Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

Commission des Relations extérieures

 

van

 

dinsdag 2 februari 2010

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 2 février 2010

 

Matin

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 10.55 uur en voorgezeten door de heer Dirk Van der Maelen.

La séance est ouverte à 10.55 heures et présidée par M. Dirk Van der Maelen.

 

De voorzitter: Vraag nr. 18035 van de heer Luyckx is uitgesteld.

 

01 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "toekomstige schuldkwijtscheldingen" (nr. 18172)

01 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Coopération au développement sur "les futures remises de dettes" (n° 18172)

 

01.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, in de jaarlijkse Solidariteitsnota geeft u toelichting bij de manier waarop België zijn engagement wil nakomen om vanaf dit jaar elk jaar minstens 0,7 % van het bni te spenderen aan ontwikkelingssamenwerking. In de nota bij de begroting voor 2010 vermeldt u dat er voor 2010 gerekend wordt op een schuldkwijtschelding via de Nationale Delcrederedienst van in totaal 409,5 miljoen euro. Een groot deel daarvan zou voor de Democratische Republiek Congo zijn.

 

Daarnaast zou het gaan om schulden van Congo-Brazzaville, Togo en Guinee-Bissau. Dit is een aanzienlijk deel van het totaal van de Belgische ODA-cijfers. Daarnaast zien wij in die ODA-cijfers, die jaarlijks in het voorjaar vrijgegeven worden, steeds enkele bedragen opduiken voor andere schuldkwijtscheldingen.

 

Over schuldkwijtscheldingen kan uiteraard heel wat gezegd worden. Wij hebben daar al menigmaal een debat over gevoerd. Om een duidelijk zicht te krijgen op het mogelijke belang van schuldkwijtschelding in de Belgische ODA-cijfers in de komende jaren wens ik graag van u te vernemen welke schuldkwijtscheldingen van België aan zijn schuldenaren in de pijplijn zitten voor de komende 10 jaar. Ik heb voor u een aantal concrete vragen.

 

Ten eerste, wie zijn de schuldenaren aan België?

 

Ten tweede, voor welke bedragen staan er schulden open bij deze landen?

 

Ten derde, wat is de reële net present value van deze schulden?

 

Ten vierde, wanneer wordt verwacht dat deze landen het zogenaamde completion point bereiken waarna België de schulden zou kwijtschelden?

 

Ten vijfde, welk deel van deze schuld zal de komende jaren in de ODA-cijfers aanrekenbaar zijn?

 

Ten zesde, wat is de oorsprong van deze respectieve schulden? Zijn het leningen van staat tot staat? Gaat het om schulden bij de Nationale Delcrederedienst?

 

Ten zevende en tot slot, hoe zal deze schuld – bijvoorbeeld voor de leningen van staat tot staat – budgettair verwerkt worden?

 

01.02 Minister Charles Michel: In antwoord op uw eerste drie vragen kan ik het volgende meegeven. De gegevens over de schuldenaren van België, over de bedragen van de openstaande schulden en de reële waarde van deze schulden worden bijgehouden door de FOD Financiën.

 

Voor uw vierde vraag kan ik, daar het bereiken van het completion point door een land afhankelijk is van tal van voorwaarden, moeilijk vooraf voorspellen welke landen op welk moment voor schuldkwijtschelding in aanmerking zullen komen. Op dit moment hebben van de 35 HIPC-landen er al 26 het completion point bereikt. 9 landen bevinden zich in de interimaire fase: Afghanistan, Congo-Brazzaville, de Democratische Republiek Congo, Guinee, Guinee-Bissau, Ivoorkust, Liberia, Togo en Tsjaad. Bij de begrotingsopmaak voor 2010 werd ervan uitgegaan dat 4 landen van deze groep – Congo-Brazzavile, de Democratische Republiek Congo, Guinee-Bissau, en Togo in aanmerking komen om in 2010 het completion point te bereiken, waarna België tot bilaterale schuldkwijtschelding kan overgaan in het kader van de Club van Parijs.

 

Voor de bepaling van het deel van de schuldkwijtscheldingen dat ODA-aanrekenbaar is, past België de regels van het Ontwikkelingscomité van de OESO toe. De kwijtschelding van staatsleningen is niet ODA-aanrekenbaar, daar staatsleningen al aangerekend worden als ODA op het moment dat zij uitgeschreven worden. De kwijtschelding van commerciële schulden bij de Nationale Delcrederedienst (NDD) kan echter wel als ODA worden ingeschreven, op het moment dat de NDD en de Club van Parijs de schuld aanvaarden. De interne compensaties die eventueel plaatsvinden in het kader van dergelijke operaties zijn daarentegen niet ODA-aanrekenbaar.

 

Het volume van de openstaande schulden van de HIPC-landen dat voor schuldkwijtschelding in aanmerking komt, hetzij in de vorm van een lening van staat tot staat, hetzij in de vorm van krediet door de NDD, wordt bijgehouden door de FOD Financiën.

 

Tot slot, de Ministerraad besliste in 2001 de schuldkwijtschelding aan HIPC-landen te compenseren tegen de nominale waarde wat de leningen van staat tot staat betreft, en tegen de economische waarde wat commerciële schulden bij de NDD betreft. De omvang van die compensaties wordt berekend door de FOD Financiën en de Nationale Delcrederedienst. Omdat compensaties evenwel niet ODA-aanrekenbaar zijn en de begroting van Ontwikkelingssamenwerking meestal 60 % van de Belgische ODA-inspanningen voor zich moet nemen, kunnen de compensaties slechts worden verricht voor zover in additionele middelen voorzien is boven op de ODA-aanrekenbare begroting van Ontwikkelingssamenwerking.

 

01.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik zal mij ook wenden tot uw collega van Financiën om aanvullende informatie te krijgen. Het blijft wel een belangrijk onderwerp. 410 miljoen euro in 2010 is niet niks. De vraag blijft hoe in de komende jaren, vanaf 2011, die 0,7 % behouden zal worden. Ik meen dat er meer structurele oplossingen nodig zijn. Dat is trouwens het commentaar van het Rekenhof op de begroting voor 2010. Het Rekenhof heeft er bijvoorbeeld op gewezen dat een aantal schuldkwijtscheldingen van 2009 nog niet is uitgevoerd en al opnieuw opgenomen zijn in de begroting voor 2010.

 

Ik meen dat wij in 2011 voor een budgettaire uitdaging zullen staan, maar ik hoop natuurlijk met u dat de 0,7 % behouden blijft.

 

Ik zal mij verder informeren. Wij zullen ongetwijfeld nog vele gelegenheden hebben om dit debat te voeren.

