|
Commissie
voor de Buitenlandse Betrekkingen |
Commission des Relations extérieures |
|
van dinsdag 26 januari 2010 Namiddag ______ |
du mardi 26 janvier 2010 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.03 uur en voorgezeten door de heer Geert Versnick.
La séance est ouverte à 14.03 heures et présidée par M. Geert Versnick.
01 Vraag van de heer Mathias De Clercq aan de staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, over "het Europees imago van België" (nr. 17077)
01 Question de M. Mathias De Clercq au secrétaire d'État aux Affaires européennes, adjoint au ministre des Affaires étrangères, sur "l'image européenne de la Belgique" (n° 17077)
01.01 Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, donderdag jongstleden, 12 november 2009, werd ons land voor de twaalfde maal op rij door het Europese Hof van Justitie veroordeeld wegens het laattijdig of foutief omzetten van een Europese richtlijn in nationaal recht. Het betrof richtlijn 2006/86 EEG van de Commissie van 24 oktober 2006 ter uitvoering van een andere richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de traceerbaarheidsvereisten en nog een aantal andere aangelegenheden.
Als staatssecretaris belast met de voorbereiding van het Belgisch voorzitterschap van de Unie in de tweede helft van dit jaar, weet u natuurlijk als geen andere hoe nefast dat is voor onze geloofwaardigheid in Europa. Mijnheer de staatssecretaris, meer en meer is ons land te vinden bij de slechtste leerlingen in de Europese klas, ondanks de pro-Europese koers die wij varen als lidstaat. Volgens een recent rapport van de Commissie omtrent de omzetting van richtlijnen inzake de interne macht, groeide de Belgische achterstand de jongste drie jaar zelfs veel meer dan in eender welke andere lidstaat. Naast de twaalf veroordelingen werden ook nog eens 88 inbraakprocedures opgestart door de Commissie tegen België. Dat is toch wel onaanvaardbaar, en vandaar drie vragen:
Op welke wijze wordt de achterstand vandaag opgevolgd?
Met het voorzitterschap in het achterhoofd, wat zult u concreet ondernemen om die achterstand zo snel mogelijk weg te werken?
Hoe zal die achterstand in de toekomst vermeden worden?
01.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Clercq, ik wil u erop wijzen dat een aantal van de gegevens in uw inleiding niet volledig correct zijn. Het klopt niet dat de vertraging inzake de omzetting van richtlijnen in België de laatste drie jaren aangroeide. In werkelijkheid is er sinds 2007 een gevoelige verbetering van onze resultaten met een deficit van 2 % – er waren 32 richtlijnen in mei 2006 – en van 0,9 % met 13 richtlijnen in november 2009. Dat zijn onze eigen berekeningen. De Commissie heeft haar rapport nog niet gepubliceerd. We mogen niet vergeten dat België in 1997 een omzettingsdeficit van 8,5 % had.
Op het vlak van de inbreukprocedures ligt de situatie anders. De cijfers zijn inderdaad niet goed, maar ook hier kan men niet stellen dat onze achterstand in de afgelopen drie jaar sneller groeide dan in om het even welke andere lidstaat.
Wij zetten ons al jarenlang in om de bestaande procedures voor de opvolging van het omzettingsdeficit te versoepelen. Het actieplan Omzetting van 2000 en de vernieuwingen van 2004, werden in september 2008 opgevolgd door een nieuw reflectieproces dat tot doel had de nieuwe Europese deficitnorm van 1 % vanaf 2009 te halen, de implicaties van het Verdrag van Lissabon te verwerken en het EU-voorzitterschap voor te bereiden. Na een uitgebreide doorlichting werd op de Ministerraad van 6 februari 2009 al een reeks maatregelen aangenomen die betrekking hebben op de behandeling van de omzettingsdossiers.
Overigens gebeurt de opvolging van de inbreukdossiers volgens vergelijkbare procedures. Het Overlegcomité van 6 september en de Ministerraad van 18 september hebben hiertoe een plan met 4 prioriteiten aangenomen, met de vermindering van het aantal inbreuken als doel.
Als antwoord op uw tweede vraag, verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 1 en 3. De opgesomde nieuwe maatregelen en procedures werden onder meer in het leven geroepen met het oog op het nakende Europese voorzitterschap.
Ten derde, het absoluut vermijden van een omzettingsdeficit is een bijzonder moeilijke opgave. Ik wens u erop te wijzen dat geen enkele lidstaat van de EU dit voor het afgelopen interne markt scorebord van juli 2009 kon bolwerken. Bovendien wil ik nogmaals benadrukken dat de Europese Commissie een deficit van maximaal 1 % toelaat. België moet er dan ook naar streven een steeds kleiner deficit te realiseren binnen de geldende Europese normen.
De bovengenoemde actiepunten werpen alvast hun vruchten af. België haalde volgens onze berekeningen voor het scorebord van november 2009 de Europese deficitnorm van 1 %. Met een score van 0.9 % is dit de beste Belgische score sinds de invoering van het interne markt scorebord. Dit scorebord werd afgesloten op 10 november.
België heeft in november 2009 slechts één richtlijn die de Europese nultolerantienorm voor Richtlijnen met een omzettingsvertraging van meer dan 2 jaar overtreedt. Ook dit is een aanzienlijke verbetering ten aanzien van het vorige scorebord van juli 2009 waar er nog 3 richtlijnen deze norm overschreden.
Op het vlak van de inbreukprocedures wordt verwezen naar het plan met de vier prioriteiten in mijn antwoord op uw eerste vraag. Dit actieplan werd nog maar recentelijk opgestart waardoor het vroeg is om nu al resultaten te hebben.
We hopen echter om vijftien inbreukdossiers af te sluiten voor midden april, met de uitvoering van arresten van het Europese Hof van Justitie, met de integrale mededeling van de omzetting van de richtlijnen en met het nemen van maatregelen.
Mijn diensten hebben dan ook, na instemming van de federale overheid en de overheden van de deelgebieden, aan de Europese Commissie een lijst bezorgd waarop verschillende inbreukdossiers staan, waarop na zes maanden het antwoord van de Europese Commissie nog steeds uitblijft.
Er dient tot slot wel op gewezen te worden dat de inbreukdossiers ruimer zijn dan de niet-omzettingsdossiers. Het gaat hier over betwistingen met de Commissie over de wijze waarop het gemeenschapsrecht ten uitvoering wordt gebracht in ons land. België zal daarin niet steevast ongelijk hebben.
01.03 Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik merk dat u de problematiek ter harte neemt, samen met uw diensten, om die inhaalbeweging in te zetten. Het is goed om vast te stellen dat er een plan werd uitgewerkt met een aantal richtlijnen daaromtrent om die achterstand weg te werken. U zegt echter zelf dat er nog werk aan de winkel is.
Ik vind het echt wel heel belangrijk dat we met België – niettemin een kleinere lidstaat in een groter Europees geheel, maar toch altijd met een heel ambitieuze, pro-Europese gedachte – daar nog steviger werk van maken, zeker nu we ook een Europese president in ons midden hebben als lidstaat. Ik denk dat u inderdaad op die weg verder moet gaan. Ik vraag u echt om daar nog meer prioriteit aan te geven, teneinde die achterstand weg te werken, zodat we weer met enige fierheid een betere leerling van de klas kunnen worden in het Europees kader.
De voorzitter: Collega De Clercq, ik denk dat wij allemaal de beste leerling van de klas hebben willen zijn. We zijn er waarschijnlijk niet altijd in gelukt. Maar we blijven ons best doen.
Het incident is gesloten.
02 Question de Mme Kattrin Jadin au secrétaire d'État aux Affaires européennes, adjoint au ministre des Affaires étrangères, sur "la transposition en droit belge de la directive européenne imposant aux opérateurs de télécommunications la sauvegarde des données privées" (n° 17178)
02 Vraag van mevrouw Kattrin Jadin aan de staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, over "de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn die de telecomoperatoren verplicht privégegevens bij te houden" (nr. 17178)
02.01 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, ma question porte sur la directive européenne adoptée en 2006 qui impose aux opérateurs de télécommunications ainsi qu'aux fournisseurs d'accès à internet de sauvegarder toute une série de données privées. Celles-ci concernent les contacts entre tous les utilisateurs sans distinction et portent sur l'émetteur, le récepteur, la durée des contacts, l'heure, le type de communication - sms, courriel -, le contenu des messages n'étant pas visé.
Si je comprends bien l'objectif de ce texte, qui est de permettre une meilleure lutte contre les activités terroristes, j'entends aussi le mécontentement général qui gagne les utilisateurs, notamment dans le chef de celles et ceux qui sont soumis au secret professionnel - avocats, médecins et journalistes.
Est-il nécessaire, au nom de la menace terroriste, d'aller si loin et de considérer l'ensemble des citoyens comme suspects? La Ligue des droits de l'homme, l'Ordre des barreaux francophone et germanophone, l'Association des journalistes professionnels, pour ne citer qu'eux, ont d'ores et déjà tiré la sonnette d'alarme.
Outre un débat parlementaire sur ce sujet qui est loin d'être anodin, ces associations espèrent que le gouvernement belge ne transposera pas cette directive dans les termes actuels, mais qu'il prendra l'initiative de l'améliorer au niveau européen. Il semble que le gouvernement fédéral soit occupé à transposer cette directive en droit belge. Il serait question de garder ces données pendant une ou deux années. À titre d'exemple, on sait qu'en Allemagne, l'obligation porte seulement sur dix mois.
Monsieur le secrétaire d'État, comment envisagez-vous la transposition de cette directive dans notre droit national? Le gouvernement fédéral envisage-t-il d'interpeller l'Union européenne afin d'évoquer ce texte et d'en revoir les termes? Quelle est la position du gouvernement sur ce thème et, plus précisément, sur la durée de sauvegarde des données qu'iI conviendrait d'imposer aux télécoms? Quelle est la position et la situation des autres États membres sur le sujet?
02.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Chère collègue, comme vous le savez, je suis compétent pour le suivi de la première transposition de la directive 2006/24 du Parlement européen et du Conseil du 15 mars 2006 sur la conservation des données générées ou traitées dans le cadre de la fourniture de services de communications électroniques accessibles au public ou de réseaux publics de communications. Modifiant la directive 2002/58, elle relève de la compétence du ministre de l'Entreprise et de la Simplification administrative, du ministre de la Justice et de celui de l'Intérieur.
Toutefois, j'ai obtenu certains renseignements recueillis dans la base de données des transpositions.
