd kunnen worden?
Indien er effectief van start gegaan wordt met gender budgeting, welke werkmethoden zullen er dan gevolgd moeten worden? Is daarover al overleg geweest in de interministeriële conferentie? Indien gender budgeting nog niet geïmplementeerd kan worden, welke zijn dan ter zake de struikelblokken?
01.03 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, mesdames, ma cellule stratégique est évidemment associée à l’élaboration de cette circulaire spécifique au gender budgeting. Une réunion, à laquelle participera également le SPF Budget et contrôle de la gestion, est prévue encore en mars.
Sedert april 2008 bevatten de richtlijnen met betrekking tot de begrotingsopmaak instructies voor de progressieve implementatie van gender budgeting. Bij de opmaak van de begroting 2009 werd aan de departementen gevraagd de programma’s en de projecten die in aanmerking konden worden genomen voor gender budgeting, te definiëren en hiertoe een bijlage te vervolledigen om de betreffende kredieten te kunnen identificeren. Bij de opmaak van de begroting 2010 werd de departementen gevraagd om de door de wet opgelegde gendernota in te dienen waarin de kredieten met betrekking tot de acties die gelijkheid tussen vrouwen en mannen moeten bewerkstelligen, uiteengezet moeten worden.
In de loop van 2009 organiseerde het Instituut voor de gelijkheid van mannen en vrouwen sensibiliseringsacties. Ondanks die acties hebben de departementen geen gevolg gegeven aan de oproep. Daarom bereidt de minister van Werk en Gelijke Kansen, in overleg met mijn beleidscel en de FOD Budget en Beheerscontrole, een specifieke omzendbrief voor, om zich onder meer te vergewissen van de technische haalbaarheid van het project. De omzendbrief zou einde april verspreid moeten worden, tegelijkertijd met de begrotingsomzendbrief 2011, en alzo een effectieve implementatie van het systeem in de begroting 2011 mogelijk maken.
Il est évidemment trop tôt pour donner la méthode de travail qui sera précisément suivie. Elle fait encore l'objet de discussions entre mes services et ceux de la ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances.
Het is te vroeg om de te volgen werkmethode mee te geven.
Die wordt momenteel in een overleg tussen mijn diensten en die van de minister van Werk en Gelijke Kansen besproken. Vragen over de bespreking van de problematiek tijdens de interministeriële conferentie worden dan ook beter aan haar gesteld.
Mijn eerste zorg is de technische verwezenlijking van het systeem zonder dat de werklast van departementen uitermate wordt verhoogd, op een moment dat hun beperkingen worden opgelegd. De lopende vergaderingen moeten ons in staat stellen om de meest efficiënte manier voor het nakomen van de wettelijke verplichtingen te vinden.
01.04 Colette Burgeon (PS): Monsieur le président, je remercie le secrétaire d'État pour sa réponse mais je reste sur ma faim.
Cette loi a été votée mais la création du cadre pour le budget 2009 n’a pas été réalisée. Nous n’avons pas reçu de note circonstanciée en 2010 malgré les formations de l’Institut. De plus, on continue à discuter sur le contenu de la circulaire, ce qui constitue un travail supplémentaire pour le personnel.
Alors que l’égalité n’existe pas encore aujourd’hui, je pense qu’il est nécessaire d’insister pour que cette loi soit respectée.
J’interrogerai donc la ministre de l’Emploi, en charge de l'égalité des chances, par rapport à la conférence interministérielle.
Je voudrais lancer une piste même s’il n’est pas sûr qu’elle soit réalisable. Pourquoi ne pas essayer de désigner, dans chaque cabinet concerné, une personne à temps partiel au courant du gender budgeting et du gender mainstreaming et qui pourrait réagir face au problème?
