Commissie voor de Sociale Zaken

Commission des Affaires sociales

 

van

 

dinsdag 9 februari 2010

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 9 février 2010

 

Après-midi

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.20 heures et présidée par M. Yvan Mayeur.

De vergadering wordt geopend om 14.20 uur en voorgezeten door de heer Yvan Mayeur.

 

01 Vraag van mevrouw Martine De Maght aan de staatssecretaris voor de Coördinatie van de fraudebestrijding, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "schijnhuwelijken of schijn-samenwonenden" (nr. 18912)

01 Question de Mme Martine De Maght au secrétaire d'État à la Coordination de la lutte contre la fraude, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État, adjoint au ministre de la Justice, sur "les mariages ou les cohabitations de complaisance" (n° 18912)

 

01.01  Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, eerst en vooral mijn dank dat u mij toch de gelegenheid hebt gegeven mijn vraag te stellen. Ik vond ze toch uitermate belangrijk.

 

Mijn vraag dateert van de laatste week van januari. Toen konden wij via de media vaststellen hoe eenvoudig een regularisatie kan bekomen worden. Een man van Algerijnse afkomst gaf voor de camera toe problemen te hebben met zijn papieren via wijziging op zijn officiële documenten die hij dan bezorgde aan de Dienst Vreemdelingenzaken met een naamsverandering en een leugen over zijn geboorteplaats. Door een aantal letters te wijzigen in beide, slaagde de man er in bij de stad Gent een huwelijk af te dwingen. Indien het zou fout lopen, is hij dan ook staatloos. Dat is nog een extra bekommernis van onzentwege: wij kunnen dergelijke mensen ook niet repatriëren.

 

Dit huwelijk werd voltrokken twaalf dagen na de eerste ontmoeting met de vrouw met wie hij gehuwd is. Door de bekentenis die hij op tv deed, is de stad Gent post hoc een onderzoek gestart en is van mening dat het hier om een schijnhuwelijk gaat, met alle gevolgen vandien. Het heeft tot vandaag nog gevolgen in de pers en de media, maar ook bij de openbare diensten en de parketten. Schijnhuwelijken, maar ook schijnsamenwoonst, hebben ook sociale en fiscale gevolgen voor beide partners, boven op het feit uiteraard dat er gemakkelijk geregulariseerd wordt en kan worden. Na huwelijk of wettelijk vastgestelde samenwoonst kunnen beide partners immers genieten van ons uniek sociaal zekerheidsstelsel en op deze manier onder meer een inkomen en medische verzorging genereren.

 

In het verleden heb ik u al aangesproken op misbruik in dat raam van SIS-kaarten. Vandaag kan worden vastgesteld dat er inderdaad zowel sociaal als fiscaal ook met het systeem dat ik hier naar voor bracht, gefraudeerd kan worden. Tijdens een vorige vraagstelling had u beloofd dat er overleg plaats zou vinden, waarvan er een resultante zou zijn rond Nieuwjaar, met betrokken federale collega’s in het licht van het fraudebestrijdingsplan. Toegegeven, dat betrof vooral de zeer expliciete vraag over SIS-kaartenmisbruik. Ik heb toch nog enige vragen bij het mogelijk vooropgestelde systeem.

 

Werd het beloofde fraudebestrijdingsplan reeds opgemaakt? Werden de juist opgesomde fraudegevallen hier ook in opgenomen, aangezien zij ook directe aanleiding geven tot misbruik van ons sociaal zekerheidsstelsel? Welke maatregelen zullen worden genomen om in de toekomst dergelijke situaties van schijnhuwelijk of schijnsamenwonen te vermijden? Is de cel schijnhuwelijken naar uw inschatting hier in gebreke gebleven, specifiek inzake gevolgen voor fiscale en sociale fraude? Zijn er nog gevallen gekend? Wat zijn de beleidsintenties hieromtrent?

 

01.02 Staatssecretaris Carl Devlies: Ik kan enkel een antwoord verschaffen wat mijn competenties in de regering betreft.

 

Zoals ik u in een vorig antwoord heb meegedeeld, heeft het college voor de Strijd tegen de Fiscale en de Sociale Fraude voor de jaren 2009-2010 een tweede actieplan uitgewerkt. Daarin zijn 49 actiepunten opgenomen om de fiscale, financiële, economische en sociale fraudefenomenen structureel te bestrijden. Het actieplan is in juli 2009 door het ministerieel comité goedgekeurd. Naast de sociale, fiscale en economische inspectiediensten, zorgen ook de politionele en justitiële diensten thans voor de uitvoering van het actieplan. Hoewel er in het tweede actieplan niet onmiddellijk actiepunten tegen schijnhuwelijken zijn opgenomen, bevat het wel een drietal concrete maatregelen die het fenomeen van identiteitsfraude en het gebruik van vervalste documenten bestrijden.

 

Ten eerste, met betrekking tot de gezondheidszorg kan de zorgverlener in de toekomst de identiteit van de persoon die zich bij hem aanbiedt, verifiëren. De op handen zijnde integratie van de functionaliteit van de SIS-kaart in de elektronische identiteitskaart en de daarmee gepaard gaande mogelijkheid om onmiddellijk een eerste visuele verificatie te verrichten, vormt hiertoe een belangrijke aanzet.

 

Ten tweede, men kan online via de internetapplicatie Checkdoc van de FOD Binnenlandse Zaken de betrouwbaarheid van identiteitskaarten, verblijfstitels en paspoorten op basis van een hit/no hitsysteem nagaan. Allerhande fraude wordt immers door het gebruik van valse of vervalste documenten, alsook door gestolen, verloren, verlopen of ongeldige documenten vergemakkelijkt.

 

Een derde actiepunt is de strijd tegen de georganiseerde sociale fraude. Valse C4-documenten en loondocumenten geven ten onrechte recht op sociale uitkeringen, zoals werkloosheidsuitkeringen, ziekte-uitkeringen of gezinsbijslagen.

 

Ik wil voorts uitdrukkelijk herinneren aan de mogelijkheid voor de eerstelijndiensten, zoals de diensten Burgerzaken en Vreemdelingen bij de bevolkingsdiensten van de gemeente. Bij vermoeden van fraude of onregelmatigheden met identiteitsdocumenten kunnen zij een beroep doen op de expertise van de centrale dienst voor de Bestrijding van Valsheden bij de directie Economische en Financiële Criminaliteit van de federale gerechtelijke politie. Die dienst kan de voorgelegde betwiste documenten technisch onderzoeken en in geval van twijfel de lokale politie adviseren.

 

Het blijft uiteraard de verantwoordelijkheid van de bevoegde gemeentelijke dienst in ruggespraak met de lokale politie om een adequate beslissing te nemen.

 

Ten tweede, wat de beleidsintenties betreft, kan ik u meedelen dat de strijd tegen schijnhuwelijken een prioriteit is van deze regering. In het kader van het akkoord over asiel en migratie werkt de minister van Justitie aan een wetsontwerp dat de desbetreffende wetgeving moet verscherpen. Voor meer details verwijs ik u naar hem.

 

Ten derde, inzake de maatregelen die zullen worden genomen, wordt morgen in de Kamercommissie voor de Justitie een identieke vraag behandeld. Ik verwijs dan ook naar het antwoord dat daar door de minister van Justitie zal worden gegeven.

 

01.03  Martine De Maght (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor uw antwoord. Kunt u mij zeggen waar ik die 49 actiepunten terug kan vinden?

 

Voorts geeft u aan dat de strijd tegen het fenomeen bevoegdheidsoverstijgend is, maar daar u als staatssecretaris coördinator bent van de strijd tegen zowel de sociale als de fiscale fraude was ik er zeker van dat u een coördinerende rol op u zou nemen. Dat mag nu inderdaad blijken uit uw antwoord. Ik zal de kwestie uiteraard ook in de andere commissies opvolgen en zo nodig kom ik bij u terug. In elk geval, bedankt voor uw antwoord.

 

01.04 Staatssecretaris Carl Devlies: Ik bevestig dat ik in heel wat materies een coördinerende rol op mij neem. Natuurlijk ligt de eindverantwoordelijkheid van de betrokken vakministers. U kunt mij altijd vragen stellen over het geheel van de samenwerking, maar wanneer de specifieke verantwoordelijkheden van de ministers spelen, moet u de vragen wel aan de betrokken ministers stellen.

 

01.05  Martine De Maght (LDD): Dat zal ik doen.

 

01.06 Staatssecretaris Carl Devlies: Het tweede actieplan werd ruim verspreid, ook bij de leden van het Parlement. Het is in elk geval permanent ter beschikking op de website. Ik veronderstel dat het ook op de website van de Kamer staat.

 

01.07  Martine De Maght (LDD): Ik zal het opzoeken. Dat is geen probleem.

 

01.08 Staatssecretaris Carl Devlies: Het staat in elk geval op de website van de beleidscel. Ik zal u ook een gedrukt exemplaar laten toezenden.

 

01.09  Martine De Maght (LDD): Dat is fijn.

 

01.10 Staatssecretaris Carl Devlies: De plannen worden trimesterieel geëvalueerd. Een volgende evaluatie door het ministerieel comité is gepland voor midden maart. U zult daarover als parlementslid nog worden geïnformeerd.

 

01.11  Martine De Maght (LDD): Dank u.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 14.29 heures à 14.59 heures.

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 14.29 uur tot 14.59 uur.

 

02 Vraag van de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de oprichting van de Commissie ter regeling van de arbeidsrelaties" (nr. 18228)

02 Question de M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la mise en place de la Commission de règlement de la relation de travail" (n° 18228)

 

02.01  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is niet de eerste keer dat ik u hierover ondervraag. Ook andere regeringsleden heb ik hierover in het verleden ondervraagd, maar ik hoop oprecht dat het de laatste keer is dat ik u daarover moet ondervragen.

 

Tijdens het begrotingsdebat dat wij voor nieuwjaar gevoerd hebben naar aanleiding van uw beleidsbrief werd aangekondigd dat bij manier van spreken de dag erop volgend een koninklijk besluit zou worden gepubliceerd tot oprichting van de commissie met betrekking tot de aard van de arbeidsrelaties.

 

Ik wil u eraan herinneren dat die commissie, die eigenlijk de basis moet zijn voor de strijd tegen misbruik op vlak van statuten, schijnzelfstandigheid of misbruik van andere statuten, al moest opgericht zijn voor eind 2008. Dat was reeds met een jaar verlengd tot 2009. In elk geval, mevrouw de minister, heb ik het nog niet zien verschijnen in het Belgisch Staatsblad.

 

Hoe zit het met dat koninklijk besluit? Is de oprichting van de commissie effectief gepubliceerd?

 

Wat is de precieze opdracht van deze commissie?

 

Tegen wanneer verwacht men effectief resultaten in de strijd tegen schijnzelfstandigheid? Ik ga ervan uit, als ik het debat gevolgd heb, dat dit precies één van de hoofdobjectieven zou moeten zijn van deze commissie.

 

Dat zijn drie precieze vragen, mevrouw de minister. Ik hoop ook drie precieze antwoorden te krijgen.

 

02.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, ik heb goed nieuws. Het is bijna een mirakel. Ik heb hier de twee ontwerpen van koninklijk besluit, een over de normatieve afdeling van deze commissie en een over de administratieve afdeling van de commissie. Binnen de regering was er een akkoord over twee ontwerpen van koninklijk besluit. Dat is een goede stap. Wij zijn met drie ministers ter zake bevoegd, mevrouw Laruelle, mevrouw Onkelinx en ikzelf.

 

Op 27 januari kregen wij een gunstig advies van Financiën. Mevrouw Onkelinx zal de twee ontwerpen voor advies naar de Raad van State zenden. Daarna zullen wij de twee ontwerpen publiceren. Na veel onderhandelingen, werkgroepen en discussies is dit dus nu in orde.

 

Het eerste koninklijk besluit gaat over de normatieve afdeling, die zal bestaan uit zes ambtenaren die de zelfstandigen vertegenwoordigen, het RSVZ en zes ambtenaren die het werknemersstandpunt kennen. Deze laatste zes ambtenaren komen van de RSZ, de FOD Sociale Zekerheid en de FOD Werk. Daarnaast is er nog een voorzitter-magistraat en vier experts.

 

De administratieve afdeling wordt voorlopig gevormd door één kamer die bestaat uit een voorzitter-magistraat en twee ambtenaren die het RSVZ vertegenwoordigen en twee ambtenaren die de RSZ vertegenwoordigen.

 

De normatieve afdeling heeft vooral tot taak om voorstellen uit te werken voor specifieke criteria per sector, per beroep of categorieën van beroep. Deze specifieke criteria dienen als aanvulling voor de algemene criteria die in de wet zijn opgenomen.

 

De administratieve afdeling heeft voornamelijk tot taak om bepaalde individuele arbeidsrelaties te kwalificeren of te herkwalificeren. Dat kan worden gevraagd door de partijen in de arbeidsrelatie of door een instelling van de Sociale Zekerheid.

 

Ik denk dus dat voor eind maart de publicatie een feit zal zijn.

 

02.03  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor dat goede nieuws. Ik denk effectief dat het lang op zich heeft laten wachten, maar beter laat dan nooit.

 

Mevrouw de minister, misschien nog twee, meer technische, bedenkingen.

 

Ten eerste, bij de behandeling van de desbetreffende wet in de Kamer hebben wij erop gewezen dat er misschien een probleem bestond inzake timing omdat de bevoegdheidsdelegatie maar liep tot eind 2009. Ik hoop dat uw koninklijke besluiten er komen, maar dat ze niet gecontesteerd worden omdat de periode verstreken is waarin u van het Parlement de machtiging had gekregen om uitvoerend werk te doen.

 

Ten tweede, ik hoop dat het nu niet weer maanden of zelfs jaren, zoals met die koninklijke besluiten, zal duren vooraleer die commissie effectief is samengesteld. Nu zullen er namen op geplakt moeten worden. Het zou niet de eerste keer zijn dat daar veel tijd over gaat. Ik zeg dat omdat wij met zijn allen in deze commissie, en u zeker als regeringslid, gebaat zijn met een correcte toepassing van wetgeving. Immers, op het vlak van de aard van de arbeidsrelaties is er altijd iemand het slachtoffer, en dikwijls zijn de zwakken het slachtoffer van het misbruik van statuten. Ik hoop dus dat de verdere uitwerking van dat instrument met bekwame spoed zou kunnen gebeuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de afroming van PWA-reserves" (nr. 18454)

- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de juridische actie van de VVSG tegen de hold-up de PWA reserves" (nr. 18775)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de gerechtelijke stappen van een aantal Vlaamse gemeenten tegen de afroming van de PWA-reserves" (nr. 18790)

- de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het verzet tegen afroming van PWA-reserves" (nr. 18955)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de afroming van de reserves van de PWA-DCO's" (nr. 19205)

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de overname van een gedeelte van de reserves van de PWA's die met dienstencheques werken" (nr. 19312)

03 Questions jointes de

- M. Stefaan Vercamer à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le prélèvement sur les réserves des ALE" (n° 18454)

- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "l'action juridique de l'Association des villes et communes flamandes (VVSG) contre l'hold-up commis sur les réserves des ALE" (n° 18775)

- Mme Sarah Smeyers à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "les actions judiciaires entreprises par certaines communes flamandes contre le prélèvement sur les réserves des ALE" (n° 18790)

- M. Stefaan Vercamer à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "l'opposition au prélèvement sur les réserves des ALE" (n° 18955)

- Mme Sarah Smeyers à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le prélèvement sur les réserves des ALE et des entreprises de titres-services" (n° 19205)

- M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la reprise d'une partie des réserves des ALE actives dans le secteur des titres-services" (n° 19312)

 

03.01  Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de minister, de afroming van de reserves van de pwa’s blijft voor beroering zorgen. Enerzijds vragen de pwa’s zeer snel duidelijkheid over de concrete modaliteiten van de afroming, anderzijds horen wij op het terrein dat sommige pwa’s de afroming proberen te omzeilen. Sommigen proberen dat te doen door afspraken te maken met het gemeentebestuur, waaraan ze de reserves overmaken. Ondertussen is ook de VVSG begonnen met juridische stappen tegen de voorgenomen vermindering van de reserves en heeft ze daartoe een procedure gestart. Vandaar toch nog een paar vragen.

 

Ten eerste, bent u ervan op de hoogte dat men de regeling in verband met de reserves probeert te omzeilen?

 

Ten tweede, hoe zal de terugstorting van een deel van de reserves afdwingbaar worden gemaakt, teneinde te voorkomen dat de pwa’s de maatregel zouden omzeilen? Welke instrumenten zult u hiervoor hanteren?

 

Ten derde, aan de hand van welke concrete criteria wordt het bedrag bepaald dat zal afgeroomd worden per afzonderlijk pwa? Wat zouden de concrete uitvoeringsmodaliteiten zijn? Tegen wanneer zouden de criteria en de uitvoeringsmodaliteiten zijn vastgelegd in een KB?

 

Ten vierde, is er daarover reeds een voorafgaand advies geweest van het beheerscomité van de RVA, zoals eigenlijk vereist door de onlangs goedgekeurde programmawet? Indien dat er nog niet is, tegen wanneer zouden we dat dan mogen verwachten?

 

Ten vijfde, hoe reageert u op de juridische procedure van de VVSG bij het Grondwettelijk Hof? Welke juridische argumenten zult u inbrengen als weerlegging in de juridische procedure van de VVSG bij het Grondwettelijk Hof?

