Gemeenschappelijke vergadering van de commissies voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt, en voor de Justitie

Réunion commune des commissions de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique, et de la Justice

 

van

 

woensdag 3 februari 2010

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 3 février 2010

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.37 uur en voorgezeten door mevrouw Sonja Becq en de heer André Frédéric.

La séance est ouverte à 14.37 heures et présidée par Mme Sonja Becq et M. André Frédéric.

 

Sonja Becq, voorzitter: Geachte collega’s, zoals beslist in de Conferentie van voorzitters volgt er hier een debat in de gezamenlijke commissie voor de Justitie en Binnenlandse Zaken. Iedereen zal gezien hebben dat er heel veel vraagstellers en heel veel vragen zijn. Als we iedereen zijn spreektijd geven zitten we hier over een paar uur nog. We zouden dus eigenlijk willen voorstellen dat we de vragen in volgorde nemen, dat iedereen die een vraag heeft of verschillende vragen heeft die probeert te bundelen en dat u zelf in functie van de kwaliteit van het debat zoveel mogelijk to the point komt en u probeert in te perken in de tijd, zodat er ook tijd is voor de antwoorden van de ministers en eventueel de replieken.

 

 Jean Marie Dedecker (LDD): Werd in de Conferentie van voorzitters gezegd dat de interpellaties die ingediend werden eerst aan bod zouden komen? Ik weet niet of dit het geval is of niet?

 

Sonja Becq, voorzitter: Die boodschap is mij niet doorgegeven.

 

 Jean Marie Dedecker (LDD): Is die richtlijn niet doorgegeven? Mijnheer Verherstraeten, u was daar ook aanwezig.

 

André Frédéric, président: Quelle que soit la décision prise par la Conférence des présidents, nous disposons d’un agenda validé par le président de la Chambre. Nous nous en tiendrons à l’agenda tel qu’il a été publié. De toute façon, chacun aura le droit de s’exprimer.

 

Sonja Becq, voorzitter: De heer Doomst heeft het woord.

 

01 Samengevoegde interpellaties en vragen van

- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de rellen in Anderlecht" (nr. 18704)

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de nieuwe rellen en de onveiligheid in Anderlecht" (nr. 18808)

- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de vlucht voor het geweld van een hogeschool" (nr. 18928)

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de onveiligheid in Anderlecht en de verhuis van de school ISIB naar het centrum van Brussel" (nr. 18948)

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de verhuis van een hogeschool weg uit Anderlecht" (nr. 18979)

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verhuis van een hogeschool weg uit Anderlecht" (nr. 18980)

- mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Binnenlandse Zaken over "straatgeweld tegen studenten" (nr. 19003)

- de heer Bart Laeremans tot de minister van Justitie over "de onhoudbare situatie in Anderlecht" (nr. 410)

- de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de fusie van politiezones in Brussel" (nr. 19018)

- de heer Bart Laeremans tot de minister van Binnenlandse Zaken over "de escalerende onveiligheidssituatie in Brussel en Anderlecht" (nr. 411)

- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de fusie en defusie van politiezones in Brussel" (nr. 19039)

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. 19045)

- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "de veiligheid in Brussel" (nr. 19046)

- mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Justitie over "het gedeeltelijk wegtrekken van een hogeschool te Anderlecht naar centrum Brussel" (nr. 19057)

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de stakingsaanzegging van de politievakbonden" (nr. 19068)

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Justitie over "de stakingsaanzegging van de politievakbonden" (nr. 19069)

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "incidenten met vuurwapens op straat" (nr. 19073)

- de heer Robert Van de Velde aan de minister van Justitie over "het overleg met betrekking tot de Brusselse veiligheidsproblematiek" (nr. 19076)

- de heer Jean Marie Dedecker tot de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. 413)

- de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. 19086)

- de heer Ben Weyts aan de minister van Justitie over "de veiligheid in Brussel" (nr. 19093)

- mevrouw Muriel Gerkens aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de reacties op de gewelddaden gepleegd in Brussel" (nr. 19094)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "de aanpak van de criminaliteit te Brussel" (nr. 19097)

- de heer Bart Somers aan de minister van Justitie over "de veiligheidsproblematiek in Anderlecht en het groeiend onveiligheidsgevoel in de 19 gemeenten van Brussel" (nr. 19107)

- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Justitie over "het overleg tussen de politiezone Brussel-Zuid en het Brusselse parket" (nr. 19114)

- de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het veiligheidsprobleem in sommige wijken van Brussel" (nr. 19119)

- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de onveiligheid in Brussel" (nr. 19120)

- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de afpersing waarvan studenten aan de ISIB te Anderlecht het slachtoffer waren" (nr. 19121)

- de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de gebeurtenissen van afgelopen weekend in Brussel" (nr. 19135)

- de heer Olivier Maingain aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de Vlaamse eisen inzake de fusie van de Brusselse politiezones" (nr. 19136)

- de heer Robert Van de Velde aan de minister van Justitie over "de werking van de justitie in Brussel na de gebeurtenissen van de afgelopen dagen en in het licht van het Belgisch voorzitterschap van de EU" (nr. 19145)

- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de rellen in Anderlecht" (nr. 19164)

- mevrouw Clotilde Nyssens aan de minister van Justitie over "de procedure van verschijning bij proces-verbaal" (nr. 19176)

- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "de nood aan nieuwe rechters in Brussel" (nr. 19197)

- de heer Xavier Baeselen aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, en aan de minister van Justitie over "de nultolerantie in bepaalde Brusselse wijken" (nr. 19202)

01 Interpellations et questions jointes de

- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "les émeutes à Anderlecht" (n° 18704)

- M. Bart Laeremans à la ministre de l'Intérieur sur "les nouvelles émeutes et l'insécurité à Anderlecht" (n° 18808)

- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la fuite d'une école supérieure devant les agressions" (n° 18928)

- M. Bart Laeremans à la ministre de l'Intérieur sur "l'insécurité à Anderlecht et le déménagement de l'école ISIB vers le centre de Bruxelles" (n° 18948)

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "le déménagement d'une haute école qui quitte Anderlecht" (n° 18979)

- M. Renaat Landuyt à la ministre de l'Intérieur sur "le déménagement d'une haute école qui quitte Anderlecht" (n° 18980)

- Mme Mia De Schamphelaere à la ministre de l'Intérieur sur "la violence dont les étudiants sont victimes dans la rue" (n° 19003)

- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur " la situation intenable à Anderlecht" (n° 410)

- M. Ludwig Vandenhove à la ministre de l'Intérieur sur "la fusion des zones de police à Bruxelles" (n° 19018)

- M. Bart Laeremans à la ministre de l'Intérieur sur "l'insécurité croissante à Bruxelles et à Anderlecht" (n° 411)

- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la fusion et la défusion de zones de police à Bruxelles" (n° 19039)

- M. Renaat Landuyt à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° 19045)

- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "la sécurité à Bruxelles" (n° 19046)

- Mme Mia De Schamphelaere au ministre de la Justice sur "le transfert partiel d'une école supérieure d'Anderlecht vers le centre de Bruxelles" (n° 19057)

- M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intérieur sur "le préavis de grève des syndicats policiers" (n° 19068)

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Justice sur "le préavis de grève des syndicats policiers" (n° 19069)

- M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intérieur sur "les incidents avec des armes à feu en rue" (n° 19073)

- M. Robert Van de Velde au ministre de la Justice sur "la concertation relative à la problématique de sécurité à Bruxelles" (n° 19076)

- M. Jean Marie Dedecker à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° 413)

- M. Jean Marie Dedecker à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° 19086)

- M. Ben Weyts au ministre de la Justice sur "la sécurité à Bruxelles" (n° 19093)

- Mme Muriel Gerkens au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les réactions aux faits de violence commis à Bruxelles" (n° 19094)

- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "l'approche de la criminalité à Bruxelles" (n° 19097)

- M. Bart Somers au ministre de la Justice sur "le problème de la sécurité à Anderlecht et le sentiment croissant d'insécurité dans les 19 communes de Bruxelles" (n° 19107)

- Mme Karine Lalieux au ministre de la Justice sur "la concertation qui a eu lieu entre la zone de police de Bruxelles-Midi et le parquet de Bruxelles" (n° 19114)

- M. Josy Arens à la ministre de l'Intérieur sur "le problème de sécurité dans certains quartiers de Bruxelles" (n° 19119)

- Mme Karine Lalieux à la ministre de l'Intérieur sur "l'insécurité à Bruxelles" (n° 19120)

- Mme Karine Lalieux à la ministre de l'Intérieur sur "le racket dont ont été victimes des étudiants de l'ISIB à Anderlecht" (n° 19121)

- M. Fouad Lahssaini à la ministre de l'Intérieur sur "les événements du week-end dernier à Bruxelles" (n° 19135)

- M. Olivier Maingain à la ministre de l'Intérieur sur "les revendications flamandes liées à la fusion des zones de police bruxelloises" (n° 19136)

- M. Robert Van de Velde au ministre de la Justice sur "le fonctionnement de la justice à Bruxelles après les événements des derniers jours et à la lumière de la présidence belge de l'UE" (n° 19145)

- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "les émeutes à Anderlecht" (n° 19164)

- Mme Clotilde Nyssens au ministre de la Justice sur "la procédure de convocation par procès-verbal" (n° 19176)

- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "le besoin de nouveaux juges à Bruxelles" (n° 19197)

- M. Xavier Baeselen au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, et au ministre de la Justice sur "la tolérance zéro appliquée dans certains quartiers de Bruxelles" (n° 19202)

 

01.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, ik zal de vragen stellen zoals volgens mij ook de antwoorden op het probleem moeten zijn: niet te lang, maar heel krachtig. Na nieuwe rellen in Anderlecht en na een nieuw schietincident in Brussel moet ik, samen met iedereen die hier aanwezig is, vaststellen dat de politieke maat vol is en dat de publieke opinie vraagt dat er concreet gehandeld wordt, omdat men voelt dat hier een maatschappelijke emmer aan het overlopen is.

 

Mevrouw de minister, wij moeten ervoor opletten dat wat nu gebeurt in Brussel, geen symbool wordt waardoor het geheel van ons politiewerk in diskrediet wordt gebracht. In die zin is het, zoals het vanmorgen al door iemand van de politiebonden is gezegd, kwart over twaalf om te handelen.

 

Mijnheer de minister van Justitie, vanop het terrein, vanuit Halle-Vilvoorde moet ik op basis van de feiten de vaststelling maken dat men een totaal ander criminaliteitsbeeld heeft in Halle-Vilvoorde dan in Brussel. Er is natuurlijk een interferentie, maar dat pleit voor een grondige hervorming van het landschap.

 

Mevrouw de minister, hier in de commissie stellen wij al 2,5 jaar vragen over het politiewerk in Brussel. De bundel is enorm. Het positieve vandaag is dat het probleem streng onder beleidsvuur staat en dat het de drang om tot resultaten te komen, heel hoog heeft aangewakkerd. Het verheugt mij dat wij vanmorgen daardoor in de commissie voor de Justitie eindelijk het wetsvoorstel voor de verzwaring van de straffen voor misdrijven tegen politiemensen goedgekeurd hebben. Ik meen dat dat een zeer goede zaak is en een duidelijk signaal vanuit de wetgevende macht dat men het meent en dat men tot daden wil overgaan.

 

Wij mogen het politionele probleem van Brussel niet demoniseren, dat zou niet eerlijk zijn, maar wij mogen het ook niet minimaliseren. Ik denk dat alle aanwezige collega’s ervan overtuigd zijn dat wat zich daar afspeelt, geen fait divers, maar fait élémentaire is en dat de 19 Brusselse burgemeesters dat ook moeten begrijpen.

 

De diagnose van wat daar misloopt, hebben wij hier in de commissie voor de Binnenlandse Zaken al verschillende keren gemaakt. Mevrouw de minister, vandaag is de vraag: welke medicatie, welke dosis en wanneer zullen wij die nemen? Het moet zeer concreet en zeer opvolgbaar zijn.

 

Kunt u wat toelichting bij de feiten geven, voor zover wij het al niet allemaal hebben vernomen via de media? Wat is ons concreet stappenplan? Iedereen is ervan overtuigd dat wij het samen zullen moeten doen. De vraag in Brussel is alleen hoe wij hen samen zullen krijgen. Het moeten stappenplannen worden en liefst geen stapelplannen, want die hebben wij al genoeg. Waar willen wij concreet naartoe? Hoe ziet u de fases om tot een zonewerking te komen? Het is duidelijk dat wij dat niet meer zullen kunnen vermijden. Wat is uw concreet schema van vooruitgang? U hebt een tienpuntenplan gelanceerd. Dat is terecht. Het gaat over illegale economie, nultolerantie, preventie, leefbaarheid, onderwijs en de arbeidsmarkt, maar wat zijn, geconcentreerd op de groep en de plaats waarover het gaat, de concrete stappen die wij de volgende weken en maanden zullen nemen om effectief resultaat te boeken?

 

01.02  Bart Laeremans (VB): Mevrouw de voorzitter, de feiten zijn ondertussen algemeen bekend. Een hogeschool moet wegvluchten uit Anderlecht wegens systematisch en racistisch geweld van allochtone jongeren, die er de autochtonen selecteerden en heel bewust aanvielen. Daarnaast was er de ontruiming en ontvluchting van het Lemmensplein, waar patrouilles de opdracht kregen om het plein te verlaten en over te laten aan een bende die daar blijkbaar met een pistool en een mitrailleur stond. Ten slotte was er de schietpartij in Laken, waarbij met een kalasjnikov op een politieagent werd geschoten. Dat zijn allemaal zeer zware, dramatische gebeurtenissen, de zoveelste in een zeer lange rij, die aantonen dat Brussel meer dan ooit in de greep is gekomen van allochtone bendes die de plak zwaaien in een aantal wijken en die delen van de hoofdstad aan het omvormen zijn tot bezette gebieden waar het wettelijk gezag heeft opgehouden te bestaan. Dat er no-gozones zijn is lang ontkend, ook door u en door sommige politieverantwoordelijken, maar het dossier dat vrijdag in Het Laatste Nieuws is uitgelekt, waarbij instructie werd gegeven aan patrouilles om het plein te verlaten terwijl daar gewapende mensen stonden, toont aan dat wij wijken voor het geweld van de bendes en dat er inderdaad instructies bestaan om te gaan lopen en Brussel over te laten aan de criminelen.

 

Toch is er één constante die we nu al jaren vaststellen, namelijk dat de lokale burgemeesters de zaken blijven minimaliseren en doen alsof het normaal grootstadgeweld is. Zelfs de zware feiten waarbij een van zijn manschappen werd neergeschoten met een oorlogswapen, werden door de Brusselse burgemeester bestempeld als een fait divers. Het is walgelijk en schandelijk. Er zijn geen woorden voor dat zoiets kan. Het is een onverantwoordelijkheid om u tegen te zeggen.

 

Onze mensen in Brussel hebben ondertussen een strafklacht ingediend tegen de drie burgemeesters van de zone Zuid wegens schuldig verzuim, omdat zij zeer goed wetende de situatie rond die hogeschool hebben laten verergeren en niet hebben verhinderd dat die zou verhuizen. Het is in elk geval duidelijk dat die burgemeesters volkomen incompetent zijn en dat het federale niveau zo vlug mogelijk hun veiligheidsbevoegdheden moet afnemen en in de plaats moet treden.

 

Hetzelfde kan worden gezegd van de burgemeesters Thielemans en Moureaux, want ook zij doen alles om de politie op hun grondgebied te ontmoedigen, om haar tegen te werken, om te verhinderen dat zij haar werk doet en om de problemen zo stevig mogelijk onder de mat te vegen. Ook zij hebben gigantisch veel boter op het hoofd en zijn het levende bewijs dat het zo niet meer verder kan. Wat de voorbije dagen gezegd en vertoond is, bewijst de evidente noodzaak van de eengemaakte politie in Brussel en wel zo snel mogelijk.

 

Als een eengemaakte politie kan in grootsteden van 10 tot 15 miljoen inwoners, zoals Londen en Parijs, overal in de wereld, maar niet in Brussel, dan lijkt het wel alsof wij abnormaal zouden zijn. Uiteraard kan dat ook hier. Er moet alleen de politieke wil zijn. Men moet de eigen belangen, het eigen egoïsme, de eigen postjes en de eigen partijpolitieke afwegingen opzij durven schuiven.

 

Er zijn een aantal mensen in de zaal die zich de laatste dagen hebben ingespannen om de zaak in communautair vaarwater te trekken en het te zien als Vlaamse agressie of hysterie. Zij hebben daar allerlei communautaire verhalen aan gekoppeld. Het FDF heeft de zaak gisterenavond al direct in een chantagespel gebracht. Zij stelden dat als er moest gesproken worden over een eengemaakte politie men ook de vertegenwoordiging van de Brusselse Vlamingen op de helling zou gaan zetten. Dat is schandelijk. Het is schandelijk en van het allerlaagste allooi. Het is werkelijk onvoorstelbaar dat er politici zijn die zich op dat niveau begeven en niet meer denken aan de veiligheid en de belangen van de inwoners van hun stad.

 

Het gaat hier om een stad die leegloopt, waar de autochtone bevolking massaal uit wegtrekt. Ik weet niet of men zich realiseert wat er qua demografie in Brussel aan de hand is. Als men de cijfers van het Planbureau leest, dan verwacht men tussen nu en 2020 ongeveer 200 000 tot zelfs bijna 300 000 nieuwe immigranten en gaan er tegelijkertijd ongeveer 200 000 vooral autochtone bewoners weggaan uit Brussel. Het eindresultaat zal zijn dat driekwart van de Brusselse bevolking allochtoon zal zijn, met alle mogelijke zaken die ermee samenhangen. Niemand kan nu immers nog ontkennen dat de problematiek van veiligheid samenhangt met onder meer de vervreemding, met de desintegratie, met de gettovorming. Men wil dat niet inzien. Men beseft niet wat er gaande is, welke demografische tijdbom er in Brussel leeft.

 

Men gooit alles op een hoop. Men zegt dat het communautair is, er gaat niets veranderen en alles blijft bij hetzelfde. Dit is werkelijk schandelijk. U bent onverantwoordelijk en u jaagt uw eigen inwoners uit Brussel weg. Besef wat u aan het doen bent, u verjaagt de inwoners uit Brussel. U hebt daar zeer veel boter op het hoofd. Dat zeg ik aan alle Franstalige partijen in het bijzonder, op die ene witte raaf na, Alain Destexhe, die gisteren de moed had om te zeggen dat er een eengemaakte politiezone moet komen.

 

Mijnheer en mevrouw de minister, u draagt zelf natuurlijk ook verantwoordelijkheid in heel dit verhaal en in hetgeen nu gebeurt. Wie deze middag de beelden gezien heeft van de politiemensen die gemanifesteerd hebben, die kan er niet omheen. Die mensen zijn mateloos gefrustreerd over de straffeloosheid in Brussel, dat mensen die opgepakt worden onmiddellijk weer worden vrijgelaten. De straffeloosheid, het niet uitvoeren van straffen en het enorme gebrek aan celcapaciteit in Brussel, u bent daar duidelijk voor verantwoordelijk. U weet dat maar u geeft geen perspectief om daar iets aan te veranderen. Er is een onderhoud geweest met de politiemensen. U hebt hen wel willen spreken maar u hebt hen geen perspectief gegeven.

 

Dat is zeer merkwaardig na alles wat er is gebeurd. Wij hebben een absolute ontgoocheling bij die mensen vastgesteld. U had een aantal concrete toezeggingen kunnen doen, te meer daar hun eisen zeer redelijk zijn.

 

De heer Leterme heeft vanmiddag al gezegd dat de eengemaakte politie niet aan de orde is. Daar is voorlopig dus geen sprake van.

 

U zegt dat er nultolerantie moet komen. Wij zijn blij dat iedereen ons op dit vlak plots volgt. Wij zijn jarenlang de allerenigsten geweest. Wij werden daarvoor verguisd en uitgescholden, want dat was simplistisch en onwaar. Zelfs Groen!, zelfs Lucas Vander Taelen, zegt dat er nultolerantie moet komen.

 

Dat is voor ons al een grote genoegdoening, maar het volstaat natuurlijk niet om nu aan lippendienst te doen en te zeggen dat men een zerotolerantie gaat invoeren maar niet de omstandigheden zal creëren die dat mogelijk maken. Dat betekent natuurlijk dat u in voldoende politiemensen voorziet en dat u ervoor zorgt dat er snel kan worden bestraft en dat de straffen worden uitgevoerd.

 

Daar zien wij niets van. Wij zien geen plan. Wij horen niet over een plan van de minister om binnen drie weken in cellen te voorzien. Ik denk bijvoorbeeld aan de gevangenisboten die Nederland ons ter beschikking stelt. Ik weet dat het geld kost, maar wij hebben een noodsituatie in Brussel en er is geld. Voor Brussel is er het Belirisgeld dat voor dergelijke noodsituaties kan worden gebruikt. Dat is federaal geld. Het herstel van een plein en de renovatie van een kerk is ook mooi en nuttig, maar dat kan gerust een jaar wachten. Er zijn dus mogelijkheden. De boten hebben prioriteit. U kunt daarvoor zorgen, maar u moet het ook willen.

 

Ook op lange termijn is er in Brussel nood aan extra capaciteit. Niemand minder dan Glenn Audenaert, topman bij de federale politie, zegt dat wij in Brussel voor een enorm demografisch probleem staan. Er zijn veel jonge mensen die kwetsbaar zijn en vatbaar zijn voor criminaliteit, fundamentalisme, extremisme enzovoort. Wij moeten ons daarop voorbereiden.

 

Er is in Brussel sowieso een demografische stijging van 950 000 in 2000 naar 1,3 miljoen de volgende jaren. Dat moet men ook zorgen voor voldoende gevangeniscapaciteit.

 

Het is volkomen verkeerd te denken dat men dit kan oplossen met een nieuwe gevangenis voor 1 000 mensen en tegelijkertijd te beslissen om de gevangenissen van Vorst en Sint-Gillis te sluiten. Dat bent u immers van plan. Dan verandert er in Brussel dus niets.

 

Als men de situatie in Brussel volgt en kijkt naar de behoeften, is er een verdubbeling van de capaciteit nodig. Vorst en Sint-Gillis moet worden gerenoveerd en moeten volwaardige gevangenissen kunnen blijven.

 

Bent u bereid om dat te overwegen?

 

Ik weet ook dat u de voorzitter van de rechtbank niet zomaar kan dwingen. Als u hem het perspectief geeft van extra rechters binnen zoveel maanden, dan kan die voorzitter zijn rechtbank reorganiseren en de nodige maatregelen treffen. U bent helemaal verkeerd bezig als u boudweg zegt: “In Dendermonde hebben we het niet gegeven, dus in Brussel ook niet”.

 

U creëert een nieuwe spanning met het gerecht. U zorgt in elk geval niet voor oplossingen en het brengt ons geen stap verder.

 

Vooreerst stel ik mijn vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken.

 

Er is een zeer terechte en redelijke vraag om de kaders op te vullen, en om 500 tot 600 nieuwe mensen versneld aan te werven. Waarom gaat u daar niet op in? Waarom denkt u, gezien de grote noden, met vijftig mensen te volstaan?

 

Hoe gaat u de nultolerantie uitvoeren met het huidige aantal mensen dat nu al overbevraagd is?

 

Hoe zult u de illegale economie aanpakken? Niemand minder dan Brice De Ruyver, een van de experten, de veiligheidsgoeroe onder Verhofstadt, heeft gezegd dat in Kuregem de gewone economie compleet verdrongen is door de illegale economie. Daar is gigantisch veel werk aan de winkel. U moet er veel mensen opzetten. U moet intensief ageren. Dat kan niet met enkele agenten meer.

