Commissie voor de Financiën en de Begroting

Commission des Finances et du Budget

 

van

 

woensdag 24 februari 2010

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 24 février 2010

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer Flor Van Noppen.

La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. Flor Van Noppen.

 

01 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "het fiscaal voordeel voor investeringen in energiebesparende maatregelen" (nr. 19054)

01 Question de M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "l'avantage fiscal octroyé lors d'investissements dans des mesures d'économie d'énergie" (n° 19054)

 

01.01  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, de economische herstelwet heeft een aantal mensen aangezet om investeringen in hernieuwbare energie uit te voeren. Nu deze mensen een beroep willen doen op de voorwaarden zoals ze in de herstelwet staan beschreven, blijkt dat ze niet worden toegepast op de manier waarop ze oorspronkelijk waren bedoeld.

 

Concreet gaat het over het fiscaal voordeel dat men kan genieten bij de investering in energiebesparende maatregelen. Dit houdt in dat indien de werken ten minste vijf jaar na het betrekken van de woning zijn uitgevoerd en indien het bedrag een belastingsvermindering van 40 % of de drempel van 2 770 of 3 600 euro overschrijdt, men het overschot mag overdragen naar de drie volgende belastbare jaren.

 

Bij de belastingsdienst krijgen de mensen die van deze maatregel willen gebruikmaken te horen dat het bedrag van 3 600 euro voor het eerste jaar niet alleen het maximum maar ook het minimum bedrag is. Dit wil zeggen dat zij van het totale bedrag aan belastingaftrek, 40 % van de factuur, sowieso 3 600 euro in het eerste jaar moeten aftrekken, zelfs indien de belastingplichtige in het eerste jaar geen 3 600 euro belastingen betaalt.

 

Bent u zich bewust van deze praktijk? Bent u het met mij eens dat zulks niet correct is?

 

Bent u ermee bezig om deze situatie recht te zetten? Zo ja, op welke manier? Hoever staat u daarmee? Zo neen, wanneer kunnen wij van u een initiatief verwachten?

 

Om hoeveel gevallen van verkeerde interpretatie gaat het? Wat gebeurt er met de benadeelde personen?

 

01.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer Van Noppen, uw vraag kreeg mijn volle aandacht. In tegenstelling tot wat u lijkt te veronderstellen, bestaat het vermeende door u aangehaalde probleem niet. De situatie is eenvoudiger dan u vermoedt. Het is immers het ene of het andere. Ofwel is het bedrag dat voor de belastingvermindering in aanmerking wordt genomen, lager dan het maximum. Dan is er uiteraard geen overdracht naar het volgende jaar. Ofwel overschrijdt het bedrag voor de belastingvermindering het toegestane grensbedrag voor dat jaar. Dan kan de overdrachtregeling op dat saldo worden toegepast. Het saldo wordt begrensd voor het volgende fiscale boekjaar, enzovoort, tot ten hoogste drie opeenvolgende overdrachten.

 

Wat uw tweede en derde vraag betreft, kan ik het volgende antwoorden. Aangezien er inzake de gestelde vragen geen problemen zijn, moet er op dat vlak geen bijzonder initiatief genomen worden.

 

De zaken worden echter ingewikkelder wanneer het om de toerekeningsvolgorde van de verschillende verminderingen gaat. Daarom heb ik na de goedkeuring van de programmawet aangedrongen op een koninklijk besluit tot wijziging van het KB van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 wat betreft de toerekeningsregels voor de belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven. Ik kan u geruststellen dat dit koninklijk besluit op de goede weg is en zeer binnenkort in het Belgisch Staatsblad zal worden gepubliceerd. Het zal kunnen verduidelijken in welke volgorde de belastingverminderingen aangemerkt en geboekt moeten worden.

 

Président: Jean-Jacques Flahaux.

Voorzitter: Jean-Jacques Flahaux.

 

01.03  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, u zegt dat het probleem eigenlijk niet aan de orde is. Ik heb hier echter het schrijven bij van de heer Peleman van Voka. Daarin stelt hij dat er bijvoorbeeld mensen zijn die 3 000 euro belastingen betalen over het jaar. Zij doen investeringen waardoor zij recht hebben op meer dan 3 600 euro belastingaftrek. Het eerste jaar moeten zij die 3 600 euro belastingaftrek vragen. Aangezien er 3 000 euro aan belastingen betaald moet worden, verliezen zij 600 euro aan belastingkwijtschelding.

 

Misschien heb ik het slecht uitgelegd? Het tweede jaar is geen enkel probleem meer, maar in het eerste jaar moet het volledig bedrag betaald worden, om vervolgens een belastingaftrek van 3 600 euro te vragen.

 

01.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Dat lijkt niet normaal.

 

01.05  Flor Van Noppen (N-VA): Om die reden zegt Voka dan ook dat de mensen die deze belastingvermindering het meest nodig hebben…

 

01.06 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Kunt u mij een kopie van die brief bezorgen? Ik wil dat eens nakijken.

 

01.07  Flor Van Noppen (N-VA): Goed.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de fiscale benadeling van LPG-wagens" (nr. 19055)

02 Question de M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la pénalisation fiscale des véhicules équipés au LPG" (n° 19055)

 

02.01  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het is geweten dat LPG een aantal voordelen heeft voor het milieu. Zo wordt LPG volledig verbrand in de motor zodat de uitstoot van de door deze brandstof aangedreven wagens en de slijtage van het uitlaatsysteem minimaal is. Ook de levensduur van een motor wordt hierdoor verlengd en er treedt geen motorolieverdunning op zodat deze minder moet worden ververst. LPG verdampt ook onmiddellijk bij ontsnapping en lekken kunnen dus geen grondwaterverontreiniging veroorzaken.

 

De voornaamste bezwaren van LPG waren lange tijd de veiligheid, maar de huidige generatie van LPG-wagens zijn veel veiliger en dikwijls zelfs veiliger dan andere auto’s. Toch worden LPG-wagens nog steeds fiscaal gediscrimineerd. Zo is onder meer de wegenbelasting voor deze wagens opmerkelijk hoger dan deze voor gewone wagens en ook de leasingtarieven voor LPG-wagens blijven uitzonderlijk hoog.

 

Vandaar volgende vragen. Bent u op de hoogte van de nog steeds voortdurende fiscale discriminatie van LPG-wagens? Hoe rijmt u deze discriminatie met een beleid gericht op het beperken van de uitstoot? Bent u van plan deze discriminatie voor LPG-wagens weg te werken?

 

02.02 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Uw vraag over de milieufiscale benadeling van LPG-voertuigen kreeg natuurlijk mijn volle aandacht en biedt mij de mogelijkheid om terug te komen op enkele onjuiste beweringen die vaak in de pers ter sprake komen.

 

Ten eerste, in tegenstelling tot wat het geachte parlementslid lijkt te veronderstellen, genieten LPG-voertuigen in België van een bijzonder voordelige fiscale behandeling en een extreem lage prijs per liter. België heft immers geen accijnzen op deze motorbrandstof, wat een zeer groot voordeel is voor de eigenaars van voertuigen die op LPG rijden. Ik moet er echter op wijzen dat het feit dat op dit type motorbrandstof geen verplichte accijns wordt geheven te wijten is aan het feit dat België daarvoor destijds de toestemming kreeg van de Europese Gemeenschap omdat het al een aanvullende verkeersbelasting heft. Deze aanvullende verkeersbelasting is bijgevolg een andere manier om een op Europees niveau verplichte accijns te heffen. Dit is heel lang geleden nog vóór de wagenfiscaliteit naar de Gewesten werd overgedragen.

 

Ten tweede, hoewel deze voertuigen inderdaad weinig rechtstreeks vervuilende stoffen uitstoten, en zeker minder dan benzine- of dieselvoertuigen, is het verschil inzake externe milieukosten tussen de verschillende motorbrandstoffen vandaag veel kleiner dan vroeger.

 

Daarvoor zijn verschillende redenen. Een eerste reden is dat de benzinevoertuigen en vooral de nieuwe dieselvoertuigen veel properder zijn dan vroeger. Hierbij spelen de Euronormen een zeer grote rol. Sinds de Euro 5-normen zijn roetfilters op dieselmotoren verplicht, waardoor de fijnstofvervuiling door diesel globaal gezien gelijk is aan de vervuiling door benzinemotoren.

 

Een tweede reden is dat de voornaamste externe milieukosten steeds meer het gevolg zijn van de verkeersdrukte en steeds minder van de externe kosten, verbonden met de luchtverontreiniging. Een recent onderzoek door de CEESE-ULB heeft dat onlangs bevestigd. Van de verschillende al dan niet milieuvriendelijke voertuigen zijn de elektrische voertuigen veruit de properste, ver voor LPG. Dan volgen de benzine- en dieselvoertuigen en de hybridevoertuigen.

 

Ten derde, laten wij deze kwestie in de context plaatsen. Ik herinner u eraan dat LPG-voertuigen in België slechts 1 % van de ingeschreven voertuigen vertegenwoordigen. Daarom waren de talrijke milieufiscale maatregelen in het verleden in het kader van het herstelplan en later tijdens het begrotingsconclaaf specifiek gericht op de klassieke benzine- of dieselvoertuigen of op het promoten van de elektrische auto die het minst vervuilend van alle voertuigen is.

 

02.03  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, u moet wel toegeven dat LPG-voertuigen tot de milieuvriendelijkste voertuigen op de markt behoren. Ik vind de gevraagde wegenbelasting nog veel te hoog. In Nederland is het veel goedkoper.

 

02.04 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Op federaal vlak zijn er geen accijnzen. Minder dan niets is onmogelijk. Daarnaast is de verkeersbelasting een gewestelijke materie. Daar kan ik dus niets aan doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 14.29 heures à 17.37 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 14.29 uur tot 17.37 uur.

 

03 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de aangifte in de personenbelasting" (nr. 19137)

03 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la déclaration à l'impôt des personnes physiques" (n° 19137)

 

03.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, op schriftelijke vraag nr. 678 betreffende de aangifte van de personenbelasting en het wegvallen van de verplichting om bijlagen bij de aangifte te voegen, heeft de minister mij een onvolledig antwoord gegeven. Op mijn vraag of de minister bereid is de maatregel te evalueren, bijvoorbeeld op basis van een steekproef, heb ik in het geschreven antwoord geen antwoord gekregen. Op mijn tweede vraag, of de minister het met mij eens is dat het voor energiebesparende investeringen en fiscaal aftrekbare veiligheidsinvesteringen door particulieren wenselijk is dat alle aannemers die zulke werken verrichten de nodige gegevens op geautomatiseerde wijze aan de fiscus zouden bezorgen, heb ik evenmin een antwoord gekregen. De minister wist alleen te vertellen dat de geautomatiseerde aanlevering dient bekeken te worden in de bredere context van de lopende automatiseringsprojecten binnen de administratie.

 

Ik heb mij voorgenomen om alle schriftelijke vragen waarop ik geen volledig antwoord krijg, opnieuw mondeling te stellen. Dat doe ik nu, mijnheer de minister.

 

03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, aangaande de door u bedoelde maatregelen heeft er wel degelijk een evaluatie plaatsgevonden. Intern werden aan de betrokken taxatieambtenaren richtlijnen gegeven die bij de verificatie van de aangifte in de personenbelasting dienen te worden gehanteerd.

 

Wat de aangifte in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2010 betreft, zal in de toelichting bij de aangifte bij de bespreking van de diverse rubrieken duidelijk aangegeven worden voor welke stukken het volstaat dat de belastingplichtige de bijlage ter beschikking houdt van de administratie en voor welke stukken het aangewezen is dat ze bij de aangifte worden gevoegd, omdat dat laatste zowel voor de belastingplichtige als voor de fiscale administratie efficiënter is.

 

Wat de geautomatiseerde aanlevering van gegevens door de aannemers inzake energiebesparende maatregelen en fiscaal aftrekbare veiligheidsinvesteringen betreft, is het antwoord op parlementaire vraag nummer 45 – ik denk wel dat die een nieuw nummer heeft gekregen door een nieuwe nummering – nog steeds van toepassing.

 

Bijkomend kan ik nog meedelen dat ter verantwoording van de uitgaven die recht geven op voormelde belastingvermindering naast de uitgereikte facturen, origineel of voor eensluidend verklaarde fotokopie van de geregistreerde aannemers, ook nog andere verantwoordingsstukken worden gevraagd, onder andere de betalingsbewijzen van de op die factuur voorkomende bedragen.

 

De beoogde geautomatiseerde aanlevering van gegevens door de aannemers zou dus slechts een deel van het probleem oplossen. Wij zullen dus verdergaan met de verschillende mogelijke mechanismen.

 

03.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): De minister stelt dat de administratie richtlijnen heeft gekregen. Ik verneem van de verschillende ambtenaren die zulke richtlijnen krijgen, en die dus de procedure van de vraag om inlichtingen op de belastingplichtigen moeten toepassen, vaak vaststellen dat de belastingplichtige artikel 315 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen inroept. Dat artikel voorziet erin dat de belastingplichtige de stukken ter beschikking moet houden en dat de ambtenaar zich moet verplaatsen naar de belastingplichtige om die stukken in te zien.