 

Voorzitter: Wouter De Vriendt

Président: Wouter De Vriendt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het Indicatief Samenwerkingsprogramma met de DR Congo" (nr. 18095)

02 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Coopération au développement sur "le Programme indicatif de coopération avec la République démocratique du Congo" (n° 18095)

 

02.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, op 23 december 2009 hebt u met uw Congolese ambtgenoot, Raymond Tshibanda een nieuw indicatief samenwerkingsprogramma afgesproken voor de periode 2010-2013. Het nieuw programma verhoogt de middelen van de bilaterale samenwerking van 65 miljoen euro per jaar in het vorige ISP, tot 75 miljoen euro per jaar. Bovendien kan de Belgische steun gedurende de laatste twee jaar van het programma nog opgetrokken worden. Voorwaarde hiervoor is dat de DRC concrete vooruitgang kan aantonen op het vlak van democratisch en financieel bestuur.

 

Graag verneem ik van u het volgende. Ten eerste, met welke meetinstrumenten en door welke instanties zal de vooruitgang op beide niveaus geëvalueerd worden?

 

Ten tweede, hoe is de mensenrechtendimensie als voorwaarde voor de voorwaardelijke enveloppe gedefinieerd?

 

Ten derde, hoe wordt het uit te trekken budget van deze voorwaardelijke enveloppe uiteindelijk bepaald?

 

02.02 Minister Charles Michel: Mijnheer de voorzitter, het budget van het ISP 2010-2013 met de DRC, dat in december 2009 werd gesloten, bedraagt 65 miljoen euro per jaar. Teneinde het belang van democratie en goed bestuur in de DRC opnieuw te onderstrepen zal een bijkomende tranche van 100 miljoen euro worden vrijgemaakt voor de twee laatste jaren van ons samenwerkingsprogramma.

 

Het toekennen van dit bijkomend bedrag zal afhankelijk gesteld worden van concrete vooruitgang op het gebied van financieel en democratisch bestuur. Vier criteria werden vastgelegd in samenspraak met de Congolese regering en deze steunen op engagementen die de regering van de DRC heeft aangegaan. Ten eerste, is er het goede verloop, voor het einde van 2011, van het electoraal proces. Ten tweede, de wil om de ranking van de DRC substantieel te verbeteren in het Doing Business-rapport van de Wereldbank. Ten derde, de wil om te komen tot een CPIA-incidator die gelijk is aan, of hoger dan het huidig niveau. Ten vierde, de wil om de vooruitgang die geboekt werd met het IMF voort te zetten, en te komen tot opeenvolgende positieve evaluaties, door het IMF, van de armoedebestrijdings- en groeifaciliteiten.

 

Er werd overeengekomen dat voor het einde van 2011 een bijzondere vergadering van het Partnercomité zal plaatsvinden die de evolutie van deze engagementen zal evalueren en op basis hiervan het principe van de verhoging van het ISP zal bevestigen.

 

Om doeltreffend te zijn, moeten deze doelstellingen niet enkel regelmatig opgevolgd en besproken worden maar dit moet ook gebeuren in overleg, op gecoördineerde wijze, tussen de ontwikkelingspartners. Het is in die zin dat ik een brief geschreven heb aan mijn Europese collega’s, alsook aan de Verenigde Naties en de Wereldbank.

 

Deze criteria werden gekozen wegens hun objectieve verifieerbaarheid. Het electoraal proces zal bijvoorbeeld gecontroleerd worden door missies van verkiezingswaarnemers, waarvan de rapporten als evaluatie van het electoraal proces zullen dienen.

 

De verbetering van het investeringsklimaat zal bepaald worden door de stijging van de ranking van de DRC in de jaarlijkse Doing Business-rangschikking van de Wereldbank. Hetzelfde zal gelden voor de CPIA.

 

Deze stimulerende tranche is dus niet rechtstreeks verbonden aan de mensenrechtendimensie. De mensenrechtenkwestie wordt evenwel nauw opgevolgd, en vormt het onderwerp van regelmatig politiek overleg met de Congolese autoriteiten. Deze dialoog vindt plaats in het raam van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou, of tijdens mijn regelmatige contacten met de Congolese autoriteiten.

 

Kwesties die recent aan bod kwamen, waren seksueel geweld, straffeloosheid, corruptie en de situatie van de bevolking in het oosten van de DRC.

 

De bijkomend enveloppe van het ISP voor 2011-2012 wordt verdeeld over de prioritaire sectoren, namelijk landelijk leven, landbouw, religieuze samenwerking en de reserve.

 

02.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, dat ik goed zal bestuderen.

 

Ik wil er wel nog een vraag aan toevoegen die andere collega’s van deze commissie misschien ook interesseert, over de tekst van het indicatief samenwerkingsprogramma, het ISP. Congo is ons belangrijkste partnerland. Mij lijkt het interessant dat de leden van deze commissie in het bezit kunnen komen van dit samenwerkingsakkoord, zodat wij dat kunnen bestuderen en eventueel, in afspraak met u, een debat kunnen voeren over wat wij doen in Congo. Het samenwerkingsprogramma lijkt mij daarvoor een goede vertrekbasis.

 

02.04 Minister Charles Michel: Ik zal dat bekijken. Ik meen dat het geen probleem zal zijn u die tekst te geven.

 

Voorzitter: Dirk Van der Maelen

Président: Dirk van der Maelen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de festiviteiten 50-jaar onafhankelijkheid DRC" (nr. 18518)

03 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Coopération au développement sur "les festivités organisées pour les 50 ans d'indépendance de la RDC" (n° 18518)

 

03.01  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, morgenmiddag houden wij een debat met uw collega, minister Vanackere, over de resultaten van zijn reis. Mijn vraag aan u gaat echter specifiek over het budget dat voor de festiviteiten naar aanleiding van 50 jaar onafhankelijkheid van Congo.in de begroting is opgenomen, namelijk 3 miljoen euro. Dat bedrag zou komen uit het budget voor Ontwikkelingssamenwerking. Er zou een taskforce opgericht zijn, bestaande uit vertegenwoordigers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking om die budgetten te controleren.

 

Mijnheer de minister, er was heel wat commotie over de recente reizen. Op dit moment is minister Onkelinx op het terrein aanwezig. Ik kijk uiteraard uit naar haar bevindingen.

 

Mijn vragen zijn de volgende. Welke activiteiten worden met die 3 miljoen euro gesponsord? Aan wie zal het budget gegeven worden? Wie bepaalt welke activiteiten ondersteund worden en op basis van welke criteria gebeurt dat?

 

Wie maakt deel uit van de taskforce? Wat is de opdracht? Valt de uitgave daartoe onder Ontwikkelingssamenwerking? Het bedrag komt van uw budget. Zal dat de begroting op de langere termijn ten goede komen?

 

03.02 Minister Charles Michel: In het politieke middenveld van de DRC, alsook in België, is er bijzondere aandacht voor de 50e verjaardag van de onafhankelijkheid van Congo. Die belangstelling wordt vertaald in een veelheid van projecten, bijvoorbeeld informatiecampagnes, seminaries, animatie voor het brede publiek, evenementen, activiteiten in de media en andere punctuele projecten in verband met de Belgische ontwikkelingssamenwerking in de DRC.