01.05 Magda Raemaekers (sp.a): Ik kan mij volledig aansluiten bij hetgeen mijn collega zegt. Ik hoop dat ik het goed begrepen heb, namelijk dat u zich in de omzendbrief eerst zult vergewissen van de technische haalbaarheid. Ik dacht echter dat mevrouw Milquet daarover gezegd had dat ze de maatregel aan alle administraties zal opleggen in die omzendbrief. Naar mijn mening is er een groot verschil tussen het zich vergewissen van iets of iets opleggen.
01.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Wij zullen dat schrijven in de omzendbrief. Wij zijn bezig met de implementatie daarvan. Om er zeker van te zijn dat het nu eindelijk gevolgd zal worden, nemen we alle mogelijke initiatieven om ons te verzekeren van de technische haalbaarheid voor de verschillende departementen.
01.07 Magda Raemaekers (sp.a): Indien dat niet het geval is, zult u dan doen wat mijn collega Colette zegt, namelijk een medewerker aanstellen op een kabinet voor de opvolging van de problematiek? Dat zou dan de zekerste manier zijn, niemand weet immers wanneer de administratie antwoordt. Voor we het weten, zijn we 2011 en is de legislatuur voorbij, zonder dat er iets is gebeurd.
01.08 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik wil natuurlijk eerst voorliggende omzendbrief de kans geven om succes te oogsten. We leren van zaken die niet functioneerden in het verleden. Daarom hebben we nu een heel goede basis. Naar mijn mening – daarmee sluit ik mij volledig aan bij uw standpunt– moet het door de omzendbrief nu functioneren. We hebben de nodige elementen in handen. Dat moet haalbaar zijn voor het departement.
01.09 Magda Raemaekers (sp.a): Bedankt, mijnheer de staatssecretaris, ik volg de zaak op.
Het incident is gesloten.
- M. Ronny Balcaen au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le financement de la réforme de la sécurité civile dans le cadre du contrôle budgétaire en cours" (n° 20141)
- M. André Frédéric au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les moyens financiers dégagés pour la sécurité civile et la police lors du prochain ajustement budgétaire" (n° 20346)
- de heer Ronny Balcaen aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de financiering van de hervorming van de civiele veiligheid in het kader van de lopende begrotingscontrole" (nr. 20141)
- de heer André Frédéric aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de financiële middelen die bij de nakende begrotingsaanpassing worden uitgetrokken voor de civiele veiligheid en de politie" (nr. 20346)
02.01 André Frédéric (PS): Monsieur le secrétaire d'État, comme nous l'ont montré les différents drames auxquels nous avons assisté ces dernières semaines, nos services de secours et la police manquent de moyens financiers, d'hommes et de matériel.
Lors du dernier conclave budgétaire le gouvernement a dégagé 2 millions d'euros pour la mise en œuvre de la réforme, un million pour la formation de base des sapeurs-pompiers. Ont été ajoutés des montants complémentaires de 12 millions en 2010 et 12 millions 2011 pour la mise en place de plates-formes 112 dans les provinces.
S'agissant plus spécifiquement de la réforme des services incendie, la loi de 2007 prévoit un rééquilibrage progressif des efforts financiers des communes. Nous savons que les villes et communes assument 90 % du financement et que nous devons tendre, conformément à cette loi, vers la parité 50/50.
Outre les problèmes de personnel et de matériel, on peut notamment mentionner les problèmes financiers que connaissent les zones de police alors que la part du fédéral dans leur financement n'a quasiment pas augmenté pour l'année 2010. À cela viennent s'ajouter certaines mesures prises par le fédéral - sans son intervention financière - qui ont un énorme impact sur les finances des zones et notamment l'augmentation de l'allocation de fin d'année des membres du personnel des services de police - dont je me réjouis - qui se répercute directement sur le budget des zones de police. Nous savons que la ministre de l'Intérieur a répondu, à de multiples occasions, qu'une étude destinée à définir une nouvelle norme KUL devrait être terminée pour la fin de l'année. Il reste que le problème financier se pose toujours.
