Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de maatschappelijke Hernieuwing

Commission de la Santé publique, de l'Environnement et du Renouveau de la Société

 

van

 

woensdag 27 januari 2010

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 27 janvier 2010

 

Matin

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 11.23 heures. La réunion est présidée par Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 11.23 uur. De vergadering wordt voorgezeten door mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers.

 

01 Vraag van de heer Flor Van Noppen aan de minister van Klimaat en Energie over "de kritiek van het Rekenhof op de naleving van de ministeriële omzendbrief die specifieke normen vastlegt inzake de aanschaffing en het beheer van personenwagens door federale besturen" (nr. 18068)

01 Question de M. Flor Van Noppen au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les critiques de la Cour des comptes au sujet de la circulaire ministérielle qui fixe les normes à respecter concernant l'acquisition et la gestion de véhicules par les administrations fédérales" (n° 18068)

 

01.01  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de minister, wij hebben het juist gehad over duurzame ontwikkeling. De overheid zou het voorbeeld moeten geven. Het Rekenhof heeft tekortkomingen vastgesteld in verband met de aankoop van personenwagens door de federale besturen. Normaal mag 50 % van de wagens de maximumuitstoot inzake CO2 niet overschrijden en moet er een jaarlijkse lijst van aangekochte wagens aan de minister, bevoegd voor duurzame ontwikkeling, bezorgd worden.

 

Ook is het niet altijd mogelijk om op basis van de informatie die wordt bijgehouden om het wagenpark te beheren, de kosten duidelijk te identificeren. Op het vlak van interne controle stelt het Rekenhof vast dat de normen, vervat in het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende het interne controlesysteem en het COSO-referentiekader, soms onvoldoende bekend zijn.

 

Mijnheer de voorzitter, wat vindt u van de kritiek van het Rekenhof? Gaat u ermee akkoord dat de overheid zelf het goede voorbeeld zou moeten geven? Welke maatregelen zult u nemen opdat de specifieke normen in de toekomst wel worden nageleefd?

 

01.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer Van Noppen, in het kader van de jaarlijkse verslaggeving door de commissie Duurzame Ontwikkeling werden de verschillende FOD’s en POD’s bevraagd in verband met de naleving van rondzendbrief nr. 307quater. In het jaarverslag 2008, dat u kunt raadplegen op de website van de commissie, vindt u een uitgebreide toelichting van de bevraging. De toelichting steunt op informatie die werd verstrekt door de verschillende FOD’s en POD’s.

 

Volgens rondzendbrief nr. 207quater moet 70 % van de jaarlijks aangekochte voertuigen op zijn hoogst behoren tot categorie C wat betreft CO2-uitstoot, of moeten ze rijden met behulp van properdere technologieën: elektrische voertuigen, hybride voertuigen enzovoort. Uit alle ontvangen antwoorden, in dit geval goed voor 92 % van het federaal personeel, blijkt dat de aankoop van nieuwe voertuigen in 2008 bestond uit 2 hybride wagens, 13 wagens met een CO2-uitstoot van categorie B en 87 wagens met een CO2-uitstoot van categorie C. Dat maakt 102 voertuigen op een totaal van 144 personenwagens die aangekocht werden in 2008, of meer dan 50 %, percentage dat vereist is in de rondzendbrief.

 

Als we de cijfers per openbare dienst bekijken, blijkt dat de rondzendbrief in het algemeen goed werd opgevolgd, met hier en daar een uitzondering, die kan worden verklaard door specifieke behoeften. De volledige informatie bevindt zich in bijlage 4 van het ICDO-rapport. Terloops wil ik u meedelen dat de Ministerraad op 13 juli 2009 een geactualiseerde versie van de rondzendbrief goedkeurde. Het betreft omzendbrief nr. 307quinquies. Op milieuvlak verwijst die rondzendbrief naar de meest actuele euronormen: beperkingen bij de uitstoot voor dieselvoertuigen, milieuvriendelijke motortechnologieën en de ecoscore.

 

Deze laatste houdt rekening met de uitstoot van verschillende emissies en dus niet enkel met de CO2-uitstoot. De vernieuwde rondzendbrief is te vinden op de eveneens geactualiseerde sites.

 

Daarnaast is mijn administratie op vraag van de FOD Personeel en Administratie en de FOD Kanselarij aan het onderzoeken hoe de omzetting van de richtlijn 2009/33 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 met betrekking tot de bevordering van schone energiezuinige wegvoertuigen kan gebeuren. Die richtlijn slaat op aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten. Zij verwijst naar een methodologie voor de berekening van de operationele levensduurkosten voor energieverbruik, CO2-uitstoot, stikstofoxide, niet-metaalhoudende koolwaterstoffen en fijne stofdeeltjes. De lidstaten dienen de nodige wettelijke en bestuurrechtelijke bepalingen te voorzien, zodat de richtlijn uiterlijk op 4 december 2010 in werking kan treden.

 

01.03  Flor Van Noppen (N-VA): Mijnheer de minister, wij zullen deze zaak blijven opvolgen en wij hopen dat de overheid in de toekomst wel een positief signaal geeft.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

La présidente: La question n° 18221 de M. Dallemagne est reportée.

 

02 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "de klimaatconferentie in Kopenhagen" (nr. 18254)

02 Question de Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la conférence sur les changements climatiques de Copenhague" (n° 18254)

 

02.01  Rita De Bont (VB): Mijnheer de minister, ik heb vernomen dat u volgende week verslag zal uitbrengen over de Klimaattop in Kopenhagen. Ik had daarover al een paar concrete vragen ingediend.

 

Ik hoef waarschijnlijk niet onder de aandacht te brengen dat het klimaatakkoord dat tot stand gebracht is tussen enerzijds, de Verenigde Staten en, anderzijds China met nog een aantal andere landen in het kielzog - Europa heeft ter zake van op de zijlijn blijven toekijken - op zijn zachtst gezegd, vrij mager te noemen is.

