Commissie voor de Landsverdediging

Commission de la Défense nationale

 

van

 

woensdag 10 februari 2010

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 10 février 2010

 

Matin

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 11.22 uur en voorgezeten door de heer Ludwig Vandenhove.

La séance est ouverte à 11.22 heures et présidée par M. Ludwig Vandenhove.

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "het verdwijnen van de para-commando artillerie batterij te Brasschaat" (nr. 18984)

- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de wijzigingen aan het hervormingsplan" (nr. 19128)

01 Questions jointes de

- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la suppression de la batterie d'artillerie para-commando à Brasschaat" (n° 18984)

- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "les modifications du plan de réforme" (n° 19128)

 

01.01  Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de minister, klopt het gerucht dat de batterij commando te Brasschaat zal ophouden te bestaan? Kunt u dat dan toelichten?

 

Wat kan daarvoor de reden zijn, gezien de waarde van die steuneenheid?

 

01.02 Minister Pieter De Crem: Het bataljon paracommando te Brasschaat, waarover u heel specifiek de vraag stelt, werd in 2004 geïntegreerd in het 2e veldartillerieregiment. In het kader van de transformatie van Defensie wordt dat regiment, het toekomstige artilleriebataljon, verantwoordelijk voor het leveren van de nodige vuursteun aan de eenheid van de landcomponent. De vuursteun ten voordele van de lichte brigade wordt na de transformatie behouden en zelfs uitgebreid met de mogelijkheid tot parachutage.

 

Een van de pelotons mortieren 120mm van het artilleriebataljon zal uitgerust zijn om in een eerste periode de eenheid te ondersteunen die via parachutage wordt ingezet. Een beoordeling van de omgeving zal bepalend zijn voor de vuursteun die nodig is om de eenheid verder te steunen.

 

De bijkomende vuursteun zal geleverd kunnen worden door de artillerie-eenheid en kan zelfs meer dan een batterij vertegenwoordigen. Bovendien wordt de capaciteit aangevuld met een verbindingsdetachement veldartillerie, alsook met enkele ploegen forward air controllers, die voor de paracommando-eenheid de nodige vuursteun uit de lucht op het doel kunnen leiden.

 

Het aantal individuele posten moet nog worden bepaald in het kader van de nieuw te ontwerpen organisatietabel of OT's voor de eenheden. Het is pas na de volledige uitvoering van dat proces dat er correcte cijfers kunnen worden verstrekt over het aantal posten in een bepaalde eenheid en de eraan verbonden competenties, bijvoorbeeld de paracommandocapaciteit.

 

De meeste van de functies zullen worden ingevuld door het personeel komende uit de batterij met de paracommandocapaciteit van het 2de veldartillerieregime.

 

01.03  Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de minister, het is een gedetailleerd antwoord. Als ik u goed begrijp, dan is het gerucht correct. Het gaat om een verdere uitholling van het oorspronkelijke zelfstandige regiment paracommando, maar de batterij zou in de toekomst naar de landcomponent verschuiven. Dat is toch wat u zonet hebt gezegd?

 

U pakt de boodschap in met een aantal mogelijke tussenstappen. Maar het gerucht is correct?

 

01.04 Minister Pieter De Crem: De specificiteit van de bigade paracommando blijft natuurlijk behouden. Dat was een uitgangspunt van mijn politieke oriëntatienota. Het is een draad, een rode of een groene, in het hele hervormingsplan. Het doet geen afbreuk aan de eigenheid en de versterking van de brigade van de paracommando.

 

01.05  Bruno Stevenheydens (VB): Daarover moet u toch goed communiceren. Ik mis helderheid in uw antwoord. Het is de eerste keer dat er op die manier wordt gecommuniceerd. In Brasschaat is er heel wat ongerustheid. Ik stel voor om open te communiceren over uw exacte plannen.

 

01.06 Minister Pieter De Crem: U moet het plan goed lezen. Er is sprake van de oprichting van een lichte en mediane brigade. De specificiteit van de para's wordt daarin volledig behouden en zelfs versterkt. Ik ben ervan overtuigd dat zulks op geen enkele manier afbreuk doet aan de eigenheid en de specificiteit van de brigade paracommando. Wel, integendeel.

 

01.07  Bruno Stevenheydens (VB): Wij verschillen van mening, mijnheer de minister. Wij zullen de discussie tijdens de behandeling van de betreffende wetsvoorstellen voortzetten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Hans Bonte aan de minister van Landsverdediging over "de vrijwillige legerdienst" (nr. 18226)

02 Question de M. Hans Bonte au ministre de la Défense sur "le service militaire volontaire" (n° 18226)

 

02.01  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kom nog even terug op wat stilaan de processie van Echternach begint te gelijken, namelijk het invoeren van een vrijwillige legerdienst, gericht op jonge werklozen. Dat is een wet waarover wij hier in het Parlement in het holst van de nacht van 22 op 23 december 2009 mordicus moesten stemmen. U deelde toen ook mee dat snelheid nodig was omdat er 880 mensen stonden te drummen om in de vrijwillige legerdienst te stappen.

 

Onze fractie formuleerde toen ook de kritiek dat het een gemiste kans zou zijn om dat exclusief voor te behouden aan uitkeringsgerechtigde jonge werkzoekenden, terwijl bijvoorbeeld leefloontrekkers niet worden toegelaten. In het debat ter zake bleek dit echter op het lijf van jonge leefloontrekkers geschreven.

 

Dit kwam gisteren ter sprake in de commissie voor de Sociale Zaken en daar bleek dat die mening ook door de minister van Werk wordt gedeeld, die motiveert dat het nuttig en zelfs noodzakelijk zou zijn om ook de kans aan jonge leefloontrekkers te geven om in het systeem te stappen.

 

Mijnheer de minister, op 22 en 23 december keurden wij deze wet onder urgentie goed, omdat er 880 wachtenden zijn. Hoeveel jonge werklozen zijn ondertussen in het systeem gestapt? Hoe zit het met de sociale bescherming van die mensen? Is het zo dat zij sancties riskeren op het vlak van de werkloosheidsreglementering? Is alles met betrekking tot de sociale zekerheid en de beschikbaarheid op de arbeidsmarkt in het kader van de werkloosheidreglementering geregeld? Wilt u vooralsnog ingaan op onze suggestie, en ondertussen ook die van de minister van Werk, om ook leefloontrekkers toegang te verschaffen tot dit systeem?

 

02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Bonte, momenteel hebben 258 Nederlandstaligen en 615 Franstaligen hun interesse voor een functie in het kader van de vrijwillige militaire inzet, de zogenaamde VMI, kenbaar gemaakt. Dat zijn de aangehouden kandidaturen, omdat sommige kandidaten al een job hebben gevonden en bijgevolg hun kandidatuur hebben ingetrokken. Dat wil zeggen dat er op de dag van vandaag 873 effectieve kandidaten zijn.

 

De officiële inschrijvingen kunnen pas starten na de realisatie van de uitvoeringsbesluiten en de publicatie ervan in het Belgische Staatsblad. De wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet zal op 12 februari 2010 in het Belgisch Staatsblad verschijnen. De Koning zal een datum van inwerkingtreding bepalen aan de hand van de uitwerkingsbesluiten die onder andere de nodige bepalingen zullen bevatten, zodat de betrokkenen hun rechten op werkloosheidsuitkering maar ook op kinderbijslag voor zelfstandigen vrijwaren.