 

Aanvragen voor subsidies kunnen nog ingediend worden tot 28 februari 2010. Een definitieve lijst van de projecten zal pas opgemaakt kunnen worden na die datum. De subsidies worden toegekend aan de Belgische of Congolese private of publieke organiserende instanties die zullen instaan voor het beheer en de verantwoording van de geselecteerde projecten.

 

De dossiers worden eerst onderzocht door een speciale werkgroep ad hoc, waarover straks meer in mijn antwoord. Daarna volgt een onderzoek door de bevoegde diensten in mijn administratie wat de dossiers inzake ontwikkelingssamenwerking betreft. Die aanvragen worden ten slotte aan mij voorgelegd.

 

De dossiers worden onderzocht op basis van hun relevantie voor de ontwikkelingssamenwerking in de DRC zelf, of voor de sensibilisering in België inzake Congo en de Congolese cultuur.

 

Wat de activiteiten in de Democratische Republiek Congo betreft, die moeten systematisch goedgekeurd worden door generaal Kalume Numbi, de voorzitter van het Commissariat général du Cinquantenaire.

 

Sinds 2008 is de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bezig met de voorbereiding van de 50e verjaardag van de onafhankelijkheid van Congo.

 

Er komt een enkel loket om alle steunaanvragen te centraliseren en er wordt een werkgroep opgericht met de beleidscellen OS en Buitenlandse Zaken en de betreffende directies van heel de FOD. Die taskforce zorgt ervoor dat er een kanaal is om informatie uit te wisselen betreffende projecten uitgevoerd door openbare, private organisaties in België en/of in Kongo. De verjaardag heeft een grote politieke dimensie, zowel voor België als voor de RDC. De vijftigste verjaardag is ook een belangrijke mijlpaal voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking in de DR Congo. Het is de gelegenheid om na te denken over het werk dat werd geleverd sinds de onafhankelijkheid en over onze strategische doeleinden, en het is een kans om een nieuwe stimulans te geven aan de samenwerking.

 

Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om de inspanningen van ons land, ten behoeve van de RDC en haar bevolking, te waarderen. Door de steun aan een aantal initiatieven kan ook de boodschap worden meegegeven dat België een belangrijke partner is van de DR Congo en veel doet om de wederopbouw van het land te steunen. Het is de bedoeling om enkel de meest relevante instellingen op het vlak van ontwikkelingssamenwerking te steunen. Zo zullen wij een expeditie op de Kongostroom subsidiëren onder de leiding van het museum van Tervuren die tevens een belangrijke meerwaarde biedt inzake onderzoek naar biodiversiteit, klimaatverandering en water- en bosbeheer.

 

03.03  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, ook al blijft mij een en ander onduidelijk. U zegt dat aanvragen kunnen worden ingediend tot 28 februari. Gaat het dan over projecten zowel hier in België als in Congo? Dat is de bedoeling? Hebt u enig idee over de hoeveelheid in België en Congo? Het gaat om het budget van Ontwikkelingssamenwerking. Ik zou eigenlijk het liefste hebben dat de meeste van die projecten de situatie van de Congolezen ter plaatse verbeteren. Ik denk dat dat de opzet van onze ontwikkelingssamenwerking moet zijn.

 

U zegt dat het een mijlpaal is om na te denken, te evalueren en onze waardering uit te drukken voor wat de ontwikkelingssamenwerking op het terrein doet. Wij zijn toch ook politici en wij moeten er toch ook wel op blijven hameren dat het land vooruitgang op het vlak van de mensenrechten moet boeken. Ik denk dat die boodschap ook nu moet worden meegegeven en ik hoop dat zij wordt weerspiegeld in de projecten die worden ondersteund. Medewerkers van bepaalde ngo’s kunnen ginder nog altijd hun werk niet echt doen. Dat belangrijk moet worden benadrukt. Ik denk niet dat Ontwikkelingssamenwerking op het vlak van mensenrechten een ander beleid kan voeren dan Buitenlandse Zaken. Ik weet dat u daarvoor gevoelig bent.

 

3 miljoen euro is toch wel wat geld. Ik besef dat dat niet zoveel betekent wanneer men kijkt naar concrete projecten. Het is echter toch een behoorlijke som geld en ik zou u toch willen vragen om nadat de indieningstermijn is afgesloten en de subsidies voor de projecten zijn toegekend, ons informatie te verstrekken over wat er met het budget gebeurt. Het is de taak van het Parlement om te controleren hoe de begroting wordt gespendeerd. Ik denk dat het goed is dat er een loket is en dat er een taskforce is, maar ik vraag dat bij de toewijzing van de subsidies echt aandacht zou gaan naar projecten inzake mensenrechten en projecten die zoveel mogelijk de mensen op het terrein vooruithelpen. Ik denk dat dat heel erg belangrijk is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Francis Van den Eynde aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het incident dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking met Israël veroorzaakt heeft toen hij per se een bezoek aan de Gazastrook wou brengen" (nr. 18713)

- de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het incident dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking met Israël veroorzaakt heeft toen hij per se een bezoek aan de Gazastrook wou brengen" (nr. 18714)

- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "zijn bezoek aan het Midden-Oosten" (nr. 18783)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "het ontzeggen van de toegang tot Gaza" (nr. 18888)

04 Questions jointes de

- M. Francis Van den Eynde au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'incident que le ministre de la Coopération au développement a provoqué avec Israël lorsqu'il a voulu à tout prix se rendre en visite dans la bande de Gaza" (n° 18713)

- M. Francis Van den Eynde au ministre de la Coopération au développement sur "l'incident que le ministre de la Coopération au développement a provoqué avec Israël lorsqu'il a voulu à tout prix se rendre en visite dans la bande de Gaza" (n° 18714)

- Mme Karine Lalieux au ministre de la Coopération au développement sur "sa visite au Proche-Orient" (n° 18783)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Coopération au développement sur "l'interdiction d'accès à la bande de Gaza" (n° 18888)

 

04.01  Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, korte tijd geleden ging de Franse minister, de heer Kouchner, naar Israel en wilde hij Gaza bezoeken, wat hem werd geweigerd. Toen ging u naar hetzelfde land. Ik meen de redenering te kunnen waarnemen dat als Frankrijk en Kouchner daar niet binnen mochten, men zoiets niet zou lappen aan Michel. Helaas, men lapte het wel aan Michel. Tot uw verbazing misschien, maar België woog nog minder zwaar dan Frankrijk in deze zaak. Ik weet het niet, maar misschien had u het tegenovergestelde verwacht.

 

Dat was de aanleiding tot een incident met kritiek op Israel en de uitleg dat u daarheen ging om hulp te bieden aan de bevolking van de Gazastrook, van wie het lot allesbehalve benijdenswaardig is, laten wij dat maar bekennen.