 

Er wordt al een risico genomen door die bewijsstukken niet op te vragen. Via selectie moet de ambtenaar een bepaald dossier controleren. De belastingplichtige kan zeggen dat de controleambtenaar zich maar moet verplaatsen omdat de belastingplichtige niet meer moet doen dan de stukken ter beschikking houden.

 

Op die manier kan geen enkele controle gebeuren. Ik vraag aan de minister om maatregelen te nemen.

 

03.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ik geef dezelfde antwoorden aan de verschillende ambtenaren. Ik ken de ambtenaren niet. Ter beschikking betekent ook de verbintenis een kopie te sturen naar een administratie op vraag van een administratie. Dat is toch normaal.

 

Mijnheer de voorzitter, ik zal dat nog verifiëren. Als er nog problemen zijn, zal ik misschien een nieuw instructie geven of een aanpassing doen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'assurance auto" (n° 19109)

04 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de autoverzekering" (nr. 19109)

 

04.01  Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, ma question date un peu, puisque je l'ai déposée au moment du Salon de l'auto, où vous vous êtes rendu.

 

À cette occasion, AXA en a profité pour actualiser sa grille tarifaire en matière d'assurance automobile, qu'elle a d'ailleurs suspendue après les très nombreuses critiques des courtiers et des associations. Comme toutes les autres compagnies d'assurances le font, celle-ci parlait d'offrir une assurance personnalisée, autrement dit, une assurance fort segmentée en fonction de nombreux critères. À part celui du risque de sinistre, elle a sélectionné celui du lieu de résidence et de l'expérience. Derrière ce dernier critère se cache la question de l'âge.

 

Pour vous livrer une petite anecdote en ce domaine, mon collaborateur vient de me dire qu'il est resté dans la catégorie "jeune" pendant dix ans. Vous voyez comme cela dure! Cela me plaît, puisque je suis députée dix ans, et donc je suis une jeune parlementaire!

 

Plus sérieusement, monsieur le ministre, vous savez combien le débat sur les critères de segmentation est important au niveau des primes d’assurance. Vous savez aussi combien cette segmentation, et notamment en fonction de l’âge et du domicile, augmente les primes d’assurance, souvent pour les jeunes et les personnes âgées; nombre d'entre elles se trouvent d'ailleurs dans l'impossibilité de s'assurer aujourd’hui.

 

Comme je le dis et je le répète depuis plus de deux ans, pour ma part, le seul critère essentiel, objectif et objectivable est le critère de sinistralité. En effet, les autres critères (comme l'âge ou le domicile) ne sont pas maîtrisables a priori.

 

Il est vrai que j’avais déposé cette question avant que l’on ne débatte en début d'après-midi d'une proposition de loi relative au bonus-malus.

 

Monsieur le ministre, face à tous ces essais de la part des assurances qui tentent de segmenter les assurances automobiles, quand pourra-t-on entamer une réelle discussion à ce sujet?

 

Ne pensez-vous pas que le critère de sinistralité est le critère le plus objectif pour cette prime auto?

 

04.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, madame Lalieux, j'ai plusieurs éléments à mettre en exergue. D'abord, de façon très générale, je rappellerai que, même si nous sommes à la veille de Batibouw et non plus du Salon de l'auto, la création d'un marché unique européen a pour effet d'interdire tout contrôle des prix; le principe de liberté tarifaire est donc d'application. J'encourage les preneurs d'assurances RC auto à faire jouer la concurrence entre assureurs, qui est plus que réelle.

 

Au-delà de cet aspect, les critères de segmentation doivent respecter la législation anti-discrimination, qui résulte d'ailleurs de la transposition des directives portant sur le même objet.

 

Pour ce qui concerne la segmentation, je peux partager la réflexion selon laquelle la sinistralité est probablement un critère à retenir, peut-être en fonction du nombre de kilomètres parcourus ou d'autres éléments; le tout est de ne pas changer d'attitude trop fréquemment dans les textes que nous votons. À cet égard, je rappelle que le bonus-malus existait, mais que rien n'interdit de faire marche arrière si l'on tient vraiment à aller vers cette démarche.

 

J'ai demandé, comme vous le savez, à mon collègue en charge de l'Économie, une actualisation de l'étude afférente aux primes en assurance RC auto. Pour avancer au-delà dans le débat sur la segmentation, je proposais d'être en possession des éléments de cette étude; je rappellerai la demande. Elle ne manquera pas de souligner si, oui ou non, des groupes cibles particuliers – comme les jeunes conducteurs – sont touchés par cette segmentation. À partir d'une telle étude, il s'agit de se poser la question du comment revoir les critères acceptables, en évitant toute discrimination en matière de segmentation.

 

04.03  Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, je n'ai vraiment pas parlé de contrôle des prix. Je rappelle l'arrêt de la Cour de justice européenne spécifiant que le bonus-malus ne porte pas atteinte à la liberté tarifaire. La jurisprudence européenne est donc tout à fait positive à cet égard. Par ailleurs, j'estime que la Belgique a changé la loi beaucoup trop rapidement, puisqu'elle a prétexté cette directive européenne pour stipuler que le bonus-malus était interdit.

 

En ce qui concerne l'étude, je présume que votre collaborateur m'en communiquera, le cas échéant, le timing, afin de déterminer la manière de plancher sur la question.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Xavier Baeselen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la rectification de la cotisation énergie sur le gaz naturel de 2007 à 2009 pour les communes" (n° 19089)

05 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Klimaat en Energie over "de rechtzetting van de energiebijdrage voor aardgas van 2007 tot 2009 voor de gemeenten" (nr. 19089)

 

05.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, dernièrement, les communes bruxelloises ont reçu un courrier de la part d'Electrabel – c'est la raison pour laquelle j'avais d'abord adressé la question à M. Magnette ‑ concernant la rectification de la cotisation énergie sur le gaz naturel de 2007 à 2009.

 

Ce courrier les informait qu'en raison d'une mauvaise interprétation des articles 419 et 420 de la Ioi-programme de 2004, un taux réduit de cotisation énergie leur avait été appliqué indûment. Je ne vais pas revenir sur les détails des différentes cotisations en question. Toujours est-il que cette soi-disant erreur d'interprétation va amener un triplement de la cotisation énergie pour les communes pour les années 2007, 2008 et 2009, ce qui représente une charge financière considérable pour toutes les communes concernées.

 

Le courrier d'Electrabel est d'autant plus étonnant qu'il contient manifestement une erreur puisqu'il vise l'article 19 de la loi alors que cet article ne concerne pas cette matière.

 

J'aurais donc voulu savoir comment cette soi-disant erreur d'interprétation peut amener cette rectification et ce triplement de la cotisation énergie.

 

Quelles sont les dispositions spécifiques des lois-programmes visées qui permettent à Electrabel de revenir sur cette cotisation énergie et d'exiger le rattrapage des trois dernières années?

 

05.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Baeselen, l'application du taux d'accise erroné doit être imputée à certains fournisseurs de gaz naturel qui, lors de la facturation du taux d'accise à leurs clients, ont omis de vérifier si ceux-ci avaient légalement droit à l'application du taux réduit.

 

En l'occurrence, conformément à l'article 420, § 5a de la loi-programme du 27 décembre 2004, l'application du taux d'accise réduit était réservé aux entreprises étant entendu que l'État, les autorités régionales et locales et les autres organismes de droit public ne peuvent être considérés comme des entreprises pour des activités ou opérations qu'ils accomplissent en tant qu'autorité publique. Cette exclusion des autorités publiques découle directement des dispositions de l'article 11 de la directive 2003/96/C du Conseil du 27 octobre 2003 restructurant le cadre communautaire de taxation des produits énergétiques et de l'électricité.

 

Lorsque l'administration des Douanes et Accises a été informée de l'application incorrecte du taux d'accise réduit, elle a immédiatement invité tous les fournisseurs concernés à régulariser cette situation par le paiement du complément d'accise nécessaire. Pour mémoire, la législation en matière d'accises stipule qu'en matière de gaz naturel, le paiement de l'accise est effectué par la personne qui livre le gaz naturel à un client final. L'administration des Douanes et Accises ayant réclamé un complément d'accise au fournisseur, il est donc loisible à ce dernier de facturer ce complément au client auquel un montant d'accise erroné a été facturé.

 

Le taux d'accise réduit litigieux a été supprimé par l'article 19 de la loi du 21 décembre 2009 portant des dispositions fiscales et diverses. Dorénavant, des entreprises qui veulent bénéficier d'un taux d'accise réduit devront être en possession d'un permis environnemental ou avoir adhéré à un accord de branche, comme pour l'ensemble des autres produits énergétiques. Cette mesure ne s'applique bien évidemment pas aux autorités publiques qui, conformément aux dispositions légales précédemment citées, sont exclues de la définition d'entreprise. Bref, l'administration des Douanes et Accises a appliqué correctement la directive et la législation.

 

05.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse mais je ne remercie pas Electrabel pour les rappels 2007, 2008 et 2009!

 

Le président: Si vous comprenez leurs factures, vous êtes fort!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de aanwerving van jobstudenten" (nr. 19138)

06 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le recrutement d'étudiants jobistes" (n° 19138)

 

06.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het gaat weer over een schriftelijke vraag, namelijk vraag nr. 654, waarop ik geen volledig antwoord heb gekregen.

 

Ik had in die vraag aan de minister een opsplitsing gevraagd per woonplaats, bijvoorbeeld op basis van de postcode, van de aangeworven jobstudenten in 2008 en 2009. De minister heeft mij een antwoord gegeven waarin alleen een opsplitsing wordt gegeven op basis van het niveau van de aangeworven jobstudenten.

 

Graag vraag ik aan de minister nogmaals om mij een antwoord te geven en de jobstudenten op te splitsen op basis van de woonplaats.

 

06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ik heb die verdeling gevraagd aan de administratie en ik zal de heer Van der Maelen het document bezorgen. Misschien kan hij ze daarna ook per straat en per huisnummer opvragen. Dankzij de informatisering en de modernisering van Financiën is het mogelijk om dat te doen. Ik hoop dat de heer Van der Maelen niet dezelfde redenering wil volgen voor bijvoorbeeld Justitie. Bij Justitie moet het onmogelijk zijn om zo’n statistiek te geven, behalve met inzet van heel veel mensen en op schriftelijke basis. Maar goed, met de informatisering kunnen we dat bij Financiën wel doen, dankzij de modernisering.

 

06.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik vraag dat niet zo maar. De ervaring heeft mij geleerd dat er zich bij bijvoorbeeld de aanwerving van contractuelen anomalieën konden voordoen met betrekking tot financiën. Als parlementslid mag ik dat vragen. Ik ben lid van de commissie voor de Financiën, niet van de commissie voor de Justitie. Wat mij betreft vraagt een collega van de meerderheid of de oppositie dezelfde informatie op met betrekking tot justitie. Ik ben voor transparantie, dus het is voor mij geen enkel probleem dat collega’s transparantie vragen op andere domeinen, in commissies waarin zij zetelen. Hopelijk krijg ik een antwoord op de vraag zoals ik ze gesteld heb.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la présence éventuelle de contribuables belges sur les listings bancaires suisses achetés par l'État allemand" (n° 19182)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les informations bancaires fournies par les paradis fiscaux" (n° 19186)

- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la liste volée des données bancaires suisses" (n° 19208)

- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les données bancaires suisses" (n° 19361)

- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les nombreuses conventions fiscales" (n° 19420)

07 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de mogelijke aanwezigheid van Belgische belastingplichtigen op Zwitserse banklistings gekocht door de Duitse Staat" (nr. 19182)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "bankinlichtingen uit belastingparadijzen" (nr. 19186)

- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de gestolen lijst met Zwitserse bankgegevens" (nr. 19208)

- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "Zwitserse bankgegevens" (nr. 19361)

- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de vele belastingverdragen" (nr. 19420)

 

07.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, le gouvernement allemand a indiqué début février qu'il allait acheter des données de comptes suisses de fraudeurs fiscaux proposées par un informateur. Cette liste reprendrait les noms de 1 500 citoyens allemands soupçonnés d'avoir ouvert un compte secret en Suisse. Le fisc allemand espère pouvoir récupérer au moins 100 millions d'euros d'impôts détournés.

 

Il est possible que des contribuables belges figurent sur ces listings. Dès lors, il conviendrait d'interroger les autorités allemandes à ce sujet. Pour rappel, et vous le savez encore mieux que moi, la Belgique avait demandé la communication d'une liste achetée par le fisc allemand au Liechtenstein. L'ISI avait pu sélectionner 54 dossiers, dont 13 semblent avoir déjà fait l'objet d'un accord à l'amiable. Ce sera l'occasion de faire le point en ce domaine.

