Commissie voor de Financiën en de Begroting

Commission des Finances et du Budget

 

van

 

woensdag 10 maart 2010

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 10 mars 2010

 

Matin

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 10.42 heures. La réunion est présidée par M. François-Xavier de Donnea.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.42 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer François-Xavier de Donnea.

 

01 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verkoop van het douanekantoor op de site Callicannes" (nr. 19586)

01 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la vente du bureau de douanes du site de Callicannes" (n° 19586)

 

01.01  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, deze vraag is eigenlijk een opvolgingsvraag. Ik heb u vorig jaar al ondervraagd over de gebouwen op de site Callicannes in Poperinge. U hebt toen gezegd dat de verkoop van dat voormalig douanekantoor aan het Vlaams Gewest werd voorbereid. De venale waarde werd vastgesteld op 218 000 euro. U hebt gezegd dat een overdracht zou kunnen plaatsvinden na opmaak van een gebruiksovereenkomst tussen de douanediensten en het Vlaams Gewest, aangezien de Administratie der Douane en Accijnzen als voorwaarde stelt nog te kunnen beschikken over de infrastructuur voor haar al dan niet in internationaal verband georganiseerde controleactiviteiten. Ik vraag u naar een stand van zaken.

 

Ten eerste, is het bedrag van de overdracht nog gewijzigd? Is er intussen een gebruiksovereenkomst opgemaakt? Zo ja, kunt u mij de korte inhoud daarvan melden?

 

Ten tweede, ziet u in de site de opportuniteit er een transnationaal bedrijfsgebouw te creëren? Zo ja, op welk niveau moet daarover worden onderhandeld om tot een akkoord te komen?

 

01.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Lahaye-Battheu, uit recente besprekingen met het Vlaams Gewest blijkt dat het Gewest enkel geïnteresseerd is in de overdracht van het douanekantoor gelegen op de autosnelweg. De site Callicannes in Poperinge is gelegen op de gewestweg N38 en daarvoor toont het Vlaams Gewest blijkbaar geen interesse. Zodoende dient er geen gebruiksovereenkomst te worden opgemaakt. Aangezien de gebouwen al geruime tijd leegstaan, wordt de openbare verkoop ervan overwogen.

 

Wat uw tweede vraag betreft, ik zie voor mijn departement geen enkele opportuniteit om op die site een transnationaal Benelux-bedrijfsgebouw te creëren. Misschien is dat echter wel mogelijk voor een andere partner.

 

01.03  Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister: het is weer terug naar af. De site staat al heel lang leeg, zoals u zegt. Ik hoop dat voor uw voorstel van een openbare verkoop vlug knopen zullen worden doorgehakt, zodat er nieuwe activiteiten komen in een volgens mij toch interessant gelegen zone. Vandaag wordt die niet gebruikt en is die niets waard. Ik vraag u dus om de knopen in het dossier dringend door te hakken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de financiering van de ontwikkelingssamenwerking" (nr. 19828)

- de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de financiering van de ontwikkelingssamenwerking" (nr. 19972)

02 Questions jointes de

- Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le financement de la coopération au développement" (n° 19828)

- M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le financement de la coopération au développement" (n° 19972)

 

02.01  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uw collega van Ontwikkelingssamenwerking, Charles Michel, en tevens uw partijgenoot heeft zich tijdens een informele ontmoeting met zijn Europese collega’s in het Spaanse Segovia positief uitgelaten over een belasting op financiële transacties met als doel de ontwikkelingslanden te helpen in hun strijd tegen de klimaatswijziging en de ontwikkeling in die landen te bevorderen.

 

Hij heeft ook laten weten dat onder meer Frankrijk, Spanje en Italië zich positief hebben uitgelaten over dat idee en dat hij die heffing tijdens het Belgische voorzitterschap zou bepleiten.

 

Wij juichen dat voorstel natuurlijk toe. Wij hebben dat ook al verschillende jaren voorgesteld. De MR was in het verleden niet altijd een grote voorstander van de Tobintaks. Volgens de minister zou de MR de voorbije weken en maanden een heffing op financiële speculatie en het gebruik van de opbrengst ervan voor ontwikkelingssamenwerking eerder positief genegen zijn. Hij is in elk geval zelf voorstander van een dergelijke taks.

 

Mijnheer de minister, gaat u akkoord gaan met dit voorstel en het idee dat door uw collega werd geopperd? Welke vorm zou dit kunnen aannemen? Zult u dit voorstel tijdens het voorzitterschap ook verdedigen bij uw Europese collega's? Zult u daar het dossier van de beursspeculaties, al dan niet in de vorm van een Tobintaks, met als doel het gebruik van de opbrengsten voor ontwikkelingssamenwerking, bepleiten?

 

02.02  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, door in 2004 het idee van een Tobintaks in wetgeving om te zetten, toonde België zich vooruitstrevend in het bestrijden van het destabiliserende fenomeen van flitskapitaal.

 

De Tobintaks wil immers met een kleine belasting het destabiliserende speculeren op valuta tegengaan. Het is echter van het grootste belang dat deze taks internationaal wordt geheven om ontvluchting te vermijden.

 

Het kan ons dan ook alleen maar verheugen dat ook buiten België de geesten aan het rijpen zijn voor een wereldwijde Tobintaks. Zo staan politici als Sarkozy, Merkel, de Britse minister van Buitenlandse Zaken Miliband en premier Brown achter het idee om internationale transacties te belasten. Ook de G20 sprak zich in Pittsburgh uit voor een dergelijk mechanisme.

 

Binnenkort mag België het tijdelijke voorzitterschap van de Europese Unie op zich nemen. Naar aanleiding hiervan stelde de minister van Ontwikkelingssamenwerking voor om de financiering van de ontwikkelingshulp te bespreken en na te gaan hoe een Tobintaks hierbij behulpzaam kan zijn.

 

Mijnheer de minister, wat is uw standpunt ter zake? Welke stappen werden reeds genomen om het Tobinverhaal te bepleitten in de Raad van Economische en Financiële Zaken, de Ecofinraad, of op andere Europese of internationale niveaus? Welke stappen zal u nog nemen? Op welke manier zult u dit verhaal verder gestalte geven? Zult u het Europees voorzitterschap gebruiken om daarvan verder werk te maken?