 

Ik wil u eraan herinneren dat ik u al heb aangesproken over uw belofte inzake de klimaatverandering met 2 graden. U zei dat dit al verworven was. Ik heb er echter nog altijd mijn twijfels over. Er is nergens een formele verwijzing naar een temperatuurstijging met 2 graden. Zelfs als iedereen zich aan zijn gegeven beloftes houdt, komt men volgens het verslag van de Verenigde Naties tot 3 graden stijging. Bovendien is het klimaatakkoord helemaal niet bindend. Volgens mij staat men dus nergens.

 

Ik meen dat dit ook uw mening was op de laatste dag van de Top. Toen hebt u immers gezegd dat in de huidige stand van zaken België moest bepleiten dat er beter geen akkoord is dan een slecht akkoord. Vandaar mijn eerste vraag. Bent u nog altijd die mening toegedaan? Of bent u zoals Jean-Pascal van Ypersele van mening dat een beetje optimisme gerechtvaardigd is?

 

Mijn tweede vraag is of u van mening bent dat de 15 000 of 17 000 onderhandelaars – onder wie ongeveer 120 Belgische onderhandelaars; wij kennen het juiste aantal niet maar het was een aanzienlijke groep – goed werk hebben geleverd? Of stelt u zich net als eerste minister Leterme de vraag over de opportuniteit van dit soort processen?

 

Zou het niet beter zijn, zoals Hans Bruyninckx zegt, met minder mensen rond de tafel te gaan zitten – zoals bij een G8-Top – of een aantal afzonderlijke akkoorden te bewerkstelligen inzake specifieke industriële sectoren? Of is er – zoals Vlaams volksvertegenwoordiger Bart Martens van sp.a bepleit – nood aan een nieuwe institutionele architectuur voor het aanpakken van dergelijke mondiale problemen? Ik hoor graag uw mening daarover.

 

Ik heb nog een derde vraag. U hebt daar de mening geuit dat het lanceren van een Europese CO2-taks goed zou zijn, om landen die niet voldoende inspanningen doen – zoals China – een beetje te bestraffen. In het Europees Parlement heeft Karel De Gucht zich daar al tegen uitgesproken. Kortom, bent u zinnens die piste nog verder te promoten en te onderzoeken?

 

02.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mevrouw De Bont, eerst en vooral wijs ik erop dat de tweegradendoelstelling wel in het Kopenhagenakkoord vermeld staat. Weliswaar wijst alles erop dat de doelstellingen en acties die landen tegen 31 januari zullen meedelen, niet voldoende zullen zijn om die tweegradendoelstelling te realiseren. Zoals u weet worden de onderhandelingen met een jaar verlengd. In 2010 moet de Europese Unie zich dus inzetten om het globaal ambitieniveau op te krikken tot een peil waarop de tweegradendoelstelling wel kan worden gehaald.

 

Ik kom dan bij uw vragen.

 

Ten eerste, ook al is het resultaat een minimumconsensus dan nog is het positief dat de leden ermee akkoord gaan dat diepe reducties in de globale uitstoot nodig zijn voor het vermijden van een gevaarlijke klimaatverandering. Positief is dat er concrete cijfers bestaan over Fast Start en langetermijnfinanciering, en er een aanzet is tot transparantie over de nationale acties van ontwikkelingslanden in een internationaal kader. Daarnaast werd in Kopenhagen ook beslist om de onderhandelingen in de twee sporen — onder de Conventie en het Kyotoprotocol — voort te zetten met het oog op een succesvolle uitkomst tijdens de mondiale klimaatconferentie eind 2010 in Cancun, Mexico.

 

Ten tweede, men mag niet vergeten dat gedurende de eerste tien dagen in de verschillende werkgroepen heel wat vooruitgang geboekt werd in de teksten. De Belgische onderhandelaars, een fractie van de 120-koppige delegatie waarvan ook parlementsleden, stakeholders en wetenschappers deel uitmaakten, hebben in Kopenhagen uitstekend werk verricht. Desondanks staat het resultaat niet in verhouding tot de geleverde inspanningen. Wij zijn in Kopenhagen inderdaad op een aantal grenzen van de multilaterale aanpak gestoten. De politieke gevoeligheid en de complexiteit van deze onderhandelingen in een multilaterale context waarin de besluitvorming op consensus is gebaseerd, maken het uiterst moeilijk om vooruitgang te boeken. De internationale gemeenschap moet zich hierover dan ook bezinnen en het proces moet worden bijgestuurd.

 

De parallelle regionale initiatieven zullen een belangrijke rol spelen om het terrein te effenen en het vertrouwen terug te winnen van bepaalde ontwikkelingslanden. Tijdens deze parallelle sessies moeten wij concrete acties opzetten, onder meer in de strijd tegen ontbossing in bepaalde regionale groepen, bijvoorbeeld de Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse, om een klimaat van vertrouwen te creëren en concrete vooruitgang te boeken voor het welslagen van de klimaatonderhandeling in UNFCCC-verband. Deze regionale sessies zullen niet in de plaats treden, maar moeten een belangrijke ondersteunende rol spelen. Kopenhagen heeft ons geleerd dat transparantie en participatie noodzakelijk zijn om een  politiek draagvlak te hebben voor het nemen van legitieme beslissingen. Daarom moeten wij tussen nu en de conferentie te Cancun een onderhandelingsformaat opzetten dat representatief en legitiem is, en waar ministeriële sessies worden opgezet voor het geven van politieke sturing. Wij moeten zo snel mogelijk van Mexico en ook van Duitsland een duidelijker zicht krijgen op de onderhandelingskalender in 2010.

 

Ten derde, als wij er niet in slagen om tot een globaal en omvattend akkoord te komen en in een situatie zouden terechtkomen waarbij onze bedrijven een concurrentienadeel zouden ondervinden van bedrijven die zijn gevestigd in landen die niet onderworpen zijn aan emissiereducties, dan lijkt het mij zonder meer redelijk om hierop een passend antwoord te formuleren.