 

03.02  Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, ik herhaal dat men u gedeeltelijk blijft roosteren, ook vanuit CD&V. Op 25 januari heeft de VVSG, waar het gewicht van CD&V absoluut niet klein is, met unanimiteit beslist om uw maatregelen voor het Grondwettelijk Hof te contesteren. Ik kan haar ter zake zelfs nog gelijk geven. Het toont alvast de schizofrenie van de vorige spreker aan.

 

ACV heeft vandaag nog verklaard dat de maatregel een schande is en moet worden ingetrokken. In elk geval, mevrouw de minister, wat mij vandaag bezorgd maakt, is de houding van u en van de regering tegenover de inhoudelijke kritiek van de VVSG op de maatregel.

 

Hoever staat u met de uitwerking van het KB dat de maatregel moet concretiseren? Wanneer kunnen we daarover duidelijkheid verwachten?

 

03.03  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik zal mijn vragen samen stellen. De tweede vraag is immers een aanvulling.

 

Een aantal Vlaamse gemeenten, waaronder Herentals, Temse en Vilvoorde, is met een klacht tegen de federale regering naar het Grondwettelijk Hof gestapt. Zij vinden uw maatregel om de reserves van pwa’s die met dienstencheques werken, af te romen, mijns inziens terecht discriminerend. Privéondernemingen die met dienstencheques werken, ontsnappen immers aan uw maatregel.

 

De VVSG ondersteunt ten volle alle gemeenten die gerechtelijke stappen ondernemen.

 

Bent u nog steeds van plan om de reserves van pwa’s af te romen? Zo ja, tegen wanneer zal het desbetreffende koninklijk besluit klaar zijn?

 

Ik heb nog drie enigszins specifiekere vragen. Kunt u een overzicht geven van de reserves die per gemeente zullen worden ingevorderd?

 

Kunt u een overzicht geven van welke initiatieven inzake sociale tewerkstelling in welke gemeenten door pwa’s en pwa-doc’s uit eigen middelen worden gefinancierd?

 

Op welke manier kan worden gegarandeerd dat de RVA over de nodige expertise beschikt om de diverse balansen van 2008 en de resultatenrekeningen te evalueren en met zekerheid te stellen – de vraag ligt in de lijn van de vraag van de heer Vercamer – dat pwa’s en dco’s door de afroming geen problemen zullen krijgen, wat in het slechtste geval op een faillissement of vrijwillige stopzetting van de activiteiten moet uitdraaien?

 

03.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, ma question va dans le même sens que celles de mes collègues flamands de l'opposition, mais aussi de la majorité.

 

À l'époque de la discussion de la loi-programme, nous avons contesté cette mesure qui vise à puiser 55 millions d'euros dans les réserves de 220 ALE: il nous semblait que c'était prendre le problème par le mauvais bout et pénaliser les bons gestionnaires en toute transparence.

 

Le problème des entreprises qui travaillent avec des titres-services est réel. La différence, c'est que, dans le secteur privé, les bénéfices sont mis de côté, tandis que dans des institutions contrôlées par le public qui projette le plus souvent de les réinvestir pour des politiques de l'emploi, ils sont connus. Alors, vaut-il mieux mettre de l'argent en réserve ou acheter une grosse voiture pour le directeur de l'entreprise titres-services?

 

Au-delà du fond, la mise en œuvre de cette mauvaise mesure ne semble pas évidente. À ce stade, nous ignorons toujours sur la base de quels critères et selon quel calendrier les réserves seront prélevées. Cette décision est par ailleurs contestée devant la Cour constitutionnelle. Et il semblerait que certains, dans un réflexe d'autodéfense, aient décidé d'investir ou de transférer leurs réserves pour éviter toute ponction.

 

Madame la ministre, où en est ce dossier?

 

Avez-vous reçu les indispensables avis préalables de l'ONEM? En connaissez-vous la teneur?

 

Quels sont les arguments du gouvernement face au recours introduit auprès de la Cour constitutionnelle?

 

Quels sont les critères qui seront utilisés pour répartir la contribution de 55 millions d'euros entre les différentes ALE?

 

Sur la base de tout ce qui se passe actuellement, envisagez-vous de revoir cette mesure, dans une perspective d'égalité entre les prestataires de titres-services et d'appliquer cette mesure à tous, privés et publics, ou à aucun?

 

03.05 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, sta mij toe nog even te herhalen dat de regering in het kader van het begrotingsconclaaf heeft overlegd en beslist om een deel van de reserves die de PWA’s hebben opgebouwd, te recupereren.

 

Pour nous, monsieur Gilkinet, il est un peu difficile de remettre en cause cette décision ou d’élargir cette mesure à d’autres prestataires parce qu’il s’agit vraiment d’une mesure, one shot je le précise, de conclave budgétaire. Une mesure que l’on aurait préféré ne pas prendre mais que l’on a dû prendre pour financer les plans massifs d’embauche des jeunes et des personnes plus âgées que nous prenons pendant cette période de crise et pour deux ans, et qui font que, en un mois de temps, plus de 22 000 cartes de travail ont été demandées par des demandeurs d’emploi. Cela prouve qu’il y a malgré tout une vraie dynamique et que ces mesures sont loin d’être absurdes. Mais par ailleurs, il fallait bien pouvoir les financer.

 

Un projet d’arrêté est prêt, qui a été envoyé pour avis au Comité de gestion de l’ONEM et qui reviendra avec cet avis au Conseil des ministres.

 

Wat de inhoud van het ontwerp van koninklijk besluit betreft, kan ik u mededelen dat de inhouding van de genoemde 55 miljoen euro van de PWA-dienstenchequeondernemingen rekening zal houden met het activiteitsvolume – dus het aantal verkochte cheques – en hun mogelijkheid tot terugbetaling op 31 december 2008, met name hun terugbetalingmogelijkheid, hun schulden op korte en op lange termijn en hun reserves. Ten derde, er zal ook rekening worden gehouden met het liquiditeitssaldo, om de afroming aan te passen en te vermijden dat sommige PWA’s door de afroming in financiële moeilijkheden komen.

 

Zelfs na de afroming zullen de PWA’s nog voldoende, financiële middelen hebben om hun activiteiten voort te zetten en hun kosten te betalen.

 

Voor de berekening van de terugvordering baseert de overheid zich op het totaal te recupereren bedrag, met name 55,2 miljoen euro.

 

Twee factoren komen in aanmerking.

 

De eerste factor is het activiteitsvolume, met name het aantal terugbetaalde cheques. Dat is 55,2 miljoen euro gedeeld door 18,3 miljoen terugbetaalde dienstencheques. Dat betekent dat er min of meer 3 euro per terugbetaalde cheque te recupereren is.

 

De tweede factor zijn de gecorrigeerde bezittingen van de PWA’s. Dat zijn de bezittingen plus de liquiditeiten min de schulden. Dat is dus een totaal gecorrigeerde reserve van de PWA’s voor een bedrag van 73,6 miljoen euro, waarvan 0,6 euro per gecorrigeerde reserve van elke PWA moet worden gerecupereerd. Dat is heel ingewikkeld. Het gaat om een mathematische formule in het koninklijk besluit.

 

Daarenboven worden er enkel reserves gevorderd, indien de liquiditeitsratio’s vóór en na vordering hoger dan of gelijk aan 1 zijn. Indien de ratio minder dan 1 bedraagt, betalen de PWA’s niets. Het voorgaande criterium is een bescherming voor de PWA’s die problemen kennen of geen financiële middelen meer hebben.

 

Er staat een formule in het KB: X x het aantal terugbetaalde dienstencheques, dat is 3 euro, + X x de terugbetalingcapaciteit van de PWA, dat is 0,6 euro.

 

Wij hebben een verdeling gemaakt van 85 % voor de reserve en 15 % voor het aantal verkochte cheques. Wij denken dat deze evenwichtsformule de beste manier is om de PWA’s met financiële problemen te beschermen.

 

03.06  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. 3 euro per verkochte cheque, dat begrijp ik, maar de gecorrigeerde bezittingen + liquiditeiten – de schulden, dat is mij minder duidelijk. Het is mij nog niet duidelijk waarop de 0,6 euro betrekking heeft.

 

03.07 Minister Joëlle Milquet: 0,6 euro per euro reserve.

 

03.08  Stefaan Vercamer (CD&V): Dank u wel, mevrouw de minister.

 

03.09  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik moet echter zeggen dat ik er niet veel van heb begrepen. Dat heeft te maken met het gebruik van wiskundige formules in deze context. Ik zou u willen vragen of u uw schriftelijke tekst aan ons kunt bezorgen. Het zou nog beter zijn mochten wij de ontwerpen van KB kunnen inkijken.

 

03.10 Minister Joëlle Milquet: Ik zal vragen of een medewerker u een privéles geeft. Ik heb er zelf vanmorgen 30 minuten voor nodig gehad om het echt te begrijpen. Dit vraagt een beetje tijd. Zij zijn vrij om daarover meer uitleg te geven.

 

03.11  Hans Bonte (sp.a): Wij zullen aandachtige leerlingen zijn.

 

Mevrouw de minister, u zegt dat de ontwerpen nu naar het beheerscomité van de RVA zijn. Ik veronderstel dat als ze terugkomen, ze relatief snel kunnen worden gepubliceerd. Of moeten ze nog naar de Raad van State en de Ministerraad?

 

03.12 Minister Joëlle Milquet: Men moet rekenen op een maand of anderhalve maand. Eerst komt het advies van het beheerscomité. Daarna moeten ze naar de Raad van State.

 

03.13  Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik sluit mij aan bij de collega’s. Het is nogal technisch en ik ben geen rekenwonder, wat ook in mijn nadeel zal spelen. Op twee van de drie bijkomende vragen heb ik niet echt een antwoord gekregen. Ik vroeg naar cijfergegevens, naar een overzicht van de reserves die per gemeente zullen worden ingevorderd. Daarmee vraag ik natuurlijk al naar de uitkomst van de rekensom. Ik weet niet of dat nu al mogelijk is.

 

Het gaat over het resultaat van uw berekeningen. Het zal moeilijk zijn om dat al per gemeente te geven?

 

03.14 Minister Joëlle Milquet: Natuurlijk kennen we het resultaat van onze berekeningen, maar we geven die informatie liever aan elke gemeente in plaats van dat in een openbare mededeling te doen. We hebben de lijst, maar we zijn er heel voorzichtig mee. We willen absoluut vermijden dat de PWA’s problemen zouden kennen. Daarom hebben we eerst en vooral in een bescherming voorzien door de correctie van de reserves min de schulden en dergelijke. Als een PWA na de berekening nog een probleem kent, kan het beroep doen op de RVA. Iemand van de RVA zal het dossier dan bestuderen. Natuurlijk kunnen we oplossingen vinden als een PWA een werkelijk probleem heeft. Daarom zijn we heel voorzichtig.

 

03.15  Sarah Smeyers (N-VA): Kunnen we alledrie het antwoord op papier krijgen? Is dat mogelijk?

 

03.16  Joëlle Milquet, ministre: L'affaire est en effet assez compliquée. Il sera possible de transcrire plus correctement et plus clairement la formule mathématique en expression littéraire et de l'envoyer par mail. Ou de l'envoyer à la commission. Je l'ai sous la main, mais je préfère y apporter certaines corrections.

 

03.17  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, au-delà de cette dernière précision – cette possibilité d'appel pour ceux qui n'accepteraient pas la mesure ou ceux pour qui elle poserait problème –, je retiens surtout que vous continuez d'avancer dans cette option que je trouve injuste.

 

En effet, on veut faire contribuer le secteur des titres-services aux efforts anti-crise, dont nous ferons l'évaluation ultérieurement, car vous avez annoncé des chiffres, mais j'ai surtout retenu ces derniers jours de nombreuses fermetures d'entreprises. Cependant, c'est bien l'ensemble du secteur qui devrait participer. Or c'est un acteur particulier qui a été visé, qui, selon toutes les évaluations, n'est pas le pire en termes d'accompagnement, de formation et de projets, bien au contraire. Parfois, les réserves constituées étaient destinées à créer de nouveaux projets de création d'emplois, par exemple dans le secteur de l'économie sociale. Il s'agissait donc d'argent qui serait réinvesti au profit de l'emploi.

 

Vous vous obstinez à ne pas vouloir prendre en compte cette réalité. Je m'en étonne et je le regrette. Ce qui a été fait peut toujours être défait, comme ce fut le cas pour d'autres mesures de la loi-programme.

 

03.18  Joëlle Milquet, ministre: Mais alors, je n'ai plus de moyens.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Meryame Kitir aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de relatie anticrisismaatregelen en recht op normaal tijdskrediet" (nr. 18497)

- mevrouw Camille Dieu aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het niet-nakomen door de werkgevers van het akkoord over de collectieve aanpassing van de arbeidstijd en het tijdskrediet tijdens de crisis" (nr. 18507)

04 Questions jointes de

- Mme Meryame Kitir à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la relation entre les mesures anti-crise et le droit au crédit-temps habituel" (n° 18497)

- Mme Camille Dieu à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le non respect par les employeurs de l'accord concernant l'adaptation collective du temps de travail et le crédit de temps pendant la crise" (n° 18507)

 

04.01  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, bij de voorstelling van de anticrisismaatregelen, collectieve arbeidsduurvermindering, crisistijdkrediet en economische werkloosheid voor bedienden, schreef u dat de sociale rechten van alle werknemers die gebruik maken van een anticrisismaatregel zouden gevrijwaard worden.

 

U stelde zelfs dat werknemers hun lopend tijdskrediet tijdelijk zouden kunnen stopzetten om over te schakelen op crisistijdkrediet, dat soms beter vergoed is en niet in mindering wordt gebracht op de normale rechten, waarna ze hun normale tijdskrediet zouden kunnen hervatten.

 

Vandaag moeten we echter constateren dat dit engagement nog steeds niet volledig waargemaakt is. Werknemers die in crisistijdkrediet stapten of bedienden die nu in tijdelijke werkloosheid gezet zijn, krijgen van de RVA een negatief antwoord wanneer zij hun tijdskrediet willen heropnemen of een nieuw tijdskrediet willen aanvatten.

 

De RVA kan niet anders, want vooraleer een vijfde tijdskrediet te kunnen opnemen moet de aanvrager tijdens de twaalf voorafgaande maanden voltijds gewerkt hebben. Eigenlijk zou cao 77 moeten aangepast worden, maar de NAR kan tot ongeveer half februari geen cao’s afsluiten en bij de werkgeversorganisaties zou de bereidheid om cao 77 aan te passen afwezig zijn.

 

De slachtoffers van enerzijds deze lacune in de regelgeving en, anderzijds dit weinig fraaie spelletje vanwege de patroons zijn natuurlijk de werknemers die om de overlevingskansen van hun onderneming te verhogen te goeder trouw ingestapt zijn in deze anticrisismaatregel.

 

De enige oplossing die ik hiervoor zie is dat de RVA de anticrisismaatregelen mag gelijkstellen met overmacht, dus niet de samenstelling van de NAR, in afwachting van een aanpassing van de cao.

 

Mevrouw de minister, bent u bereid aan de RVA de opdracht te geven om vanwege overmacht aanvragen tot tijdskrediet vanwege bedoelde werknemers toch te honoreren? Op die manier zou u alvast uw engagement van bij de lancering van de maatregelen nakomen.

 

04.02  Camille Dieu (PS): Monsieur le président, madame la ministre, ma question va dans le même sens. Il avait été convenu que la réduction collective du temps de travail et le crédit-temps de crise seraient assimilés à des prestations de travail à temps plein pour ne pas pénaliser les travailleurs s'ils optaient par la suite pour un crédit-temps "normal". On s'aperçoit en effet que pour prétendre à ce crédit-temps "normal", la fameuse CCT n° 77bis impose au travailleur une série de conditions dont, notamment, celle d'avoir travaillé à temps plein pendant douze mois au moins. Les travailleurs qui ne devaient pas être lésés par l'objectif des mesures anti-crise le sont aujourd'hui par l'application stricte de cette CCT n° 77bis.

 

Madame la ministre, est-il vrai que les organisations d'employeurs refusent d'intégrer ce deuxième point dans la CCT n° 77bis? Si tel est le cas, quelle initiative comptez-vous prendre pour que l'accord, qui avait été décidé en son temps, soit respecté?

 

04.03 Minister Joëlle Milquet: Op de eerste vraag van mevrouw Kitir, kan ik het volgende antwoorden. Natuurlijk doe ik alles wat ik kan opdat de Nationale Arbeidsraad opnieuw cao’s kan afsluiten. De ontwerpen van de uitvoeringsbesluiten ter zake – over het verdelen van het aantal leden aan de kant van de werknemersorganisaties en over de modaliteiten voor de aanduiding van de leden – zijn goedgekeurd op de Ministerraad van 22 januari 2010. Zij zijn nu aan de Raad van State voorgelegd voor advies binnen de 5 dagen. Zodra ik over dit advies beschik, zullen de ontwerpen aan het Staatshoofd ter ondertekening voorgelegd worden. Dat is een kwestie van twee weken, meen ik. Dat hoop ik toch. Daarna moeten nog enkel de leden benoemd worden.

 

La convention collective n° 77 constitue le dernier point dont nous avons besoin pour adapter l'ensemble de l'arsenal législatif, mais cela ne dépend pas immédiatement du gouvernement.