 

Ik vraag mij eerst en vooral af, mijnheer de minister, waarom u zo contradictorisch handelt. Wanneer een voormalig minister van Buitenlandse Zaken van dit land, de heer De Gucht, in zijn hoedanigheid van Europees commissaris kritiek durft uitoefenen op Congo, met volledige steun van de Europese Commissie, dan doet deze regering of haar neus bloedt. Wanneer die Europees Commissaris wordt beloofd dat hij voortaan geen visum krijgt, dan doet deze regering of haar neus bloedt. Meer zelfs, zij gaat dan wel naar Congo, wat er dan natuurlijk op neerkomt dat zij Karel De Gucht lekker voor schut zet. Dat is een eerste punt.

 

Ten tweede, ik hoor u en de regering in verband met Congo regelmatig het idee verkondigen dat men diplomatie niet voert met de grote trom en trompetgeschal, maar dat dit discreet en efficiënt moet zijn. Ik heb niet de indruk dat uw optreden aan de rand van de Gazastrook in overeenstemming is met dit principe. U zult mij dat misschien kunnen verklaren, maar de logica is voor mij zoek.

 

Ik moet eraan toevoegen dat ik ook verbaasd ben over het selectieve van de ergernis over wat in de Gazastrook gebeurt. Het is tenslotte niet alleen Israel, collega’s, dat dit stuk land omsingelt en onbereikbaar maakt; het Arabische Egypte doet precies hetzelfde. Die mensen zijn nu zelfs een muur aan het bouwen onder de woestijn om de fameuze tunnels onmogelijk te maken. Ik hoor daar heel weinig over. Ik heb u niet horen zeggen dat u via Egypte naar de Gazastrook zou gaan. Nochtans, men kan niet een beetje zwanger zijn; een boycot is altijd een boycot. Egypte lijkt mij daar even fout in te zijn — indien u die woorden zou willen gebruiken — als Israel. Merkwaardig genoeg — en dat zal wel politiek correct zijn — is er weinig kritiek op Egypte.

 

Mijnheer de minister, mijn conclusie in deze zaak is dat u een prachtig nummertje hebt opgevoerd om u hier te lande bekendheid te geven, maar dat dit de Palestijnen geen jota vooruit heeft geholpen. Ik dacht dat dit nochtans de oorspronkelijke bedoeling was.

 

04.02  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme on vient de le rappeler, vous avez effectué une visite de quatre jours au Proche-Orient, au Liban, en Palestine et en Israël. J'aurais voulu avoir une discussion au sujet des diverses rencontres que vous avez eues.

 

Plus particulièrement, quels sont les projets financiers, actuels et futurs, de la Coopération au développement en Palestine et en Israël?

 

À la suite des entretiens que vous avez eus avec les hauts responsables politiques palestiniens et israéliens, quelle est votre appréciation quant à l'aboutissement du processus de paix? Peut-on encore en parler?

 

Qu'en est-il de la situation économique et sociale à Gaza? Vous auriez voulu la constater par vous-même. Votre demande était légitime mais vous n'avez pu vous y rendre. Peut-être avez-vous eu des échos particuliers à ce sujet quand vous étiez en Palestine? Quelle est la suite diplomatique à ce refus de pouvoir rentrer à Gaza?

 

Par ailleurs, vous vous êtes rendu dans les camps de réfugiés palestiniens au Liban. La Coopération au développement y finance un hôpital dans le cadre d'un effort de reconstruction et de réhabilitation. Les autorités locales ont regretté le retrait de notre hôpital militaire car elles craignent qu'il faille un certain temps avant que le nouvel hôpital soit opérationnel. Ils ont peur de ne plus avoir d'hôpitaux efficaces sur place. Quand ce nouvel hôpital sera-t-il opérationnel? Où en sont les travaux de réhabilitation?

 

Avez-vous également rendu visite à nos militaires belges à Tibnin? Comment les Libanais évaluent-ils leur action?

 

04.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in een week waarin opnieuw bewijzen worden aangedragen van het gebruik van fosforbommen door Israël tijdens de inval in de Gazastrook, winnen onze vragen alleen maar aan actualiteit.

 

Het werd door mijn collega’s al gezegd: u mocht de Gazastrook niet binnen. U hebt daarover ook gesprekken gehad, dacht ik, of u hebt zich toch geïnformeerd over de reden waarom dat gebeurd is. Wat waren de redenen die door de Israëlische autoriteiten werden aangehaald? Wat is uw reactie daarop? U bent een gezagsdrager. U bent de vertegenwoordiger van een staat en van een lidstaat van de Europese Unie. Zowel ons land als de Europese Unie hebben tal van projecten lopen. Wij financieren mee de wederopbouw in Gaza. Het is voor onze fractie totaal onaanvaardbaar dat u de Gazastrook niet binnen mocht. Wat was uw reactie daarop bij de Israëlische overheid? Hebt u contact gehad met de Israëlische ambassadrice in ons land?

 

Een tweede aspect van mijn vraag betreft de huidige stand van zaken in het conflict tussen Israël en Palestina. Eind januari werden opnieuw een aantal forse verklaringen afgelegd door de Israëlische premier Netanyahu. Verschillende door Israël bezette gebieden in Etzion, op de Westelijke Jordaanoever, zouden voor altijd deel blijven uitmaken van een Israëlische staat. Die uitspraken kwamen er in dezelfde periode dat een Amerikaanse gezant tussen de Israëlische en Palestijnse autoriteiten pendelde om het herstarten van de vredesonderhandelingen, die nu toch al een tijdje stilliggen, te bespreken. Om zijn woorden kracht bij te zetten plantte premier Netanyahu een boom in Etzion. Hij verklaarde ook bomen te willen planten in twee andere grote bezette gebieden, Ma’ale Adumim en Ariel, nabij Jeruzalem. Dat zijn daden van een groot symbolisch belang.

 

Wat is uw reactie hierop? Wat kunt u doen? Wat kan België doen om een heropstart van de vredesonderhandelingen te bespoedigen? Welke stappen hebt u al gezet of zult u zetten?

 

04.04  Charles Michel, ministre: Monsieur le président, chers collègues, notre aide publique au développement en faveur de la Palestine fut de 24,33 millions d'euros en 2008. Cela fait de la Palestine le quatrième bénéficiaire de l'aide octroyée par la DGCD en 2008.

 

Le Programme de Coopération 2008-2011, d'un montant de 50 millions d'euros, est centré sur deux secteurs prioritaires: d'une part, l'éducation et, d'autre part, la gouvernance locale. Neuf projets sont actuellement en cours d'exécution en Palestine pour un budget total de 31,4 millions d'euros, principalement dans le domaine de la santé et de l'éducation, comme la construction d'écoles en Cisjordanie mais également à Gaza. Le programme d'appui au développement local débutera en 2010.