 

Dit sluit overigens aan bij de geest van het Europees klimaat- en energiepakket. Het eventueel gebruik van retorsiemaatregelen, zoals de invoering van een belasting op de invoer van producten uit derde landen, behoort tot de voorstellen die naar voren worden geschoven en die verder onderzocht moeten worden.

 

02.03  Rita De Bont (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U bent het waarschijnlijk een beetje aan uzelf verplicht om toch optimistisch te zijn of te blijven en de onderhandelaars te verdedigen. Men heeft gezegd dat, na al het goede werk waarnaar u verwijst, het werk nog moest beginnen. Vandaar mijn vraag welk werk zij daar eigenlijk hebben verricht. Wij staan nog niet ver. Men mag de hoop niet opgeven, maar na Kopenhagen zijn er in ieder geval ook wat meer kritische stemmen opgegaan over het IPCC en over de manier van werken op het internationale front. Ik denk dat men zich daarover eens grondig moet bezinnen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "de aanbevelingen in het federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling (2009)" (nr. 18270)

- mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "de aanbevelingen in het federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling 2009 (vervolg)" (nr. 18271)

- mevrouw Rita De Bont aan de minister van Klimaat en Energie over "de aanbevelingen in het federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling 2009 (vervolg)" (nr. 18272)

03 Questions jointes de

- Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les recommandations formulées dans le rapport fédéral sur le développement durable (2009)" (n° 18270)

- Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les recommandations formulées dans le rapport fédéral sur le développement durable 2009 (suite)" (n° 18271)

- Mme Rita De Bont au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les recommandations formulées dans le rapport fédéral sur le développement durable 2009 (suite)" (n° 18272)

 

De voorzitter: Mevrouw De Bont, u hebt drie samengevoegde vragen, alle drie van uzelf over het rapport inzake duurzame ontwikkeling.

 

03.01  Rita De Bont (VB): Het is natuurlijk nooit moeilijk om met zichzelf in dialoog te treden.

 

Mijnheer de minister, ik heb een aantal vragen over het federaal rapport inzake duurzame ontwikkeling, meer bepaald over de aanbevelingen in het rapport.

 

Op bladzijde vier staat het volgende geschreven: “Aangezien de beschikbaarheid van gegevens van goede kwaliteit cruciaal zijn om nuttige indicatoren te construeren, beveelt het federaal rapport duurzame ontwikkeling aan dringend een inventaris op te maken van de bestaande lacunes en inspanningen te leveren om die lacunes weg te werken en te waken over de kwaliteit van de gegevens op alle bevoegdheidsniveaus in België. Voorrang zou onder meer gegeven moeten worden aan gegevens over gezondheid, milieugezondheid en vervoer.”

 

Mijnheer de minister, bent u het ermee eens dat er een inventaris van de bestaande lacunes moet worden opgemaakt?

 

In het wetsvoorstel dat wij zopas hebben goedgekeurd, wordt al een aanzienlijke poging ondernomen om de verschillende bevoegdheidsniveaus op elkaar af te stemmen en de informatie te stroomlijnen. Een en ander levert echter nog altijd geen concrete inventaris op. Werden in dat verband nog andere initiatieven genomen?

 

Wordt daaromtrent en desgevallend op welke wijze overleg gepleegd met de ministers die voor de genoemde bevoegdheidsdomeinen verantwoordelijk zijn? Zo ja, heeft voornoemd overleg al enig resultaat opgeleverd? Dat waren mijn vragen over een eerste aanbeveling.

 

In het rapport wordt ook nog aanbevolen om na een studie van een aantal synthetische indicatoren te anticiperen op het van kracht worden van de Europese, wettelijke basis voor de milieusatellietrekeningen, die de lidstaten oplegt om regelmatig verscheidene milieusatellietrekeningen te publiceren. Het gaat daarbij over de luchtemissies, de uitgaven voor milieubescherming, de materiaalstromen en de ecotaksen.

 

Kunt u reeds een eerste aanzet daartoe voorstellen of resultaten van voormelde aanbeveling geven? Heeft de regering ter zake al iets ondernomen?

 

In een derde aanbeveling beveelt het rapport België aan om regelmatig de gegevensbanken van de FAO aan te vullen, zodat de berekening de global footprint beter zou kunnen weerspiegelen.

 

De aanbeveling van het rapport geeft ons de indruk dat de informatie niet tijdig of niet volledig wordt doorgegeven, wat natuurlijk zijn implicaties heeft voor de juiste verhoudingen in de bepaling van de ecologische voetafdruk. Klopt het dat de doorspeling van de gegevens niet optimaal verloopt?

 

Bent u overtuigd van de waarde van de indicaties die de ecologische voetafdruk en de biocapaciteit ons kunnen verstrekken? Zo ja, welk aspect ervan lijkt voor u essentieel? Zo nee, wat is hiervoor de motivatie?

 

Welke initiatieven worden inmiddels genomen om aan de aanbeveling tegemoet te komen?

 

03.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw De Bont, het verslag is gericht aan alle leden van de federale regering. Iedere minister behoort daarop met betrekking tot zijn bevoegdheden te antwoorden. Ik oefen niet het toezicht uit over het Planbureau, noch over het directoraat-generaal Statistiek en Economische informatie. Zodoende kan ik hun werkzaamheden niet in de ene of andere richting aanmoedigen. Daarom heb ik het verslag aan al mijn collega’s van de regering overgezonden.

 

Persoonlijk schaar ik mij achter veel van wat daarin wordt geopperd en ik zal die suggesties voorleggen bij de lopende besprekingen betreffende het volgende federaal plan voor duurzame ontwikkeling. Ik treed dus de vaststelling bij dat er belangrijke leemtes bestaan betreffende de beschikbaarheid van kwaliteitsvolle gegevens. Het opmaken van een inventaris is omwille van exhaustieve en vergelijkbare indicatoren zeker belangrijk en zou moeten geschieden in het kader van het overleg tussen de overheidsniveaus. Inzake duurzame ontwikkeling zal ik waken over een coördinatie tussen de overheidsniveaus bij de keuze van indicatoren die de grondslag zullen vormen van de strategische visie op lange termijn.