 

Enfin, nous avons obtenu la semaine dernière un accord des partenaires sociaux pour appliquer la convention collective n° 77 bis. En compensation, ils ont demandé des adaptations à la marge des mesures que nous avons prises concernant le préavis de crise. Le gouvernement va déposer un amendement pour aller dans le sens de leur proposition consensuelle d'adaptations. Je pense que nous allons l'insérer dans le projet de loi portant dispositions diverses qui vous sera soumis. De la sorte, les mesures seront adaptées parallèlement.

 

Les personnes qui se trouvent dans le cas visé pourront ainsi ne pas être pénalisées en termes de temps de travail.

 

04.04  Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Het is positief te horen dat de samenstelling van de NAR dan toch op zeer korte termijn gerealiseerd zal worden. Ik heb nog een bijkomende vraag. Wat zal er in tussentijd, tot alles geregeld is, met de werknemers gebeuren? Gaat u de RVA de toestemming geven om die mensen in tussentijd tijdskrediet te laten opnemen of gaat u wachten tot alles rond is?

 

04.05 Minister Joëlle Milquet: Ik heb in een bepaling voorzien die een retroactief effect heeft, vanaf 1 januari. We zullen dus geen probleem hebben want het is nu een kwestie van dagen of weken.

 

04.06  Camille Dieu (PS): Je remercie la ministre pour sa réponse. Quel est le but de l'adaptation du préavis?

 

04.07  Joëlle Milquet, ministre: C'est en fait la prime de crise, les fameux 1 666 euros. Ils souhaitaient, par exemple, que le préavis soit envoyé par recommandé et d'autres choses assez techniques du même ordre. La décision ayant été prise jeudi ou vendredi dernier, on ne pouvait l'adapter plus tôt. Ils sont parvenus à un double accord: la décision d'avancer sur la convention collective en compensation de deux ou trois petites améliorations.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het uitblijven van een uitvoeringsbesluit bij het artikel 34 van de arbeidsovereenkomstenwet" (nr. 18560)

05 Question de Mme Meryame Kitir à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "l'absence de l'arrêté d'exécution de l'article 34 de la loi sur les contrats de travail" (n° 18560)

 

05.01  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 9 juli 2008 stelde ik u een vraag over de stand van zaken van het uitvoeringsbesluit bij artikel 34, dat in de arbeidsovereenkomstenwet werd heringevoerd, via de wet van 27 april 2007. Dat artikel bepaalt dat de arbeidsongeschiktheid die het definitief onmogelijk maakt om het overeengekomen werk te verrichten op zich geen einde maakt aan de arbeidsovereenkomst wegens overmacht.

 

De definitieve arbeidsongeschiktheid moet, ingevolge dat artikel, om te beginnen vastgelegd of bevestigd worden door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. Vervolgens is de werkgever ertoe gehouden de werknemer in dienst te houden, overeenkomstig de aanbevelingen van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, door zijn arbeid aan te passen of, als dat niet kan, door hem ander werk te geven, tenzij wanneer dit technisch noch objectief mogelijk is of tenzij dat om gegronde redenen redelijkerwijze niet kan worden geëist.

 

U antwoordde mij toen dat een ontwerp van koninklijk besluit voor advies werd voorgelegd aan de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk. U verwachtte een advies tegen september 2008. Hierover opnieuw door mij ondervraagd, zei u op 12 mei 2009 dat de Raad een negatief advies had uitgebracht, maar dat u onderzocht of een gelijkaardige bescherming kon worden georganiseerd binnen het raam van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers. Zo niet, stelde u een aanpassing van artikel 34 in het vooruitzicht. U hoopte alleszins op duidelijkheid tegen eind juni 2009.

 

Mevrouw de minister, wat is het resultaat van dat onderzoek en welke maatregelen zullen er nu genomen worden? Inmiddels gaan werkgevers namelijk door met het vlotweg aan de deur zetten van mensen met een arbeidsongeschiktheid. Wanneer mogen wij een regeling verwachten die de inhoud van voormeld artikel 34 in uitvoering brengt?

 

05.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, artikel 34 van de arbeidsovereenkomstenwet verlegt het tijdstip van het vaststellen van het einde van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht tot het ogenblik dat de werkgever een verplichte procedure, vast te leggen bij KB, heeft doorlopen. Het is de bedoeling om de reclassering van arbeidsongeschikte werknemers in de eigen onderneming te vergemakkelijken. Op die manier kan men hen vrijwaren tegen een definitieve veroordeling tot de werkloosheid. Het onderzoek van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk naar een geschikte regeling heeft als resultaat opgeleverd dat het wenselijk is om artikel 34 te herzien, om de volgende redenen.

 

Ten eerste, niet het vaststellen van de definitieve ongeschiktheid als dusdanig moet hier worden uitgewerkt. Wel moet duidelijk tot uiting komen dat de reclasseringsprocedure waarin de welzijnswetgeving voorziet eerst afgerond moet zijn. Pas daarna kan overmacht worden ingeroepen.

 

Ten tweede, de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer wordt in een positie gebracht die moeilijk aansluit bij zijn of haar wettelijke taken, die in essentie gericht zijn op het bevorderen van de tewerkstellingskansen van de werknemer.

 

Ten derde, door het attesteren van de definitieve arbeidsongeschiktheid door de geneesheer-arbeidsinspecteur krijgt deze geneesheer een functie toebedeeld die niet meer past binnen de sfeer van het welzijnsrecht. Het zou neerkomen op een taak die veeleer is weggelegd voor de artsen die optreden in het raam van de sociale zekerheid. Immers, beoordelen over de medische geschiktheid in het raam van de arbeidsgeneeskunde beperkt zich tot onderzoek van de geschiktheid voor de job in de betrokken onderneming. Het is zeker niet de taak van de geneesheer-sociale inspecteur om na te gaan of de betrokken werknemer nog enige geschiktheid heeft voor de arbeidsmarkt in het algemeen.

 

Het doel dat dit artikel zou moeten nastreven, met name de reclassering van definitief arbeidsongeschikte werknemers te vergemakkelijken, komt niet voldoende tot uiting. Het lijkt er veeleer op dat dit artikel vooral een middel aanreikt om op een wettelijke manier tot overmacht te kunnen besluiten.

 

Ik heb aan mijn administratie dan ook de nodige instructies gegeven met het oog op de aanpassing van het betrokken artikel en de uitvoering ervan.

 

Gelet op de nodige consultaties en afstemmingen tussen de verschillende diensten verwacht ik dat ik tegen 1 maart 2010 ter zake een ontwerp zal kunnen voorleggen aan de Ministerraad. Dat gebeurt niet volgende week, want dan is het krokusvakantie, maar wellicht de week daarna. Ik weet nog niet of het in de vorm van een wetsontwerp gebeurt of in de vorm van een amendement op de nieuwe wet houdende diverse bepalingen. Dat laatste gaat misschien vlugger. Ik moet daarvoor natuurlijk het akkoord van de regering krijgen.

 

05.03  Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, ik ben blij te horen dat er eindelijk vooruitgang komt en dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de groene jobs" (nr. 18561)

06 Question de Mme Meryame Kitir à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "les emplois verts" (n° 18561)

 

06.01  Meryame Kitir (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in uw beleidsbrief 2009 kondigde u grote initiatieven inzake de oriëntatie naar meer groene jobs aan. In oktober 2008 had u ook een adviesaanvraag aan de NAR en de CRB gericht. Voormelde instellingen hebben in december 2008 een halve studiedag aan het thema gewijd. In juli 2009 werd een tussentijds advies aangekondigd.

 

Daarom vroegen de partners aan de federale regering om onder meer financiële middelen vrij te maken, teneinde een betrouwbare slotanalyse te kunnen uitvoeren en de nodige knowhow over groene jobs in België te kunnen opbouwen. De eerste resultaten daarvan zouden tegen december 2009 beschikbaar zijn.

 

In de tussentijd zouden de raden ook een aantal thema’s nader uitwerken.

 

Daarom heb ik de volgende vragen.

 

Werden de gevraagde middelen ter beschikking gesteld?

 

Zijn de resultaten van de analyse reeds beschikbaar?

 

Wanneer mogen wij bijkomende adviezen, onder meer ter voorbereiding van het EU-Voorzitterschap, verwachten? Het gaat immers over de economie en de jobs van de toekomst. Wanneer mogen wij bijkomende adviezen verwachten?

 

06.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, met het oog op het EU-Voorzitterschap heb ik via de FOD Werk een studie over de kwestie van groene banen in België en Europa besteld. Het thema van de studie is “Les opportunités que peut offrir l’évolution vers une économie verte et pauvre en émission de CO2 pour le marché du travail ainsi que pour la politique de l’emploi belge et européenne". De studie omvat met name een SWOT-studie – Strengths, Weaknesses, Opportunities and Threats.

 

De firma IDEA Consult heeft de offerteaanvraag binnengehaald. Als bijlage vindt u de offerteaanvraag in het Frans en het Nederland. Ik heb ze voor u.

 

De resultaten van de studie moeten vóór 30 mei 2010 binnen zijn. Wij kunnen daarna in de commissie over de resultaten een debat hebben.

 

De groene banen zullen op mijn voorstel het centrale thema van het jaarrapport 2010 van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid vormen. Wij verwachten ook verschillende bijdragen van de Europese Commissie. Ik heb ter zake al verschillende vergaderingen met de Europese Commissie gehad, zoals met name een Staff Working Paper over groene banen.

 

De verschillende publicaties kunnen tijdens ons Voorzitterschap als gespreksstof in het debat over groene banen dienen. Ik ben immers van plan om tijdens het Belgische Voorzitterschap op de Raad van de Europese Unie de groene banen centraal te stellen. Op 28 en 29 september 2010 organiseer ik hier in Brussel een grootse interministeriële conferentie over de groene banen. Dat zal de eerste keer in Europa zijn.

 

Ik heb een verslagcomité opgericht dat de grote richtlijnen en het programma van deze conferentie moet bepalen. Het verslagcomité is vorige week voor een eerste keer samengekomen. In het comité zetelen internationale experts op vlak van groene banen, zoals Raymond Torres, de directeur van het onderzoeksbureau van het Internationaal Arbeidsbureau, maar ook experts van de Europese Unie, de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven.

 

Ik hoop dat er tijdens deze conferentie belangrijke en interessante informatie over groene banen wordt uitgewisseld en dat wij op het niveau van de Europese Raad EPSCO tot besluiten kunnen komen. Ik hoop dat wij een Europees streefcijfer voor groene banen kunnen vastleggen. Daarom heb ik binnen het Comité voor de Werkgelegenheid gevraagd aan de groep die zich met de indicatoren bezighoudt om zich in 2010 over de indicatoren van de groene banen te buigen. Volgens de NAR kunnen wij hun tweede advies over de groene banen voor eind februari 2010 verwachten.

 

Ik heb maandag aan de heer Leterme gevraagd of het mogelijk was om een specifieke vergadering met de Gewesten en de federale regering over groene banen en de groene economie te beleggen. Ik wil dat wij binnen België een collectieve strategie uitwerken en daarna idem op Europees niveau. Dat is volgens mij heel belangrijk. Wij hebben de mogelijkheid om nieuwe jobs te creëren.

 

06.03  Meryame Kitir (sp.a): Ik deel uw mening dat wij tijdig moeten beginnen met de discussie over groene jobs en over wat er moet gebeuren om dat te realiseren. Als ik het goed heb begrepen dan ging u niet in op de vraag van de sociale partners om middelen ter beschikking te stellen.

 

Waarom bent u niet op die vraag ingegaan en heeft u ervoor gekozen om een eigen studie te bestellen?

 

Lopen die twee studies parallel of vervalt de andere studie?

 

06.04 Minister Joëlle Milquet: De eerste studie is door de FOD betaald. Nu is er een tweede studie in de NAR en nog een in de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid. Ik heb bij de Commissie verschillende studies besteld om ons voorzitterschap en onze interministeriële conferentie inhoudelijk te stofferen. Het viel mij op dat er tot nu toe in die zin bijna niets bestaat. Vele mensen praten over groene jobs maar als we de zaak van nabij bekijken, dan is er niets. Het is de eerste keer dat een land met het Europees voorzitterschap dat thema ernstig aanpakt.

 

Nu bereiden we de verschillende papers voor en daarna organiseren we de interministeriële conferentie.

 

06.05  Meryame Kitir (sp.a): Ik dank de minister voor haar antwoord en ik hoop dat wij halverwege dit jaar de discussie eindelijk kunnen aanvatten over de groene jobs, gebaseerd op een inhoudelijke studie.

 

De voorzitter: Mevrouw Kitir, u hebt nog twee vragen over het aantal dagen dat kan afgeweken worden van het principieel verbod op zondagwerk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het aantal dagen dat kan afgeweken worden van het principiële verbod op zondagwerk" (nr. 18562)

07 Question de Mme Meryame Kitir à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le nombre de jours où il peut être dérogé au principe de l'interdiction du travail dominical" (n° 18562)

 

07.01  Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, het zal u niet ontgaan zijn dat de uitbaters van Maasmechelen Village van hun personeel geëist hadden dat ze 52 zondagen zouden werken. Het is intussen 2010 en het is effectief zo geweest dat hun werknemers 52 zondagen hebben moeten werken. Zij zouden hiermee een regelgeving willen afdwingen die op gelijke voet zou komen met de regeling die er zou bestaan voor de badplaatsen, waar de detailhandel 52 zondagen per jaar personeel kan tewerkstellen. Ook Maasmechelen is immers erkend als toeristisch centrum in de zin van artikel 14 paragraaf 2 van de arbeidswet. Ik ben altijd de mening toegedaan geweest dat er in die centra gedurende 45 zondagen tewerkgesteld worden kan. Vandaar ook mijn vragen.

 

Klopt het dat in sommige toeristische centra op wettelijke wijze 52 zondagen gewerkt mag worden? Hoe is desgevallend deze onderscheiden behandeling te verantwoorden? Zal de minister initiatieven nemen om te komen tot een uniforme regeling of een uniforme toepassing van de regeling?

 

07.02 Minister Joëlle Milquet: U verwijst naar de toestand van de uitbaters van Maasmechelen Village die volgens uw informatie dit jaar van hun personeel zouden eisen om 52 zondagen te werken. Normaal is dat niet mogelijk. Maasmechelen werd erkend als toeristisch centrum via het ministerieel besluit van 14 september 2007 met ingang van 20 september 2007. Volgens de huidige wetgeving, artikel 14, 2° van de wet van 6 maart 1961, mag de detailhandel die gesitueerd is in een toeristische zone, zijn personeel de hele zondag tewerkstellen onder de voorwaarden bepaald door het koninklijk besluit van 9 mei 2007. Dat betekent van 1 mei tot 30 september, tijdens de kerst- en paasvakantie in het onderwijs en naast deze perioden tijdens maximum 13 zondagen per kalenderjaar, waar er tijdens het weekeinde een toeloop van toeristen is doordat er bezienswaardigheden of bekende cultuurhistorische of religieuze sites te bezichtigen zijn of prachtige natuur, of waar er manifestaties gehouden worden als bedoeld in een ander artikel. Deze reglementering werd in 2007 gewijzigd na onderhandelingen met en goedkeuring door alle sociale partners. Dezelfde wetgeving is toepasselijk zowel op de detailhandel in badplaatsen als op de detailhandel in toeristische zones.

 

Ik wil uiteraard dat deze nieuwe reglementering wordt toegepast en nageleefd. Tot nu toe is het onmogelijk om elke zondag te werken.

 

07.03  Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, welke stappen wilt u nu ondernemen om dit aan te passen?

 

07.04 Minister Joëlle Milquet: De huidige wetgeving is goed, maar wij moeten toezicht houden over de naleving ervan, onder meer door inspectie. Men kan aanvullende inlichtingen aan mijn administratie vragen. Het is wel moeilijk om de huidige wetgeving te veranderen omdat er daarover een consensus bestond. Ik denk dat dit een gevoelige materie is.

 

07.05  Meryame Kitir (sp.a): Mogen de badplaatsen dan wel 52 zondagen openen, of geldt die regelgeving voor hen ook niet?

 

07.06 Minister Joëlle Milquet: Wij kunnen natuurlijk voor meer inspectie zorgen. Elke zondag is er inspectie in ons land.

 

07.07  Meryame Kitir (sp.a): Mogen de badplaatsen 52 zondagen openen of niet, mevrouw de minister?

 

07.08 Minister Joëlle Milquet: Dat zijn ook toeristische centra.

 

07.09  Meryame Kitir (sp.a): Is dat een ja of een neen, want het is voor mij niet zo duidelijk. Mogen zij dat of niet?

 

07.10 Minister Joëlle Milquet: Nee.

 

07.11  Meryame Kitir (sp.a): Zij mogen dat niet?

 

07.12 Minister Joëlle Milquet: Daar geldt dezelfde regelgeving.

 

07.13  Meryame Kitir (sp.a): mevrouw de minister, wij zijn ondertussen 2010. Ik had mijn vraag ingediend in 2009. de realiteit is dat de werknemers wel 52 zondagen hebben gewerkt omdat de wetgeving niet wordt nageleefd. Ofwel wordt de wetgeving nageleefd en gebeuren er inspecties, ofwel past men de regelgeving aan. Van twee zaken een, mevrouw de minister. Blijkbaar interpreteert men de regelgeving verschillend.