 

Hoe zult u die nultolerantie in de praktijk omzetten?

 

Hebt u cijfers omtrent de vuurwapens? De politiebonden zeggen dat er vroeger vier zware schietincidenten per jaar waren, tegenover vier per maand nu. Bevestigt u dat?

 

Ik heb minister De Clerck daarover ook al ondervraagd. Hij heeft het niet tegengesproken door te zeggen dat er een onderzoek loopt. Dankzij een lading vanuit Tsjetsjenië is er in Brussel dus sprake van 4 000 kalasjnikovgeweren. Weet u of deze lading alweer naar het buitenland is uitgezaaid? Hoeveel van die wapens zouden er nog in Brussel kunnen zitten? Op welke wijze gaat men daarnaar intensief op zoek?

 

In Het Laatste Nieuws van 20 januari 2010 stonden de feiten. Klopt het dat er instructies zijn gegeven om het plein te verlaten waar een met een mitrailleur gewapende bende stond? Kunt u bevestigen of er een onderzoek is? Zijn daar al resultaten van?

 

Uw eigen partij heeft vandaag een persconferentie gegeven over de lokale politie versus de eventueel eengemaakte politie in Brussel. Daarin heeft ze nogmaals bevestigd dat die eengemaakte politie er moet komen. U zit in de regering. U bent minister van Binnenlandse Zaken en u bent bevoegd.

 

Guy Vanhengel is ook een Vld-er en ook hij zegt precies hetzelfde. Het is aan u om het te realiseren. Het is aan u ervoor te knokken en u niet te laten doen.

 

Kunt u bevestigen dat er niets van in huis komt, of is de zaak voor u nog open en kan het debat nog gevoerd worden? Dat zou ik graag willen weten.

 

Wat gaat u doen om de onbekwame mensen van de politiezone-zuid, met Thielemans en Moureaux, op hun nummer te zetten en hun de verantwoordelijkheid inzake veiligheid te ontnemen? Dat zij onbekwaam zijn, is natuurlijk overduidelijk.

 

Mevrouw de minister, ik wil u nog enkele specifieke vragen stellen.

 

Uw partij heeft een aantal uitspraken gedaan over het snelrecht, en over night courts. Dat is heel merkwaardig, want wie het dossier kent, weet dat het Grondwettelijk Hof over de verkorte termijnen gezegd heeft dat zelfs 7 dagen te kort is. Night courts zijn dus pure raddraaierij. Die kunnen in ons land niet gerealiseerd worden want het Grondwettelijk Hof blokkeert ze meteen.

 

Wat is uw standpunt inzake snelrecht? Ik heb begrepen dat dit nogal sterk verschilt van dat van de minister van Justitie.

 

Ik heb ook nog een aantal vragen aan de minister van Justitie, onder meer over Kuregem.

 

Mijnheer de minister, op welke wijze zult u ervoor zorgen dat er een samenwerking komt tussen het parket en de inspectiediensten en ik bedoel daarmee sociale, economische, fiscale en voedselinspectie. Hoe gaan die samenwerken om de illegale economie eindelijk te bestrijden? Hoeveel mensen wilt u daarvoor inzetten? Hoe wilt u daar prioriteit aan geven? Volgt u de analyse van professor De Ruyver ter zake?

 

Hoe beantwoordt u de kritiek van de burgemeesters dat opgepakte criminelen veel te snel worden vrijgelaten? Op welke wijze zult u er via die nultolerantie voor zorgen dat het niet meer gebeurt? Hoe zorgt u ervoor dat zij langer in hechtenis blijven?

 

Hoe ziet u het snelrecht? Op welke wijze wilt u daarvoor zorgen? Wilt u de wet-Verwilghen weer in het leven roepen, want dat is de enige methode om er via snelrecht voor te zorgen dat die criminelen in de cel blijven tot zij voor de rechter verschijnen. Bent u bereid dat snelrecht opnieuw leven in te roepen? Of laat het u onverschillig?

 

Er is ook de kwestie van de opvangcapaciteit. Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de zerotolerantie – als die er komt – gepaard gaat met bestraffing, en met straffen die worden uitgevoerd? Hoe zorgt u ervoor dat er zowel voor minderjarigen als voor volwassenen extra capaciteit gecreëerd wordt? De huidige capaciteit barst uit haar voegen. Ik meen dat u de laatste bent tegen wie wij dat moeten zeggen.

 

Bent u bereid versneld kazernes in te schakelen en bijvoorbeeld via tuchtkampen of iets dergelijks ervoor te zorgen dat – net zoals dat in het buitenland gebeurt – die jongeren opnieuw perspectieven krijgen en opnieuw structuur in hun leven krijgen zodat zij niet langer de leegloper uithangen op straat? Bent u bereid daar iets aan te doen?

 

Bent u ook bereid om ervoor te zorgen dat het jeugdsanctierecht dit allemaal mogelijk maakt, want op dit moment kan het jeugdsanctierecht, of liever het jeugdbeschermingsrecht zoals het nu bestaat, alleen maar beschermen en geen sancties treffen. Bent u bereid daar wat aan te doen?

 

Wat zal u ten slotte doen in verband met het snelrecht? Hoe ziet u dat in de praktijk? Wat betekent dat qua timing? Op hoeveel dagen zal men in de toekomst gedagvaard kunnen worden? Binnen welke termijn kunnen er uitspraken zijn? Kunt u daar iets meer over zeggen? Hoe zult u die zerotolerantie, die u met de lippen belijdt, maar waarvan ik nog niks van in de praktijk heb gezien, zelfs geen voornemen, in de praktijk omzetten?

 

01.03  Ben Weyts (N-VA): Ik heb verschillende vragen samen gebundeld. Ik zal beginnen met de vaststelling dat in een democratische rechtsstaat de overheid de veiligheid garandeert van de burgers. Daarom heeft de overheid ook een monopolie op geweld om de veiligheid van anderen te garanderen. Ik stel vast dat u dat monopolie kwijt bent. En u kan ook de veiligheid van de burgers al een tijdje absoluut niet meer garanderen, zeker niet in onze eigen hoofdstad, de hoofdstad van Europa. Dat is geen fait divers, dat is spijtig genoeg een fait accompli momenteel.

 

Wat we de vorige dagen via de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie, en vandaag ook van de premier hebben vernomen, dat is misschien eerder steekvlamcommunicatie. Toegegeven, u was daarmee niet alleen, maar het lijkt mij vooral te illustreren dat deze regering stuurloos is, en het land bestuurloos is.

 

De minister van Justitie heeft aangekondigd dat de rechtbanken in Brussel sneller zouden gaan handelen. Wat was het antwoord van Justitie? Het antwoord was een opgestoken middelvinger, een middelvinger die onmiddellijk ook die illusie doorprikte dat er structureel op korte termijn iets zal veranderen.

 

De afgelopen dagen had u een andere illusie gecreëerd bij de bevolking. U had namelijk de illusie gewekt dat door de invoering van nultolerantie en snelrecht meer delinquenten gestraft zullen worden. Dat is een totale illusie omdat straffen onder de drie jaar in ons land niet worden uitgevoerd. Begin daar eens mee, maak eerst een einde aan die straffeloosheid. Wat baat het dat er zelfs voor de kleinste overtreding een proces-verbaal wordt opgesteld, als uiteindelijk de straffen toch niet uitgevoerd worden?

 

Wij willen niet in de eerste plaats 0 % tolerantie, wij willen 100 % garantie dat elkeen die veroordeeld wordt ook zijn straf uitzit.

 

In de keten van de criminaliteitsbestrijding moeten alle schakels hun rol spelen, met als drie belangrijkste schakels politie, politiek en justitie. Wat het aspect politie betreft, weet ik dat er na de gebeurtenissen van de afgelopen dagen vanzelfsprekend geschreeuwd werd om meer agenten. Afgezien van de invulling van het kader is dat echter niet het meest prangende probleem. Het probleem inzake politie is enerzijds dat de politieagenten oneerlijk verspreid zijn over het land en, anderzijds dat ze zich te veel moeten bezighouden met administratie, met rompslomp en met daarnaast taken als gevangenenbewaring, taken die niet behoren tot de essentiële politietaken.

 

Als er meer capaciteit nodig is, is dat in de eerste plaats meer detentiecapaciteit. Er moeten meer cellen komen om ervoor te zorgen dat criminelen hun straf uitzitten, hoe klein die veroordeling ook is. Er moeten meer cellen komen bij de politie om ervoor te zorgen dat criminelen die worden aangehouden niet een uur later via de draaideur weer naar buiten gaan.

 

Daarmee kunnen wij dus alvast beginnen, samen met vanzelfsprekend de eengemaakte politiezone. Aan Vlaamse kant is iedereen het eens. Laten wij stoppen met al die verschillende zones die ook geografisch inefficiënt zijn. De zone Ukkel-Watermaal-Bosvoorde-Oudergem wordt in twee gedeeld door het Ter Kamerenbos.

 

De zone Zuid wordt opgesplitst door de noord-zuidas. Het gevolg is dat patrouilles slechts via enkele doorgangen onder de spoorweg van het ene gedeelte naar het andere gedeelte van hun eigen zone kunnen geraken.

 

Wij hebben ook vastgesteld dat de broeihaarden in Brussel, Kuregem in Anderlecht en de Ribaucourtwijk in Molenbeek, verspreid liggen over twee politiezones, namelijk West en Zuid.

 

Eén politiezone in Brussel zorgt dus niet alleen voor eenheid in bevel, maar laat ook toe dat manschappen flexibel ingezet worden daar waar de nood het hoogst is. Dat belet vanzelfsprekend geenszins dat er ook wijkgericht en gedecentraliseerd via de commissariaten gewerkt kan worden. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de nabijheidpolitie.

 

Ik verwijs trouwens naar het ontwerp houdende diverse bepalingen dat eind december is goedgekeurd door de meerderheid in dit Parlement. Momenteel spreekt men immers alleen over de fusie van politiezones. Ik betreur dat dit ontwerp houdende diverse bepalingen ook de mogelijkheid heeft ingevoerd voor een defusie van politiezones, expliciet op vraag van Brusselse burgemeesters.

 

In dat raam circuleert ook het gerucht dat er reeds contacten zijn geweest, mevrouw de minister Turtelboom, tussen uw administratie Binnenlandse Zaken en mensen van de politiezones, niet alleen met het oog op een bespreking van fusie van politiezones, maar vooral ook van een defusie van politiezones in Brussel. U kunt dat ontkrachten. Graag had ik u horen verklaren dat er in Brussel wel degelijk minder politiezones komen en als het even kan één politiezone.

 

Tot daar de vraag naar de stand van zaken ten aanzien van al deze punten. Wij vragen geen steekvlamcommunicatie. Wij vragen ook geen steekvlamwetgeving. Wij vragen wel een steekvlamregering, een regering waar eindelijk eens de vlam inslaat en die eindelijk eens de hand aan de ploeg slaat.

 

01.04  Renaat Landuyt (sp.a): Mevrouw de voorzitter, waarde collega’s, mevrouw en mijnheer de minister, ik zal mijn vraagstelling een stukje aanpassen omdat er vandaag, als ik mij niet vergis, een kernvergadering heeft plaatsgevonden en er al een beperkte communicatie op Belga is verschenen. Ik zou hierover toch een paar vragen willen stellen die in de lijn liggen van de vragen zoals ze in mijn vraagstelling stonden.

 

Ik wil als niet-Brusselaar twee misverstanden toch even rechtzetten. Enerzijds denk ik dat we hetgeen gebeurt in Brussel met zijn allen moeten aanzien als een structureel probleem. Anderzijds denk ik dat we het ook moeten aanzien als een nationaal probleem en niet zomaar een Brussels probleem. Structureel probleem. Ik denk dat het de evidentie zelf is als men moet vaststellen dat een hogeschool wegtrekt uit een buurt en dat men binnen een grootstad meemaakt dat overvallers met wapens aan het werk gaan. Gelukkig dat wij nog de politie hebben om een en ander op te helderen. Spijtig genoeg gebeurt dit als de feiten gebeurd zijn. In ieder geval denk ik niet dat iemand zich nog kan permitteren om te stellen dat er geen structureel veiligheidsprobleem is in het Brusselse.

 

Anderzijds vind ik het niet correct van de mensen van buiten Brussel om te doen alsof dit enkel een Brussels probleem is. Ik vind het ook niet correct van Brusselse politici om te doen alsof dit enkel een Brussels probleem is. Ik denk dat wij niet dit mogen onderschatten. Iedereen die zich een klein beetje inlaat met de onveiligheid in het land en misdrijffenomenen in het land weet dat er altijd een verband bestaat met een zwarte vlek in het land, weze het dat het bij momenten gaat om een andere stad. We mogen niet blind zijn voor hetgeen sedert een paar jaar groeit in Anderlecht.

 

Dat heeft gevolgen voor misdrijffenomenen elders in het land. Ik neem het niet dat Brusselse politici het anderen kwalijk nemen dat zij ook bezorgd zijn om wat in Brussel gebeurt. Sedert april 2008 is een en ander geëscaleerd. U kunt dat vaststellen in de parlementaire werkzaamheden van uw voorganger. Sinds april 2008 stellen wij ons vragen – samen met anderen – over bepaalde fenomenen, in het bijzonder in Anderlecht.

 

Eind vorig jaar, in december 2009, heeft de minister van Justitie nog aangekondigd dat hij een interministeriële conferentie ging organiseren in verband met de veiligheid in Brussel. Hij wou het probleem niet alleen bekijken met de collega’s van de federale regering maar ook met de collega’s van de regionale regeringen, omdat een goede repressie samenhangt met een goede preventie en omgekeerd.

 

Mijn eerste vraag is de volgende. Daar wij tegen steekvlampolitiek zijn, ben ik bijzonder geïnteresseerd in wat er sinds die aankondiging in december 2009 – ik verwijs daarvoor naar de parlementaire werkzaamheden – op dit punt gebeurd is?

 

In ieder geval, er zijn weekendverklaringen geweest en er zijn maandag een paar afspraken gemaakt, als ik het goed begrepen heb. Vandaag zou er in de kern van de regering ook gedebatteerd zijn over een nota van u beiden, wat uiteraard onze interesse als parlementariërs wekt naar de inhoud van die nota. Ik hoop dat het feit dat men er nog eens over wil praten niet wijst op te veel gekibbel of op onnodige discussies binnen de regering.

 

Laat er op dit vlak geen misverstand bestaan. Wij steunen vanuit de oppositie iedere actie voor meer veiligheid in Brussel.

 

Mijn algemene vraag is evenwel of dit nu echt alles is wat er vandaag binnen de kern is beslist? De eerste minister verwijst naar de werkzaamheden in het Parlement voor een wijziging van de wetgeving? Dan wil ik u verwittigen dat men moet afstappen van de gedachte dat het volstaat een strafverzwaring in te schrijven in de wet om een goed beleid gevoerd te hebben.

 

Wat mij in het bijzonder interesseert, is te vernemen welke afspraken er nu precies gemaakt zijn omtrent de nultolerantie. Ik had heel graag geweten welke specifieke operatie er afgesproken is. Hoe zal dat nu gerealiseerd worden?

 

Mijnheer de minister van Justitie, in het bijzonder, hoe zit het met de voorzitter van de rechtbank van Brussel? Hebt u met hem nu al betere afspraken, al dan niet rechtstreeks of via uw procureur? Ik denk namelijk dat wij iets verder moeten kijken dan de strik van de voorzitter van de rechtbank van Brussel. In het bijzonder denk ik dat het uwerzijds ook niet volstaat om te zeggen dat u er kunt inkomen in wat hij zegt, maar dat hij toch geen rechters bijkrijgt. Is er enig overleg om die operatie nultolerantie al dan niet te realiseren? Wordt er dan ook voor gezorgd dat niet alleen opvolging gebeurt door het parket, maar ook door het gerecht? Hoe ver staat u met uw al dan niet rechtstreeks overleg?

 

Ik heb een kleine, bijkomende vraag. Ik begrijp dat u niet ingaat op de vraag naar meer rechters. Doch, kunt u misschien overwegen om uw besparingsoperatie, met het zo laat mogelijk invullen van de openstaande vacatures voor Brussel, aan te passen aan de situatie?

 

Mevrouw de minister van Binnenlandse Zaken, als ik goed begrepen heb wat na het kernkabinet bekendgemaakt werd, wordt daar herhaald dat er uwerzijds in vijftig extra politiemensen voorzien is. Maar, en dat maakt mij een beetje ongerust, er is ook sprake van dat u dat altijd hebt verbonden aan een samenwerkingsakkoord. Met andere woorden, sedert de verklaring van die extra inzet, is er nog altijd geen samenwerkingsakkoord, als ik het persbericht van uw premier goed begrijp.

 

01.05 Minister Annemie Turtelboom: (…)

 

01.06  Renaat Landuyt (sp.a): Van uw premier. Het is de mijne niet, het is de uwe.

 

Heb ik het persbericht van de leider van uw regering, en misschien moet leider met ij geschreven worden, goed begrepen?

 

Wat is de stand van zaken? Is die inzet er nu, zonder samenwerkingsakkoord of is er een beter samenwerkingsakkoord tussen de verschillende politiezones? Is er enige evolutie in te bekennen?

 

Ten tweede, de verklaringen over één politiezone zijn ook daarmee verbonden. Ik deel daarin het standpunt van de eerste minister, dat noch het gekibbel, noch het feit dat er één politiezone moet komen alles zal oplossen. Het zal echter wel iets oplossen. Wij moeten daarin inderdaad voortwerken. Welk soort plan of methode om dat te bereiken werd er in de kern van deze regering afgesproken? Ik veronderstel dat dit op de nota van u beiden ergens vermeld staat. Is er meer duidelijkheid omtrent het standpunt van de regering inzake de samenwerking of het samenvloeien van de verschillende politiezones of zal het blijven bij de weekendverklaringen van de vicepremier, van uzelf en van uw collega? Is er al iets meer in die richting beslist?

 

Mijnheer de minister van Justitie, gaat u verder in uw reeds vorig jaar aangekondigde interministeriële conferentie inzake veiligheid? Zullen er daaromtrent ook meer specifieke stappen worden ondernomen? Als wij eenmaal erkennen dat er een structureel probleem is dat eigenlijk ook een nationaal probleem is, zullen wij daartegenover dan een nationale politiek zetten of hoopt u, na de verklaringen in het weekend en een paar beslissingen maandag, dat daarmee de zaak geregeld is? Is er een grotere planning waarover reeds, misschien, wie weet, al een akkoord is binnen de regering?

 

01.07  Mia De Schamphelaere (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, er zijn al zeer veel stemmen gehoord en analyses en oplossingschema’s werden naar voren gebracht voor de leefbaarheid en de veiligheid in de stad Brussel. Zeer velen voelen zich verantwoordelijke voor de Brusselse samenleving. Gelukkig maar, Brussel is immers onze gezamenlijke hoofdstad.

 

Ik wil daarmee ook klaar en duidelijk stellen dat politieke verontwaardiging over onveiligheidsproblemen in Brussel niet zonder meer kunnen afgedaan worden als communautair gekibbel. Veiligheid is immers een basisrecht voor iedereen, zeker ook voor alle Brusselse inwoners en voor al degenen die er dagelijks komen werken, studeren en genieten.

 

De institutionele complexiteit maakt dat vele overheden hiervoor verantwoordelijkheid dragen. Wij moeten op alle vlakken doen wat wij kunnen. Ik verwijs naar de werkzaamheden in de commissie voor de Justitie van deze voormiddag. De agenda van deze commissie was vorige week donderdag al opgemaakt; wij doen dus niet mee aan steekvlamdemocratie. Deze voormiddag werden er wel twee belangrijke wetsvoorstellen goedgekeurd die een belangrijke toezegging kunnen zijn aan de politieagenten.

 

Er komen op de eerste plaats strengere straffen voor geweld tegen politieagenten. Wij moeten goed beseffen dat zij degenen zijn die in ons belang de openbare orde moeten handhaven en daardoor persoonlijk in onveilige situaties terechtkomen. Dat geeft hun een bijzondere kwetsbaarheid wat dan ook een bijzondere strafrechtelijke bescherming verdient.

 

Een andere maatregel is dat men zal overgaan tot een meer hedendaagse betekening in strafzaken. Dat betekent dat voor alle politiezones in ons land ongeveer 1 % meer manuren ter beschikking zullen zijn voor het echte politiewerk want nu gebeurt de betekening nog door toedoen van politieagenten die een paar keer moeten gaan aanbellen bij degene die de betekening moet ontvangen.

 

Het is duidelijk — het is ook politiek onverantwoordelijk dat dit zou worden ontkend — dat er in bepaalde wijken van onze gezamenlijke hoofdstad Brussel op het vlak van veiligheid een crisissituatie is ontstaan. Bejaarden durven niet meer op straat te komen; studenten kunnen hun klaslokaal niet meer bereiken en in de straten heerst, dagdagelijks een kleine terreur.

 

Op dergelijke momenten moeten alle verantwoordelijke overheden alles op alles zetten om opnieuw een minimaal basisvertrouwen op te bouwen. Onze rechtsstaat verdraagt immers geen zwarte gaten.

 

De veiligheidsketting moet opnieuw worden gesmeed. Dat betekent dat opsporen, vaststellen, vervolgen, veroordelen en straffen in een goed geordende ketting bij elkaar moeten aansluiten.

 

Mijnheer de minister, het getuigt dan ook van totale onverantwoordelijkheid vanwege de zetelende magistratuur die boudweg zou hebben verklaard dat het voor hen niet mogelijk is om aan een dergelijke veiligheidsketting mee te werken.

 

Ook het parket van Brussel kent organisatieproblemen en moet binnen een complexe stad ageren. Het is niettemin bereid zich op voorgaand punt bijzonder in te spannen, teneinde de geschetste crisissituatie te verhelpen.

 

Mijnheer de minister, de houding van de zetelende magistratuur toont aan hoe hoogdringend uw plannen voor de hervorming van Justitie moeten worden uitgevoerd. De doelstellingen ervan zijn flexibiliteit, mobiliteit, inzetbaarheid en beheersovereenkomsten met duidelijke criteria voor de magistratuur op het vlak van kwaliteit en kwantiteit. Het zijn voornoemde resultaten die wij van onze verantwoordelijken voor de justitiebedeling vragen. Magistraten moeten immers engagement tonen en zich voor de samenleving verantwoordelijk voelen. Onafhankelijkheid is geen alibi voor onverschilligheid en passiviteit.

 

Mijnheer de minister, onze fractievoorzitter had volledig gelijk toen hij vorige week vrijdag vroeg om een soort bijstandmanagement te organiseren voor de Brusselse rechtbanken. De reactie van vandaag of gisteren vanwege de Brusselse magistratuur toont nogmaals aan hoe hoogdringend het beheer en het management is bij deze rechtbanken.

 

01.08  Xavier Baeselen (MR): Madame et monsieur les ministres, je souhaiterais revenir sur les incidents bruxellois et surtout sur la nécessaire réforme de la Justice. Nous avons beaucoup parlé des économies portant sur les huissiers d'audience, du découpage des arrondissements judiciaires, de la discipline des magistrats. Mais, à mon sens, nous avons trop peu parlé dans cette assemblée des vraies réformes qui sont attendues en ce domaine.

 

Le ministre de la Justice s'est souvent entretenu avec les parlementaires des questions relatives à l'exécution des peines, à la détention préventive, au droit pénal, etc. Or nous attendons toujours la note globale portant sur l'exécution des peines.

 

Au-delà des événements de ce week-end, nous allons devoir prendre un peu de hauteur en nous demandant quelles sont les vraies réformes dont notre pays a besoin en matière judiciaire.