Monsieur le secrétaire d'État, je vous interroge à la suite des déclarations de votre excellent collègue, le ministre Reynders, qui a précisé dans la presse que le gouvernement avait conservé 100 millions, lors de la confection du budget, en vue du contrôle budgétaire de ce mois. Pas plus tard qu'en ce début de semaine, il a encore annoncé que sa priorité exclusive était la sécurité assurée par la police et les services de secours. Sur le principe, je n'éprouve aucune difficulté. Pour éviter toute surprise dans les semaines à venir, j'aurais cependant voulu connaître votre sentiment, monsieur le secrétaire d'État.
Tout d'abord, confirmez-vous les propos du ministre des Finances? Si oui, quels sont les montants exacts qui vont être affectés aux services de sécurité? Comment vont être répartis ces montants entre la police et les services incendie? Où seront affectés ces montants au niveau de la police? Envisagez-vous notamment de faire un effort dans la quote-part du fédéral au budget des zones de police? Pour la sécurité civile, à quoi serviront ces montants: acquisition de matériel, recrutement, formation? En ce qui concerne plus particulièrement la réforme des services de secours, des budgets propres vont-ils être dégagés pour sa mise en place? Cela serait un premier pas pour alléger les finances des communes.
02.02 Ronny Balcaen (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, ma question porte sur le financement de la réforme de la sécurité civile. C'est l'un des grands enjeux de ce contrôle budgétaire. Les services incendie attendent avec impatience que des moyens soient accordés à la mise en œuvre de la réforme, que ce soit sur le plan des statuts, du matériel, du personnel ou de la formation.
Lors de la discussion budgétaire, j'ai eu l'occasion d'interpeller la ministre de l'Intérieur qui m'a répondu qu'elle s'engageait, face au mécontentement des services incendie, à revenir avec de nouvelles propositions au cours de l'ajustement budgétaire.
Nous sommes arrivés à la période de l'ajustement, qui est propice aux déclarations. M. Frédéric en a rappelé quelques-unes. Par ailleurs, une circulaire précise que je cite: "À l'exception des nouvelles mesures décidées par le gouvernement, les crédits initiaux votés pour l'année budgétaire 2010 ne seront, en principe, pas adaptés. Dans le cadre de cette opération de contrôle budgétaire, aucune proposition d'initiative nouvelle ne sera prise en considération, qu'elle soit ou non compensée."
Cette circulaire a été adoptée par le gouvernement le 15 janvier dernier. Entre la théorie d'une circulaire budgétaire et la pratique de la négociation, nous savons qu'il y a de la marge. Mais je ne souhaite pas que Mme Turtelboom soit privée de moyens supplémentaires pour les services incendie.
Quelles sont les intentions du gouvernement? Une décision de principe a-t-elle déjà été prise au sein du gouvernement sur les montants à affecter ou cela fait-il partie des négociations en cours? Quelle est votre position en tant que secrétaire d'État chargé du Budget quant au financement de cette réforme et quels seront, si vous en disposez déjà, les montants qui seront attribués pour 2010 à une véritable mise en œuvre de cette réforme?
02.03 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, je pense qu'il est important de rappeler, dans le cadre de ces deux questions, la circulaire budgétaire que j'ai présentée au gouvernement et qui a été adoptée par celui-ci. Je crois que c'est fondamental. Vous avez cité un certain nombre d'éléments. Je vais me permettre d'en citer d'autres parce qu'il est important de lire cette circulaire dans sa globalité.
Le principe est que, sous réserve d'intégration de nouvelles mesures décidées par le Conseil des ministres, les crédits initiaux votés pour l'année budgétaire 2010, tels qu'inscrits dans le projet de loi contenant le budget général des dépenses de l'année budgétaire 2010, ne seront en principe pas adaptés. De même, aucune proposition d'initiative nouvelle ne sera prise en considération, qu'elle soit oui ou non compensée. C'est le principe. Cela dit, la circulaire précise que des adaptations ne seront acceptées que si elles s'avèrent nécessaires et obligatoires compte tenu de la législation existante et des décisions prises par le Conseil des ministres.