En vue de la transposition en droit belge de la directive 2006/24, la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, publiée au Moniteur le 27 mars 1991, l'arrêté royal du 9 janvier 2003 portant exécution des articles 46bis § 2, 88bis § 2 du Code d'instruction criminelle, ainsi que l'article 109ter § 2 de la loi du 21 mars 1991 susnommée - publié au Moniteur le 10 février 2003 - ont été notifiés à la Commission européenne le 9 novembre 2007.
Par ailleurs, un avant-projet de loi modifiant l'article 126 de la loi du 13 juin 2005 sur les communications électroniques et un projet d'arrêté royal fixant les données à conserver ont été élaborés. Ceux-ci prévoient un temps de conservation de 12 mois. La Commission de la protection de la vie privée a rendu un avis favorable sur ce point comme sur l'ensemble des textes proposés. Les projets seront tout prochainement présentés en Conseil des ministres.
À ce stade, plusieurs États membres ont transposé la directive 2006/24: le Danemark, la Finlande, la France, l'Allemagne, l'Italie, le Portugal, l'Espagne et le Royaume-Uni. Ces pays ont opté pour une durée de conservation de 12 mois, à l'exception de l'Allemagne (six mois) et de l'Italie (24 mois pour les données téléphoniques).
Je ne peux, en conformité avec mon préambule, que vous renvoyer vers les ministres susnommés quant à leurs intentions de transposition.
02.03 Kattrin Jadin (MR): Monsieur le secrétaire d'État, j'envisageais d'interroger ces derniers. Cependant, il me semblait utile de vous poser cette question pour connaître l'état actuel du dossier. Votre réponse très complète me convient à merveille. Je serais d'ailleurs heureuse d'en obtenir une copie.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het standpunt van de regering met betrekking tot de 'Republiek van Macedonië'" (nr. 17258)
03 Question de M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la position du gouvernement concernant la république de Macédoine" (n° 17258)
De voorzitter: Het antwoord zal door de staatssecretaris worden verstrekt.
03.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, bij de implosie van de voormalige kunstmatige staat Joegoslavië ontstond een aantal onafhankelijke republieken. Een daarvan was de Republiek Macedonië. Dat leek logisch. De voormalige federale staat Kroatië heet nu Kroatië. De voormalige staat Servië heet nu Servië. Het was niet zo onlogisch dat de Macedoniërs hun naam zouden behouden.
Dat was allemaal geen probleem, behalve het feit dat de Grieken hiervoor op hun achterste poten gingen staan en de UNO en de NAVO mobiliseerden. Zij zijn van mening dat het woord Macedonië alleen bij Griekenland hoort, en dit op basis van historische argumenten en op basis van het feit dat een stukje van Noord-Griekenland nog Macedonië heet.
Het gevolg is dat de nieuwe onafhankelijke staat Macedonië de naam Fyrom moest aannemen, the Former Yuguslav Republic of Macedonia. Ik vind dat persoonlijk nogal belachelijk. Zeer principieel, maar naar mijn mening heeft elke onafhankelijke staat het recht om de naam de kiezen die hij wil. Dat lijkt mij logisch.
Ik ontmoet op internationale bijeenkomsten regelmatig mensen uit dat gebied. Ik weet niet hoe ik hen moet aanspreken. Moet ik hen aanspreken als voormalige republikeinen van Joegoslavisch Macedonië, voormalige Macedoniërs van de Republiek Joegoslavië of gewoon Fyrommers? Ik weet het niet. Het lijkt mij in elk geval nogal belachelijk.
Mijn vraag is een beetje gedateerd. Ze is van 23 december en was gesteld aan de voormalige minister van Buitenlandse Zaken.
Uit correspondentie die de Kamervoorzitter ons halfweg vorig jaar bezorgde, blijkt dat Griekenland nog steeds zeer sterk aandringt op het behoud van de naam FYROM. Wij kregen onder meer een aantal documenten, geschreven door professoren uit de hele wereld, over de historische realiteit van het koninkrijk Macedonië onder Alexander De Grote.
Mijnheer de staatssecretaris, ik had graag het standpunt van de Belgische regering over deze zaak gekend. Kan men de Grieken in dit geval niet tot betere gevoelens brengen, want als wij hun logica immers volgen, gaan wij ons amuseren. Het Groot Hertogdom Luxemburg zou ons de oorlog kunnen verklaren omdat wij een provincie Luxemburg hebben.
U bent van Charleroi in de provincie Henegouwen. Er is ook nog een stuk Henegouwen in Frankrijk. U kan dus misschien tegen Frankrijk oorlog voeren.
Ik had graag het standpunt van de regering ter zake gekend.
De voorzitter: Mijnheer de staatssecretaris, zullen wij de oorlog verklaren?
03.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, de Grieks-Macedonische onenigheid over de landsnaam is een gevoelig en ingewikkeld probleem, dat eind 1991 na het uiteenvallen van Joegoslavië is gerezen.
Zoals u weet, besliste de VN in 1993 in afwachting van een definitief akkoord tussen beide partijen over de landsnaam om de Former Yugoslav Republic of Macedonia of Fyrom onder voorstaande benaming tot de VN toe te laten. België erkende op 9 april 1993 de onafhankelijkheid van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië onder voorstaande benaming.
In september 1995 sloten Athene en Skopje een interim-akkoord dat een duidelijke verbetering van de betrekkingen tussen beide landen teweegbracht. Het bood echter geen antwoord op het probleem van de landsnaam.
In de bewuste zaak tracht de speciale VN-gezant, Matthew Nimetz, al jaren de standpunten van Griekenland en Macedonië via diplomatieke weg dichter bij elkaar te brengen.
België moedigt Skopje en Athene aan om in de zaak in kwestie een zekere wijsheid en flexibiliteit aan de dag te leggen en zich van elke provocatie te onthouden. België steunt ook de inspanningen van VN-gezant Nimetz en hoopt dat weldra een compromis uit de bus komt.
Tijdens de Europese Ministerraad van de ministers van Buitenlandse Zaken op 7 december 2009 werd voornoemde aangelegenheid in het kader van een algemeen, politiek uitbreidingsdebat besproken. De ministers hebben zich hoopvol uitgesproken over de recente positieve ontwikkeling in de relaties tussen Griekenland en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.
De opening van uitbreidingsonderhandelingen met laatstgenoemd land zal in maart 2010 worden bekeken.
03.03 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben het ermee eens dat men probeert op een of andere manier een compromis te bekomen. Dat mag van mij gerust gebeuren. Ik pleit niet voor conflicten met de Grieken. Ik wou de vraag gewoon principieel stellen, omdat ik het nogal gek vind dat een onafhankelijk land zijn eigen naam niet mag kiezen. Wij zullen zien hoe de zaak verder evolueert.
L'incident est clos.
- de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de doodvonnissen ten aanzien van politieke opponenten in Iran" (nr. 17259)
- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de inbeslagneming van de Nobelprijs van Shirin Ebadi" (nr. 17633)
- de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de repressie waarvan de Iraanse oppositie het slachtoffer was in de laatste dagen van december 2009 en de maatregelen die de regering in dit verband getroffen heeft" (nr. 17976)
- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de betogingen van tegenstanders van het regime in Iran" (nr. 17988)
- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les peines de mort prononcées à l'encontre d'opposants politiques en Iran" (n° 17259)
- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la confiscation du Prix Nobel de la Paix de Shirin Ebadi" (n° 17633)
- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la répression dont a été victime l'opposition iranienne au cours des derniers jours de décembre 2009 et les mesures prises à ce sujet par le gouvernement" (n° 17976)
- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les manifestations d'opposants au régime en Iran" (n° 17988)
De voorzitter: De heer Baeselen is er niet.
04.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, mijn vragen zijn ietwat gedateerd. De eerste dateert van 13 oktober, de andere van 30 december. Mij tweede vraag heeft de eerste ingehaald. Dat is allemaal mogelijk in ons Parlement.
Mijn eerste vraag heeft betrekking op de doodvonnissen die in Iran uitgesproken werden tegen de deelnemers aan de eerste grote betogingen van de oppositie. Mijn tweede vraag heeft vraag betrekking op de repressie die eind vorig jaar, en begin dit jaar nog eens, uitbrak tegenover leden van de oppositie, naar aanleiding van andere betogingen en demonstraties.
Mijnheer de staatssecretaris, ik ben mij ervan bewust dat België – ik citeer de voormalige minister van Buitenlandse Zaken Derycke – maar België is en dat onze invloed in Teheran zeer beperkt is, maar dat is misschien toch geen reden om zomaar te blijven zitten en toe te kijken.
Is de regering zich bewust van wat zich op dit ogenblik in Iran afspeelt en van het feit dat het leven voor de oppositie er totaal onmogelijk wordt gemaakt? Bent u er zich van bewust dat de Iraanse regering, die democratisch gekozen is - daarover gaat het niet -, stilaan een zeer dictatoriale en totalitaire houding aanneemt? Men duldt geen oppositie. Dat wordt via een bloedige repressie tot uiting gebracht. Wat heeft de regering ondernomen?
04.02 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, ma question date du 7 décembre 2009. Cela signifie qu'on a pris beaucoup de retard dans la gestion des questions orales.
Monsieur le secrétaire d'État, sans remettre en question vos qualités et vos compétences, j'aurais également préféré m'entretenir avec le ministre des Affaires étrangères, même si je sais qu'il est à l'étranger pour une mission fort importante. Les ministres des Affaires étrangères se sont succédé depuis 2007 et il est important de connaître le positionnement de la personne elle-même et pas seulement celui du représentant du gouvernement, particulièrement en ce qui concerne la question iranienne.
Même si j'aborde ce problème du point de vue de la confiscation du Prix Nobel de la Paix de Shirin Ebadi, on ne prête pas assez d'attention à ce qui se passe en Iran.
Le ministre des Affaires étrangères norvégien avait réagi de manière virulente à l'encontre de l'Iran, qui a confisqué le Prix Nobel de Shirin Ebadi. Or, cette dernière incarne des valeurs importantes dans ce pays.
J'aurais voulu demander au ministre des Affaires étrangères si l'Europe avait réagi. J'aurais voulu connaître son point de vue en ce qui concerne l'évolution de la situation en Iran et des nouveaux agissements du régime de Téhéran.
En ce qui concerne le cas de Shirin Ebadi, cette affaire sera-t-elle traitée à la hauteur de l'importance de cette figure publique iranienne dans la lutte pour les droits de l'homme?
04.03 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, in oktober velde de Iraanse Justitie doodsvonnissen tegen vijf personen die werden beschuldigd van poging tot destabilisatie van het regime en van misdrijven tegen de nationale veiligheid. Het zou gaan om een lid van de Iraanse organisatie Moedjahedin van het volk, en vier leden van een monarchistische groep, onder wie twee leden die werden beschuldigd van betrokkenheid bij de bomaanslag op een moskee in Shiraz in april 2008.