 

J'en arrive à mes questions. S'agissant des contribuables belges repris dans la liste de 2008, où en sont les travaux de l'ISI? Combien de contribuables étaient-ils concernés? Combien d'entre eux ont-ils régularisé leur situation, selon quelle modalité, pour quel montant et avec quelle pénalité? Qu'en est-il des autres contribuables dont la situation n'a pas encore été régularisée? Quand estime-t-on que leur dossier pourra être réglé? Voilà pour le listing 2008.

 

Pour le listing 2010, quels ont été les contacts avec les autorités allemandes à propos des comptes bancaires suisses? La Belgique est-elle également prête à payer pour accéder à ces données? Disposez-vous d'informations relatives à des contribuables belges figurant sur cette liste? Combien sont-ils? Pour quelle somme? Quelle sera la procédure de recouvrement?

 

07.02  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb dezelfde vragen, maar zal ze wat korter stellen.

 

Ten eerste, heeft de minister zijn Duitse collega officieel verzocht inzage te krijgen in de inlichtingen over eventuele Belgische belastingplichtigen op de lijst met bankrekeningen in Zwitserland, die Duitsland recentelijk heeft aangekocht?

 

Ten tweede, klopt het dat België de Fransen verzocht heeft om de Zwitserse bankinlichtingen, die zij in handen hebben gekregen? Zo ja, wat is de stand van zaken in het dossier?

 

Ten derde en ten laatste, wat is de stand van de onderzoeken op basis van de inlichtingen uit Liechtenstein, die België via Duitsland heeft ontvangen?

 

07.03  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn vragen gaan uiteraard over hetzelfde onderwerp. Mijn vraag die ik aan de voorgaande wil toevoegen is de volgende. Welke maatregelen zijn er genomen door de fiscus om ervoor te zorgen dat deze keer op basis van de Duitse lijsten wel een effectieve vervolging kan gebeuren, zodat wij niet hetzelfde meemaken als in het KB Lux-proces?

 

07.04  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, uiteraard zijn mijn vragen gelijklopend. Ook het antwoord zal gelijklopend zijn, aangezien er maar een antwoord komt.

 

Mijnheer de minister, het belangrijkste is inderdaad te weten of de procedure perfect gevolgd kan worden, zodanig dat we werkelijk kunnen overgaan tot de interpretatie van de gegevens die verkregen kunnen worden vanuit Duitsland.

 

Ik heb nog een bijkomende vraag, over de dubbelebelastingverdragen. Zopas keek ik op de site fiscus.fgov.be, waar ik kennisnam van de lijst las van ondertekende maar nog niet in werking getreden overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting. Er is nog een hele rit af te leggen.

 

Mijnheer de minister, hoe zit het met de inwerkingtreding van de talrijke ondertekende dubbelebelastingverdragen?

 

07.05  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, tout d'abord, je dirais qu’il est généralement connu que, par sa mission principale, l’ISI s’intéresse toujours à attaquer les dossiers de fraudes de grande ampleur. Il va de soi qu’à cet égard, elle ne recourt qu’à des moyens légitimes pour collecter des informations pertinentes.

 

Comme je vous l’avais annoncé en commission à plusieurs reprises, j'ai interrogé mes collègues allemands successifs pour disposer d’informations à travers un échange entre administrations. Ainsi, l’échange de la liste Liechtenstein a valablement été effectué entre les autorités compétentes de l’ISI et du fisc allemand en vertu de la Convention préventive de la double imposition du 11 avril 1967 et de la directive 77/799CEE. Pour ce qui concerne cette liste, il convient de noter qu’il s’agit d’informations qui sont tout sauf homogènes; l’ISI devra les compléter par des preuves concrètes.

 

Les actions entreprises par l’ISI dans l’affaire Liechtenstein ont eu les résultats suivants. L'enrôlement avec accord a donné lieu à des augmentations de revenus pour 6 950 000 euros et à des augmentations d'impôts comprises pour 1 570 000 euros. Il y a eu trente-deux notifications à la justice et deux transmissions à d’autres États membres. Des amendes pour refus de renseignements ont été réclamées dans six cas.

 

En ce qui concerne la liste suisse fréquemment évoquée par la presse et ayant trait à la banque HSBC, on me disait au moment des premières questions que l'ISI prendrait sans tarder contact avec les autorités fiscales.

 

Comme Mme Arena l'a fait remarquer, le temps passe. L'ISI a pris contact et a introduit une demande officielle le 9 février auprès des autorités françaises compétentes et le 12 février auprès des autorités allemandes compétentes pour obtenir l'identité des contribuables belges figurant le cas échéant sur cette liste.

 

Bien entendu, l'ISI a fait cela conformément aux mêmes instruments juridiques. Dans ce cas-ci, la Convention préventive de double imposition et la directive 77/799CEE. Il est évident que l'ISI ne paie pas les indicateurs en cette matière.

 

Zo kom ik aan de aanvullende vraag van de heer Van Biesen, tenminste op basis van zijn tekst. Ik heb de vraag echter niet mondeling gehoord.

 

Ik vermoed dat de heer Van Biesen met de verwijzing naar 32 nieuwe belastingverdragen de akkoorden inzake de uitwisseling van fiscale inlichtingen, hierna uitwisselingsakkoord genoemd, bedoelt die België de afgelopen maanden heeft gesloten, alsook de overeenkomsten ter vermijding van dubbele belasting die werden herzien teneinde ook de uitwisseling van bankinlichtingen te bestrijken en ten slotte ook nog de nieuwe overeenkomsten ter vermijding van dubbele belasting, hierna dubbele belastingverdragen genoemd, die recent werden ondertekend.

 

Wat de uitwisseling van bankinlichtingen betreft, kan de huidige stand van zaken inzake de uitwisselingsakkoorden en de herziening van de dubbele belastingverdragen door u worden geraadpleegd op de website van de fiscale administratie.

 

07.06  Luk Van Biesen (Open Vld): (…)

 

07.07 Minister Didier Reynders: Ja, maar nu heeft u misschien een kopie op papier. Ik herhaal voor iedereen dat het te vinden is op fiscus.fgov.be.

 

Daarnaast dien ik u attent te maken op het feit dat België op dit ogenblik nog onderhandelt met de Kaaimaneilanden met het oog op het sluiten van een uitwisselingsakkoord. In het geval van Bermuda werd er blijkbaar al een akkoord bereikt door de onderhandelaars van de fiscale administraties, maar dit moet nog worden ondertekend.

 

Alle door België gesloten uitwisselingsakkoorden zijn gebaseerd op het OESO-modelakkoord inzake uitwisseling van fiscale inlichtingen. Voor de herziening van de bestaande Belgische dubbelbelastingverdragen en het sluiten van nieuwe dubbelbelastingverdragen, baseert België zich op artikel 26 van het OESO-modelverdrag ter vermijding van dubbele belasting, versie 2008.

 

In het geval van Frankrijk en Luxemburg is de nieuwe bepaling inzake de uitwisseling van fiscale inlichtingen dus gebaseerd op artikel 26 van het OESO-modelverdrag. Voor de uitwisseling van fiscale inlichtingen zoals voorzien in de uitwisselingsakkoorden die op het OESO-modelakkoord zijn gebaseerd en in de dubbelbelastingverdragen die België conform het OESO-modelverdrag heeft gesloten, is er geen vermoeden van fraude nodig. Een staat mag dus alle fiscale inlichtingen opvragen die naar verwachting relevant zullen zijn voor de toepassing van zijn nationale wetgeving, en in het geval van een dubbelbelastingverdrag ook voor de uitvoering van de bepaling van dat verdrag. Dezelfde redenering geldt trouwens voor bijna alle andere in werking zijnde Belgische dubbelbelastingverdragen.

 

In verband met Liechtenstein en Zwitserland geldt hetzelfde antwoord als voor de andere parlementsleden.

 

07.08  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, merci pour cette réponse. Je formule le vœu qu'on aille au bout de ce dossier. Vous n'avez rien dit qui me permettrait de croire le contraire. Je suppose donc que les choses avancent et vont dans le bon sens.

 

07.09  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, tenzij ik even onoplettend geweest ben, heb ik geen antwoord gehoord op de vraag van collega Jambon. Het is een vraag die mij persoonlijk ook bezighoudt. Begin deze week stelde ik nog vast dat de professoren Dassesse en Haelterman in de krant verklaarden dat de informatie die België gaat krijgen op basis van door Duitsland gekochte informatie, zal leiden tot de onwettelijkheid…

 

07.10 Minister Didier Reynders: Ik heb al zoveel in de kranten gelezen.

 

07.11  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mag ik even? In de krant staat inderdaad veel maar als mensen met een naam en een reputatie als professor Dassesse en professor Haelterman dat zeggen, dan meen ik dat het aangewezen is om daaraan enig belang te hechten.

 

In Duitsland heeft het hooggerechtshof zich gebogen over de aankoop van informatie bij buitenlandse banken. Het hooggerechtshof heeft gezegd dat dit in de Duitse rechtsorde geen probleem is en dat dit kan. Dat is een eerste punt.

 

Ten tweede, ik stel vast dat in België belangrijke professoren als Haelterman en Dassesse zeggen dat er wel een probleem is. Mijn vraag is dan of het geen tijd is dat we in België wetgeving maken die als gevolg heeft dat wat in andere landen van de Europese Unie, zoals Duitsland, wel mogelijk is in België tenminste niet illegaal wordt. We kunnen een debat voeren over de wenselijkheid van het kopen van informatie bij banken; dat is een debat waarover iedereen zijn mening heeft. Ik heb het echter over informatie die volgens een andere lidstaat op rechtmatige wijze is bekomen en die wij op basis van de bestaande samenwerkingsovereenkomsten krijgen.

 

Bestaat hier niet het risico dat die illegaal zijn? Als dit risico inderdaad reëel is, en wie ben ik om te denken dat de professoren Dassesse en Haelterman juridische en fiscale onbenullen zijn? Als die personen dat zeggen, denk ik dat er reden genoeg is om ons te buigen over de vraag of wij onze wetgeving niet moeten aanpassen om te beletten dat wij inderdaad opnieuw meemaken dat lange gerechtszaken georganiseerd worden en dat de uitkomst daarvan negatief is.

 

07.12  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik kan niet anders dan mij aansluiten bij de repliek van de heer Van der Maelen, gezien zijn intro. Ik denk dat er een bijkomend probleem is. Het gaat niet alleen over lijsten die uit het buitenland komen, maar het zou over heling van die lijsten kunnen gaan. Het zijn onrechtmatig verkregen lijsten. Daarop heb ik inderdaad geen antwoord gekregen.

 

07.13 Minister Didier Reynders: Wat KBLux betreft heb ik reeds veel andere vragen beantwoord. Wij streven een correcte toepassing van de wetgeving over de uitwisseling van inlichtingen op basis van een vraag van de BBI na.

 

Wat KBLux betreft heb ik nog veel vragen ontvangen. Een rechtbank heeft uitspraak gedaan en het was misschien onwettig om een aantal bewijzen te gebruiken. Er komt nu natuurlijk een nieuwe procedure voor een hof van beroep. Op fiscaal vlak is er echter maar één element. Het BBI kan de documenten uit Zwitserland of Liechtenstein perfect gebruiken. De BBI kan zelfs nog andere elementen op tafel leggen om een akkoord te krijgen van de belastingplichtige, of om een beslissing van de fiscale administratie te krijgen indien geen akkoord bereikt wordt.

 

Het dateert uit 2001, 2002, 2003. Spijtig genoeg. Ik heb dat gezegd in verband met KB Lux. Het was perfect mogelijk voor de fiscale administratie om naar een correcte inning van de belastingen te gaan op basis van dezelfde stukken. Een ander probleem is om een vergoeding te krijgen via Justitie op basis van een penale procedure, van een strafrechtelijke procedure. In verband met de inningen van de belastingen is er echter geen probleem.

 

C’est évidemment un débat que je suis prêt à mener. Il a d’ailleurs déjà été mené, pour ceux qui s’en souviennent au sein de cette assemblée, en commission de la Justice

 

Quels sont les moyens que nous pouvons utiliser pour tout type d’infraction, en fixant la limite des infractions? En d’autres termes, peut-on rémunérer des témoins dans le cadre d’une procédure judiciaire? Peut-on, formule qui a connu un certain succès dans certaines périodes de procédure judiciaire en Italie, rémunérer ce qu’on appelle des pentiti (des repentis)? Il y a eu débat au gouvernement et au parlement à ce sujet pour voir si on pouvait aller dans cette voie. Peut-on acheter des documents, y compris des documents qui auraient été dérobés ou volés?

 

Je n’ai pas de difficulté à débattre de ce sujet. Vous comprendrez aisément que débattre de cela doit se faire dans le cadre d’une discussion en matière judiciaire, afin de voir pour quels types d’infractions on peut avancer.