 

02.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, zoals u weet, heeft de wet van 19 november 2004 de wil van ons land aangetoond om de strijd aan te binden met het destabiliserend fenomeen van de financiële speculatie, om met zo’n taks fondsen te verkrijgen, onder andere ter aanvulling van de ontwikkelingshulp op Europees niveau. De wet kon echter niet in werking treden vooraleer de lidstaten van de Europese Unie een gelijkaardige maatregel zouden nemen of een Europese verordening of richtlijn tot stand is gekomen.

 

Wat het debat op Europees en internationaal niveau betreft, heb ik tijdens het Belgisch EU-voorzitterschap in 2001 persoonlijk het initiatief genomen om de kwestie van de Tobintaks op de agenda van de informele vergadering van de Ecofinraad van de EU te plaatsen. Ik heb alleen kunnen vaststellen dat ik in die aangelegenheid geen steun kreeg.

 

Er is nu een evolutie, met een aantal verklaringen. Ten gevolge van de vergadering van de G20 in St. Andrews op 6 en 7 november 2009 en de stellingname van premier Gordon Brown, werd de kwestie van de Tobintaks op 9 november jongstleden door de Eurogroep ten berde gebracht. Tijdens de Ecofinraad van 10 november heb ik het woord genomen om een boodschap in die zin over te maken. Ik overweeg om het onderwerp op de agenda van het volgende Belgische EU-voorzitterschap te plaatsen, indien het nog niet voorafgaandelijk is behandeld.

 

Op vraag van de G20 in St. Andrews bestudeert het IMF op dit ogenblik verschillende soorten taksen op banktransacties om in april 2010 een voorafgaande analyse aan de ministers van Financiën van de G20 voor te leggen.

 

We zullen verder gaan. Ik zal altijd in dezelfde richting verder werken aan de invoering van een zogenaamde Tobintaks of een ander mechanisme, op basis van de verschillende studies, bijvoorbeeld van de Europese Commissie, maar ook van het IMF.

 

02.04  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn hoopvol antwoord.

 

Ik onthoud dat de geesten in ieder geval gerijpt zijn, dat de minister dat ook aangeeft en dat hij het dossier verder zal opvolgen om het op de agenda van het Europese voorzitterschap te plaatsen, mocht men daarvoor nog niet tot een consensus zijn gekomen.

 

Wat mij bijzonder interesseert, is natuurlijk het verslag van het IMF, dat eraan zit te komen. Is het mogelijk dat de commissie daarvan inzage krijgt of een kopie krijgt van de resultaten van dat verslag of van de bespreking ervan, om uit te maken in hoeverre het Europese voorzitterschap daaraan al dan niet nog heel actief opvolging moet geven en op welke manier onze verschillende ministers nog verdere stappen kunnen ondernemen of zaken concreter in handen kunnen nemen om zo’n taks uit te werken?

 

Het is natuurlijk één zaak om een rapport te hebben in april, maar het Europese voorzitterschap is niet meer zo ver van ons af. Het zou een goede denkoefening voor deze commissie kunnen zijn om, vertrekkende van het rapport en de discussie die er hopelijk al zal geweest zijn in Europa, te kijken welke stappen we kunnen zetten voor een effectieve realisatie van het project.

 

02.05  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

Ik noteer en juich toe dat hij het voorstel zal blijven bepleiten. Ik denk dat de recente financiële crisis niet alleen bij ons maar ook in de rest van de wereld het idee wat meer aanvaardbaar heeft gemaakt, ook al omdat een aantal hulpprogramma’s in het zuiden is komen droog te liggen. Ik denk dat wij de komende maanden een unieke kans hebben om daar verder werk van te maken. Het rapport van het IMF zal natuurlijk een eerste basis kunnen zijn en zal al heel wat info kunnen verschaffen. Mogelijk is het rapport op zichzelf al publiek. Ik denk dat wij op dat ogenblik al de eerste conclusies zullen kunnen trekken.

 

De voorzitter: Dit zal samenvallen met het verslag van de heer Dehaene.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "een sanctieprocedure van de Nationale Loterij" (nr. 19917)

- mevrouw Magda Raemaekers aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "een mogelijke sanctieprocedure door de Nationale Loterij" (nr. 19989)

03 Questions jointes de

- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "une procédure de sanction de la Loterie Nationale" (n° 19917)

- Mme Magda Raemaekers au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "une éventuelle procédure de sanction instaurée par la Loterie Nationale" (n° 19989)

 

03.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uit een studie van het onderzoeks- en informatiecentrum van de verbruikersorganisatie OIVO bleek een tweetal maanden geleden dat jongeren massaal gokken en dus ook spelletjes spelen die bij wet verboden zijn. De Nationale Loterij heeft aangekondigd hierop strenger te willen controleren en op termijn krantenwinkels “die herhaaldelijk aan minderjarigen verkopen” — zo staat het er letterlijk — willen verbieden om nog langer producten van de Nationale Loterij te verkopen. Uit een schriftelijke vraag aan de minister van Binnenlandse Zaken bleek dat de juridische dienst van de Nationale Loterij een sanctieprocedure uitwerkt die zal worden toegepast bij herhaalde verkoop aan minderjarigen.

 

Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat de juridische dienst van de Nationale Loterij effectief bezig is met het uitwerken van een sanctieprocedure? Zo ja, wanneer wordt die sanctieprocedure concreet openbaar gemaakt? Vanaf wanneer zal ze worden toegepast? Kunt u deze commissie inzicht verschaffen in de grote lijnen van de sanctieprocedure? Welke sancties zullen er worden voorzien? Wat er zal worden verstaan onder het vage begrip “herhaalde verkoop aan minderjarigen”?