 

Zoals ik al heb aangegeven, heb ik het verslag aan mijn collega’s van de regering overgezonden, opdat zij zouden rekening houden met de analyses en aanbevelingen. Ik zal er overigens over waken die opnieuw aan de orde te stellen bij de besprekingen die plaatsvinden ter voorbereiding van het volgende federaal plan voor duurzame ontwikkeling.

 

Het is inderdaad gebleken dat het Global Footprint Network de gegevensbanken van de FAO aanwendt om de ecologische voetafdruk in de verschillende landen te berekenen. Gelet op het feit dat die gegevens worden geleverd in het kader van andere beleidselementen, zijn ze wellicht onvoldoende geactualiseerd of nog onvolledig om jaarlijks de ecologische voetafdruk van alle landen te berekenen.

 

Wat de waarde van de ecologische voetafdruk of de biocapaciteit betreft, ben ik ervan overtuigd dat het gaat om een krachtig instrument om de bevolking voor te lichten over de druk die door onze consumptie- en productiepatronen op de natuurlijke bronnen wordt uitgeoefend.

 

In die zin is het nuttig erover te waken dat daaraan voldoende middelen worden gewijd, opdat de berekening ervan nauwkeurig zou kunnen worden gericht.

 

Ik heb reeds de gelegenheid gehad om het hierover te hebben, met name tijdens het parlementair debat dat vorige lente plaatsvond.

 

Enerzijds lijdt de indicator nog aan kinderziekten. Ik treed de methodologische kwestie bij die verband houden met de berekening ervan op pagina 53 van het eindrapport, onder andere het in aanmerking nemen van de afvalproblematiek, de berekening van de uitstoot van CO2 of het in rekenschap brengen van de infrastructuur.

 

Anderzijds vraag ik mij af hoe daarvan gebruikgemaakt kan worden, net zoals van het bbp om daarop onze beleidselementen te bouwen. Er is een onvoldoende verband met de nationale rekeningen, hetgeen ons niet toelaat concrete en rechtstreekse lessen te trekken over de bestaande politieke hefbomen.

 

In dat verband zijn de milieusatellietrekening en de sociale satellietrekening zeer belangrijke instrumenten die in de toekomst nog meer zouden moeten worden ontwikkeld.

 

België heeft er tot op heden steeds voor gezorgd dat de berekening van de ecologische voetafdruk met de hoogste mogelijke precisie kan worden verricht. De milieusatellietrekening en sociale satellietrekening vormen een zeer interessante weg om ons systeem van nationale boekhouding te verbeteren.

 

Ik kan derhalve de aanbeveling om vooruit te lopen op de inwerkingtreding van de Europese wettelijke basis ter zake alleen maar onderschrijven. Ik zal dat punt voorleggen tijdens de bespreking met mijn collega's van de deelstaten in het kader van de heropstart van de nationale strategie inzake duurzame ontwikkeling.

 

U zult reeds informatie ter zake vinden op de internetsite van het directoraat-generaal Statistiek en Economische Voorlichting van de FOD Economie in het volgend federaal verslag over Leefmilieu dat bij het begin van de zomer zal verschijnen.

 

03.03  Rita De Bont (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord. Uw uitspraak dat u niet de bevoegdheid uitoefent over de taskforce Duurzame Ontwikkeling, verwondert mij een beetje. Dat herinnert mij aan de suggestie geformuleerd tijdens de hoorzitting dat een minister alle milieuaspecten zou moeten coördineren.

 

Ik dacht dat u die minister was. Er is dus ergens een kink in de kabel tussen u en de taskforce. De leden ervan zeiden trouwens dat zij het jammer vonden dat u geen officieel advies had gevraagd in verband met de wetgeving die wij zopas hebben goedgekeurd. Weten zij wel dat u er bent?

 

Bent u er zich wel van bewust dat u die coördinerende functie hebt en dat onder andere het verzamelen van al die gegevens voor de ecologische voetafdruk en het opstellen van de inventaris uw verantwoordelijkheid is, vermits u de coördinatie tussen alle betrokken niveaus en alle betrokken ministers moet regelen? Ik denk dat dat nog een tekortkoming is, die in de structuur moet worden rechtgezet.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "het GIS-contract met Hongarije" (nr. 18452)

04 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le contrat GIS avec la Hongrie" (n° 18452)

 

04.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, België heeft ondertussen al meer dan twee jaar geleden voor twee miljoen AAU's gekocht van Hongarije via een GIS-contract, een Green Investment Scheme. Het is niet de eerste keer dat dit in de commissie aan bod komt. Wij hebben hierover eerder gesproken op 21 oktober 2008 en 14 januari 2009 en ook in het raam van de debriefing van de milieuraad.

 

Op 14 januari 2009 hebt u geantwoord dat er een strikt mechanisme van monitoring van de gerealiseerde emissiereducties is, waarbij een onafhankelijke auditeur verantwoordelijk is voor de jaarlijkse verificatie van de gerealiseerde emissiereducties. U zei toen specifiek dat via dit aankoopinitiatief u een duidelijk signaal geeft aan de markt dat AAU's enkel kunnen worden aangekocht via een duidelijk, strikt en kwalitatief project, zoals dit het geval is bij het GIS in Hongarije.

 

Het is onduidelijk of er ondertussen effectief een project is opgestart in Hongarije en of de Joint Board is opgericht. In Point Carbon van 21 november 2009 werd gewag gemaakt van grote problemen in Hongarije met betrekking tot  de GIS-projecten. Volgens Point Carbon werd het geld gebruikt om de put in de Hongaarse begroting te dempen. Het is niet duidelijk over welke contracten het gaat, want Hongarije heeft niet alleen aan België AAU’s verkocht.