 

Un certain nombre de membres de la commission des Finances estiment sans doute normal d’acheter des documents volés dans le cadre de la lutte contre la fraude fiscale. Je sais que certains d’entre vous placent la fraude fiscale au plus haut niveau dans les infractions. Il y a un certain nombre de crimes entraînant parfois même des décès d’un certain nombre de personnes, parfois par mort violente, qui pourraient bénéficier aussi de ce genre de statut.

 

Je réponds simplement qu'en matière fiscale, on peut, bien entendu, utiliser toutes les informations que nous nous procurons, en respect des conventions que j'ai citées. Nous obtenons l'accord de contribuables et, à travers ces accords, nous arrivons à percevoir l'impôt.

 

S'il n'y a pas d'accord, il y a une contestation devant les tribunaux. Mais, qu'il s'agisse de documents venant de l'étranger ou arrivant en Belgique, comme dans le dossier KB Lux, nous l'avons fait, et nous le ferons encore. Dans le dossier KB Lux, je signale qu'il y a eu non seulement un recouvrement d'impôt sur base d'accords de contribuables mais aussi des contestations qui ont donné lieu à des décisions de justice donnant raison à l'administration.

 

Sur le plan pénal, ce n'étaient pas des contribuables qui étaient poursuivis nécessairement dans le dossier KB Lux mais bien un certain nombre d'institutions ou de personnes ayant participé à la fraude ou favorisé la fraude sur base d'incriminations pénales.

 

L'administration fiscale demandait l'indemnisation, et nous la demandons toujours en justice, du travail qui a dû être accompli pour récupérer un impôt qui aurait normalement dû être payé.

 

Nous pouvons avoir ce débat mais il me paraît assez logique qu'il ait lieu aussi en commission de la Justice. Quels sont les moyens que nos administrations, et a fortiori les autorités judiciaires, peuvent utiliser pour se procurer des éléments de preuve?

 

Il y a déjà eu dans des dossiers célèbres des montants payés pour faite intervenir des témoins. Il y a eu un débat sur la possibilité, dans certains types de crimes, d'obtenir des témoignages en garantissant l'anonymat, ce qui n'est pas simple à faire pratiquer par les cours et tribunaux. Ici, si on veut permettre l'achat de données par les administrations ou des autorités judiciaires, y compris de données obtenues illégalement, il faut que ce débat ait lieu dans le cadre de l'analyse de notre code pénal.

 

Je verrais mal qu'on se lance, ce que nos administrations ne font pas, dans des pratiques en matière de lutte contre la fraude, sociale, fiscale ou autre, qui seraient interdites pour tout type de crime ou de délit, quel qu'il soit. Il faut travailler à la définition des instruments mais sur le plan purement fiscal, c'est un élément de preuve parmi d'autres qui nous permet d'obtenir l'accord d'un très grand nombre de contribuables et qui nous permet surtout d'étoffer un dossier existant et qu'on complète, comme pour le Liechtenstein.

 

Pour éviter les malentendus, je vous l'ai dit, je demande systématiquement à mes homologues lors des réunions européennes de transmettre des données dès qu'on en évoque. Je ne demande pas la localisation des personnes, leur nom, leur adresse. Je ne demande pas qu'on me transmette des données. Je demande qu'en vertu des dispositifs juridiques existants, les administrations échangent ces informations pour que les administrations fiscales puissent ensuite se livrer à leur travail de recouvrement.

 

Il n'y a pas d'élément neuf en la matière mais puisqu'on me demande souvent mon avis, sachez que je ne vois aucun problème à entamer ce débat, y compris en commission de la Justice, et même si on veut le faire avec la participation de la commission des Finances pour les aspects de fraude ou des Affaires sociales en raison d'aspects de fraude sociale. Cela dit, permettre le recours à de tels moyens, c'est une question de politique pénale, de politique criminelle dans un sens plus large. Je vois mal la commission des Finances se lancer seule dans une discussion de ce genre, pour acquérir des documents obtenus illégalement ou rémunérer des témoins ou toute une série d'autres formules, y compris celles qualifiées parfois par les cours et tribunaux de "provocations" sans que ce soit applicable à d'autres matières.

 

Je présume que la Belgique compte encore deux ou trois personnes, qui considèrent que des crimes entraînant des pertes de vie ou des atteintes graves à l'intégrité physique sont à placer au moins sur le même pied qu'un certain nombre d'éléments de fraude en matière fiscale.

 

J'ignore l'évaluation des uns et des autres, mais personnellement, je pense que quelques crimes peuvent au moins être placés au même niveau que la fraude sociale et fiscale. Je ne veux pas interférer dans l'étalon de valeurs de tout un chacun.

 

07.14  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik ben het met de minister eens dat het een fundamenteel debat is. Daar kunnen verschillen van mening over bestaan. Ik heb vastgesteld dat in Duitsland het Hooggerechtshof geen graten ziet in de praktijk van het Duits ministerie van Financiën om informatie te kopen. Ik heb vastgesteld dat Angela Merkel en Westerwelle, de twee kopstukken van de Duitse regering, beiden gezegd hebben dat zij daar geen probleem in zien. Er kan dus een fundamenteel debat over gehouden worden of wij in België dezelfde piste opgaan.

 

Voor de duidelijkheid, mijn interventie van daarstraks had niet de bedoeling om het debat te openen. Ik heb wel gezegd dat er misschien grond is om ongerust te zijn, gelet op de verklaringen van Haelterman en Dassesse. Dat is al een eerste zaak.

 

Ten tweede, sommige belastingplichtigen, die dergelijke artikelen lezen en misschien toegang hebben tot juridisch advies, zullen weigeren om een minnelijke schikking met de fiscus te sluiten. Zij zullen zich verzetten en weigeren om mee te werken, zodanig dat de fiscus alleen de mogelijkheid heeft om naar het gerecht te komen. Dan kan het gerecht zeggen dat die onderzoeken illegaal zijn gebeurd.

 

Misschien kunnen we dat voorkomen als we in België wetgeving maken waarbij wij vastleggen dat informatie die rechtmatig verkregen is in een andere Europese lidstaat door de Belgische fiscus gebruikt mag worden, zodat er geen enkel risico bestaat. Als de wetgever dat beslist, moeten de rechtbanken volgen. Zo bestaat er geen enkel risico dat de vele inspanningen van de BBI en de eventueel lange procedures die voor rechtbanken gevoerd worden, allemaal tot niets leiden. Helaas hebben we dat al te veel meegemaakt in het verleden.

 

Mijn vraag heeft dus preventieve bedoelingen. Laten wij ervoor zorgen dat we dat soort van zaken niet opnieuw meemaken. We weten trouwens wat de impact daarvan is op de publieke opinie. Dat was mijn vraag, en ik blijf die staande houden.

 

07.15  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik wil de minister danken voor zijn antwoord, want dat was nog niet gebeurd.

 

De BBI wil ik toch proficiat wensen met de zaak-Liechtenstein. Laten wij eerlijk zijn. Uit de cijfers leren we dat er inderdaad inkohieringen zijn gebeurd en dat er ook 32 notificaties aan het gerecht zijn geweest.

 

Ik kan uiteraard aan de minister van Financiën niet vragen wat er met die notificaties gebeurd is, maar ik zal die vraag wel stellen aan de minister van Justitie. Zo kan ik nagaan wat er gebeurd is met het werk van de BBI in de zaak-Liechtenstein, zodanig dat er minstens vervolging komt voor de 32 notificaties.

 

Er bestaan ook boetes voor het weigeren van inlichtingen. Kunt u even omschrijven wat u juist met die boetes bedoelt? Zo niet kunnen wij het daarover de volgende keer hebben.

 

07.16 Minister Didier Reynders: Ik zal die vraag schriftelijk beantwoorden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Sofie Staelraeve aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "Belgacap" (nr. 19193)

08 Question de Mme Sofie Staelraeve au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "Belgacap" (n° 19193)

 

08.01  Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb een vraag over Belgacap, het systeem van de federale regering om kredietverzekeringen of openbare kredietverzekeringen in te voeren, en dat recent verlengd werd. Dat is een goede zaak, maar er zijn op het veld blijkbaar nogal wat onduidelijkheden. Vandaar mijn vraag aan u om die onduidelijkheden uit te klaren.

 

Er moet een vergoeding betaald worden voor die kredietverzekering, die dient voor de betaling aan de verzekeringsondernemingen voor de kosten en de lasten die de verzekering met zich meebrengt. Er mag uiteraard geen extra vergoeding gevraagd worden door de verzekeringsmakelaar die de kredietverzekering aanbiedt, dat staat ook zo in het KB.

 

Mijn vragen zijn de volgende. Is het bewuste artikel 4 uit het KB van 11 januari 2010 effectief een grond die aan de verzekeringsmaatschappijen de mogelijkheid geeft om aan de verzekeringsmakelaar de vergoeding te ontzeggen voor de kredietverzekeringen die hij verkoopt? Kan er met andere woorden toch nog een vergoeding zijn voor de verzekeringsmakelaars? Als het artikel 4 niet als doelstelling heeft om de makelaar zelf een vorm van vergoeding te geven voor die kredietverzekering, kan u dan aangeven op welke manier het misverstand met de kredietverzekeraars uitgeklaard zal worden?

 

08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Staelraeve, bij de invoering van de publieke kredietverzekering Belgacap werd afgesproken dat een deel van de premie zou worden gebruikt voor het dekken van de administratieve kosten en kosten verbonden aan het risicobeheer met betrekking tot de cap voor de kredietverzekeraar. Bij een schadegeval moeten zij immers de bedragen recupereren voor rekening van het Participatiefonds.

 

De Belgacappremie is de enige kost die de verzekerden mag worden aangerekend. Dat wordt verduidelijkt in artikel 4 van het door u vermelde koninklijk besluit. Voor het overige mag de overheid zich niet mengen in de commerciële relaties tussen verzekeraars en makelaars en mag ze dus niet vastleggen hoe beide partijen hun deel van het verrichte werk onderling moeten valoriseren. Het is de enige kost. We hebben alleen een precisering in dat verband gegeven in artikel 4 van het koninklijk besluit. Voor de rest is de verdeling een taak van de verschillende partijen.

 

08.03  Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, dat betekent dat verzekeringsondernemingen en makelaars het onderling moeten regelen en dat er dus ook geen grond in artikel 4 wordt gevonden om aan de makelaar te zeggen dat hij geen vergoeding krijgt voor die verzekering.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Mme Marie Arena au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les prêts interbancaires entre filiales et maisons mères" (n° 19237)

09 Vraag van mevrouw Marie Arena aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de interbancaire leningen tussen dochtermaatschappijen en moederbedrijven" (nr. 19237)

 

09.01 Marie Arena (PS): Monsieur le ministre, à l'occasion de la conférence qu'il a donnée le vendredi 22 janvier dernier à Bruxelles, M. de la Rosière confirmait les difficultés qu'ont les dirigeants de banques à prendre la mesure de certaines erreurs du passé. À cet égard les pratiques de spéculation avec des produits de titrisation, les prêts interbancaires, en particulier entres filiales ou succursales et maison mère, sont à nouveau pratiqués sans limites.

 

Nous attirons votre attention sur des pratiques bancaires qui pourraient être particulièrement dangereuses pour l'épargnant belge, en l'occurrence les prêts sans limites que font les filiales et succursales bancaires à leur maison mère. Ainsi, s'est-on assuré qu'aucune filiale bancaire belge ne prête des fonds importants à sa maison mère, ce qui pourrait déstabiliser une situation? Si tel devait être le cas, cela ne placerait-il pas les épargnants belges dans la même situation que les clients de la Banque Kaupthing?

 

Monsieur le ministre, selon vous, de telles pratiques ne devraient-elles pas être limitées et réglementées strictement? Envisagez-vous en Belgique de ne plus permettre aux banques, ou à tout le moins de manière très encadrée, d'exercer leurs activités sous la forme de succursales?

 

Comment envisagez-vous de faire renforcer la protection des épargnants pour les petits pays comme le nôtre, ayant principalement une activité bancaire de host country?

 

Par ailleurs, à l'occasion de cette conférence, il fut également évoqué l'incidence amplificatrice de la crise des normes internationales de comptabilité IFRS. Celles-ci manifestement ont eu comme conséquence de flatter les résultats avant la crise. Ces normes de comptabilité n'appliquent plus le principe de prudence au profit du principe de mark to market (une évaluation selon le marché) ou, pire encore, d'une évaluation sur la base d'un modèle économétrique, ce qu'on appelle le mark to model, avec une définition très vague de la valeur du marché, ce qui favorise l'effet spéculatif sur les bilans des banques.

 

Sur tous ces aspects, quelles sont vos positions, notamment en préparation de la présidence belge?

 

09.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je serai un peu plus long que pour les réponses précédentes. Je suis d'accord avec Mme Arena pour reconnaître que les problèmes dans les relations financières entre une entreprise mère et ses filiales au sein d'un groupe financier méritent une attention particulière. Les leçons tirées de la crise financière exigent, de leur côté, une évolution de la réglementation.