Je voudrais également rappeler qu'il faut joindre à ce principe énoncé dans la circulaire, le principe budgétaire auquel nous tenons tous et qui est le suivant: en vue de retrouver l'équilibre budgétaire le plus rapidement possible, les marges nouvelles dégagées seront prioritairement affectées à l'amélioration de nos finances publiques. Je tiens également à vous rappeler que le meilleur moyen de garder une pérennité de financement, que ce soit pour la police, la sécurité civile ou pour l'ensemble des pans de nos finances publiques – ne pensons qu'aux pensions, par exemple –, un budget sain est fondamental en vue de diminuer au maximum la charge liée à notre dette et en vue de garder tous ces mécanismes extrêmement importants payables pour nos finances publiques.
Nous sommes en pleine élaboration de l'ajustement budgétaire et vous avez raison de dire que nous sommes en "bilatérales". Chaque département vient nous présenter l'état des lieux de ses dépenses et ses besoins nouveaux. Ce n'est évidemment pas un scoop de dire qu'au niveau de l'Intérieur et de la police, un certain nombre de demandes complémentaires ont été introduites. Il s'agit essentiellement de l'exécution de la réforme de la sécurité civile et de toutes les demandes au niveau de la police, que vous entendez toutes les semaines dans votre commission, monsieur Frédéric.
Je ne vais pas vous dire maintenant quels montants et quelles affectations seront décidés avant que les différents arbitrages n'aient eu lieu.
Il n'est pas anormal qu'en vue d'un ajustement budgétaire, chaque parti politique ou membre du gouvernement exprime ses priorités et les éléments qui doivent pouvoir être examinés dans ce cadre. C'est le travail que nous effectuons aujourd'hui. Le gouvernement aura à sa disposition le détail des demandes de chacun de ces départements, police et sécurité civile. Je tiens à dire qu'il y en aura d'autres, ce qui est normal, et il appartiendra au gouvernement de faire ses arbitrages. C'est la procédure classique. Nous connaissons les demandes et les sommes réclamées.
Le gouvernement devra opérer les choix en temps voulu, en rappelant les principes liés tant à la circulaire budgétaire qu'à l'objectif budgétaire mais aussi en fonction des orientations politiques que nous déciderons
02.04 André Frédéric (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. Un certain nombre d'éléments nous sont connus. Mais si j'ai bien compris, les 100 millions de mars prévus initialement par le gouvernement et annoncés par le ministre des Finances sont un leurre!
02.05 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: C’est un montant qui restera à déterminer au sein du gouvernement.
02.06 André Frédéric (PS): Dans l’état actuel des choses, affirmer que l’on a réservé, lors de la confection du budget, 100 millions de marge pour l’opération de contrôle budgétaire de mars est faux.
02.07 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Des montants pourraient être dégagés dans le cadre de l’ajustement budgétaire. Il m’étonnerait que ce soit exactement 100 millions.
02.08 André Frédéric (PS): Je ne dis pas qu’à la virgule près, ce montant était exact! J'essaie de savoir!
Il faut être clair. Nous connaissons les revendications des pouvoirs locaux; nous les entendons chaque semaine, et ils ont raison. Les débats liés à la sécurité qu’elle soit civile ou policière sont quotidiens. J’ai entendu dire qu’il ne fallait pas se lamenter ni faire de sentiments. Je suis pour que l’on pose des actes concrets. Il faut réaliser ce que nous avons voté. Si nous prenons la situation des pompiers, un vote a eu lieu en 2007; jusqu'à présent aucune circulaire n'a été prise faute de moyens. On ne peut pas à tout jamais, ad vitam aeternam jouer sur les mots, s’émouvoir lors de drames.
Quand il faut passer à la simple mise en œuvre de ce qui a été voté en 2007, on ne peut plus attendre et voir! En ce qui me concerne moi et mon groupe, je peux affirmer que nous serons derrière le secrétaire d’État au Budget et la ministre de l’Intérieur pour poser des gestes concrets qui soient autre chose que des mots.
Le président: Vous ne serez pas seul, monsieur Frédéric!