De vijf ter dood veroordeelden kunnen in beroep gaan tegen het vonnis. Volgens bepaalde berichten zou er een zesde doodsvonnis uitgesproken zijn, opnieuw tegen een lid van Moedjahedin van het volk. De EU heeft de jongste weken herhaaldelijk haar bezorgdheid geuit over de mensenrechtensituatie in Iran. Het gaat daarbij onder meer over het recht op een eerlijk proces.
Wat de doodstraf en de uitvoering ervan betreft, is het standpunt van de EU gekend. Aan Iran wordt gevraagd de doodstraf af te schaffen en als eerste stap een moratorium op de uitvoering ervan toe te passen. Helaas moeten wij vaststellen dat Iran vele honderden mensen geëxecuteerd heeft sinds mei 2009, de datum waarop het de facto moratorium werd beëindigd.
Zoals u in de mediaberichtgevingen hebt kunnen vaststellen de voorbije weken is de protestbeweging in Iran nog uitgebreid en versterkt tijdens de maand december, in het bijzonder sinds de begrafenis van grootayatollah Ali Montazeri op 21 december 2009 en de viering van het Asjoerafeest, op 27 december. Het lijkt erop dat het land zich op dit moment in een spiraal van protest en repressie bevindt.
Madame Boulet, le ministre des Affaires étrangères à qui je transmettrai votre souhait d'organiser un débat consacré à la question iranienne partage votre profonde inquiétude devant le niveau de violence qu'a atteint la répression en Iran. Les forces de l'ordre et les miliciens bassidjis n'ont pas hésité à faire preuve de brutalité et à user de violence avec les manifestants. On déplore au moins huit morts et des dizaines de blessés; plusieurs centaines de personnes ont été arrêtées. En réponse à la montée de la protestation, des manifestations pro-gouvernementales ont eu lieu le 30 décembre 2009.
Comme après les troubles de juin 2009, les autorités iraniennes agitent la menace de l'ingérence étrangère et ciblent certains groupes d'opposants ou de dissidents iraniens antirévolutionnaires. Le 4 janvier 2010, les autorités iraniennes ont accusé soixante organisations internationales et des médias dont la BBC et Voice of America d'être impliqués dans les troubles. Elles ont interdit aux citoyens iraniens toute relation avec ces organisations et ont mis en garde contre toute relation inhabituelle avec les ambassades étrangères et les ressortissants étrangers.
Onze ambassade in Teheran volgt de gebeurtenissen uiteraard van nabij. In samenspraak met de collega’s van de Europese Unie volgt men zeer aandachtig de situatie van de leden van de oppositie die gearresteerd zijn. De minister benadrukt dat de betogers van de oppositie vooral ijveren voor meer democratie en respect voor de fundamentele rechten in Iran.
Comme ses collègues européens – vous citiez d'ailleurs son collègue Bernard Kouchner ‑, il demande aux autorités iraniennes de respecter les droits d'expression démocratique des citoyens iraniens, de respecter la liberté des médias et de libérer toutes les personnes injustement détenues.
Op diplomatiek vlak heeft het Zweeds voorzitterschap van de Europese Unie gereageerd in een verklaring van 28 december 2009 die in duidelijke termen het gebruik van geweld tegen betogers en de schending van de fundamentele rechten veroordeelt. België heeft zich achter die verklaring geschaard.
Ces protestations suivent d'autres déclarations de la présidence de l'Union européenne les 23 octobre et 11 novembre. Il est clair pour tout le monde que l'Union est concernée par la situation et par l'évolution des droits de l'homme et qu'elle appelle l'Iran à respecter ses obligations internationales. Il s'agit de la liberté d'expression, du droit à un procès équitable, de l'interdiction de la torture, des droits de la femme et de la non-application de la peine de mort. La Belgique espère pouvoir commencer un dialogue mutuel avec l'Iran au sujet de ces éléments.
La position commune de l'Union en ce qui concerne la situation des droits de l'homme en Iran a aussi été traduite récemment par le soutien des 27 États membres à la résolution qui a été adoptée par la 3ème commission de l'Assemblée générale des Nations unies concernant la situation des droits de l'homme en Iran. Cette résolution consacre une attention particulière au développement négatif dans le domaine des droits de l'homme depuis les élections de juin dernier.
La situation telle qu'elle se développe en Iran mérite, vous l'avez souligné tous les deux, une analyse et une réaction coordonnées au niveau européen. Le ministre Vanackere a demandé que la situation en Iran soit examinée dans les plus brefs délais. Le Conseil européen des Affaires étrangères de cette semaine a traité de la situation en Iran d'une façon générale.
Enfin, madame Boulet, il n'y a pas de démarche spécifique de l'Union européenne prévue pour le cas individuel de Mme Ebadi.
04.04 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de staatssecretaris, het is inderdaad van groot belang om het regime dat aan de macht is in Teheran van nabij te volgen. Laten wij een kat een kat noemen. Het zal wel kloppen dat zij democratisch werden verkozen, maar in feite is het regime dat in de plaats van de sjah gekomen is, nooit democratisch geweest. Het is een theocratisch regime, en theocratie en democratie zijn naar mijn mening nog steeds tegenstrijdige begrippen. Het verschil dat er nu is onder Ahmadinejad, is dat de theocratie stilaan zeer hysterische trekjes begint te vertonen. U verwees naar de houding van de milities, naar de houding van die pro-regeringsbetogingen, enzovoort. U citeerde ook uit de beschuldigingen ten opzichte van buitenlandse tv-zenders. Dat zijn typische houdingen van een regime dat in de hoek wordt gedreven en dat iedereen tegelijkertijd beschuldigt van vijandigheid. Een in het nauw gedreven kat maakt rare sprongen. Intussen zitten de mensen daar in een situatie waarin vrijheid ondenkbaar is.
Het blijft dus onze plicht om op zijn minst aandachtig te zijn voor wat daar gebeurt en om, waar mogelijk, druk uit te oefenen.
04.05 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour vos réponses. Pour ce qui est de Shirin Ebadi, les Verts du Parlement européen ont eu l'occasion de la rencontrer plusieurs fois. De manière générale, il s'agit de personnes que nous devons soutenir, elle comme d'autres personnes qui se sont illustrées lors des manifestations en Iran. D'abord et avant tout, il ne faut pas tomber dans la provocation de M. Ahmadinejad. La provocation et la paranoïa sont en effet les mots-clés de sa politique. Les pistes envisagées par l'Europe et même par le président Obama d'une politique de la main tendue peuvent être intéressantes dans la mesure où elle est assortie de sanctions politiques et économiques.
Je serai attentive au maintien d'un contact fort avec la société iranienne, du moins la partie qui porte un désir impérieux de démocratie. Quand on se penche sur la société iranienne, on se rend compte que la population a un très grand désir de démocratie et de modernité que son gouvernement ne reprend malheureusement pas à son compte.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de executie van Oeigoeren in China" (nr. 17260)
05 Question de M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'exécution d'Ouïghours en Chine" (n° 17260)
05.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, ook deze vraag is door de omstandigheden een beetje gedateerd. Ze is van 9 november 2009. Gelukkig heb ik niet “de recente executies” geschreven.
De Oeigoeren, een Turkssprekende, islamitische minderheid in West-China, hebben het altijd al vrij moeilijk gehad met het samenleven met de meerderheidsbevolking van dat immense land, de Han-Chinezen. Er zijn altijd wel wat wrijvingen geweest, maar vorige zomer ging het toch heel ver en zijn er zeer zware incidenten geweest. De Oeigoeren eisen onafhankelijkheid voor hun provincie Xinjiang. Uiteraard willen de Han-Chinezen daarvan niet weten. Dat heeft een zeer zware repressie uitgelokt, zoals dat in China meer dan typisch is, met het gevolg dat wij begin november 2009 mochten vernemen dat een aantal Oeigoeren die bij het protest betrokken waren geweest, ter dood waren veroordeeld en werden geëxecuteerd.
Mijnheer de staatssecretaris, toen ik dat las, dacht ik aan wat de regering ons allemaal heeft voorgeschoteld toen de Olympische Spelen in China zouden plaatsvinden. Namens mijn fractie heb ik meer dan eens geprotesteerd tegen het feit dat wij zonder meer zouden deelnemen en dat onze ministers er naartoe gingen. Zelfs de huidige eerste minister is er toen naartoe gegaan, zij het ten private titel, maar hij was toen ook eerste minister. Wij gaven daarmee aan het Chinese regime zeer sterk de indruk dat het allemaal niet zo erg was. Men heeft mij toen altijd gezegd dat men voor de beste weg koos, voor de dialoog. Dankzij onze deelname aan de Olympische Spelen en onze aanwezigheid ginder, zou het allemaal verbeteren en dat zou veel meer resultaat opleveren dan boycot- en protestacties.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik het verhaal nooit heb geloofd, maar ik word helaas in mijn ongeloof gesterkt door wat er zich sindsdien in China heeft voorgedaan, onder meer naar aanleiding van de executie van de Oeigoerse separatisten.
Wat is het standpunt van de regering in verband met de situatie van de mensenrechten in China in het algemeen en de executie van die Oeigoeren in het bijzonder? Welke conclusies worden er getrokken uit die vaststellingen in verband met ons beleid ten overstaan van dit immens groot land uit het oosten van Azië?
05.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: De Europese ambtgenoten van de minister van Buitenlandse Zaken en hijzelf zijn inderdaad zeer verontrust nu het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken aan een EU-troika van diplomatieke vertegenwoordigers in Beijing de terdoodveroordeling bevestigd heeft van Oeigoeren en een Han-Chinees die tussen vijf en zeven juli 2009 hebben deelgenomen aan de gewelddadige demonstraties in Ürümqi. Naar aanleiding van de executie van deze acht Oeigoerse moslims en een Han-Chinees stuurde het Zweedse voorzitterschap in naam van de EU en dus ook in naam van België op 12 november 2009 dan ook een protestnota aan de Chinese autoriteiten, waarin de executies worden veroordeeld.
De EU gaf ook uiting aan haar bezorgdheid over de omstandigheden waarin de processen plaatsvonden, meer bepaald met de vraag of aan de rechten van de verdediging en andere garanties voor een eerlijk proces werd voldaan. Ze wees de Chinese autoriteiten op het belang van de inachtneming van de op internationaal niveau toegestane minimumnormen om een rechtvaardige rechtsgang te waarborgen en in een passende rechtsvertegenwoordiging te voorzien. De EU heeft China ook gevraagd de gevallen opnieuw te bekijken waarin personen ter dood werden veroordeeld wegens hun vermeende deelname aan de gewelddadigheden die dit jaar plaatsvonden en hun straffen om te zetten.