 

Vu la complexité de ce thème, il est nécessaire d'agir par le biais de divers instruments afin d'exercer une meilleure emprise sur les risques propres aux opérations financières réalisées dans ce cas de figure. La CBFA a déjà pris en mai 2009 des mesures visant à affiner et faire évoluer sa politique en matière de liquidités. Elle a ainsi exigé des établissements exerçant des activités en Belgique qu'ils appliquent mensuellement un scénario de "stress-test" tant sur une base sociale ou non consolidée que sur une base consolidée et qu'ils lui rendent compte des résultats de ce test selon un schéma standardisé.

 

Outre cette mesure quantitative, la CBFA a exigé des établissements qu'ils mettent leur politique de liquidités en conformité avec les normes édictées récemment par le comité de Bâle sur le contrôle bancaire. Elle a imposé aux établissements soumis à ce contrôle de respecter les principes énoncés dans le document du comité en question qui s'intitule "Principles for Sound Liquidity Risk Management and Supervision" et traite d'une gestion saine de la liquidité.

 

La CBFA entamera à bref délai une consultation aux fins de convertir ce scénario de "stress-test" en une norme de liquidités contraignante. La Belgique suit en cela l'exemple des pays voisins qui ont déjà instauré une norme de liquidités sur un plan quantitatif. Celle que proposera la CBFA s'inscrit dans le prolongement du ratio "stress-test", qui a été lancé par le comité de Bâle en décembre 2009 et qui est appelé à terme à constituer l'une des normes admises internationalement pour la maîtrise du risque de liquidités.

 

Exiger des établissements qu’ils détiennent un matelas de liquidités suffisantes pour pouvoir faire face à un scénario de stress en matière de liquidité, permet d’assurer que des moyens suffisants seront disponibles au sein de l’établissement et d’empêcher par conséquent que des moyens soient, par exemple, exposés pour une longue période auprès d’autres entités du groupe.

 

À l’instauration de normes de liquidités s’ajoute une deuxième mesure que la CBFA envisage de prendre. Elle a l’intention de lancer, dans le cadre de la transposition de la Capital Requirement Directive CRD2 du 16 septembre 2009, des propositions visant à limiter les risques encourus par les établissements sur leurs entreprises mères, principalement étrangères, alors que ces risques n’étaient jusqu’à ce jour soumis à aucune limitation. La directive européenne précitée doit être transposée pour la fin du mois d’octobre 2010 au plus tard et la date d’entrée en vigueur des dispositions assurant sa transposition est fixée au 31 décembre 2010 au plus tard. Des dispositions transitoires peuvent toutefois être envisagées afin de donner au secteur un délai suffisant pour s’adapter au nouveau cadre réglementaire.

 

Les mesures précitées nécessiteront des ajustements dans certains modèles d’activité qui engendrent une importante concentration des risques auprès de la société mère de l’établissement belge concerné. L’ensemble des mesures proposées impliquera par ailleurs un renforcement considérable de la réglementation afin de limiter les risques découlant de relations intra-groupes déterminées. Il conviendra toutefois, lors de la mise en œuvre de ces mesures, de garder à l’esprit que des établissements belges aussi sont entreprise mère au sein de groupes de services financiers et que leur rôle en tant qu’entreprise mère et tête du groupe doit rester possible à un niveau de risque acceptable.

 

En ce qui concerne les questions relatives à l’impact des normes IFRS sur les résultats des établissements financiers et sur l’évolution de la crise financière, je signale que le gouvernement belge soutient les initiatives européennes visant à adapter et ajuster en profondeur les normes IFRS en question. Le conseil Ecofin a par ailleurs insisté à plusieurs reprises sur la nécessité d’adapter la gouvernance de l’IASB afin notamment de mieux faire droit aux préoccupations de l’Union européenne.

 

Je me permets de vous renvoyer à la réponse que j’ai donnée en décembre 2009 à une question posée par Mme la sénatrice Van dermeersch n°4/6276.

 

Des améliorations importantes restent nécessaires pour que les normes IFRS soient pleinement satisfaisantes dans l’environnement économique européen. L’attention est actuellement focalisée sur la norme IAS 39 relative à la comptabilisation des instruments financiers – actions, obligations, options - ainsi qu’à la norme relative aux contrats d’assurances. La norme IAS 39 – au sujet de laquelle je peux, si vous le désirez, vous indiquer de saines lectures - revêt une importance cruciale pour les entreprises du secteur financier que sont les banques et les assurances.

 

L’IASB travaille actuellement à la révision de cette norme afin de la rendre moins complexe mais ce seul aspect de simplification ne suffit pas. Les documents publiés par l’IASB à ce stade pour la révision de l’IAS 39 vont certes dans le bon sens mais plusieurs points techniques demeurent problématiques comme par exemple la valorisation des instruments financiers complexes ou celle des instruments peu liquides.

 

Pour notre part, il est essentiel que la révision d’IAS 39 aboutisse à un usage équilibré dans la valorisation comptable des instruments financiers entre la juste valeur reflétant les mouvements de marché (fair value) et la valeur historique, mieux adaptée pour les investissements financiers à long terme.

 

Il est également important de réduire la procycliqualité résultant de la norme IAS 39 actuelle en permettant un provisionnement anticipatif des pertes sur crédits. Nous suivons dans cette optique la révision de la norme IAS 39 avec attention.

 

Les réformes de la norme IAS 39 dans le sens évoqué jusqu’à présent sont cependant nécessaires pour éviter les risques de développement procycliques - des effets d’emballements - des marchés face à un usage trop intensif de la juste valeur et en anticipant davantage les risques de pertes sur crédits.

 

Nous soutenons donc l’initiative visant à encourager l’IASB à revoir rapidement et de manière plus adéquate ces normes comptables afin de répondre aux préoccupations exprimées depuis de nombreux mois par les autorités politiques dans le cadre du G20, par les superviseurs prudentiels ainsi que par l’industrie elle-même. Au-delà, il faut également réfléchir à l’organisation interne de l’IASB. Si son indépendance est nécessaire compte tenu de la technicité des normes comptables, il est tout aussi important de renforcer la transparence et la responsabilisation de cet organisme face à l’intérêt public économique.

 

Ceci est tout particulièrement sensible pour l’Europe où les normes IFRS ont statut de loi.

 

Je voudrais dire en conclusion que nous travaillons, dans toutes les évolutions qui peuvent avoir un effet préventif dans les crises que nous sommes appelés à vivre, à l'échelon européen, voire sur le plan international. En matière comptable, c'est ce qui se passe au sein de l'Ecofin – où nous avons eu plusieurs discussions sur le sujet –, et en relation avec l'IASB. La difficulté que nous rencontrons à ce niveau, c'est bien entendu l'indépendance qu'il faut garantir à cette institution, mais cette indépendance doit tenir compte des évolutions requises, exigées, demandées sur la scène politique internationale. Ce n'est pas toujours simple de faire bouger les normes, mais les choses semblent évoluer dans la bonne direction.

 

09.03  Marie Arena (PS): Merci pour les recommandations de lecture. Nous avons débattu tout à l'heure de lois qui permettent de régler les problèmes lors des crises. Mais nous voyons aussi la nécessité de travailler sur la prévention et que c'est bien ce que vous mettez sur la table des discussions.

 

Nous devrons être attentifs aux différentes échéances que vous avez mentionnées pour la CBFA, les différentes dates de mise en application des directives. Est-il nécessaire d'attendre les directives ou est-ce que la CBFA peut déjà avancer?

 

Vous parliez de la directive d'octobre 2010 avec une mise en application au 31. Si on pouvait être prêt au niveau belge pour appliquer plus rapidement ce genre de principes, ce serait intéressant.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het personeelsbudget van de FOD Financiën" (nr. 19254)

10 Question de M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le budget du personnel du SPF Finances" (n° 19254)

 

10.01  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de beleidsnota van de FOD Ambtenarenzaken vond ik het volgende: “Via het voeren van een selectief vervangingsbeleid zullen de federale diensten zowel in 2010 als in 2011 0,7 % besparen op de personeelsuitgaven.” Dat komt neer op 100 miljoen euro besparingen op personeel in 2010 en daarenboven op nog eens 100 miljoen euro in 2011. In de notificaties van de begroting van 2010 staat bij Ambtenarenzaken het volgende: “De 100 miljoen euro wordt proportioneel, in functie van de personeelskredieten, verdeeld over de entiteiten van de federale overheid.”

 

Men kan zich natuurlijk afvragen of dat laatste wel gerechtvaardigd is. Sommige FOD’s hebben mogelijk personeel te kort, andere hebben misschien personeel te veel. In uw eigen beleidsnota van de FOD Financiën heb ik niet goed kunnen achterhalen hoe u die lineaire besparing toepast. Ik moet toegeven dat de tabellen niet altijd even eenvoudig zijn. Soms kan men door de bomen het bos niet meer zien.

 

Mijn vragen hebben vooral tot doel een beter inzicht in de precieze draagwijdte van de maatregelen te krijgen.

 

Ten eerste, wijkt u af van de lineaire besparingsmaatregel zoals vastgelegd in de notificaties van de begroting of volgt u die? Welke redenen zijn er om mogelijk af te wijken van de lineaire besparing op personeel?

 

Ten tweede, als wij de 100 miljoen euro besparingen proportioneel op de FOD Financiën zouden toepassen, wat zou deze toepassing dan betekenen voor het personeelsbudget van de FOD Financiën in 2010?

 

Mijn derde en vierde vraag gaan over de grond van de zaak.

 

Ten derde, welke afspraken zijn er gemaakt met de voorzitter van de FOD Financiën in verband met de personeelsenveloppe voor de komende jaren?

 

Ten vierde, welke pistes rond het herdenken van de werkprocessen worden uitgewerkt, of bestaan reeds en worden verder uitgewerkt, om rationeler te kunnen omgaan met de inzet van het beschikbare personeel, teneinde tot een effectieve besparing te kunnen komen?

 

10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer De Potter, bij het opstellen van het personeelsplan van 2010 is de lineaire besparing voor de FOD Financiën wel degelijk toegepast. De personeelsenvelop werd met 0,7 % verminderd.

 

De besparingsmaatregel van 100 miljoen werd proportioneel verdeeld over de verschillende overheidsdiensten. Het aandeel hierin van de FOD Financiën bedraagt 21 miljoen euro. Het personeelsbudget is bijgevolg gedaald met 21 miljoen euro tegenover de initieel goedgekeurde personeelsenvelop.

 

In de beleidsnota 2010 kunt u vaststellen dat de kredieten opgenomen in de initiële begroting 2010, wel degelijk lager liggen dan de aangepaste kredieten van 2009. Bovendien heeft de FOD Financiën in 2009 geen gebruikgemaakt van zijn trekkingsrecht op de interdepartementale provisie voor personeelsuitgaven inzake gecertificeerde opleidingen, mobiliteit en andere elementen.

 

De vergelijking tussen 2009 en 2010 dient als volgt te worden gemaakt: aangepast krediet 2009, 1 359 207 000 euro, trekkingsrechten provisie, 30 000 014 000 euro, personeelskrediet 2009, 1 388 221 000 euro, krediet 2010, 1 355 586 000 euro. Ik heb een kopie van mijn antwoord voor u.

 

In het strategisch personeelsplan 2009-2010, dat door het directiecomité werd goedgekeurd, wordt de personeelsstrategie beschreven die in de toekomst zal worden toegepast. De strategie bestaat erin om de volgende jaren een selectief vervangingsbeleid te voeren. De personeelsleden die vertrekken, worden vervangen volgens een 3/5-verdeling. Drie mensen worden vervangen voor vijf mensen die vertrekken.

 

De aangeworven personeelsleden worden ingezet volgens de functionele noden van de verschillende administraties en generale en stafdiensten. De werkprocessen zijn in het kader van Coperfin BPR hertekend. Ze moeten thans nog worden aangepast om nog rationeler te werken via ICT-ondersteuning.

 

De volgende twee jaar zullen de nieuwe processen in de nieuwe structuur worden geïmplementeerd. De besparingen gaan dus verder met een limitatief aanwervingbeleid en de correcte implementering van de verschillende BPR’s van Coperfin.

 

10.03  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, het is belangrijk om verder werk te maken van het herdenken van de werkprocessen en dus de ingezette evolutie.

 

Het is ook belangrijk om aan te stippen dat er nood is om precies de personeelsbehoefte van elke organisatie en dus ook van de FOD Financiën in kaart te brengen. Het incorporeren van een soort van efficiëntieprogramma bij de FOD Financiën is cruciaal om na te gaan in welke richting wij met het personeelsbeleid van de FOD uit moeten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Roland Defreyne aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "Fin-shop" (nr. 19278)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verkoop van verboden producten via de Fin Shop" (nr. 19327)

11 Questions jointes de

- M. Roland Defreyne au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "Fin-shop" (n° 19278)

- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la vente de produits interdits par le Fin Shop" (n° 19327)

 

11.01  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over Fin Shop, en meer bepaald over de verkoop van verboden producten aldaar.