02.09 André Frédéric (PS): Monsieur le président, je vous remercie.
02.10 Ronny Balcaen (Ecolo-Groen!): Je constate que le débat est toujours en cours. Il ne fait que commencer puisque nous en sommes au stade des bilatérales. Des négociations auront sans doute encore lieu.
Je répète ce que j’ai dit dans mon introduction. La réforme de la sécurité civile est un enjeu. Nous sommes arrivés à un moment où des décisions doivent être prises. Elles n’ont que trop tardé. Nous soutenons aussi la ministre Turtelboom dans ses demandes par rapport à la réforme des services incendie. Nous continuerons à y être attentifs dans les jours et semaines à venir.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Georges Gilkinet au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le reversement aux Régions de la taxe complémentaire LPG" (n° 20147)
03 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de doorstorting naar de Gewesten van de aanvullende belasting LPG" (nr. 20147)
03.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, le 10 février dernier, le ministre des Finances a écrit à vos homologues responsables du Budget des Régions pour les avertir que, désormais, la taxe complémentaire de circulation touchant les véhicules roulant au LPG ne serait plus ristournée aux Régions, mais resterait dans les caisses fédérales. Le montant total concerné s'élève à environ 15 millions d'euros.
Certains, notamment le ministre wallon du Budget, contestent cette décision de façon plutôt virulente. Cette question a fait l'objet de débats au sein du comité de concertation de mercredi dernier qui a, semble-t-il, débouché sur la mise en place d'un groupe du travail. Mon avis est également qu'il est dommageable de priver les Régions de ressources alors qu'elles en ont bien besoin. Vous êtes associé aux travaux de ce gouvernement, d'où mes questions.
Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous me dire ce qui justifie cette décision de ne plus reverser aux Régions le fruit de cette taxe? Quel a été le processus qui a conduit à cette décision? Y avez-vous été associé en tant que responsable du Budget? La partagez-vous? Quelle a été la conclusion du comité de concertation de ce mercredi quant à cette question? Confirmez-vous la mise en place d'un groupe de travail? Y participerez-vous? Quel est son objet? S'agira-t-il d'y remettre la décision en cause et de perpétuer le système précédemment mis en place? Un délai est-il fixé en la matière?
03.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur Gilkinet, vous connaissez les thèses en présence, étant donné qu'elles ont également été exprimées dans la presse. Certains parlent d'une taxe de circulation, qui est de compétence régionale, et du raisonnement que le ministre des Finances a tenu au sein du comité de concertation. Cette matière ne relève pas de ma compétence. Mais selon le raisonnement tenu, cette taxe complémentaire n'étant pas reprise dans la liste exhaustive des impôts régionaux était bien de compétence "fédérale".
Le ministre des Finances a adressé un courrier aux ministres régionaux en vue de les avertir que le produit de cette taxe ne serait pas reversé. Évidemment, les différents ministres régionaux ont contesté cette interprétation. Aussi sommes-nous en présence de deux interprétations différentes par rapport au produit d'une même taxe.
Comme vous l'avez souligné, le comité de concertation est certainement l'endroit le plus approprié pour initier ce genre de débat. C'est également à cela que sert ce type d'endroit, afin que chacun puisse évoquer ses points de vue et examiner si une solution peut être trouvée entre les différents protagonistes de ce dossier.
Il est vrai que ce groupe de travail a été constitué et que les arguments des uns et des autres seront échangés, ce qui constitue la manière la plus saine d'essayer de trouver une solution.
Quant à savoir si, à travers le Budget, je suis moi-même associé à ce groupe de travail, c'est non: cela relève de la compétence des Finances, tant au niveau régional que fédéral.
03.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. Je n'ai pas très bien compris si vous étiez solidaire ou non de votre collègue le ministre des Finances.
03.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Solidaire? La décision que j'ai prise en comité de concertation avec les autres collègues, c'est de demander que tous les éléments soient évoqués et échangés afin d'étudier les arguments juridiques qui doivent prévaloir dans le cadre de ce dossier.