De EU blijft de Chinese autoriteiten er toe aansporen de doodstraf volledig af te schaffen en, om te beginnen, in een opschorting van de doodstraf te voorzien overeenkomstig de eisen van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, zoals vastgelegd in de resoluties 62/149 en 63/168.
Het is u zeker bekend dat België en de Europese Unie veel belang hechten aan de mensenrechtensituatie in China. Sinds 1995 voert de Europese Unie met dit land elke zes maanden een mensenrechtendialoog. Een van die vergaderingen zal plaatsvinden tijdens het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2010.
05.03 Francis Van den Eynde (VB): Ik vrees dat ik gelijk had toen ik stelde dat onze houding naar aanleiding van de Olympische Spelen, maar ook naar aanleiding van andere evenementen, weinig aarde aan de dijk heeft gebracht in verband met mensenrechten.
Blijven wij zweren bij de dialoog? Mij niet gelaten. Er zijn niet veel andere mogelijkheden. Ik zie ons nog niet meteen de oorlog verklaren aan Peking. Maar we zouden af en toe toch een meer gespierde dialoog moeten organiseren. Want nu verliest Europa tijd.
De voorzitter: Collega Van den Eynde, ik stel vast dat u op het oorlogspad bent. Na Luxemburg en Frankrijk komt nu China aan de beurt. Uw ambities stijgen per minuut.
L'incident est clos.
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de akkoorden tussen Israël en de Europese Unie" (nr. 17459)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het landbouwakkoord tussen de EU en Israël" (nr. 17609)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les accords entre Israël et l'Union européenne" (n° 17459)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'accord agricole entre l'Union européenne et Israël" (n° 17609)
06.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, op 4 november sloten Israël en de Europese Unie een nieuw landbouwakkoord. Dankzij dat akkoord zullen de beide partijen een grotere markttoegang krijgen voor verschillende landbouwproducten.
Ten eerste, dit is een algemene vraag. Behoudens het recent gesloten akkoord, zijn er tussen de Europese Unie en Israël nog akkoorden in onderhandeling. Ik zou graag een overzicht krijgen van alle lopende onderhandelingen met betrekking tot akkoorden tussen Israël en de Europese Unie.
Ten tweede, wat het landbouwakkoord betreft, zijn er voorwaarden zoals het respect voor de mensenrechten verbonden aan de uitvoering van het akkoord? Vindt u het gepast dat, ondanks Israëls voortdurende schendingen van het internationaal recht, de Europese Unie toch overgaat tot ondertekening van een nieuw landbouwakkoord, met een zeer belangrijke uitbreiding van de handel tot gevolg, aangezien vanaf de ondertekening ongeveer 95 % van alle Israëlische landbouwproducten zonder enig invoerrecht in de Europese Unie binnen kunnen komen?
06.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Het associatieakkoord tussen de EU en Israël, ondertekend op 20 november 1995 en in werking getreden op 1 juni 2000, en het actieplan EU-Israël, in werking getreden sinds 2005, verbinden de EU en de staat Israël ertoe om hun samenwerking te verbeteren op verschillende domeinen. Dat geldt ook voor het geheel van andere mediterrane landen, uitgezonderd Libië en Syrië, die nog geen contractuele relaties met de EU onderhouden.
De relaties die de EU onderhoudt met de mediterrane partners, waaronder Israël, kunnen verschillende vormen aannemen: op commercieel, politiek, sociaal of cultureel vlak, waarvan elk evolueert in het gemeenschappelijk kader van het euromediterraans partnerschap vastgelegd in een associatieakkoord en het Europees nabuurschapbeleid vastgelegd in actieplannen. Het gemeenschappelijk kader legt verschillende verplichtingen op, waarvan enkele betrekking hebben op het respecteren van de mensenrechten.
Ten tweede, het op 4 november 2009 tussen de EU en Israël ondertekende vrijhandelsakkoord van landbouwproducten was vastgelegd in het associatieakkoord dat ook andere Israëlische engagementen tegenover de EU bevat, onder andere en voornamelijk op het vlak van de mensenrechten.
Discussies over de mensenrechten zijn trouwens het onderwerp van regelmatige vergaderingen, waarvan de meest recente gehouden werd op 3 september 2009. In dat kader en elders heeft België reeds zijn eisen uitgedrukt betreffende de noodzaak van het respecteren van het internationaal recht door Israël.
De ondertekening van het vrijhandelsakkoord van landbouwproducten is dus het gevolg van duidelijke afgesproken clausules van het associatieakkoord en het actieplan, die beide reeds in uitvoering zijn. Dat opnieuw ter discussie stellen zou wettelijk delicaat zijn en bovendien politiek contraproductief, omdat het ons zou beroven van de arena’s waarin geprivilegieerde dialogen tussen de EU en Israël plaats kunnen vinden in de domeinen van mensenrechten en het respect voor het internationaal recht.
Onder impuls van een aantal EU-lidstaten, waaronder België, werd daarentegen de tenuitvoerlegging van de nog niet geïmplementeerde upgrade van de relaties tussen de EU en Israël bevroren in navolging van de Israëlische militaire operaties in Gaza in december 2008 en januari 2009.
Ten derde, over andere samenwerkingsdomeinen opgenomen in het associatieakkoord en het actieplan, wordt er momenteel onderhandeld met Israël. Het gaat om de liberalisering van handel in diensten en het vestigingsrecht, de instelling van een mechanisme voor de oplossing van geschillen in handelsconflicten, de conformiteit van standaarden en normen van industriële producten, het gradueel openen van markten en de convergentie van reglementaire bepalingen in het luchtdomein. De beoogde handelsmateries onder die punten zijn de exclusieve bevoegdheid van de Commissie.
De staten hebben slechts een consultatieve rol. De bevoegdheid wordt in België gedeeld tussen de federale overheid en de gefedereerde entiteiten. De diensten van de minister garanderen wekelijks dat zij het standpunt van de regio’s in de betrokken materies vernemen en ze integreren in de adviezen uitgedrukt door België in de Europese instanties die de opvolging verzorgen.
Het gaat evenzeer om de operationele samenwerking met Europol, die de materies behandelt die in België onder de bevoegdheid van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie vallen.
Ten vierde, die onderhandelingen zijn niet onderhevig aan enig bijzonder tijdschema.
06.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik zal het onderwerp verder doorpraten met de minister van Buitenlandse Zaken, met wie we na zijn terugkeer van zijn nakende reis naar het Midden-Oosten een debat zullen voeren. Ik zal mij hier beperken tot het uitspreken van mijn verwondering.
Ik denk dat Europa zich in deze heel hypocriet gedraagt. De situatie op het terrein is duidelijk. Israël treedt verschillende internationale verdragen met voeten. Het komt zijn verplichtingen als bezettende macht in Gaza niet na. Het straft een heel volk, anderhalf miljoen mensen in Gaza. Het bouwt een blokkade die ervoor zorgt dat levensnoodzakelijke middelen zoals voedsel en geneesmiddelen, en de heropbouw van de verwoeste huizen geen doorgang kunnen vinden. Dat is een duidelijke schending van de plichten die op Israël als bezettende macht wegen.
De bouw van de nederzettingen, ingaande tegen het internationaal recht, gaat door. Sinds het Osloproces in 1993 is gestart zijn er voor 200 000 Israëli’s bijkomende woonplaatsen gebouwd in nederzettingen op de West Bank. De bezetting of de incorporatie van Oost-Jeruzalem, eveneens ingaand tegen het internationaal recht, gaat onverdroten voort.
Europa is hypocriet als het handelsakkoorden sluit waarin het de voorwaarden over de uitvoering en de implementatie van die akkoorden koppelt aan de naleving van het internationaal recht en de mensenrechten.
Ik zal in die lijn de minister van Buitenlandse Zaken in het debat dat wij binnenkort zullen voeren, vragen om eindelijk een einde te maken aan de hypocrisie.
Ik weet dat er geen meerderheid in Europa te vinden is om de bestaande akkoorden te schorsen.
Als er een einde komt aan de hypocrisie, zal er echter ook geen meerderheid te vinden zijn in de Europese Unie om nieuwe akkoorden te sluiten, zoals het landbouwakkoord, waarvan ik vind dat het niet ondertekend mocht zijn door de Europese Unie, zolang Israël het internationaal recht niet naleeft. Ofwel nemen we onszelf au sérieux, als we dat als voorwaarde inschrijven in akkoorden, ofwel doen we voort zoals Europa tot nu toe hypocriet bezig is, in de stijl van: luister naar onze woorden, maar kijk niet naar onze daden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: La question n°17489 de M. Defreyne a été transformée en question écrite.
Vragen nrs. 17623 en 17891 van de heer Van der Maelen worden omgezet in een schriftelijke vraag.
07 Question de Mme Juliette Boulet au secrétaire d'État aux Affaires européennes, adjoint au ministre des Affaires étrangères, sur "la ratification des Nations unies de la Convention sur les droits des personnes handicapées" (n° 17630)
07 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, over "de ratificatie door de Verenigde Naties van de overeenkomst inzake de rechten van personen met een handicap" (nr. 17630)
07.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, ce problème me semble de votre ressort.
La Convention des Nations unies sur les droits des personnes handicapées est la première convention globale en matière de droits de l'homme à laquelle la Communauté européenne sera partie prenante. La présidence espagnole aura comme première mission de mettre en place l'instrument de ratification. À la suite de quoi, la présidence belge devra relever le défi de la mise en œuvre du protocole.
Pouvez-vous nous dire si des réflexions ont déjà été élaborées à cet égard? Des concertations avec l'Espagne ont-elles déjà eu lieu? Si oui, pouvez-vous nous faire part de l'état des discussions? Plus précisément, pouvez-vous nous dire si des pistes ont été envisagées pour installer l'organisme de suivi indépendant? En effet, l'article 33 explique que les États (en l'occurrence, la Communauté européenne) doivent développer des points de contact afin de suivre l'application des préceptes de la Convention. Les États doivent aussi instituer certains mécanismes de suivi indépendants, généralement sous la forme d'organismes de protection des droits de l'homme au fonctionnement indépendant.
07.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame Boulet, j'ai le plaisir de vous présenter le diplomate espagnol qui, conformément à un échange au sein du trio présidentiel Espagne-Belgique-Hongrie, travaille dans notre administration depuis l'année dernière. De la même façon, un diplomate belge travaille à Madrid et à Budapest et un diplomate hongrois travaille à Bruxelles et à Madrid.
Ce diplomate se fera donc le relais privilégié de votre question auprès des autorités espagnoles.