 

Voormelde besluiten moeten nog de nodige adviezen en akkoorden krijgen, vooraleer zij in voege treden. Zij worden binnenkort aan de vakorganisaties voorgelegd.

 

Defensie is niet bevoegd om aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of aan de bemiddelingsdiensten die van de Gewesten afhangen, instructies te geven. Mijn collega’s, de minister van Sociale Zaken en de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie, zijn bevoegd om de regelgeving betreffende het leefloon aan te passen en het zodoende eventueel mogelijk te maken dat een leefloontrekker aan de VMI kan deelnemen, zonder dat hij zijn rechten op het leefloon verliest.

 

Inzake de algemene appreciatie dat de VMI een uitzonderlijk goed idee is, staat het al mijn andere collega’s in de regering vrij daaromtrent voorstellen te doen en het project ook voor hun eigen departement van toepassing te maken.

 

02.03  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik kan inderdaad vaststellen dat er 873 kandidaten zijn, maar dat nog geen enkele kandidaat is begonnen. Meer nog, de wet moet blijkbaar nog worden gepubliceerd, met name op 12 februari 2010.

 

Ik weet niet of het plan dus een groot succes is. Mijnheer de minister, u vraagt de hoogdringendheid, omdat de wet vanaf 1 januari 2010 moet ingaan. Het is dus geen groot succes dat de wet pas op 12 februari 2010 in het Belgisch Staatsblad zal verschijnen.

 

Ergerlijker nog is dat er blijkbaar ook nog over koninklijke besluiten moet worden beslist. Zij moeten wellicht nog op de agenda van de Ministerraad komen en voor advies naar de Raad van State en wellicht ook naar het beheerscomité van de RVA en van de RKW worden gestuurd. De desbetreffende uitvoeringsbesluiten zijn er dus nog niet, indien ik u goed heb begrepen. Zulks betekent dat er ook nog niemand kan starten, wat wellicht ook de komende dagen, weken en maanden niet zal gebeuren.

 

Ten slotte, mijnheer de minister, ik ben verheugd dat u een opening hebt gevonden om ook leefloontrekkers tot het systeem van de VMI toe te laten. Ik wil er enkel op wijzen dat in de wet die wij hebben goedgekeurd — wij hebben ter zake het probleem tijdens de bespreking van de wet expliciet uiteengezet —, de leefloontrekkers zijn uitgesloten. Met andere woorden, indien u de leefloontrekkers effectief zou toelaten, zullen wij in de Kamer opnieuw een depannagewet ingediend zien. De aanpassing zal wellicht in de wet houdende diverse bepalingen worden opgenomen. Het zal dus een kwestie zijn om uw wet vroeger gepubliceerd te krijgen dan de indiening van de depannagewet in het Parlement. In het tegenovergestelde geval wordt een en ander helemaal gênant.

 

De conclusie die ik althans uit het antwoord trek, is dat er ook in het dossier in kwestie nog niets is geregeld. Opnieuw heeft de regering erg veel mensen warm gemaakt voor een project dat absoluut nog geen realiteit is. Zulks getuigt het feit dat nog geen enkele vrijwilliger aan de slag is en dat zulks ook in de komende weken en maanden niet zal gebeuren.

 

02.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, het heeft achttien jaar geduurd vooraleer die wet kon worden goedgekeurd. In die achttien jaar heeft de sp.a zestien jaar in de regering gezeten. Blijkbaar was het voor de sp.a in die periode geen prioriteit om daaromtrent initiatieven te nemen.

 

Mijnheer Bonte, ik moet herhalen wat ik gezegd heb aan uw collega’s in de Senaat. Ik begrijp niet dat u tegen zo’n sociale maatregel bent, die goed is voor een doelgroep die toch een beetje tot uw kiezerspubliek behoort, en dat u alles doet om hem af te kampen. Misschien behaalt u daarom maar 15 % in de peilingen. De dag dat u mij dat kunt verklaren, wil ik met u eens een koffie gaan drinken.

 

02.05  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de minister, u wordt blijkbaar een beetje nerveus.

 

02.06 Minister Pieter De Crem: Helemaal niet. Dat is gewoon belachelijk.

 

02.07  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de minister, is dat belachelijk? Weet u wat belachelijk is? Iets beloven en zeggen dat het er dringend moet komen, maar anderhalve maand na datum zeggen dat er nog geen akkoord is rond de uitvoeringsbesluiten.

 

Zoals we ook al zegden in het plenair debat, het zou veel socialer zijn, als u jonge mensen tewerkstellingskansen wil geven, dat u hun ook een volwaardig contract geeft. Dat zou pas een sociale maatregel zijn. Nu krijgen ze 7 euro. Dat is nogal een sociale maatregel!

 

02.08 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Bonte, nu moet u toch eens even stoppen. We hebben al die argumenten aangehaald. Dit is evenveel als het voorstel dat u mee hebt goedgekeurd om de zogenaamde maatschappelijk relevante dienst in te voeren. Het is net evenveel. Bij u was het voor een jaar, 7 euro soldij. Bij mij is het voor zes maanden, en nadien krijgen ze een vast contract. Voilà. That’s it.

 

02.09  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de minister, ik wil het debat niet helemaal opnieuw voeren.

 

02.10 Minister Pieter De Crem: Omdat u geen argumenten hebt.

 

02.11  Hans Bonte (sp.a): Het zou veel beter zijn, en liggen in de lijn van wat de regering beslist omtrent tewerkstelling, indien u hun een contract aanbiedt. Rekening houdend met de activeringspremie, zou u dat trouwens geen euro extra kosten.

 

02.12 Minister Pieter De Crem: Als dat toch zo’n goed idee is, waarom wordt het dan niet doorgevoerd?

 

02.13  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de minister, als u er dan toch een sociale maatregel van wil maken, dan vraag ik mij af waarom u niet bent ingegaan op de suggestie om leefloontrekkers wettelijk het recht te geven. Nu zal er alweer worden gebricoleerd via een KB dat dit eventueel toelaat, maar waarbij de wet het niet toelaat. Dan zullen we weer moeten depanneren. Dat is intussen zo’n beetje het handelskenmerk geworden van deze regering, namelijk veel beloven, een wet laten goedkeuren, maar vooraleer deze wordt gepubliceerd al aankondigen dat zij zal moeten worden gewijzigd.

 

02.14 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Bonte, de leefloontrekkers kunnen in het leger komen. Wat is dat nu voor gezwam? Ik begrijp echt niet waarover u het hebt. Leefloontrekkers kunnen toch altijd bij defensie komen?

 

02.15  Hans Bonte (sp.a): Maar niet in uw vrijwillige dienst.

 

02.16 Minister Pieter De Crem: Toch wel.

 

02.17  Hans Bonte (sp.a): Maar nee.

 

02.18 Minister Pieter De Crem: Jawel, maar ze kunnen niet cumuleren.

 

02.19  Hans Bonte (sp.a): Net zoals een werkloze dat vandaag niet kan. Vandaar dat u uw KB nog moet maken. Als het KB gemaakt is, dan wil ik dat wel eens lezen. Als u zegt dat het KB klaar is, dan dring ik erop aan dat u het Parlement informeert over de inhoud van dat KB. Goed? Als we daarover een afspraak kunnen maken, dan zwijg ik hier direct. Als u zegt dat er een KB is, dan vind ik dat u het Parlement moet informeren over de inhoud ervan.