 

J'aimerais obtenir du ministre de la Justice quelques éclaircissements sur le timing relatif aux évaluations législatives. Surtout, au-delà des études souvent très intéressantes qui sont confiées à divers instituts, j'aimerais savoir quand nous allons passer à l'action et entreprendre certaines réformes. Je vais en citer quelques-unes.

 

Tout d'abord, la loi sur la détention préventive. Aujourd'hui, il y a un véritable déplacement du moment de la sanction. Un tiers des détenus en prison sont des personnes en détention préventive. Il faut faire en sorte que soient placées en détention préventive les personnes qui méritent de l'être. Pour les autres, des mesures alternatives peuvent être implémentées. Où en est-on vis-à-vis de l'idée du bracelet électronique pour la détention préventive?

 

Quid de la libération d'un certain nombre de places de prison, afin qu'une personne condamnée au fond par un magistrat – et qui n'est donc plus présumée innocente – effectue la sanction pénale qui lui est infligée? C'est ce que la population attend, c'est la transparence et la clarté quant à l'effectivité des peines. Aujourd'hui, le constat relatif aux détentions dans notre pays m'afflige véritablement: un tiers de détenus en détention préventive occupe des places dans nos établissements pénitentiaires, et lorsque les sanctions sont prononcées quant au fond, elles ne sont plus appliquées.

 

En ce qui concerne la problématique des mesures alternatives mises en œuvre, on trouve toutes les peines de travail. Cette mesure, qui a d'ailleurs été mise en œuvre à l'initiative de M. Bacquelaine, est appliquée sur le terrain, mais 1 800 peines de travail – selon les dernières statistiques – ne trouvent toujours pas de lieu de prestation. Ce sujet a été évoqué avec le ministre de la Justice lors d'une précédente commission.

 

Bref, il existe une série de législations, comme la loi sur le tribunal d'application des peines à l'égard des sanctions de moins de trois ans, votée par notre parlement mais pas appliquée. Un autre élément très important est la loi sur l'internement: 10 % de la population carcérale sont aujourd'hui des internés pour lesquels le suivi psychiatrique en prison est largement insuffisant, et ce, avec des risques. J'ai parfois utilisé l'expression de "bombe à retardement". C'est le cas avec des personnes incorrectement suivies dans nos établissements pénitentiaires.

 

Où en sont les périodes de sûreté? En débattrons-nous un jour dans notre parlement? Les périodes de sûreté correspondent aux faits les plus graves, heurtant le plus la conscience et la cohésion sociales; ce sont des périodes, décidées par un magistrat, durant lesquelles aucune libération n'est possible.

 

Où en est le débat relatif à la surveillance électronique comme peine autonome?

 

Voilà une série de questions sur lesquelles nous devrons nous pencher.

 

Je terminerai par un débat dont ce parlement ne s'est jamais vraiment saisi, malgré l'implication de nombreuses commissions pour étudier la question. Il serait sans doute temps de nous pencher sur la réforme du Code pénal. En effet, notre Code pénal est aujourd'hui non pas obsolète, mais disposant d'une échelle des peines qui ne correspond plus à la réalité.

 

À mon sens, nous gagnerions en effectivité et en transparence si nous avions le courage de ramener certaines sanctions à la baisse, de décriminaliser certains faits. Quand un magistrat prononce une sanction, elle doit être appliquée sur le terrain pour que la confiance en la justice revienne. La justice est considérée non seulement selon la manière dont elle est rendue, mais aussi selon sa perception par le citoyen. Il reste là beaucoup à faire.

 

Monsieur le ministre de la Justice, c'est principalement à vous que je m'adresse aujourd'hui, avec des questions importantes sur les grandes réformes où nous vous attendons. Vous avez promis une note sur la politique de l'exécution des peines pour les vacances de carnaval. Je souhaite un débat sur cette matière afin que non seulement vous mais nous aussi sortions du bois sur tous ces problèmes.

 

01.09  Robert Van de Velde (LDD): Mevrouw de voorzitter, als een georganiseerde fractie, die geluisterd heeft naar de Conferentie van voorzitters, hebben wij de interpellatie voor de vragen voorbereid. Ik geef eerst het woord aan de heer Dedecker, die de interpellatie zal behandelen, waar ik mijn vragen dan aan zal verbinden.

 

Sonja Becq, voorzitter: Het woord aan de heer Dedecker geven is geen probleem, maar ik wil even signaleren dat in de Conferentie van voorzitters niet werd afgesproken dat de interpellaties eerst zouden worden behandeld, maar dat het Reglement werd toegepast en de chronologie gold.

 

01.10  Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de voorzitter, ik had nog drie vragen naast mijn interpellatie. Ik zal die uitstellen, omdat ze heel technisch zijn en niet in het debat passen. Ze gaan over misdaadanalyse en tuchtmaatregelen bij de politie. Ik zal die vragen verschuiven naar vanavond of volgende week en mij nu beperken tot mijn interpellatie.

 

Ik zal mij beperken tot een aantal nieuwigheden. Ik wilde eerst een pleidooi houden om de faits divers-politiek van de heer Moureaux te weerleggen. Er is de voorbije zes maanden in Brussel heel wat gebeurd. Ik denk aan de overval van 40 allochtone jongeren op 5 politieagenten, met breuken tot gevolg en aan een bendeoorlog.

 

Ik zal mij beperken tot de verklaring van drie politie-inspecteurs. Die voorlezen zou voldoende moeten zijn, ook voor beide ministers.

 

André Frédéric, président: Je ne veux pas vous importuner mais j'essaie de comprendre. Vous avez une interpellation et une question. Que reportez-vous, l'interpellation ou la question?

 

01.11  Jean Marie Dedecker (LDD): Ik doe nu mijn interpellatie, zoals ik gezegd heb. Mijn drie vragen zal ik uitstellen.

 

Sonja Becq, voorzitter: Wij zien geen drie vragen. Wij zien maar een vraag.

 

01.12  Jean Marie Dedecker (LDD): Stel dan die ene vraag uit. Wij zullen er geen administratief gedoe van maken.

 

André Frédéric, président: Vous reportez la question et vous maintenez l'interpellation. C'est pour que les choses soient claires.

 

Sonja Becq, voorzitter: Wat niet gesteld wordt, vervalt volgens het Reglement.

 

01.13  Jean Marie Dedecker (LDD): Moet ik een nieuwe Conferentie van voorzitters vragen?

 

Sonja Becq, voorzitter: De vragen die nu op de commissieagenda staan en niet gesteld worden, vervallen.

 

André Frédéric, président: Monsieur Dedecker, vous avez une interpellation et une question. Vous maintenez l'interpellation et vous demandez le report de la question: votre vœu sera exaucé, elle sera reportée à une réunion ultérieure.

 

01.14  Jean Marie Dedecker (LDD): Ik zal die terug indienen om u plezier te doen.

 

André Frédéric, président: C'est vous qui semez le trouble, comme d'habitude!

 

01.15  Jean Marie Dedecker (LDD): Nee, dat is niet waar. We hebben de Conferentie van voorzitters gehad en daar is gezegd dat we onze vragen vanmiddag moesten stellen in plaats van morgen.

 

André Frédéric, président: Vous avez la parole pour votre interpellation que nous attendons avec impatience!

 

01.16  Jean Marie Dedecker (LDD): Ik ben tevreden dat u er met impatience op wacht.

 

Mevrouw de minister, mijnheer de minister, ik ga u gewoon een stukje voorlezen, een verklaring van drie inspecteurs: “Het gerecht doet geen barst. Twee jaar geleden pakte ik wel eens mannen op die al vijftig keer waren gearresteerd. Tegenwoordig is dat al zeventig of tachtig keer. Mijn record is een kerel van vijfentwintig jaar die al honderdvijfenveertig keer is opgepakt. En lol dat die mannen daarin hebben! Met een brede grijns worden ze binnengebracht en met nog een bredere grijns stappen ze weer buiten. En dan kan je wel zeggen: er wordt toch pv opgemaakt en vervolgd. Een pv is niks meer waard. Het gevolg is bijna altijd dat die boeven opnieuw worden losgelaten. Het is dweilen met de kraan open. Van diegenen die ik heb opgepakt, belandt er ongeveer een op vijfhonderd in de gevangenis. En dat niet om bagatellen, maar om zware misdaad. Vrijdag pleegde iemand een gewapende overval op een apotheek, zondag brak hij in in veertien auto’s. We pakten hem op en de procureur zegt: niet meer doen he. Dat geloof je toch niet en dat is geen uitzondering: het gebeurt bijna dagelijks”. Ik denk, collega’s, dat dit voldoende de situatie in deze wereld van faits divers typeert.

 

Ik denk ook niet, mijnheer en mevrouw de minister, dat het ligt aan het aantal agenten. Ik geloof dat niet. We zijn Europees kampioen in het aantal agenten per capita en ook per magistraat. U moet dat eens nagaan: we hebben magistraten zat in dit land per aantal inwoners. Het zal dus liggen aan het beleid. Ik geef het voorbeeld van Nederland: voor 17 miljoen inwoners heeft Nederland 55 000 agenten. Wij hebben er, met CALog-personeel bij, 48 000. Is het dan verwonderlijk als men dergelijke verklaringen leest van drie inspecteurs – niet van een iemand die een bevlieging krijgt – dat we dan inderdaad hier met no gozones zitten in Brussel? Het doet mij ontzettend veel plezier dat ook de linkse kerk het eindelijk begrepen heeft. Men heeft eens in het juiste gezicht gespuwd, zodat men ook een keer wakker wordt, want als men in ons gezicht spuwt, vindt men dat normaal. Men heeft dat ook eens gedaan en nu wordt men wakker en geeft men toe dat er no gozones zijn.

 

No gozones betekenen niet alleen dat er geen politie komt: dat betekent veel meer. Dat betekent ook dat er geen sociale inspectie is. Dat betekent ook dat er geen deurwaarder komt, want die moet absoluut een politieagent mee hebben om dit te doen. Dat betekent ook dat er geen fiscale inspectie is. Dat betekent in feite dat er een parallelle economie ontstaat. Ik hoor hier heel graag de naam van de heer Brice De Ruyver noemen. Tien jaar levert Open Vld de ministers van Binnenlandse Zaken. Die mijnheer Brice De Ruyver was de schaduwminister, de man die minister Verwilghen in de gaten moest houden. Vandaag komen die mannen met ontzettend veel aplomb vertellen dat het verkeerd gaat. Nu komt hij zeggen dat er daar een parallelle economie heerst die voor de helft betaald wordt door de uitkeringseconomie en voor de andere helft door de zwartgeldeconomie.

 

Eindelijk wordt men wakker. Ik ga de maatregelen niet herhalen. Ik hoor de collega’s vragen om snelrecht. Daar sta ik achter. Verder ging het om een harder optreden. Daar sta ik ook achter. Ik zal het echter hebben over twee specifieke zaken, heel concrete vragen voor mevrouw de minister van Binnenlandse Zaken. Mijn collega zal straks de juridische kant van de zaken behandelen.

 

Ik zal het heel concreet hebben over wat er vorige zaterdag gebeurd is. Als minister van Binnenlandse Zaken zult u wel op de hoogte zijn van het politiewerk. U weet ongetwijfeld dat er in Brussel een zogenaamd ASTRID-systeem wordt gehanteerd dat over het hele land voorkomt. Het heeft miljoenen euro’s gekost. Er zitten heel wat burgemeesters in en er wordt gevochten voor de zitpenningen want het wordt niet slecht betaald om in de raad van bestuur te zitten.

 

Hoe werkt het ASTRID-systeem in Brussel? In Brussel zijn er zes politiezones. Wat is er nu vorige zaterdag gebeurd? Daar zou ik een concreet antwoord op willen, mevrouw. Om 9 u 11 belt de politiezone Brussel naar het CIC, het Centrum voor Informatie en Communicatie. Hoe is het bericht van die overval binnengekomen bij de politie van Brussel? Is er een rechtstreekse link tussen de bank en de politie of is er naar het politiekantoor gebeld? Hoe kon het dat het tussen 9 u 11 en 9 u 25 ontzettend stil was in die centrale? Dat zijn vragen, mevrouw. Er is toen niets gebeurd in die centrale. Pas om 9 u 25 is er melding gemaakt op de alarmgespreksgroep van de frequentie SP Nat 2. Hoe komt het dat het 14 minuten geduurd heeft vooraleer er melding gedaan werd aan alle andere ploegen in Brussel? Hoe komt het in feite dat dit niet allemaal automatisch is doorgegeven aan de andere politiezones in Brussel? Mensen die zich verplaatsen van een overval springen immers in de wagen en blijven niet rondtoeren in die ene politiezone. Ik zou dat heel graag weten.

 

Hoe komt het dat het ASTRID-systeem waarvoor alles klaar is in Brussel – het ligt er al sinds 2003, de software is er sinds 2007 – niet is gebruikt? Waarom houdt men aan het feit dat men eerst de plaatselijke politiezones inlicht en dat de communicatie dan naar de rest gaat? Waarom doet men niet wat men overal in Vlaanderen doet? Gaat het soms over die lokale baronieën, over de burgemeesters en politiecommissarissen die alle informatie voor zich houden zodat het 14 minuten duurt vooraleer er een ploeg ter plaatse is?

 

Uw voorganger, niet de heer De Padt, maar de heer Dewael, had ooit in het kader van de interventie inzake de nieuwe brandweerwet, gevraagd welke tijd er moest verlopen in de aanrijtijden. Er was toen een ideale aanrijtijd in het vooruitzicht gesteld van ongeveer zeven minuten. Hier, voor een bankoverval, bedroeg de aanrijtijd het dubbele.

 

Ik heb een tweede vraag over het ASTRID-systeem. Dat systeem is onderbemand. Mevrouw de minister, klopt het dat dit onderbemand is omdat de zones onvoldoende bijstand verlenen, onvoldoende personeel verlenen om de CIC te bemannen zoals het moet?

 

Voor mijn laatste vraag zal ik een stuk voorlezen en ik zal mijn vraag als een voorwaardelijke vraag formuleren. Ik zou graag vernemen van u hoe de zaak specifiek verlopen is. Er is een agent verwond. Er werd geschoten met een kalasjnikov. Ik zal voorlezen uit een rapport. Daarvan wil ik weten of het al dan niet waar is, dan wel of het onderzocht wordt.

 

“De man die in de wagen zat die eerst onder vuur is genomen, was formeel. Zij hadden bijna een aanrijding met de vluchtauto die door het rood reed. Er was nog geen melding binnengelopen van de gewapende overval” – dat hoort u goed – “en ze gingen achter de Golf aan. Die mannen hebben letterlijk stapvoets gereden om de politiewagen te laten naderen. Dat is dus met de bedoeling om te doden en niet om de vlucht te garanderen. Idem ter hoogte van de barrage met de tweede politiewagen: vertraging ter hoogte van de agenten die zich tussen de geparkeerde auto’s verscholen, en rustig richtten alvorens er weer vandoor te gaan.”

 

Ik zou echt willen weten of dat klopt, want dat is namelijk ontzettend belangrijk in de feiten die zaterdag gebeurd zijn.

 

Dat zijn mijn heel concrete vragen. Voorts sluit ik mij aan bij de vragen van mijn collega’s, onder meer inzake snelrecht.

 

Het gaat vooral over één politiezone. Door het feit dat die baronieën bestaan, kan een vertraging van veertien minuten opgelopen worden. Daardoor wordt er waarschijnlijk iemand afgeschoten. Ik zou heel concreet willen weten of dat uitgezocht wordt, of dat al dan niet waar is. Is dat uitgezocht?

 

01.17  Robert Van de Velde (LDD): Mevrouw de voorzitter, ik heb met heel veel aandacht naar de collega’s geluisterd. Ik hoor ze graag, de heren en dames van fatsoen die na zo jaren van wanbeleid eindelijk pleiten voor dat snelrecht, er eindelijk voor willen zorgen dat de jeugdcriminaliteit wordt aangepakt.

 

Ik zie hier zelfs een deel van de oude Vlaamse regering zitten, die waarschijnlijk zelf gaat pleiten voor extra jeugdinstellingen onder de eigen kerktoren. Waar zaten ze toen ze de gelegenheid hadden om het jeugdbeschermingsrecht en de jeugdbeschermingwet op een deftige manier in de Vlaamse regering in de praktijk om te zetten? Dat is niet gebeurd.

 

Mijnheer de minister, het probleem bij Justitie vandaag is dat uw instrumentarium om op een adequate manier de jeugdcriminaliteit, zeker in deze zones, aan te pakken niet volstaat. Het probleem zijn inderdaad de draaideurcriminelen. Op jonge leeftijd beginnen zij met, ik zal niet zeggen onschuldige, maar relatief kleine misdrijven. Dat moeten voor u signaalfeiten zijn, waaruit blijkt dat door de opeenvolging bij de jongeren een kiem ontstaat om later de misdadige toer op te gaan. Deze feiten wijzen erop dat zij later kunnen uitgroeien tot echte misdadigers. Het strafrecht noch onze corrigerende instellingen hebben daarop een duidelijk antwoord.

 

Opsluiting in de jeugdgevangenis helpt die specifieke groep van jongeren die zich veelvuldig in de kleine criminaliteit gooien niet. Hen laten rondlopen helpt echter evenmin. Hen laten rondlopen betekent bijna een garantie op later misdaadsucces. Studies daarover zijn er voldoende. In Nederland worden ze gespecificeerd. Bij ons is men te laf om toe te geven waar het echte probleem zit, daadwerkelijk bij de allochtone jongeren. In Nederland zijn die cijfers beschikbaar. Ik kan ze u geven als u wil.

 

Het door de heer Dedecker beschreven niet-maatschappelijk, aangepast gedrag van deze jonge criminelen leidt hen recht in de armen van de bredere en zwaardere misdaad. Niet omdat ze dat per se willen, maar ze weten niet beter meer.

 

Door de lange jaren van straffeloosheid is alle zin voor moraliteit teloorgegaan. Het zelfrespect dat wij voor onze maatschappij zouden moeten hebben, is er niet. Die mentaliteit is overgenomen, door het feit dat er geen instrument bestaat om deze jongeren op een deftige manier terug op het juiste pad te brengen.

 

Dat is de kern van de zaak. Dat is de reden waarom u vandaag wordt geconfronteerd met no-go-zones waar zij de plak zwaaien.

 

Ik las vanmorgen dat 68 % van de feiten bij deze jongeren wordt geseponeerd. Dat is een onaanvaardbaar hoog percentage. Het systeem in de rechtbank van Brussel, u zult dat beter weten dan ik, laat toe om zaken waarin de dader onbekend is meteen te seponeren. Er wordt zelfs geen gevolg aan gegeven. Er wordt niet gezocht. Op geen enkele manier wordt onderzoek gedaan of nagegaan of deze zaken kunnen worden opgelost, of de dader eventueel nog zou kunnen worden gevonden.

 

Er is een hoge mate van straffeloosheid. Het gerecht dringt deze jonge criminelen een gebrek aan zelfrespect op. Wij zouden betrokkenen op een deftige manier moeten berechten en begeleiden.

 

Mijnheer Van Hecke, wij willen die kerels niet ten eeuwigen dage in een gevangenis steken. Wij willen op een deugdelijke manier een oplossing vinden.

 

Ik heb u gisteren gehoord. Ik geef u nu een duidelijk antwoord. U probeert ons voor te stellen als de rechtse zakken die zulke kerels willen opsluiten. Nee, mijnheer Van Hecke, zij moeten deftig worden begeleid. Zij moeten op een deftige manier worden opgevoed en op een goede manier in de samenleving terugkomen. Alleen is het instrumentarium niet voorhanden.

 

Mijnheer de minister, enkel een strenge opvoeding kan deze jongeren terug op het juiste pad brengen.

 

De nieuwe heersende term is het samenwerkingsfederalisme. Op gebied van Justitie komt het duidelijk niet uit de verf. De tegenstellingen tussen Vlamingen en Walen, en vooral in de regio Brussel zelf, doen alle vormen van beleid teniet. Alle vormen van beleid liggen stil.

 

Destijds, toen Open Vld nog liberaal was, hadden ze het schitterende voorstel om de jeugdrechters brede strafrechtelijke bevoegdheid te geven. Dat schitterende initiatief werd genomen door advocaat-generaal Maes. Het werd indertijd door de PS gekelderd. Nu stelt de PS voor, bij monde van mijnheer Picqué, om de strafrechtelijke meerderjarigheid op zestien jaar te brengen. Tegelijk verklaart u dat u de jeugdbeschermingswet niet zult herzien.

 

Wat weerhoudt u ervan om die jeugdbeschermingswet op een deftige manier in te vullen? Wat weerhoudt u ervan om te kijken naar oplossingen om deze draaideurcriminelen, de kleine crimineeltjes die later tot echte misdadigers uitgroeien, op het juiste spoor te zetten?

 

U hebt het mij destijds in de wandelgangen verteld. Normaal zou ik dit niet doen, maar geef mij nu eens de echte reden waarom Tongeren vandaag niet opgevuld geraakt? Geef mij eens de echte reden waarom u uw plan niet kunt uitvoeren en wat uw probleem is met de Walen, dat u verhindert om de jeugdinstellingen correct te laten functioneren? Als u lef hebt dan komt u met het antwoord. Durf die communautaire zeepbel toch eens te doorprikken!

 

Wat weerhoudt u ervan om een deftige oplossing te vinden op het vlak van corrigerende instellingen, door het bootcamp, dat wij hebben voorgesteld, of het heropvoedingskamp in het strafrecht in te schrijven zodat de Gemeenschappen er eindelijk werk van kunnen maken? Het is immers gemeenschapsmaterie. Op dit moment is er geen enkele mogelijkheid om het op een deftige manier uit te bouwen omdat het strafrecht ons dat verhindert. In plaats van tot in Tilburg te rijden, stel ik voor dat u de volgende keer een beetje verder rijdt, tot in Amsterdam. Ga kijken in Den Dolder, een instelling die door Nederland volledig wordt ondersteund en waar de jonge criminelen volledig worden heropgevoed. In Amsterdam zijn de resultaten duidelijk. De jeugdcriminaliteit daalt er met 55 % en de recidive daalt met 28 %. Uw terugverdieneffect ligt klaar. U hoeft dat zelfs niet meer te berekenen. Het is duidelijk.

 

De kostprijs van de heropvoeding van de jongeren wordt in Nederland geschat op 40 000 euro. Als u echt over een samenwerkingsfederalisme spreekt, zou ik samen met de Gemeenschappen maar eens gaan kijken wat de maatschappelijke kosten zijn die de criminelen vandaag veroorzaken voor onze maatschappij, zowel de kosten voor het gerecht als de sociale en maatschappelijke kosten op het terrein, de kosten van politie, enzovoort.

 

Ten slotte heb ik nog een vraag. Als ik kijk naar al uw aankondigingen, zowel van u als van uw voorganger, over het aantal nieuwe gevangenisplaatsen — nu weer over de nieuwe gevangenis die er in Brussel zal komen — en als we al die aangekondigde plaatsen optellen, dan hebben we op dit moment overcapaciteit. U moet niet meer aankondigen dat er nieuwe gevangenissen komen, u moet dat gewoon doen. Er is effectief een tekort aan plaatsen. Wij weten dat. Dezelfde plaat wordt grijsgedraaid. Men merkt dat ook. De interesse van pers en media is weg omdat u elke keer dezelfde plaat grijs draait. Weet u wat de bevolking daarvan denkt? De bevolking is plat. Ze denkt dat het niet meer kan. Men geraakt niet verder, de mensen zijn het beu, terwijl u blijft aankondigen. U moet niet aankondigen. U moet het gewoon doen.

 

01.18  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): À l'occasion de ce débat, j'ai tout d'abord envie de rappeler que le droit à la sécurité est un droit fondamental pour tous, y compris pour les policiers dans l'exercice de leur métier. Je pense particulièrement aux personnes qui vivent dans les quartiers où les difficultés sociales et économiques sont importantes. Elles sont évidemment soumises à plus d'insécurité et vivent souvent au quotidien l'exclusion sociale et professionnelle.