 

Sinds 3 februari jongstleden biedt de FOD Financiën in beslag genomen of verbeurd verklaarde goederen aan in de gloednieuwe Fin Shop. In deze overheidswinkel worden onder meer goederen verkocht die door het gerecht in beslag genomen zijn, niet geleverde postpakketten, op de trein verloren voorwerpen, en afgedankte spullen van de overheid. Concreet gaat het veelal over gsm’s, mp3-spelers, fototoestellen, motorhelmen, kledij, boterhammendozen zelfs, en oude computerschermen.

 

Op het eerste gezicht gaat het om producten waarmee niets aan de hand is, ware het niet dat op de eerste verkoopdag van de Fin Shop een opgezette slechtvalk voor slechts 15 euro van eigenaar veranderde.

 

Vermoedelijk werd die vogel ooit bij iemand in beslag genomen die hem illegaal in zijn bezit had. De vereniging Vogelbescherming Vlaanderen vond dit nogal een vreemde toestand. Dergelijke dieren zijn immers beschermd en mogen niet verkocht worden, op basis van talloze nationale en internationale regelingen.

 

Ik wil u daarover ondervragen. Dit is immers bizar. U opent een winkel, dus men zou verwachten dat daar enige deontologische code achtersteekt over wat men te koop aanbiedt en wat niet. Men kan natuurlijk van alles in beslag nemen. Ik neem aan dat de kelders van de justitiepaleizen vol liggen met in beslag genomen materiaal. Op zich is er geen bezwaar dat dit te koop wordt aangeboden, maar men moet natuurlijk redelijk blijven.

 

Daarom wil ik u een aantal vragen stellen, mijnheer de minister.

 

Ten eerste, wat het voorval met de slechtvalk betreft, klopt het dat u daarover een brief ontvangen hebt vanwege Vogelbescherming Vlaanderen?

 

Ten tweede, meer algemeen, op welke manier en door wie worden de prijzen van de te koop aangeboden producten bepaald? Dat lijkt ook een probleem te zijn, in die zin dat sommige banale stukken relatief duur geprijsd zijn en andere misschien waardevolle stukken zeer goedkoop worden aangeboden.

 

Ten derde, bent u van plan de deontologische regels voor de verkoop van goederen via Fin Shop aan te scherpen, zodat dergelijke voorvallen als het vermelde zich in de toekomst niet meer voordoen?

 

11.02 Minister Didier Reynders: Ik was gisteren bij Fin Shop, een zeer mooie, nieuwe realisatie van een deel van ons departement. Tot op heden hebben de patrimoniumdiensten geen brief ontvangen van Vogelbescherming Vlaanderen. Dat is natuurlijk niet erg, het is alleen een vaststelling. Ik begrijp de reactie maar dit is alleen een vaststelling.

 

De prijzen worden bepaald door de ontvanger van Fin Shop, rekeninghoudend met de markt, vergelijkbare goederen op verkoopsites en andere informatie verkregen via internet. De prijs bij de winkelverkoop van Fin Shop wordt zo vastgesteld dat hij hoger ligt dan de bij een openbare verkoop verkregen gemiddelde prijs van een vergelijkbaar goed. Men kan algemeen stellen dat de prijzen ongeveer een derde bedragen van de waarde van een nieuw product. Dit is te rechtvaardigen omdat het dikwijls gaat om tweedehandsgoederen – ten minste, soms meer dan dat – en dat er geen waarborg wordt gegeven.

 

Het spreekt voor zich dat de vigerende wetten en richtlijnen betreffende de verkoop van verboden producten ook door de overheid dienen te worden nageleefd en dat Fin Shop niet kan overgaan tot de verkoop of verhandeling ervan. In beslag genomen vogelnetten, klemmen en andere vangtuigen worden aan de FOD Justitie overgedragen om te worden vernietigd, wat ook effectief gebeurt. De betrokken opgezette slechtvalk werd door het parket van Nijvel voor verkoop doorgegeven aan Fin Shop waarna Fin Shop deze opdracht tot verkoop uitgaande van Justitie heeft uitgevoerd. U kunt mijn collega dus misschien een vraag stellen in dat verband.

 

De winkelverkoop van Fin Shop, waar de kleinere stukken per stuk en uit de hand worden verkocht in tegenstelling tot de gebruikelijke openbare verkoop per lot, kan als succesvol worden bestempeld. Tijdens de voorbije twee openingsdagen bewezen de 64 kopers op woensdagnamiddag en de 91 kopers op vrijdagvoormiddag het succes. De patrimoniumdienst wenst in 2010 twee nieuwe verkoopscentra op te richten, een in Vlaanderen en een in Wallonië. In 2011 worden er nog twee bijkomende verkoopcentra gepland. In de nieuwe verkoopcentra zal eveneens winkelverkoop worden georganiseerd. Alvorens kan worden overgegaan tot een locatiekeuze voor de nieuwe verkoopcentra en de oprichting ervan dienen de resultaten van het verkoopcentrum Fin Shop te Brussel, dat een pilootproject is, te worden geëvalueerd en dient een behoeftenprogramma te worden opgesteld.

 

Momenteel, op grond van slechts 2 dagen opening, is het nog niet mogelijk om de opbrengsten van de winkelverkoop te vergelijken met de opbrengsten van de openbare verkoop. De prijzen van de verkochte goederen liggen niettemin hoger dan de prijzen van vergelijkbare goederen tijdens de openbare verkoop.

 

De opbrengsten van de eerste verkoopdag bedroegen in absolute cijfers 2 550 euro. Deze van de tweede verkoopdag 3 120 euro. We zullen dit evalueren en na deze evaluatie zal het misschien mogelijk zijn om een aantal winkels in het ganse land te openen. We zullen misschien een zeer groot distributienetwerk hebben. Waarom niet? Het is een zeer goede taak voor de begroting.

 

Mijnheer de voorzitter, ik moet er nog toevoegen dat ik aan de administratie gevraagd heb om meer en meer contact te nemen met de verschillende rechtbanken in het ganse land om de verkoop van de verschillende goederen te versnellen. Dat moet misschien via meer contacten met de griffiers van de verschillende rechtbanken verlopen. Soms hebben wij gezien dat het enkele maanden of jaren duurde om tot een verkoop te komen. Het is beter voor iedereen om zo vlug mogelijk tot een verkoop te kunnen overgaan.

 

Een laatste opmerking. Met dit soort activiteiten is het misschien mogelijk voor ons departement om meer mensen met zeer weinig ervaring in te zetten, voor de selectie van de goederen, voor de behandeling van de stock en dergelijke meer. Het is ook een goede taak. U weet dat wij bij Douane en Accijnzen minder mensen in de niveaus 3 en 4 nodig hebben. Met deze activiteit op enkele locaties in het land, zal het mogelijk zijn om meer mensen met een weinig ervaring in te zetten. Ik heb het gisteren zelf gezien, het was zeer nuttig voor een tiental mensen om zo’n werk te hebben.

 

11.03  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijn bedoeling was natuurlijk om het voorval van de slechtvalk aan te grijpen om te begrijpen hoe zo een Fin Shop werkt. U hebt dat voldoende toegelicht. Ik ga niet aan de minister van Justitie vragen waarom dat de rechtbank van Nijvel beslist heeft om die valk te koop aan te bieden. U hebt meteen ook uw toekomstplannen uitgelegd. Uw antwoord was naar mijn mening meer dan volledig. We zullen in de nabije toekomst kijken in welke mate dat enig succes kan hebben.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Mme Zoé Genot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la possibilité pour les entreprises de contracter des assurances-vie à leur profit sur les travailleurs" (n° 19304)

12 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de mogelijkheid voor ondernemingen om levensverzekeringen af te sluiten voor werknemers met de onderneming zelf als begunstigde" (nr. 19304)

 

12.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, aux États-Unis, de nombreuses entreprises contractent des assurances-vie sur l'ensemble de leurs travailleurs, comme par exemple Wal Mart, qui a contracté une assurance-vie sur l'ensemble de ses ouvriers dans les supermarchés. Ces entreprises calculent donc qu'en cas de nombre suffisant de morts et de suicides parmi les rangs de leurs travailleurs, il est très rentable de contracter des assurances-vie à leur profit.

 

Par contre pour les familles, il est particulièrement douloureux, à la suite de la perte d'un être cher, et souvent avec les conséquences qui s'en suivent (factures médicales, perte d'un revenu, etc.) de constater qu'elles ne reçoivent pas un dollar alors que l'entreprise, elle, reçoit une prime substantielle.

 

Monsieur le ministre, les entreprises peuvent-elles, en Belgique, contracter des assurances-vie liées à leurs travailleurs à leur seul profit?

 

12.02  Didier Reynders, ministre: Madame Genot, conformément à l'article 48 de la loi du 25 juin 1992 sur le contrat d'assurance terrestre, le bénéficiaire d'une assurance à caractère forfaitaire doit avoir un intérêt personnel et licite à la non-survenance de l'événement assuré. Avoir un intérêt au décès de l'assuré ne peut en aucun cas être considéré comme un intérêt licite.

 

En revanche, un employeur peut avoir un intérêt à ce qu'un membre du cadre ou un travailleur indispensable reste en vie. Dans ce type d'assurance, le risque assuré est donc la vie de l'assuré. Concrètement, lorsqu'elle existe, cette assurance est surtout souscrite sur la tête des dirigeants de l'entreprise.

 

En outre, il est suffisamment justifié d'un intérêt lorsque l'assuré a donné son consentement au contrat. L'évaluation visant à déterminer si un assuré a consenti au contrat doit tenir compte des dispositions du Code civil. Ainsi, dès lors que l'assuré travailleur occupe une position subordonnée par rapport au preneur d'assurance employeur, le consentement du travailleur devra être évalué à l'aune de l'exigence de consentement valable.

 

Il se peut aussi qu'un employeur conclue un contrat d'assurance "pertes pécuniaires diverses" pour couvrir les pertes qu'il pourrait subir à la suite du décès d'un travailleur, qui par exemple retarderait ou obligerait à mettre un terme à l'exercice d'une activité. En vertu de l'article 37 de la loi du 25 juin 1992, l'employeur peut justifier d'un intérêt économique à la conservation de la chose ou à l'intégrité du patrimoine. C'est au cas par cas que tout cela doit être évalué. Mais il est évident qu'une disposition générale comme celle que vous évoquez ne pourrait pas être retenue. Par contre, un certain nombre d'éléments peuvent justifier la conclusion de certains types d'assurances ou la couverture de certains risques en justifiant d'un intérêt. Je tiens une copie de ma réponse à votre disposition.

 

12.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, on peut comprendre quand une telle assurance est prise sur la tête de certains cadres, éléments majeurs d'une entreprise, mais la pratique aux États-Unis est vraiment généralisée: cela va de la caissière à la nettoyeuse en passant par tout le personnel.

 

Il me semble donc qu'il serait intéressant de voir si le cadre qui existe en Belgique est suffisant ou s'il doit être élargi.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Samengevoegde vragen van

- de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het ontbreken van aanzuiveringsoverzicht bij douaneaangiften" (nr. 19302)

- de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de malaise bij de administratie Douane en Accijnzen" (nr. 19307)

- de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de eindafrekening van de invoerrechten 2007" (nr. 19308)

- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de gevolgen van het mank lopen van de papierloze Douane en Accijnzen" (nr. 19376)

- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de Europese afrekening van de invoerrechten" (nr. 19377)

- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de malaise bij de douanediensten en het falen van PDLA in de haven van Antwerpen" (nr. 19419)

13 Questions jointes de

- M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'absence de vue d'ensemble sur l'apurement des déclarations en douane" (n° 19302)

- M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le malaise qui règne au sein de l'administration des Douanes et Accises" (n° 19307)

- M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le décompte final des droits d'importation 2007" (n° 19308)

- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les conséquences du mauvais fonctionnement des douanes et accises sans papier" (n° 19376)

- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le décompte européen des droits d'importation" (n° 19377)

- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le malaise au sein des services de douanes et l'échec du PDLA dans le port d'Anvers" (n° 19419)

 

13.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal de drie samengevoegde vragen, die op zich wel over hetzelfde thema gaan, namelijk de douane maar toch een beetje een andere inslag hebben, pogen te synthetiseren, ook al zal ik daarvoor even nodig hebben.

 

Het eerste punt gaat vooral over de aanzuiveringoverzichten en de werking van de paperless douane, het systeem dat sinds februari 2008 in voege is. Er zijn daarmee nog steeds heel wat problemen, vooral met de noodprocedures. U weet dat vaak wanneer het misloopt, noodprocedures worden afgekondigd, die dan niet altijd bekend zijn bij de administratie op het terrein, waardoor opnieuw een noodprocedure nodig is om te corrigeren.