 

02.20 Minister Pieter De Crem: Er moeten toch uitvoeringsbesluiten opgesteld worden?

 

02.21  Hans Bonte (sp.a): Akkoord, maar als die er zijn, geef ze ons dan. Oké? Ik zie u knikken, dus ik verwacht het.

 

02.22 Minister Pieter De Crem: Maar u zult toch niet tevreden zijn. U bent nooit content.

 

02.23  Hans Bonte (sp.a): Laat ons tenminste de inhoud ervan kennen om onze positie daaromtrent te kunnen bepalen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de petitie voor het behoud van het 1ste Para in Diest" (nr. 18985)

03 Question de M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la pétition pour le maintien du 1er Para à Diest" (n° 18985)

 

03.01  Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, drie weken geleden hebt u een petitie met 9 000 handtekeningen ontvangen voor het behoud van het 1ste Para in de citadel te Diest.

 

Kunt u uw reactie op deze petitie toelichten?

 

Hebt u contact gehad met de initiatiefnemers van de petitie?

 

U hebt eerder toegelicht dat specialisten van Defensie zelf een schatting gemaakt hebben van de kosten voor het onderhoud en de renovatie van de Citadel. Ik wil daarover niet discussiëren zolang ik dat kostenplaatje zelf niet gezien heb. U hebt in de ene commissie gezegd dat het 20 miljoen euro zou zijn en in de andere commissie sprak u over 20 tot 25 miljoen euro.

 

Mijnheer de minister, kunt u mij of heel de commissie dat kostenplaatje overhandigen dat door de specialisten van Defensie gemaakt is?

 

Werd hierover gecommuniceerd en overleg gepleegd met de verantwoordelijken ter plaatse?

 

U hebt gehoord dat ik daarstraks aan de voorzitter van deze commissie gevraagd heb om een plaatsbezoek te brengen. Wij zijn in het verleden ook reeds op uitnodigingen ingegaan die van u zijn gekomen. Bent u bereid een plaatsbezoek met de commissie te ondersteunen en mogelijk te maken?

 

03.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik heb een petitie die mij op 28 januari is overhandigd door de burgemeester van Diest, de schepen van Civiele en Militaire Betrekkingen van de stad Diest en een initiatiefnemer.

 

U hebt mij een beschrijving gevraagd van de werken die nodig zijn om het Kwartier Luitenant Limbosch conform te maken aan het ARAB en het VLAREM. Ik heb die lijst gegeven. Ik zal die ook nog ter inzage leggen van het Parlement, ook met de kostenraming die daaraan gekoppeld werd.

 

De werken zijn dus geschat op 20 à 25 miljoen euro door de specialisten van de infrastructuur van Defensie. De verhuis van het eerste bataljon parachutisten naar respectievelijk Tielen en Flawinne genereert nagenoeg geen extra kosten, omdat in deze kwartieren in elk geval renovatiewerken nodig waren.

 

De kosten voor het onderhoud van het beschermde monument door een andere overheid kunnen echt niet door Defensie becijferd worden, omdat deze afhangen van de toekomstige bestemming die aan de gebouwen wordt gegeven. De toekomstige bestemming op het gewestplan, dat weet u, valt niet onder de bevoegdheid van Defensie. Er moet in dit opzicht vermeld worden dat op 21 januari laatstleden een vergadering heeft plaatsgevonden waarin Defensie aan het Vlaams Gewest uitleg heeft gegeven over de sites die aan Vlaanderen te koop zullen worden gesteld.

 

De werken die moeten uitgevoerd worden, dat heb ik reeds gezegd maar ik wil het nog eens herhalen, zijn terug te brengen tot vier grote clusters. Ten eerste zijn er de lokalen voor de opslag, het onderricht en de horecafunctie, met daaraan gekoppeld de toegangen. Ten tweede is er de waterinsijpeling. Ten derde is er de riolering. Ten vierde is er de toestand van het metselwerk. Mijnheer de voorzitter, ik stel voor dat ik dat aan de commissie bezorg.

 

Met betrekking tot een plaatsbezoek, het staat de commissie vrij om dat te doen. Het is trouwens de gangbare praktijk wanneer drie leden zich aanmelden in een kazerne, dat zij een bezoek kunnen brengen onder begeleiding van de commandant van de eenheid of de vestiging.

 

03.03  Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt een papiertje getoond. Is dat het ganse bestek? Ik heb in mijn politieke loopbaan al veel bestekken gezien, zeker als het over belangrijke bedragen gaat. Het zou mij verwonderen dat op één pagina kan worden samengevat dat daar tot 25 miljoen euro aan werken moet worden verricht. Ik hoop dat het toch iets grondiger of uitgebreider is dan dat eenvoudig papiertje, waaruit zou blijken welke werken noodzakelijk zijn. Dan is het werk toch vrij lichtzinnig gemaakt.

 

Mijnheer de minister, ik wil van dat document natuurlijk eerst kennisnemen, maar het zou mij verwonderen dat het het enige is dat voorhanden is. Dan denk ik dat het werk niet ernstig is gedaan.

 

03.04 Minister Pieter De Crem: Dat is natuurlijk een waardeoordeel ten opzichte van diegenen die het werk hebben uitgevoerd. Ik zal u dit geven. Als u dat onvoldoende lijkt, ben ik bereid om u daarover verdere informatie te geven.

 

03.05  Bruno Stevenheydens (VB): Wat het plaatsbezoek betreft, heb ik het Reglement erop nagekeken. Als drie leden van een commissie een plaatsbezoek willen brengen, kunnen zij dat. Ik zal van die mogelijkheid ook gebruikmaken. Ik wil in eerste instantie wel suggereren, zowel aan u als aan de commissievoorzitter, om dat met de hele commissie te doen. Ik denk dat Diest daarvoor toch wel belangrijk genoeg is.

 

De voorzitter: Ik wil nog een aanvulling geven. Zoals de minister zegt, en zoals ik ook heb geantwoord op de brieven die ik ontvang, zijn er twee mogelijkheden. Ofwel gaat men met drie leden van de commissie, ofwel beslist de commissie met een meerderheid om daar een plaatsbezoek te brengen. Dat is de tweede mogelijkheid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "een overzicht van de recente problemen met de C-130 en onder andere het vinden van wisselstukken" (nr. 19053)

- de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de vele defecten aan de vliegtuigen die Defensie voor dienstreizen naar het buitenland gebruikt" (nr. 19096)

04 Questions jointes de

- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "un aperçu des récents problèmes rencontrés par les C-130 et entre autres l'approvisionnement en pièces de rechange" (n° 19053)

- M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "les pannes multiples d'avions utilisés par le département de la Défense dans le cadre de déplacements à l'étranger" (n° 19096)

 

04.01  Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de minister, kunt u toelichting geven over de recente panne aan een C-130, waarmee u zelf werd geconfronteerd tijdens een bezoek aan Afghanistan?