 

In mijn hoedanigheid van minister van Ontwikkelingssamenwerking van een land dat tot de hulp aan Gaza bijdraagt, had mijn missie een humanitair en ontwikkelingsdoel. Ik had namelijk de bedoeling een stand van zaken te maken van de humanitaire situatie en van de hulp die aan de Gazastrook wordt geleverd, alsook om de moeilijkheden beter te begrijpen waarmee in Gaza actief zijnde organisaties worden geconfronteerd.

 

De hulp van de Belgische ontwikkelingssamenwerking gebeurt onder meer via humanitaire organisaties, te weten United Nations Relief and Works Agency for palestine Refugees (UNRWA) en the Office for the Coordination of Humanitarian Affairs ( OCHA).

 

Gedurende het bezoek in kwestie was er geen enkel contact met Hamasleiders gepland.

 

Tijdens mijn ontmoeting met minister Ayalon heb ik het recht op veiligheid van Israël herhaald. Mijn gesprekspartner betreurde de problemen rond mijn bezoek aan Gaza. Voor Israël vertegenwoordigt Hamas immers Iran en niet de Palestijnen. Minister Ayalon was van mening dat elk bezoek van hoog niveau aan Gaza het risico loopt door Hamas te worden gebruikt om haar legitimiteit te bevestigen.

 

Ik deel zijn analyse niet, vermits mijn missie in een strikt humanitair kader plaatsvond en gepaard had kunnen gaan met een verklaring die, conform het standpunt van de Europese Unie, had onderstreept dat Hamas geen gesprekspartner voor mij is. Ik ben dus van plan de kwestie tijdens de komende Europese Raad van ministers van Ontwikkelingssamenwerking ter sprake te brengen.

 

Israël is geen partnerland van de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Ik heb evenwel besloten een budget vrij te maken om acties te ondersteunen van Israëlische ngo’s die met de Palestijnse partners in Oost-Jeruzalem of op de Westelijke Jordaanoever blijven samenwerken, om volkeren dichter bij elkaar te brengen en samen aan de vrede te bouwen.

 

Ma position sur les colonies israéliennes en territoire palestinien rejoint bien entendu celle exprimée par l'Union européenne. Deux cent soixante mille colons vivent aujourd'hui dans 121 colonies en Cisjordanie, sans compter les 190 000 Israéliens qui habitent dans le quartier est de Jérusalem.

 

Au regard du droit international, toutes les colonies en Cisjordanie et à Jérusalem sont illégales. Je me positionne clairement en faveur de toutes les forces vives oeuvrant à la paix et à la réconciliation. En ce sens, les colonies constituent une entrave au processus de paix entre Israël et la Palestine. La décision du premier ministre Netanyahu d'appliquer un gel partiel sur la construction de nouvelles colonies peut être considérée comme un pas dans la bonne direction.

 

Durant ma mission, j'ai plaidé pour un rôle politique renforcé de l'Union européenne dans le cadre de ce conflit. En effet, l'Union européenne est le premier partenaire économique d'Israël et le premier bailleur de fonds de la Palestine. Il me semble que cette position devrait nous permettre d'être beaucoup plus actifs au plan politique. Ce point de vue est d'ailleurs largement partagé par le premier ministre Fayad.

 

Lors de ma visite au Liban, j'ai pu constater l'avancée des projets soutenus par la Belgique tant dans le camp de Nahr el-Bared qu'à l'hôpital de Tibnine. J'ai également pu prendre connaissance des défis qui subsistent et des difficultés auxquelles nos partenaires sont confrontés.

 

Sur base de l'évaluation qui a été réalisée, j'ai décidé d'augmenter la contribution de la Belgique aux ressources générales de l'UNRWA à concurrence d'un million d'euros. À titre complémentaire, j'ai décidé d'augmenter d'un million d'euros les moyens qui iront dorénavant vers le déminage humanitaire. De manière systématique, mes interlocuteurs m'ont confirmé l'évaluation très positive qu'ils faisaient de la présence militaire belge. J'insiste sur la dimension de complémentarité que nous recherchons avec la Défense nationale puisque dès lors que les militaires belges réduiraient les effectifs en termes de déminage militaire, la Coopération prendrait le relais avec du déminage humanitaire au travers des organisations internationales déjà présentes dans ce domaine.

 

S'agissant de la réhabilitation de l'hôpital de Tibnine, je vous confirme que les travaux progressent. Ces travaux devraient être terminés endéans les cinq ou six mois, donc dans le courant de l'été 2010. Une soixantaine de médecins et 120 infirmières devraient y travailler. Par rapport à la mission précédente que j'avais menée, il y a maintenant un engagement du gouvernement libanais de prendre en charge le fonctionnement de cet hôpital. Voici un an, des doutes existaient encore quant à la question de savoir comment cet hôpital allait être géré. Il fallait pouvoir garantir la durabilité de l'investissement réalisé par la Belgique.

 

04.05  Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, de minister heeft mij er zeker niet van overtuigd dat het hier niet ging om een provocatie. Na het bezoek van Kouchner was het hetzelfde doen het incident zoeken, niet meer of niet minder. Voor mijn part kunt u zeggen dat u dat bewust hebt gedaan en kunt u dat verdedigen, maar het is een incident zoeken.

 

Ten tweede, u hebt gezegd dat wij de “gouvernance locale” subsidiëren. Neem mij niet kwalijk, maar de gouvernance locale in Gaza is Hamas. Er bestaat geen ander bewind dan Hamas. U spreekt over de scholen. Onderwijs is belangrijk en voor mijn part mag u daar scholen financieren, maar wij weten ook dat scholen worden gebruikt voor indoctrinatie. Het zou interessant zijn om dat te beklemtonen.

 

Ten slotte zegt u dat u daar naartoe ging om humanitaire redenen en niet om Hamas te verdedigen. Dat is een interessante piste. Zult u dan, bijvoorbeeld, in Colombia gaan kijken naar de situatie op humanitair vlak in de streek die door de FARC wordt gecontroleerd? Ik wens u dat niet toe, want ik denk dat u dan het lot van mevrouw Betancourt zou delen. Zult u in Afghanistan gaan kijken naar de humanitaire situatie van de mensen die in Taliban-gebieden leven? Ik denk het niet. Het is hier doodgewoon politiek correct geworden om Israël te plagen en u hebt daaraan meegedaan.

 

04.06  Karine Lalieux (PS): Je vous remercie pour votre réponse, monsieur le ministre. Il n'appartient certainement pas à un pays tiers de déterminer si vous pouvez vous rendre ou non dans un État qui n'en est plus un, qui l'a été et qui le redeviendra peut-être un jour. Vous avez raison d'évoquer ce point lors d'un Conseil des ministres européens; j'espère que vous serez ferme. Cela fait en effet déjà deux refus. J'imagine que la France soutiendra votre démarche. Il est important de voir la situation humanitaire réelle dans la Bande de Gaza.

 

J'apprécie aussi votre position quant aux colonies israéliennes. Il faudrait que l'Europe parle de manière plus audible. Nous sommes un partenaire économique important d'Israël. À travers des pressions économiques, nous pouvons agir politiquement. L'Europe n'utilise pas assez cet instrument et elle ne parle pas d'une même voix. Conclusion, on ne l'entend pas au niveau diplomatique et international.