 

03.02  Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is niet de eerste keer dat ik u hierover een vraag stel. Uit het onderzoek van OIVO blijkt, zoals mijn collega al aanhaalde, dat veel minderjarigen massaal gokken en spelletjes spelen die eigenlijk voor hen verboden zijn. De Nationale Loterij zegt nu dat ze veel strenger zou willen optreden. Op termijn zou ze zelfs winkels die veelvuldig producten verkopen aan minderjarigen willen verbieden om nog producten van de Nationale Loterij te verkopen. Ze zou werken aan een sanctieprocedure. Ik heb daar inlichtingen over ingewonnen en dat blijkt te kloppen. Als deze sanctieprocedure er zou komen kunnen wij dat alleen toejuichen. Onze jongeren verdienen immers maximale bescherming, zeker inzake gokken. Dat kan immers een eventuele toekomstige verslaving met zich meebrengen en hun verdere leven belasten.

 

Bent u op de hoogte van de werkzaamheden rond deze sanctieprocedure? Hoever staat de Nationale Loterij met de werkzaamheden? Wanneer zou die procedure operationeel kunnen worden? Waaruit bestaat deze procedure? Hebt u er zicht op wanneer dit zou kunnen starten? Kunt u ons daarover informeren? Ik heb vroeger nog vragen aan u gesteld en u hebt daar altijd correct op geantwoord. Ik hoop dat u dat nu ook doet.

 

03.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, in samenwerking met de juridische dienst van de Nationale Loterij zal de dienst Sales zijn sanctieprocedure verzwaren indien bij de volgende mystery shopping vastgesteld wordt dat er aan minderjarigen wordt verkocht. Men zal de sancties moeten toepassen die in het contract tussen de Nationale Loterij en de onlinecentra bepaald zijn. Deze sancties zullen in de nieuwe contracten zwaarder worden en kunnen verhoudingsgewijs gaan tot intrekking van het verkooprecht, met name de opzegging van het contract van een onlinecentrum van de Nationale Loterij bij inbreuk op de reglementering inzake de verkoop aan minderjarigen.

 

Niettemin moet er op gewezen worden dat artikel 1.2, § 4, van het huidige contract bepaalt dat de verkooppunten de reglementen — dus de koninklijke besluiten — moeten naleven. Het koninklijk besluit bepaalt dat de verkoop aan minderjarigen verboden is. Artikel 6.1, 1lid, 4e bepaalt dat een inbreuk op dit verbod gesanctioneerd kan worden met een onmiddellijke beëindiging van de samenwerking. Dit is echter geen automatisme. De uit te werken sanctieprocedure moet, enerzijds, de Nationale Loterij in staat stellen deze problematiek aan te pakken op transparante en objectieve wijze, en anderzijds, de verkooppunten de nodige garantie bieden dat de Nationale Loterij niet de intentie heeft disproportioneel op te treden tegen overtreders.

 

Er moet ook worden opgemerkt dat het nieuwe beheerscontract dat op dit moment binnen de regering besproken wordt, zal bepalen dat de nieuwe contracten tussen de Nationale Loterij en het verkoopnetwerk uitvoerig zullen beschrijven via welke procedures de onlinecentra de leeftijd van de speler kunnen controleren als daar twijfel over bestaat. Als hij of zij zijn leeftijd niet wil aantonen, zal de verkoop op contractuele basis niet kunnen plaatsvinden. De sanctieprocedure is verbonden met de volgende mystery shoppingactie van de Nationale Loterij, die in de loop van dit jaar zal plaatsvinden. Ik heb dit al vermeld in de commissie.

 

Na die actie komt er misschien een nieuwe, gedetailleerde procedure. Er is al een procedure. Het verbod en de mogelijke sancties staan in de koninklijke besluiten.

 

03.04  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik blijf wel een beetje op mijn honger zitten. Ik noteer dat in de nieuwe contracten van de Nationale Loterij met de verkooppunten, in een verzwaring van de sanctieregeling wordt voorzien. Ik stel voor om ook de bestaande contracten in die zin zo snel mogelijk aan te passen.

 

Ik noteer ook uw gevoeligheid voor het feit dat men de winkels in elk geval duidelijk moet maken dat er geen disproportionele sancties zullen worden getroffen waarbij de ene strenger gestraft wordt dan de andere. Kortom, u streeft ernaar zulke overtredingen op een gelijkmatige manier te bestraffen.

 

Wij zullen dit in elk geval opvolgen. Het blijft allemaal wat vaag, heb ik de indruk. Ik kijk uit naar de sancties zelf. Ik hoor u zeggen dat men in extremis kan gaan tot het sluiten van het verkooppunt, of tot het intrekken van de vergunning. Ik blijf bij mijn vraag: wat verstaat men onder “herhaalde verkoop aan minderjarigen”? Ik hoop dat dit allemaal zeer goed gespecificeerd zal worden.

 

03.05  Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de minister, ik kan mij alleen maar aansluiten bij wat mijn collega zegt. Ik zal het verder opvolgen en ik ben ervan overtuigd dat u dat zelf ook zult doen.

 

Het zal toch in de winkels zichtbaar moeten zijn dat dit verboden is. Ik merk zelf dat dit in de meeste winkels niet het geval is. Misschien kunt u de opdracht geven om, in de winkels waar die producten worden verkocht, in het groot uit te hangen dat het voor minderjarigen verboden is. Dat zou al heel veel zijn. Ik merk namelijk dat het in de helft van de winkels waar ik ben geweest, niet uithangt. Ik denk wel dat u dat in overweging zult nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "een verplichte brandverzekering" (nr. 20037)

04 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "une assurance incendie obligatoire" (n° 20037)

 

04.01  Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wij vernemen dat u een voorontwerp klaar hebt om te komen tot een verplichting van de brandverzekering. Daarvan is reeds lang sprake. Het zou nu heel snel op de Ministerraad komen en dus later ter stemming worden voorgelegd aan de Kamer.

 

Als we afgaan op de uitleg, die wij hier en daar lezen, dan vernemen we dat de enige bedoeling van de verplichting van de brandverzekering erin bestaat een soort rampenfonds op te richten, waarin de verzekeringen geld storten om de slachtoffers van branden te vergoeden die niet verzekerd zijn, een soort motorwaarborgfonds, maar dan voor brandverzekeringen.