 

Quand on parle de sécurité, il faut avoir une approche globale. Cela ne concerne pas seulement les politiques de police ou de justice. Il ne faut pas non plus se déresponsabiliser à tous les étages et penser que c'est uniquement ici et via ces compétences que nous pourrons apporter des réponses à nos préoccupations.

 

En termes de réponse globale, j'ai été assez heurtée d'entendre des hommes et des femmes politiques, qui souvent n'étaient pas de Bruxelles, dire aux Bruxellois qu'ils ne travaillaient pas bien et leur indiquer la manière dont ils devaient s'organiser, prétendant savoir ce qui leur convient le mieux. Les hommes et les femmes politiques, plutôt que de rouler des mécaniques, doivent assumer leurs responsabilités. Ils doivent déterminer ce qu'ils peuvent faire là où ils sont, c'est-à-dire ici au parlement fédéral, pour aider les zones de police ou les magistrats qui travaillent dans des grandes villes ou des régions plus difficiles du fait de leur taille, de leur population très diversifiée, d'une pénurie d'emplois, etc.

 

Bruxelles n'est pas la seule à être dans ce cas; d'autres grandes villes ou régions le sont également. On sait aussi que cela change en fonction des années et des réalités socioéconomiques.

 

Ici, au parlement, et avec le gouvernement fédéral, nous sommes censés travailler à une réforme du paysage judiciaire. Ecolo-Groen! a d'ailleurs accepté de participer au groupe de travail Atomium. Ce travail a commencé mais est suspendu pour l'instant. C'est pourtant fondamental si l'on veut que la justice bruxelloise dispose de moyens, d'une organisation ou d'un fonctionnement meilleurs. Il en va de même pour l'ensemble du territoire.

 

Par contre, votre fameuse circulaire 154 vise des économies en supprimant les huissiers d'audience. Cette mesure, précisément, porte atteinte aux liens de proximité entre les justiciables et ces palais trop grands, qui rendent cette justice inaccessible. Vous prévoyez aussi d'autres mesures d'économies qui nuisent à la proximité. C'est également ce qui renforce le sentiment d'insécurité et, en même temps, qui diminue la confiance et la capacité que les politiques devraient avoir à travailler ensemble sur des réformes qui ont du sens.

 

Les réformes, qu'il s'agisse de la justice ou de la police, nécessitent une évaluation régulière, une réorganisation sur la base de critères à objectiver, qui nous permettent d'être plus efficaces, mais cela demande souvent tant des moyens humains supplémentaires que des moyens financiers répartis différemment de manière à rencontrer les besoins. Aussi longtemps que nous ne nous poserons pas ces questions, plus spécifiquement pour les villes ou les zones où il y a forcément une plus grande concentration de population et donc des risques plus grands de problèmes plus graves, nous ne ferons jamais que stigmatiser soit des populations, soit des acteurs de la police ou de la justice.

 

Voilà qui nous renvoie à notre responsabilité de travailler ces sujets. Monsieur le ministre, comment allez-vous nous proposer de poursuivre cette réflexion sur la réorganisation et la réforme de la Justice, avec des échéances qui peuvent être à court ou à plus long terme, mais pour rencontrer vraiment les problèmes qui existent aujourd'hui.

 

À Mme Turtleboom, je dirais qu'il est intolérable et inconcevable de dire aux Bruxellois comment ils doivent organiser leur zone sans travailler avec eux, d'autant qu'ils sont occupés à y réfléchir. Évidemment, dans leur évaluation permanente du processus et de leur organisation, ils intègrent aussi cette réflexion sur la zone et sur le lien avec la Région, le fédéral et la Justice. C'est à leurs côtés que nous devons être et non leur dicter des prérogatives. Aussi, madame la ministre, qu'allez-vous mettre en place pour être à leurs côtés et garantir tant les moyens humains que financiers ainsi qu'un soutien dans la réflexion et peut-être dans une réorganisation qui leur conviendrait mieux?

 

01.19  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, de laatste dagen zijn er door heel veel mensen voorstellen gelanceerd. Er zijn initiatieven aangekondigd. Vele overheden en organisaties zijn betrokken. Je kan bijna door de bomen het bos niet meer zien.

 

Het gaat over vele zaken. Er is discussie over de no gozones, die ontoelaatbaar zijn. Het gaat over de betere bescherming van politiemensen. Mijnheer Doomst, wij hebben vanmorgen de discussie gevoerd in de commissie voor de Justitie. Ik zie bijna mensen die euforisch zijn over de stemming in de commissie deze morgen. Mijnheer Doomst, ik ben zo euforisch niet. Ik zal uitleggen waarom. Door de maximum straf te verhogen van vijf naar tien jaar gaat een crimineel met een kalashnikov in de hand op het moment waarop hij gaat schieten, niet besluiten dat niet te doen omdat het nu tien jaar is in plaats van vijf jaar. Het is een belangrijke psychologische maatregel, maar meer zal dat niet zijn. De veiligheid op straat zal daardoor niet verhogen. We moeten het dus wel een beetje relativeren.

 

Andere voorstellen gaan over een betere samenwerking tussen de korpsen, al dan niet in een politiezone. Het gaat over zero tolerance in bepaalde wijken. Het gaat over snelle uitspraken van de rechtbanken. We stellen vast dat niet iedereen akkoord gaat met alle soorten maatregelen die worden voorgesteld. Op zich is dat niet erg, dat is nu eenmaal het debat: hoe moeten we het aanpakken? Het is en mag absoluut geen communautair debat worden. We zitten hier met een samenlevingsprobleem. Het gaat over de leefbaarheid van de wijken, het gaat over de bescherming van mensen. Degenen die daar in die wijken wonen zijn het meest kwetsbaar en zijn meestal de sociaal zwakkeren. Het zijn degenen die niet de middelen hebben om naar de betere wijken te verhuizen, het zijn degenen die geen middelen hebben om Brussel te verlaten en ergens anders te gaan wonen. Het zijn eigenlijk de sociaal zwakkeren die daar op de eerste plaats de slachtoffers van zijn. Laten we daar dus geen communautair debat van maken, maar nadenken hoe we het probleem definitief en structureel kunnen oplossen.

 

Zeggen dat de problemen een fait divers zijn, zal de problemen ook niet oplossen. Degenen die dat zeggen, zouden beter een aantal voorstellen doen in plaats van de kop in het zand te steken. Met kalashnikovs op agenten schieten is geen fait divers, een school die je moet sluiten is ook geen fait divers. Alle voorstellen die werden gedaan zijn de moeite van het bediscussiëren waard, maar geen van die voorstellen alleen zal de oplossing zijn. De wonderoplossing bestaat niet. Er is zeker een aantal snelle, punctuele maatregelen nodig, maar er moet vooral gewerkt worden aan globale en structurele maatregelen. Daarbij moeten we de volledige veiligheidsketen onder de loep nemen, gaande van de preventie over de aanpak van de politie, justitie, gevangeniswezen, re-integratie en nog andere schakels. We moeten ze allemaal aanpakken en versterken. Ingrijpen op een schakel en bijvoorbeeld vooral aan nultolerantie doen en iedereen sneller voor de rechtbank brengen, zal het probleem niet oplossen als we niet daarvoor in de keten en daarna in de keten ingrijpen.

 

Ik meen dus dat wij het debat globaal moeten voeren. De vraag is dan hoe men dat zal doen. Vanmorgen werd een goed voorstel gedaan door Sven Gatz van de Open Vld. Hij zei dat wij beter naar een grote conferentie zouden gaan, die misschien door de Brusselse minister-president getrokken moet worden, met betrokkenheid en samenwerking van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken. Daarbij moet men, samen met alle betrokken actoren, alle problemen globaal en structureel bekijken. Het mag niet op de lange baan geschoven worden. Er zijn heel veel niveaus hierbij betrokken: het federale niveau, de Gemeenschappen, de gemeenten, de politiezones, enzovoort. Dat is de enige manier om er uit te geraken. Wij moeten structurele maatregelen op middellange en lange termijn nemen. Samenwerking is de enige oplossing, mevrouw de minister, mijnheer de minister. Men moet niet allerlei ideetjes lanceren die niet passen in een globale aanpak.

 

De meeste zaken werden al gezegd, maar ik heb ook concrete vragen aan de minister van Justitie.

 

Ten eerste, wat de aanpak in Justitie betreft, welke garantie hebt u dat Justitie, en dan vooral de zetel, dit snel zal aanpakken? Ik heb begrepen dat de parketten wel bereid zijn om mee te stappen in een nieuwe en snelle aanpak, ook al zijn zij onderbezet en missen zij 20 mensen in hun kader. Wat is de stand van zaken in uw gesprekken – u mag er eigenlijk niet mee spreken door de scheiding der machten, maar misschien wel via de procureur-generaal – met de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg?

 

Ten tweede, wat bedoelt u precies met de nultolerantie die werd afgesproken? Wat zijn de precieze afspraken? Gaat het over alle misdrijven die in bepaalde wijken gebeuren of gaat het over een specifieke categorie van misdrijven? Wat is er concreet afgesproken? Over welke periode gaat het? Een, twee of drie jaar of een beperkte periode?

 

Ten derde, welke afspraken zijn er eventueel met de Gemeenschappen gemaakt? Als wij het over de jeugdproblematiek hebben, kunnen wij daar niet naast kijken. Aan Vlaamse kant zijn er gemeenschapsinstellingen. In de gesloten instellingen zitten vaak jongeren die er niet thuishoren, net zoals er in de gevangenissen mensen zitten die er niet thuishoren, denk maar aan de 1 000 geïnterneerden waarvoor er dringend een andere oplossing moet worden gezocht. Welke afspraken werden met de Gemeenschappen gemaakt, opdat ook de gemeenschapsinstellingen maximaal beschikbaar zouden zijn, in geval dat nodig is.

 

01.20  Bart Somers (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, er is inderdaad al heel veel gezegd in een debat dat fundamenteel is, want het gaat over veiligheid. Het garanderen van de veiligheid is één van de essentiële taken van de overheid. Als wij de beelden gezien hebben en de verhalen horen van datgene wat zich de voorbije dagen in Brussel heeft afgespeeld, denk ik dat vele mensen zich zorgen maken. Als wij ook de reactie zien vanuit de politiewereld, denk ik dat vele mensen zich ook terecht zorgen maken.

 

De inzet van dit debat en van deze vragenronde zou het zoeken naar antwoorden moeten zijn, het zoeken naar wegen om die veiligheid te verbeteren. Een van de voorstellen die op tafel ligt, is het streven naar één politiezone in Brussel. Ik denk dat de weg om dit te realiseren, een logische weg is. Er zijn daar logische voordelen aan, maar dat is de kern van het probleem niet, en het kan niet de echte inzet van het debat zijn. Het kan een bijdrage leveren tot de veiligheid van Brussel, maar het probleem is veel fundamenteler. Als collega-burgemeester heb ik mij de voorbije uren enorm geërgerd aan de uitspraken en de benadering van een aantal Brusselse burgemeesters, die in het veiligheidslandschap, het politielandschap een zeer centrale rol spelen. Nog belangrijker dan de vraag hoe een politiezone er moet uitzien, is de vraag wat u met die politie gaat aanvangen. Wat gaat u doen? Welke prioriteiten stelt u? Hoe organiseert u uw politie? Hoe ondersteunt u uw politie? Op welke manier zet u de politie in?

 

Ik wil geen karikatuur maken van Brussel, want laten wij eerlijk zijn, wij hebben soms allemaal de neiging om de zaken op één hoop te gooien. Er is op dat vlak in Brussel wel degelijk een verschil tussen verschillende soorten burgemeesters. Er zijn burgemeesters in Brussel die in heel moeilijke gemeenten de voorbije jaren op een voorzichtige wijze een ommekeer inzetten. Er zijn andere burgemeesters in Brussel die hun stad of hun gemeente volledig in de steek laten. Ik begrijp die uitspraken niet. Mijn haren rijzen ten berge wanneer een burgemeester, wiens essentiële en centrale opdracht is de veiligheid van de burgers te garanderen, een schietpartij met kalasjnikovs afdoet als een fait divers. Sommige zullen zeggen dat die uitspraak een linguïstisch probleem is, maar daarachter zit een mentaliteit, een attitude, een houding, want als dat al een fait divers is, wat is dan een auto-inbraak, een woninginbraak, een handtasdiefstal, het steamen van jongeren, wat elke dag opnieuw gebeurt in een grootstad? Welke houding neemt de burgemeester daar tegen in? Ik vind dit banaliseren van het probleem een heel ernstig en een fundamenteel probleem. Mijn collega uit Antwerpen heeft het gezegd: is het te wijten aan ideologische verdwazing? Is het struisvogelpolitiek? Het is alleszins een totaal onverantwoorde houding.

 

Bovendien is het een asociale houding. Want de grootste slachtoffers van de stijgende criminaliteit en het stijgende geweld zijn de zwaksten in de samenleving, mensen die inderdaad in die volksbuurten wonen, mensen die kwetsbaar zijn, mensen die weinig weerstand hebben, voor wie het verlies van een wagen, een portefeuille of gsm veel zwaarder doorweegt dan voor mensen uit de middenklasse.

 

Voor mij is het dus totaal verbijsterend dat een aantal van de hoofdpersonages in het Brusselse veld een dergelijke defaitistische en onverantwoorde houding aannemen. Als zelfs burgemeesters geen lijnen meer trekken, geen houvast meer bieden, het publieke terrein niet verdedigen, wie gaat het dan wel nog doen?

 

Ik denk dat er daar, mevrouw en mijnheer de minister, een duidelijker en veel krachtiger signaal van de regering moet komen dat zulke houding onaanvaardbaar is. Want op welke manier gaan we de veiligheid garanderen als dat de attitude is van hij of zij die een korps moet aansturen? De aanpak die nodig is, is een integrale aanpak. Akkoord. Maar in de spits van een integrale en geïntegreerde aanpak staat de politie. De politieagent mag niet herleid worden tot een sociale werker. Het moet iemand zijn die preventief en repressief kan optreden en die daar is waar hij moet zijn, met voldoende recherchecapaciteit, met een voldoende sterk uitgebouwde cel die de jeugdcriminaliteit bestrijdt, met een voldoende sterke interventiecapaciteit. Dat zijn allemaal keuzes die een burgemeester maakt in een zone, en daar faalt in belangrijke mate de opdracht van een aantal van mijn collega’s in het Brusselse.

 

Daardoor, en dan kom ik bij mijn tweede punt, laat u ook de politie in de steek, de politie die zich vandaag terecht afvraagt of ze wel voldoende geruggesteund wordt door de lokale overheden. De vraag is dan: is er te weinig politie in Brussel? Mevrouw de minister, dat zou wel kunnen. Ik ben daar niet zeker van als ik dat vergelijk met andere steden. Maar ik weet wel dat de politie zich in de steek gelaten voelt en niet efficiënt kan werken om twee redenen. Ten eerste, de houding van enkele lokale potentaten, en ten tweede, de dagelijkse confrontatie met delinquenten die opgepakt worden, geverbaliseerd worden, vaak na moeilijk speurwerk, om dan te moeten vaststellen dat ze terug op straat rondlopen.

 

Zerotolerantie, nuloverlastbeleid, ik ben daar voorstander van, maar ik vind dat geen wondermiddel. Ik denk dat het in specifieke omstandigheden tijdelijk een nuttig instrument kan zijn. Ik ben daar heel genuanceerd over. In Brussel hebben we vooral nood aan een justitie die kan garanderen dat wanneer iemand wordt opgepakt, hij ook veroordeeld wordt binnen een redelijke termijn en wanneer hij voldoende zwaarwichtige feiten heeft gepleegd van de straat wordt gehaald. Dit wil zeggen, in de gevangenis wordt gestoken of in een instelling wordt geplaatst. Ik denk dat dàt de fundamentele uitdaging is, want zolang dat we die garantie niet hebben, is een zerotolerantiebeleid ten dode opgeschreven.

 

Politiemensen kunnen wel verbaliseren, ze kunnen mensen vatten en arresteren, maar het vervolg is heel belangrijk. Dat is een tweede zaak waarover ik verbouwereerd ben, mijnheer de minister: de attitude van Brusselse rechters die we gisteren en vandaag op televisie hebben gezien. Wanneer heel de politieke overheid een krachtig signaal vraagt, een tijdelijke maatregel van nuloverlast, wijzen die rechters dat gewoon af. Men zoekt redenen om dat niet te doen. Men is niet in staat om prioriteiten te stellen. Ik zou dan ook willen vragen welke initiatieven er zullen komen om dat op te lossen en om er ook voor te zorgen dat er capaciteit is in onze gevangenis- en jeugdinstellingen, om die criminelen, die we een halt moeten toeroepen, op te vangen en op de juiste plaats te zetten.

 

Ten slotte, ik denk dat we onvoldoende beseffen hoe ernstig het probleem is, en niet alleen in Brussel.

Mevrouw en mijnheer de minister, ik ben ervan overtuigd dat Brussel deel uitmaakt van een veel breder stedelijk complex. Wat in Brussel, Molenbeek of Kuregem gebeurt, heeft onmiddellijk effect op Borgerhout, op Hoboken, op mijn wijk Nekkerspoel, op Vilvoorde of Willebroek. We zitten zeer dicht bij elkaar. Nogmaals, er zijn Brusselse burgemeesters die het zeer goed aanpakken, maar als er bepaalde wijken zijn in Brussel waar men de zaken laat aanslepen, dan gaan de neven en nichten en de vrienden en vriendinnen in andere wijken in andere steden daarvan mee het slachtoffer zijn. Daarom is het niet alleen een Brussels probleem, maar ook een nationaal probleem. De honderden jongeren die elke zomer in mijn stad komen zwemmen in het sportpark De Nekker, komen uit Molenbeek en Kuregem. Ofwel weten zij wat respect is voor het openbaar domein en voor de medemens, omdat ze dat hebben geleerd in de wijk waarin ze wonen, ofwel breken ze het kot af in mijn stad. Zo geldt dat voor heel veel steden en plaatsen in Vlaanderen en Wallonië.

 

Daarom vraag ik u, mijnheer en mevrouw de minister, welke concrete maatregelen u zult nemen om een heel krachtig signaal te geven aan de burgemeesters dat de attitude moet veranderen. Ten tweede, welke maatregelen kunnen worden genomen tegen de rechters en welke initiatieven worden er genomen om te garanderen dat zerotolerance, tijdelijk en gericht, geen lege doos is, maar een effectieve maatregel op het terrein? Hoe zullen we de rechters daaraan laten meewerken? Hoe zal er voldoende capaciteit zijn om de delinquenten op te vangen?

 

01.21  Karine Lalieux (PS): Madame la présidente, deux faits graves ont défrayé la chronique. Le premier est le racket à Anderlecht d’étudiants d’une école supérieure avec la constatation choquante que l’un des auteurs de l’agression a été remis en liberté. Le second est le braquage d’une agence de change à l’aide d’armes de guerre; ces délinquants connus de la Justice ont tiré sur des policiers.

 

Par ailleurs, à Bruxelles, nous avons connu des émeutes à Anderlecht, à Molenbeek, à Forest durant ces derniers mois.

 

Faut-il parler d’augmentation exponentielle de la délinquance à Bruxelles? Le moniteur de sécurité et les statistiques réalisées par les polices n’indiquent pas d’augmentation significative. Dispose-t-on de statistiques pour l'ensemble des grandes villes pour ces deux dernières années afin de comparer l'évolution à Bruxelles, à Anvers et ailleurs?

 

Le racket d’étudiants et l'utilisation d'armes de guerre dans les rues ne sont pas des faits de la même nature. Les réponses ne doivent pas être identiques. Il n’y a donc pas une seule solution pour ce type de faits. Après avoir entendu et lu certaines choses, j'affirme haut et fort que les socialistes ne sont pas contre la répression. Le droit à la sécurité est un droit fondamental. C’est essentiellement dans les quartiers défavorisés que se trouvent les victimes de cette insécurité. Nous sommes pour le droit à la sécurité et pour la répression quand tout le reste a échoué.

 

Il est vrai qu’à Bruxelles, les délinquants jouissent d’une certaine forme d’impunité à cause d’un manque de personnel au niveau du parquet. Vous connaissez les difficultés de recrutement et linguistiques à Bruxelles. Je suis d’accord avec l’analyse sur l’application des peines faite par mon collègue MR.

 

L’arriéré judiciaire pose problème. Par exemple, il ne faut pas être jugé 3 ans après les faits, il ne faut pas avoir un billet d’écrou 2 ans après sa condamnation ou ne pas purger sa peine de prison. Quand un juge décide de prononcer une peine, elle doit être appliquée. Si ce n’est pas le cas, c’est le règne de l’impunité. Dans les rues et pour la police, c’est détestable. J’ajoute que je suis pour une peine alternative ou le bracelet électronique.

 

Du côté de la police, madame la ministre, Bruxelles souffre d’un manque d'effectifs chronique. Il est très difficile de recruter. Quand les policiers sont à Bruxelles, ils ne font que passer pour demander rapidement leur mutation et aller dans d’autres zones plus calmes.

 

Je siège à la ville de Bruxelles. Je pense que mon bourgmestre est à côté de ses policiers depuis toujours – je ne sais pas qui M. Somers visait – et tous les policiers le confirmeront. Mais sur 2 600 policiers, il nous en manque 450 depuis des années, parce qu'il y a un problème de recrutement.

 

N'oubliez pas qu'à Bruxelles nous avons annuellement 400 voire 500 manifestations. Il n'y a pourtant pas de grabuge dans les rues. Je voudrais à cet égard féliciter le travail des policiers de Bruxelles. Ils font correctement leur boulot et on l'oublie trop souvent.

 

Il est hallucinant de lire les articles dans la presse. Le débat dérape de manière remarquable! On accuse la Région de Bruxelles de tous les maux. On va bientôt être responsable de la criminalité de toute la Belgique, si j'entends bien mon collègue! On traite la Région d'incompétente, nos bourgmestres de laxistes et on veut lier demain le financement de Bruxelles à la réalisation d'une zone de police unique.

 

J'aimerais que tous ceux qui le demandent me disent comment cela va résoudre, par exemple, le problème de racket à Anderlecht. Je sais que le nord du pays a toujours des solutions très faciles et pragmatiques pour Bruxelles sans connaître les réalités bruxelloises.

 

Par contre, je sais que depuis des années, le ministre-président et les bourgmestres interpellent les différents ministres de l'Intérieur et de la Justice afin d'obtenir des moyens pour les policiers (notamment de nouveaux recrutements à Bruxelles), afin de lutter contre l'arriéré judiciaire (qui est encore important même si des efforts ont été faits), afin d'avoir des moyens pour le parquet, afin de laisser la police fédérale réinvestir les gares, notamment la gare du Midi où de hauts faits de délinquance sont commis justement par manque de présence policière.

 

En guise de réponse, on entend qu'on va diminuer Beliris, qu'on va négliger la politique des grandes villes et qu'on va encore réduire le financement de Bruxelles. Ce n'est pas cela que les citoyens attendent! Bruxelles souffre d'un sous-financement chronique, ainsi que la justice bruxelloise qui, de plus, manque cruellement de personnel, même s'il faut un meilleur management, monsieur le ministre.

 

Les citoyens attendent autre chose qu'un débat communautaire, autre chose que des slogans comme "tolérance zéro" ou "snelrecht". Je ne veux pas de l'impunité mais le fait de parler de la tolérance zéro me pose aussi question.