La présidence espagnole organisera les 18 et 19 mai 2010 une rencontre informelle des ministres européens en charge des personnes handicapées. Cela sera assurément l'occasion pour elle de présenter l'instrument de ratification de la Convention et d'en débattre.
Quant à la présidence belge, elle organisera en novembre prochain un colloque regroupant les experts européens. Bien que son contenu ne soit pas encore arrêté, cet événement, qui abordera notamment le suivi du Disability Action Plan européen – dont l'échéance est fixée à la fin de cette année –, devrait également constituer une opportunité intéressante pour discuter de la mise en œuvre de la Convention.
J'ajoute que les autorités belges concernées font de l'article 33 de la Convention une priorité et ont entamé, dans cette optique, des discussions au sein de la conférence interministérielle "Bien-être, Sport, Famille" au sujet des mécanismes de suivi indépendants.
Les ministres et leurs collaborateurs travaillent étroitement avec la Commission afin de préparer le colloque qu'organisera notre présidence en novembre prochain.
En outre, vous vous réjouirez sans doute d'apprendre que la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique a rencontré, le 12 janvier dernier, son homologue espagnole en vue de s'entretenir avec elle des intentions de nos deux pays lors de leur présidence respective, en particulier à propos des personnes handicapées.
Plus précisément, une rencontre sera prochainement organisée entre le secrétaire d'État Delizée, chargé des personnes handicapées, et son homologue espagnol.
Enfin, en ce qui concerne l'article 33 de la Convention des Nations unies et la mise en place des mécanismes de suivi indépendants, une première option semble se dessiner. Elle privilégierait l'instauration de deux organes indépendants travaillant de concert. Le premier s'articule autour des experts administratifs et des gestionnaires des fonds destinés à soutenir les personnes handicapées et le second constituerait en quelque sorte un comité consultatif regroupant, dans une large mesure, des acteurs de la société civile issus des secteurs concernés par la mise en œuvre de la Convention des Nations unies portant sur le droit des personnes handicapées.
Cela dit, les débats n'en sont qu'aux préliminaires et d'autres pistes pourraient encore voir le jour.
07.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse détaillée. Je constate que la présidence espagnole et la future présidence belge prennent ce dossier à cœur. Cette signature doit aussi permettre de garantir le plus rapidement possible des droits humains pour toutes les personnes en situation de handicap lors de la mise en conformité de l'ensemble des textes normatifs.
Avec les 65 millions de citoyens européens, nous nous réjouissons de cette avancée. Nous suivrons bien entendu ce dossier de près lors de la présidence belge de l'Union européenne.
L'incident est clos.
- de heer Ben Weyts aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de lijst van toegelaten Marokkaanse voornamen" (nr. 17634)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de zaak van Marokkaanse naamgeving" (nr. 17706)
- M. Ben Weyts au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la liste des prénoms marocains autorisés" (n° 17634)
- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'affaire des prénoms marocains" (n° 17706)
De voorzitter: Wij hebben geen nieuws van collega Weyts. Ik vind dat men minstens de beleefdheid moet hebben om iets te laten weten aan het secretariaat, als men te laat komt. Collega Logghe heeft het woord.
08.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag dateert al van begin december. Ik heb in de maand februari 2009, op 18 februari 2009 om precies te zijn, bijna een jaar geleden dus, de kwestie van de naamgeving door Marokkaanse ouders aangekaart, en vooral de verplichting die vanuit de Marokkaanse ambassade werd opgelegd om een Marokkaanse naam te kiezen. Die zaak is dus al een jaar aan de gang. Ik heb die zaak samen met collega Weyts aangekaart. De minister heeft er nota van genomen.
Mijnheer de staatssecretaris, u zei toen, ik citeer: "De minister van Buitenlandse Zaken overweegt dit te agenderen op de eerstvolgende vergadering van de gemengde commissie België-Marokko". Nu vernemen wij dat er een nieuw samenwerkingsakkoord tussen België en Marokko is gesloten.
Ik heb de volgende vragen.
Ten eerste, waarom wordt er in het nieuw samenwerkingsakkoord tussen België en Marokko niets vermeld over de Marokkaanse naamgeving in België? Is dit ter sprake gekomen? Zo ja, in welke bewoordingen?
Ten tweede, is dit samenwerkingsakkoord ondertussen gesloten en door beide partijen ondertekend?
Ten derde, als er niets over de Marokkaanse naamgeving in België vermeld is, welke stappen neemt u dan om hierover alsnog een akkoord te sluiten of om het in dit samenwerkingsakkoord te doen opnemen?
08.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, de problemen van, onder meer, familierecht worden besproken in de gemengde Belgisch-Marokkaanse commissie. De volgende vergadering van deze commissie zal begin februari in Brussel plaatshebben. De minister zet het probleem van de voornamen op de agenda van deze vergadering.
08.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de staatssecretaris, dat is natuurlijk een bijzonder kort antwoord. Waarom werd het niet vooraf op de agenda gezet? Al bijna een jaar geleden beloofde u dat dit item zou worden geagendeerd op de eerstvolgende vergadering. Ondertussen is het samenwerkingsakkoord gesloten, maar over dat probleem staat er nog steeds niets in. Nu zegt u dat het in februari op de agenda zal komen. In het Nederlands hebben wij daar een mooie term voor, met name met sint-juttemis. Zo blijven wij bezig.
08.04 Staatssecretaris Olivier Chastel: Begin februari staat deze kwestie op de agenda.
08.05 Peter Logghe (VB): Ik zal die zaak in elk geval opnieuw op de agenda laten zetten, mijnheer de staatssecretaris.
- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Birmanie" (n° 17637)
- M. Josy Arens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Birmanie" (n° 18372)
- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toestand in Birma" (nr. 17637)
- de heer Josy Arens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toestand in Birma" (nr. 18372)
09.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, comme vous le savez, je pose fréquemment des questions sur la Birmanie au ministre des Affaires étrangères et vous y avez souvent répondu en son nom. J'ai déjà attiré l'attention sur l'importance cruciale de l'année 2010 étant donné que des élections sont censées s'y tenir, libres, démocratiques et transparentes. Cependant, nous avons toutes les raisons de croire que ce ne sera pas le cas.
Ces derniers mois, des évolutions sont apparues. Sont-elles le résultat de la politique du président américain à l'égard de la junte birmane? Toujours est-il que la junte a envoyé plusieurs messages d'ouverture. Ce matin encore, la presse signalait l'espoir grandissant – nous verrons s'il se concrétisera – de la libération dans le courant du mois de novembre de Aung San Suu Kyi, Prix Nobel de la Paix et leader du seul parti démocratique en Birmanie. Elle pourrait ainsi organiser son parti pour participer aux élections.
Quelles sont donc les raisons du revirement de la junte, pour autant que ce revirement soit réel?
Quel message le ministre belge des Affaires étrangères et l'Union européenne portent-ils à l'égard de ce qui se passe en Birmanie et de l'évolution de la situation?
Dans le cadre de la présidence belge de l'Union européenne, est-il prévu un sommet de l'Union européenne avec l'Asie? Dans ce cas, les dirigeants birmans seront-ils présents?
La Belgique accorde-t-elle des visas aux membres de la junte birmane et à leur entourage? Je vous ai déjà posé la question.
Sera-t-il prévu de porter un message clair et engagé sur la situation en Birmanie lors de la présidence belge? Je rappelle que l'année 2010 est capitale pour la démocratie en Birmanie.
Enfin, le Conseil des droits de l'homme de l'ONU, présidé par la Belgique, a-t-il remis le dossier birman à l'ordre du jour depuis mars 2009? En effet, à cette époque, il avait condamné l'assignation à résidence d'Aung San Suu Kyi et demandé sa libération inconditionnelle.
09.02 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, en mars 2009, j'avais interrogé le ministre des Affaires étrangères, M. Karel De Gucht, sur la situation en Birmanie.
La réponse du ministre à l'époque m'avait laissé quelque peu perplexe, non seulement parce que l'impact des sanctions économiques à l'encontre de la junte militaire était insignifiant mais aussi parce qu'on ne disposait pas de critères permettant d'évaluer l'impact de ces sanctions sur la population, impact qui, selon mes informations, est loin d'être insignifiant.
Ma question écrite rédigée comme suit était adressée au ministre des Affaires étrangères.
Je souhaiterais vous demander de quelles informations vous disposez à l'heure actuelle sur la situation politique en Birmanie. Constate-t-on une évolution et dans quel sens? Y a-t-il eu des gestes positifs de la junte militaire depuis un an et lesquels?
Par ailleurs, quels seraient les facteurs qui pourraient influencer de manière positive la situation politique dans ce pays? Un dialogue avec la Chine vous semble-t-il primordial?
Pensez-vous que la présence du président Obama soit de nature à ouvrir des perspectives nouvelles et intéressantes de dialogue? Estimez-vous que l'organisation d'élections en 2010 est de nature à améliorer la situation politique?
La libération sans condition de celle qu'il faut appeler en Birmanie "la Dame" est réclamée depuis des années aux autorités birmanes. Nous y souscrivons bien évidemment. Toutefois, la disparition brutale du régime actuel me semble improbable à court terme au regard du soutien de la Birmanie par de puissants voisins. Il faut également être conscient que l'actuelle Union du Myanmar regroupe 165 ethnies différentes et que l'installation du chaos dans ce pays aurait à nouveau un impact énorme sur une population qui est déjà l'une des plus pauvres au monde. N'estimez-vous pas qu'il faudrait passer par une période de transition, de dialogue et de négociation afin d'amener progressivement ce pays à plus de démocratie et de respect des droits de l'homme? Cette question sera-t-elle inscrite à l'agenda de la présidence belge.
Ne pensez-vous pas qu'un groupe de travail ad hoc ayant pour mission de rédiger une proposition de solution négociée entre toutes les parties pourrait être une contribution intéressante pour aborder cette question?
09.03 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, chers collègues, en tant que membre de l'Union, la Belgique soutient l'ouverture d'un processus de dialogue avec les membres du régime en place. Mais pour parler, ils doivent toutefois se concentrer sur les engagements à la démocratisation. Discuter d'une levée des sanctions ne doit pas pour le moment être à l'ordre du jour.
Ainsi, les principaux messages doivent encore et toujours être les suivants: libération de tous les prisonniers politiques dont Mme Aung San Suu Kyi, appel à un processus politique inclusif avec l'opposition menée par elle-même et avec les diverses minorités ethniques birmanes, respect des droits de l'homme avec insistance sur les efforts humanitaires.
En ce qui concerne les évolutions depuis mars 2009, il faut remarquer que 2009 a été une année riche en événements. Le pire fut atteint avec la condamnation et la prolongation de l'assignation à résidence de Mme Aung San Suu Kyi. Depuis septembre 2009 néanmoins, on constate une évolution.