 

Mijnheer de minister, bevestigt u de persberichten op het vlak van doelstelling en timing, binnen een paar weken dus, binnen een paar maanden ten laatste?

 

Zal de brandverzekering duurder worden? Als het de bedoeling is dat een soort rampenfonds wordt opgericht met de brandverzekeringen, dan is het sowieso duidelijk dat de verzekerden een stukje bijpremie zullen moeten betalen om in dat rampenfonds te storten. Of op welke andere manier ziet u een bijdrage aan het rampenfonds gebeuren?

 

Een verplichte brandverzekering doet bij mij de vraag rijzen naar de controle ervan. Mijnheer de minister, op welke manier denkt u de controle te kunnen organiseren? Zal dat met een sticker gebeuren die men moet opkleven? Zal er een controlebestand worden bijgehouden? Zal de wijkagent misschien ter plaatse komen? Wordt er een attest afgeleverd? Hoe zal men klanten controleren die hun premie maandelijks betalen? Wordt er dan een maandelijks attest afgeleverd? Of wordt dat jaarlijks geregeld?

 

Zeer belangrijk als men dit verplicht maakt is te kijken naar de sanctie. Hoe zal men sanctioneren? Een auto kan men bijvoorbeeld in beslag nemen. Als er geen autoverzekering is en er gebeurt iets, kan men die auto in beslag nemen. Een woning in beslag nemen is wat moeilijker. Een boete zal volgens mij ook niet veel helpen, want iemand die zijn brandverzekering niet betaalt, is over het algemeen iemand die het niet erg breed heeft. Hoe zult u het innen van sanctie organiseren?

 

Ik heb dan nog een vraag over de bedrijfsgebouwen, het onderscheid tussen bedrijfsgebouwen en industriële gebouwen. Bedrijfsgebouwen zouden wel onderworpen zijn aan die verplichte brandverzekering, lees ik, industriële gebouwen zouden dat niet zijn. Waar ligt het onderscheid tussen beide? Waarom wil men het niet verplichten voor industriële gebouwen?

 

Heeft men momenteel, maar dat mag u gerust schriftelijk doen, zicht op het aantal niet-verzekerde gebouwen in het Vlaamse Gewest, in het Waals Gewest en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?

 

04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, ik heb een tekst klaar voor de Ministerraad van vrijdag. U moet nog maar enkele dagen wachten.

 

Deze verzekering zal worden ingepast in het al bestaande reglementaire kader. Een eventueel fonds zal worden gefinancierd via de premies die door de familiale BA-verzekering en de brandverzekering eenvoudige risico’s worden gegenereerd. De verspreiding van genoemde verzekeringen maakt dat een a prioricontrole in verhouding tot het resultaat duur zal uitvallen, maar we moeten een controle organiseren. De financiële risico’s die de bevolking loopt door dergelijke verzekering niet te onderschrijven, hebben tot gevolg dat deze polissen massaal verspreid zijn. Er is wel een verbintenis om alle huurcontracten te registreren en daarmee zullen wij een indicatie hebben.

 

Er wordt voorzien in strafrechtelijke sancties naar analogie van wat in andere verzekeringswetten bestaat. Als de aansprakelijkheden eenmaal zijn vastgesteld, zal het fonds dat als verzekeraar handelt zich tegen de aansprakelijke personen keren, of ze nu verzekerd zijn of niet. De uitgewerkte tekst betreft alleen de eenvoudige risico’s. Over de andere risico’s hebben we overleg met het kabinet Justitie gestart en ik wil zo spoedig mogelijk een oplossing voorstellen, zoals ik eeds in de In plenaire vergadering heb ik gezegd, vóór de zomer. Naar schatting zou meer dan 90 % van de eigenaars van eenvoudige risico’s een brandverzekering hebben aangegaan. Ik beschik niet over een opsplitsing per Gewest, per stad, gemeente of straat.

 

04.03  Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. België is niet meteen het land dat overloopt van cijfergegevens. Ik neem er nota van dat u niet op alle vragen kunt antwoorden. Ik wacht uw wetsontwerp af om te zien wat daar concreet in staat en dan komen we zeker op deze zaak nog terug.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de betaling in natura van successierechten door afgifte van kunstwerken" (nr. 20085)

05 Question de M. Servais Verherstraeten au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le paiement de droits de succession en nature au moyen d'oeuvres d'art" (n° 20085)

 

05.01  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de minister, met de wet van 1 augustus 1985 werd in de mogelijkheid voorzien om een deel van de successierechten te betalen door middel van inbetalinggeving van kunstwerken. Met dat systeem kan de federale staat eigenaar worden van de kunstwerken, maar door de bijzondere wet van 16 januari 1989 moet die op zijn beurt aan het Vlaamse Gewest het bedrag van de successierechten betalen dat met de schatting van de werken overeenstemt.

 

In juni 2001 kwam er een wetswijziging, die het mogelijk heeft gemaakt dat het systeem echt ingang kon vinden. Sinds de programmawet van 11 juli 2005 is het ook mogelijk om de betaling aan de Gewesten in natura te voldoen. Ik meen dat het een ideaal systeem is om bepaalde kunstpatrimonia in ons land te houden. Er zijn enkele voorbeelden daarvan. Een bekend voorbeeld daarvan dateert van een paar jaar geleden. Op dit ogenblik circuleren in de kunstwereld voorstellen om te bekijken of het systeem nog op een of andere manier uitgebreid zou kunnen worden.

 

Mijnheer de minister, kunt u een overzicht geven van de kunstwerken en erfenissen waarvoor, sinds de wetswijziging van 21 juni 2001, van de toepassing van artikel 83.3 van de wet op de successierechten gebruik werd gemaakt? Als dat overzicht te lang is, dan zou ik al blij zijn als u mij eventueel schriftelijk de lijst kunt bezorgen.

 

Kunnen er mogelijkheden in overweging worden genomen om op een andere wijze dan met de overdracht van de volle eigendom, met andere zakelijke rechten, zoals het langdurig vruchtgebruik, eventueel aan de successierechten te voldoen, om maximaal mogelijk te maken dat kunstwerken hier blijven?