 

Madame et monsieur les ministres, je souhaiterais que nous cherchions des solutions ensemble, non pas contre Bruxelles mais avec Bruxelles, avec les bourgmestres qui ont envie, autant que tous ceux qui se sont prononcés dans la presse et dans cette salle, de sécurité pour leurs habitants. Le ministre-président et les bourgmestres ne demandent que cela! Toutefois, ils ne veulent pas d'une solution de personnes affirmant l'avoir, d'une solution venant du nord du pays, mais bien d'une concertation et de moyens supplémentaires.

 

J'ai des questions très précises pour les deux ministres. J'ai lu le communiqué de presse du premier ministre mais je souhaiterais connaître les résultats du kern qui a eu lieu ce matin.

 

Madame la ministre, quelle est votre position par rapport à la revendication de mettre en place une zone unique à Bruxelles?

 

Vous avez annoncé l'arrivée de 200 renforts pour Bruxelles; qu'en est-il et où sont-ils? On l'a évoqué lors du colloque sur l'évaluation des dix ans de la réforme des polices: il faudrait réfléchir à un meilleur et à un autre type de recrutement. Ne faudrait-il pas trouver d'autres formules comme mettre en place des écoles et du recrutement régional afin d'avoir des policiers qui connaissent Bruxelles et qui ont envie d'y faire régner la sécurité, et non des policiers qui viennent d'ailleurs.

 

Ne faudrait-il pas étudier l'idée de la mise en place d'une unité spéciale de lutte contre le trafic d'armes, et notamment des armes particulièrement dangereuses et des armes de guerre, à Bruxelles et dans les autres villes? Je vous rappelle que la lutte contre le trafic d'armes fait partie intégrante du Plan fédéral de sécurité.

 

En ce qui concerne Anderlecht et le racket dans l'école, on parle de zone de non-droit. Qu'en est-il? Vous avez eu une discussion avec le bourgmestre. Existe-t-il réellement des zones de non-droit à Anderlecht? Les poursuites sont-elles engagées par rapport aux auteurs? L'auteur qui avait été relâché a-t-il été à nouveau arrêté? L'ensemble des étudiants pourront-ils regagner les locaux en toute sécurité?

 

J'adresse maintenant mes questions au ministre de la Justice. On parle de tolérance zéro. Le parquet de Bruxelles a conclu un accord concernant cette tolérance zéro avec la zone de police d'Anderlecht. En tant qu'échevine à la ville de Bruxelles, je me demande si un autre traitement sera appliqué pour les faits commis dans une autre zone de police de la Région bruxelloise. Qu'il y ait un tel accord pour une seule zone de police m'interpelle. Le cadre du parquet pourra-t-il répondre à cette tolérance zéro ou bien aura-t-on finalement un sentiment d'impunité et l'impression qu'il ne s'agissait que d'un slogan? Les tribunaux pourront-ils poursuivre?

 

J'en viens, monsieur le ministre, à une autre question relative au snelrecht. Vous savez les longs débats que nous avons menés avec M. Verwilghen sur la question. On a aujourd'hui recours à la comparution par procès-verbal. C'est quelque chose de rapide qui pourrait fonctionner. Il existait, à Bruxelles, une section spécifique du parquet et une chambre spécifique dans les tribunaux. Malheureusement, par manque de moyens et de personnel, elles n'existent plus et la comparution par procès-verbal n'est plus appliquée. Envisagez-vous de remettre en place cette procédure qui me semble être une solution?

 

Madame la ministre, monsieur le ministre, il ne faut rien créer. Il faut du personnel, des moyens et de la coordination. Les solutions sont là. Essayons d'utiliser ce qui existe de la manière la plus correcte possible, en apportant des réponses concrètes et en évitant de lancer des slogans sur le snelrecht ou la tolérance zéro. C'est la répression de l'insécurité et le sentiment d'impunité qu'il faut combattre en Région bruxelloise!

 

01.22  Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la présidente, je ne vais pas revenir sur les faits qui sont dramatiques de par le danger qu'ils font courir à la population. Ils sont aussi dramatiques par le risque qu'ils font courir aux corps de police qui tentent de faire convenablement leur travail.

 

Ces faits nous interpellent fortement mais nous sommes tout autant interpellés par certains discours politiques qui versent de l'huile sur le feu et en rajoutent une couche en présentant des solutions des plus dogmatiques et des plus simplistes. Ce dogmatisme se soucie peu des amalgames et donne l'impression que tout Bruxelles est à feu et à sang.

 

Nous reconnaissons tous que certains quartiers, certaines communes de Bruxelles connaissent des situations préoccupantes face auxquelles il va falloir réagir de manière rapide et efficace. Les jeunes délinquants de certains quartiers doivent être poursuivis et punis dans des délais raisonnables pour ne pas leur laisser une impression d'impunité. Nous sommes tous d'accord là-dessus mais nous voulions absolument le rappeler.

 

Mais ceci n'est que la partie visible de l'iceberg et ces problèmes sont connus depuis longtemps. Si nous ne voulons pas revenir dans quelques semaines avec le même débat, il est urgent de se livrer à une approche globale de cette question.

 

Madame la ministre de l'Intérieur, vous étiez en réunion ce matin avec votre collègue de la Justice et le gouvernement. Quelles étaient vos positions respectives en ce qui concerne cette problématique? Quelle position le gouvernement compte-t-il adopter afin de mettre en place une approche globale? Il ne s'agit pas seulement d'en remettre une couche au niveau de la sécurité, il faut aussi de la sûreté pour les habitants et particulièrement les jeunes, afin de leur offrir des perspectives d'avenir.

 

En ce qui concerne les zones de police, nous sommes en pleine évaluation de la réforme. Je pense qu'il ne faut pas créer des problèmes là où il n'y en a pas. Les zones de police bruxelloises fonctionnent très bien, de manière générale, et sont satisfaites de voir cette réforme atteindre sa vitesse de croisière. Les zones attendent de cette évaluation qu'on revoie les critères de financement. Les critères KUL n'ont pas tenu compte de certaines particularités bruxelloises, notamment du fait qu'il s'agit d'une ville européenne ou du fait de sa population diversifiée. Ces particularités ont été royalement ignorées lors des calculs établis par la KUL et il est pourtant important d'en tenir compte!

 

Malgré toutes les critiques émises à l'égard de ces zones, je rappelle que les faits survenus à Bruxelles, ces derniers temps, ont tous été élucidés. Les présumés coupables ont été arrêtés, ce que ne peuvent pas faire valoir d'autres zones du pays. Avant de critiquer ce qui se passe dans certaines zones, il faut regarder ce qui se passe dans la sienne!

 

Si vous parlez de snelrecht ou la tolérance zéro, il faut alors l'appliquer à tous les niveaux plutôt qu'à une zone, un quartier ou une population. Nous voulons que la Justice fonctionne rapidement mais à tous niveaux, sur tout le territoire et dans tous les dossiers. Si vous en avez la capacité, vous avez notre soutien. Quoi qu'il en soit, je vous rappelle que la comparution immédiate a été mise en place en 2000 et qu'elle a été déclarée largement anticonstitutionnelle. Nous restons fortement opposés à ce snelrecht, étant donné qu'il ne garantit pas les droits de la défense. En outre, ce n'est pas en sept jours que l'on élucide des situations parfois très complexes. Nous sommes, par conséquent, en faveur d'une justice efficace mais aussi égalitaire.

 

Au lieu de parler de snelrecht et de demander une accélération du traitement de leurs affaires auprès du juge d'instruction, pourquoi les zones de police de Bruxelles n'exigent-elles pas l'installation de caméras dans les véhicules de police et les commissariats, de telle manière que les présumés coupables ne portent pas plainte devant le juge d'instruction, ce qui occasionne un retard dans les dossiers? Certains individus sont effectivement relâchés du fait du dépôt de cette double plainte. C'est selon moi une piste concrète et peu coûteuse.

 

La deuxième piste est de permettre aux zones de police de porter plainte via le collège des bourgmestres et de ne pas devoir, à chaque fois, passer devant le conseil de police, ce qui retarde aussi ces procédures et donne aux jeunes un sentiment d'impunité.

 

J'en viens à la question des armes. Nous constatons que des faits criminels sont commis avec des armes automatiques disponibles apparemment avec une très grande facilité sur le marché. Pas plus tard qu'aujourd'hui, une journaliste a réussi à obtenir une Kalachnikov en six heures à Bruxelles, alors que les différents corps de police prétendent le contraire!

 

Monsieur le ministre, quand allez-vous procéder à une évaluation des courtiers en armes de guerre et leurs intermédiaires? J'espère que vous allez saisir la présidence de l'Union européenne, afin de procéder à une harmonisation de cette législation au niveau européen, source d'alimentation du marché pour cette délinquance qui sévit aujourd'hui dans nos rues.

 

01.23  Josy Arens (cdH): Madame la présidente, ma question concerne la police et s'adresse donc à la ministre de l'Intérieur.

 

Madame la ministre, qu'allez-vous faire afin de répondre aux revendications légitimes des policiers qui sont agressés de plus en plus souvent?

 

Qu'allez-vous faire pour renforcer la capacité des zones en déficit de policiers? Dans certaines zones, 10 % de la capacité policière est déjà engagée sur les fonds propres de la zone, c'est-à-dire sur les budgets communaux. Cela prouve qu'il y a un réel problème à résoudre.

 

Je me limiterai à cela pour aujourd'hui car, la semaine prochaine, nous aurons l'occasion d'écouter votre exposé sur les dix ans de réforme de la police. Je vous poserai d'autres questions à cette occasion.

 

01.24  Olivier Maingain (MR): Madame, monsieur les ministres, je me réjouis du fait qu'il y ait encore des mandataires locaux qui siègent dans les assemblées parlementaires. Cela permet parfois d'apporter des précisions et une expérience bien utile par rapport aux affirmations péremptoires qu'on entend ici, sans avoir connaissance des réalités de terrain.

 

Avec un certain cynisme, je dirais que j'attends avec impatience que se commettent dans les villes du Nord du pays des faits équivalents à ceux qui se sont produits à Bruxelles. Il y a en déjà eu, certes, mais nous n'avons jamais eu l'outrecuidance de dire ce qui s'est dit ici. J'attends le prochain braquage à Anvers afin de mettre en cause la responsabilité personnelle du bourgmestre d'Anvers qui, du fait de son incapacité, aura engendré le phénomène que nous constaterons alors!

 

Ceci pour bien démontrer qu'il y a des excès qui ne servent pas la cause de la sécurité mais bien une tout autre cause dont nous connaissons les arrière-pensées!

 

Les problèmes des zones de police de Bruxelles sont connus de longue date notamment parce que les normes KUL n'ont pas été arrêtées en rapport avec la réalité bruxelloise. Un mémorandum de 2007 des chefs de corps des six zones de police faisait la démonstration chiffrée et précise des retards que les normes KUL engendrent pour le financement correct desdites zones.

 

L'imprévoyance des bourgmestres à Bruxelles est telle qu'il est démontré que le cadre effectif des zones de police est supérieur au cadre prévu par la norme KUL.

 

Donc, les zones de police ont veillé à compter plus de membres de personnel que ce que prévoit la norme KUL.

 

Il s’agit là d'une belle imprévoyance des bourgmestres et des zones de police bruxelloises, qui doivent être plus exigeants en termes d’encadrement que ce que prévoit la norme KUL! Si nous devions nous mettre à la norme KUL, nous serions en dessous de ce que prévoit le cadre effectif ou encore le cadre organique nettement supérieur.

 

Le mémorandum établi par les chefs de corps en avril 2007 renseigne des cadres organiques pour 5 555 membres du personnel policier. Je ne compte pas les CALog. Nous avons 4 995 effectifs alors que la norme KUL n'en prévoit que 4 912. Que voilà une belle imprévoyance!

 

La vérité, c'est que les zones de police bruxelloises assument des missions que sans doute peu d’autres zones de police assument. Elles mènent des opérations de maintien de l’ordre public à Bruxelles, quoi de plus normal, c'est notre territoire.

 

Mais combien de fois ne demande-t-on pas aux zones de police de Bruxelles d’envoyer des renforts pour le maintien de l’ordre lors de matches de football à l’extérieur de la Région bruxelloise? Il faut aller encadrer les supporters enragés de l’un ou l’autre club qui se trouve sur le territoire d’une autre région. La conférence des bourgmestres va donc faire la comptabilité du nombre de fois où nous sommes obligés d’envoyer des renforts pour nous occuper de problèmes qui sont sans grande utilité pour Bruxelles. Il n'y a pas de proportion en nombre entre les effectifs que nous envoyons de Bruxelles vers d’autres régions et ceux qui viennent à Bruxelles.

 

La police doit également mener des opérations de surveillance de prisons lors des grèves. Au vu des effectifs pour les prisons de Bruxelles, c’est plus flagrant que dans d’autres endroits. Je prends encore comme exemples le transfèrement des détenus, la surveillance du palais de justice, etc. Tout cela, ce sont des effectifs qui sont soustraits au travail de proximité quotidien.

 

Je ne nie pas que ces problèmes peuvent se poser dans d’autres zones de police. J’entends mes collègues bourgmestres d’autres zones de police, au Nord ou au Sud du pays se plaindre d’obligations extra-zonales qui ne sont pas en rapport direct avec les services à rendre à la population. Nous sommes au cœur du débat.

 

S’il doit y avoir une concertation entre le fédéral et les zones de police, il faudra y revoir l’appréciation que l’on a sur les missions de la police zonale et les missions d’autres corps – soit de sécurité pour le palais de justice, soit la police fédérale.

 

Par rapport aux événements de samedi dernier, a-t-on constaté que la zone de police Bruxelles-Ixelles n’a pas été en mesure de faire face aux événements? A-t-on dû avouer qu’il n’y avait pas les effectifs disponibles un samedi matin pour pouvoir poursuivre les braqueurs et mettre en place le dispositif de sécurité comme il a été mis en place à Laeken pour faire face aux circonstances?

 

Je salue les renforts des unités spéciales de la police fédérale. C’était nécessaire face au grand banditisme.

 

J'ai interrogé mon commissaire divisionnaire pour savoir si nous avions dû envoyer du renfort; sa réponse a été négative. Des informations arrivaient en temps réel et les zones de police se tenaient disponibles en réponse à toute sollicitation d'intervention. Mais les autres zones de police n'ont pas été appelées en renfort et cette zone est intervenue seule. À l'évidence, il n'y a donc eu aucun problème d'effectifs sur le terrain au moment de la commission des faits que nous avons à déplorer.

 

Je voudrais donc savoir s'il y a eu là des lacunes, aujourd'hui constatées par je ne sais quel travail d'enquête mené à un quelconque niveau.

 

Je vous répète que, selon mon commissaire divisionnaire, les zones de police étaient averties en temps réel, étaient disponibles, prêtes à intervenir en renfort. Les cinq autres zones de police étaient "sur pied de guerre".

 

Pour en arriver à un autre point formulé dans ma question, s'il existe un véritable problème de recrutement dans les zones de police, c'est notamment lié à des exigences linguistiques.

 

Je suis assez surpris d'entendre M. Weyts déplorer qu'il manque des effectifs. Quel est le parti qui a introduit un recours devant la Cour constitutionnelle pour interdire le maintien d'un régime transitoire facilitant le recrutement des inspecteurs de police dans les zones bruxelloises et instaurant un temps d'adaptation pour passer l'examen linguistique? C'est votre parti, monsieur Weyts!

 

Je demande donc à Mme la ministre de rétablir cette période transitoire qui permettait aux zones de police d'engager des inspecteurs et des agents, qui ne satisfaisaient sans doute pas totalement aux conditions linguistiques, mais qui avaient le temps d'apprendre.

 

En effet, monsieur Dedecker, ce dont nous avons besoin, ce ne sont pas des bilingues parfaits, ce sont des policiers et des magistrats. Certains inversent l'ordre des priorités et préfèrent avoir des bilingues parfaits plutôt que des policiers et des magistrats. Personnellement, je préfère des magistrats et des policiers pour la sécurité à Bruxelles plutôt que des bilingues parfaits. C'est ce qu'attendent les Bruxellois.

 

01.25  Clotilde Nyssens (cdH): Monsieur le président, beaucoup de choses ont été dites. Mon collègue Arens a déjà parlé de la police, mais j'aurai quelques questions à poser au ministre de la Justice.

 

Monsieur le président, je serai brève. En ma qualité de Bruxelloise, j'appartiens à une zone de police qui fonctionne correctement, car cela existe aussi, avec un chef de zone remarquable. Certaines zones fonctionnent bien avec des effectifs et des cadres remplis et où l'évolution est nette en dix ans. Lors de l'évaluation de la réforme des polices, nous aurons l'occasion de dire que de nombreuses choses ont changé et que chaque zone a aussi certaines spécificités.

 

Lorsqu'on habite Bruxelles, on se rend compte que cette dernière n'est pas un ensemble homogène et que certaines spécificités doivent être maintenues. Les protocoles d'accord sont nombreux et les bourgmestres se réunissent souvent pour discuter de sujets communs. Aussi ne faudrait-il pas noircir la police de Bruxelles, car il ne faudrait pas décourager le chef de zone ou le chef de police des nombreuses zones, qui travaillent bien.

 

Au niveau de la justice, monsieur le ministre, j'ai écouté les réactions des parquets et des magistrats bruxellois, car ce sont les personnes les plus intéressantes à entendre. Certes, ils lancent des questions aux politiques et nous disposons d'outils dans notre Code d'instruction criminelle, qui ne sont sans doute pas suffisamment appliqués.

 

Voilà qui est étranger aux faits dont on a beaucoup parlé aujourd'hui, car il faut connaître la procédure en rapport avec tel ou tel fait! Cependant, je profite de l'occasion pour vous demander s'il n'y a pas moyen à Bruxelles d'aider les magistrats, le parquet, mais surtout les magistrats du siège au niveau du tribunal correctionnel, de rouvrir une chambre ou deux qui, jadis, s'occupaient de la procédure de la convocation par procès-verbal.

 

À l'époque, c'était M. Wathelet père qui avait inventé des formes de procédure accélérée excessivement prudentes. En effet, nous ne sommes pas en faveur de formes de justice trop accélérée, qui ne respectent pas les droits de la défense, mais qui surtout ne sont pas praticables, car pour juger des personnes, un dossier doit être confectionné. Or, je suis demandeuse du fait d'entendre les gens du parquet, les magistrats pour savoir comment fonctionne la justice pénale. C'est très facile de préconiser du snelrecht, mais pour effectuer des procédures accélérées, il faut des outils, des dossiers et le temps de monter ces derniers.

 

Monsieur le ministre, la comparution par procès-verbal à Bruxelles ne fonctionne plus maintenant simplement par faute de moyens ou d'organisation, alors que la loi prévoyait d'inviter l'ensemble des tribunaux correctionnels de notre pays à adopter des règlements intérieurs pour organiser cette procédure.

 

Elle prévoyait d'ailleurs aussi une directive générale pour inviter les présidents de tribunaux à composer ces chambres. Cette directive a-t-elle été prise? Dans les tribunaux, ce règlement est-il d'application? En particulier, voit-on avec les magistrats bruxellois comment rouvrir ces chambres?

 

Ce n'est pas la panacée; il est évident que c'est une forme particulière de criminalité que vise cette forme de justice accélérée. Il est évident que des crimes très graves, une criminalité organisée demandent des procédures plus ordinaires. Plus les faits sont graves, plus il faut du temps pour monter un dossier et arriver à juger une affaire. Il ne faut pas rêver mais c'est une occasion de dialoguer avec le monde de la justice à Bruxelles.

 

Par ailleurs, ces mêmes acteurs bruxellois sont très demandeurs d'un audit de la chaîne pénale. Je me demande si vous ne pouvez pas vous en occuper avec la conférence des bourgmestres ou l'ensemble des chefs de zone de police bruxellois. Il est évident qu'on ne doit pas seulement voir le magistrat du siège qui ouvre une chambre supplémentaire pour aller plus vite. Du commissariat ou à l'antenne de police jusqu'à la décision, il faut déterminer quels maillons peuvent être améliorés pour que l'ensemble fonctionne.

 

Ce matin, en commission de la Justice, nous avons voté une petite proposition de loi de Mme Lahaye-Battheu pour décharger les commissariats de police de certaines tâches administratives en matière de significations pénales. Il y a sans doute d'autres choses à faire pour que la chaîne fonctionne plus vite.

 

André Frédéric, président: Chacun et chacune ayant pu s'exprimer, la parole est aux ministres Tout d'abord, la ministre de l'Intérieur.

 

01.26 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, madame la présidente, chers collègues, je vais commencer avec quelques facts and figures relatifs aux faits du 20 janvier et aux incidents du 22 janvier: de verhuis van de hogeschool naar Brussel-centrum en de feiten van vorige week zaterdag, om dan te komen tot de voorstellen die we doen en de situaties waaraan we werken.

 

Collega Laeremans heeft een vraag gesteld over de feiten van 20 januari. Ik moet zeggen dat tegen de dienstdoende politieofficier op dit ogenblik een intern onderzoek loopt, omdat hij een melding van verdachte handelingen op het Lemmensplein verkeerd zou hebben ingeschat en niet de juiste beslissing zou hebben genomen. Dat onderzoek is uiteraard nog niet afgerond, maar het bevestigt net dat politieagenten zich niet terugtrekken uit bepaalde zones en dat het ook niet wordt getolereerd wanneer zij beslissen om in bepaalde wijken niet meer tussenbeide te komen.

 

S'agissant des incidents du 22 janvier, c'est vraisemblablement la fusillade mortelle de la veille qui fut à l'origine de la nouvelle flambée de violence. La police a immédiatement réagi à ces faits. La zone de police Bruxelles-Midi a reçu du renfort de la zone Bruxelles-Ixelles et du CIK de la police fédérale.

 

Peu avant 19 h, une voiture a été incendiée dans la rue de l'École moderne à Anderlecht. Une vingtaine de jeunes auraient participé aux faits. Un motard de la police a été la cible d'un cocktail Molotov au square Albert. Il n'a pas été blessé, mais sa moto a subi des dégâts. Le calme est revenu aux environs de 22 h 30, et les dégâts n'ont pas encore été évalués.

 

Over de verhuis van de hogeschool naar Brussel-centrum, het volgende. Dit dossier was gekend bij de lokale overheden. In december 2009 werden in overleg tussen de schooldirectie, de burgemeester, de lokale politie en de preventiediensten van de gemeente Anderlecht, afspraken gemaakt om de schoolomgeving beter te beveiligen. Ik hoop natuurlijk dat de werkzaamheden in Anderlecht zo snel mogelijk zullen worden hervat. Ik durf toch wel te zeggen dat het fenomeen dat werd beschreven in Anderlecht ook effectief voorkomt in het zonaal veiligheidsplan van de politiezone Zuid, zulks in het kader van de prioritaire fenomenen straatcriminaliteit voor het plan dat loopt tot 2012. In het kader van dat plan worden ook wel degelijk afspraken gemaakt met het parket.

 

Ik kom tot de feiten van vorige zaterdag. Ik ga de feiten kort overlopen omdat de meesten onder u die natuurlijk ook kennen. De drie verdachten werden door de onderzoeksrechter onder aanhoudingsmandaat geplaatst nadat een van hen bekentenissen had afgelegd omtrent zijn deelname aan de overval. Bij de huiszoekingen werden vier vuurwapens gevonden. Uit het onderzoek blijkt dat de kogels waarmee de politieman werd gekwetst, werden afgevuurd met een kalashnikov. Ik moet zeggen dat wij tot op heden geen systematische registratie hebben — een aantal collega’s hebben naar statistieken gevraagd — van schietincidenten of van geweld tegen politie. Wij hebben daarvan geen databanken op het centrale niveau.

 

Op basis van cijfers beschikbaar in het ANG, de centrale databank, werden in 2005 in totaal 974 feiten van geweld tegen politiemensen geregistreerd. In 2006 en 2007 waren dat er respectievelijk 989 en 928. Wij moeten ervoor opletten of wij alle aangiftes hebben. Dit is op basis van zeer fragmentaire cijfers. Ik heb geen globale cijfers.