 

Hoeveel C-130-toestellen heeft Defensie in bezit? Hoeveel daarvan worden ingezet? Kunt u een overzicht geven van de mankementen van de afgelopen jaren? In welke mate is het vinden van wisselstukken een probleem of heeft het vinden van wisselstukken de herstellingen vertraagd?

 

Zijn er problemen te verwachten, of kunt u omschrijven hoe ernstig ze zijn, met de huidige vloot aan C-130-toestellen door de problemen met de productie van de A400M?

 

Ik heb vorige week in de commissie al gezegd dat door de vertraging van het dossier van de A400M, onze C-130’s over tien jaar een halve eeuw in dienst zullen zijn. Wat zal het kosten om ze langer dan gepland operationeel te houden? Kunt u dat toelichten?

Mijnheer de minister, mocht zich in het dossier van de A400M de voorbije dagen een wijziging hebben voorgedaan, kunt u die dan toelichten?

 

04.02  Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, dans le cadre de votre dernier déplacement, l'appareil C-130 qui vous transportait vers la capitale du Tadjikistan, a subi une fuite d'huile et a terminé le vol sur trois de ses quatre moteurs. Le porte-parole a précisé qu'il s'était posé sans problème à Douchanbé.

 

Néanmoins, cette panne est loin d'être la première, et l'aspect récurrent de ces phénomènes commence, au-delà des aspects liés à la sécurité de nos hommes et à la vôtre – tout le monde connaît votre sens du sacrifice! –, à nous interroger en termes d'image et de crédibilité. En effet, nous n'en sommes pas à la première panne. Le Belge finit par penser que, chaque fois que vous prenez l'avion, vous risquez de vous écraser.

 

04.03  Pieter De Crem, ministre: J'ai l'impression que cela réjouirait certaines personnes!

 

04.04  Denis Ducarme (MR): Je serais le premier à vous donner un parachute, et il ne serait pas troué!

 

Plus sérieusement, quand vous partez rencontrer des militaires en opération, votre message est de plus en plus occulté par les avaries en rapport avec vos déplacements. Il n'est donc plus question de la présence de nos compatriotes à l'étranger ou de nos interventions internationales, mais uniquement des pannes et des problèmes techniques à répétition. C'est non seulement perçu par l'opinion publique belge, mais aussi – selon mes sources – au niveau international. Cela nous coûte en termes de crédibilité. J'aimerais donc que nous puissions faire le point sur le nombre de pannes ou de retards liés à des problèmes techniques et mécaniques subis par les avions utilisés par votre département depuis que vous êtes entré en fonction.

 

Pouvez-vous nous informer sur la nature et les causes des différents problèmes techniques? Quid des entretiens, des pièces de rechange et de la préparation de ces avions à l'occasion de ces déplacements? Un manque d'investissement est-il à déplorer? Nous devons, de toute façon, veiller à ce que cela ne se reproduise plus, car le seuil du raisonnable a été atteint.

 

04.05 Minister Pieter De Crem: Het toestel C-130 heeft voor een van de vier motoren de indicatie "propeller low oil" gehad tijdens de vlucht van Kunduz naar Doesjanbe in Tadzjikistan. Bij nazicht van het oliepeil na de landing bleek het in orde te zijn; het bleek een foute indicatie en geen olielek aan de motor.

 

Une équipe de dépannage du 15ème Wing de transport aérien s'est rendue sur place pour remplacer le composant défaillant, qui était disponible en stock à Melsbroek.

 

De telles interventions sont inévitables car, contrairement aux appareils civils, ces appareils n'atterrissent pas à des endroits où des pièces de rechange sont directement disponibles.

 

Defensie heeft 11 C-130-toestellen. Dagelijks worden gemiddeld vijf vliegtuigen van de vloot ingezet, in operationele opdrachten.

 

Ces dernières années, les missions suivantes ont dû être interrompues suite à une défaillance technique. En 2005, 853 vols, 12 pannes et 98,59 % de vols sans incident. En 2006, 766 vols, 33 pannes et 95,69 % de vols sans problème. En 2007, 818 vols, 8 pannes, 99,02 % de vols sans incident. En 2008, 847 vols, 5 pannes et 99,41 % de vols sans problème. En 2009, 710 vols, 12 pannes et 98,31 % de vols sans problème.

 

Des retards se produisent principalement lorsqu'un avion en panne atterrit sur un aérodrome sans détachement technique, le personnel et les pièces de rechange devant arriver dans ce cas par avion. En fonction du résultat des discussions en cours sur le programme A400M, l'impact du retard dans la fourniture de ces appareils sur la fiabilité de la flotte C-130 actuelle sera étudié. Je suis disposé à récapituler les pannes et retards encourus par les avions de la Défense depuis 2003. Cependant, pour pouvoir effectuer les recherches nécessaires pour répondre à la question, je demanderai à M. Ducarme de formuler sa question par écrit.

 

Om af te ronden, van de eerste toestellen A400M zijn er 7 toestellen voor België en 1 voor de Luxemburgers, in lijn. Er is een beduidende vertraging van de levering opgetreden. De eerste toestellen zouden worden geleverd in 2018. De vorige regering had namelijk beslist, om budgettaire redenen, om zich niet in het begin van de bestellingslijn te plaatsen; zij vond dat geen prioriteit.

 

La "patate chaude" a été reportée à 2018!

 

Die toestellen zullen wellicht, als ze geleverd worden, niet voor 2020 geleverd worden.

 

Wat de C-130’s betreft, in het Nederlands omschrijven we de situatie als EIGA, in het Frans wordt het INPA en in het Engels TINA: there is no alternative. Het spijt mij, maar er is geen alternatief. Er is niet in middelen voorzien om tussentijds andere toestellen te kopen, tenzij er hier in de Kamer een Kamerbrede meerderheid over de partijen heen mij de toelating en een bijkomende geldinjectie geeft om, nadat ik even langs ben geweest bij de regering, onze 11 toestellen, waar er vraag naar is, te verkopen en acht of negen andere toestellen te kopen, bijvoorbeeld een C-130J, wat een heel goed toestel zou zijn. Indien ik daar vandaag consensus over mag ontwaren, is er een alternatief.

 

Doch ik denk dat er geen alternatief is. We zullen daarmee moeten leren leven. Nogmaals, destijds heeft een vroegere regering beslist dat we pas vanaf 2018 moesten kunnen beschikken de A400M, maar dat zal wellicht niet het geval zijn.

 

Voor het overige is er absoluut geen geld, dat spijt mij verschrikkelijk. U kunt die vragen over de C-130’s nog honderden keren stellen, maar iedere keer zal het antwoord hetzelfde zijn.

 

Ter zijde, het luchttransport met C-130, C-130J of C-160 Transal – daar vliegen onze Duitse en Franse collega’s mee – is veel vaker nodig, omdat we veel meer militaire operaties in het buitenland verrichten. Onze Franse vrienden wilden ons helpen in Doesjanbe in Tadzjikistan, maar helaas waren de twee vrachttoestellen waarover zij beschikten, ook defect. Andere bondgenoten in ISAF die door ons werden gecontacteerd, stonden ook met defecte toestellen. Er is dus een samenloop van omstandigheden: de toestellen worden ouder, de toestellen worden bijzonder bevraagd en er zijn natuurlijk ook gigantische veiligheidsregelen, die moeten worden nageleefd om een C-130-vrachtvliegtuig de lucht in te laten gaan en bij voorkeur ook te laten landen in goede omstandigheden.