 

05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Verherstraeten, ik heb een overzicht van de kunstwerken en erfenissen waarvoor, sinds de wetswijziging van 21 juni 2001, toepassing werd gemaakt van artikel 83.3 van het Wetboek der Successierechten.

 

Er zijn zeven gevallen – ik zal u een tabel daarvan geven – waarvan er drie werden aanvaard, een per Gewest. In het Vlaams Gewest betreft het een aanvraag van 14 januari 2005 voor een verzameling van pre-Columbiaanse kunst ten bedrage 8 114 550 euro. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gaat het over een aanvraag van 31 mei 2005, voor een verzameling art nouveau ten bedrage van 21 673 500 euro. Voor het Waals Gewest betreft het een aanvraag van 23 februari 2007 voor een onderdeel van een retabel ten bedrage van 20 000 euro. Ik heb voor u ook de vier andere aanvragen, met de consequentie ervan.

 

Aangezien de Gewesten de budgettaire lasten van de inbetalinggeving door vestiging van een vruchtgebruik op de erfgoederen zullen moeten dragen, komt het mij voor dat die vraag in de eerste plaats aan de Gewesten moet worden gesteld. Als de Gewesten positief daartegenover staan, dan lijkt het mij evident dat de federale wetgever, die nog altijd bevoegd is voor de procedureregels in het Wetboek der Successierechten, bereid zal zijn om naast het bestaande stelsel van de inbetalinggeving in eigenlijke zin een regeling in te voeren voor de inbetalinggeving door vestiging van een vruchtgebruik op de erfgoederen.

 

Als een gewest daar negatief tegenover staat, heeft de invoering van een dergelijke regeling uiteraard geen enkele zin. Ik zal de collega’s van de Gewesten misschien een brief sturen om ter zake een antwoord te krijgen. Als het antwoord positief is, kunnen wij misschien verder gaan in de commissie.

 

05.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Ik dank de minister voor zijn antwoord. De suggestie die hij mij doet, zal ik zeker opvolgen, want ze lijkt mij zeer zinvol.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de cijfers van het Kredietobservatorium van de Nationale Bank van België en Febelfin" (nr. 20120)

06 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les chiffres de l'Observatoire du crédit de la Banque nationale de Belgique et de Febelfin" (n° 20120)

 

06.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het verleden heb ik al een aantal vragen gesteld over de kredietverlening van de banken aan de kmo’s, maar ook aan het bedrijfsleven in het algemeen. Vandaag is het economische klimaat nog altijd van die orde dat er veel ongerustheid is en dat er nog steeds een zekere verstarring speelt op het vlak van ondernemen. Daarbij speelt een flexibele kredietverstrekking toch een cruciale rol.

 

In het kader daarvan verscheen op 2 maart het bericht in De Standaard dat de Nationale Bank vaststelt dat de kredietverlening in de tweede helft van 2009 met ruim 10 miljard zou zijn geslonken en zo de kaap van 100 miljard euro net niet afrondde. De Belgische banken daarentegen betwisten die cijfers. Febelfin beweert dat de kredieten wel in stijgende lijn gaan. Ik denk dat het zeer belangrijk is geen diffuse signalen te geven aan de bedrijfswereld, maar hetzij hen gerust te stellen, hetzij met correcte cijfers naar buiten te treden.

 

Welke cijfers zijn volgens u de juiste? Welke tendens stelt u vast? En in bredere zin, welke middelen kunt en wilt u nog met de regering in 2010 inzetten om een vlottere kredietverlening aan onze bedrijven te garanderen?

 

06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Luykx, ik geef eerst de commentaar van de Nationale Bank van België. Uit de gegevens van de laatste maandelijkse bijwerking van het Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen op 9 februari 2010 kan inderdaad worden vastgesteld dat in het tweede semester van 2009 de uitstaande kredieten van de Belgische banken aan de Belgische bedrijven met zo’n 10 miljard euro zijn afgenomen.

 

Die gegevens werden weliswaar beïnvloed door effectiseringstransacties uitgevoerd door de banksector in december 2009, waarvan de precieze omvang weliswaar nog niet is gekend maar die in elk geval onvoldoende zou zijn om de globale daling in het tweede semester in vraag te stellen. Nochtans is het mogelijk dat de correctie voor de effectiseringsverrichtingen zou leiden tot een al dan niet tijdelijke onderbreking in de dalende trend in de bancaire kredietverlening op maandbasis, die sinds midden 2007 wordt opgetekend.

 

De laatste resultaten van de enquête van het eurosysteem, die een bescheiden herneming van de kredietvraag van de Belgische ondernemingen met een neutraal kredietbeleid van de banken in het perspectief stellen, zouden hiermee kunnen worden bevestigd.

 

Ik beschik ook over een aantal elementen van Febelfin, want ik heb naar hun cijfers gevraagd. Bij het uitbreken van de crisis, in september 2008, had de Belgische banksector 104,7 miljard euro kredieten aan Belgische ondernemingen uitstaan. Dat bedrag klom naar een piek van 110,1 miljard euro in juni 2009. Het is wel zo dat het kredietvolume sinds het hoogtepunt in juni 2009 stilaan afbrokkelt. De voornaamste reden is de afname van de vraag bij de ondernemingen zelf. De totaal opgenomen kredietomloop aan de Belgische niet-financiële vennootschappen, zoals afgeleid uit de reglementaire boekhoudschema’s van de banken, kwam eind december 2009 uit op 99,5 miljard euro. Dat was een daling met 4,8 miljard euro tegenover november en een vermindering over een jaar met 6,9 miljard euro of 6,2 %.

 

Zoals werd vermeld in De Tijd en L’Echo van 11 februari is deze daling van 7,7 miljard euro waarschijnlijk te wijten aan de boekhoudkundige weerslag van de effectisering, zoals gezegd door de Nationale Bank, van krediet aan kmo’s door BNP Paribas Fortis. De cijfers stemmen dus niet overeen met de onderliggende economische realiteit. De effectisering heeft geen negatieve implicaties voor de kredietverlening aan ondernemingen. Met de gecreëerde titels van BNP Paribas Fortis werd een financiering bij de NBB ECB bekomen, waardoor de liquiditeits- en fundingpositie van de bank verbetert. Dat kan positief zijn voor de kredietverleningscapaciteit van de bank en dus ook voor kredietverlening aan ondernemingen.