Parmi les éléments à relever, il y a l'annonce d'une nouvelle politique américaine mêlant engagements et maintien des sanctions, la libération de 150 prisonniers politiques, l'offre d'Aung San Suu Kyi à la junte pour négocier une modification des sanctions avec les nations concernées, les rencontres d'Aung San Suu Kyi avec les Occidentaux, les contacts qu'elle a eus avec le gouvernement, avec son parti, l'attitude critique de certains pays de l'ASEAN, les divergences à la suite de l'afflux de réfugiés venant du Myanmar en Chine et, enfin, la rencontre en marge du Sommet de Copenhague entre le ministre des Affaires étrangères du Myanmar et des représentants de l'Union européenne.
Il convient de rester très prudent sur les intentions réelles de la junte pour ouvrir son pays. Ainsi, par exemple, il ne faut pas oublier qu'il reste près de 1 500 prisonniers politiques au Myanmar. L'Union se doit aussi de rester attentive à tous les développements.
Cependant, à court terme, la Belgique soutient le principe d'une levée par étape des sanctions, selon les progrès qui seraient réalisés par la Birmanie dans un certain nombre de domaines que je viens d'évoquer et, dans cette optique, la manière dont les élections se dérouleront sera d'une importance cruciale.
Le ministre des Affaires étrangères tient à souligner dans cette réponse que l'Union ne doit pas uniquement dialoguer avec le Myanmar même mais aussi avec les acteurs-clés de la région, particulièrement la Chine et les pays membres de l'ASEAN. Ces acteurs-clés ont un impact beaucoup plus grand sur le Myanmar que l'Union européenne elle-même.
Comme cela a été le cas depuis l'adhésion birmane à l'ASEM en 2004, la Birmanie-Myanmar sera invitée à participer au sommet de 2010. Aux sommets précédents de Beijing en 2008, d'Helsinki en 2006 et d'Hanoi en 2004, la Birmanie n'était pas représentée au niveau "chef d'État" mais au niveau "ministre des Affaires étrangères", conformément au souhait de l'Union européenne à l'époque.
Dans le stade actuel des préparatifs du sommet de l'ASEM des 4 et 5 octobre 2010 à Bruxelles, aucune invitation n'a encore été envoyée aux membres de l'ASEM et a fortiori aucune ne l'a été aux autorités birmanes. Le moment venu, la Belgique prendra attitude en liaison étroite évidemment avec les institutions européennes compétentes, comme ce fut le cas en 2004, en 2006 et 2008.
Le ministre des Affaires étrangères souhaite également vous informer que la Birmanie a été mise à l'ordre du jour de la 12ème session du Conseil des droits de l'homme en septembre dernier. Une résolution initiée par l'Union et soutenue par la Belgique a été adoptée et appelle à la libération des prisonniers politiques, à l'amorce d'un dialogue inclusif et la tenue d'élections crédibles et transparentes. À noter toutefois que la Belgique ne préside pas le Conseil des droits de l'homme mais bien notre représentant permanent à Genève dans sa capacité personnelle et dans le cadre d'un mandat limité au bon déroulement des débats et au respect des règles procédurales.
Le Conseil des droits de l'homme a, par ailleurs, renouvelé le mandat du rapporteur spécial sur la Birmanie pour un an et sera à nouveau appelé à le faire en mars 2010. La 3ème commission de l'Assemblée générale de l'ONU a également adopté une résolution sur les violations des droits de l'homme en Birmanie en novembre 2009 et le rapporteur spécial sur la Birmanie y a également présenté son rapport à cette période.
09.04 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Je remercie le secrétaire d'État pour sa réponse détaillée. On peut observer nombre de décisions ou d'engagements au niveau international à l'égard de la Birmanie. Il y a une volonté affichée de l'Union européenne, de l'ONU ou du Conseil des droits de l'homme d'avoir une parole forte à ce sujet. Manque toujours un petit quelque chose qui fait qu'Aung San Suu Kyi est toujours assignée à résidence et que les prisonniers politiques ne sont toujours pas libérés. Ma crainte est que les élections qui vont bientôt se tenir ne soient ni libres ni transparentes et qu'elles se fondent sur une constitution qui va institutionnaliser le pouvoir militaire, qui donnera tous les pouvoir à la junte. C'en sera alors fini de la Birmanie.
Outre le fait de mettre la Birmanie à l'ordre du jour, je voudrais qu'on se soucie réellement de sa situation. Si un effort doit être consenti, c'est en 2010. Sinon, ce pays sombrera totalement et définitivement dans le totalitarisme. Cela fait assez longtemps qu'ils le vivent!
09.05 Josy Arens (cdH): Je remercie le secrétaire d'État pour sa réponse très complète. Je me rends compte de toutes les pressions exercées en 2009, beaucoup de choses vont dans le bon sens. J'insiste pour que la présidence belge et l'Europe fassent pression sur les pays qui sont en contact permanent et qui négocient avec la Birmanie, comme la Chine par exemple. La pression européenne que nous pouvons encourager me semble nécessaire.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Guinée" (n° 17639)
10 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toestand in Guinee" (nr. 17639)
10.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, la situation en Guinée a fortement changé ces dernières semaines, je vais donc vous poser mes questions sans entrer dans les détails.
Des actions concrètes ont-elles été entreprises par la Belgique suite aux violences survenues en Guinée et reconnues par celui qu'on appelle le président capitaine Dadis Camara?
Quelles consignes ont-elles été données aux autorités diplomatiques afin de rendre justice aux victimes et afin de pouvoir laisser travailler la commission d'enquête indépendante initiée par le secrétaire général de l'ONU?
J'ai lu que le Conseil des droits de l'homme de l'ONU, à l'instar du Conseil de sécurité, avait réagi en disant qu'il était nécessaire de lutter contre l'impunité des auteurs de ces crimes. Pouvez-vous m'en dire plus? De nouvelles démarches ont-elles été entreprises dans le chef du président du Conseil des droits de l'homme?
Que pensez-vous des propos tenus par la secrétaire générale de la Confédération générale des Travailleurs de Guinée, Rabiatou Serah Diallo, symbole du syndicalisme guinéen, qui a des contacts privilégiés avec la Belgique?
Si des élections libres et démocratiques devaient avoir lieu, la Belgique enverra-t-elle des observateurs?
10.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Boulet, suite aux violences survenues à Conakry le 28 septembre dernier, le ministre des Affaires étrangères, M. Leterme à l'époque, a immédiatement condamné la répression commanditée par le régime militaire en manque de légitimité. Il a en outre plaidé pour l'adoption de mesures additionnelles.
La Belgique s'inscrit ainsi dans la ligne de l'Union européenne. Le 27 octobre 2009, cette dernière a adopté une position commune concernant des mesures restrictives à l'encontre de la République de Guinée. Il s'agit d'un embargo sur les armes et d'une interdiction de voyage qui touche plus de 40 personnes, dont le président capitaine Dadis Camara.
La commission d'enquête indépendante, initiée par le secrétaire général de l'ONU, s'est rendue en Guinée du 25 novembre au 4 décembre et lui a rendu son rapport le 16 décembre. Il est à espérer que ce rapport donnera une nouvelle dynamique à la médiation du président burkinabè Compaoré pour permettre une sortie de crise.
Dans ce contexte, nous ignorons quelles seront les conséquences politiques de l'attentat du 3 décembre contre le président capitaine Dadis Camara. La situation en Guinée a été abordée au Conseil des droits de l'homme. À cet égard, ce n'est pas la Belgique qui préside le Conseil des droits de l'homme, mais seulement l'ambassadeur belge à Genève dans la limite de ses compétences personnelles. Il exerce une fonction que vous connaissez maintenant bien.
La Belgique a, dès le début de la crise, appelé au respect des droits de l'homme et à un retour rapide à la démocratie et à l'ordre institutionnel en Guinée. Dès lors, l'organisation d'élections est une étape indispensable pour réaliser cet objectif. Au cas où des élections libres et démocratiques auraient lieu, il est évident que l'envoi des observateurs pourra être décidé au niveau de l'Union européenne et que des compatriotes pourront, dans ce cadre, participer à une telle mission d'observation électorale.
10.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, depuis le dépôt de ma question, la situation s'est légèrement apaisée. Il faudra envisager la mise en place d'une enquête internationale qui ferait toute la lumière sur les massacres qui ont eu lieu. Certains ont été jusqu'à parler de génocide. J'ignore si nous devons évoquer ce terme, mais la situation ne doit pas être prise à la légère.
La Guinée n'a jamais été un pays où il faisait très calme ces dernières années. Si des élections peuvent avoir lieu, il ne faudra pas qu'elles cachent les événements.
Het incident is gesloten.
11 Question de Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation en Honduras après les élections" (n° 17664)
11 Vraag van mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toestand in Honduras na de verkiezingen" (nr. 17664)
11.01 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, voilà encore une question que j'avais redéposée lors de la formation du nouveau gouvernement!
J'ai souvent interrogé M. Leterme, alors ministre des Affaires étrangères, sur la situation en Honduras et sur ses conséquences vis-à-vis de la Belgique. Des prises de position ont vu le jour un peu partout, notamment de la part des syndicats, mais je n'y reviendrai pas puisque ces événements datent du 27 novembre 2009.
Après la fuite du président, des élections ont eu lieu. L'ONU les a déclarées illégales: d'ailleurs, le taux de participation de 62 % est tout à fait surestimé puisqu'il ne dépasserait certainement pas 50 %. Cela signifie le taux de participation le plus bas que le Honduras ait jamais connu. De plus, selon des témoignages locaux, de fortes intimidations ont eu lieu et beaucoup de candidats se sont retirés avant les élections. De nombreuses violences et atteintes aux droits de l'homme se sont produites. Comment pourrait-on admettre que, dans ces conditions, le processus électoral en Honduras serait un pas en avant?
Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous nous faire un point d'actualité sur la situation des droits de l'homme en Honduras aujourd'hui? Quelle est la position du ministre sur l'évolution globale de la situation politique? Dans ces conditions, les accords de libre-échange sont-ils encore possibles?
Je vous avais aussi interrogé sur la poursuite des travaux des groupes de travail concernant les accords de libre-échange avec l'Amérique centrale. Selon moi, dans de telles conditions, ils méritaient d'être interrompus, en ce compris le travail des groupes techniques chargés de préparer les accords.
11.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, je vous fais donc le point de la situation au Honduras.
Il était prévu que les élections présidentielles se déroulent le 29 novembre, avant que les événements du 28 juin ne surviennent. Même si le processus électoral s'est déroulé dans des conditions quelque peu anormales, la reconnaissance des résultats doit néanmoins dépendre d'une analyse plus approfondie de la façon dont se sont déroulées ces élections.