 

Ik kom tot de zaak ten gronde, wat uiteindelijk het allerbelangrijkste is. De eerste bekommernis is hoe wij de toestand van de agenten zelf kunnen verbeteren als er iets gebeurt tegen hen. Ik ben blij dat deze voormiddag hier in het Parlement het signaal werd gegeven dat misdrijven tegen gezagsdragers, die elke dag voor uw en mijn veiligheid moeten zorgen, zwaarder moeten worden bestraft. Ik heb begrepen, mijnheer en mevrouw de voorzitter, dat dit deze voormiddag in de commissie voor de Justitie is goedgekeurd. Volgens mij is dit een belangrijke stap. Het is enerzijds een signaal naar mensen met slechte bedoelingen, maar anderzijds is het ook een heel belangrijk signaal naar de politiemensen zelf die er voor ons staan, namelijk dat misdaden tegen hen zwaarder zullen worden bestraft.

 

Ten tweede, wij werken aan een uitbreiding van de kosteloze rechtshulp voor agenten. Dat is de gratis terbeschikkingstelling van een advocaat. Na de feiten geven wij agenten alle mogelijke steun.

 

Ten derde, wij moeten de piste van een referentiemagistraat bewandelen. Bij feiten tegen een agent kan men zich tot één persoon wenden. Op die manier is men er zeker van dat de feiten zeer ernstig worden genomen en dat de opvolging belangrijk is.

 

Ik weet dat er grote discussies zijn over één politiezone. Ik pleit voor een realistische aanpak. Ik verkies een pragmatische oplossing boven nieuwe structuren, ook al ben ik er persoonlijk van overtuigd dat men op termijn tot één nieuwe structuur moet komen. Dat is beter. Er zullen altijd schaaleffecten zijn. Ondertussen kies ik duidelijk voor de weg van de realistische aanpak.

 

Na de rellen in Molenbeek heb ik, naast de honderdvijftig agenten, vijftig extra manschappen ter beschikking van Brussel gesteld. Ik wilde een protocolakkoord tussen de zes Brusselse politiezones en een reserve op Brussels niveau. Dat protocolakkoord is intussen ondertekend. Als wij de samenwerking op het terrein versterken, dan is de evolutie naar één zone een kwestie van tijd en boterhammen. Wij nemen de noodzakelijke tussenstappen om de geesten te laten rijpen.

 

Van een ding kunnen we zeker zijn, met name dat in elke samenwerking, tussen politiediensten onderling of tussen politie en justitie, is het beter om samen te werken.

 

In het kader van die samenwerking was er deze middag een vergadering met de commissaris-generaal, de korpschefs, de twee operationele directeurs-generaal, de DirCo en de DirJud, en de procureur des Konings. Bij de politiehervorming hebben wij heel bewust gekozen voor een politie op twee niveaus, namelijk een lokale politie en een federale politie in steun. De vergadering van deze middag kaderde in dat perspectief. Na de ernstige feiten van de voorbije weken in Brussel bekijken wij op welke manier de federale politie, op basis van de noden van de lokale politie, steun kan geven, zoals zij dat in alle andere steden doet, of het nu La Louvière, Mechelen, Antwerpen of Luik is. Bij acties op basis van de zonale veiligheidsplannen heeft men soms nood aan een helikopter of aan extra steun van de federale politie, zoals vorige week zaterdag met het interventiekorps.

 

Welnu, dan is het de taak en de essentiële hoeksteen van onze politiehervorming dat de geïntegreerde en de integrale benadering ook bewaakt wordt. Door een goede samenwerking wordt die voortgezet.

 

Des actions multidisciplinaires seront, par ailleurs, menées dans le cadre de la lutte contre la criminalité économique, sociale et financière, et en particulier de la lutte contre le commerce illicite d'armes. Je ne peux que souligner la nécessité d'une approche intégrée et intégrale. C'est d'ailleurs la bottom line dans le plan national de sécurité.

 

Als ik kijk naar andere steden van ons land, waar men op een bepaald ogenblik toch ook met zware criminaliteitsfenomenen of met onveiligheidfenomenen te maken had - ik permitteer mij om de vergelijking te maken met Charleroi omdat dit nog in ons collectieve geheugen zit - dan merk ik dat in Charleroi de trend gekeerd is net door die samenwerking tussen het lokale niveau en het federale niveau, met Justitie en met het belangrijke preventieluik.

 

Mme Gerkens a aussi posé une question concernant la prévention. Je puis vous dire qu'à l'heure actuelle, le fédéral donne 16 millions d'euros par an pour des contrats de prévention dans toutes les communes de Bruxelles. C'est la raison pour laquelle nous travaillons à présent à l'amélioration des plans de prévention.

 

De preventieplannen zijn beter afgestemd op de politieplannen, zodat wij echt evolueren naar integrale veiligheidsplannen. Dat betekent niet dat wij geen respect moeten hebben voor preventie, maar men moet ook kijken naar een integraal veiligheidsplan. Op dit ogenblik hebben wij dat al voor de politie. Als wij de plannen voor preventie ook over vier jaar kunnen opstellen en als wij beide plannen met respect voor elkaars bevoegdheden op elkaar kunnen afstemmen, dan zullen wij ook daar betere resultaten hebben en dan bewaken wij ook onze geïntegreerde en integrale aanpak, ook wat de politie betreft.

 

Bekijk de cijfers voor Charleroi. Het betekent dat de stad ook zelf veel geïnvesteerd heeft in personeel, in een zogenaamd “Plan d’action Charles Quint”, in de samenwerking met Justitie, in alle mogelijke aspecten, en in de gemeentelijke administratieve sancties, die men zeer consequent heeft toegepast. Op die manier, door er samen aan te werken en door het samen te doen, heeft men in de stad het tij doen keren. Ik zou niet weten waarom wat in Charleroi kan niet in andere steden van ons land zou kunnen.

 

Ik ben door mijn tekst aan het lezen om te zien wat ik al gezegd heb. Ik heb al gesproken over de 50 en het protocolakkoord. Ik kom nu tot de politionele aanwezigheid op het terrein. Beste collega’s, ik wil een aantal puntjes op de i zetten. Men zegt altijd dat er 700 politieagenten onder de minimumnorm zijn. Dat is het geval in heel wat plaatsen in ons land, omdat wij werken met de KUL-norm en met een minimumnorm. De zones bepalen zelf wat hun minimumnorm is, op basis van de noden die zij hebben. Voor de KUL-norm hebben wij, zoals ik hier in het Parlement al vaak geantwoord heb, een studie besteld bij een universiteit, om die te herbekijken. Wij weten dat die niet meer aangepast is aan de actuele situaties.

 

Als men zegt dat men in Brussel met het aantal politiemensen onder de minimumnorm zit, dan kan ik u wel nog wat voorbeelden geven van andere gemeenten en steden in ons land waar dit ook zo is, waar men de KUL-norm bereikt, in aantal personeelsleden, maar waar men de minimumnorm niet bereikt. Dat is dus geen unieke situatie voor Brussel. Ik durf jullie wel zeggen dat, als ik kijk naar de personeelsaantallen voor Brussel, er in 2004 2 648 politieagenten waren en in 2009 5 033. Er is vandaag meer politie in Brussel dan vorig jaar en dan twee, drie, vier en vijf jaar geleden. Dat geldt trouwens globaal bijna voor alle aantallen politieagenten in ons land. Wij moeten dus misschien meer agenten hebben, maar dat zal de aanpassing van onze KUL-norm wel uitwijzen, want er worden bijvoorbeeld ook nieuwe gevangenissen gebouwd, die voor bepaalde zones ook andere noden met zich zullen meebrengen.

 

Hiermee wilde ik alles een beetje in het juiste kader plaatsen en de mythe een beetje doorbreken.

Ik durf toch wel zeggen dat men in alle Brusselse zones meer agenten heeft dan de KUL-norm op dit moment bepaalt, wat ook geldt voor bijna alle zones in ons land, op een aantal uitzonderingen na.

 

Hoe kunnen we de politiecapaciteit, waar er nood aan is, toch uitbreiden?

 

Ik ben blij dat vanmorgen in het Parlement een ander wetsvoorstel is goedgekeurd waardoor men de politie ontlast van een aantal administratieve taken. Volgens statistieken komt daarmee 2 % van de politiecapaciteit vrij. Als men een eenvoudige redenering maakt op basis van de capaciteit van Brussel, komt dat neer op een capaciteit van 90 tot 100 politieagenten, die door dat wetsvoorstel vrijkomt, net zoals in alle andere zones.

 

Verder voeren wij ook gesprekken met Landsverdediging – daarmee zijn we al een tijdje bezig – om te kijken op welke manier we bepaalde taken, zoals de bewaking van ambassades, kunnen overhevelen, zeker voor de 200 agenten die nu vanuit het federaal niveau ter ondersteuning aan Brussel worden gegeven. Dat past misschien in een plan van afslanking van het leger en daardoor kunnen we de facto meer blauw op straat vrijmaken.

 

Ten vierde, ik denk dat ieder van ons ervan overtuigd is dat we de problematiek van Brussel – wat de voorbije dagen en weken is gebeurd – niet alleen zullen oplossen met politie en justitie. Er zal natuurlijk en noodzakelijk ook een belangrijke rol weggelegd zijn voor de burgemeesters, de gemeenten en het Brussels Gewest. Vandaar de idee om een veiligheidsconferentie te organiseren, om alles op te lijsten en te kunnen beschikken over duidelijke facts and figures. Ik hoor heel veel cijfers lanceren. Sommige cijfers zijn juist, maar ik heb toch van de gelegenheid gebruikgemaakt om de cijfers over de personeelsbezetting in een juiste context te plaatsen.

 

In verband met de vraag over de rekrutering, is het natuurlijk zeer belangrijk dat de politieagenten van een geïntegreerde politie met een integrale werking ook dezelfde vorming hebben. Als ze niet dezelfde vorming hebben, is het moeilijk om het samenwerkingsverhaal verder gestalte te geven.

 

Als men op bepaalde plaatsen meer politieagenten wil aanwerven – ik wil het niet alleen fixeren op Brussel – dan werkt de selectiedienst van de federale politie, die zorgt voor het aanwervingsbeleid, altijd op een zeer creatieve manier samen, zoals we dat op dit ogenblik al doen voor Antwerpen, Gent, La Louvière en een groot aantal andere steden. Men kijkt dan op welke manier het tekort aan personeelsleden dat men zelf vaststelt, zo snel mogelijk kan worden ingevuld. Uiteraard staan wij ook open voor elk debat met om het even welke Brusselse zone, om ervoor te zorgen dat we daarvoor een actieplan hebben en ervoor te zorgen dat we het goed kunnen aanpassen. Er bestaan immers genoeg mogelijkheden op het gebied van rekrutering en selectie bij de federale politie om ook ad hoc, voor één bepaalde zone, een antwoord te bieden, zodat aan de personeelsnoden wordt voldaan.

 

Mijnheer Dedecker, het is natuurlijk een beetje jammer dat u zaken lanceert zonder ze te checken en te dubbelchecken. Ik heb uw optreden gisteravond gezien waarbij u zich afvraagt wat er gebeurd is in die 14 minuten. Ik weet dat de Brusselse politie op dit ogenblik zelf de feiten heeft rechtgezet en de puntjes op de i heeft gezet. Er zijn in feite twee soorten feiten. Een feit is gebeurd en geregistreerd om 9 u 11 en een ander feit is geregistreerd om 9 u 24. U koppelt twee feiten aan mekaar, zeggende dat er intussen niets gebeurd is, dat de politie een fout gemaakt heeft, en dat de juiste personen niet verwittigd werden. Zo kan u natuurlijk bewijzen dat de politie een fout heeft gemaakt en dat er niets is gebeurd.

 

Met deze tijdstabel kunt u heel duidelijk zien dat er op het moment van de melding van de achtervolging, van de verspreiding van de alarmfrequentie voor de federale politie en de 6 politiezones, de start van de inkomende oproep en het einde van die oproep, geen 14 minuten in zitten, maar dat daar amper 1 of 2 minuten tussen zitten. Zoals het hoort. Dit is een duidelijke tabel, maar u zult daar ook nog gedetailleerde gegevens over krijgen die door de federale politie zijn opgesteld.

 

Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik op dit ogenblik ongeveer alle vragen in sneltempo heb beantwoord.

 

En réponse à la question de M. Maingain, on a réintroduit une période transitoire prolongée mais la Cour constitutionnelle l'a annulée. En raison de la nouvelle situation de sécurité, peut-être pourra-t-on avoir un nouveau motif objectif pour l'invoquer. On a déjà réintroduit des demandes pour une période transitoire.

 

Je crois avoir répondu ainsi à toutes les questions qui m'ont été posées.

 

André Frédéric, président: Les collègues ne manqueront pas de réagir.

 

01.27 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik denk dat wij de voorbije dagen terecht zeer veel aandacht aan de veiligheidsproblematiek in Brussel hebben besteed. Wat mij het meest heeft getroffen, is natuurlijk de beslissing van een school om te verdwijnen. Ik vind dat een signaal van een andere orde dan wat een burgemeester op een bepaald moment een fait divers noemt. Dat is natuurlijk geen fait divers, dat is van een andere orde. Gelet op mijn ervaring als burgemeester brengt het toch een schokeffect teweeg bij mij als minister van Justitie wanneer een school uit een buurt wegtrekt. Dat is een ander soort signaal dan een nieuw crimineel feit. Dit raakt de essentie van de samenleving: een school, jongeren, opleiding, leerkrachten, een schoolomgeving, ouders. Voor mij is dat een zeer belangrijk punt geweest. Op dat moment moeten wij allemaal zeggen dat een en ander niet kan worden aanvaard.

 

Daarbij kwamen ook nog eens de feiten van zware criminaliteit tijdens het weekend, waardoor de crisissituatie werd versterkt. Als wij dat alles ook nog eens in het licht van vroegere feiten zien, zijn wij ons allemaal zeer bewust geworden van het feit dat er iets moet gebeuren. Wij moeten dat aanpakken. Het is een nationaal probleem. Het is niet alleen een probleem van deze twee ministers, maar van de hele regering en het hele Parlement. Wij moeten samen bekijken hoe wij hiermee omgaan.

 

Hoewel het een Brusselse situatie betreft, moeten we een en ander in zijn geheel behandelen. Ik ben de eerste om te zeggen dat wat wij vandaag vertellen over politie en justitie, slechts een onderdeel is. Elke burgemeester weet zeer goed dat men bij problemen met een goede politie en een goede justitie afspraken moet kunnen maken. Dat heeft echter alleen zin als het probleem bij de wortel wordt aangepakt en de hele samenleving daarbij is betrokken. Alle instellingen, alle welzijnsorganisaties, alle sportverenigingen - in Anderlecht zijn die er - moeten worden betrokken. Iedereen moet in een dynamiek worden samengebracht. Ik denk dat dat zeker bij het begin moet worden gezegd. Ik denk dat de burgemeesters wel degelijk een grote verantwoordelijkheid hebben, maar wij moeten ze dan ook betrekken.

 

Wij moeten ook het Gewest betrekken. Als wij initiatieven nemen - en ik hoop dat wij zullen kunnen volharden en tot resultaten komen – moet de Brussels Hoofdstedelijk Gewest complementair te functioneren. Het heeft immers de mogelijkheid om te coördineren en toezicht te houden. Ik vind dat wij het debat met het Gewest voort moeten zetten. Wij moeten samen rond de tafel gaan zitten om de kwestie van nabij te volgen.

 

Ik zeg dat vooraf, omdat ik niet de indruk wil wekken dat wij het probleem alleen met een repressieve aanpak zullen oplossen. Er moeten uiteraard wel repressieve maatregelen worden besproken.

 

Ik wil vooraf ook opmerken dat er de voorbije periode, dankzij de heel efficiënte werking van politie en parketdiensten op verschillende plekken in het land, veel misdrijven, misdaden en zware criminaliteitsfenomenen snel zijn opgelost. Ook voor de feiten in Brussel is er vlug een doorbraak gekomen. Er zijn ook nog andere dossiers, die ik niet zal opsommen. Dat hier ook positieve elementen inzake politie en justitie naar voren zijn gebracht, mag ons niet beletten om specifiek in verband met Brussel een en ander op het getouw te zetten. Het is niet omdat wij voortdurend met problemen bezig zijn, dat wij mogen vergeten dat bepaalde onderdelen soms heel hard gaan.

 

Los van wat hier vandaag wordt besproken, zijn er in overleg met het parket, de politiediensten en de burgemeester van Anderlecht tal van afspraken over grote acties tegen de georganiseerde criminaliteit gemaakt. Het gaat dus niet alleen over jongeren, geweld, overlast en straat- en stadscriminaliteit, hoewel het voorgaande een fundamenteel probleem is. Wij mogen echter niet vergeten dat er ook zware criminaliteit is, dat er speciale acties zijn, dat er een drugsproblematiek is, die systematisch wordt aangepakt en dat er ook andere, economische criminaliteit is. Er bestaan ter zake afspraken en methodieken. Ik spreek met veel vertrouwen over wat ginds gebeurt. Het parket heeft heel zeker een aantal initiatieven op stapel gezet, die tot resultaten zullen leiden. Daarvan ben ik overtuigd. De details hoeven nu niet te worden gegeven.

 

Die achtergrond legt gedeeltelijk uit waarom er in de bewuste omgeving onrust is. Wanneer de zware criminaliteit wordt aangepakt en de drughandel in winkels en op andere plaatsen wordt opgerold, volgen er natuurlijk reacties uit een bepaalde omgeving. De huidige situatie heeft ook daarmee te maken. Met voornoemde aanpak zal echter worden doorgegaan. Dat is een belangrijke, voorafgaande opmerking.

 

Wij moeten samen functioneren. Wij hebben vanmorgen in het kernkabinet al gedebatteerd. De regering debatteert vrijdag voort. Wij hebben vanmorgen in de Kamercommissie voor de Justitie ook al een aantal voorstellen goedgekeurd, waarvoor ik de commissie dank. Zij zijn een belangrijk signaal aan de politie en aan iedereen. Het voorstel-Claes en het voorstel-Sabien Lahaye-Battheu hebben allebei met het dossier te maken. Ik ben heel blij dat wij de problematiek hebben kunnen oplossen.

 

Voor de politie en voor justitie zijn er een aantal zaken te doen. Ik treed alvast de idee bij dat wij ons wel degelijk op een breder, gezamenlijk debat over de veiligheid in Brussel, dat we nu, in deze omstandigheden, niet kunnen afhandelen, moeten voorbereiden. Wij zullen moeten nagaan hoe we dat doen.

 

Mag ik verwijzen naar de recent verschenen interessante studie in het Nederlands en het Frans “Brussels Studies – La revue scientifique électronique pour les recherches sur Bruxelles – la sécurité à Bruxelles” over de veiligheid in Brussel? Ze is opgesteld door academici van de Facultés universitaires Saint-Louis, de ULB en de VUB.

 

De studie vormt de perfecte basis voor het bredere, maatschappelijke debat over de politiefinanciering, de organisatie van justitie en dergelijke meer. Ik doe dus een oproep voor de organisatie van dat debat. Overigens verspreid ik graag de studie over de veiligheid in Brussel. Dat academisch werk zal alleen maar bevestigen dat we daar met tal van aspecten rekening moeten houden.

 

Van belang is de strijd tegen de economische criminaliteit. Collega Annemie Turtelboom had het al over de politionele aanpak. Ik zal daar alle steun aan verlenen. Het is nuttig, denk ik, dat we tot meer synergie komen tussen de Brusselse politiekorpsen en daarvoor zullen ook de stappen gezet worden.

 

Wij moeten ook gezamenlijk het vernieuwde zonale veiligheidsplan van Anderlecht evalueren. Naar aanleiding van de incidenten was het zonaal veiligheidsplan inderdaad aangepast en het is een cruciaal instrument om lokaal met iedereen te onderzoeken welke prioriteiten gesteld moeten worden. Een van de onderdelen die bij de aanpassing van het plan was afgesproken, was een verhoogde aandacht van het parket. Tegelijkertijd zou de zetel zich dan speciaal organiseren met een bijzondere kamer. Wij moeten nagaan of die gemaakte afspraken inderdaad zijn nagekomen.

 

Die evaluatie is overigens al opgestart, in samenwerking met de dienst Strafrechtelijk Beleid.

 

Beaucoup d'informations ont été diffusées.

 

Concernant le parquet, il y a eu une concertation avec le procureur du Roi de Bruxelles, avec la police locale, avec le bourgmestre et avec le dirco. Le débat a porté sur la criminalité dans sa globalité, donc sur le grand banditisme et les actions à entreprendre, ainsi que sur la criminalité propre aux grandes villes. La décision a été prise, de manière unanime, d'introduire la tolérance zéro. Cette tolérance zéro est déjà d'application, pour l'ensemble de la Région bruxelloise, pour des faits de violence à l'encontre de policiers.

 

Il a donc été décidé d'introduire la tolérance zéro pour des quartiers spécifiques et pour un délai limité, dont la longueur sera fonction des résultats. Comment cela va-t-il fonctionner?

 

De procedure die daar toegepast wordt is een procedure die wel degelijk al maanden ook toegepast wordt in Brussel. Vroeger gebeurde dat niet maar recent wel. De procureur des Konings past die procedure toe in toepassing van artikel 216quater van het wetboek van strafvordering. Het gaat om de oproeping bij proces-verbaal. Ik lees even voor uit het verslag dat mij vandaag bezorgd werd: “Er kan bevestigd worden dat een politiek van nultolerantie wordt ingevoerd voor de betreffende wijken. Aldus zal voor elk vastgesteld of gemeld feit een proces-verbaal worden opgesteld dat op het niveau van het parket aanleiding zal geven tot een strafrechtelijke reactie voor zover de feiten bewezen zijn of als voldoende bewezen kunnen worden beschouwd. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van het bestaande wettelijke arsenaal. De procedure voorzien in artikel 216quater van het wetboek van strafvordering, zijnde de oproeping bij proces-verbaal, zal zekerlijk waar en wanneer mogelijk toegepast worden door de procureur des Konings te Brussel hoewel deze procedure het nadeel heeft dat de betrokken persoon terug in vrijheid dient te worden gesteld”. Daar komt het volgende luik, dat is de suivi die moet gemaakt worden. Als dit betekend wordt, moet het ook op tijd kunnen worden opgevolgd door een rechter. Het kan niet zijn dat het dan zes maand duurt voor zo’n zaak wordt behandeld. Vandaar de bespreking, reeds op maandag, tussen parket en zetel, met mededeling aan mij. Ik was er niet bij maar er is mij meegedeeld dat er gesprekken geweest zijn die positief waren. Er zijn nu twee kamers die dat soort zaken behandelen in hun normaal functioneren. De vraag was dus om een stap verder te zetten en om te kijken of er geen specifieke kamer kon worden ingericht specifiek verbonden met de feitelijkheden die zich in dat kwartier voordoen.

 

Toen is er op een bepaald ogenblik bericht gekomen van de voorzitter om te zeggen dat hij dit niet zag zitten. Ik heb dan het initiatief genomen om de eerste voorzitter van het hof van beroep te roepen en de procureur-generaal. Ik moet natuurlijk hiërarchisch via de juiste kanalen functioneren. Ik heb daarover een gesprek gevoerd. Wij hebben een gesprek gevoerd over het geheel van de Brusselse problematiek. De leden van de commissie voor de Justitie weten dat wij over de aanvullende kamers gesproken hebben, over de werklastmeting, over de problematiek van tijdelijk aangestelde raadsheren, over de problematiek van de rechtbank van koophandel, over het verslag van de Hoge Raad voor Justitie over de waardering en de genomen maatregelen, over de problematiek van de bijzondere kamer die de mededingingszaken behandelt, over de problematiek van de gebouwen, enzovoort. Ook de problematiek van eerste aanleg hebben we meteen besproken in een zeer opbouwende sfeer.