 

07.14 Minister Joëlle Milquet: Als dat het geval is, is dat niet in overeenstemming met de huidige wetgeving.

 

Aan zee is er een ander probleem. Daar geldt een samenwerking met verschillende zelfstandige mensen. Daar is misschien een probleem van kwalificatie van de arbeidsrelatie. Soms werkt men met zelfstandige mensen, ook aan zee, en niet met mensen die in een arbeidsrelatie zitten. Dat is een ander probleem van kwalificatie van de arbeidsrelatie. Deze mensen zijn natuurlijk niet beperkt. De zelfstandigen kunnen, als ze willen, werken zonder beperking van hun mogelijkheden. Dat is soms het geval. Daarom is er ook een andere inspectie.

 

07.15  Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, het is niet voor iedereen duidelijk. Hoe men het ook draait of keert, het personeel is daarvan de dupe. Men probeert daartegen te vechten. Ik dring erop aan dat u meer duidelijkheid over de regelgeving geeft. Ik luister naar uw uitleg. U zegt dat in de badplaatsen dezelfde regelgeving geldt, maar dan toch weer niet want er is een ander probleem.

 

Ik zou u willen vragen om hierin meer energie te steken, om hierover meer duidelijkheid te verschaffen.

 

07.16 Minister Joëlle Milquet: Dat staat ook op de website. Wij kunnen natuurlijk zorgen voor meer sensibilisering en meer informatie aan de werknemers geven. De huidige reglementering is tamelijk duidelijk. Wij moeten misschien meer informatie geven en zorgen voor meer inspectie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van mevrouw Meryame Kitir aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de aanpassing van de verbrekingsvergoeding voor werknemers die het werk deeltijds hervatten na arbeidsongeschiktheid" (nr. 18563)

08 Question de Mme Meryame Kitir à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "l'adaptation de l'indemnité de rupture pour les travailleurs qui reprennent le travail à temps partiel après une période d'incapacité de travail" (n° 18563)

 

08.01  Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, met de recente wet houdende diverse dringende bepalingen hebben wij de verbrekingsvergoeding naar aanleiding van een ontslag tijdens de opname van deeltijds ouderschapsverlof aangepast aan de inhoud van het arrest van het Europees Hof van 22 oktober 2009.

 

Op 28 mei 2009 had het Grondwettelijk Hof met arrest 89/2009 gevonnist dat bij een ontslag van een werknemer die na een periode van arbeidsongeschiktheid en met toestemming van de adviserend geneesheer de arbeidsprestaties gedeeltelijk hervat, de verbrekingsvergoeding moet berekend worden op basis van het voltijdse loon in plaats van op het lopende loon. Dat laatste zou, zo oordeelde het Hof, strijdig zijn met het grondwettelijk gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel.

 

Mevrouw de minister, deelt u die zienswijze en zal de regelgeving aangepast worden aan de inhoud van dat arrest?

 

08.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de regering heeft steeds dezelfde zienswijze en dezelfde standpunten verdedigd. De verbrekingsvergoeding van een werknemer die na een periode van arbeidsongeschiktheid deeltijds het werk hervat, moet berekend worden op basis van het voltijdse loon dat de werknemer verdiende voor hij arbeidsongeschikt werd.

 

Dit standpunt werd ook door de regering naar voren gebracht tijdens de behandeling van de zaak die leidde tot arrest 89/2009. De regering interpreteert immers het begrip lopend loon, bedoeld in artikel 39 § 1 van de arbeidsovereenkomstenwet als het loon waarop de werknemer aanspraak heeft op grond van de arbeidsovereenkomst waaraan hij is verbonden tot op de dag van ontslag.

 

Het is dus niet nodig de regelgeving in de zin van het arrest aan te passen. Dat is ons standpunt en onze interpretatie. Wij steunen de interpretatie van het Grondwettelijk Hof.

 

08.03  Meryame Kitir (sp.a): Mevrouw de minister, het is positief te horen dat de regering die interpretatie deelt, maar uiteindelijk gebeurt het wel niet. Wat is er dan wel nodig om ervoor te zorgen dat het gebeurt?

 

08.04 Minister Joëlle Milquet: Er bestaan rechtbanken en er is de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de arbeidsrechtbank.

 

08.05  Meryame Kitir (sp.a): Elke werknemer moet dan individueel naar de rechtbank gaan?

 

08.06 Minister Joëlle Milquet: Neen, alleen als er problemen zijn. Dat is echter bekend bij elk sociaal secretariaat en staat op onze website. Het is een duidelijk standpunt van de overheid en is bekend.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Mia De Schamphelaere aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het Opel-dossier" (nr. 18600)

- mevrouw Camille Dieu aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het toekennen van Europees geld voor de begeleiding en de opleiding van de werknemers van Opel Antwerpen" (nr. 18727)

- mevrouw Martine De Maght aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de toekomst van de toeleveringsbedrijven van Opel" (nr. 18758)

09 Questions jointes de

- Mme Mia De Schamphelaere à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le dossier Opel" (n° 18600)

- Mme Camille Dieu à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "l'octroi de fonds européens pour l'accompagnement et la formation des travailleurs d'Opel Anvers" (n° 18727)

- Mme Martine De Maght à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "l'avenir des sous-traitants d'Opel" (n° 18758)

 

09.01  Camille Dieu (PS): Madame la ministre, comme suite à l'annonce de la fermeture d'Opel Anvers, la Commission européenne a annoncé que les travailleurs de l'usine pourraient bénéficier des fonds européens pour l'accompagnement et la formation. Le porte-parole de la Commission avait en effet dit que l'affaire Opel répondait aux critères pour être éligible aux fonds pour l'assistance des travailleurs, le premier objectif étant d'aider ces derniers à retrouver au plus vite un nouvel emploi.

 

Cependant, au moment où j'ai déposé ma question, la Commission semblait ne pas encore avoir reçu de plan en ce qui concerne la restructuration de GM Europe. J'ai été évidemment satisfaite de la décision de la Commission. Toutefois, je m'interroge sur le sort des travailleurs dont l'emploi dépend indirectement d'Opel Anvers. À mon sens, il serait légitime que ces derniers puissent bénéficier d'une aide similaire à celle des travailleurs d'Opel.

 

Madame la ministre, les critères sont-ils effectivement remplis pour pouvoir bénéficier des fonds? Quelles démarches la Belgique a-t-elle déjà effectuées dans ce sens? Comment et par qui seront gérés les fonds européens destinés à l'aide aux travailleurs? Estimez-vous, comme moi, que les travailleurs qui seront licenciés suite à la restructuration de GM Europe, chez les sociétés partenaires d'Opel, méritent un soutien identique à celui offert aux travailleurs d'Opel par l'Europe? Dans l'affirmative, quels sont les critères à retenir pour identifier les travailleurs concernés?

 

09.02  Martine De Maght (LDD): Mevrouw de minister, tijdens de plenaire zitting van 21 januari kreeg de Kamer van de eerste minister, de heer Leterme, een gedetailleerde uiteenzetting van de acties die zullen ondernomen worden om zoveel mogelijk financiële en menselijke drama’s en dus een sociaal en economisch bloedbad te vermijden. Op geen enkel moment werd er echter aandacht geschonken aan de KMO’s, de toeleveranciers van Opel Antwerpen. Ook zij hebben recht op bescherming tegen de mogelijk economische en sociale impact die de sluiting van Opel Antwerpen zal hebben op hun werknemers. Ik herinner u even aan het plan dat met uitvloeisels tot vandaag gewerkt heeft voor Renault, in beperkte mate.

 

Is er een actieplan uitgestippeld om ook de toeleveranciers van Opel Antwerpen te beschermen tegen een sociaal en economisch bloedbad? Wat zijn voor de toeleveranciers als dusdanig de beleidsintenties ter zake? Zijn er hieromtrent al gesprekken gevoerd met de sociale partners? Was er al overleg met de Vlaamse regering om daaraan tegemoet te komen?

 

09.03  Mia De Schamphelaere (CD&V): Mevrouw de minister, wij hebben u en de premier al een paar keer ondervraagd, ook in de plenaire vergadering, over de toestand bij Opel. Het is duidelijk dat er in eerste instantie wordt gezocht naar het behoud van tewerkstelling of een nieuwe vorm van tewerkstelling op dezelfde site met dezelfde werknemers, dit omwille van hun productiviteit en de zeer gunstige ligging van de site in het logistieke centrum van de Antwerpse haven.

 

Aan de andere kant is er natuurlijk ook de mogelijkheid die de wet-Renault ons biedt om niet zomaar over te gaan tot collectief ontslag maar om een bepaalde procedure in acht te nemen met onder meer de oprichting van een tewerkstellingscel. Aan die tewerkstellingscel zijn dan ook een aantal verplichtingen verbonden voor de overheid en de werkgever. Het zeer gericht zoeken naar wedertewerkstelling met outplacement wordt bijvoorbeeld aangeboden. Voor mensen boven de 45 jaar gaat het dan om minstens 6 maand en minimaal 60 uur. Er zijn ook mogelijkheden door de federale regering genomen en specifiek toepasbaar op de automobielsector om lastenverlagingen aan te bieden.

 

Zit men hier aan het totale aanbod van lastenverlaging voor de automobielsector of zijn er nog andere maatregelen in het verschiet zo er een overnemer zou komen?

 

Voorziet de regering of de minister in nog meer specifieke maatregelen in verband met bijvoorbeeld crisismaatregelen om een bepaalde periode te kunnen overbruggen, dit met het oog op een overgang naar al dan niet een overname of minstens het heropstarten van de site in Antwerpen.

 

Met andere woorden: voorziet de federale overheid in specifieke maatregelen voor de Opel-site? Het is eigenlijk meer een algemene vraag.

 

09.04 Minister Joëlle Milquet: Vooreerst wil ik stellen dat we in het Opel-dossier nog maar in de eerste fase van de informatie- en consultatieprocedure zitten. Deze fase vangt aan zodra de werkgever het voornemen heeft om over te gaan tot sluiting, hetgeen bijgevolg een collectief ontslag inhoudt.

 

Het is overigens deze intentieverklaring die kadert in de aankondiging van het collectief ontslag, die mijn administratie ontvangen heeft.

 

In deze fase wordt erin voorzien dat de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers vergaderen en dat adviezen, suggesties of bezwaren naar voor gebracht worden, alsook dat alle alternatieven besproken worden. Het is ook in dit raam dat we hiertoe nog niet kunnen spreken van de sluiting, en dat is heel belangrijk, omdat alle alternatieven bekeken worden. Mijn kabinet is voortdurend in overleg met mijn collega Kris Peeters op Vlaams niveau, en dit in het raam van de werkgroep die werd opgericht door de minister-president van Vlaanderen met betrekking tot Opel Antwerpen.

 

In dat licht heeft vorige week ook een vergadering plaatsgevonden van deze werkgroep, waaraan mijn kabinetschef deelneemt, en waar de gevolgen van een mogelijke sluiting van Opel Antwerpen voor de toeleveranciers werd besproken.

 

De houding die zowel de federale als de Vlaamse regering aanneemt is duidelijk. Zolang de informatie- en consultatiefase van de wet Renault loopt, worden geen andere scenario’s onderzocht dan de mogelijkheid om de Opelfabriek in Antwerpen open te houden.

 

De federale regering volgt permanent de evolutie van dit dossier op en kan desgevallend ook de sociale bemiddelaar en de inspectie van sociale wetten inschakelen.

 

We moeten dus heel voorzichtig zijn.

 

Uiteraard moeten we de mogelijke gevolgen van een collectief ontslag bestuderen. Momenteel is het echter nog te vroeg en moeten we blijven geloven in de voortzetting van de activiteiten in Antwerpen.

 

En ce qui concerne le fonds d’ajustement à la mondialisation, il est trop tôt pour en parler puisqu’on est dans une logique où on se bat pour garder une activité dans un premier temps. Il est clair que, le cas échéant, si on devait aller vers un licenciement collectif, la Belgique a un délai de dix semaines à compter de la date à laquelle l’employeur notifie le préavis de licenciement collectif. On a dix semaines, c’est un dossier qui sera entré par le gouvernement fédéral, même si c’est normalement la Région qui le prépare.

 

Les règles ont changé. Cela s’applique à une restructuration qui touche 500 travailleurs. On serait évidemment dans les conditions et en plus, il est précisé que même si le seuil des 500 salariés n’est pas atteint, l’État membre peut toujours faire appel au fonds, dans les marchés du travail de taille réduite ou dans des circonstances exceptionnelles, lorsque les licenciements ont une incidence grave sur l’emploi et l’économie sociale. Donc, on a une interprétation relativement large qui peut aussi toucher les sous-traitants dans le secteur évidemment touché, le secteur automobile en l’occurrence. Dans ce cas-là, il y a toute une série d’aides: la recherche de l’emploi, l’orientation professionnelle, la formation, des mesures d’allocation de recherche d’emploi, d’allocations de mobilité, des mesures de gestion d’information et de publicité. Il y a également des mesures "groupe cible" prévues qui peuvent être financées par le fonds d’ajustement. Si on devait aller vers des mauvaises nouvelles, on solliciterait ce fonds. On en a déjà parlé à la Région pour qu’elle se prépare le cas échéant, même si nous devons surtout rester offensifs sur la première phase. Évidemment, l’État fédéral apportera tout son soutien pour défendre le dossier au niveau européen.

 

09.05  Camille Dieu (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il est évident que nous préférons tous que l'activité soit relancée sur le site d'Anvers et que les travailleurs connaissent un sort meilleur que le licenciement collectif. Je prends bonne note que vous soutiendrez cette recherche de fonds, y compris pour les sous-traitants évoqués dans la deuxième partie de ma question.

 

09.06  Martine De Maght (LDD): Mevrouw de minister, bedankt voor uw uitleg. Wij gaan ervan uit dat het mooiste scenario zou zijn dat Opel kan blijven functioneren en dat er geen collectief ontslag volgt. Wij waren wel enigszins ongerust voor de toeleveranciers. In het grote debat trekt het collectieve ontslag van zovele arbeiders uiteraard de aandacht. Als 10 kleinere bedrijven als gevolg daarvan over kop dreigen te gaan, geeft de pers daar veel minder aandacht aan. Blijkbaar ligt men daar veel minder van wakker. Vandaar mijn vraag.

 

U hebt mij enigszins gerustgesteld door te melden dat er veel meer mogelijkheden zijn voor die toeleveranciers om alsnog actief deel te nemen aan de arbeidsmarkt, of om opnieuw ingeschakeld te worden in het slechtste geval. Het is ook goed te weten dat er inzake dit dossier een open dialoog gevoerd wordt met Vlaanderen.

 

Voorkomen is uiteraard beter dan genezen. U gaat ervan uit dat men Opel kan openhouden. Dat is nog altijd het meest positieve scenario. Uiteraard moeten wij ook het scenario van een collectief ontslag voorbereiden, het scenario van de definitieve sluiting. Daar legt u minder de nadruk op welke maatregelen reeds uitgewerkt zijn. Dat heb ik niet uit uw antwoord begrepen. U gaat ervan uit dat Opel open blijft. Ik hoop dat u gelijk krijgt. Maar als het bedrijf zou sluiten terwijl wij daar niet op voorbereid zijn, kunnen wij alsnog met zeer veel problemen geconfronteerd worden.

 

Die bezorgdheid wil ik u toch meegeven.

 

09.07  Mia De Schamphelaere (CD&V): Mevrouw de minister, ik meen dat u op hetzelfde spoor zit als de Vlaamse regering, en ook als de werknemers zelf. Zij blijven in de eerste plaats voluit gaan voor tewerkstelling, zij het in de vorm van werk op de Opelsite, een overname of een doorstart met mogelijk nieuwe, duurzame producten voor de automobielsector.

 

Nu spreken over het sluitingsscenario en de begeleidende maatregelen zou verwarring en onzekerheid scheppen over de vastberadenheid van de werknemers zelf.

 

Dan nog is er nog de volgende vraag. Wij weten dat de federale regering heel wat lastenverlagingen gepland heeft en dat de loonkosten van nacht- en ploegenarbeid kunnen concurreren met bijvoorbeeld sites in Duitsland.

 

Is de federale regering op dit moment nog iets specifieker van plan? Zou de geplande, aangekondigde loonlastenverlaging, op kruissnelheid tegen 2011, als aanbod aan de werkgever nog kunnen worden vervroegd?

 

09.08 Minister Joëlle Milquet: (…) de huidige bepalingen inzake de uren uit nachtarbeid met de vermindering van de sociale lasten. Het moeten natuurlijk algemene bepalingen voor alle sectoren zijn. Wij kunnen geen specifieke maatregelen voor een specifieke sector treffen. Dat is door de Europese Commissie totaal verboden. Dat is dus niet mogelijk. De maatregelen moeten algemeen zijn of niet zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de moederschaprust en ouderschapsverlof" (nr. 18642)

- mevrouw Magda Raemaekers aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de verlenging van de moederschapsrust" (nr. 18675)

10 Questions jointes de

- Mme Meyrem Almaci à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le congé de maternité et le congé parental" (n° 18642)

- Mme Magda Raemaekers à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la prolongation de la durée du congé de maternité" (n° 18675)

 

10.01  Magda Raemaekers (sp.a): Mevrouw de minister, einde 2009 keurde Europa de verlenging van het ouderschapsverlof tot 4 maanden goed. In ons land geldt er momenteel een ouderschapsverlof van 3 maanden. Tegen 2012 zou het dus mogelijk moeten zijn om dat met een maand te verlengen.