 

Point Carbon maakt ook gewag van een brief die vanuit België door toenmalig eerste minister Herman Van Rompuy naar zijn Hongaarse evenknie gestuurd zou zijn om te klagen over de milieu-integriteit van het GIS-project. In die brief zou België aangedrongen hebben op een controle van de wijze waarop het Belgische AAU-geld gespendeerd werd. Er zou zelfs een Hongaars parlementair rapport zijn dat de AAU-deals van Hongarije met België en Spanje met de grond gelijk maakt en waarin zelfs gevraagd wordt om het GIS te schorsen en om met Spanje en Hongarije een nieuw monitoring- en auditsysteem op te zetten.

 

Mijn vraag werd opnieuw ingediend. Ze werd al eerder ingediend, maar door de wissel van de premier moest ze opnieuw worden ingediend. Daarom is er een beetje vertraging, van november tot nu. De vragen blijven echter zeker relevant en onbeantwoord.

 

Ten eerste, wat is de stand van zaken met betrekking tot het GIS-contract dat met Hongarije afgesloten werd? In welke audit- en monitoringsystemen voorziet het contract? Zijn die geïmplementeerd?

 

Ten tweede, klopt het dat België geen zicht heeft op de wijze waarop het AAU-geld gespendeerd werd?

 

Ten derde, hoeveel projecten zijn er ondertussen met het Belgische AAU-geld in Hongarije opgestart?

 

Ten vierde, welke klachten heeft de Belgische regering aan de Hongaarse regering gericht? Op welke manier? Welk antwoord is er van de Hongaarse regering gekomen?

 

Ten vijfde, hebt u kennis kunnen nemen van het Hongaarse parlementaire rapport? Ik heb het gezocht, maar ik heb het niet gevonden. Is het in uw bezit? Kan het in dat geval ook aan ons bezorgd worden?

 

Ten zesde, wordt het GIS effectief geschorst? Welke nieuwe controlesystemen worden er opgezet?

 

Is er overleg met Spanje om een gezamenlijk standpunt in te nemen?

 

Bij de debriefing van de milieuraad van oktober hebt u beloofd om de niet-confidentiële bepalingen van het contract ter beschikking te stellen van de Parlementsleden. Kunt u alstublieft die belofte inlossen?

 

04.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, het klopt dat toenmalig premier Van Rompuy en ikzelf op 27 maart 2009 gezamenlijk een schrijven hebben gericht aan de Hongaarse minister met de vraag om effectief en tijdig uitvoering te geven aan de contractuele verplichtingen in het raam van het Hongaars GIS. In antwoord daarop heeft de Hongaarse premier in een schrijven gegarandeerd dat het gebruik van de middelen bij wet werd vastgelegd voor de ondersteuning van investeringen voor de realisatie van meetbare efficiënte emissiereducties in eigen land.

 

In navolging van de gesprekken die gevoerd werden, onder meer in het raam van de bijeenkomsten van de joint board en overige bilaterale ontmoetingen tussen Hongarije en België, erken ik dat er begin 2009 een reeks managementproblemen zijn opgedoken in Hongarije, waardoor er enige vertraging is opgelopen. De financieel-economische crisis en de regeringswissel hebben ook hun weerslag gehad op het verloop van het project in Hongarije. Ik kan u evenwel meedelen dat er ondertussen twee overheidsopdrachten werden geopend, namelijk het climate friendly home rehearsal program en het climate friendly home conventional program voor de bevordering van energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie in bestaande residentiële gebouwen enerzijds en in conventionele residentiële gebouwen en nieuwbouw anderzijds. Dat is volledig conform de contractuele bepalingen die in het GIS-contract werden vastgelegd.

 

Verder kan ik u meedelen dat de budgetten worden opgedeeld op basis van de verschillende projecttypes in uitvoering van de overeenkomst. Via de auditverslagen alsook via de vergaderingen van de Joint Board hebben we een gedetailleerd zicht en volledig inzagerecht op het gebruik van de financiële middelen. De eerstvolgende bijeenkomst van de joint board is trouwens in februari vastgelegd.

 

Ik heb inderdaad vernomen dat de Hongaarse parlementaire commissaris voor de toekomstige generaties een rapport inzake het GIS geschreven heeft. Dat rapport zal tijdens de volgende Joint Board-vergadering ook besproken worden. Ik kan u wel meedelen dat er geen sprake is van schorsing van de overeenkomst. Ongeacht het feit dat wij de reactie van het Hongaars parlement en van de regering nog niet kennen, is er, voor zover ik weet, geen sprake van schorsing of van passing. Vorige week nog, tijdens een bilateraal overleg, was er daarvan geen sprake.

 

Zowel ikzelf als mijn administratie werken op een zeer constructieve manier samen om de correcte uitvoering van het GIS te waarborgen.

 

Ik overhandig u hierbij een kopie van de contracten, zoals beloofd.

 

04.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en ook voor de kopie van het contract.

 

Indien Hongarije een wet heeft goedgekeurd waarin het gebruik van het AAU-geld wordt vastgelegd, stelt zulks mij niet gerust, vooraleer ik de bewuste wet heb bekeken en kunnen begrijpen, indien de tekst in het Hongaars zou zijn opgesteld.

 

Wij hebben ook bij wet vastgelegd op welke manier de tweede 250 miljoen euro van de exploitanten moet worden gespendeerd. Wij hebben echter bij wet vastgelegd dat het geld in een privéfonds wordt gestopt en dat het privéfonds door de nucleaire exploitanten wordt beheerd.

 

Bij wet kunnen allerlei zaken worden geregeld, wat daarom nog niet betekent dat de besteding van de middelen op een efficiënte manier gebeurt of zoals ze zou moeten gebeuren.

 

Ik heb altijd betreurd dat met Hongarije een AAU-deal is gesloten. Ik hoop alleszins dat de deal goed zal worden uitgevoerd. Ik hoop ook dat u over de goede uitvoering van de deal zal waken. Ik hoop vooral dat in de toekomst in het federale aankoopbeleid dergelijke contracten niet langer worden gesloten.