03.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): C'était ma deuxième sous-question. Si je vous paraphrase, cela signifierait que la décision n'est pas définitive et que le comité de concertation, pour autant qu'il s'accorde sur un point de vue commun, pourrait revenir sur cette option de priver les Régions de cette ressource utile. J'espère que les gouvernements représentés au sein de ce comité de concertation pourront aboutir rapidement à un accord qui soit le plus favorable possible.
Pour ma part, ce qui a fonctionné des années durant pourrait tout à fait continuer à fonctionner. J'espère que c'est dans ce sens que conclura le comité de concertation.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Ben Weyts aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "een klokkenluidersregeling" (nr. 20218)
04 Question de M. Ben Weyts au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "une réglementation pour les 'sonneurs de tocsin'" (n° 20218)
04.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, OLAF, het fraudebureau van de Europese Commissie heeft een website geopend waar ambtenaren van de Europese instellingen anoniem informatie over mogelijke corruptie of fraude kunnen verstrekken. De onderzoekers kunnen ook op anonieme basis aan de betrokkenen vragen stellen.
U hebt reeds op vroegere vragen hierover van mij in de commissie geantwoord. Eind januari zei u dat er eindelijk een wettelijke regeling zou komen voor de klokkenluiders. U had gezegd dat dit begin februari op de Ministerraad zou worden besproken. U was dus nogal positief gestemd over een oplossing ter zake.
Plant u een gelijkaardig initiatief als OLAF? Ik weet wel dat men daar lichtjaren vooruit is in vergelijking met de Belgische situatie, maar kan u dat inspireren? Wat is de stand van zaken in het dossier van de klokkenluiderregeling? Dat is het voorwerp van veroordelingen van België door internationale instellingen. België schendt ook een verdrag omdat een verdrag werd ondertekend om de klokkenluiderregeling snel te implementeren. Hoe zit het daar op het niveau van de regering? Hoe staat het met de klokkenluiderregeling?
04.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, het Europees Bureau voor Fraudebestrijding heeft inderdaad op de website een meldpunt waar informatie wordt verzameld over vermeende fraudegevallen en andere ernstige onregelmatigheden met gevolgen voor de begroting van de EU en/of over vermeende corruptie en ander ernstig wangedrag van medewerkers van de Europese instellingen.
Het melden van integriteitschendingen kan niet alleen online, maar ook per telefoon, per post of per mail.
Mijn beleidscel is thans bezig met informeel overleg over een wetsvoorstel tot oprichting van een centraal meldingssysteem waarbij medewerkers van de federale overheid de mogelijkheid krijgen om buiten hun organisatie en hiërarchie maar binnen de federale overheid melding te maken van vermoedelijke integriteitschendingen in de organisaties van de federale overheid.
Of de potentiële melders in het centraal meldingssysteem de vermoedelijke integriteitschending van de federale overheid ook online, per telefoon, mail of post of via een combinatie van deze communicatiekanalen zullen kunnen melden, is een praktische modaliteit bij de uitvoering van het centraal meldingssysteem.
Het is met andere woorden niet bij voorbaat uitgesloten dat het federale systeem zich spiegelt aan het OLAF-systeem. Anderzijds zijn andere oplossingen ook mogelijk.
Het meldingssysteem dat wij voor ogen hebben, moet in ieder geval voldoende waarborgen bieden, onder andere op het vlak van vertrouwelijkheid. Verder moet het over voldoende filters beschikken om het risico van irrelevante meldingen maximaal in te perken.
Wat de tweede vraag betreft, wil ik het volgende zeggen. Om te beginnen wil ik bedanken voor de vraag, het is waar dat ik een termijn had gesteld die echter niet werd gerespecteerd. Ik heb er geen problemen mee om dat toe te geven. Mijn beleidscel is momenteel bezig informeel overleg te voeren over de politieke, ambtelijke en syndicale haalbaarheid van het voorstel over het centraal meldingssysteem van vermoedelijke integriteitsschendingen in de federale overheid. Ik wil in elk geval vermijden dat in de federale overheid een soort klokkenluidersregeling wordt ingevoerd waarvoor geen draagvlak is.