La Belgique, qui adhère entièrement à la restriction imposée par l'Union européenne en ce qui concerne les contacts politiques à tenir avec les représentants du gouvernement, évalue pour l'instant l'accréditation diplomatique de l'ambassadeur du Honduras. Des arguments tant juridiques que politiques sont pris en considération. De surcroît, l'ambassadeur est également accrédité auprès de l'Union européenne, ce qui entraîne qu'une décision concernant sa destitution comme ambassadeur en Belgique ne peut être prise unilatéralement par la Belgique elle-même.
La déclaration de l'Union européenne du 1er décembre dernier sur la situation au Honduras, à la suite des élections du 29 novembre, ne se prononce pas sur une reconnaissance ou sur une condamnation de celles-ci, mais souligne leur importance en tant qu'étape intermédiaire pour trouver une solution pacifique à la situation politique.
Selon nos informations, les élections au Honduras se sont déroulées pacifiquement et, vu le contexte, de manière démocratique, avec un taux de participation historiquement élevé de 61,3 %. Ce processus électoral offre à la population hondurienne une possibilité de sortir de l'impasse politique.
Par contre, la situation des droits de l'homme semble s'aggraver. Au-delà de la violence traditionnelle (trafic de drogue, délinquance, bandes armées), il est fait état d'assassinats à connotation politique. La Belgique condamne fermement toute violation des droits de l'homme. Tout comme les autres membres de l'Union, notre pays a soutenu la résolution du Conseil des droits de l'homme sur la situation des droits de l'homme au Honduras, qui a été adoptée par consensus en douzième session. Le texte condamne ces violations, appelle au rétablissement de l'ordre démocratique et constitutionnel et exige aussi que le Haut-Commissaire européen aux droits de l'homme soit chargé de la rédaction d'un rapport sur les atteintes aux droits de l'homme qui auraient été perpétrées le 28 juin 2009.
Enfin, les négociations relatives à la conclusion d'un accord d'association entre l'Union européenne et l'Amérique centrale restent suspendues.
Je vous le concède: la réponse que m'a fournie l'administration n'évoque pas, cette fois-ci, les groupes techniques. Et je ne puis vous dire s'ils sont aussi suspendus.
Le président: Peut-être pouvez-vous poser la question à l'administration qui pourrait fournir un complément de réponse par écrit!
11.03 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie.
M. Leterme, alors ministre des Affaires étrangères, avait demandé à l'ambassadeur de remettre sa lettre de créance, étant donné qu'il soutenait le pouvoir illégal au Honduras. Ce signal assez fort avait été apprécié par les démocrates honduriens.
Ensuite, je serais ravie de savoir si les groupes techniques sont maintenus.
Par ailleurs, j'ai dit que le taux de participation avait été historiquement bas. Bien qu'il soit évalué à 62 %, les observateurs parlent plutôt d'un taux de 50 %.
Le président: Je me demande comment on peut observer un taux de participation, mais c'est un autre problème!
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het telefonisch onthaal van Nederlandstaligen in de Belgische ambassades" (nr. 17668)
12 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'accueil téléphonique des néerlandophones dans les ambassades belges" (n° 17668)
12.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik had een vraag over de Zwitserse ambassade in Bern. Wij hebben daarmee recent contact genomen. Bij de wachttoon kregen wij een keuzeopties, gebruikelijk bij digitale centrales. De keuzes waren: Duits: toets 1, Frans: toets 2, Engels: toets 3. Voor Nederlands was er echter niks.
Mijnheer de staatssecretaris, aangezien de Nederlandstaligen de grootste bevolkingsgroep in dit land vormen, vindt u dan niet dat, wil men bellers telefonisch in het Nederlands te woord kunnen staan, dat impliceert dat men een keuzeoptie Nederlands moet hebben op de telefooncentrales van de ambassades van België?
Wat vindt u van het voorstel om die keuzeopties naar grootte van de taalgroepen in ons land te rangschikken: 1: Nederlands, 2: Frans, 3: Duits en optioneel 4: Engels, zeker in consulaten die men kan zien als buitenlandse gemeentehuizen en die, gezien de bevolkingsverhoudingen in ons land, een grotere kans hebben om Vlamingen te woord te moeten staan.
Kunt u verzekeren dat in alle ambassades, consulaten en ereconsulaten Vlamingen in hun eigen taal te woord worden gestaan? Worden met betrekking tot het onderwerp soms problemen aan uw kabinet gesignaleerd?
Welke maatregelen zult u nemen om ervoor te zorgen dat niet alleen in Bern, maar in alle ambassades van België in de wereld, in het keuzemenu Nederlands wordt toegevoegd?
12.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer Luykx, er bestaat geen Zwitserse ambassade in Bern. Het door uw vermelde nummer behoort toe aan de ambassade van België in Bern. De centrale van de ambassade van België in Bern is niet uitgerust met een systeem van toetsopties.
Tijdens de openingsuren van de ambassade wordt de telefoon opgenomen door een van de lokaal aangeworven personeelsleden die, indien nodig, doorverwijzen naar een van de aanwezige statutaire ambtenaren. Onze ambassade in Bern kan bellers te woord staan in het Nederlands, Frans, Duits en Engels. Buiten de openingsuren geeft een antwoordapparaat inlichtingen in het Nederlands en het Frans over het nummer dat in het geval van hoogdringendheid moet worden gebeld.
Ook dan wordt niet van een systeem met toetsopties gebruikgemaakt.
Wij vermoeden dat u de Zwitserse ambassade in Brussel, die wel over een dergelijk optiemenu beschikt, hebt gebeld.
Ten tweede, Vlamingen kunnen in alle ambassades en beroepsconsulaten in België in hun eigen taal te woord worden gestaan.
Voor onze ereconsuls verwijst minister Vanackere naar het antwoord dat voormalig minister van Buitenlandse Zaken u op 18 november 2009 gaf. Ereconsuls zijn geen statutaire ambtenaren. Van hen kan en mag dan ook niet worden verwacht dat zij onze landstalen beheersen zoals beroepsdiplomaten of beroepsconsuls dat doen. Sommige van onze ereconsuls in het buitenland bezitten ook niet de Belgische nationaliteit.
Er wordt naar gestreefd dat ereconsuls van België of een van hun medewerkers ten minste een van onze landstalen of één internationale taal, zoals het Engels, beheersen.
Indien contacten met een ereconsul van België in het buitenland moeizaam verlopen als gevolg van een gebrekkige kennis van onze landstalen, kunnen landgenoten zich steeds tot de bevoegde, Belgische beroepsvertegenwoordiging wenden.
12.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het blijkt wel degelijk te gaan om een oproep naar Zwitserland en helemaal niet naar België. Het probleem is ons bevestigd en is ook door ons persoonlijk onderzocht. Het verwondert mij dus ten zeerste dat de informatie die u hebt en die wij hebben, van elkaar verschilt. Sta mij toe dat ik de proef op de som neem en dat ik nogmaals een onderzoek ter zake voer. Wij zijn echter absoluut van onze zaak overtuigd.
Inzake het gebruik van het Nederlands in de ambassades, de consulaten en de ereconsulaten mag niet lichtzinnig met de kennis van het Nederlands worden omgesprongen.
Indien men er niet in slaagt in die huizen om Vlamingen in het buitenland op een deftige manier te helpen, dan stel ik voor dat die taken worden overgenomen door diensten van het Vlaams Gewest.
Tot slot, ik heb inderdaad destijds een antwoord gekregen van de minister op mijn vraag over het ereconsulaat in Allicante, als ik mij dat goed herinner. Daar was het probleem niet alleen Nederlandsonkundigheid, maar ook de onwil om Vlamingen op een andere manier te helpen, bijvoorbeeld door hen te verwijzen naar een ambtenaar of een medewerker in het betreffende ereconsulaat die het Nederlands wel machtig was.
De voorzitter: Mijnheer Luykx, als we dergelijke taken op een nog kleinere schaal moeten verrichten, dan vrees ik dat er nog minder dienstverlening zal zijn. Ik wil evenwel het debat over de steun aan Belgen en Europeanen in heel de wereld, dat zeer boeiend is, niet openen; er staan nog vragen op de agenda.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het feit dat drie Belgische staatsburgers twee maanden lang in een Iraanse gevangenis gezeten zouden hebben" (nr. 17708)
13 Question de M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le fait que trois citoyens belges auraient séjourné pendant deux mois dans une prison iranienne" (n° 17708)
13.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in mijn vraag staat nog “gezeten zouden hebben”, in de voorwaardelijke wijs, omdat ik die vraag begin december ingediend heb, toen wij via de kranten vernamen dat er drie Belgische staatsburgers twee maanden lang vastgezeten hebben in Iraanse gevangenissen. Men wou ons niet vertellen waarom. Zij waren vrijgelaten nadat de regering tussenbeide was gekomen. Alles was zeer geheimzinnig. Ik wou toch wel eens weten of dat waar is. Ik weet ondertussen dat het waar is, want het werd later bevestigd, maar naar het hoe en waarom wil ik graag nog eens informeren.
De voorzitter: Ik dank u voor uw bondigheid, collega. De staatssecretaris heeft het woord.
13.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Sinds hun arrestatie in september hebben de ambassadeur van België in Teheran en zijn medewerkers tientallen persoonlijke en schriftelijke demarches ondernomen om meer te vernemen over het lot van drie gearresteerde landgenoten, om consulair bezoek af te dwingen, hen juridisch bij te staan en, bij het uitblijven van een beschuldiging, hun vrijlating te bepleiten.
Ook de ambassadeur van Iran in Brussel werd op het matje geroepen. De ambassade werd aangeschreven. Tegen de achtergrond van interne en internationale spanningen met de Iraanse overheden, en in afspraak met de drie families, werd resoluut gekozen voor een louter consulaire en discrete aanpak. Met de ouders werd trouwens dadelijk telefonisch en geregeld collectief overlegd. Die aanpak heeft zijn vruchten afgeworpen, zelfs in die mate dat onze landgenoten beduidend sneller zijn vrijgekomen dan andere landen ervaren in soortgelijke aanslepende dossiers.
13.03 Francis Van den Eynde (VB): Ik heb nog een bijkomende vraag. Weet men waarom die mensen aangehouden waren?
13.04 Staatssecretaris Olivier Chastel: Ik weet het niet.
Le président: On peut s'informer. Le complément d'information sera alors transmis par écrit.
L'incident est clos.
Aangezien de heer Gilikinet niet aanwezig is voor het stellen van zijn vraag nr. 17797 gaan we meteen over tot de vraag van de heer Van den Eynde.