 

Unaniem werd daar weerhouden dat het maatschappelijk onaanvaardbaar is als verder zou blijken dat de rechtbank van eerste aanleg zich niet inschrijft in dat proces, in dat verloop van zaken. Er is nu afgesproken dat zij in eerste instantie de contacten leggen en dat ik beschikbaar ben en wij de eerstkomende dagen opnieuw samen zitten. Wij verzekeren dat dit zal uitgevoerd worden en dat de nodige beschikbare vergaderingen er zullen zijn. Wij zullen dat in dialoog proberen te doen met de eerste voorzitter. Vanaf vandaag en de volgende dagen worden die gesprekken voortgezet. Dat is de juiste methodiek om tot een oplossing te komen.

 

Wij moeten de snelle berechting door de rechtbank in Brussel verzekeren. Dat doen wij conform vroegere afspraken. Het zonaal veiligheidsplan van vroeger dat werd aanvaard door de rechtbank van eerste aanleg voorzag daar ook in. Het is maar normaal dat dit nu wordt gerespecteerd. Ik zal daar ook op toezien.

 

Er is ook nog de volgende vraag.

 

La question suivante concerne la problématique du délai d'exécution des peines. Comme répété à plusieurs reprises, la note est prévue à l'issue des congés de Carnaval. En concertation avec la présidente, nous avons fixé le débat directement après les vacances. Nous pourrons à cette occasion discuter de nombreux éléments.

 

En ce qui concerne le bracelet électronique, le dossier est à l'agenda du Conseil des ministres de vendredi afin de décider du nouveau contrat. J'espère une décision positive, de manière à ce que nous puissions évoluer de 1 000 à 1 500 bracelets électroniques, ce qui facilitera le suivi et l'exécution des peines en général.

 

Dans le cadre de la tolérance zéro où le parquet fait directement le nécessaire en fonction des procès-verbaux et le tribunal en assure un suivi exact, il faut prévoir, en cas de condamnation, une réelle exécution. Dans le cas contraire, cela n'a aucun sens! J'en suis tout à fait conscient. Je compte dès lors faire en sorte que les procédures, qui ont démarré par la convocation par procès-verbal en application de l'article 216quater et qui donnent lieu à une condamnation, soient réellement suivies et aboutissent à une réelle exécution de la peine. S'agira-t-il d'une exécution totale? Nous devrons opérer des choix.

 

Nu worden straffen tot 6 maanden niet uitgevoerd, behoudens in bepaalde expliciete gevallen. Telkens wanneer er sprake van recidive of cumul is, volgt er wel een uitvoering. Bij seksuele delinquentie en andere strafrechtelijke feiten wordt de straf ook uitgevoerd. Het gaat niet om een algemene regel. Een pak straffen wordt echter niet uitgevoerd en dus moeten wij kijken hoe wij ook die kleinere straffen uitgevoerd krijgen, wanneer wij ervan uitgaan dat als een straf wordt opgelegd, ook een gevangenisstraf, er zeker vervolging moet zijn. Volgens de ministeriële rondzendbrief die destijds opgemaakt is, moeten wij kijken hoe wij in effectieve strafvervolging voorzien.

 

Er is ook een debat aan de gang – aan de hand van studies – dat wij nog moeten afronden na de krokusvakantie, in welke mate wij, naast de problematiek van het elektronisch toezicht, huisarrest kunnen opleggen. Voor jongeren bestaat er eigenlijk al een soort huisarrest. Wij willen maatregelen kunnen opleggen zodat men in huis moet blijven. Dit is daarop een variant.

 

Inzake de capaciteit ben ik blij dat wij de afgelopen dagen begonnen zijn met het onderbrengen van gedetineerden in Tilburg. Zo wordt de druk op de gevangenissen wat verminderd. Ik hoop dat dit verder vlot verloopt. In principe moet tegen het eind van de maand de volledige capaciteit daar bereikt worden: 500 gedetineerden. Ik hoop dat wie sceptisch geweest is, daarvan terugkomt. Voorlopig loopt alles op schema. In februari is alles correct uitgevoerd.

 

Er is natuurlijk ook de kwestie van de instellingen voor jongeren. In wezen is dat een problematiek van de Gemeenschappen. Het zijn de Gemeenschappen die dit in wezen moeten uitvoeren. Wij zijn enkel bevoegd om in een klein gedeelte, de gesloten instellingen, te voorzien.

 

Tongeren is heropend, op schema. Daar zijn 34 plaatsen, waarvan er in een eerste fase 17 beschikbaar zijn. Er is dus een kleine capaciteit beschikbaar. Vorige week ben ik daarover geïnterpelleerd en noemde men het een schande dat er na zoveel overbevolking nu een onderbevolking was. Het was blijkbaar opnieuw verkeerd, maar goed… Ik meen dat er vandaag nog 1 plaats beschikbaar is.

 

Ondertussen evolueert het dossier inzake Saint-Hubert. Op 1 maart is die instelling klaar. Op 1 april gaat zij officieel van start. Daar is een bijkomende capaciteit voor Franstaligen. Er kan bijkomend ook geïnvesteerd worden in Achênes en in Everberg. Kortom, er zijn stappen vooruit gedaan. De capaciteit is flink toegenomen.

 

Het gaat hier in wezen echter om een soort restcapaciteit voor de zwaarste dossiers. Ook de Gemeenschappen moeten zorgen voor opvang voor de andere jeugddelinquenten.

 

De conclusie is dat een globale aanpak noodzakelijk is. We kunnen in overleg met politie en justitie op korte termijn al heel wat goede acties ondernemen, maar de samenwerking met de politiediensten en de verdere uitbouw van justitie moet ook verder gezet worden op langere termijn.

 

Ik wil alleen nog zeggen dat men als argument heeft aangehaald vanuit de Brusselse rechtbank dat er een probleem met de capaciteit was. Ik heb het nog even nagekeken…

 

En ce qui concerne le tribunal de première instance, il y a un cadre de 105 magistrats pour le siège et il y a 103 effectifs. Il manque donc deux magistrats. En outre, ils ont un cadre supplémentaire de 35 attachés au tribunal de Bruxelles. Je crois qu'il s'agit de juges de complément. Il y a cinq vacances en tout: deux magistrats et trois juges de complément. Je ne crois pas que ce soit anormal.

 

Je crois qu'ils ont donc la possibilité de répondre à la demande du parquet et de tous afin d'organiser les audiences nécessaires pour donner exécution aux choix qui ont été effectués et qui sont soutenus politiquement par vous tous.

 

André Frédéric, président: Nous allons donner la parole aux collègues qui ont posé des questions pour une courte réplique.

 

01.28  Michel Doomst (CD&V): Het is goed dat we het debat hier voeren, maar het is ook goed dat er een publiek debat is geweest. Al twee jaar wijzen wij er hier op dat het probleem wordt onderkend.

 

Ten eerste, we moeten niet enkel wijzen op het samenwerkingspatroon in Brussel, we moeten er ook op wegen. Het moet er komen. Plus est en vous, dat geldt ook voor de zes politiezones. Het is goed om er een groot veiligheidsmoment van te maken. Ik vind het niet erg dat de publieke opinie voelt en weet waarmee we bezig zijn.

 

Ten tweede, we moeten een grondige inventaris maken van de geweldhaarden en de problemen. Als we horen wat het veiligheidsplan kost, dan moeten wij ook de vooruitgang in al die domeinen kennen: op de arbeidsmarkt, in de opleiding of in de buurtwerking.

 

Ten derde, mijnheer de minister van Justitie, het kan niet dat wij mensen oppakken en meteen weer loslaten. Er is een oplossing in de keten nodig om dat te voorkomen.

 

Ten vierde, de onveilige bewegingen van groepen moet even strafbaar worden als die van individuen.

We hebben architecten van veiligheidsplannen genoeg. Nu is het aan het werkvolk om de veiligheid op het terrein effectief uit te voeren.

 

01.29  Bart Laeremans (VB): Ik wil collega Somers feliciteren. Ik vond zijn uiteenzetting zeer opmerkelijk. Hij was zeer oprecht over de burgemeesters. Ik was er persoonlijk door gepakt. Maar toen hij begon over straffeloosheid werd het bijna grappig.

 

Was het gespeelde verontwaardiging of hebt u de voorbije acht jaren op Mars doorgebracht? U zat mee in de meerderheid. Onder uw bewind en onder dat van ministers Onkelinx en Verwilghen is de straffeloosheid enorm toegenomen. Mevrouw Onkelinx heeft het systeem van de enkelbanden uit de hand laten lopen. Zij heeft de straffeloosheid en de niet-uitvoering van straffen tot drie jaar georganiseerd. U bleef haar steunen tot op het einde. Als u nu de straffeloosheid aanklaagt dan rijzen mijn haren ten berge. U heeft de voeling met de realiteit verloren.

 

De minister van Binnenlandse Zaken spreekt van een realistische aanpak, stap voor stap. Ik leid er vooral uit af dat u de eengemaakte politiezone op de lange baan schuift. U zou beter de wijze raad van minister Tobback volgen: "Wie betaalt, bepaalt."

 

U moet de Brusselaars eens laten zien dat het zo niet verder kan. Als u de zaken blauwblauw laat, zoals nu, dan zal er in Brussel niets veranderen.

 

U verwijst naar Charleroi. Dat is een totaal andere situatie. Er waren daar een aantal heel gewelddadige bendes bezig met overvallen.

 

In Brussel is het iets totaal anders. Hele wijken zijn daar in de greep van de clandestiniteit, van de illegale economie. Daar moet men een totaal andere politiek voeren waar veel meer politiemensen voor nodig zijn. Dat lost u niet op met vijftig man extra. U noemt het een nationaal probleem. Als u dat als dusdanig erkent, dan moet u daar ook een echt nationaal antwoord op geven. Vijftig man voldoen hoegenaamd niet: daarmee doet u eigenlijk niks.

 

Uit het antwoord van de minister van Justitie heb ik begrepen dat de nultolerantie die naar voor wordt geschoven, eigenlijk niks zal betekenen. U zegt dat het al in voege is en dat het parket het al toepast. Precies omdat er de laatste maanden niets is veranderd, zijn de politiemensen zo verontwaardigd. De zaken blijven maar escaleren, niemand ziet dat er iets verandert. U geeft zelf een van de oorzaken, mijnheer de minister. U zegt dat u ze op korte termijn laat verschijnen, dat u ze een pv meegeeft, maar dat ze wel vrijgelaten moeten worden. Er zijn wel alternatieven. Er is het voorstel-Verwilghen dat destijds werd goedgekeurd en vernietigd door het Grondwettelijk Hof, maar dat is te amenderen. Wij hebben vandaag een wetsvoorstel ingediend om dat te wijzigen op de punten waarop het Grondwettelijk Hof dat voorstel heeft vernietigd, om die punten te amenderen. Wij hopen dat u zo consequent zult zijn om dat ook te steunen, want op die manier kunt u de criminelen achter slot en grendel houden tot ze berecht zijn.

 

Voor de strafuitvoering vernoemt u verhoogd enkelbandgebruik, maar dat is precies het omzeilen van de gevangenisstraf. Dat is wat iedereen aanklaagt: gevangenisstraffen die zijn opgelegd, worden niet uitgevoerd.

 

01.30 Minister Stefaan De Clerck: (…)

 

01.31  Bart Laeremans (VB): Dat is niet zo. Dat was vroeger zo. We hebben niet te veel cellen. Internationaal vergeleken bengelen we stilaan aan de staart. We hebben zeker niet te veel cellen, zeker in Brussel niet waar er een demografische explosie is. De enkelband maakt op de criminelen in de gettowijken geen indruk: ze kunnen er nog mee stoefen ook. Ook het huisarrest: u vindt nauwelijks nog agenten om op een behoorlijke manier te functioneren, dus u denkt toch niet dat politiemensen dat huisarrest in Anderlecht nog gaan controleren? U maakt zich illusies, u zit ernaast. Ik heb in uw antwoord duidelijk gemist dat u een ambitieus plan hebt om in tijdelijke celcapaciteit te voorzien, het weze in kazernes, het weze in detentieboten of wat ook. U hebt het gedaan voor Antwerpen met Tilburg en wij hebben u als enige oppositiepartij gesteund.

 

01.32 Minister Stefaan De Clerck: (…)

 

01.33  Bart Laeremans (VB): Cellen. Ik heb het over celcapaciteit.

 

01.34 Minister Stefaan De Clerck: Ja, ik heb het ook over cellen, in Nederland. (…)

 

André Frédéric, président: Monsieur Laeremans, vous devez aboutir.

 

01.35  Bart Laeremans (VB): Mijnheer de voorzitter, ik zal afronden.

 

Mijnheer de minister, voor Antwerpen hebt u een oplossing gevonden, waarin wij u hebben gesteund.

 

Maar u hebt geen oplossing voor Brussel. Daar zal er dus niets veranderen, zeker niet wat de jeugdcriminaliteit aangaat. Saint-Hubert en Tongeren zullen in de praktijk voor de Brusselse jeugdcriminaliteit geen verschil maken.

 

Ik zou nog één ding willen zeggen. Tijdens het debat hier kreeg ik een telefoontje van iemand die voor een bank werkt. Daar is men in volle paniek omwille van de kalasjnikovs. Men weet niet goed wat men moet doen. Er wordt gevreesd voor een inflatie aan bankovervallen. Wat nu de ronde doet, is dat de kalasjnikovs zelfs niet meer worden gekocht, maar worden gehuurd voor een dag, aan 50 euro – mijnheer de minister, ik zie u knikken –, waardoor het nog moeilijker wordt om een ballistisch onderzoek te voeren. Enfin, de mensen uit de bankwereld zijn ten zeerste beducht voor wat er aan het gebeuren is.

 

Mijnheer de minister, ik heb u gevraagd, omwille van het verhaal van die vierduizend kalasjnikovs dat ook in Knack werd uitgebracht, om van dat onderzoek werk te maken. Zorg dat het wordt uitgeklaard. Er moet toch een verklaring zijn voor de plotse toename van het aantal van dat wapen. Zorg dat dat onderzoek tot op het bot gevoerd wordt en dat de verantwoordelijken gepakt worden, en dat zo veel mogelijk wapens in beslag worden genomen.

 

André Frédéric, président: Il faut conclure, monsieur Laeremans.

 

01.36  Bart Laeremans (VB): Dat is belangrijker dan ooit.

 

Wij dienen een motie in, omdat wij ons niet kunnen vereenzelvigen en zeker niet kunnen vinden in de antwoorden van beide ministers.

 

01.37  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, de boodschap van de regering is dat wat ze al doet ze nog beter gaat doen. Misschien komt er nog een conferentie, een Staten-Generaal, een werkgroep of een commissie om de mensen bezig te houden.

 

Ik heb vooral te weinig gehoord over de aanpak van de straffeloosheid. Ook de heer Somers pleitte daarvoor in een moment van luciditeit.

 

Ik heb ook te weinig gehoord over de detentiecapaciteit. Ik heb wel begrepen dat er tegen carnaval, nomen est omen, een nota zou zijn. U hebt het al gehad over de invoering van snelrecht en nultolerantie, maar wat baten die als de straffen nog altijd niet worden uitgevoerd? Wat krijgt men dan? Veel pv’s, veel vonnissen, maar nog altijd even veel straffeloosheid. Uw succes staat of valt met uw sluitstuk en dat is er nog altijd niet. Zolang dat sluitstuk er niet is, zijn al uw andere maatregelen ook zonder resultaat.

 

01.38  Renaat Landuyt (sp.a): Ik heb begrepen dat er in het kernkabinet nog niets beslist is en dat er niet echt sprake kan zijn van een breuklijn. Ik heb een beetje te doen met de twee ministers hier, die wellicht zonder een akkoord over wat dan ook, hier iets moeten komen vertellen. Dan zegt de minister van Binnenlandse Zaken dat zij voor de realistische weg kiest, alsof één politiezone niet meer realistisch is. De minister van Justitie zegt - daar hebben wij iets meer ervaring mee- dat er een groot debat moet komen en dat er een wetenschappelijke tekst is die de hele problematiek heeft besproken.

 

Maar wat feitelijk nog veel erger is, is dat men zich maandag heeft laten inpakken of dat men ons probeert in te pakken. Zero tolerance, wat het parket al deed ten aanzien van de politie, met name het niet seponeren van feiten als ze bewezen zijn, zal men uitbreiden, tijdelijk weliswaar, voor bepaalde gebieden in Brussel. Hoelang weet men wij alvast nog niet. Maar in ieder geval, wij zullen niet seponeren, zegt het parket. Dat heb ik ongeveer begrepen. Voorts hoopt men dat in Brussel naast de twee kamers van de rechtbank die al op die manier werken, er nog een bijkomt.

 

Mijnheer de minister van Justitie, ik vind het behoorlijk triestig dat u nog eens probeert alles in te pakken, dat u daarenboven over niets een akkoord hebt bereikt, dat er niets verandert aan het beleid en dat u blij bent dat er hier een wet goedgekeurd is, waarmee, zo zegt u stoer, bepaalde feiten zwaarder zullen worden bestraft, tenminste als ze al voor de rechtbank komen! Voor de rest hebt u echt niets. Ik hoop echt voor de Brusselaars en voor u, mevrouw en mijnheer de minister, dat er op een of andere manier bijvoorbeeld een geweer automatisch stilvalt en er echt geen gevolgen meer zijn op het terrein. Wat u hier komt zeggen, is echt beschamend.

 

01.39  Mia De Schamphelaere (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb blijkbaar niet hetzelfde verhaal als de heer Landuyt gehoord.

 

Mijnheer de minister, via de geëigende weg, natuurlijk met respect voor de scheiding der machten en een goede inschatting van het beginsel van de onafhankelijkheid van de magistratuur, hebt u de aansporing gegeven dat er geen maanden tussen de actie van het parket en de eerste confrontatie met de strafrechter mogen verlopen. Het is immers zeker voor jongeren erg belangrijk dat zij onmiddellijk de reactie van de samenleving, die veroordelend en bestraffend kan zijn, zien.

 

U hebt gelijk, wanneer u erop wijst dat de laatste schakel in de ketting de bestraffing is, maar dat er ter zake vele modaliteiten zijn. Het gaat over de uitbreiding van de cellencapaciteit, waarmee u volop bezig bent. Het feit dat 500 gevangenen nu in Tilburg hun gevangenisstraf uitzitten, zal zeker een verlichting betekenen. Ook het huisarrest is, net zoals de herstelbemiddeling, een geschikte bestraffing voor jongeren.

 

In Antwerpen heeft het parket, in samenwerking met de justitiehuizen en met hulpverlenende organisaties, heel wat instrumenten ontwikkeld om jongeren opnieuw op het rechte pad te brengen.

 

Heel belangrijk is echter een onmiddellijke reactie. Ik hoop bijgevolg dat de zetelende magistratuur volgt.

 

Het is door de huidige incidenten en door reacties van sommige magistraten met een bepaalde mentaliteit, die naar buiten zijn gekomen en een grote verontwaardiging hebben teweeggebracht, heel duidelijk geworden dat uw gerechtelijke hervorming qua doelstellingen heel juist zit. Indien wij beheersovereenkomsten kunnen sluiten waarin de doelstellingen van kwantiteit en kwaliteit kunnen worden beschreven en gemeten en waarin flexibiliteit en inzetbaarheid echt worden gerealiseerd, kunnen dergelijke crisissituaties of crisissituaties die bepaalde wijken in een bepaalde sfeer van geweld onderdompelen, door de magistratuur, met respect voor de onafhankelijkheid van haar oordeel, maatschappelijk worden opgevolgd.

 

01.40  Xavier Baeselen (MR): M. Landuyt n’a pas tout à fait tort.

 

Si les mesures prises sur le terrain dans les semaines et les mois futurs sont perçues comme étant l'activation des procédures accélérées – qui sont appliquées petit à petit depuis le mois de novembre, et j’en suis heureux –, si le signal donné, c’est d’appliquer la tolérance zéro dans certains quartiers de Bruxelles pour une période déterminée et traduire les auteurs de faits devant les tribunaux, lorsque la peine sera prononcée, sera-t-elle effectuée? Vous avez soulevé le vrai problème, monsieur le ministre.

 

On retombe alors sur la question de la place dans les établissements pénitentiaires si la sanction est une peine d’emprisonnement. On retombe aussi sur la problématique de la détention préventive que j’ai évoquée dans mon intervention. Il faut donc un signal plus clair et que la procédure accélérée soit vraiment appliquée à Bruxelles à travers un véritable tribunal ou une chambre spécifique qui s’occupe de ces dossiers. De plus, il faut que les sanctions prononcées soient appliquées. Si on traduit un jeune ou un moins jeune devant le tribunal pour lui signifier une peine d’emprisonnement de 6 mois et qu’on ne l’applique pas faute de place dans les prisons, le résultat sera nul sur le plan du sentiment d’impunité.

 

Il faut vraiment essayer de concentrer tous les efforts sur cette procédure accélérée et peser de tout votre poids pour que ce soit appliqué et que les moyens soient dégagés pour une application à Bruxelles afin, je le répète, de briser ce sentiment d'impunité.

 

En effet, aujourd'hui, il se développe dans la population et auprès des forces de police un sentiment très dangereux pour la démocratie: le sentiment d'impunité. Finalement, au quotidien, le citoyen ressent rapidement que, pour de petites infractions administratives, comme les incivilités ou les actes de malpropreté, c'est le sitôt pris sitôt pendu et les sanctions tombent immédiatement. Par contre, pour des faits de criminalité plus importants, il ne ressent que trop peu de sanctions et d'effectivité des sanctions.

 

Ainsi, pour ce qui concerne la justice, car je laisserai le volet police à M. Maingain, les efforts doivent concerner notamment cette procédure accélérée, restée lettre morte malgré le rappel de M. Vandeurzen, qui à l'époque avait déjà écrit aux procureurs généraux demandant de l'appliquer à Bruxelles.

 

Nous ne pouvons accepter que le tribunal de première instance refuse d'appliquer une législation votée par le parlement, pour laquelle le parlement demande l'effectivité.

 

01.41  Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, ik richt mij vooral tot u. U hebt zich vandaag een redelijk atypisch Kortrijkzaan getoond: weinig ondernemend, veel geblaat en weinig West-Vlaamse wol.

 

Typerend voor deze regering – nu kom ik even op het terrein van Binnenlandse Zaken – is dat er toen er in het begin van de week voor het eerst sprake was van een eengemaakte politiezone, de vis onmiddellijk verdronken werd door eerste minister Leterme. Die zei dat, zolang daarvoor geen politieke wil is in het Brusselse, het weinig zin had om eraan te beginnen. Ik snap eigenlijk niet waarom minister Turtelboom er dan op terugkomt. Maar goed, dat doet er nu niet toe. In elk geval, deze standstill is typerend. U geniet er nog van, zie ik. Dat is mooi om te zien.

 

Mijnheer de minister, het debat dat u wenst om de samenwerking tot stand te brengen, is duidelijk onvoldoende. Wij hebben al een persbericht gezien dat de politievakbonden u niet geloven. Als het zo blijft – en ik gun u dat u over 10 jaar nog eens terugkomt als minister – zult u weer met dezelfde mooie woorden kunnen zeggen dat er niets veranderd is.

 

Het brede debat waar u met zijn beiden op alludeert en waarmee u iedereen in het bad wil trekken, is niet meer of minder dan het volledig verdrinken van de vis. Uiteindelijk is het probleem redelijk duidelijk aanwijsbaar. Wij hebben te maken met veelplegers, die op alle mogelijke manieren zichzelf proberen te onttrekken aan maatschappelijke verantwoordelijkheid. Op een bepaald moment zijn zij zich zelfs niet meer bewust van enige maatschappelijke moraliteit. Zowel de manier waarop wij binnen ons strafrecht werken als de manier waarop wij met corrigerende instellingen werken, biedt daar geen antwoord op.