 

Afrondend, de grote prijs 2010 voor de meest uitvergrote gebeurtenis gaat voorlopig naar de C-130, die een routineprocedure volgt bij het landen op drie motoren.

 

04.06  Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor de nodige cijfers en het schetsen van de situatie. Ik begrijp dat het ook een probleem van perceptie is. Soms zijn er problemen die op een andere luchthaven, mits de wisselstukken ter beschikking zijn, snel opgelost kunnen worden. Als men zich echter op een luchthaven bevindt waar die wisselstukken ontbreken, dan is er natuurlijk een probleem en dan komt de panne uiteraard in de actualiteit.

 

Mijnheer de minister, het onderzoek loopt. Ik vind het spijtig dat het nog niet afgerond is. Ik zou u toch willen vragen om de cijfers die u opgesomd hebt eens te vergelijken met, bijvoorbeeld, de gewone vrachtluchtvaart of de burgerluchtvaart, om te zien of die cijfers ernstig zijn of niet. U zegt dat er een probleem is omdat de toestellen ouder worden. Over tien jaar zijn ze een halve eeuw in gebruik. Ze worden meer gebruikt. De wisselstukken zullen in de toekomst misschien minder voorradig zijn. Dat zijn toch factoren waarmee men rekening moet houden. U zegt, als het Parlement een oplossing wil aanreiken, dat het er dan maar voor moet zorgen dat er meer geld aan defensie wordt gegeven. Ik ben het daarmee eens, mijnheer de minister, maar uw moet uw pleidooi toch wel sterker onderbouwen en u moet met dat pleidooi meer naar buiten komen, want dit is een belangrijke verantwoordelijkheid.

 

Wij verdedigen de spitsrol van het leger, inzake buitenlandse opdrachten. U wilt meer aan buitenlandse opdrachten deelnemen. Dat is een prioriteit van het leger, maar daarvoor zijn de C-130’s momenteel onontbeerlijk. Wat het met de A400M’s zal worden, dat weten wij nog niet. De C-130’s zijn onontbeerlijk. Het veilig en snel verplaatsen, met zo weinig mogelijk calamiteiten, is een hoofdprioriteit voor Landsverdediging. Als daartegenover een kostenplaatje staat om de veiligheid en de optimale verplaatsing te garanderen, dan is dat zo en dan moet u dat verdedigen.

 

Mijnheer de minister, u zei dat u het aan het Parlement overlaat en dat het een goede zaak zou zijn, als er een meerderheid gevonden kan worden om u meer middelen te geven. Inderdaad, maar u, als minister, moet daarvoor pleiten. Het kan niet dat het budget voor defensie verminderd wordt op een ogenblik dat er zich met onze transportvliegtuigen, waarmee wij de belangrijkste prioriteiten, zoals de deelname aan buitenlandse opdrachten, moeten vervullen, problemen voordoen die de volgende jaren alleen erger zullen worden. Wij verwachten van u dus meer pleidooien, meer visie en meer daadkracht om in een oplossing te voorzien. Uit uw antwoord leer ik maar een zaak en dat is dat wij in de problemen zitten en dat wij de komende jaren, wat de verplaatsingen van defensie en de manschappen betreft, nog in grotere problemen zullen geraken.

 

04.07  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, merci pour vos chiffres. Nous allons les comparer avec des vols similaires pour des départements de la Défense étrangers.

 

Lorsque vous donnez des chiffres, la moyenne a l'air correct. Nous avons presque l'impression que les pannes se concentrent sur vous dès le moment où vous prenez l'avion. Je craindrais presque de prendre l'avion en votre compagnie!

 

Cela dit, vous devez faire le nécessaire pour ne plus tomber en panne à l'avenir. En effet, le message que vous portez au nom de la Belgique, au nom du gouvernement et du département de la Défense est un message qui doit être entendu, plutôt que celui lié aux problèmes techniques. Si vous continuez à nous faire le coup de la panne, monsieur le ministre, l'image de votre département s'en trouble. Selon les informations qui nous ont été communiquées, ces incidents qui surviennent quand le ministre belge de la Défense prend l'avion commencent à faire rire à l'étranger.

 

Je trouve que tout doit être fait pour que ces moyennes continuent à augmenter dans le bon sens. Et surtout, quand vous prenez l'avion, que ne se reproduisent plus les problèmes à répétition de ces dernières années.

 

04.08  Pieter De Crem, ministre: Les chiffres ne peuvent pas être plus clairs. C'est la magna cum laude, si je ne me trompe. Par exemple, en 2008, première année complète durant laquelle j'étais à la tête du département, le ratio était de 99,41 %. L'année passée, sur 710 vols, soit environ 60 par mois, un seul par mois a été retardé pour une raison ou une simple indication de défaillance technique. Le ratio atteint ainsi 98,31 %.

 

Je suis convaincu, et je veux bien faire le pari avec elles, que les compagnies civiles aériennes rencontrent beaucoup de pannes. Il suffit d'observer dans n'importe quel aéroport tous les retards annoncés: dans la plupart des cas, ce sont des retards dus à des manquements techniques.

 

04.09  Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, c'est très bien, le ratio est bon, mais je vous avais aussi demandé le nombre de pannes qui vous avaient touché vous. Je ne tiens pas à vous importuner et à aller plus avant, mais, depuis que vous êtes ministre, les médias semble relater que, tous les six mois, vous frôlez le crash.

 

C'est pourquoi je dis que l'image n'est pas bonne tant vis-à-vis de l'opinion qu'à l'égard des messages que devrait produire la Défense, que vis-à-vis de l'étranger. Dans le cadre du transport du ministre de la Défense à l'avenir, il conviendrait de songer que tout cela ne sombre pas dans le ridicule, avec des pannes à répétition lorsque vous êtes à bord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Défense sur "la fermeture du quartier Lieutenant De Wispelaere et ses conséquences à court terme" (n° 18827)

05 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Landsverdediging over "de sluiting van het kwartier Luitenant De Wispelaere en de gevolgen op korte termijn" (nr. 18827)

 

05.01  Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, le plan de redéploiement de l'armée que vous avez élaboré prévoit la fermeture du Quartier Lieutenant De Wispelaere après 2013. La logique voudrait que, dans l'intervalle, les moyens locaux restent disponibles.

 

Or, il me revient que l'état-major va retirer tout le support médical, tant curatif que la médecine du travail qui seront transférés vers Bruxelles et Florennes. Cette décision met le département du Génie de Jambes dans une situation extrêmement compliquée. En effet, cela signifierait qu'il faudra envoyer plus de 550 élèves vers Florennes au lieu de permettre les consultations de la médecine du travail sur place, ce qui engendrerait des besoins logistiques adéquats. Par ailleurs, tout le volet curatif devra être transféré vers le secteur médical civil namurois.