De materie is natuurlijk niet eenvoudig. Zo dient er bijvoorbeeld gezorgd te worden voor een zo groot mogelijke afstemming tussen het bestaande en het nieuwe systeem, een doeltreffend registratiesysteem voor het verzekeren van de opvolging van de meldingen, interne administratieve onderzoeken die beantwoorden aan bepaalde criteria en de bescherming van melders en getuigen op juridisch en praktisch vlak. Verder moet men de culturen in de verschillende organisaties van de federale overheid in de richting sturen van de cultuur van organisaties die op een positieve manier met interne en externe meldingen omgaan. Dat laatste mag niet op een verkrampte manier gebeuren.
Daarom is het belangrijk om voldoende tijd te investeren in een goed meldingssysteem, waarin alle betrokken partijen vertrouwen hebben. Haast en spoed in voorliggende materie zou wel eens kunnen zorgen voor een systeem dat bij voorbaat slecht wordt opgevat, met alle negatieve gevolgen van dien. Ik wil natuurlijk nog steeds zeer snel een systeem voorleggen. Ik heb daarover een engagement aangegaan. Ik weet dat u een nieuwe vraag zal stellen indien de komst van het systeem zou uitblijven.
04.03 Ben Weyts (N-VA): U zegt dat haast en spoed hier ook niet goed is. De voorliggende zaak is echter wel de antipode van haast en spoed. Die klokkenluidersregeling werd ons door de vorige regering tegen 1 januari 2007 beloofd. Er zijn ondertussen al herhaaldelijke uitspraken geweest van internationale organisaties die België met de vinger wijzen. U hebt mij in juli vorig jaar gezegd dat er een afgewerkt voorstel bestond van de ambtelijke commissie Deontologie. Blijkbaar was dat voorstel dan toch niet voldragen genoeg.
U hebt het over de Processie van Echternach, ik begrijp echter niet zo goed wat de grote obstructies kunnen zijn, gelet op het feit dat er bijvoorbeeld in de Vlaamse overheid een klokkenluidersregeling bestaat. Naar mijn mening functioneert die goed. Ik ga niet beweren dat de zaak zo eenvoudig is dat die Vlaamse regeling gewoon op het kopieerapparaat kan worden gelegd, maar zover kan het er toch niet van afwijken? Dat begrijp ik niet.
Ik begrijp niet wat de grote politieke bezwaren kunnen zijn. Wij zullen afwachten. Ik veronderstel dat ook dit voor na Pasen zal zijn?
04.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Daarom had ik begin februari dat engagement genomen. Ik dacht echt dat wij er waren. Daarna werden er echter opnieuw verschillende vragen gesteld. Wij hebben nog informatie moeten uitwisselen met de administratie. Wij hopen dit wel zo spoedig mogelijk te beëindigen.
04.05 Ben Weyts (N-VA): Ik begrijp niet goed wat de obstructies zijn, maar goed, wij zullen elkaar hierover nog wel spreken.
Le président: La traduction de klokkenluider par "sonneur de tocsin" n'est, selon moi, pas tout à fait exacte. Sonner le tocsin, c'est lorsque le sacristain sonne les cloches dans une paroisse à la suite d'une catastrophe ou d'un décès. Je pense plutôt que klokkenluider doit se traduire par sonneur d'alarme. C'est celui qui tire la sonnette d'alarme. Le mot klokkenluider n'a pas du tout la même connotation que "sonneur de tocsin". Ceci dit, nous avons d'excellents services de traduction. Une petite erreur est tout à fait compréhensible, notamment lorsqu'il s'agit des tâches qui relèvent d'un sacristain et non pas d'un ministre ou secrétaire d'État aux Finances ou au Budget.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le développement des questions et interpellations se termine à 14.41 heures.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 14.41 uur.