 

Hierdoor is een groot aantal afschrijvingen niet geregistreerd. Ik heb er alle begrip voor en ik weet ook dat men hard werkt bij de administratie Douane, samen met uw kabinet, om tot een oplossing te komen in het dossier van de niet-aanzuiveringen.

 

Ik was alleen een beetje verbaasd met een brief die plots circuleerde, die geschreven was door het douanehulpkantoor Antwerpen D, als filiaal van het enig kantoor. De inhoud kwam neer op: “Beste bedrijf, wij weten dat wij in fout zijn. Wij weten dat het onze fout is dat wij de gegevens niet hebben, maar bezorg ze alstublieft toch eens opnieuw.” Dat ging dan vooral over de aanzuivering per aangifte IMA-J en de specifieke categorieën van aanzuiveringen.

 

Voor een individueel bedrijf, voor de kleinere, ging dat reeds snel over een paar honderd documenten die men moest opzoeken. Voor de grotere ging het over een aantal duizend documenten. Het siert de administratie op zijn minst dat ze eerlijk is en dat ze zegt dat het haar eigen fout is. Het is een beetje minder aangenaam dat ze dan de werklast bij de bedrijven leggen in plaats van bij zichzelf.

 

Bent u bereid actie te laten nemen rond deze brief? Er zijn mogelijkheden om veel minder documenten op te vragen, om steekproefsgewijze controles te doen.

 

Hoe zal dit opgelost worden? Zullen de diensten dat zelf doen?

 

Over PLDA in het algemeen had ik u graag willen vragen hoe ver daar de werkzaamheden zijn gevorderd bij de administratie Douane en Accijnzen rond de percentagegewijze controle. Er circuleren in het economische milieu de laatste weken controlepercentages van 1 % of 3 %. Als die dan in orde zouden zijn, zou men dan tot een soort van oplossing komen naar Nederlands of Duits model.

 

De eindafrekening van de invoerrechten is er natuurlijk aan gekoppeld omdat wanneer men geen aanzuiveringoverzichten heeft en geen juist zicht op de afrekeningen heeft, het heel moeilijk is om een juiste afrekening te bezorgen aan de Europese Commissie inzake de invoerrechten. België werkt, zoals u weet, met voorschotten die wij dan terugkrijgen.

 

Is het correct dat België er sinds 2007 niet in geslaagd is om een correcte afrekening voor te leggen aan Europa? Zijn daarop al reacties gekomen van de Europese Commissie? Er doen geruchten de ronde van wel.

 

Hoe zal het worden opgelost? Is er een oplossing in de maak, ook voor de komende jaren?

 

Hoe zit het nu precies met die invoerrechten? Als men de bestaande voorschotten zou behouden en die als slot voor alle rekeningen zou gebruiken, dan is dat voor 2007 en 2008 misschien interessant, omdat die in stijgende lijn gingen. Mocht u dat doen voor 2009, met de impact van de economische crisis op de internationale handelsvolumes, dan komt België misschien wel eens bedrogen uit. Hoe zal dat worden opgelost?

 

Zullen we er nog in slagen om voor 2008 tijdig een afrekening aan Europa te bezorgen?

 

Ik wil het nog even over het globale plaatje hebben. Ik was zelf een beetje teleurgesteld in krantenkoppen als “gouden tijden voor smokkelaars”. Ik denk dat dit vandaag zeker niet de realiteit is. Dat is fel overdreven. Anderzijds mogen wij door zulke spectaculaire krantenkoppen niet in de val trappen. Wij mogen dus een aantal concrete problemen niet onder de mat vegen. Er wordt al een tijdje hard aan oplossingen gewerkt, maar op dit ogenblik blijven de concrete realisaties een beetje uit. Daarom heb ik daarover de volgende vragen.

 

Bent u bereid om een plan, een soort crisisplan of plan van aanpak, voor de Douane en Accijnzen te laten opstellen en dit als een van de prioriteiten of als absolute prioriteit voor 2010 voor Financiën te beschouwen? Bent u bereid om de administrateur DNA, in afwachting van de benoeming, die loopt, van de nieuwe administrateur-generaal, de opdracht te geven een aantal maatregelen te nemen zodat de hinder voor de economische operatoren zoveel mogelijk beperkt blijft of wordt?

 

Ik meen dat er een aantal heel concrete maatregelen mogelijk zijn die binnen zijn bevoegdheden liggen waardoor wij op korte termijn toch wat soelaas zouden kunnen krijgen. Bent u eventueel bereid om zelf een aantal maatregelen te nemen, indien dat om een of andere reden niet kan, bijvoorbeeld door de overgang van de administrateur naar de administrateur-generaal?

 

13.02  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de minister, de heer Waterschoot heeft al een aantal elementen aangebracht. Drie jaar na de inwerkingtreding van dat systeem kan men toch moeilijk nog van kinderziekten spreken? Dat was aanvankelijk een veel gehoorde uitleg hier. Ik herinner me nog dat we op bezoek geweest zijn bij de douane en daar een hele plausibele uitleg kregen. Vandaag echter, enkele jaren later, is de zaak allerminst op punt gezet. Mijnheer Waterschoot heeft erop gewezen dat mogelijks slechts één procent van de goederen die via de Antwerpse haven passeren gecontroleerd zouden worden.

 

Een ander pijnpunt is de invoering van het Authorised Economic Operator certificaat. Dat certificaat geeft aan dat een bedrijf de procedures nauwgezet heeft nageleefd en dat het garant staat voor een correcte aangifte van goederen. Het uitreiken van dat certificaat zou een snelle en vlotte afhandeling van de douaneformaliteiten met zich meebrengen. Het ICT-systeem kan het certificaat echter niet herkennen als de aangiftedocumenten via de elektronische weg worden doorgestuurd. Meer dan 200 van de 400 douaniers die normaal instaan voor controle- en verificatietaken worden enkel ingezet om alle invoerdocumenten manueel af te handelen. Dat kan niet de bedoeling geweest zijn van de invoering van een papierloos douanesysteem. In plaats van geen papier verbruikt men nu meer papier en is er meer manuele arbeid.

 

Wij vrezen dat als die toestand niet verandert, de Antwerpse haven in de toekomst een aantrekkingspool gaat worden van fraudeurs, smokkelaars, en andere onfrisse praktijken. Vandaar volgende vragen aan de minister.

 

Klopt het dat het AEO-certificaat niet wordt herkend als het via elektronische weg wordt ingediend?

 

Is het correct dat meer dan de helft van de douaniers die instaan voor controle- en verificatietaken, bezig zijn met de manuele afhandeling van invoerdocumenten? Wat is de oorzaak daarvan en hoe zal u die problematiek aanpakken?

 

Ik kom tot de invoerrechten, een problematiek die eveneens door de heer Waterschoot werd geschetst.

 

Los van zijn vragen heb ik ter zake nog een bijkomende vraag. Wanneer werd er voor het laatst een eindafrekening ingediend bij Europa? Hoeveel werd er toen tijdens het lopende jaar aan voorlopige stortingen overgemaakt aan Europa? Hoeveel bedroeg daarna de eindafrekening? Wat moest er nog bijkomend worden betaald of terugbetaald?

 

13.03  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de elementen die collega’s Waterschoot en Jambon naar voren hebben gebracht met betrekking tot het disfunctioneren van een aantal specifieke elementen binnen het PDLA-systeem in de haven van Antwerpen. De ambtenaren van uw Administratie der Douane en Accijnzen hebben het daar niet onder de markt. Dat is het minste wat men kan zeggen.

 

Een tweede element is natuurlijk dat dit PDLA-systeem, ondanks het praktijkvoorbeeld dat wij enkele jaren geleden hebben gekregen, helemaal niet op punt staat. Op een moment dat de strijd tegen het binnenkomen van smokkelwaar en namaakgoederen een beleidsprioriteit zou moeten zijn, stellen wij vast dat er nog amper controles worden uitgevoerd. Containers worden amper gecontroleerd. Zowat 1 op 200 is een cijfer dat circuleert. Ook het element van de kinderziekten van de software zijn wij nu toch wel stilaan voorbij. Ofwel werkt het systeem, ofwel werkt het niet. Ik heb de indruk dat wij wat dat betreft de laatste tijd niet veel vooruitgang hebben geboekt. Ook het element dat blijkbaar heel wat douaniers op pad worden gestuurd om manueel invoerdocumenten in te geven in plaats van controle en verificatie te doen van de containertrafiek is een pijnpunt.

 

Ik heb bijgevolg een aantal vragen aan de minister. Eerste vraag. Erkent de minister de ernst van de toestand bij de dienst Douane en Accijnzen? Ik denk dat dit de algemene vraag is die ik aan u moet stellen. Erkent de minister het falen van het elektronische aangiftesysteem PDLA bij de Douane? Er is, zoals u weet, nog een verschil tussen wat in de krant verschijnt en de manier waarop u het probleem soms percipieert. Klopt het dat de helft van de personeelsleden – 400 –zich momenteel bezighouden met het manueel ingeven van invoerdocumenten? Is dat in de werkelijkheid zo? Dan iets van meer urgente aard, mijnheer de minister. Welke maatregelen zal u nemen om dat PDLA-systeem aanstonds te verbeteren? Ik neem aan dat u ons nu niet zult komen vertellen dat u dit binnen 3 maanden dit en binnen 6 maanden dat zult doen. Welke maatregelen zal de minister aanstonds nemen om de controle en de verificatie van de containerladingen te verhogen? Hoe lang zal de huidige toestand van vrijgeleide voor mogelijke smokkelwaar nog kunnen blijven duren?

 

13.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, spijtig genoeg voor de heer Goyvaerts heb ik geen antwoord over het PDLA-stelsel. Dat ken ik niet. Over het PLDA-stelsel — PaperLess Douane en Accijnzen — heb ik wel een uitgebreid antwoord.

 

13.05  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de minister, als u mij een antwoord bezorgt over datgene waarover het gaat, dan ben ik al heel blij.

 

13.06 Minister Didier Reynders: Ik heb een zeer uitgebreid antwoord. Er zijn veel vragen over dat onderwerp. Er zijn veel vragen over de modernisering van Financiën. Het is alleen mogelijk om een vraag te stellen over de PaperLess-activiteit dankzij de modernisering. U kunt misschien dezelfde vragen stellen aan andere collega's op andere departementen. Zij zijn nog niet zover, denk ik, als wat betreft Douane & Accijnzen.

 

13.07  Jan Jambon (N-VA): Vragen over treinen konden ook pas worden gesteld toen er treinen reden. U hebt gelijk.

 

13.08 Minister Didier Reynders: Zo is het. Dankzij de modernisering van een aantal instellingen is het mogelijk om de problemen aan te pakken. Zonder dat blijft het papier en niet meer dan dat. Ik ken een aantal mensen bij Justitie en daar werkt men enkel op papier. Het is normaal dat daar geen informaticaprobleem is, vermits er geen informatica is.

 

Over de falende werking van het PLDA-stelsel, het volgende. Het gaat om de niet aanzuivering van aangiften en het inzetten van extra personeel. In 2009 bedroeg het aantal door PLDA gevalideerde aangiften 3 876 732. Daarnaast werden er door het NCTS-systeem meer dan 2,5 miljoen aangiften gevalideerd. Men kan dus moeilijk beweren dat de papierloze verwerking bij Douane & Accijnzen niet werkt.

 

Mijn administratie is er zich wel van bewust dat PLDA voor een aantal verbeteringen vatbaar is. Deze verbeteringen worden reeds geruime tijd samen met handel en douane besproken en uitgewerkt. De meeste problemen met de performantie van de koppelingen tussen de PLDA-aangfiten onderling zijn opgelost sinds april 2009. Het nog resterende probleem van de automatische aanzuivering van PLDA-aangiften bij transhipments, invoer via zeeschip met onmiddellijke wederuitvoer via een ander zeeschip, is geregeld in een nieuwe versie van PLDA, van 10 februari 2010. De performantieproblemen met de koppeling tussen PLDA en NCTS doen zich voor op piekmomenten. Ze zijn in kaart gebracht en worden geregeld met een volgende versie van PLDA.

 

Ten eerste moeten niet-geautomatiseerde aanzuiveringen wegens fouten met de koppeling tussen opeenvolgende PLDA's van de periode voor april 2009 worden opgekuist. Ten tweede zijn er de niet-geautomatiseerde aanzuiveringen wegens het gebruik van de generieke noodprocedures door de bedrijven voor de onderlinge koppeling PLDA's en de koppeling PLDA met NCTS. Die noodprocedures kunnen door bedrijven worden ingeroepen om het verwerkingsproces niet te vertragen of te blokkeren. Het probleem is dat heel wat bedrijven de noodprocedures toepassen in geval van foutmeldingen, wanneer ze gegevens verkeerd ingeven in PLDA,. Daardoor dient de douane de fouten manueel aan te zuiveren en zal de handelaar achteraf geconfronteerd worden met de bewijslast. Die problemen worden dagelijks manueel opgelost door ongeveer 70 ambtenaren in de haven van Antwerpen. Voor de oudste gevallen werd een tijdelijk team van 7 ambtenaren samengesteld. Ten derde is er de niet-geautomatiseerde aanzuivering van PLDA's voor transshipmentbewegingen. Het gaat daarbij om invoer via zeeschepen met een onmiddellijke uitvoer via een ander zeeschip.