 

U bent het, gezien onze gesprekken ter zake bij de debriefing van de Milieuraad omtrent de milieu-integriteit van dergelijke projecten, denkelijk met mij eens.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Eric Jadot au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le calendrier relatif à la loi sur le climat et aux modalités de sa mise en oeuvre" (n° 18654)

05 Vraag van de heer Eric Jadot aan de minister van Klimaat en Energie over "het tijdpad voor de klimaatwet en haar uitvoeringsmodaliteiten" (nr. 18654)

 

05.01  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, lors de la présentation de votre note de politique générale en décembre dernier, vous avez évoqué notamment la prochaine mise en œuvre de la loi Climat faisant suite au plan national Climat. La responsabilité de la Belgique sera majeure au cours de l'année 2010 étant donné que la présidence de l'Union européenne placera notre pays dans un rôle de premier plan lors des négociations climatiques mondiales. Dans ce contexte, la future loi Climat se doit d'ouvrir la voie à des objectifs de réduction de CO2 sur le long terme, sans que la conjoncture économique fluctuante ne vienne perturber leur mise en œuvre.

 

Puis-je vous demander, monsieur le ministre, de préciser le calendrier envisagé par votre département pour cette loi Climat et les modalités de sa mise en œuvre? On sait par ailleurs que les modalités du succès d'un projet de régulation efficace en matière de politique climatique en Belgique dépendent pour beaucoup de l'inscription dudit plan en tant que loi spéciale. En décembre, vous nous avez déjà annoncé que de loi spéciale, il n'en serait sans doute pas question. Pouvez-vous dès lors nous éclairer sur l'état d'avancement et la qualité de la concertation avec les entités fédérées afin de coordonner les efforts respectifs des différents niveaux de pouvoir?

 

05.02  Paul Magnette, ministre: Monsieur Jadot, les négociations initiales relatives à ce projet de loi en matière de politique climatique entre les représentants du gouvernement fédéral et des Régions ont commencé l'an dernier. Les négociations au niveau fédéral sont en cours en vue de l'approbation en première lecture au Conseil des ministres au printemps. En fonction des progrès accomplis au sein du gouvernement fédéral, la procédure de discussion et d'approbation par les parlementaires pourra être entamée dans les prochains mois. Je ne peux être plus précis.

 

Par le biais du projet de loi, outre la confirmation d'un objectif à long terme à l'horizon 2050, je souhaite créer une commission Climat 2050 ayant pour mission le développement d'une vision climatique à long terme et des trajectoires à l'horizon 2050. Je désire également apporter par ce projet de loi une réponse à la critique légitime du rapport de la Cour des comptes en matière de politique climatique fédérale, et ce en accordant un rôle de coordination et de pilotage à un groupe de travail spécifique à créer auprès de la commission interdépartementale du développement durable.

 

Cette partie de la proposition de loi est ajustée aux activités que nous menons en ce moment sur le projet de loi Développement durable afin d'éviter tout double emploi voire pire, toute contradiction entre la vision à long terme du développement durable et celle du climat. Le projet de loi Développement durable doit fournir le cadre et les instruments pour la conduite d'une politique globale intégrée dans le domaine du développement durable dans laquelle les Régions sont d'ailleurs concernées. Le projet de loi Climat doit être considéré comme une déclinaison, une partie de cette loi en vue d'affiner et d'approfondir certains objectifs d'actions spécifiques en rapport avec le climat stricto sensu. Par le biais du projet de loi, je souhaite également évaluer de manière structurée et régulière la politique climatique fédérale entre les départements concernés, répondant là aussi à des observations de la Cour des comptes que je partage totalement.

 

Suite aux rencontres bilatérales avec les Régions, j'ai pu constater que la piste d'une loi spéciale ne suscitait pas un fol enthousiasme. J'ai donc privilégié la voie d'une loi fédérale consolidée où il sera fait appel à des organes de concertation avec les Régions existants en vue d'affiner avec eux les positions communes.

 

Cette concertation sera menée, d'une part, au sein de la commission nationale Climat – qui fonctionne très bien, selon les dires de votre formation politique –, organe de concertation également responsable pour l'ajustement et la coordination de la politique par le biais de l'accord de coopération de 2002.

 

Par ailleurs, une coordination par le biais d'un nouvel accord de coopération sera nécessaire pour des sujets ayant trait au climat et à portée spécifique, sujets faisant actuellement déjà l'objet d'une discussion au sein de la commission nationale Climat, et ce, en exécution du paquet Énergie-Climat de l'Union européenne.

 

05.03  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le ministre, le calendrier est encore relativement vague et flou; il serait intéressant pour la Belgique de disposer d'une loi Climat à l'horizon de la COP 16.

 

De plus, je ne vous cache pas nos inquiétudes quant à la concertation, vu notamment la cacophonie qui a existé avec certaines entités fédérées, que ce soit avant, pendant ou après Copenhague, sur les objectifs à défendre face à l'Europe.

 

Nous resterons attentifs au suivi.

 

05.04  Paul Magnette, ministre: Je ne sais pas à quelle cacophonie vous faites référence: je trouvais que la concertation se déroulait très bien à Copenhague, avant et pendant, bien qu'un peu plus difficile après. Par ailleurs, aujourd'hui, il n'existe pas une folle envie d'avancer dans cette direction de la part des gouvernements wallon et bruxellois.

 

05.05  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): À Copenhague, j'étais assez proche de la délégation française qui était assez surprise de ne pas être soutenue dans l'objectif des 30 %, par ailleurs déjà défendue par deux des Régions. C'est dans ce sens que je parle de cacophonie.