 

Voor lacunes in de boekhoudgegevens, die ingevolge de effectiseringsoperaties zijn ontstaan, werkt de NBB een algemene statistische oplossing uit. Daarbij zal zij gebruik maken van de resultaten van een nieuwe ECB-rapportering die vanaf januari 2010 van start is gegaan en die precies betrekking heeft op het in kaart brengen van effectiseringsverrichtingen.

 

De gegevens van de Centrale voor Krediet aan Ondernemingen, CKO, op basis waarvan onder andere de kredietcijfers van de diverse categorieën van ondernemingen worden aangemaakt, zijn niet boekhoudkundig. Het gaat om een statistische rapportering door de banken en effectiseringsoperaties hebben daar geen invloed op. Het kredietvolume, berekend op basis van die gegevens, is evenwel minder volledig. Onder meer de kredieten beneden 25 000 euro worden niet geregistreerd in de CKO.

 

Niettemin geven de gegevens opgenomen in de CKO een goede indicatie van de economische evolutie in december jongstleden. De totaal opgenomen kredietomloop aan niet-financiële ondernemingen volgens de gegevens uit de CKO bedroeg in december 2009 nog 102,4 miljard euro tegenover 102,9 miljard euro in november. De volumevermindering blijft hier heel beperkt tot circa 0,5 miljard euro. Voor een jaar stond het kredietvolume volgens deze bron 2,8 % lager. In de veronderstelling dat een gelijkaardige daling zich zou hebben voorgedaan in de boekhoudrapportering, zou het totale kredietvolume daar in december 2009 op 103,7 miljard euro hebben gestaan, waardoor de vermindering voor een jaar op 2,6 % zou zijn uitgekomen.

 

In het kader van de engagementen die hij in september 2009 heeft genomen, richtte de banksector een platform “financiering aan ondernemingen” op voor overleg over de financiering van bedrijven in ruime zin. Het platform staat onder het onafhankelijke voorzitterschap van de heer Eric Dom, stichter van het beursgenoteerde Parc Paradisio en voormalig voorzitter van de UWE, de Union Wallonne des Entreprises. Het zal bestaan uit vertegenwoordigers van de bedrijfswereld, de banksector en relevante sectorfederaties zoals het VBO, VOKA, UWE, UCM, BECI, NSZ, Agoria, Essentia. Ook academici en vooraanstaande economisten zullen een rol spelen binnen het platform. Het platform komt op 25 maart voor de eerste keer samen. Tijdens deze dialoog met de private stakeholders zullen de elementen die een vlotte kredietverlening aan de ondernemingen in de weg staan, aan bod komen. Indien bij het zoeken naar oplossingen daarvoor de overheid faciliterend kan tussenkomen, staan we daar zeker voor open. We wachten dus op de eerste reactie van dit nieuwe platform.

 

06.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw gedetailleerd antwoord. Ik heb inderdaad sommige gegevens al terug kunnen lezen, onder andere in De Tijd, met betrekking tot het platform dat werd opgericht.

 

Het is zeer belangrijk om de kredieten die ter beschikking staan van de bedrijven, te screenen. Men kan erover discussiëren of er een toename of afname is van kredieten vanwege de banken, maar in de aanwending van de kredieten op zich zitten ook bepaalde spanningen. Een bedrijf dat met gelijke kredieten dezelfde activiteiten moet doen, kan een bijkomende behoefte krijgen op het moment dat een leverancierskrediet vanwege ongerustheid of vrees inkrimpt. Ik denk dat dan een aantal investeringen inderdaad wordt uitgesteld, maar tegelijkertijd zal ook bij een gelijke hoeveelheid aan kredietverstrekking de spanning of het tekort aan krediet binnen het bedrijf toenemen. We zouden hier absoluut een manifeste stijging moeten zien om tegemoet te komen aan de problemen, vooral bij kmo’s die kampen met kredieten op korte termijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Katia della Faille de Leverghem aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de familiale verzekering" (nr. 20131)

07 Question de Mme Katia della Faille de Leverghem au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'assurance familiale" (n° 20131)

 

07.01  Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het recente voorval te Schepdaal, waar een zevenjarig meisje ernstig gewond werd nadat ze werd aangevallen door een rottweiler, toont eens te meer het belang aan van een goede opvoeding van de hond. In ons landt biedt de Koninklijke Kynologische Unie Sint-Hubertus een test sociaal gedrag aan voor honden van negen maanden. Deze test beoogt vooral na te gaan of de hond zich sociaal gedraagt ten aanzien van mensen, maar ook ten opzichte van andere dieren, en of hij zich normaal gedraagt in het verkeer.

 

In het Verenigd Koninkrijk stelt de regering voor toekomstige hondeneigenaars een bekwaamheidstest te doen afleggen. Een andere interessante maatregel die het Verenigd Koninkrijk voorstelt, is het verplicht sluiten van een verzekering voor het geval een huisdier iemand bijt of aanvalt.

 

Graag verneem ik van u, mijnheer de vice-eerste minister, wat uw mening is over het verplicht maken van een familiale verzekering voor eigenaars van huisdieren?

 

07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw della Faille, uit oudere studies blijkt dat het merendeel van de schade die door de familiale BA-verzekering wordt vergoed, schade is die veroorzaakt wordt door kinderen, door het gebruik van de fiets en door honden.

 

Het is bijgevolg niet verantwoord er een hond op na te houden zonder dat de aansprakelijkheid waartoe het dier aanleiding kan geven, gedekt is door een verzekering. De familiale verzekering is al zo verspreid onder de bevolking dat het opleggen van een verplichting nauwelijks de graad van verzekerbaarheid zal verhogen.

 

Bovendien is het instellen van een controleregeling niet evident. Het is niet de bedoeling de democratische prijzen van deze verzekering door een duur controlemechanisme de hoogte in te jagen.