 

Monsieur le ministre, quelles mesures prévoyez-vous pour pallier ces manques? Des moyens complémentaires sont-ils envisagés afin de mener les élèves de Jambes à Florennes si nécessaire? D'autres restrictions sont-elles envisagées compte tenu du calendrier prévu pour le déménagement?

 

05.02  Pieter De Crem, ministre: Chère collègue, comme mentionné dans le Plan de la transformation, la Défense passera à un système où, pour la médecine curative de première ligne, le principe général d'appel au secteur civil sera appliqué.

 

Chaque membre du personnel de la Défense pourra faire gratuitement appel à un prestataire de soins agréé du secteur civil aussi bien pour les médecins que les dentistes et les kinésithérapeutes. Le retrait des médicaments se fera également dans une pharmacie civile, selon une procédure déjà existante.

 

En ce qui concerne le service de médecine du travail et afin de le rendre aussi rentable que possible, le système a été centralisé sur la base de la population des dix plateaux. Il y a donc un centre médical régional (CMR), qui est prévu par plateau avec du personnel médical qui restera responsable pour la médecine curative spécialisée, l'aptitude dentaire, la kiné et les examens de médecine du travail.

 

Pour le personnel du Quartier Lieutenant De Wispelaere, le plan a évidemment une influence sur nombre de processus au sein de la Défense. Cela ne signifie pas pour autant que l'offre de services au profit du personnel sera moindre. Elle sera organisée autrement.

 

En ce qui concerne une fois de plus le quartier Lieutenant De Wispelaere, le personnel et les élèves pourront toujours bénéficier des appuis territoriaux nécessaires, comme les facilités horeca, une section du personnel pour les formalités financières et administratives et les appuis locaux nécessaires en infrastructure et en mobilité.

 

05.03  Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, vous confirmez ainsi l'information. Ma question était de connaître les moyens logistiques de transport et de mobilité mis à la disposition du personnel pour se rendre à Florennes. Je n'ai pas entendu la réponse à cette question. Je suppose que cette mesure est prise dans un objectif d'économie. Aussi, ma question relative à la fermeture du Génie à Jambes tend à savoir si des économies seront réalisées grâce à ce choix.

 

À partir du moment où 550 élèves sont susceptibles de devoir se rendre à Florennes, qui se trouve à une soixantaine de kilomètres de Namur voire un peu plus, je me demande comment la logistique de transport sera prise en compte. Par ailleurs, le transfert vers le secteur civil est en fait un transfert vers l'INAMI. Vous dites faire des économies mais la dépense sera transférée au secteur des soins de santé. In fine, y aura-t-il réellement une économie sur le budget de l'État?

 

05.04  Pieter De Crem, ministre: Des économies sont certainement réalisées au sein du département même. Une politique d'austérité à hauteur de 100 millions d'euros nets doit être menée.

 

Pour ce qui concerne les prestations médicales, vous n'ignorez pas qu'un système de vases communicants existe. Il ne s'agit pas d'un transfert de l'INAMI mais d'une modification de la présentation des soins. Quant à l'offre de services au profit du personnel, elle ne sera pas moindre mais organisée autrement. Le personnel militaire pourra se déplacer confortablement et selon son choix pour gagner son lieu de travail, en fonction des propositions émises par la Défense. Je ferai des propositions très concrètes.

 

05.05  Valérie Déom (PS): Je prends acte des réponses de M. le ministre qui, malheureusement, ne répond absolument pas à mes questions, puisque je n'ai obtenu aucun chiffre, aucune précision sur la mobilité et l'impact réel. J'imagine que c'est une question d'économies. Je doute cependant que cette suppression sur le plan médical à l'égard du Génie à Jambes rencontre l'objectif d'économies que vous poursuivez dans votre plan. Je ne suis pas convaincue!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Questions jointes de

- M. Eric Libert au ministre de la Défense sur "le déséquilibre régional dans l'élaboration du Plan de réforme de la Défense" (n° 18964)

- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "la répartition linguistique lors de l'exécution du plan de réforme" (n° 19127)

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Eric Libert aan de minister van Landsverdediging over "het gebrek aan evenwicht tussen de Gewesten wat het hervormingsplan voor Defensie betreft" (nr. 18964)

- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de taalverhouding bij het uitvoeren van het transformatieplan" (nr. 19127)

 

06.01  Éric Libert (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, en commission de la Défense du mercredi 20 janvier 2010, je vous faisais rapport du déséquilibre observé entre le Nord et le Sud du pays dans le cadre du plan de réforme de la Défense.

 

Sous une approche globale, une étude transversale avait été réalisée afin d'évaluer les conséquences des transferts interrégionaux. De cette étude, que j'ai fait transmettre à votre cabinet, il résultait qu'en termes d'effectifs prévus, 200 militaires venant de Flandre seraient transférés vers des casernes wallonnes et/ou bruxelloises et qu'environ 1 365 membres du personnel francophones seraient transférés vers des casernes en Flandre.

 

Le différentiel entre les Régions est donc de 1 165 unités en défaveur de la Région wallonne, sous réserve de l'exactitude des chiffres dont nous avons pris connaissance sur le site du ministère de la Défense.

 

Monsieur le ministre, eu égard aux éléments précités, pouvez-vous me confirmer ce ratio de 1 contre 6, toutes composantes confondues? Le solde négatif de 1 165 effectifs francophones se vérifie-t-il dans les faits? Dans l'affirmative, quel que soit le chiffre du différentiel, quelles dispositions comptez-vous prendre pour rétablir un équilibre compromis?

 

06.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, votre question est basée sur le constat que 1 165 postes seraient transférés du Sud au Nord du pays. Partant des fonctions prévues actuellement comparées aux fonctions prévues après la transformation, je constate que la réduction est proportionnellement équivalente pour les Régions mais plus limitée dans les services centraux situés sur le plateau de Bruxelles.

 

Les chiffres globaux attestent d'un équilibre quasiment inchangé entre les trois zones considérées, ce qui signifie que si transferts il y a, ceux-ci s'équilibrent globalement.

 

En ce qui concerne les situations particulières évoquées dans votre document, je ne peux partager votre constat. Pour reprendre certaines situations particulières, citons par exemple le cas de Saive. Une nouvelle capacité ISTAR (Intelligence, Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance) est créée et localisée à Heverlee.

 

Cette nouvelle capacité regroupera une partie des capacités existantes dispersées actuellement à Lombardsijde et à Bourg-Léopold, avec respectivement 116 et 313 postes, et à Saive avec 455 postes.

 

Les tableaux organiques de la future unité bilingue ISTAR comptent 666 postes, soit une réduction de 218 fonctions. Il en va de même pour la suppression de près de 500 fonctions dans l'artillerie. Le 1er A à Bastogne est une suppression et non un transfert. Sauf demande expresse, aucun des artilleurs de Bastogne ne sera d'ailleurs amené à faire mutation vers Brasschaat.

 

Je vous rappelle que la transformation amènera la suppression de plus 7 000 fonctions réparties proportionnellement, comme je viens de vous l'expliquer. Conclure que les emplois supprimés en Wallonie sont transférés en Flandre ne correspond donc pas à la réalité.