 

Dat antwoord heb ik vandaag niet gehoord. Op geen enkel moment heb ik een antwoord gehoord op de vraag hoe wij ervoor zullen zorgen dat dat duidelijk aanwijsbare probleem wordt opgelost. Ik heb veel gehoord over allerlei administratieve problemen. Maar het betreft geen administratief probleem. Het gaat er niet om hoe u het organiseert en hoeveel mensen u ertegenaan gooit. Er moet gewoon een juist antwoord komen op een duidelijk omschreven probleem.

 

Ik hoop dat er wordt nagedacht over het idee om jeugdrechters strafrechterlijke bevoegdheid te geven, zodat er een volledige keten bekeken kan worden vanuit één standpunt.

 

De heropvoedingskampen zijn, zoals u terecht hebt gezegd, materie voor de Gemeenschappen. Als u dan toch zult overleggen, overleg daar dan ook een keer over, zodat de manier waarop die jongeren worden opgevangen, van de kleinste crimineel tot degene die effectief overgaat tot misdaden, duidelijk wordt gestructureerd. In de kleinere criminaliteit zit de kiem, die later ontspruit tot echte misdaden.

 

De maatschappelijke verwachtingen die wij stellen ten aanzien van onze jongeren, is dat zij zich inschrijven in onze toekomst. Laten we niet vergeten dat zij deel uitmaken van de toekomst van dit land. Als dat op geen enkele manier wordt gestuurd, dan krijgen we een alsmaar groeiende kanker.

 

Die kanker zal blijven groeien – dat is vandaag bewezen - als we kijken naar de manier waarop u die wenst aan te pakken.

 

01.42  Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de minister, ik heb een aantal zaken bijgeleerd. Ik vermoed dat u gisteren naar "Thuis" in plaats van naar "Terzake" hebt gekeken.

 

Ik had graag die tijdstabel gehad. Wat heb ik gezegd? Ik heb niet gezegd dat er niet werd gereageerd. Ik heb gezegd dat er bij de politie van Brussel een oproep is binnengekomen, waarop onmiddellijk werd gereageerd.

 

Straks zal ik het op de tijdstabel zien. Ik zal u mijn tijdstabel tonen.

 

01.43 Minister Annemie Turtelboom: (…) U heb het verkeerd geïnterpreteerd, maar daar kan ik niets aan doen.

 

01.44  Jean Marie Dedecker (LDD): Ik heb het niet verkeerd geïnterpreteerd. U tracht verwarring te veroorzaken. Ik zal uitleggen hoe het in elkaar zit.

 

Dan heeft de politie van Brussel het CIC verwittigd. Wat heeft het CIC gedaan? Niets. Het CIC heeft gewacht tot 9 u 25, tot het algemene alarm dat de patrouille is beschoten.

 

Ik had een specifieke vraag over die patrouille. Was zij op de hoogte van dat alarm?

 

01.45 Minister Annemie Turtelboom: (…)

 

01.46  Jean Marie Dedecker (LDD): Daarover gaat het wel. U weet heel goed hoe het in elkaar zit.

 

01.47 Minister Annemie Turtelboom: Niemand was op de hoogte. Als niemand op de hoogte was, kunnen de mensen die in de wagen zitten ook niet op de hoogte zijn. Mijn punt is dat u de tabellen verkeerd leest. Die tabellen gaan over andere feiten.

 

01.48  Jean Marie Dedecker (LDD): Nee, mevrouw. Was er een algemeen alarm geweest, dan waren die mensen op de hoogte. De mensen die beschoten zijn, wisten niet dat er een alarm was. Het alarm is alleen uitgegaan van de politiezone Brussel. Die mensen zijn beschoten en kwamen de gangsters toevallig tegen. Dat is de kern van het verhaal.

 

01.49 Minister Annemie Turtelboom: Er is een juridisch onderzoek over.

 

01.50  Jean Marie Dedecker (LDD): Daar wacht ik op.

 

01.51 Minister Annemie Turtelboom: De feiten zullen sowieso aan het licht komen. Ik zeg alleen maar dat als u tabellen hebt u ze moet kunnen lezen. U mag geen twee feiten die niets met elkaar te maken hebben met elkaar vermengen. Zo komt u tot uw interpretatie die niet correct is.

 

01.52  Jean Marie Dedecker (LDD): Daarover gaat het niet, mevrouw de minister. Als er een algemeen alarm was geweest…

 

01.53 Minister Annemie Turtelboom: Daarover gaat het wel.

 

André Frédéric, président: Monsieur Dedecker, c'est encore nous qui dirigeons les travaux. Vous avez un temps de parole pour répliquer. Vous êtes en train de l'épuiser, c'est dommage! Je vous demande de conclure.

 

01.54  Jean Marie Dedecker (LDD): Mevrouw de minister, ten eerste, u zegt dat er geen alarm was. Er was een alarm van de zone Brussel. Dat alarm is dan doorgegaan naar het CIC. Het CIC heeft niet meer gereageerd, zodat de mensen in die wagen niet wisten waarover het ging. Dat is de essentie.

 

Ten tweede, als ik u zo bezig hoor, dan zal er niets veranderen in Brussel. Als ik u goed verstaan heb, gaat er 16 miljoen euro naar preventie, tenzij ik mij vergist heb. Klopt dat? Ik vraag het ter bevestiging. U zult het geweld oplossen, hoor ik, met een gratis advocaat voor het slachtoffer. Of heb ik dat verkeerd verstaan?

 

01.55 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Dedecker, u moet luisteren naar mijn volledig antwoord. Nogmaals, wat de feiten betreft, koppelt u twee feiten in de tijd. Ik vind dat echt niet om te lachten. U insinueert dat de lokale politie van Brussel bewust eigen mensen in een hinderlaag duwt. Dat insinueert u.

 

01.56  Jean Marie Dedecker (LDD): Nee! Die beschuldiging neem ik niet! Ik zeg dat uw systeem niet werkt. Had u met Astrid gewerkt, dan was dat niet gebeurd.

 

01.57 Minister Annemie Turtelboom: U koppelt een melding bij het CIC aan een ander feit dat er niets mee te maken heeft. Ik weet op welke tabellen u zich baseert, maar u leest en interpreteert ze fout. Ik kan u alleen zeggen dat er daarover een juridisch onderzoek loopt dat duidelijkheid zal geven. Nogmaals, u interpreteert de tabel verkeerd.

 

01.58  Jean Marie Dedecker (LDD): Welke tabel?

 

01.59 Minister Annemie Turtelboom: De meldingen waarover u spreekt. U zegt dat er een melding is gebeurd op dit uur en dat er niets is gebeurd tot dat uur, maar als de ene melding niets te maken heeft met de andere melding, is het nogal wiedes dat er niets mee gebeurt. Beide meldingen hebben niets met elkaar te maken. U koppelt twee feiten aan elkaar die beide juist zijn.

 

Ten tweede, in verband met de preventiecontracten, werken wij altijd in periodes van vier jaar, 2007-2011. Ik heb dus geantwoord op een vraag van mevrouw Gerkens, dat er ook vanuit het federale middelen gaan naar de preventiecontracten.

 

Ten derde — en u moet goed naar mijn antwoord luisteren — er komen een aantal gemeenschappelijke acties. Wil men dat acties efficiënt zijn, dan moet ik nu niet gaan vertellen op welk uur en welke dag welke actie zal gebeuren tegen welke feiten of tegen welke typologieën. Wil men dat de acties niet lukken, dan moet men het zo aanpakken. Er zijn acties op komst, waardoor wij ook effectief zullen werken op de veiligheid van de agenten, punt andere lijn. Meer zal ik er niet over zeggen, want als u wilt dat ze werken, kunt u er best ook niet over communiceren.

 

01.60  Jean Marie Dedecker (LDD): Over dat laatste heb ik niet gepraat, mevrouw. U gooit gewoon zand in de ogen.

 

Had in Brussel het systeem ASTRID gewerkt, zoals elders, in plaats van het systeem met die zes baronieën — wat mijn conclusie is en deze van de mensen op het terrein — dan was het er anders aan toe gegaan. Dat is de theorie, mevrouw, en dat zal ook juridisch zo uitgewezen worden. Ik ben daar voor honderd procent gerust in en u kunt mijn documenten daarover inkijken; daar ben ik niet bang voor.

 

01.61 Minister Annemie Turtelboom: Ik wil wel zeggen dat de feiten van zaterdag gebeurd zijn binnen het grondgebied van één zone. Er kan dus al geen discussie over bestaan dat het niet gewerkt heeft wegens de verschillende systemen.

 

01.62  Jean Marie Dedecker (LDD): Maar mevrouw de minister, dat is precies het bewijs! Als dan een auto wegvlucht naar een andere zone, weten zij van niets. Had men gewoon doorgegeven zoals het moest met een algemeen alarm, dan wist men het wel. U geeft het nu juist toe, het gebeurt op één zone. Die auto vlucht weg en schiet op andere wagens die van niets weten, door een toevallige patrouille die uitgedaagd wordt, daarover gaat het. Dat is de essentie van het verhaal.

 

01.63  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je voudrais tout d'abord remercier les ministres pour la manière dont ils ont traité le problème, même si les éléments amenés méritent une plus ample réflexion et l'exploration de nouvelles pistes, mais la manière dont vous avez répondu sort du climat et des déclarations faites ces derniers jours à partir de faits graves, qui demandent une riposte constructive.

 

Je retiens la conférence de sécurité avec la Région bruxelloise et les communes. Nous ne pouvons pas faire autrement pour améliorer le fonctionnement, rencontrer les besoins et examiner la manière dont s'organiser. Et si vous vous inspirez réellement de l'étude dont vous venez de nous donner une copie du rapport expliquant que l'insécurité n'augmente pas à Bruxelles, il importera que votre approche soit globale et aborde toutes les dimensions. Le rapport met en exergue l'importance des démarches d'évaluation de la part des politiques et des projets de ville et de bien-être en sus de la sécurité.

 

Si ces interlocuteurs servent à élaborer une amélioration du système de police et de justice, nous devrions, en principe, voir la situation s'améliorer dans le respect des droits de chacun, parce que nous devons nous empêcher de développer des pratiques de non-droit en croyant de ce fait répondre à des zones de non-droit.

 

01.64  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer en mevrouw de minister, ik denk dat we een eerste voorzichtige aanzet hebben gezien voor een meer globale aanpak.

 

01.65 Minister Stefaan De Clerck: (…)

 

01.66  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Het is geen kritiek. Ik zeg dat het een eerste voorzichtige aanzet is.

 

01.67 Minister Stefaan De Clerck: (…)

 

01.68  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Dat zou een zeer goed idee zijn.

 

Ik wilde zeggen dat ik positieve aanzetten heb gezien, bijvoorbeeld de veiligheidsconferentie die u hebt aangekondigd. Dat is goed. We moeten er alleen voor oppassen dat het geen praatbarak wordt en dat het zal leiden tot effectieve maatregelen. Dat kunt u nu nog niet garanderen.

 

01.69 Minister Stefaan De Clerck: (…)

 

01.70  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Terecht. Het is een probleem van de hele regering, niet alleen van u twee. Dat is correct.

 

U wijst op de afspraken die er worden gemaakt voor grote acties. Ik denk dat het een goede zaak is, want nu worden al te veel de jongeren geviseerd, die in feite ook de uitvoerders zijn. Wanneer men effectief gerichte acties doet naar de illegale economie, kan men het probleem aan de wortels aanpakken, aangezien men vaak jongeren inzet, omdat het veel moeilijker is om hen te vervolgen. Het is een heel andere aanpak dan alleen maar de jongeren te viseren. Dat is een goede politiek.

 

De achillespees blijft natuurlijk Justitie. U hebt geprobeerd op een dag iets recht te trekken. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel zal nu toch worden aangezet om wat actie te ondernemen. Dat is delicaat, maar ik denk dat het een positieve evolutie is.

 

Ik was enigszins verrast toen u zei dat zero tolerance al bestaat. U sprak over misdrijven tegen gezagsdragers. Is dat alleen voor Anderlecht of voor het hele Brussels gewest? Gold die zero tolerance in principe op dit moment al voor het hele parket van Brussel? Het was eigenlijk weinig bekend. Ik neem daarvan akte.

 

Mevrouw de minister, u sprak over het probleem van de opleiding en aanwerving van de politie. Dat is een heel belangrijk punt. In de jaarverslagen van het comité P worden vaak veel opmerkingen gemaakt over de kwaliteit van de opleiding en de attitudes van politieagenten. Ik heb gisteren de reportage op TerZake gezien. Ik vond dat een beetje pijnlijk. Enerzijds zijn er vragen om de politie te versterken, maar anderzijds mogen we toch, zo hoop ik, van de politie een correcte houding vragen. Ik weet niet of er ook een onderzoek wordt gevoerd naar de feiten die zijn getoond. Ik verwijs naar de inval bij de buren, wat daar is gebeurd enzovoort. Ik denk dat er af en toe excuses op hun plaats zijn, als er vergissingen zijn gebeurd. Misschien moet u die reportage eens bekijken, mevrouw de minister.

 

Tot slot, de justitiehervorming is al bij al heel essentieel. Nu is de tijd gekomen om de besprekingen uit het slop te halen en door te gaan. De hervorming is immers ook een heel structurele maatregel. U kunt op onze steun blijven rekenen, zolang een en ander op een constructieve manier gebeurt.

 

01.71  Bart Somers (Open Vld): Mevrouw de minister, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Ik wil mij beperken tot, denk ik, het essentiële van vandaag. Als minister hebt u beiden een belangrijke verantwoordelijkheid en een engagement opgenomen, en niet alleen ten aanzien van die situatie.

 

We willen een sterk signaal geven. Er zijn enkele brandhaarden en we willen ze blussen. We kondigen aan dat we met nultolerantie gaan werken. Het is een belangrijk en krachtig signaal wanneer een minister van Justitie en een minister van Binnenlandse Zaken tegen de publieke opinie zeggen dat er kordaat opgetreden zal worden met een versnelde procedure. Dat is belangrijk ten aanzien van de delinquenten, belangrijk voor de slachtoffers en ook belangrijk voor de politiemensen op het terrein.

 

Ik heb begrepen dat er enorme inspanningen worden geleverd, op dit moment, om ook de rechterlijke macht in de pas te doen lopen, als ik dat zo onbeleefd mag zeggen. Maar daar staat of valt nu alles mee.

 

Mijnheer de minister, immers, als ik het goed begrepen heb, werd er gekozen voor een welbepaalde procedure waaraan het parket wel degelijk wil meewerken. Op dat laatste punt verschil ik wat van mening met de heer Landuyt. Indien er processen-verbaal zijn, zegt het parket dat het onmiddellijk naar de rechtbank wil gaan. Het nadeel van die procedure is dat men de delinquenten, de verdachten, niet kan vasthouden. Dat vraagt dus, meer nog dan in andere procedures, een snel antwoord van de rechtbank. Indien de rechtbank niet volgt, komen we van de regen in de drop terecht, in een slechtere situatie, door het kiezen voor die procedure.

 

In de komende dagen zal volgens mij dus alles staan of vallen, in heel de geloofwaardigheid van het signaal dat wij nu willen geven op die problematiek, op korte termijn – er is natuurlijk ook nog een breder kader –, in de realisatie, op het terrein, van die procedure. Ik denk dat u zeer snel, binnen enkele weken, al een evaluatie zult kunnen maken. We zullen kunnen zien of het klopt, wanneer het parket naar de rechtbank gaat, dat het een vervolg krijgt op korte termijn. Dat is volgens mij een zeer verregaand en moedig engagement, maar ook een zeer grote verantwoordelijkheid die u op uw schouders draagt.

 

Indien dat signaal de mist ingaat, komen wij in een contraproductieve situatie terecht. Ik hoop van harte dat u erin slaagt om de rechtbank in Brussel zover te krijgen dat dit ook op het terrein wordt afgedwongen. Binnen een aantal weken zullen we hierover al een eerste evaluatie kunnen maken. Ik hoop, mijnheer de minister dat wij ons allemaal bewust zijn van de ernst van het engagement en de moed die achter dit engagement zit, maar ook de noodzaak om dit engagement op korte termijn hard te maken op het terrein.

 

01.72  Karine Lalieux (PS): Ce débat a été bénéfique car nous sommes sortis des slogans et des solutions simples proposées dans la presse depuis trois jours. Bruxelles serait responsable de tout! Le sujet est plus complexe.

 

Je voudrais remercier le ministre de la Justice de nous avoir donné l’étude. J’aimerais que tout le monde en prenne connaissance. Effectivement, Bruxelles est complexe, Bruxelles a d'autres missions, par exemple accueillir de nombreux navetteurs et des missions, nationales et internationales.

 

Il est écrit dans cette étude qu’il existe un problème de recrutement, que ce recrutement ne se fait pas correctement et qu'il faut trouver une solution alternative. Il y est dit que les policiers ne restent pas à Bruxelles, qu'ils demandent rapidement leur mutation. Il faudra donc trouver des solutions proactives. Le débat devra se faire avec la Région bruxelloise et ses bourgmestres.

 

Si je vous ai bien entendue, madame la ministre, tout s'est bien déroulé dans cette affaire, en tout cas d'après votre tableau. Je ne vois donc pas pourquoi parler encore de zone unique. C'est suite à cette affaire qu'on parle de zone unique alors que tout s'est bien déroulé, que cela fonctionne. Il faut renforcer les collaborations. La Région bruxelloise est prête à chapeauter ces coopérations et ces collaborations entre zones mais encore une fois, arrêtons de parler de zone unique et essayons de travailler avec ce que nous avons, c'est fondamental!

 

Parallèlement, monsieur le ministre, le cadre des juges est rempli mais le cadre des "parquetiers" l'est-il? Je ne le crois pas. Vous savez que le parquet est un maillon essentiel de la chaîne pénale, et c'est là qu'arrivent tous les procès-verbaux.

 

01.73  Stefaan De Clerck, ministre: Le parquet a plus de problèmes avec le cadre mais ils ne font pas de problèmes pour l'application: ils ont la volonté d'agir.

 

01.74  Karine Lalieux (PS): N'empêche qu'il faudrait remplir ce cadre! Vous connaissez tous les problèmes en la matière, y compris les problèmes linguistiques.

 

01.75  Stefaan De Clerck, ministre: Il manque treize personnes francophones qui voudraient travailler au parquet de Bruxelles.

 

01.76  Karine Lalieux (PS): Pour des raisons linguistiques, je le sais! J'aimerais bien aussi que la procédure de comparution par procès-verbaux – et j'ai entendu qu'il y aura une chambre spéciale, section spéciale pour certains quartiers – ne se fasse pas au détriment de tout le reste, en ignorant la criminalité organisée ou d'autres types de délinquance. Il ne faudrait pas qu'il y ait un déséquilibre, que toute personne qui touche à un policier se retrouve en prison mais que le justiciable confronté à des faits de délinquance doive attendre quatre ans pour que justice se fasse.

 

Faites attention au déséquilibre par rapport à des procédures à mettre éventuellement en place, même si je souhaite cette section particulière! Gare quand même au déséquilibre dans les faits et à une gestion globale de la délinquance dans Bruxelles!

 

01.77  Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, j'émettrai trois remarques.

 

Premièrement, j'ai pris acte avec attention de l'annonce de Mme la ministre selon laquelle pourrait être réintroduit un régime transitoire pour la réussite des examens linguistiques. Je suppose que vous allez lui donner une assise juridique par le dépôt d'un projet de loi ou par une autre initiative qui lui confèrerait une sécurité juridique.

 

Deuxièmement, j'ai relevé avec intérêt votre remarque sur Charleroi, où la tendance avait pu être inversée. Cette ville fut, en effet, confrontée pendant un moment à des problèmes très graves. Mais je rappelle que, pour Charleroi, le gouvernement en fonction en 2007 avait modifié la norme d'effectif minimal par un arrêté royal qui modifiait celui de 2001. Au demeurant, si je me souviens bien, Gand et Anvers ont bénéficié aussi de cette mesure. Or on ne l'a jamais fait pour Bruxelles! Cela montre bien que, chaque fois qu'il en est question, on se garde bien de donner les moyens souhaitables.

 

Troisièmement, comme je suis le seul bourgmestre bruxellois dans cette commission, je tiens à signaler que je suis totalement preneur d'une conférence. Car cela va enfin pouvoir lever toutes les mauvaises interprétations de la réalité. Beaucoup de rumeurs circulent. Je ne parle pas du travail de désinformation politique, mais des fausses informations qui résultent d'une absence de dialogue sur la distribution des rôles. Si votre conférence doit s'assigner une mission, c'est de dire qui fera quoi dans les différents niveaux de police et de redéfinir clairement le principe de subsidiarité, comme c'est le cas pour d'autres matières. Voilà le vrai débat à Bruxelles!

 

J'ajoute que c'est valable pour d'autres zones de police. Je ne veux pas privilégier Bruxelles; je n'ignore pas et ne sous-estime pas les problèmes qui peuvent apparaître à Anvers, Gand, Charleroi ou Liège. Je ne tente pas de tirer la couverture à Bruxelles. Simplement, chaque fois que notre capitale est concernée, on se garde bien d'aborder les vrais problèmes.

 

01.78  Stefaan De Clerck, ministre: Si ce n'est pas fait correctement là où cela doit l'être, il faut le soulever. La subsidiarité est un tout bon principe mais…

 

01.79  Olivier Maingain (MR): Je n'ai aucun problème à en parler! J'en parlerais d'ailleurs très volontiers mais vous constaterez que ce n'est pas aussi unilatéral que cela!

 

Moties

Motions

 

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bart Laeremans en door mevrouw Annick Ponthier en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellaties van de heren Bart Laeremans en Jean Marie Dedecker

en het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken en van de minister van Justitie,

vraagt de regering

- onmiddellijk werk te maken van een daadwerkelijke nultolerantie over het ganse Brusselse grondgebied;

- voldoende extra manschappen te voorzien voor de politie om aan deze nultolerantie gestalte te geven, dat wil zeggen minstens 500 agenten extra;

- noodcapaciteit te voorzien voor gedetineerden via de inhuurneming van gevangenisboten; de gevangeniscapaciteit te verdubbelen van 1 000 naar 2 000 plaatsen en een jeugdgevangenis te bouwen in Brussel van 250 plaatsen;

- de snelle samensmelting van de zes Brusselse politiezones te bewerkstelligen."

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Bart Laeremans et par Mme Annick Ponthier et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu les interpellations de MM. Bart Laeremans et Jean Marie Dedecker

et la réponse de la ministre de l’Intérieur et du ministre de la Justice,

demande au gouvernement

- de mettre immédiatement en œuvre une tolérance zéro effective sur l’ensemble du territoire bruxellois;

- de prévoir des effectifs supplémentaires en nombre suffisant pour la police, c’est-à-dire 500 agents supplémentaires au moins, pour concrétiser cette tolérance zéro;

- de prévoir une capacité de réserve pour des détenus par la location de bateaux-prisons; de doubler la capacité carcérale, donc de la porter de 1 000 à 2 000 places et de construire une prison de 250 places pour les mineurs d’âge à Bruxelles;

- de réaliser rapidement la fusion des six zones de police bruxelloises.“

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Karine Lalieux en door de heren Xavier Baeselen, Bart Somers en Servais Verherstraeten.

 

Une motion pure et simple a été déposée par Mme Karine Lalieux et par MM. Xavier Baeselen, Bart Somers et Servais Verherstraeten.

 

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

 

La réunion publique de commission est levée à 18.05 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.05 uur.