 

Vorig jaar stelde u dat u het ouderschapsverlof van 3 naar 4 maanden zo snel mogelijk zou willen doorvoeren, omdat de maatregel niet veel geld zou kosten. Men voorziet trouwens dat in de eerstkomende tijd ook een verlenging van de moederschapsrust van 15 naar 18 tot 20 weken zou kunnen worden goedgekeurd.

 

Europa laat echter de deur op een kier staan voor de verlenging voor de lidstaten die wel minder moederschapsrust geven, maar dat compenseren door voldoende maatregelen inzake bijvoorbeeld het ouderschapsverlof. Dat wordt nu door werkgeversorganisaties als Unizo aangegrepen om te pleiten tegen de eventuele verlenging van de moederschapsrust in ons land. Zij beschouwen de verschillende vormen van tijdskrediet in ons land als ruim voldoende, zodat men de moederschapsrust niet hoeft te verlengen. Ook uit de hoek van de Europese werkgevers had men al eerder laten weten dat ze geen voorstander waren van de verlenging van de moederschapsrust.

 

Daarover heb ik enkele vragen. Ten eerste, wat is thans uw visie op een verlenging van het ouderschapsverlof van 3 naar 4 maanden, dus de verlenging met een maand?

 

Ten tweede, is dat al het onderwerp geweest van overleg met de sociale partners?

 

Ten derde, indien u overweegt om in te stemmen met de verlenging van het ouderschapsverlof, wanneer mogen we dan de eerste besluiten over verwachten?

 

Ten vierde, wat vindt u van het standpunt van Unizo betreffende de moederschapsrust?

 

10.02 Minister Joëlle Milquet: Ik heb nog tijd tot 30 november 2011 om de richtlijn voor ouderschapsverlof om te zetten. Natuurlijk ben ik er voorstander van om de richtlijn zo vlug mogelijk om te zetten, binnen onze budgettaire mogelijkheden natuurlijk en in samenspraak met de sociale partners. In afwachting van mijn voorstel lijkt het mij dan ook wat voorbarig nu al een standpunt in te nemen over het communiqué van Unizo. Dat zou enkel de latere discussie bemoeilijken.

 

Wat het verlofstelsel betreft, moeten we vier keer vooruitgang boeken dit jaar. Ten eerste moeten we een voorstel over het rouwverlof goedkeuren.

 

Ten tweede hoop ik dat het mogelijk zal zijn het ouderschapsverlof aan te passen. Ten derde verwijs ik naar de progressieve verlenging van het adoptieverlof en, ten vierde, naar verschillende kleine aanpassingen aan de bestaande verlofregeling voor de zorg van een zwaar ziek kind. Het is belangrijk dat we samen over die voorstellen discussiëren. Natuurlijk moeten we de noodzakelijke financiële middelen vinden. Ik zal dat punt komende vrijdag op het kernkabinet aan de orde stellen en ik zou graag binnenkort de discussie in de Senaat aanvatten.

 

Of we dit jaar vooruitgang kunnen boeken met de aanpassing van het ouderschapsverlof, dan wel of het een thema wordt voor de volgende regering, hangt af van het akkoord van de regering. Ik ben natuurlijk voorstander van een snelle aanpassing en omzetting van de richtlijn in onze Belgische wetgeving, maar ik moet daarvoor de instemming van de andere collega’s van de regering hebben. Dat kost een beetje.

 

10.03  Magda Raemaekers (sp.a): Mevrouw de minister, als ik het goed heb begrepen, hebt u geen standpunt ingenomen over de uitspraken van Unizo. Ik begrijp dat ook.

 

In verband met de verlenging van het ouderschapsverlof van 3 naar 4 maanden, heb ik in uw antwoord van vorig jaar gelezen dat het niet veel geld zou kosten, dat u daarvan voorstander was en dat u het zo snel mogelijk zou doen. Als ik u nu begrijp, is er helemaal geen geld voor om het te doen, gaan de sociale partners niet akkoord of zijn er nog geen onderhandelingen over gevoerd. Ik heb uw standpunt niet goed begrepen. Kan die verlenging nog dit jaar of verschuift u het naar volgend jaar of de volgende regering?

 

10.04 Minister Joëlle Milquet: Ik heb het volgende standpunt. We moeten in 2010 verschillende wetsvoorstellen kunnen aannemen, namelijk in verband met het adoptieverlof, het rouwverlof en het verlof voor de zorg voor zwaar zieke kinderen. Als ik het akkoord van de regering krijg en als ik de financiële middelen vind, komt er nu of misschien voor 2011 een aanpassing van de huidige wetgeving inzake ouderschapsverlof.

 

Nu moet ik een bespreking in de regering voeren. Dat zal voor volgende vrijdag zijn. Wat de financiële middelen betreft, hebben we tijdens ons jongste conclaaf beslist dat er nieuwe middelen nodig zijn. Om meer middelen te vinden, moet ik dus sommige besparingen doen, bijvoorbeeld in het huidige stelsel over tijdskrediet. Ik moet dus geld in het huidige systeem vinden. We zijn bezig met enkele pistes. Natuurlijk kan ik niet onmiddellijk met een vraag voor aanvullende financiële middelen naar de regering stappen, want dat zal worden geweigerd.

 

Ik moet vooral de financiële middelen vinden, wil ik de verschillende verbeteringen realiseren. Nu heb ik het advies van de regering nodig.

 

10.05  Magda Raemaekers (sp.a): Ik blijf het dossier van nabij volgen. Natuurlijk begrijp ik dat een en ander moeilijk ligt. Ik wacht af wat er komende vrijdag uit de bus komt. Vorig jaar hebt u gezegd dat u het zo snel mogelijk de moederschapsrust zou verlengen, omdat het niet veel geld koste. Ik had gehoopt dat u het dit jaar nog zou rond krijgen. Ik begrijp dat u het in een groter perspectief ziet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de M. Xavier Baeselen à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "les avancées du groupe de travail 'Lesbigay Justice'" (n° 18059)

11 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de vordering gemaakt door de werkgroep 'lesbi-gay justitie'" (nr. 18059)

 

11.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je voudrais revenir sur un dossier que j'avais évoqué à plusieurs reprises avec la ministre en charge de l'Égalité des chances et le ministre de la Justice.

 

Madame la ministre, lors d'une réponse à une de mes questions sur la mise en place d'un réseau d'expertise "homophobie" au sein du Collège des procureurs généraux il y a plusieurs mois, vous m'aviez indiqué avoir eu une concertation avec le directeur adjoint du Centre pour l'égalité des chances. En outre, des contacts avaient également eu lieu avec le Collège des procureurs généraux.

 

Vous m'informiez que la direction du Centre pour l'égalité des chances avait eu un long entretien avec le procureur général de Liège, chargé au sein du Collège des procureurs généraux de la coordination de la lutte contre cette discrimination.

 

Un groupe de travail a été mis en place et s'est réuni en vue de formuler des recommandations et des propositions de décisions à vous-même et au ministre de la Justice. Vous aviez annoncé que les recommandations de ce groupe de travail seraient disponibles pour le mois de février 2010.

 

Vous précisiez de surcroît, au-delà des recommandations éventuelles, que deux éléments bien précis retiendraient l'attention: la collecte de données en vue de pallier le manque de statistiques et la formation des magistrats et des policiers à cette matière encore non ou mal appréhendée.

 

Madame la ministre, où en sont les travaux du groupe de travail?

 

Les recommandations vous sont-elles déjà parvenues?

 

11.02  Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, il y a eu plusieurs réunions. L'une d'elles a eu lieu le 15 octobre, en présence de personnes du service de Politique criminelle du SPF Justice mais aussi de l'auditorat général et du parquet général de Liège, des membres du cabinet de M. De Clerck, et de membres du Centre pour l'égalité des chances. Cette réunion était coordonnée par M. Dario qui a déjà appréhendé la problématique. Ils ont notamment abordé les actions à entreprendre de manière transversale.

 

Une des personnes de la cellule a pris sa pension et quelques petits changements ont eu lieu. C'est M. Hauser, représentant le parquet général de Liège, qui est maintenant en charge de cette problématique.

 

Une autre réunion s'est tenue le 14 janvier 2010 avec les mêmes acteurs. Une troisième réunion s'est encore tenue le 29 janvier 2010.

 

Je suis dépendante de leur rythme mais les choses avancent. Je pense que les recommandations seront bientôt disponibles.

 

Je dois voir M. De Clerck jeudi lors d'une rencontre concernant le plan d'action contre les violences conjugales et je lui en toucherai un mot.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het gebruik van de ecocheques" (nr. 18937)

12 Question de Mme Rita De Bont au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "l'utilisation des éco-chèques" (n° 18937)

 

12.01  Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de vraag over de ecocheques circuleert al enkele weken in het Parlement, omdat er drie of vier minister verantwoordelijk zijn voor het dossier. Vermits ik het probleem een beetje benader vanuit het gezichtspunt van de ondernemingen en de kleine zelfstandigen, was ik van mening dat ik met mijn vraag bij minister Van Quickenborne moest aankloppen, maar blijkbaar heeft hij het antwoord aan u doorgegeven.

 

In de praktijk schieten de ecocheques tekort op het vlak van het aanmoedigen van milieubewuste aankopen, daar de cheques ook worden aangewend voor aankopen van goederen en diensten die geen enkele meerwaarde voor het milieu hebben. Dat is het gevolg van nogal wat verwarring over de lijst van goederen en diensten die er wel voor in aanmerking komen, van onaangepaste kasregisters, vooral in grootwarenhuizen die van die kasregisters gebruik maken, en van de afwezigheid van controle door de overheid.

 

De ecocheques worden hoofdzakelijk aangenomen in grootwarenhuizen en worden daar ook aangewend om niet-milieuvriendelijke producten aan te kopen, waardoor de kleine zelfstandigen zich verdrongen voelen, omdat zij dat als een onrechtmatige concurrentie voor hun eigen zaken beschouwen.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, is de overheid van plan om meer controle uit te oefenen op het gebruik en misbruik van ecocheques? Wordt er tegen mogelijke misbruiken opgetreden? Zo ja, hoe? Welke maatregelen worden desgevallend nog getroffen?

 

Ten tweede, zullen de bevoegde ministers erop aandringen om de lijst van goederen en diensten die met ecocheques betaald kunnen worden zo snel mogelijk te rationaliseren?

 

Ten derde, kan eventueel een tegemoetkoming voor de aanpassing of het aankopen van kasregisters overwogen worden of overweegt men het gebruik van ecocheques aan te moedigen, zodat de aanpassing voor de ondernemingen meer de moeite loont?

 

Ten vierde, indien men niets kan ondernemen om bij middel van ecocheques het aankoopgedrag milieubewuster te maken, kan men dan zo snel mogelijk duidelijkheid verschaffen over de al dan niet instandhouding van het systeem, zodanig dat de bedrijven geen onnodige aanpassingen moeten doen ofwel zich zo snel mogelijk kunnen in orde brengen om de ecocheques op een rechtmatige manier te gebruiken?

 

12.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, het aantal werknemers dat mogelijk ecocheques kreeg bedroeg 1,3 miljoen. Dit cijfer is theoretisch. Het betreft immers het aantal personen aan wie men ecocheques kon geven. Daarenboven laten bepaalde sectoren toe dat de werknemers voor een ander voordeel dan een ecocheque kiezen. Daarover heeft mijn administratie geen gegevens. Tot slot is het aantal interimwerknemers in deze cijfers niet opgenomen, hoewel zij wel recht hebben op ecocheques wanneer de gebruiker ze toekent.

 

Bepaalde sectoren laten toe dat de werkgevers aan hun werknemers voor hetzelfde bedrag een ander voordeel dan ecocheques toekennen. Die ondernemingen kunnen aan hun werknemers maaltijdcheques geven. Deze mogelijkheid moet sectoraal worden besproken.

 

De vraag of de met die cheques aangekochte producten beantwoorden aan de criteria, kan enkel via controles bij de handelaars en de uitgevers van deze cheques worden gecontroleerd. Deze bevoegdheid valt onder de controlediensten van de FOD Economie.

 

Ik heb bijna geen bevoegdheid in deze materie.

 

De lijst met ecoproducten wordt door de sociale partners opgesteld en staat in de bijlage van cao 98. De sociale partners zijn overeengekomen om deze lijst tweejaarlijks te evalueren en eventueel aan te passen in het licht van nieuwe ecologische begrippen en het beleid ter zake. Enkel de sociale partners zijn bevoegd om in deze lijst wijzigingen aan te brengen voor de vervaldagen bepaald in deze cao.

 

Ik heb aan Sodexho en Accor de kostprijs van de ecocheques gevraagd. Zodra ik deze in mijn bezit heb, maak ik u de gegevens over. Het bedrag dat de werkgevers betalen voor de dienstverlening van de uitgevende bedrijven hangt af van de grootte van de bestelling. Ik heb de uitgevende bedrijven om cijfers gevraagd maar tot nu toe hebben wij niets gekregen.

 

12.03  Rita De Bont (VB): Mevrouw de minister, ik kan u misschien bedanken in de plaats van mijn collega die ook een dergelijke vraag heeft gesteld. U hebt geantwoord rekening houdend met uw bevoegdheid inzake de ecocheques. Ik weet dat u dat antwoord een paar weken geleden al hebt gegeven.

 

Ik had mijn vraag specifiek aan minister Van Quickenborne gesteld. Hier staat genoteerd dat u die vraag zou beantwoorden, maar ik ga ervan uit dat hij zijn informatie aan u heeft doorgegeven.

 

Ik heb weinig antwoorden gekregen op de vragen die ik heb gesteld.

 

12.04 Minister Joëlle Milquet: Ik heb de inlichtingen opgevraagd, maar tot op heden heb ik niets ontvangen. Wellicht valt de grootste problematiek onder de bevoegdheid van minister Van Quickenborne. Ik heb er geen probleem mee om alles te doen.

 

12.05  Rita De Bont (VB): Het is uw schuld niet, mevrouw de minister. De vraag stond op de agenda van deze commissie.

 

12.06 Minister Joëlle Milquet: Jammer genoeg kan ik niets meer antwoorden.

 

12.07  Rita De Bont (VB): De vraag is hier geagendeerd en u zou antwoorden in de plaats van minister Van Quickenborne.

 

De informatie werd u bovendien niet verstrekt, maar ik stel voor dat u samen met uw bevoegde collega’s het omvangrijk dossier evalueert.

 

12.08 Minister Joëlle Milquet: Volgende vrijdag zal ik met mijn collega’s praten over deze zaak. Zodra ik de cijfers ontvang zal ik ze u laten geworden.

 

12.09  Rita De Bont (VB): Ik kom er schriftelijk nog op terug.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het systematisch uitsluiten van leefloontrekkers uit de doelgroepmaatregelen in het werkgelegenheidsbeleid" (nr. 18724)

13 Question de M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "l'exclusion systématique des bénéficiaires du revenu d'intégration des mesures en faveur des groupes cibles dans le cadre de la politique de l'emploi" (n° 18724)

 

13.01  Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, ik vraag nogmaals aandacht voor de misschien wel zwakste groep op onze arbeidsmarkt, de mensen die het met een leefloon moeten stellen. Ik heb de kwestie ook naar aanleiding van de bespreking van de beleidsbrief onder uw aandacht en die van een aantal van uw collega’s gebracht.

 

De groep leefloontrekkers is, niettegenstaande de maandschommelingen, substantieel toegenomen. Hun aantal loopt dicht tegen de 100 000 betrokkenen aan. Dat zijn dus 100 000 personen die van het OCMW een uitkering moeten krijgen om te overleven.

 

Het is voor voormelde groep dat ik de aandacht vraag. Ik merk immers dat de federale regering – ik meen en hoop dat het deels uit nonchalance is – in opvolgende wetgevingen die groep niet ondersteunt in zijn zoektocht naar activering of jobs.

 

Ik heb, samen met de andere leden, moeten vaststellen dat er in het budget 2010 geen enkele verhoging van het contingent, bepaald in artikel 60, § 7, waarop de OCMW’s een beroep kunnen doen, is ingeschreven. Il faut le faire, in crisisperiodes.

 

Het is niet toevallig dat een OCMW zoals het OCMW van Antwerpen vandaag opnieuw aan de alarmbel trekt, door te stellen dat er in Antwerpen geen enkele, budgettaire ruimte is om de groep verder te stimuleren en zelfs het leefloon toe te kennen, wat een bijzonder trieste en jammerlijke zaak is.

 

In elk geval, in het budget dat wij hebben goedgekeurd, is voor werkgelegenheid via het OCMW conform artikel 60 geen euro meer ingeschreven.

 

Ik kwam ook met voornoemd probleem op de proppen, toen wij het wetsontwerp betreffende de vrijwillige legerdienst hebben behandeld. De vrijwillige legerdienst heeft volgens de minister van Defensie tot doel vooral jongeren met attitude- en disciplineproblemen op de arbeidsmarkt een kans op opleiding te geven en op die manier extra geld boven op hun dopgeld te laten verdienen. Ik heb er ook toen op moeten wijzen dat het bijzonder spijtig is dat de jonge leefloontrekkers van de vrijwillige legerdienst zijn uitgesloten. Zulks blijkt tot nader order nog altijd het geval te zijn.