 

05.06  Paul Magnette, ministre: Cela n'a pas été discuté en Conseil européen. Sortons des légendes!

 

05.07  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Dont acte!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Klimaat en Energie over "de financiering van de dienst Klimaatverandering" (nr. 18793)

06 Question de Mme Tinne Van der Straeten au ministre du Climat et de l'Énergie sur "le financement du service Changements climatiques" (n° 18793)

 

06.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, wij hebben bij de bespreking van de begroting stilgestaan bij de financiering van de dienst klimaatverandering door het Kyotofonds. Het Rekenhof had er in zijn commentaar op gewezen dat de geraamde ontvangsten voor het jaar 2010 onvoldoende zijn om alle vastleggingen te financieren. In de begroting werd in extra middelen voorzien, maar in de programmawet was geen nieuw financieringssysteem terug te vinden. Het verslag van het Rekenhof sprak wel van een nieuw financieringsprobleem, dat echter de problemen voor 2009 niet zou oplossen.

 

De minister wees er in zijn antwoorden toen op dat er geen deficit zou zijn voor 2009, want dat er een transfer zou zijn tussen het groot en het klein Kyotofonds. Bovendien zou in 2010 een reorganisatie post per post plaatsvinden. In het eerste semester van 2010 zou men overgaan tot een reorganisatie van het productbeleid en ook een reorganisatie van het klimaatbeleid. Ondertussen heeft collega Jadot u nog voor het einde van het jaar daarover ondervraagd en bleek dat u alles heeft geëvacueerd naar een werkgroep die toch wel enkele maanden nodig zou hebben voor een evaluatie.

 

Welke initiatieven zijn er genomen? Hoever staan die initiatieven met betrekking tot de financiering van de dienst klimaatverandering?

 

Ten tweede, is er ondertussen al effectief een transfer geweest tussen het groot en het klein Kyotofonds met betrekking tot het deficit voor 2009? Zo ja, hoeveel bedroeg die transfer? Is er wel of geen deficit voor 2009?

 

Ten derde, hoeveel bedraagt het potentieel deficit voor 2010? Welke maatregelen werden voor 2010 door de minister genomen?

 

Ten vierde, welke initiatieven zijn gepland? Wanneer worden deze geïmplementeerd.

 

06.02 Minister Paul Magnette: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, de Ministerraad van 4 december 2009 besliste een werkgroep op te richten die zich moet buigen over de financiële toestand van het klein Kyotofonds, om een oplossing te vinden voor de begrotingscontrole 2010. Ondertussen heeft de dienst klimaatverandering mij meegedeeld dat er geen deficit bestaat voor het budgettaire jaar 2009, omdat het fonds het jaar beëindigd heeft met een positief saldo van 1 910 000 euro.

 

Voor 2010 zal er een oplossing moeten gevonden worden aan de ontvangstenzijde door de transfers van het grote Kyotofonds van de CREG naar het klein Kyotofonds te verhogen. Een van de mogelijke pistes om een uitweg te vinden aan de uitgavenzijde is de overheveling van de administratieve kosten met betrekking tot de aankoop van emissierechten, van het klein naar het groot Kyotofonds. Dit zijn indirecte kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de aankoop van emissierechten en dus logischerwijze onder het groot Kyotofonds moeten vallen. De verschillende pistes die momenteel in overweging worden genomen, zullen ter goedkeuring worden voorgelegd in het kader van de begrotingscontrole van 2010.

 

06.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik wil er toch voor waarschuwen dat wij hier niet licht mogen overgaan. Ik denk dat het Rekenhof de situatie eigenlijk nog heeft onderschat. Als er niets gebeurt, zullen wij wel degelijk met grote problemen zitten in 2010.

 

06.04  Paul Magnette, ministre: Vous avez dit qu'on serait en faillite en 2009 …

 

06.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dat was wat er in het commentaar van het Rekenhof stond, met name dat men verwacht dat een nieuw financieringssysteem het deficit niet zal oplossen. Als men gewoon de extrapolatie maakt van de inkomsten en uitgaven voor 2010 en 2011, blijkt dat daar een potentieel groot probleem rijst, wat door niemand wordt ontkend. Het feit dat de hele discussie wordt geëvacueerd naar een werkgroep van het kernkabinet, geeft mij de indruk dat er weinig animo is om het probleem snel en efficiënt op te lossen.

 

Het is voldoende om te verwijzen naar uitspraken van de collega’s van CD&V ten tijde van de begrotingsbesprekingen. Zij vinden bijvoorbeeld dat klimaat een hoofdzakelijk gewestelijke bevoegdheid is en vragen zich af of er dan wel zo’n omvangrijke financiering moet zijn. U hebt in de begroting voorzien in extra middelen naar de dienst klimaatverandering zouden gaan, alleen bestaat de wetgeving ter zake nog niet. Collega’s van andere partijen die vinden dat het hoofdzakelijk een gewestelijke bevoegdheid is, vragen zich af waarom er zo’n dienst moet zijn.

 

06.06 Minister Paul Magnette: Zo is het altijd in de politiek.

 

06.07  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Zo is het altijd in de politiek, maar wij staan voor een Europees voorzitterschap en wij staan voor de onderhandelingen op de volgende top in Cancun. Toen die dienst indertijd opgericht werd, had hij weinig bevoegdheden en weinig taken. Ondertussen zijn die geëxplodeerd. Ik hoop dat u erover gaat waken dat de dienst blijft bestaan, zijn personeel behoudt, zijn taken behoudt, en zijn functies naar behoren kan uitvoeren. Ik maak mij daar wel zorgen over. Dat komt niet zozeer door u of door verklaringen van u, maar wel door de standpunten die collega’s van andere partijen in deze commissie hebben ingenomen.