 

Vous me rassurez au sujet du Liban. Il est important de poursuivre notre travail dans un pays qui tente de se reconstruire et qui a aujourd'hui enfin un gouvernement, de continuer le déminage. Si l'armée ne le fait plus, un relais humanitaire est fondamental. Il faut aussi que cet hôpital vive et survive. On sait que beaucoup d'infirmières et de médecins libanais se forment en Europe: il est bon qu'ils prennent le relais dans cette région.

 

04.07  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord en de interesse die u betoont in de problematiek in Gaza. Ik waardeer uw intentie om een bezoek aan Gaza te brengen, in tegenstelling tot de eerste spreker.

 

Als uw aandacht, in een tijd waarin tal van VN-rapporten en mensenrechtenorganisaties wijzen op de grote onrechtvaardigheden die zich daar afspelen en die al jaren voortduren, consequent is, dan kunt u op de steun van mijn fractie rekenen.

 

Ik heb twee opmerkingen. Ten eerste, ik vind uw reactie op het verbod op toegang nogal minnetjes. Ik vind dat u zich daarbij nogal gemakkelijk neerlegt. Ik had gehoopt op een formeel diplomatiek protest. De arrogantie van de Israëlische autoriteiten kan immers niet door de beugel. Ik vind uw reactie nogal lauw.

 

Ten tweede, u verwijst naar het Europese standpunt over de nederzettingenpolitiek. Het Europese standpunt is wat het is, maar ik verwacht van België een voortrekkersrol ter zake. Ik zal er waakzaam op toekijken, want ik zou niet willen dat er een parallel komt met de Congopolitiek, waarbij al te minzaam wordt toegekeken op de mensenrechtenschendingen.

 

Ik hoop dat dit niet de nieuwe lijn van Vanackere is. Ik hoop dat deze regering zich daar niet achter zal scharen en dat u dat ook niet doet. Ik zal waakzaam blijven op het beleid met betrekking tot Israël en Palestina van deze regering, net zoals ik dat ook doe voor het Congobeleid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het resultaat van de buitengewone vergadering van de Europese Raad" (nr. 18492)

- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de noodhulp en de hulp voor de wederopbouw in Haïti" (nr. 18580)

- mevrouw Martine De Maght aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de terugtrekking van Broederlijk Delen uit Haïti" (nr. 18757)

- de heer Georges Dallemagne aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de Belgische bijdrage aan de wederopbouw van Haïti" (nr. 19032)

05 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le résultat de la réunion extraordinaire du Conseil européen" (n° 18492)

- M. Xavier Baeselen au ministre de la Coopération au développement sur "l'aide d'urgence et l'aide à la reconstruction à Haïti" (n° 18580)

- Mme Martine De Maght au ministre de la Coopération au développement sur "le retrait de Haïti de l'association 'Broederlijk Delen'" (n° 18757)

- M. Georges Dallemagne au ministre de la Coopération au développement sur "la contribution belge à la reconstruction de Haïti" (n° 19032)

 

05.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik heb een vraag over de stand van zaken aangaande de Europese hulp voor Haïti.

 

Op 25 januari heeft de Europese Raad een positief antwoord gegeven op de vraag van de VN om een gecoördineerde actie op te zetten om in Haïti hulp te bieden. De Europese Unie heeft zich ertoe verbonden expertise en materiaal ter beschikking te stellen om de wegen berijdbaar te maken, de maritieme logistieke capaciteit te verzorgen en ten minste 300 politiemensen te sturen om de operatie-MINUSTAH te versterken.

 

In welke mate heeft België zich geëngageerd om bij te dragen aan elk van die vragen van de VN? Er zijn problemen inzake de coördinatie van de hulp. Kunt u daarover wat toelichting geven? Ik meen dat het nodig is dat wij de tweede fase ingaan, voorbij de noodhulp op weg naar de wederopbouw. Er zijn heel wat structurele maatregelen nodig, zoals schuldkwijtschelding. Wij hebben daarover al een debat gevoerd, maar ik zou het appreciëren als u nogmaals daarop ingaat.

 

05.02  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne vais pas être très long. Cette thématique est en effet déjà revenue à plusieurs reprises en séance plénière.

 

Je voudrais refaire le point quant à la hauteur de l'aide militaire qu'apportait la Belgique dans la phase d'urgence et dans la phase de reconstruction.

 

Qu'en est-il de l'idée de la mise en place d'une force civile d'intervention européenne pour apporter une aide concrète dans le monde lorsque des catastrophes surviennent? Avec M. Dallemagne et les collègues qui souhaiteront la cosigner, nous allons déposer une proposition de résolution tout prochainement. S'agit-il d'un dossier que vous souhaitez porter au niveau du débat européen à l'occasion - ou même avant - de la présidence belge de l'Union?

 

Pouvez-vous confirmer les montants qui ont été dégagés par la Belgique pour l'aide d'urgence et les montants qui seront potentiellement disponibles pour la reconstruction lors de la conférence internationale prévue sur le sujet?

 

05.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, en complément des questions posées par mes collègues, je voudrais connaître les montants dédicacés à la reconstruction.

 

De quelle manière et dans quels secteurs ces montants seront-ils dépensés?

 

Avec quels opérateurs? Fera-t-on appel à des opérateurs de la coopération bilatérale, multilatérale ou des ONG?

 

Quel sera le timing? Il faudra faire des efforts dans le domaine de la reconstruction étant donné la situation dramatique que connaît la population locale.

 

Quels seront les mécanismes de coopération européens et internationaux?

 

Je milite pour que tous les efforts que déploie la Belgique à Haïti disposent d'une base solide sur le plan structurel et légal. Il y a quelques jours, je vous posais la question de l'intégration éventuelle d'Haïti dans le Fonds de sécurité alimentaire. Certains collègues ne souhaitent pas qu'on clôture cette discussion car il s'agit d'une initiative parlementaire. Si cette piste s'avère difficile, je m'interroge sur la possibilité de réintégrer Haïti dans la liste des pays de concentration de la Belgique.

 

Je rappelle qu'Haïti était un partenaire de la Belgique en matière de coopération et qu'il est toujours partenaire de la Communauté Wallonie-Bruxelles. Nous y avons beaucoup d'expertise. Ce pays méritera des efforts sur le très long terme. Ce pays a un profil classique pour notre coopération. Il répond à tous les indicateurs.

 

Le premier ministre me répondait, il y a quelques jours, qu'il ne fallait pas trop se disperser mais cela reste un pays de dix millions d'habitants et de taille modeste.

 

Monsieur le ministre, vous avez décidé de faire des efforts substantiels et je vous en félicite. Je trouve qu'il serait intéressant de placer tout cela sur des bases solides aux plans structurel et légal.