 

Om de niet-geautomatiseerde aanzuiveringen structureel op te lossen, werd een concreet actieplan opgesteld, waardoor de opkuis van de niet-geautomatiseerde aanzuiveringen tegen 1 september 2010 van de baan moet zijn. De verschillende stappen in het actieplan zijn vandaag, 24 februari, met het bedrijfsleven besproken. De brief van de ontvanger van het (…) Antwerpen Douane van 29 januari 2010 werd ondertussen opgeschort.

 

Ten slotte is er de controle op het bewijs van uitgaan. De opvolging van het bewijs van uitgaan dient, in afwachting van een Europese geautomatiseerde oplossing, het Automated Export System, nog manueel door de plaatselijke douane ingebracht te worden in PLDA. Dat behoort tot het normale takenpakket van de douane. Om in de toekomst het proces volledig te automatiseren, werd in samenwerking met de havengemeenschappen van Antwerpen, Zeebrugge, Gent en Brussel Nationale Luchthaven, bekeken hoe het door Europa opgelegde Automated Export System of AES, versneld kan worden ingevoerd. Eenmaal dat systeem gerealiseerd zal zijn, zal de manuele tussenkomst van de douane tot het strikte minimum worden beperkt.

 

Tegen 1 januari 2011 moet volgens de planning het AES gerealiseerd zijn. Tevens wordt bestudeerd of wij dat systeem niet gefaseerd kunnen opstarten, zodat een aantal blokkerende elementen in een nog vroeger stadium geoperationaliseerd zouden kunnen worden. Ik herhaal dat het een Europees systeem is. Wij wachten dus op een Europese ontwikkeling.

 

Men beweert hier dat er onvoldoende controles zijn. De douane heeft, ingevolge nieuwe Europese regelgeving, meer moeten investeren in het opstarten van nieuwe projecten betreffende de beveiliging van de logistieke keten. Hierdoor werd het takenpakket inzake controles drastisch uitgebreid. Er diende onder andere personeel te worden vrijgemaakt voor de bediening van onder meer de meetpoorten en de scanners. Het betreft in totaal een veertigtal ambtenaren.

 

In het management- en operationeel plan voor de douane 2010 is als streefcijfer voor de fysieke verificatie bij invoer 1,3 % bepaald. Die controles moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de richtlijn van de Europese Unie, op basis van risicoanalyse, met inbegrip van een verantwoorde steekproef. Momenteel worden in Antwerpen 0,7 % echte, fysieke verificaties op in- en uitvoeraangiften uitgevoerd.

 

De douanecontroles moeten evenwel in hun geheel worden bekeken. Naast de fysieke controle oefent de douane ook documentaire controles uit op de aangifte. PLDA selecteert met het huidige selectiesysteem ongeveer 20 % van de aangiften bij uitvoer en 7,5 % bij invoer voor dat doel. Niet alle risico’s moeten immers afgedekt worden door middel van een fysieke verificatie van de goederen. Zijn kunnen ontdekt en gesanctioneerd worden door een controle van de aangifte en alle daarbijhorende stukken.

 

Daarnaast bieden deze verificaties op document steeds de mogelijkheid over te gaan tot een fysieke verificatie. In Antwerpen worden alle controles gestuurd door de centrale selectiedienst in afwachting van de implementatie in PLDA van de nieuwe selectietool Clementine Solutions Publisher Bis, CSP-Bis, die op dit moment wordt geprogrammeerd. Het uittesten van deze tool in een PDLA-testomgeving is gepland voor eind maart 2010.

 

Naast fysieke implementaties werden er in Antwerpen in 2009 meer dan 13 400 containers werkelijk gescand op het vlak van veiligheid en om smokkel te ontdekken.

 

Ten slotte, oefent de douane naast fysieke verificatie en documentatie op document ook noodcontroles a posteriori uit in de bedrijven, waarbij de aangiftes getoetst worden aan de boekhouding. Het is derhalve niet juist te stellen dat de douane te weinig controles doet door enkel te verwijzen naar de uitgevoerde fysieke verificaties.

 

Bovendien is een percentage tussen 1 % en 2 % de gangbare norm in Europa. Hoe dan ook zal het merendeel van het vrijgekomen personeel, ongeveer 170 ambtenaren, vanaf 2011 worden ingezet voor controletaken in de haven van Antwerpen.

 

De resultaten van de controle- en opsporingsdiensten van de douane spreken tegen dat Antwerpen een draaischijf zou zijn van allerhande malafide trafieken. De douane nam vorig jaar een derde meer namaakartikelen in beslag: van 4 942 698 stuks naar 6 580 904 stuks, waaronder vooral namaakgeneesmiddelen: 36 % van alle in beslag genomen goederen.

 

Het aantal vaststellingen inzake namaak bedroeg in 2008 3 815 en steeg in 2009 tot 4 588, wat een stijging met 25 % inhoudt.

 

Inzake drugs zit de inbeslagname van vooral cocaïne in de lift: van ongeveer 2 ton naar 3 ton in 2009.

 

Inzake AEO-gecertificeerde bedrijven biedt het huidige selectiesysteem in PLDA niet de mogelijkheid de aangifte van AEO-gecertificeerde bedrijven – invoerders en uitvoerders – gericht te selecteren voor niet-controle. De nieuwe selectietool CSP-Bis die over enkele maanden wordt geïmplementeerd zal dit wel kunnen.

 

In afwachting daarvan kunnen de controleambtenaren die aangifte onmiddellijk manueel vrijgeven, zodat de AEO-gecertificeerde bedrijven reeds een voordeel krijgen. De gewestelijke douanedirecties zullen daarop gewezen worden.

 

Wat de afrekening van invoerrechten met de Europese Commissie betreft. Bij de opstart van het inningkantoor hebben zich inderdaad IT-problemen voorgedaan, onder meer met betrekking tot de correcte boeking van onder invoerrechten in het PLDA-systeem. De schatkist heeft in die periode afspraken gemaakt met de Europese Unie. Er werd overeengekomen om de doorstorting van België naar de EU van eigen middelen, in afwachting van de regularisatie van de toestand, te doen op basis van 1/12de van de geschatte jaarlijkse ontvangstuitgaven.

 

In het tweede deel van 2009 is de Administratie der Douane en Accijnzen erin geslaagd om dagelijks en maandelijks correcte afsluitingen te doen in PLDA. Vanaf dan kon de schatkist correcte afrekeningen maken en de nodige regularisaties uit het verleden doorvoeren. Het boekingsjaar 2007-2008 kon definitief afgesloten worden. De controleambtenaren van de Europese Commissie hebben de staten van 2007-2008, en van de eerste tien maanden van 2009 goedgekeurd.

 

België heeft gedurende de periode 2007-2008 en de eerste zes maanden van 2009 in totaal 71 miljoen euro te veel betaald. Dat bedrag werd gerecupereerd tijdens de afrekening van december 2009. Tijdens het tweede semester van 2009 heeft België 51 miljoen euro te veel betaald. Dat bedrag zal gerecupereerd worden tijdens de afrekening van februari 2010. Sinds september 2009 worden alle staten tijdig en correct opgemaakt. De afgelopen vijf jaar werd bedroegen de invoerrechten tussen 1,3 en 1,7 miljard euro.

 

Tot slot wens ik mee te delen dat de Belgische douane op de logistieke performantieindex van de Wereldbank van de zestiende naar de negende plaats is gestegen. Het is de bedoeling volgend jaar in de top vijf te eindigen. Dat is ongeveer dezelfde plaats als de minister van Financiën binnen Europa!

 

De voorzitter: Mijnheer Waterschoot, u krijgt het woord voor uw repliek. Bondig misschien, want het wordt laat.

 

13.09  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik doe mijn best om bondig te blijven.

 

Mijnheer de minister, hartelijk dank voor uw antwoord. Ik ben in elk geval blij met de mededeling dat de brief van het hulpkantoor Antwerpen B voorlopig is opgeschort in het raam van het komen tot een oplossing.

 

Toch denk ik wel, in het antwoord dat u gaf, dat we de koppelingsproblemen tussen GCA, NCTS en PLDA niet mogen onderschatten.

 

Heel concreet, ik ben blij met uw toezegging tot een concreet actieplan om een oplossing te vinden voor de problematiek van de niet-aanzuiveringen. Natuurlijk dateren die uit de periode van de opstart van PLDA, maar ondertussen liggen die daar wel al twee jaar. Ik noteer dan ook 1 september 2010, wat mij realistisch lijkt.

 

Mijnheer de voorzitter, als het enigszins mag, wil ik een vraag stellen ter verduidelijking.

 

Mijnheer de minister, begrijp ik goed dat u hebt gezegd dat er veertig mensen extra komen voor de scanners? Heb ik dat correct begrepen?

 

(Minister Reynders bladert in zijn notities)

 

13.10  Kristof Waterschoot (CD&V): Het gaat om veertig extra mensen voor de bediening van de scanners, door interne verschuivingen. Die mensen komen ergens anders vrij, maar komen er veertig mensen extra voor de bediening van de scanners?

 

13.11 Minister Didier Reynders: Ik zal u het antwoord daarop nog geven.

 

13.12  Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik ben blij met de correcte afsluitingen.

 

Globaal afrondend, ik denk dat we daar nog altijd met een zeer groot probleem zitten. Ik denk dat uw antwoord van vandaag bewijst dat zowel u als de top van de administratie weten dat er een probleem is dat aangepakt moet worden. Ik zou dan ook gewoon zeggen dat we daar zo snel mogelijk werk van maken. Als het over de douane gaat, kunt u in elk geval op de steun van CD&V rekenen.

 

13.13  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik ben blij dat de heer Waterschoot blij is, maar dat is dan ook het enige dat mij in het jongste kwartier echt blij maakt.

 

Mijnheer de minister, als u de zaken bij de douane in orde brengt en de douane nog laat stijgen op die index, dan gaat u zelf ook stijgen op de index. Het is eigenlijk bijna een onmogelijke opdracht voor die mannen om u in te halen.

 

Wat de grond van de zaak betreft, over de PLDA is hier al een hele tijd een welles-nietesspel gespeeld. Ik zou een constructief voorstel willen doen, mijnheer de commissievoorzitter. Wij hebben drie jaar geleden de presentatie gekregen. Een systeem heeft kinderziekten. Drie jaar later zou het misschien het juiste moment zijn om eens opnieuw de evaluatie te maken. Vorige keer hebben we vertegenwoordigers van de luchthaven in Zaventem gehad, maar deze keer zouden we dat eens kunnen doen met vertegenwoordigers van de Antwerpse havenbedrijven. Ik doe dat constructief voorstel en ik hoop dat de commissie erop kan ingaan. Zoniet zal ik gebruikmaken van mijn parlementaire rechten om zelf zoiets te doen en het rapport daarna wereldkundig te maken.

 

Het meest constructieve voorstel zou zijn om met de commissie dezelfde oefening te doen als drie jaar geleden.

 

De voorzitter: We zullen dat overwegen.

 

13.14  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, kort.

 

Mijnheer de minister, het is toch soms nuttig dat parlementsleden u een aantal vragen stellen over dat PLDA-systeem. Gelet op het uitgebreide antwoord dat u ons hebt gegeven en de vele elementen die daarin zitten, heb ik toch wel de indruk dat u, sinds wij twee of drie jaar geleden die voorstelling hebben gekregen op de luchthaven van Antwerpen - en wij dachten dat dit een nagenoeg operationeel systeem was - toch nog heel veel hebt moeten investeren in softwareprojecten om vele softwareproblemen op te lossen.

 

Wat de problematiek van de controles betreft, het feit dat u aangeeft dat er steeds meer namaakgoederen in beslag worden genomen, toont wel degelijk aan dat controles nodig zijn en noodzakelijk zullen blijven ook in de toekomst. U hebt daarvoor natuurlijk personeel nodig. Ik hoop dat u daar ook de nodige prioriteit aan zult geven of binnen Douane en Accijnzen hieraan prioriteit laat geven zodat daarvoor personeel beschikbaar blijft.

 

Wat de suggestie van de heer Jambon betreft, kan ik daarmee instemmen. Na het bezoek aan de luchthaven van Zaventem lijkt het mij wel eens nuttig om desgevallend met een delegatie van alle havens van dit land, en dat zullen voornamelijk de Vlaamse zijn, van gedachten te wisselen over de manier waarop zij de implementatie van dat PLDA-systeem tot op heden ervaren. Niettegenstaande u ook vandaag nog aankondigt dat er binnenkort in de maanden maart en september nog bijkomende operationele projecten zullen worden afgerond en geïmplementeerd.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 19.26 uur.

La réunion publique de commission est levée à 19.26 heures.