 

Ik zoek geen complotten. Ik wil vandaag niet pessimistischer zijn dan nodig, maar ik houd wel mijn hart vast. Ik hoop dat wij geen mal figuur zullen slaan doordat wij uiteindelijk maar een half uitgeruste dienst klimaatverandering hebben. Ik hoop dat zij goed georganiseerd zal zijn en dat de stand still die er vandaag is op relatief korte termijn doorbroken wordt. Ik vind dat zeer belangrijk voor het werk dat onze ambtenaren moeten verrichten.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au ministre du Climat et de l'Énergie sur "la mise en application de la résolution relative à l'utilisation des gsm adoptée en séance plénière le 26 mars 2009" (n° 18698)

07 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van Klimaat en Energie over "de tenuitvoerlegging van de resolutie met betrekking tot het gsm-gebruik aangenomen in de plenaire vergadering van 26 maart 2009" (nr. 18698)

 

07.01  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, le 26 mars 2009, nous avons voté une résolution visant à améliorer la disponibilité d'informations à l'attention des consommateurs lors de leurs achats de gsm et à protéger la santé des citoyens contre les risques liés à la pollution électromagnétique.

 

Par cette résolution, le Parlement demandait au gouvernement que des mesures soient prises afin que le DAS (le débit d'absorption spécifique) soit indiqué clairement et lisiblement sur tous les terminaux de communication comme les gsm, que les vendeurs soient capables d'informer correctement les consommateurs, que les campagnes de publicité qui ont comme cible les jeunes soient interdites, que des campagnes d'information sur les avantages et les risques potentiels des gsm pour les jeunes enfants soient menées, etc.

 

Une récente étude du Centre de Recherche et d'Information des Organisations de Consommateurs (CRIOC) évalue le comportement des jeunes dans le domaine de l'utilisation du gsm et des risques annexes. Après avoir interviewé 2 600 jeunes en primaire et en secondaire en février et mars 2009, le CRIOC indique qu'actuellement, plus de 90 % des jeunes ont un gsm. Dans son étude, le CRIOC encourage une meilleure éducation à l'utilisation du gsm et attire l'attention sur les risques, notamment en matière de santé.

 

Monsieur le ministre, face au nombre croissant d'utilisateurs de gsm, surtout parmi les jeunes, une meilleure information du public est primordiale et vous a été demandée par les parlementaires.

 

Monsieur le ministre, que pouvez-vous nous dire sur la mise en application de cette résolution aujourd'hui?

 

07.02  Paul Magnette, ministre: Madame Snoy, la mise en œuvre de la résolution du 26 mars 2009 visant à améliorer la disponibilité de l'information à l'attention des consommateurs lors de leurs achats de gsm et à protéger la santé des citoyens contre les risques liés à la pollution électromagnétique constitue en effet une de mes priorités pour l'année 2010.

 

Les recommandations formulées dans la résolution présentent des aspects qui nécessitent l'intervention de différents acteurs. Au niveau fédéral, une coordination avec mes collègues en charge de la Santé et de l'Économie est nécessaire.

 

À propos de l'indication du SAR, qui est l'acronyme en version anglaise du DAS, lors du conditionnement des terminaux ou de la mise à disposition d'oreillettes pour tout terminal commercialisé, c'est au niveau européen que l'idée doit être débattue puisque nous sommes sur un marché européen. Je ne manquerai pas, à cet égard, de saisir l'opportunité que présente la présidence belge de l'Union européenne au second semestre de cette année  pour proposer un aménagement des textes européens de manière à assurer l'effectivité de cet affichage et de ce conditionnement.

 

D'autres recommandations impliquent une concertation avec mes collègues de l'Économie et des Classes moyennes. Je pense par exemple aux recommandations portant sur les affichages et sur la documentation promotionnelle, y compris, et surtout, à destination des plus jeunes, ainsi que sur l'établissement d'échelles de valeurs du SAR ou DAS, facilement lisibles.

 

Mes services entreprendront, au début de cette année, les démarches nécessaires afin d'aboutir au plus vite à la formulation d'une proposition de texte concertée avec les différents ministres compétents, de manière à introduire ces mesures dans l'arsenal législatif et réglementaire belge.

 

Par ailleurs, mon administration en charge de l'Environnement exécutera les recommandations de la résolution portant sur les campagnes d'information à l'égard des parents et sur la brochure de sensibilisation.

 

Je rappelle simplement que pour ce qui est de l'harmonisation des normes d'émission, les Régions sont dorénavant compétentes pour les normes relatives aux antennes gsm, bien que le fédéral reste compétent pour les normes environnementales et sanitaires de mise sur le marché des appareils eux-mêmes.

 

Des pourparlers seront prochainement entrepris avec les instances régionales concernées afin de définir si possible une norme commune applicable sur l'ensemble du territoire.

 

07.03  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Vous affirmez qu'une concertation est nécessaire avec les différents acteurs. On retrouve l'incroyable confusion qui persiste concernant les responsabilités en matière de protection des consommateurs. Il y a en effet trois ministres concernés. J'imagine que ce ne doit pas être facile de se mettre d'accord. Toutefois, on ne m'a jamais envoyée ailleurs que chez vous sur cette question! C'est que vous êtes compétent!

 

Vous indiquez aussi qu'il faut se concerter avec l'Union européenne. À ma connaissance, vous pouvez très bien demander que ce type d'informations soit affiché dans les magasins. Cela relève de vos compétences! Vous n'avez pas à le négocier et à obtenir une unanimité au niveau de l'Europe, unanimité qui arriverait dans 15 ans peut-être! En outre, en matière de protection de la santé, on peut prendre des mesures et les justifier au niveau de l'Union européenne!

 

Ce qui me dérange surtout, c'est l'utilisation des gsm par les enfants. Les scientifiques sont unanimes pour demander des précautions et dire qu'il faut éviter que les enfants utilisent les gsm en raison du fait que les parois du cerveau ne sont pas encore totalement constituées. Or nous n'avons rien fait depuis un an! C'est dommage. On se demande parfois combien de temps est nécessaire avant que les résolutions parlementaires soient mises en œuvre.

 

Je vous demande donc l'urgence sinon on va encore se retrouver à la Saint-Nicolas avec des tas de publicités pour des gsm destinés aux enfants. À cet égard, vous n'avez pas non plus répondu à ma question; or on demandait clairement l'interdiction de la publicité pour les enfants pour ce genre de produits.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 12.11 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.11 uur.