 

05.04 Minister Charles Michel: Mijnheer de voorzitter, de context van de interventie in Haïti is evenwel buitengewoon in die zin dat de regering en de staatsstructuren van Haïti rechtstreeks en heel hard getroffen werden door deze aardbeving. Normaliter is de lokale regering het best in staat de noden te bepalen na dergelijke catastrofe. Ook waren de communicatiekanalen grotendeels onbruikbaar ten gevolge van de aardbeving. Om deze redenen was het zeer moeilijk om een stand van zaken ter plaatse te bekomen en dus ook om de noden te bepalen van de Haïtiaanse bevolking. Overigens wordt de Flash Appeal van de Verenigde Naties pas vrijdagavond gepubliceerd.

 

En réponse aux questions de MM. Baeselen et De Vriendt, je vous informe que cette réunion européenne a permis de confirmer le montant total des engagements dans le cadre de l'aide d'urgence à apporter à Haïti. L'apport de la Commission porte sur 130 millions d'euros (30 millions pour l'assistance humanitaire, 100 millions pour la reconstruction des infrastructures gouvernementales) et 200 millions pour la reconstruction du pays. Quant aux États membres, leur participation s'élève à 92 millions d'euros, soit un total d'environ 400 millions représentant plus de la moitié du Flash Appeal de l'ONU.

 

En ce qui concerne la proposition belge, les ministres européens ont convenu d'examiner la manière d'améliorer la coordination européenne dans la gestion civile et humanitaire des crises. Nous plaidons avec plusieurs parlementaires en faveur d'un Euro-Fast, un mécanisme européen du type B-Fast. J'ai eu l'occasion au Conseil européen de plaider ardemment en ce sens, lors de très nombreux contacts informels préalables avec les grands pays. Ma conviction est que cette idée progresse favorablement. Le président du Conseil européen s'est publiquement exprimé en faveur de cette idée. Plusieurs grands pays européens ont également rejoint la proposition, même si, ne nous leurrons pas, il reste quelques réticences, soit pour des raisons idéologiques, soit pour d'autres raisons, sur ce terrain dans le chef d'un certain nombre de pays européens.

 

Wat de vragen van de heer De Vriendt en Dallemagne betreft omtrent de coördinatie op het terrein, kan ik antwoorden dat traditioneel de VN, in samenwerking met de nationale overheid, instaan voor de coördinatie op het domein van de humanitaire hulp. Dit heeft de VN op het terrein ook gedaan, ondanks het feit dat haar personeel rechtstreeks getroffen werd, zoals u weten.

 

In de eerste uren na de aardbeving heeft de MINUSTAH een centrum voor de coördinatie van de operaties opgezet nabij de luchthaven en vijf clusters humanitaire hulp werden gemobiliseerd. Er vonden dagelijks twee coördinatievergaderingen plaats.

 

MM. Baeselen et Dallemagne souhaitent également connaître le détail des contributions belges en termes de moyens humains, matériels et financiers.

 

D'abord, pour ce qui concerne B-Fast, 60 personnes (experts en recherche et en sauvetage, experts médicaux) ont été mobilisées. À partir du 3 février, l'équipe médicale B-Fast sera réduite et sera intégrée dans l'hôpital de référence de la Croix-Rouge allemande.

 

Pour le volet B-Fast matériel, hôpital de campagne, station d'épuration des eaux et des biens de première nécessité ont été et sont mobilisés.

 

Le fonds de réaction rapide SFERA, qui dépend de la FAO, a été mobilisé à raison de 350 000 euros. Cela porte essentiellement sur des réhabilitations des systèmes agricoles; comme nous assisterons à des flux massifs de populations qui se dirigeront vers les campagnes, il est important de renforcer les structures locales sur le plan agricole. Une somme de un million d'euros a été débloquée pour le PAM (aide alimentaire); 600 000 euros sont attribués à l'UNICEF pour la protection des enfants (la question des orphelins sera importante); 500 000 euros pour la Croix-Rouge de Belgique (biens de première nécessité pour 20 000 familles); 500 000 euros pour Oxfam afin de répondre à des aides d'urgence; 500 000 euros pour la Croix-Rouge comme contribution à l'hôpital de référence de la Croix-Rouge allemande à laquelle est intégrée l'équipe B-Fast; enfin, pour le CERF, mécanisme de réponse rapide d'OCHA des Nations unies, 6 millions d'euros, mais non affectés spécifiquement pour Haïti. OCHA a déjà débloqué plus de 25 millions de dollars sur ce fonds.

 

Mijnheer De Vriendt, het is eveneens van cruciaal belang dat België Haïti op het vlak van de heropbouw kan ondersteunen. Een donorconferentie zal in maart plaatsvinden op de hoofdzetel van de VN in New York. Een raming van de noden zal beschikbaar zijn. De donorlanden zullen in staat zijn om hun engagement op middellange en lange termijn te bevestigen.

 

Pour être précis, j'ajoute qu'une équipe d'experts européens, parmi laquelle un représentant belge, est actuellement sur place pour déterminer l'étendue des besoins et permettre aux pays européens, y compris la Belgique, de prendre une attitude de la manière la plus informée possible au moment de cette conférence qui interviendra au mois de mars à New York.

 

Monsieur Dallemagne, pour ce qui est de votre question, je veux distinguer les choses mais, peut-être, n'ai-je pas bien compris le sens de votre propos. S'agissant du Fonds belge de survie, je n'ai évidemment aucune objection à ce que Haïti puisse être pris en considération. Cette proposition me paraît intéressante. S'agissant, par contre, de faire d'Haïti un pays partenaire pour la coopération bilatérale, je n'y suis pas favorable. En effet, de très nombreux acteurs multilatéraux et bilatéraux sont déjà présents en Haïti.

 

La question de la coordination est une question-clé pour la reconstruction du pays. Voici plusieurs années, le parlement fédéral a choisi de stopper la coopération bilatérale avec Haïti. Je pense toutefois que nous pouvons être extrêmement solidaires. Nous l'avons d'ailleurs montré dans le cadre de l'aide d'urgence. Nous pouvons également l'être pour la reconstruction en utilisant des canaux déjà existants pour "upgrader" des efforts. Je pense notamment à cet hôpital allemand. Par le biais de la Croix-Rouge, on décide de financer un hôpital de référence allemand et d'apporter des ressources belges en moyens tant humains que matériels. On donne ainsi à cet hôpital la capacité de répondre à la demande de manière forte, plus forte que ce qu'on ne pourrait faire seul. Je pense personnellement qu'il faut privilégier ce type de piste.

 

Organiser une présence belge à travers une antenne de la DGCD ou à travers quelques experts de la coopération technique belge ne rendra pas, selon moi, la reconstruction plus optimale ou plus efficace. Il faut s'interroger sur les moyens financiers que la Belgique est prête à mobiliser sur le plan de la solidarité. Sur le plan du principe, nous serons présents à Haïti sur le moyen et le long terme.