 

Cette suppression s'accompagnera évidemment de certains mouvements de personnel. Á l'heure où je vous parle, il est toutefois impossible de dire ce que seront ces mutations. Comme vous le savez, le personnel concerné, soit 16 000 personnes, fait actuellement l'objet d'une enquête. Le but est de récolter un maximum d'informations sur la situation de tout un chacun.

 

Ces données sont actuellement rassemblées et traitées afin d'aboutir au plan de mutation. Il y sera tenu compte, dans toute la mesure du possible, des attentes de chacun. Ce n'est qu'à l'analyse de ce plan de mutation que des conclusions pourront être tirées. Comme convenu, je tiendrai la commission informée dès que les informations nécessaires et les données chiffrables seront disponibles.

 

06.03  Éric Libert (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie. Dans la mesure où vous me dites que le constat que je fais n'est pas vérifié dans la réalité, je relève que votre réponse est quant à elle incomplète en ce qu'elle s'exprime en termes de proportionnalité mais qu'elle ne me donne pas de base me permettant d'apprécier son fondement. Par ailleurs, elle ne donne aucun chiffre, globaux en tout cas. Vous vous êtes limité à faire des extrapolations partielles dont je ne peux évidemment pas apprécier la projection sur l'ensemble.

 

Pour toutes ces raisons, vous comprendrez que je devrai examiner en détail votre réponse au regard des chiffres que je vais à nouveau confronter les uns aux autres. Je reviendrai ensuite vers vous.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de situatie in de Afghaanse provincie Kunduz" (nr. 19083)

07 Question de M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la situation dans la province afghane de Kunduz" (n° 19083)

 

07.01  Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de minister, volgens informatie uit Afghanistan zijn er in de provincie Kunduz milities actief tegen de Taliban die nog wreder optreden dan de Taliban. De nieuwszender Al Jazeera zou bericht hebben dat de milities spontaan gevormd werden na de onmacht van de Westerse strijdkrachten in Kunduz. Dat is een reden om daar van u enige toelichting over te krijgen. Kunt u de situatie in Kunduz toelichten? Zijn die berichten al dan niet correct? Het bestrijden van de Taliban in die provincie is geen opdracht voor onze troepen. Wij staan in voor de opleiding van de Afghaanse soldaten. Wie treedt er dan echter wel op? Worden de milities erkend door het Afghaanse leger? Worden die milities bijvoorbeeld bevolkt door Afghaanse soldaten die hun opleiding niet afmaken of deserteren? Stelt er zich op dat vlak een probleem? Is er contact tussen deze milities en het Afghaanse leger?

 

07.02 Minister Pieter De Crem: De strijd tegen de Taliban in de provincie Kunduz is een verantwoordelijkheid van de ISAF-strijdkrachten die toegewezen werden aan het regionaal commando noord, het RCN, dat onder Duits commando staat. Dat gebeurt natuurlijk in nauwe samenwerking met de Afghan National Security Forces en met eventuele eenheden die onder Amerikaans commando in deze streek zijn ontplooid. De verhoging van de algemene dreiging in deze regio en de uitgestrektheid van het gebied maken een permanente controle van het volledige grondgebied bijzonder moeilijk. Imminente ontplooiingen van Westerse versterkingen in deze streek werden al aangekondigd. Er is een bijkomend manoeuvrebataljon onder Duits commando dat werd voorzien. Anderzijds zijn de Verenigde Staten gestart met de inplaatsstelling van een brigade combat team, een geniebataljon en een combat aviation brigade.

 

De laatste maanden werden volgens mij door de defensiestaf meegedeelde informatie meerdere initiatieven genomen door de Amerikanen en de Afghanen om het tekort aan Afghaanse militairen in de onstabiele regio’s van het land op te vangen, dit door een beroep te doen op milities. Het eindobjectief van deze objectieven is de reïntegratie van de lokale milities in de Afghaanse veiligheidskrachten. Momenteel is de samenwerking niet geïnstitutionaliseerd. Ze gebeurt naar gelang de noodwendigheden van de Afghaanse veiligheidssituatie en dus ook van de Afghaanse veiligheidskrachten. De milities behoren dus niet formeel tot de Afghaanse veiligheidskrachten maar ze onderhouden banden met deze laatsten. Zo opereren ze met het Afghan National Army dat wij opleiden en vormen, niet op eigen initiatief maar op aanvraag. Zij vallen bovendien officieel onder de bevoegdheid van de lokale politiechef. Het is wel zo dat meerdere van deze militieleden thans de weg vinden naar het “geregelde” Afghaanse leger.

 

07.03  Bruno Stevenheydens (VB): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. De basis die men daar momenteel met de bondgenoten aan het leggen is om de tekorten in het Afghaanse leger op te vullen met lokale milities, blijkt toch wel zorgwekkend te zijn. U zegt dat zij enerzijds wel hun weg vinden tot het normale, reguliere leger, maar dat er anderzijds wel problemen zijn en dat ontsporingen in zo’n land niet te vermijden zijn. Dat is een onrustwekkende toestand die we zeker moeten opvolgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de minister van Landsverdediging over "het voortbestaan van het Air Traffic Control Center (ATCC) te Gavere" (nr. 19099)

08 Question de M. Stefaan Vercamer au ministre de la Défense sur "la survie de l'Air Traffic Control Center (ATCC) de Gavere" (n° 19099)

 

08.01  Stefaan Vercamer (CD&V): Het zal u niet verbazen dat ik met veel belangstelling alles over ATCC Gavere in uw transformatieplan heb gelezen. Wij lezen daarin dat ATCC Gavere zal blijven bestaan, weliswaar in de huidige, afgeslankte vorm "tot de overname van een deel van de taken in het kader van de implementatie van een geïntegreerde Europese aanpak van de luchtverkeerscontrole."

 

Ik had graag wat meer duidelijkheid gekregen over de toekomst van ATCC Gavere. Betekent zulks dat er niet in een opvolger van het SEROS II-systeem wordt geïnvesteerd? Waarom dan niet?

 

Moeten wij daaruit afleiden dat het voortbestaan van de eenheid wordt gekoppeld aan het resultaat van de lopende besprekingen met de civiele en militaire vertegenwoordigers van de zes zogenaamde FABEC-landen om een gemeenschappelijk functioneel luchtruim te creëren? In 2012 zou dat zogenaamde FABEC worden geïnstalleerd.

 

Mijnheer de minister, hoever staan de besprekingen? Wat gebeurt er met ATCC Gavere bij de eventuele creatie van het gemeenschappelijke luchtruimblok?

 

Is het correct dat de installatie van ATCC Gavere in het transformatieplan niet als een sleutelkwartier wordt bestempeld? Wat zijn de gevolgen voor dat militaire kwartier?

 

Als ATCC Gavere geen toekomst heeft, hoeveel militairen zijn er dan op termijn in Oost-Vlaanderen gestationeerd?

 

08.02 Minister Pieter De Crem: In november 2008 hebben de burgerlijke en militaire overheden van de Benelux, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland een declaration of intent getekend om de oprichting van het functional airspace block Europe Central, het FABEC, tegen 2012 mogelijk te maken. Dat is op vraag van de Europese Unie.