 

Wat mij helemaal tegen de borst stuit en hiermee wordt afgestapt van een lange traditie, is het feit dat leefloontrekkers ook niet langer met uitkeringsgerechtigde werklozen worden gelijkgesteld, terwijl het nochtans om een anticrisismaatregel van u gaat, mevrouw de minister. Het gaat om de anticrisismaatregel die substantiële steun aan min-26-jarigen, plusvijftigers en langdurig werklozen geeft en waarover zoveel te doen is geweest. In de bedoelde maatregel zijn leefloontrekkers als dusdanig niet als categorie opgenomen. Zeker bij de vijftigplussers zal zulks voor grote problemen zorgen, omdat die leefloontrekkers nu moeten concurreren met uitkeringsgerechtigde werkzoekenden, die zelfs tot 1 100 euro per maand goedkoper zullen worden dan de leefloontrekkers.

 

Mevrouw de minister, was dat nu een doelbewuste keuze of was het nonchalance? Als dat laatste het geval is, dring ik er toch op aan dat u het recente KB inzake activering aanpast en de leefloongroep van 100 000 leefloontrekkers op die manier ook een kans geeft op werkgelegenheid.

 

Voor mijn tweede vraag word ik een beetje van het kastje naar de muur gestuurd. Ik wil erop aandringen dat u eens aanklopt bij de minister van Defensie in verband met de vrijwillige legerdienst om leefloontrekkers de kans te geven om daaraan deel te nemen. Het is hun bijna op het lijf geschreven. Het gaat dikwijls om jonge mensen die door problemen met attitude en mentaliteit niet aan de bak komen of geen kansen krijgen. Hoever staat men met de reglementering daaromtrent? Ligt er een KB klaar bij de RVA om de werkloosheidsreglementering aan te passen, zodat werkzoekenden en, naar ik hoop, ook leefloontrekkers niet in de knoei raken wanneer ze de vrijwillige legerdienst aanvatten? Hoe zal het werkloosheids-KB worden aangepast, opdat die jonge werkzoekenden en, naar ik hoop, ook jonge leefloontrekkers zonder kleerscheuren, dus zonder schorsing en dergelijke, vrijwillige legerdienst kunnen aanvatten?

 

13.02 Minister Joëlle Milquet: De nieuwe wetgeving inzake versterkte activering staat gedeeltelijk reeds open voor personen die een leefloon genieten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de doelgroep van werkzoekenden van minder dan 26 jaar die minstens zes maanden ingeschreven zijn als werkzoekende. Dat omvat zowel de werkzoekenden die een werkloosheids- of wachtuitkering krijgen, als de werkzoekenden die niet gerechtigd zijn voor een dergelijke uitkering. Het geldt dus ook voor de jongeren die een leefloon hebben.

 

13.03  Hans Bonte (sp.a): …

 

13.04 Minister Joëlle Milquet: De vijftigplussers moeten een uitkering krijgen.

 

Wat de andere doelgroepen betreft, lijkt het mij inderdaad wenselijk dat de staatssecretaris bevoegd voor Maatschappelijke Integratie, de heer Courard, de passende initiatieven neemt, teneinde de regelgeving die betrekking heeft op de activering van het leefloon en van de financiële maatschappelijke hulp, aan te passen.

 

Het gaat om het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomsten vanwege het OCMW in de loonkosten van een gerechtigde op maatschappelijke integratie, die wordt aangeworven in het raam van het Activaplan, en het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot vaststelling van de financiële tussenkomst van het OCMW in de loonkosten van rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp, die wordt aangeworven in het raam van het Activaplan.

 

Ik kan daarover spreken met de heer Courard. Deze aanpassingen vallen onder zijn bevoegdheid, maar wij kunnen ook samen vooruitgang boeken.

 

Inzake de uitvoering van de wet tot instelling van de vrijwillige militaire inzet, kan ik u meedelen dat eerstdaags een ontwerp van uitvoeringsbesluit ter zake ter advies aan het uitvoeringscomité van de RVA zal worden voorgelegd. Het besluit bepaalt dat de vrijwilligers, bedoeld in de wet, gedurende een periode van 6 maanden vrijgesteld kunnen worden van de inschrijving als werkzoekende en van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.

 

De toepassing van deze regeling op personen die het leefloon krijgen, valt niet onder de bevoegdheid van de minister van Werk maar van mijn collega die belast is met Maatschappelijke Integratie. Wij hebben hem gevraagd de dezelfde reglementering te hanteren als wij.

 

13.05  Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is wel een beleefdheidsbedankje, want in mijn vraag heb ik er al op gewezen dat er voor de min-26-jarigen geen probleem is. Men moet immers niet uitkeringsgerechtigd zijn voor het activeringsbesluit. Voor de 50-plussers en de langdurig werklozen daarentegen is er wel degelijk een probleem. Leefloontrekkers komen volgens uw koninklijk besluit niet in aanmerking. U kunt natuurlijk verwijzen naar de minister van Maatschappelijke Integratie, maar ik zeg u, mevrouw de minister: bekijk de geschiedenis van de reglementering eens. U zult zien dat leefloontrekkers altijd gelijkgesteld zijn met langdurig werklozen, zeker met het oog op activeringsmaatregelen.

 

Als u dat niet doet, mevrouw de minister, veroordeelt u die groep tot zeer langdurig leefloon trekken. Zij zullen immers in concurrentie komen met mensen die in vergelijking met henzelf peanuts kosten, wanneer zij zich samen presenteren voor een vacature.

 

U veroordeelt die mensen tot passiviteit.

 

Wel deel ik volledig uw mening op het punt dat de minister bevoegd voor maatschappelijke integratie meer had moeten doen op het vlak van tewerkstellingskansen voor leefloontrekkers. Ik heb het hem ook gevraagd, maar er is niet in middelen voorzien. Enerzijds zegt u dat er moet worden aangedrongen en dat u een voorstander bent, maar anderzijds maakt u wel een begroting die vanuit dat departement geen enkele extra steun biedt ten aanzien van die groep.

 

Een laatste zaak die ik wil aankaarten, mevrouw de minister, is weer een beetje een technische kwestie. U deelt de mening dat bijvoorbeeld in het KB over de vrijwillige legerdienst een opening moet komen voor de leefloontrekkers. Ik ben blij met die steun. Ik wel er wel op wijzen dat de wet zoals anderen die goedgekeurd hebben, leefloontrekkers expliciet uitsluit. In de wet zelf is gedefinieerd welke groepen daarvoor in aanmerking komen. Leefloontrekkers zitten daar niet tussen. U kunt nu niet bij middel van een KB plotseling die leefloontrekkers eraan toevoegen.

 

Mevrouw de minister, indien u van die kwetsbare groep geen definitief uitgerangeerde groep wil maken, moet u een oplossing zoeken via de wet diverse bepalingen, of welk ontwerp er ook op komst is. Op die manier zou het theoretisch mogelijk worden dat er, door een akkoord binnen de regering, in een uitbreiding voor de leefloontrekkers kan worden voorzien. Er vliegen veel vogels in de lucht, mevrouw de minister, maar ik zie op dit moment jammer genoeg geen enkele opening in de richting van de uitbreiding tot de leefloontrekkers, noch inzake het activerings-KB, noch inzake de van de wet op de vrijwillige legerdienst. Ik wil u echter absoluut steunen in uw ijver om dat toch nog te bekomen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Mme Zoé Genot à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la procédure de désignation des coordinateurs de département du Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme" (n° 18729)

14 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de aanstellingsprocedure voor de afdelingscoördinatoren van het Centrum voor gelijke kansen en voor racismebestrijding" (nr. 18729)

 

14.01  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, depuis avril 2009, le Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme doit renouveler ses coordinateurs de département. À ce jour, ces nouveaux coordinateurs n'ont toujours pas été nommés Voilà donc plus de huit mois que le Centre doit travailler sans responsable de département!

 

L'appel à candidatures a été publié au Moniteur belge du 3 août 2009. Je me demande pourquoi on a attendu aussi longtemps pour publier l'appel à candidatures? En effet, on savait que le mandat des coordinateurs précédents allait arriver à échéance. Ensuite, la procédure a suivi son cours sous la tutelle du conseil d'administration du Centre. Aussi peut-on s'étonner de constater que des personnes déclarées inaptes par un partenaire choisi pour travailler sur ces questions ont finalement été repêchées.

 

Madame la ministre, quelle procédure est-elle prévue pour le remplacement des coordinateurs de département du Centre? Quelles sont les différentes étapes prévues et selon quel calendrier? Les services du Centre sont principalement dirigés par des responsables de sexe masculin. Je présume que, conformément à vos compétences de ministre en charge de l'égalité des chances homme/femme, vous veillerez à ce que les nouveaux coordinateurs soient de genre différent.

 

14.02  Joëlle Milquet, ministre: Madame Genot, l'avis a été publié pendant l'été. Les candidatures ont été déposées. Elles ont été envoyées au Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme. Par souci d'objectivité, je ne tiens pas à m'immiscer dans cette procédure que je souhaite voir se dérouler de manière pluraliste et objective.

 

J'ai demandé au conseil d'administration de passer par un jury indépendant avant d'organiser une procédure de sélection objective. Plusieurs appels d'offres ont été lancés. Le conseil a choisi la société de sélection Hudson Belgium, laquelle a organisé une épreuve écrite en deux parties - sous forme d'examens - qui s'est déroulée la semaine du 14 décembre et une épreuve orale - sous forme d'entretiens - qui s'est déroulée devant le jury, le 7 janvier dernier.

 

Le 13 janvier 2010 a eu lieu une réunion extraordinaire du conseil d'administration, en vue de procéder à l'audition des candidats et de formuler l'avis au gouvernement.

 

La semaine dernière, j'ai reçu un courrier me signalant l'avis du CA. Ce dernier propose six candidatures: deux francophones et quatre néerlandophones. Personnellement, j'avais proposé qu'ils me désignent les personnes jugées aptes à ce poste. Or, on me propose une liste plus large. J'inscrirai donc ce point à l'ordre du jour d'un prochain Conseil des ministres.

 

Entre-temps, les directions des services sont assumées par des personnes faisant fonction et qui travaillent correctement. Le Centre n'est certes pas handicapé par le manque de coordinateurs mais il faut avancer, je vous l'accorde.

 

14.03  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Il est clair que les services resteront quasiment un an sous l'autorité de personnes faisant fonction. En effet, le temps que vous vous décidiez, nous serons facilement en mars, voire début avril.

 

Je ne comprends pas bien pourquoi nous n'avons pas anticipé pour que cette procédure puisse être mise en place le plus rapidement possible. Nous savions pourtant que ces coordinateurs allaient partir, étant donné que leur mandat était limité dans le temps. Par contre, je comprends votre souhait que le conseil d'administration du Centre gère lui-même la procédure mais il n'en a pas été ainsi. Vous êtes donc face à un choix et je vous demande à nouveau de porter une attention particulière à l'égalité homme-femme car, actuellement, cette égalité n'est clairement pas à l'ordre du jour aux postes de direction.

 

14.04  Joëlle Milquet, ministre: Je vous rejoins totalement sur ce point. Les personnes désignées ont toutes reçu une très bonne mention et ont été sélectionnées par le conseil d'administration. Il est évident que la dimension du genre sera importante.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 18768 van mevrouw Dieu is uitgesteld.

 

De samengevoegde vragen nr. 18781 van de heer Daems en 18867 van mezelf zijn door de actualiteit achterhaald. De eerste minister heeft er in de plenaire vergadering op geantwoord. Tenzij mevrouw de minister, omwille van de actualiteit er nog iets aan wenst toe te voegen, vervallen deze vragen omdat ze achterhaald zijn.

 

Vraag nr. 18840 van mevrouw Valérie Déom is uitgesteld.

 

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de blijvende onduidelijkheid met betrekking tot de crisispremie voor ontslagen arbeiders" (nr. 18859)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de crisispremie" (nr. 19063)

- mevrouw Sarah Smeyers aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de extra ontslagvergoeding voor arbeiders" (nr. 17913)

- mevrouw Martine De Maght aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de ontslagpremie voor arbeiders" (nr. 19235)

15 Questions jointes de

- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le flou persistant concernant la prime de crise pour les ouvriers licenciés" (n° 18859)

- Mme Carina Van Cauter à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la prime de crise" (n° 19063)

- Mme Sarah Smeyers au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'indemnité de préavis complémentaire pour les ouvriers" (n° 17913)

- Mme Martine De Maght à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la prime de licenciement pour les ouvriers" (n° 19235)

 

15.01  Hans Bonte (sp.a): Eind vorig jaar werden wij inzake de procedure als parlementsleden de arm omgewrongen door ons in spoedzitting tijdens de plenaire behandeling van een wetsontwerp, bijeen te roepen in een commissie om ons te buigen over een nieuwe maatregel die door de regering naar voor werd geschoven inzake een anticrisisbeleid, en meer specifiek om arbeiders die het slachtoffer zijn van de crisis toch iets minder onrechtvaardig te behandelen dan hun statuten bepaalden.

 

Ik heb het over de anticrisispremie die uitsluitend voorzien werd voor arbeiders die ontslagen worden tijdens de eerste jaarhelft van 2010. Via een amendement op de wet die toen in bespreking was, zou 1 666 euro bijbetaald worden boven datgene waarop de arbeider normaal recht heeft. Ondanks het feit dat er vandaag duizenden arbeiders in aanmerking komen voor de premie, heeft nog niemand die ontvangen.

 

Blijkbaar bestaat er tot op vandaag ook onduidelijkheid over de juistheid van de wet. In de Juristenkrant staat een pittig artikel dat wijst op de rechtsonzekerheid die voortvloeit uit een discrepantie tussen de Franstalige en de Nederlandstalige versie van de wet. In een andere krant kan men lezen dat het nog steeds betwist is welke werkgevers vrijgesteld zijn van de plicht tot het bijbetalen van een derde van de anticrisispremie, zijnde 555 euro. Onder andere de heer Van Eetvelde van Unizo heeft daarover uitspraken gedaan.

 

De RVA heeft ter zake nog geen enkele richtlijn gekregen. Mijns inziens is er nog een KB nodig, maar de plannen daarvoor ontbreken compleet. Ondertussen informeren arbeiders zich bij de RVA en die kan geen antwoorden geven. Vervolgens informeren arbeiders zich bij hun respectievelijke vakbonden die echter ook geen informatie kunnen geven. Mevrouw de minister, u speelt met de voeten van de werknemers. Zij zijn niet enkel hun werk kwijt, maar ook de premie die u beloofd hebt.

 

Mevrouw de minister, ik heb in deze kwestie ook wel een beetje begrip voor werkgevers, die niet weten op welk been ze staan en of ze effectief die factuur zullen moeten betalen.

 

Mevrouw de minister, mijn vragen zijn kort en bondig.

 

Wanneer zullen die arbeiders bij de RVA terechtkunnen voor hun premie? Welke werkgevers zullen al dan niet worden vrijgesteld voor de terugbetaling van de 555 euro? Wat gebeurt er als er ondertussen ontslagen zijn gebeurd die niet zijn verlopen volgens de voorziene vormvereisten, bijvoorbeeld ontslagen die gebeurd zijn zonder aangetekend schrijven, waar veel om te doen is? Wat is het lot van die werknemers of arbeiders en wat is het lot van de werkgevers die deze mensen ontslaan?

 

15.02  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb in dezelfde zin een vraag om verduidelijking. Het is juist dat op het terrein een aantal vragen wordt gesteld over de lezing van de teksten, meer bepaald over het gebruik van de woorden “opzegging” en “ontslag”, of bedoelt men eenvoudig de beëindiging van de arbeidsovereenkomst? Dat is niet helemaal duidelijk.

 

Ik verklaar mij nader. Als we kijken naar artikel 151, dan lezen we in de Nederlandstalige versie dat de werkgever die een arbeider ontslaat met of zonder opzeggingstermijn een crisispremie van 555 euro verschuldigd is. Die opzegging moet ter kennis worden gebracht door de werkgever bij een per post aangetekende brief, die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van de verzending. Wanneer we naar de Franstalige versie kijken, zien we dat men het daar niet over “opzegging” heeft, maar over “congé”, wat eigenlijk ontslag betekent. Mevrouw de minister, heeft men opzegging bedoeld of ontslag?

 

Als we in dezelfde zin verder redeneren, komen we tot dezelfde of identieke problemen als we kijken naar artikel 152, waarin is bepaald in welke gevallen de werkgever de volledige crisispremie moet betalen van 1 666 euro. Volgens de Nederlandstalige versie hebben we het over het niet correct betekenen van de “opzegging”, terwijl in de Franstalige versie er weer sprake is van “congé”. Betekent dat dan dat bij een beëindiging ingevolge ontslag ook een aangetekende brief moet worden verstuurd, die pas uitwerking zal krijgen de derde werkdag na de verzending ervan? Is dat dan niet helemaal in strijd met de regels die gelden met betrekking tot ontslag, die volgens de eensluidende rechtspraak – ik weet niet sedert hoeveel decennia – betekent dat ontslag ingaat op het eigenste, zelfde ogenblik, met andere woorden onmiddellijk? Hier gaan we naar een systeem waarbij het ontslag uitwerking heeft drie werkdagen na de betekening van een aangetekend schrijven. Het lijkt mij moeilijk toepasbaar in de praktijk. Daarom zou ik daarover graag enige uitleg wil krijgen. Voor de rechtszekerheid zou een en ander best worden rechtgezet, mevrouw de minister.

 

15.03  Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, er worden een ontslagpremie en een crisispremie ingevoerd voor arbeiders die tussen 1 januari en 30 juni 2010 ontslagen zullen worden. Het is ondertussen 9 februari. De arbeiders zullen een extra premie mogen ontvangen van 1 666 euro, waarvan 555 euro, namelijk een derde, moet betaald worden door de werkgever, mits inachtneming van een aantal uitzonderingsmaatregelen.