 

Il faut également se poser la question de savoir quels sont les canaux internationaux via les Nations unies ou les partenaires bilatéraux européens. Je suis partisan de faire de la coopération déléguée en Haïti et de voir avec les partenaires, qui ont une expertise et une coopération technique sur le terrain depuis des années, comment on peut "upgrader" des projets en mobilisant des moyens, sans reconstruire une logique administrative. Je rappelle qu'à chaque fois qu'il y a des partenariats bilatéraux, on vient avec nos propres procédures, notre propre loi de 1999 sur la Coopération au développement et nos propres contraintes. Je pense, au contraire, que nous avons besoin d'acteurs qui définissent des priorités pour plus d'efficacité. Dans le budget de l'État belge, nous pouvons mobiliser les moyens et choisir, après un débat parlementaire qui, j'en suis certain, aura lieu, quels sont les canaux les plus judicieux: les grandes ONG, les canaux multilatéraux et même les pays, et en particulier les pays européens, dans le cadre du Code de bonne conduite européen. Mettons-le en œuvre! La France est un pays très présent en Haïti avec lequel nous avons réagi, dans l'urgence, sur certains sujets. On peut encore l'envisager pour l'avenir, me semble-t-il.

 

05.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dank u voor dit uitgebreid antwoord. De Belgische regering heeft de nodige inspanningen geleverd inzake noodhulp. Onze fractie heeft dat al herhaaldelijk gezegd. Ons land zal daar nog lange tijd aanwezig moeten blijven bij de tweede fase van de wederopbouw.

 

Misschien kan een voorbeeld worden genomen aan de inspanningen die zijn gebeurd ten tijde van de tsunami, in december 2004. Ook toen heeft België zich geëngageerd voor de tweede fase van de wederopbouw. Als ik me niet vergis, zijn we daar zeker nog een half jaar actief gebleven met een aantal militaire vrijwilligers en genietroepen, om aan de wederopbouw te werken, maar dan structureel.

 

Het debat over Haïti is al gevoerd. Hier en daar, onder andere op mijn initiatief, kwamen de thema’s van schuldkwijtschelding en eerlijke handelsrelaties ter sprake. Die thema’s vindt u als liberaal misschien wat minder aangenaam, maar ik hoop dat u toch ook realist bent. Uw collega Didier Reynders is zeer goed geplaatst om daarvoor te pleiten. Haïti heeft op dit moment 619 miljoen euro schulden aan de internationale gemeenschap. De beste manier om het land kansen te geven is om een schuldkwijtschelding door te voeren.

 

Ten tweede zijn er de handelsrelaties. Het kan niet dat het IMF Haïti verplicht de importtarieven te laten zakken, zodat de eigen lokale markt wordt overspoeld door goedkope rijst uit het buitenland. Die essentiële problemen moeten worden aangepakt om het land structurele kansen op ontwikkeling te geven. Ik vraag de Belgische regering daar toch ook werk van te maken.

 

05.06  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, nous pouvons nous réjouir des montants importants débloqués au niveau européen dans son ensemble. Je partage entièrement l'analyse du ministre par rapport à la problématique de l'extension de la liste des pays partenaires. L'objectif essentiel doit être de pouvoir continuer à témoigner notre solidarité belge et européenne à Haïti. C'est ce qui se fait aujourd'hui sur place. Nous ne connaissons pas encore actuellement le chiffre relatif à la reconstruction éventuellement décidé lors de la conférence internationale pour la reconstruction.

 

Le premier ministre interrogé il y a une ou deux semaines avait signalé que la Belgique était prête à y participer, mais je suppose que nous n'avons pas fixé les montants. Cela dépendra de cette conférence. Par ailleurs, je vous encourage vivement à intervenir sur ce formidable dossier que constitue l'Euro-Fast. Il s'agira d'un beau défi à concrétiser dans le cadre de notre présidence belge, même si la constitution de ce dossier est déjà entamée.

 

05.07  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour les quelques bonnes nouvelles que vous nous communiquez. Je me réjouis de constater que ce débat que j'avais porté au début de cette catastrophe sur la mise en place de casques blancs, Euro-Fast, un corps de secours civil européen, progresse et que vous le relayiez auprès des sphères adéquates.

 

L'Europe, chaque État de son côté, ne peut plus se contenter d'envoyer des aides sans même connaître celles décidées par les États voisins. Les télévisions européennes diffusent des images parfois très belles, mais l'aide à la population n'en est pas pour autant suffisamment efficace. Elle le serait davantage (avec un nombre plus élevé de personnes sauvées) si le dispositif en question était mis en place.

 

En ce qui concerne l'aide belge, j'ai compris que 15 à 20 millions d'euros avaient déjà été identifiés. J'imagine que vous le confirmerez dans les prochains jours, avant la conférence de mars.

 

Pour ce qui concerne la liste des pays de concentration, j'entends votre argumentaire. Il faut veiller à mettre en œuvre le code de bonne conduite européen. J'entends aussi votre ouverture quant aux possibilités d'intégrer Haïti dans le cadre du Fonds belge de sécurité alimentaire.

 

Bien entendu, il convient de vérifier si les critères sont remplis. Mais je considère comme une anomalie depuis le départ de ne pas avoir inclus Haïti dans cette liste. Tous les instruments classiques de la coopération s'adressent normalement aux pays ACP. Bizarrement, le fonds de survie ne concerne que ceux de l'Afrique subsaharienne, qui totalise 600 millions d'habitants tandis que Haïti en compte 10. Cela ne changerait pas grand chose que d'inclure Haïti dans cette liste. En tout cas, ce serait un signal important de la Belgique, qui démontrerait ainsi sa volonté de participer à l'effort de reconstruction.

 

Ce sont des années, voire des décennies qui seront nécessaires pour y parvenir. J'ai en mémoire le nom de certaines capitales, comme Managua, qui ont été dévastées par des tremblements de terre. Vingt-cinq ans après, les stigmates sont toujours visibles. Dès lors, si nous voulons vraiment intervenir sérieusement, il faut se dire que cela prendra 10 à 15 ans d'efforts.

 

De voorzitter: Collega De Vriendt wil nog even reageren op uw repliek, mijnheer de minister.

 

05.08  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, wij kijken uiteraard uit naar de resultaten inzake kwijtschelding, maar mijn vraag naar eerlijkere handelsrelaties blijft open. Waakzaamheid is echt wel nodig, want het IMF heeft een nieuwe lening aangeboden aan Haïti en heeft daaraan onmiddellijk ook voorwaarden gekoppeld die structurele toekomstkansen inzake de ontwikkeling van de plaatselijke economie hypothekeren.

 

Ik denk dat op beide domeinen actie nodig is: schuldkwijtschelding en een herstructurering van de handelsrelaties.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Ik dank de minister en de collega’s voor het vlotte verloop van de vergadering.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 11.55 uur.

La réunion publique de commission est levée à 11.55 heures.