 

Een van de doelstellingen besproken in het FABEC is de colocatie van de burgerlijke en militaire dienstverlening op het gebied van de luchtverkeersleiding. Dat laat toe de kosten van het nieuwe CESAR-luchtverkeergeleidingssysteem dat door de Europese Unie en Eurocontrol werd ontwikkeld en tegen 2020 operationeel is, over verschillende partners te spreiden.

 

De samenwerking met Belgocontrol en/of Maastricht upper area center voor de militaire luchtverkeersleiding wordt in die context bestudeerd. In het licht van die Europese evolutie is een nieuwe investering in een afzonderlijk militair controlesysteem SEROS niet meer verantwoord. De radar van ATCC wordt als NATO-radar te Semmerzake behouden en maakt een aanwezigheid van militair personeel hoe dan ook noodzakelijk. Het is dus voorbarig om conclusies te trekken over de toekomst van de eenheid. Een sluiting van de kazerne is niet aan de orde.

 

Het aantal functies waarin na de voltooiing van de transformatie per provincie voorzien zal zijn, is gelinkt aan de nieuwe organisatietabellen voor de eenheden. Die worden momenteel uitgewerkt door de generale staf. Pas na de volledige uitvoering van dat proces, zullen er correcte cijfers, die beantwoorden aan de realiteit, kunnen worden meegedeeld.

 

08.03  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord en ben blij te vernemen dat de sluiting van de kazerne absoluut niet aan de orde is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de inzet van een Belgische Sea King-helicopter voor een dringende medische vlucht" (nr. 19101)

09 Question de M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "l'utilisation d'un hélicoptère belge Sea King dans le cadre d'un vol médical urgent" (n° 19101)

 

09.01  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, tussen Kerstmis en nieuwjaar zou een Sea King-helikopter van het Belgisch leger een menselijk hart naar het UZ Gent getransporteerd hebben. Dergelijke orgaantransporten worden normaal gezien alleen uitgevoerd door een privéfirma, maar die zou op dat moment geweigerd hebben om uit te rukken wegens de slechte weersomstandigheden. Volgens de berichtgeving liet het UZ achteraf weten dat de betrokken piloot en de crew met deze actie het leven gered hebben van de jonge patiënte voor wie het donorhart was bestemd.

 

Dit bericht steekt schril af tegen een aantal andere recente artikelen over de transportcapaciteit van onze air component. Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat ziekenhuizen in dergelijke noodsituaties een beroep kunnen doen op de Sea Kings van de luchtmacht voor het transport van donororganen, en of er voor dergelijke transporten in moeilijke weersomstandigheden concrete afspraken gemaakt zijn tussen de medische instanties die zich met orgaantransplantaties bezighouden en defensie? Zoniet, wordt er overleg gepleegd om te komen tot een officieel samenwerkingsakkoord?

 

09.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega Kindermans, volgens de geldende richtlijnen voor de inzet van militaire middelen op het nationaal grondgebied, kan er militaire steun gevraagd worden in geval van een spoedeisende situatie en de onmogelijkheid voor de burgerlijke autoriteiten om de nodige capaciteit — zelfs wanneer die zou bestaan — tijdig en/of in voldoende mate in te zetten. Deze basisprincipes werden duidelijk gerespecteerd in het geval dat u vermeldde in uw vraag.

 

Sinds 25 april 2006 bestaat er een conventie tussen Landsverdediging en negen ziekenhuizen-transplantatiecentra, over het uitvoeren van een dringend transplantatietransport door een A109-helikopter van de luchtcomponent. Deze conventie wordt nu herzien zodat in de richtlijn eveneens wordt voorzien in een eventuele toekomstige inzet van een Sea King-helikopter voor orgaantransport bij slechte weersomstandigheden. Tot daar mijn antwoord.

 

09.03  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de minister, het doet onze fractie plezier dat de luchtcomponent ook eens positief in de media komt. Ik meen dat zo’n samenwerking aangemoedigd moet worden en ook perfect past, niet alleen in de maatschappelijke rol die defensie moet spelen, maar ook binnen de taken van onze militairen.

 

Dat zij opdrachten uitvoeren in moeilijke en risicovolle omstandigheden waar andere actoren liever afzijdig blijven, en deze toch tot een goed einde kunnen brengen, stemt ons tevreden. U mag namens onze fractie de betrokken piloot en bemanning feliciteren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de concretisering van de zoekactie naar drie Belgische piloten die in 1965 vermist raakten boven het Congolese oerwoud" (nr. 19102)

10 Question de M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "la concrétisation de l'action de recherche de trois pilotes belges qui ont été portés disparus dans la forêt vierge congolaise en 1965" (n° 19102)

 

10.01  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, eind oktober 2009 bevestigde u in antwoord op een eerder gestelde mondelinge vraag dat uw departement van plan is om op zoek te gaan naar het wrak van de H-21-helikopter die in juni 1965 verdween in de buurt van Stanleystad en die drie Belgische bemanningsleden aan boord had.

 

Het zou de bedoeling zijn om binnen het raam van de opleiding van het Congolese leger waaraan ook Belgische militairen deelnemen, een kleine operatie op de been te brengen die de lichamen van de drie Belgische piloten zou kunnen repatriëren. Het gaat om adjudant-vlieger Robert Jacobs, adjudant-vlieger Frans Allaeys en boordwerktuigkundige, kapitein Raymond Bardon, die allen gedetacheerd waren bij het toenmalige Congolese leger.

 

Kunt u ons inlichten over de huidige stand van zaken? Onze fractie hecht veel belang aan deze operatie. Kunt u ons meedelen of daar ondertussen nog nieuws over is?

 

10.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Kindermans, mijn Congolese collega, Charles Mwando NSimba, heeft mij laten weten dat hij 3 november zijn akkoord heeft gegeven om de toelating te krijgen om een expeditie van kleine omvang te organiseren op het Congolese grondgebied, vervolgens om de steun aan deze expeditie te verkrijgen van een detachement van de strijdkrachten van de DRC en tenslotte om een voorafgaande coördinatie tussen een Belgische en een Congolese militaire inlichtingendienst mogelijk te maken. Wij kregen eind vorige maand een akkoord om dat te mogen en kunnen doen.

 

De staf van Defensie is in nauwe samenwerking met de Congolese counterparts begonnen met het opsporen van Congolese burgers die een helikopterwrak in de mogelijke crashzone zouden hebben geïdentificeerd. Deze personen dienen in staat te zijn om onontbeerlijke aanwijzingen te geven voor de oriëntering van de expeditie die in het Congolese regenwoud moet plaatsvinden.

 

Het regenwoud is bijzonder moeilijk toegankelijk te voet. De geschatte afstand zal een mars van enkele dagen vereisen. Een blinde zoektocht is zeker uitgesloten. Wij brengen alles samen om hopelijk de plaats te vinden waar het ongeval zich heeft voltrokken.

 

Wij vinden het de plicht van het Ministerie van Defensie en het kabinet om deze tocht te ondernemen. Dat zal niet in gemakkelijke omstandigheden zijn. Het oude Vlaamse adagium “Moeilijk gaat ook” is hier van toepassing. Ik hoop dat wij, zo veel jaren na de feiten, resultaat zullen hebben, niet in het minst voor de nabestaanden van de verongelukten.

 

10.03  Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 12.25 uur.

Le développement des questions et interpellations se termine à 12.25 heures.