 

Een maand na de invoering van de ontslagpremie voor arbeiders hebben kleinere bedrijven met minder tien werknemers nog altijd geen duidelijk zicht op de wettelijke uitzonderingen voor deze kleinere ondernemingen. Ik heb het opgezocht en het is inderdaad zo dat er een KB in de maak is, maar dat is vandaag nog altijd niet van toepassing en er is ook nog geen duidelijkheid over wanneer het in werking zal treden.

 

Het is vandaag 9 februari. Er is geen wettelijke basis, geen KB, waarbij de uitzondering die toegezegd is, wordt geregeld.

 

Mevrouw de minister, ik durf te herinneren aan ons amendement in commissie en in de plenaire vergadering, waarnaar mijn collega daarjuist heeft verwezen. Tijdens de plenaire vergadering werd ons alsnog sito presto een wet diverse bepalingen door de strot geduwd, waarin dit vervat zat, onder het mom van een crisismaatregel die dringend moest ingevoerd worden en moest worden goedgekeurd in commissie en in plenaire vergadering.

 

Wij hebben toen een vrijstelling van de betaling van deze ontslagpremie gevraagd, en dit voor bedrijven met minder dan tien arbeiders, uitgedrukt in voltijdse equivalenten.

 

Het amendement strekte ertoe de kleinere ondernemingen met minder dan tien arbeiders in dienst, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, te beschermen. Het zijn meestal de kleinere ondernemingen die familiebedrijven zijn, en die het vandaag nog altijd dermate moeilijk hebben, dat iedere bijkomende vorm van personeelslast het verschil kan maken. Ik had wel degelijk begrepen dat de maatregel bedoeld was en is om de door de crisis getroffen arbeiders te beschermen, maar niet om de bedrijven die deze arbeiders tewerkstellen, te straffen. Het is en het blijft, wat ons betreft, zeer onverantwoord dat deze ondernemingen voor de keuze moeten gesteld worden tussen het invullen van een papierberg of het betalen van een derde van de ontslagpremie, te weten 555 euro, die zou toekomen aan de arbeiders.

 

Het toekennen van een crisispremie is een beslissing van de regering, die genomen is los van enig sociaal overleg. De kost ervan, al is het slechts een deel, doorschuiven naar de kleinere onderneming is ongehoord.

 

Ik had dan ook graag een antwoord op volgende vragen.

 

Wat zal de uitzondering zijn, bedoeld voor de bedrijven met minder dan tien arbeiders?

 

Is dat KB er al? Zal het met terugwerkende kracht in voege worden gebracht? Het werd ons immers voor nieuwjaar in plenaire vergadering door de strot geduwd. Vandaag is er nog altijd niets van toepassing. De maatregel zou gelden van 1 januari tot 30 juni. Zal het KB, als het ooit in voege treedt, met terugwerkende kracht worden toegepast? Wanneer zal het KB waarbij de ontslagpremie voor arbeiders wordt geregeld, klaar zijn? Zal er een overgangsmaatregel genomen worden voor de bedrijven met minder dan tien equivalente voltijdse arbeiders?

 

Mevrouw de minister, waarom hebt u, gezien onze argumentatie destijds, niet overwogen om de kleine bedrijven met minder dan tien arbeiders vrij te stellen van de ontslagpremie? Dat zou immers een oplossing zijn geweest voor al de problemen die vandaag nog altijd aan de orde zijn.

 

15.04 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, de regeling inzake de betaling van het deel van de crisispremie dat ten laste valt van de RVA, wordt volgens de wet van 30 december 2009 door de Koning bepaald. Een ontwerp van koninklijk besluit werd opgesteld en op 14 januari 2010 voor advies voorgelegd aan het beheercomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. Het ontwerp ligt nu voor advies bij de Raad van State. Ik wacht op het antwoord.

 

De rijksdienst bereidt de uitwerking voor en zal, zodra het besluit is ondertekend, infobladen en een aanvraagformulier ter zake verspreiden. Alles is klaar. Vlugger is dit niet mogelijk. Dit is een wet van eind 2009. Wij hebben alles gedaan wat wij konden.

 

Volgens het ontwerp van besluit zal de werkman die aanspraak maakt op een premie voor het deel dat ten laste valt van de RVA een aanvraag indienen aan de hand van een formulier, genaamd bijlage C4 crisispremie, door de RVA ontworpen. De werkgever moet uit eigen beweging aan de werkman uiterlijk op de laatste arbeidsdag het ingevulde formulier overhandigen. De aanvraag zal vervolgens door de werknemer bij de uitbetalinginstelling van zijn keuze worden ingediend.

 

Een eerste categorie van werkgevers die is vrijgesteld, wordt in de wet opgesomd. Deze categorie vindt u terug in artikel 153 van de wet van 30 december. Dit artikel handelt over het geval dat ten aanzien van de werkman in 2010 een maatregel van collectieve vermindering of individuele vermindering van de arbeidsduur werd toegepast in het kader van de tijdelijke crisismaatregelen of dat de uitvoering van de arbeidsovereenkomst van de werkman gedurende een aantal dagen werd geschorst wegens economische redenen. De sociale partners hebben de laatste weken verschillende vergaderingen gehad. Er werd een akkoord bereikt. Met betrekking tot deze bepaling is er een akkoord om ook het gebruik van de crisismaatregelen van het laatste trimester van 2009 in rekening te brengen.

 

Je vais le dire en français, car c'est la fin de la journée.

 

Un accord des partenaires sociaux est intervenu et nous arriverons à deux autres modifications à la fin de la semaine pour demander d'élargir le champ d'application des mesures de crise au dernier trimestre 2009. Cela ne vaudra donc pas seulement pour les utilisateurs en 2010, mais aussi pour ceux du 4e trimestre 2009.

 

Voorzitter: Carina Van Cauter

Présidente: Carina Van Cauter

 

Een tweede categorie betreft de werkgever met minder dan tien werknemers. Deze kan een afwijking bekomen voor de betaling van het deel dat te zijnen laste is, bij een commissie als het bedrijf in moeilijkheden verkeert.

 

Het ontwerp van koninklijk besluit is behandeld in tweede lezing op de Ministerraad van 5 februari 2010. Een heel eenvoudige procedure voor het bekomen van de afwijking is voorzien, namelijk via een verklaring op eer. Simpeler is onmogelijk. De commissie kan aan de onderneming vragen de nodige bewijzen te leveren, want men moet zelf geen bewijzen sturen. Het ontwerp van koninklijk besluit wordt nu verzonden ter ondertekening aan het Staatshoofd.

 

De criteria die gehanteerd worden in het koninklijk besluit, in het kader van de tijdelijke crisismaatregelen, betreffen de ondernemingen die gebonden zijn door een ondernemingsplan of een collectieve arbeidsovereenkomst, die tijdelijk een omzetdaling kennen van 15 % ten opzichte van 2008, die tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen kennen van 10 %, die in moeilijkheden verkeren blijkens hun jaarrekening of die een beroep deden op de crisismaatregelen voor de zelfstandigen.

 

Bij niet-naleving van de vormvereisten, wat zal blijken uit het formulier van de RVA, zal de RVA niet gehouden zijn het deel van 1 111 euro te betalen. De werkgever zal dan de totale som van 1 666 euro moeten betalen aan de werknemers.

 

De crisispremie is verschuldigd wanneer in de periode tussen 1 januari 2010 en 30 juni 2010 een arbeider zonder dringende reden wordt ontslagen, al dan niet met naleving van een opzegtermijn. Normaal moet de werkgever het ontslag ter kennis brengen door middel van een aangetekend schrijven, dat uitwerking heeft op de derde werkdag na verzending of bij gerechtsdeurwaarderexploot, ook wanneer het een ontslag betreft met uitbetaling van een opzeggingsvergoeding in plaats van met naleving van de opzeggingstermijn. In het laatste akkoord met de sociale partners werd deze formaliteit echter afgeschaft. De vraag om een aangetekend schrijven is afgeschaft. Natuurlijk moeten wij aanvullende aanpassingen aan de huidige wetgeving organiseren. Dat is een akkoord van de voorbije week.

 

Jullie spreken over een verschil tussen de Franstalige en de Nederlandstalige versie. Het woord “opzegging” in de Nederlandse tekst van artikel 161 van de wet van 30 december 2009 moet dus in overeenstemming met de Franse tekst worden geïnterpreteerd. Dat wil zeggen als een beëindiging van de arbeidsovereenkomst of als een ontslag. Congé, beëindiging of ontslag voor ons hetzelfde.

 

Het voorgaande betekent dus dat ook een ontslag met uitbetaling van een opzegvergoeding dient te gebeuren via een aangetekende zending, die pas uitwerking op de derde werkdag na de verzending heeft, wil de werkgever de betaling van de volledige crisispremie vermijden.

 

Président: Stefaan Vercamer

Voorzitter: Stefaan Vercamer

 

15.05  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik val hier van de ene verbazing in de andere.

 

Indien ik u goed heb begrepen, is er een akkoord over het koninklijk besluit en ligt het nu bij de Raad van State en zelfs voor ondertekening bij de Koning voor. Ik heb echter andere informatie die niet even positief is. Ik geef u evenwel het voordeel van de twijfel.

 

Indien er effectief een koninklijk besluit klaarligt dat enkel nog door de Koning moet worden ondertekend, is het slechts een kwestie van weken of dagen. Ik hoop dat u gelijk hebt. De rechtsonzekerheid is immers bijzonder groot. Wij zullen zien hoe snel de Koning het besluit ondertekent.

 

15.06 Minister Joëlle Milquet: De procedure loopt, zoals ik ze in detail heb uitgelegd. Eén koninklijk besluit is nu bij de Raad van State ingediend. Een tweede koninklijk besluit is voorbije vrijdag na de tweede lezing door de Ministerraad goedgekeurd. Ik moet het besluit nog ondertekenen, waarna ik het naar de Koning zal sturen.

 

15.07  Hans Bonte (sp.a): Ik hoop dat u gelijk hebt. Ik zal u straks mijn bron geven.

 

15.08 Minister Joëlle Milquet: De goedkeuring van het besluit stond niet bij de officiële punten maar bij de varia van de agenda van de Ministerraad. Ik heb vorige week het advies van de Raad van State gekregen. Wij hebben enkele aanpassingen aangebracht. Ik wou heel vlug gaan. Dus heb ik het koninklijk besluit bij de variapunten van de Ministerraad laten plaatsen. Het werd aanvaard.

 

Nu bereidt de FOD een heel eenvoudig formulier met aankruismogelijkheden en een verklaring op erewoord voor. Voor de kleine KMO’s met minder dan tien werknemers is het heel erg simpel. Zij moeten de cijfers en documenten in hun onderneming bewaren. Zij hoeven de desbetreffende documenten echter niet langer aan de FOD WASO te sturen. In een vroegere versie was de verzending van de documenten aan de FOD WASO gepland, maar de procedure was te zwaar. Bijgevolg hebben wij de bedoelde bepaling na de discussie van vorige vrijdag afgeschaft.

 

Vrijdag hebben de sociale partners ook een akkoord bereikt over de uitvoering van de CAO 77 en enkele aanpassingen. De kleine aanpassingen zijn de volgende. Ten eerste, de afschaffing van de aangetekende brieven. De tweede aanpassing heeft betrekking op het laatste trimester van 2009.

 

15.09  Medewerker van de minister: De derde aanpassing betreft de werknemers met een anciënniteit die lager ligt dan zes maanden, waar de premie ten laste is van de RVA.

 

15.10 Minister Joëlle Milquet: Dat is door de RVA betaald.

 

Wij moeten nu in aanvullende wettelijke aanpassingen voorzien. Volgens mij kan dit het best gebeuren door amendementen op de wet houdende diverse bepalingen.

 

15.11  Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, ik was nog maar begonnen. Ik ben geïnformeerd door een van de sociale partners, maar als ik u nu hoor, dan is het niet zo dat er nog een KB hieromtrent de Ministerraad moet passeren?

 

15.12 Minister Joëlle Milquet: Nee.

 

15.13  Hans Bonte (sp.a): Dat is dus allemaal gepasseerd. Waarvan akte. Ik heb tijdens de behandeling van de programmawet op 30 december voorspeld dat het niet lang zou duren voor de wet gerepareerd zou moeten worden. Als ik nu hoor dat er inderdaad, in navolging van het sociaal akkoord hieromtrent, een akkoord is om een aantal aanpassingen te doen, zoals de vormvereiste van het ontslag die zou vervallen en de aanpassing betreffende de minder dan zes maand anciënniteit hebbende werknemers en de mensen in collectief ontslag, dan is dat wel compleet iets anders dan hetgeen vandaag in de wet staat. Dat betekent dus dat uw wet aangepast moet worden, vooraleer u effectief weer een operationele wet hebt. Dat komt boven op de interpretatieproblemen, die ongetwijfeld bij de Raad van State ook in het verkeerde keelgat moeten schieten, bij de verschillende versies in het Frans en het Nederlands.

 

Mevrouw de minister, men blijft met andere woorden in de rechtsonzekerheid zolang de wet en het KB niet gepubliceerd zijn. Als u mij zegt dat volgende week dinsdag de arbeiders die ontslagen zijn hun formulier zullen hebben, dan zal ik het bekendmaken.

 

15.14 Minister Joëlle Milquet: Met een wet van 30 december 2009 en verschillende koninklijke besluiten is het niet mogelijk om vlugger te werken. Er is geen tegenstelling tussen de verschillende versies.

 

Ten tweede, ik heb niets aan de sociale partners gevraagd. Dat was een onderhandeling tussen ons apart. In ruil voor hun handtekening onder CAO 77 hebben sommigen aanvullende aanpassingen gevraagd. Dat is mijn zaak niet. Nu hebben ze verschillende aanpassingen gevraagd. Na het kernkabinet vrijdag moet ik aan de regering zo vlug mogelijk een akkoord over deze aanvullende aanpassingen vragen. Daarna bereid ik de aanpassingen aan de huidige wetgeving voor.

 

De snelste manier om de wetgeving te wijzigen is via amendementen aan het huidige wetsontwerp van diverse bepalingen. Dat is jammer. Ik zou liever geen aanvullende aanpassingen doen.

 

15.15  Hans Bonte (sp.a): Geef toe dat wij dan weer een maand verder zijn voor die wet wordt gepubliceerd.

 

15.16 Minister Joëlle Milquet: De huidige wet kan natuurlijk al worden uitgevoerd.

 

15.17  Hans Bonte (sp.a): Hoe zit het dan met de tegenstelling tussen ontslag en opzeg? Voor u is dat hetzelfde. Daar zorgt die rechtsonzekerheid voor.

 

15.18  Medewerker van de minister: U moet geen problemen zoeken waar er geen zijn. Wij hebben de juridische adviezen van onze directeur-generaal, de heer De Gols. Hij zegt dat het woord ontslag identiek is aan de Franse benaming. Zij hebben die teksten gemaakt. Zij zijn daar heel duidelijk in: dat betekent hetzelfde. Het is geen probleem van interpretatie.

 

15.19  Hans Bonte (sp.a): Zegt u dat de Raad van State aan het zeveren is?

 

15.20  Medewerker van de minister: De Raad van State heeft daar niets over gezegd.

 

15.21  Hans Bonte (sp.a): Ik zal u dus het advies van de Raad van State moeten bezorgen.

 

Ik ben samen met jullie vragende partij om het zo snel mogelijk te regelen. Volgens mijn informatie van de sociale partners moet er inderdaad een wetswijziging komen op een aantal cruciale vlakken. U verwees er naar, mevrouw de minister. Dat koninklijk besluit is allesbehalve rond. Wij zullen zien wie er gelijk heeft.

 

15.22  Carina Van Cauter (Open Vld): Iedereen heeft belang bij rechtszekerheid. Gelukkig zult u de wet voorzien van de nodige aanpassingen. Iedereen heeft er eveneens belang bij dat het KB zo snel mogelijk zal gepubliceerd worden.

 

Ik zou u er ten eerste op willen wijzen dat “congé” in het Nederlands “ontslag” betekent, en dat dat niet hetzelfde is als “opzegging”. U zegt dat u elke vorm van beëindiging van de overeenkomst wilde opnemen in de wet. Ten dien einde zouden de wetgeving en de teksten best worden aangepast om elke verwarring te vermijden. Men zou immers kunnen denken dat enkel de gevallen van ontslag geviseerd worden, en niet de gevallen waarin de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door opzegging.

 

Ten tweede is het inderdaad zinvol de formaliteit van aangetekende zending te laten vallen. Die formaliteit heeft immers pas uitwerking de derde dag na haar verzending, terwijl het ontslag principieel onmiddellijk uitwerking heeft.

 

15.23  Martine De Maght (LDD): Het is vrij verwarrend om te volgen wat hier reeds allemaal gezegd is. Ik begreep op een bepaald ogenblik niet meer volledig wat aangepast zou worden en wat nog niet gepubliceerd kon worden. Sta mij toe even te resumeren. De wetgeving van 30 december 2009 zal aangepast worden. Het KB kan niet gepubliceerd worden alvorens het advies van de Raad van State gegeven is.

 

15.24  Medewerker van de minister: De wet van 30 december heeft twee uitvoerings-KB’s. Het ene KB geeft een vrijstelling aan kmo’s. Dat KB heeft een eerste en een tweede lezing gehad. Het is naar de het beheerscomité van de Raad van State gegaan. Vervolgens is het in tweede lezing goedgekeurd door de Ministerraad en het wordt vandaag of morgen naar de Koning gestuurd. Het bevat een eenvoudig formulier op basis waarvan kmo’s vrijstelling kunnen krijgen.