 

Of een dergelijke verzekering verplicht moet worden voor hondeneigenaars is een vraag die een grondiger onderzoek verdient. Ik heb niets tegen zo’n onderzoek of tegen de bespreking ervan in het Parlement. Toch vind ik dat men de meer fundamentele vraag over het houden van bepaalde hondenrassen of over de verantwoordelijkheid van de baasjes niet mag omzeilen. Een verzekering zal een beet of een wonde nooit verhinderen.

 

U weet dat er verschillende besprekingen aan de gang zijn over bepaalde hondenrassen. Een mogelijke denkpiste is dat men een verplichting zou invoeren, maar alleen voor enkele hondencategorieën die een groot gevaar inhouden.

 

07.03  Katia della Faille de Leverghem (Open Vld): Mijnheer de minister, het is heel moeilijk honden te categoriseren. Ik weet niet of dat haalbaar is.

 

Ik onthoud vooral dat u vindt dat een verplichte familiale verzekering voor hondeneigenaars een onderzoek waard is. Ik hoop dat u dat onderzoek zult voeren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les abus en matière d'intérêts notionnels" (n° 20146)

- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les abus en matière d'intérêts notionnels" (n° 20156)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les enquêtes de l'ISI concernant le recours abusif aux intérêts notionnels" (n° 20248)

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de misbruiken inzake de notionele interestaftrek" (nr. 20146)

- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de misbruiken van de notionele interestaftrek" (nr. 20156)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de onderzoeken van de BBI naar misbruiken met de notionele interestaftrek" (nr. 20248)

 

Le président: Je rappelle à nos trois honorables collègues que nous sommes dans une discussion où l'on pose des questions, et pas des interpellations.

 

08.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je poserai donc des questions qui sont interpellantes.

 

Monsieur le ministre des Finances, nous avons appris que l'ISI menait plusieurs dizaines d'enquêtes relatives à d'éventuelles utilisations abusives d'intérêts notionnels. Vous avez fait le point jeudi dernier en séance plénière avec Mme Arena. Nous lisons aujourd'hui dans De Tijd, qui est décidément bien informé, que la justice – en l'occurrence, le Service central pour la lutte contre la délinquance économique et financière – enquêtait quant à l'utilisation abusive des intérêts notionnels par certaines sociétés. On parle de proportions excessives, d'augmentation artificielle des fonds propres, à quoi s'ajoute parfois la présence dans des paradis fiscaux au moyen d'hommes de paille.

 

Le moment est évidemment important, puisque nous commençons à voir les premiers effets de la mesure. On parle de dossiers pilotes. Il est essentiel de construire une jurisprudence solide pour éviter que, comme dans les dossiers des sociétés de liquidités, la justice ne puisse remplir sa mission, ce qui entraînerait de lourdes pertes pour l'État.

 

J'en arrive à mes questions. Vous avez évoqué les régularisations qui avaient déjà eu lieu et les enquêtes en cours. Comment est organisé l'ISI en ce domaine? Un screening systématique a-t-il été mis en place pour contrôler certaines entreprises qui ont été créées a posteriori, sont dépourvues de personnel, détiennent une proportion importante de fonds propres et sont présentes dans les paradis fiscaux? Sur la base des premiers éléments de fraude – que vous aviez demandé que l'on vous produise pour vous prouver que le système comportait certains défauts –, ne conviendrait-il pas de resserrer le mécanisme des intérêts notionnels?

 

Je vous ai déjà entendu à ce propos, mais c'est toujours avec plaisir que j'en débats avec vous.

 

08.02  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik zal bijzonder kort zijn. We hebben gisteren van de heer Philipsen al een uitvoerige stand van zaken gekregen over de inspanningen die zij op dat vlak leveren. Gisteren is in de hoorzitting ook duidelijk naar voren gekomen dat het een zeer goede maatregel is, die vruchten afwerpt voor onze economische groei en economische mogelijkheden. Er zijn uiteraard altijd slechte leerlingen die een goede maatregel slecht gebruiken.

 

De vraag is welke constructies worden opgezet. Heeft men kennis van de manier waarop het oneigenlijk gebruik wordt georganiseerd van een zeer goede maatregel, de notionele intrestaftrek?

 

De voorzitter: Mijnheer Van der Maelen, mag ik u vragen om ook bondig te zijn? Het gaat om vragen, niet om interpellaties.

 

08.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zal mij, zoals gisteren, niet laten verleiden tot een debat over de notionele intrestaftrek. U hebt gezegd dat we daarvoor later de gelegenheid krijgen.

 

Mijn collega’s hebben al vragen gesteld. Ik zou drie zaken willen weten, maar eerst wil ik toch iets zeggen. In oktober 2007 heb ik gezegd dat ik signalen had opgevangen over misbruiken met betrekking tot de notionele intrestaftrek. Ik ben bijna gelyncht geweest. Het woord “misbruik” was totaal misplaatst volgens de minister. Vandaag – politiek niet onbelangrijk – stellen we vast dat er effectief misbruiken zijn en dat er dus minstens twee jaar tijd verloren is gegaan.

 

Mijnheer de minister, wij hebben in de opvolgingscommissie “Fiscale Fraude” een rapport gekregen van het Rekenhof. Het Rekenhof heeft in maart en november 2009, samen met de AOIF, twee onderzoeken gestart. Het eerste onderzoek ging, eenvoudig uitgedrukt, over rekenfouten. Het tweede onderzoek was een onderzoek waarbij men vijf sectoren had geselecteerd. Op basis van die vijf sectoren werden, als ik het goed heb begrepen, 17 dossiers naar de BBI gestuurd.

 

Ten eerste, hebt u de bedoeling ook buiten die vijf sectoren na te gaan of er misbruikmechanismen zijn?

 

Ten tweede, ik moet geen identiteit hebben, maar kunt u ons zeggen over welke technieken en vormen van misbruik het gaat?

 

Ten slotte, ook de AOIF heeft onderzoeken uitgevoerd. Zijn er daaromtrent regularisaties? Wij hebben gehoord dat er regularisaties zijn met de Bijzondere Belastingsinspectie. Zijn er echter ook regularisaties met de dossiers die voort behandeld zijn geweest door de AOIF?