 

Het tweede KB legt de toepassingsregels vast. Het is op 14 januari in het beheerscomité van de RVA behandeld. Daarna is het naar de Raad van State gestuurd, dat een dezer dagen zijn advies zal geven. Dat moet niet meer naar de Ministerraad, het gaat rechtstreeks naar de Koning.

 

Dan zijn de twee uitvoeringsbesluiten gemaakt en is die wet volledig operationeel.

 

Ondertussen heeft de RVA alle formulieren klaar. Dat is allemaal pico bello in orde. Zodra die twee KB’s gepubliceerd zijn, kan het systeem van start gaan met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2010.

 

Daarnaast is er nog het akkoord dat de sociale partners onderling hebben gesloten, begin februari, waarbij donnant-donnant iets gegeven werd om iets te krijgen. Cao 77 wordt aangepast en in ruil worden enkele wijzigingen gevraagd aan de wet crisispremie. Dat akkoord, van begin februari, moet naar de Ministerraad om bekrachtigd te worden. Eens bekrachtigd, zal dat allicht aanleiding geven tot een amendement, waardoor sommige bepalingen van onze crisiswetgeving worden gewijzigd, zoals de afschaffing van de aangetekende brief en de toelating om personen met een anciënniteit van minder dan zes maanden volledig ten laste van de RVA te houden. Dat zijn de twee voornaamste bepalingen. Ook wordt het collectief ontslag toegelaten van mensen die minder dan één jaar anciënniteit hebben.

 

Dat is de stand van zaken.

 

De voorzitter: Bedankt voor die toelichting.

 

Aan de leden die nu nog meer informatie willen, stel ik voor dat zij na de vergadering bijkomende informatie vragen bij de kabinetschef van de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Samengevoegde vragen van

- de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de positie van personen met een handicap op de arbeidsmarkt" (nr. 18938)

- mevrouw Magda Raemaekers aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het toenemend aantal andersvaliden werklozen" (nr. 19165)

16 Questions jointes de

- M. Stefaan Vercamer à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la situation sur le marché du travail des personnes souffrant d'un handicap" (n° 18938)

- Mme Magda Raemaekers à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le nombre croissant de chômeurs moins valides" (n° 19165)

 

16.01  Magda Raemaekers (sp.a): Mevrouw de minister, op vraag van de POD Maatschappelijke Integratie werd door de twee universiteiten KULeuven en ULB een studie uitgevoerd naar de gevolgen van het activeringsterrein op het zoeken naar werk voor werkzoekenden met een handicap. In tien jaar tijd is het aantal arbeidsgehandicapte werklozen in Vlaanderen met bijna 60 % gestegen. Dit is een niet te onderschatten stijging waarop de Gemeenschappen alleen blijkbaar geen antwoord kunnen bieden. De VDAB doet wel de nodige inspanningen om de doelgroep in kaart te brengen, maar effectieve maatregelen blijven tot nu toe uit. Hoewel dit eerder kadert in de bevoegdheden van de Gemeenschappen, ben ik ervan overtuigd dat u als federaal minister van Tewerkstelling ook een belangrijke rol kan spelen in de activering van arbeidsgehandicapten op onze arbeidsmarkt. Vandaar een paar vragen voor een groep van onze meest sociaal zwakkeren.

 

Bent u op de hoogte van het grote aantal arbeidsgehandicapte werklozen? Tekent deze stijging zich in beide landsgedeelten af? Kunt u gezien de hoge nood en het verval naar armoede van de meeste arbeidsgehandicapte werklozen overleg plegen met de Gemeenschappen voor de reïntegratie van arbeidsgehandicapten in de arbeidsmarkt? Plant u ter zake overleg met staatssecretaris Delizée, bevoegd voor het beleid inzake personen met een handicap?

 

16.02  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijn vragen sluiten daar wat bij aan. Hoe is de verhoging van het aantal werkzoekenden met een handicap te verklaren, mevrouw de minister? Beschikt de RVA cijfers voor de laatste drie jaren van het aantal werkzoekenden met een handicap, eventueel opgesplitst per provincie. Dit antwoord mag u ook schriftelijk opsturen.

 

De nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap stelt dat personen met een handicap sneller worden ontslagen. Indien dit zo is, wat is volgens u hiervan dan de oorzaak?

 

16.03 Minister Joëlle Milquet: Via de gesprekken die in het raam van de controle op de beschikbaarheid worden gehouden, wordt inderdaad vestgesteld dat een deel van de langdurige werkzoekenden een handicap hebben. In de meeste gevallen gaat het om personen met een fysieke of mentale handicap die een bepaald studieniveau hebben behaald waardoor ze recht hebben op een wachtuitkering. Deze personen zijn ingeschreven als werkzoekende bij de gewestelijke instellingen, maar doordat ze nooit werden uitgenodigd of begeleid door deze instellingen, werd hun handicap nooit vastgesteld of geregistreerd. Vanuit dat standpunt kunnen dankzij het begeleidingsplan de specifieke moeilijkheden van deze werknemers onder de aandacht worden gebracht. Als het noodzakelijk is, is het beter dat zij een specifieke begeleiding krijgen.

 

Het is een gegeven dat door de facilitatoren wordt vastgesteld tijdens een gesprek. Enerzijds staat dit gegeven niet geregistreerd en wordt het dus niet in de statistieken opgenomen. In de toekomst zou ik de situatie graag veranderen zodat wij bij de RVA over echte statistieken kunnen beschikken. Ik zal een brief sturen aan de administrateur-generaal om over de registratie van dergelijke cijfers en gegevens te kunnen beschikken.

 

Anderzijds is het gebaseerd op de waarneming van facilitatoren die niet bevoegd zijn om een medische diagnose te stellen. Het staat zo goed als zeker vast dat hoe meer personen er toetreden tot de doelgroepen —- en dat is jaar na jaar het geval —, hoe meer waarschijnlijk het is dat er personen met een handicap bijzijn. Tijdens de gesprekken die wij moeten voeren met de Gewesten en met de staatssecretaris bevoegd inzake het Gehandicaptenbeleid, wil ik nieuwe voorstellen doen rond deze problematiek.

 

Om redenen die hiervoor uitgelegd werden, heeft de RVA geen statistieken over het aantal werkzoekenden met een handicap. Dat gaat niet op, maar dat zal veranderen.

 

Wat het ontslag van betrokken werknemers betreft, daarover beschikt de RVA evenmin over gegevens. Over de maatregelen die voor deze werknemers moeten genomen worden wanneer zij met deze groep te maken hebben, kunnen de facilitatoren hen doorverwijzen naar instellingen die gespecialiseerd zijn in de begeleiding van deze personen, zoals het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.

 

Wanneer personen door ziekte of een ongeval arbeidsongeschikt worden, kunnen zij bij een door de RVA aangestelde arts een medische vrijstelling gaan vragen. Indien de arts vaststelt dat de persoon minstens 33 % arbeidsongeschikt is, wordt de controle op de beschikbaarheid opgeschort.

 

Ten slotte heeft het College van ambtenaren-generaal dat alle ambtenaren-generaal van de RVA en de gewestelijke instellingen verenigt, reeds gewerkt aan de hervorming van de begeleiding van de werknemers met medische, mentale, psychische of psychiatrische problemen. Medische en fysieke problemen zijn natuurlijk niet altijd dezelfde als psychiatrische of psychische problemen.

 

Ik ben van plan om op zeer korte termijn de Gewesten voor te stellen om de procedure voor die hervorming goed te keuren. Het voorstel houdt in dat de controle op de beschikbaarheid van die werknemers tijdens hun specifieke intensieve begeleiding wordt opgeschort.

 

16.04  Magda Raemaekers (sp.a): Bedankt mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik denk dat het zeer nuttig is dat de RVA hier ook statistieken over bijhoudt. Ik had niet anders van u verwacht dan dat u inderdaad uw groot hart zou laten spreken voor die mensen waarvan de meesten op dit moment op de rand van armoede leven en nergens terechtkunnen of aangeworven worden. Ik weet waarover ik spreek als schepen van sociale zaken. Ik hoop dat u met staatssecretaris Delizée en met de andere Gemeenschappen daarover dringend overleg zal plegen. Ik denk toch wel dat u daar uw woord over houdt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 19011 van mevrouw Van Daele wordt uitgesteld.

 

17 Vraag van mevrouw Magda Raemaekers aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "een zwaar geval van racisme in het Antwerpse Erasmusziekenhuis" (nr. 19044)

17 Question de Mme Magda Raemaekers à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "un cas grave de racisme à l'hôpital Erasme à Anvers" (n° 19044)

 

17.01  Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in het Antwerps Erasmusziekenhuis is een zwaar geval van racisme en nalatigheid aan het licht gekomen. Zoals u weet is racisme, dat ik niet duld, een van mijn stokpaardjes.

 

Een Congolese moeder verloor er uiteindelijk haar baby door een gebrek aan adequate verzorging. In plaats van een dokter te verwittigen, zou de vroedvrouw van dienst de patiënte aan haar lot overgelaten hebben, met de dood van de ongeboren baby tot gevolg.

 

De Congolese familie heeft intussen klacht ingediend wegens poging tot doodslag, schuldig verzuim en racisme.

 

Dit verhaal tart iedere verbeelding, nu, in 2010, en in België dan nog. Het lijkt bijna niet te geloven dat in ons land dat bekend staat om zijn uitstekende gezondheidszorg, mensen aan hun lot worden overgelaten omwille van hun huidskleur of afkomst. Dat kunnen we toch niet tolereren.

 

Indien het verhaal, zoals het in de media verteld werd, strookt met de werkelijkheid, kan ik niet anders dan mijn verontwaardiging uitdrukken. Ik heb nadere inlichtingen genomen. Wat er geschreven was, is de waarheid.

 

Mevrouw de minister, daarom heb ik de volgende vragen.

 

Bent u op de hoogte gebracht van die feiten?

 

Werd er een onderzoek ingesteld?

 

Welke gevolgen worden er aan die concrete feiten gegeven?

 

In welke globale aanpak kunt u voorzien in de strijd tegen het toenemend racisme in de ziekenhuizen en de verzorgingsinstellingen? Niet alleen in ziekenhuizen, maar ook in bijvoorbeeld rusthuizen is dat schering en inslag.

 

17.02 Minister Joëlle Milquet: Ook ik heb via de pers kennisgenomen van de ongelukkige dood van een kind in het Antwerpse ziekenhuis. Dat is natuurlijk een drama. Er is inderdaad klacht ingediend. Als de persoon een klacht met burgerlijke partijstelling heeft ingediend, betekent het dat er een onderzoek zal plaatsvinden zoals in alle strafrechtelijke onderzoeken.

 

Tijdens zo een onderzoek wordt het motief van de dader gewoonlijk onderzocht. Het is aan justitie om de zaak te onderzoeken en er een uitspraak over te doen. Er is een verschil tussen justitie en de regering, dus ik kan daar geen aanvullende commentaar over geven.

 

België beschikt over een heel arsenaal van instrumenten dat speciaal werd ontwikkeld ten dienste van antidiscriminatie. Wanneer het racisme betreft, is de wet van 30 juli 1981 van toepassing. Die wet werd al meermaals gewijzigd en samengevoegd met de vroegere wet van 2003, tot de antiracismewet van 2007.

 

Maar een wet verandert niet alles. Gelijkheid is immers niet iets wat men krijgt, men moet het willen. De bestrijding van discriminatie en de promotie van diversiteit zijn een van de grootste politieke uitdagingen.

 

Daarom heb ik de rondetafelconferentie van de interculturaliteit gelanceerd. Het is de bedoeling een conceptueel kader en aanbevelingen te formuleren die de dialoog tussen de verschillende gemeenschappen moet bevorderen, in de strijd tegen het racisme. In het verslagcomité bestaat er een commissie Gezondheid, die aanbevelingen moet formuleren inzake het culturele diversiteitsbeheer en de interculturele dialoog in de ziekenhuizen en de gezondheidswereld. Alle aanbevelingen worden opgenomen in het eindrapport, dat in september 2010 zal worden vastgelegd.

 

17.03  Magda Raemaekers (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het ging hier inderdaad over een werknemer van het Erasmusziekenhuis, die zeker een nalatigheid heeft begaan, maar zich ook racistisch heeft opgesteld. U kunt natuurlijk niet in een bepaald dossier tussenbeide komen, want dat is iets voor Justitie.

 

Aangezien er zich toch wel meer van die gevallen voordoen, die evenwel niet altijd bekend geraken of ruchtbaarheid krijgen in de media, dring ik aan op maatregelen, al is het maar dat u ziekenhuizen en rusthuizen aanmoedigt om op te treden tegen dergelijke nalatigheden en racisme, dat zich overal afspeelt. U moet dit ene geval in een bredere context zien.

 

17.04 Minister Joëlle Milquet: Het is niet mijn bedoeling het daarbij te laten. Ik ben natuurlijk geschokt. Er is nu eenmaal een verschil tussen het onderzoek van justitie en mijn actie, die politiek is. Ik zal het Centrum voor Gelijkheid van Kansen op de hoogte van de zaak brengen.

 

De leden van de familie kunnen bij het centrum een klacht indienen. Ik zal het centrum morgen vragen om iets te doen. Misschien heeft het al een klacht gekregen, ik weet het niet.

 

Het incident is natuurlijk onaanvaardbaar. Tot nu toe heb ik geen aanvullende informatie over dat geval.

 

Er is een stijging van racisme en xenofobie in ons land. Alle discussies over de islam gaan daarmee gepaard.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

18 Question de Mme Jacqueline Galant à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la rémunération d'un président d'ALE" (n° 19160)

18 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de vergoeding van een PWA-voorzitter" (nr. 19160)

 

18.01  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je m'interroge sur la rémunération des présidents des agences locales pour l'emploi. Par définition, une ALE est constituée en ASBL et, en collaboration avec l'Office national de l'Emploi, est compétente pour l'organisation et le contrôle d'activités non rencontrées par les circuits de travail réguliers.

 

Cette association sans but lucratif est composée paritairement, d'une part, de membres désignés par le conseil communal ou les conseils communaux suivant la proportion entre la majorité et la minorité et, d'autre part, de membres représentant les organisations qui siègent au Conseil national du Travail.

 

Je m'interroge donc sur la rémunération des présidents de ces agences. Est-il normal qu'ils reçoivent une indemnité? Si tel est le cas, combien d'ALE accordent-elles effectivement une indemnité? Et sur quelle base cette indemnité est-elle calculée?

 

18.02  Joëlle Milquet, ministre: Chère collègue, pour ce qui me concerne, j’ai été présidente d’une ALE et je ne recevais pas d’argent!

 

Dans certaines situations, les présidents et membres des conseils d’administration des ALE peuvent être amenés à exposer des frais (déplacements et communications). Ils peuvent percevoir des indemnités pour volontariat, forfaitaires ou sur base des frais réellement exposés ou recevoir des jetons de présence. Il n’y a pas de barèmes prédéfinis, sauf s’ils sont engagés mais cela m’étonnerait. Il n’y a pas de salaire ou de rémunération prévue en tant que telle.

 

Les références réglementaires suivantes définissent les seuils chiffrés qui, une fois dépassés, peuvent impliquer des conséquences pour les parties concernées. Par exemple, la loi du 3 juillet sur le volontariat dit que le volontaire n’est pas tenu de prouver la réalité du montant de ses frais pour autant que le montant total des indemnités n’excède pas 24 euros par jour et 990 euros par an, via la loi de 2005 qui est relative à l’introduction d’une cotisation annuelle à charge de certains organismes.

 

Pour estimer le nombre d’ALE concernées, une analyse des données de la Centrale des bilans a été réalisée. Je suis en janvier 2010. Il s’est agi de dénombrer le nombre d’agences ayant comptabilisé une valeur sous les comptes.

 

Les résultats sont les suivants: 58 sur 550 ALE ont accordé une indemnité en 2008 à au moins un administrateur pour la section ALE ou la section titres-services. Les ALE ont versé une somme de 154 330,36 euros à leurs administrateurs. Les montants se répartissent comme suit: 53 978 pour les sections traditionnelles et 100 351 pour les sections titres-services, soit en moyenne près de 3 000 euros par ALE pour l'ensemble des administrateurs durant toute l'année 2008. C'est assez raisonnable.

 

18.03  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, vous connaissez bien la commune en question, car c'est celle de Carlo Di Antonio, Dour, dans l'arrondissement de Mons. Nous avions été intrigués par le fait que le président de l'ALE soit rémunéré.

 

18.04  Joëlle Milquet, ministre: Vous voulez dire: rémunéré grâce à un contrat de travail?

 

18.05  Jacqueline Galant (MR): Non, il s'est attribué une indemnité. Nous trouvions anormal qu'une ALE qui, par définition, sert à encadrer les chômeurs, bénéficie d'une rémunération.

 

Vous m'avez dit qu'il y en avait 58 sur 550. Selon nous, cette situation n'est pas très normale.

 

18.06  Joëlle Milquet, ministre: Il faudrait voir quel est le montant et quel est le statut mais il est vrai que ce n'est pas l'endroit pour faire du lucratif!

 

18.07  Jacqueline Galant (MR): On voulait avoir votre avis.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 17.45 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.45 uur.