 

08.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, op grond van het uitgewerkt risicomechanisme door de taskforce aftrek risicokapitaal werd een selectie gemaakt van 35 dossiers die in aanmerking kwamen voor de controle op het vlak van de notionele intrestaftrek. Zes dossiers werd behandeld door de entiteit fraudebestrijding, en 29 dossiers werden behandeld door de operationele dienst van de entiteit fiscaliteit.

 

Met betrekking tot de dossiers behandeld door de entiteit fiscaliteit, werd voor acht dossiers een verhoging van de belastbare basis doorgevoerd, die echter niet het gevolg is van een rechtzetting op het vlak van de aftrek voor risicokapitaal. Drie dossiers maken momenteel nog het voorwerp uit van een onderzoek door de betrokken operationele dienst.

 

Er dient te worden opgemerkt dat in maart 2009 door de entiteit fiscaliteit een project werd geïmplementeerd waarbij 3 073 dossiers werden geselecteerd op grond van specifieke procedures om potentiële rekenfouten op het vlak van de notionele intrest te regulariseren.

 

La méthode utilisée reposait sur un traitement automatique des données déclarées et bilantaires. Un montant théorique de déduction pour capital à risque a été calculé sur base des données disponibles pour l'exercice d'imposition 2007.

 

Ce montant théorique a ensuite été comparé avec le montant total déduit par la société dans sa déclaration à l'impôt des sociétés pour l'exercice d'imposition 2007 au code relatif à la déduction pour capital à risque (codes 092 et 093).

 

À la date du 16 février 2010, 91,34 %, c'est-à-dire 2 807 dossiers, ont été traités. L'augmentation totale de la base imposable qui en résulte est de 59 068 459,96 euros, dont 38 358 355,26 euros concernent effectivement la déduction pour capital à risque. Je rappelle simplement que dès l'introduction de cette mesure, j'ai annoncé que nous allions lutter contre toute fraude, comme pour n'importe quel autre impôt. Je voudrais dès lors féliciter les services de l'ISI, comme les autres, et, puisque j'en prends connaissance par la presse, les autorités judiciaires, semble-t-il, de s'atteler à la lutte contre la fraude sur base de faits, de contrôles réalisés au départ des déclarations déposées.

 

Pour le reste, je ne pense pas qu'il faille convaincre cette commission qu'il existe de la fraude sur presque tous les impôts en vigueur en Belgique. S'il faut en tirer la conclusion qu'il convient de tous les supprimer, je ne pense pas que cela soit la solution la plus efficace!

 

08.05  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, ce n'est, en tout cas, évidemment pas mon propos.

 

Mon propos n'était pas de dire que parce qu'il y avait de la fraude, il fallait supprimer l'impôt mais bien de constater, et je pense que cela reste sous-évalué, que de nouvelles mesures de déductibilité pouvaient justement augmenter la fraude et qu'il était de la responsabilité des services compétents d'identifier quels sont les mécanismes de fraude et de les combattre. Ils ont déjà fait une partie du travail mais j'ai l'impression qu'il y a encore beaucoup à faire.

 

Si j'ai bien compris votre explication, il s'agit d'erreurs comptables et il faut donc screener l'ensemble des déclarations.

 

Ma question visait les mécanismes qui sont effectivement frauduleux. Je reste persuadé qu'un screening systématique de déclarations de sociétés nouvellement créées, sans personnel ou presque, avec une présence importante de fonds propres, une présence dans des paradis fiscaux pourrait être intéressant. Nous sommes au début du mécanisme et il faut construire une certaine jurisprudence en la matière.

 

08.06  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de minister, bedankt. Een pluim voor de FOD Financiën.

 

08.07  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, eerst werd er straal ontkend dat er misbruiken waren. Nu er misbruiken vastgesteld zijn, stelt de minister – ik heb dat nog door niemand horen beweren, zeker niet door mij – dat het vaststellen van misbruiken leidt tot de conclusie dat men de maatregel moet afschaffen. Dat heb ik nog nooit gezegd. Voor de zoveelste keer zeg ik dat mijn pleidooien sinds 2007 niet gericht waren op afschaffing maar op het aanpakken van de misbruiken.

 

Ten tweede, ik hoop dat men de BBI niet aan het werk zet voor dossiers waar rekenfouten in zitten. Ik geloof dat niet. Volgens mij is er meer aan de hand. Als de BBI dossiers bekijkt, dan is er iets anders aan de hand dan rekenfouten. Dat wil zeggen dat men heeft vastgesteld dat er bepaalde constructies worden gebruikt waarvan de FOD Financiën of de taskforce zelf van oordeel is dat er meer aan de hand is dan een rekenfout en dat er dus misbruiken zijn. Het gerecht zal zich trouwens zeker niet bezighouden met rekenfouten. Het feit dat het gerecht hiermee bezig is, zegt veel.

 

Laat mij ook iets positiefs zeggen. Ik vind het al heel goed dat men voor dit soort mechanismen niet zoals voor de kasgeldfondsen vijf of zes jaar wacht om een proces op te starten. Dit is dus al iets goeds maar het bewijst dat er meer aan de hand is.

 

Een laatste punt. Ik heb van de minister geen antwoord gekregen op de vraag of men de taskforce ook aan het werk gaat zetten in andere sectoren dan die vijf die al onderzocht zijn. Iedereen in deze commissie kent de creativiteit en inventiviteit van die fiscale consultants. Ik vrees dat als men het onderzoek beperkt tot vijf sectoren men misschien een of twee types van constructies zal vinden terwijl het zeker niet uitgesloten is dat er in andere sectoren andere technieken en andere constructies gebruikt worden.

 

Ik zou de minister willen vragen om zijn taskforce aan het werk te zetten in de financiële sector en na te gaan welke constructies daar opgezet worden. Iedereen in deze commissie heeft de voorbije jaren gezien welke hocus pocus er in die sector soms gespeeld wordt. Het is dus meer dan nodig en nuttig dat de taskforce daar ook eens naar kijkt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le développement des questions et interpellations se termine à 11.37 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 11.37 uur.