14 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het verbod van de Koerdische partij DTP in Turkije" (nr. 17812)
14 Question de M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'interdiction du parti Kurde DTP en Turquie" (n° 17812)
14.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de staatssecretaris, de Koerden hebben het niet altijd gemakkelijk in Turkije. Hun taal wordt soms geduld, soms weer niet. Of ze als een aparte etnie erkend worden is ook zeer onduidelijk. Ik heb ooit de stelling horen verkondigen dat Koerden in feite bergturken zijn. Laat ons zeggen dat Turkije zich niet al te open opstelt ten overstaan van dit volk. Het is als etnische minderheid verspreid over vier landen. Er zijn Koerden in Irak, in Syrië, in Turkije en in voormalige Sovjetunie. Dat is allemaal niet zo comfortabel voor een bevolkingsgroep die er toch in geslaagd is gedurende eeuwen zijn eigen identiteit te behouden.
We mochten begin december vernemen dat Turkije weer een nieuw wapenfeit naar voren kan brengen met betrekking tot het bestrijden van het Koerdisch fenomeen, namelijk het verbieden van de DTP. Deze partij beschouwde zich als de vertegenwoordigster van de Koerden in het Turks parlement. Tegelijkertijd werd de verkozen parlementsleden van die DTP letterlijk een beroepsverbod opgelegd. Dit is uiteraard zeer schadelijk voor het vredesproces in Koerdistan. Zoals u weet heerst daar nog altijd een situatie van burgeroorlog. Het toont bovendien aan dat Turkije zich weinig houdt aan de democratische spelregels. Men hoort regelmatig zeggen dat Turkije op het punt staat tot de EU toe te treden en dat het niet lang meer zal duren voor alles er perfect in orde is. Het spijt me, in een land dat zich eraan bezondigt politieke partijen te verbieden schort er volgens mij iets aan de democratie. Als ik zeg dat er iets aan schort, dan is dat een eufemisme.
Ik ben van mening dat we, in tegenstelling tot Iran, dat hier vanmiddag al een paar keer aan bod is gekomen, toch wel wat meer druk zouden kunnen uitoefenen op Turkije. Het is lid van de NAVO en naar verluidt willen die mensen nog altijd bij de EU. Bovendien zijn zij buren van Europa en hangen zij toch veel meer af van Europa dan, bijvoorbeeld, Iran. Er is daar dus wel wat meer aan te doen.
Komt de houding van Turkije ten overstaan van een etnische minderheid, zoals de Koerden, aan bod in heel de discussie over de aansluiting van Turkije bij de EU. Bestaat er geen mogelijkheid om een zekere druk uit te oefenen op Turkije, zodat zulke situaties stilaan onmogelijk zouden worden gemaakt?
14.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, België onderschrijft volledig de verklaring van het Zweedse EU-voorzitterschap van 14 december 2009. Die verklaring geeft uiting aan de Europese bezorgdheid over de uitspraak van het Turkse grondwettelijk hof van 11 december jongstleden met betrekking tot de opheffing van de voornaamste pro-Koerdische partij, de Partij voor een Democratische Samenleving, DTP, en inzake het verbod op politieke activiteiten gedurende 5 jaar dat aan verscheidene leden van de DTP werd opgelegd, inclusief aan haar leider, Ahmet Türk.
Geweld en terrorisme worden door de EU en België steevast streng veroordeeld. Het wordt dan ook betreurd dat de DTP altijd heeft nagelaten afstand te nemen van het gebruik van geweld voor politieke doeleinden en steeds heeft geweigerd de PKK als een terroristische organisatie te beschouwen. Het ontbinden van een politieke partij blijft echter een uitzonderlijke maatregel,die waar ter wereld ook, de grootste omzichtigheid vereist. Zoals nog herhaald door de Europese Commissie in haar voortgangsverslag van oktober over de lopende EU-toetredingsonderhandelingen, dient Turkije bijgevolg zijn wetgeving betreffende de politieke partijen af te stemmen op de aanbevelingen van de Commissie van Venetië van de Raad van Europa en op de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Net als zijn Europese collega’s laat minister Vanackere niet na zijn Turkse gesprekspartners systematisch te wijzen op de verplichting om het noodzakelijke hervormingsproces verder te zetten, inclusief en vooral op het gebied van de zogenaamde Kopenhagencriteria.
14.03 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord. Ik heb toch een paar opmerkingen.
Ik noteer dat Europa en de Belgische regering allesbehalve gelukkig zijn met het verbod van de DTP. Persoonlijk betreur ik dat men een partij beoordeelt aan diens politieke standpunten, wat deze politieke standpunten ook mogen zijn. De vrijheid van mening veronderstelt immers ook de vrijheid van denken en de vrijheid van interpretatie van bepaalde feiten.
Men is daarin trouwens niet altijd consequent, mijnheer de staatssecretaris. Ik wil eraan herinneren dat er een tijd is geweest dat in Noord-Ierland een organisatie aan het werk was die men terroristisch noemde, namelijk het IRA. In Noord-Ierland functioneerde en functioneert nog steeds een politieke partij die zeer sterk aanleunt bij die organisatie, namelijk Sinn Féin. Die partij heeft altijd consequent geweigerd het IRA te veroordelen. Op dit ogenblik is Martin McGuinness de vice-eerste minister van Noord-Ierland. Hij is een voormalige stafchef van het IRA en is minister namens Sinn Féin. De terroristen van toen zijn niet meer de terroristen van vandaag.
Ik vernoem dit zonder enige sympathie voor de PKK, gewoon om te zeggen dat men niet altijd consequent is. Bovendien is het louter veroordelen van de standpunten van een partij misschien toch niet echt democratisch.
Als men praat over de aansluiting van Turkije bij Europa, mag men toch niet vergeten dat dit een land is waar politieke partijen verboden worden en parlementsleden een beroepsverbod krijgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter:
Dirk Van der Maelen.
Président: Dirk Van der Maelen.
De voorzitter: Ik stel een technische schorsing voor van een tweetal minuten.
15 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la composition du conseil de déontologie d'un parti politique" (n° 17823)
15 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de samenstelling van de deontologische raad van een politieke partij" (nr. 17823)
Président:
Geert Versnick.
15.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, le 14 décembre dernier, le PS, pour ne pas le citer, venait de mettre en place son conseil de déontologie qui aura pour mission de vérifier le respect de la loi et des statuts dudit parti. Ce conseil de déontologie sera composé de sept personnes.
Si on peut, a priori, se réjouir de cette initiative, une question se pose néanmoins en ce qui concerne la composition de cet organe puisqu'un de ses membres est un diplomate, en l'occurrence un directeur général du SPF Affaires étrangères.
Monsieur le secrétaire d'État, pouvez-vous me confirmer qu'un diplomate a le droit d'être à la fois membre du SPF Affaires étrangères et membre d'un organe de contrôle interne d'un parti politique?
Si tel est le cas, sur quelle base légale? Cette double casquette n'est-elle pas contraire à la déontologie et au devoir de neutralité des personnes travaillant pour l'État belge? Si une telle pratique devait se généraliser, n'y a-t-il pas un risque de porter atteinte à la neutralité et au bon fonctionnement du service public?
15.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, je vous livre la réponse que me fournit l'administration des Affaires étrangères.
Des fonctionnaires comme les diplomates sont titulaires de droits et de libertés garantis par la Constitution belge et les Conventions des droits de l'homme. Le fait d'être diplomate, et par conséquent fonctionnaire, et le fait de travailler au SPF Affaires étrangères n'empêche d'aucune manière d'être membre d'un parti politique ou d'un organe de contrôle de ce parti. À ce sujet, il faut se référer aux articles y afférent de notre Constitution et de la Convention européenne des droits de l'homme.
S'il est vrai que le cadre déontologique des fonctionnaires de la fonction publique donne un nombre de règles de conduite afin de guider le comportement professionnel du fonctionnaire, le fait d'être membre d'un parti politique et d'un de ses organes de contrôle n'empêche pas l'exercice neutre de la fonction. Il n'y a pas d'incompatibilité entre ces deux activités.
En toute hypothèse le cadre déontologique tel qu'il a été élaboré dans la circulaire 573 du 17 août 2007 doit être respecté. Ce cadre s'applique pour tous les agents de la fonction publique administrative fédérale et le respect de ce cadre sauvegarde la neutralité de la fonction et le bon fonctionnement du service.
15.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je suis rassuré; je vous remercie.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de villa Salamé in Jeruzalem" (nr. 17859)
16 Question de M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la villa Salamé à Jérusalem" (n° 17859)
16.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, onlangs is België door een Israëlische rechtbank veroordeeld tot 2,5 miljoen euro schadevergoeding aan de Israëlische zakenman David Sofer, in het kader van een geschil rond de villa Salamé in Jeruzalem.
Wat is uw houding in dit dossier? Is de Belgische Staat bereid deze schadevergoeding te betalen? Erkent u ook dat de villa Salamé eigendom is van de Palestijnse zakenman Constantin Salameh en dat het eigendom van die Palestijn, in ballingschap weliswaar, automatisch eigendom geworden is van de Israëlische Staat?
Tot slot, is de Belgische regering van plan om blijvend huur te betalen voor die villa? Wordt dat momenteel betaald? Loopt het huurcontract voort?
16.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, op 11 december heeft een verbale nota van de Israëlische ambassade in Brussel het vonnis van een Israëlische rechtbank betekend aangaande de residentie van onze consul-generaal in Jeruzalem, villa Salamé. Dit in het Hebreeuws gegeven vonnis wordt door de diensten van minister Vanackere onderzocht. Ten gronde bestaat er een juridisch geschil over de eigendomsrechten van villa Salamé en bijgevolg over de vraag aan wie België een huurbedrag dient te betalen.
Dit geschil en de houding van België tegenover het Israëlisch gerecht in deze zaak zijn onder andere het gevolg van het betwiste statuut van de stad Jeruzalem. Jeruzalem wordt inderdaad beschouwd als een corpus separatum waarvan de soevereiniteit alleen via een vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnen getrancheerd wordt. In afwachting van een verduidelijking in dit dossier en als gevolg van vroegere afspraken blijft België het gebouw onderhouden als een goede huisvader. België erkent echter ook dat er voor villa Salamé huur moet betaald worden en engageert zich dan ook voor het zoeken van een oplossing, zowel voor het te betalen bedrag als voor de legitieme persoon aan wie dit bedrag dient betaald te worden.
16.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, als ik het mag samenvatten, is het zo dat de minister niet goed weet wat hij moet doen. Wil dat ook zeggen dat momenteel nog huur moet worden betaald? Impliceert het beheren van villa Salamé als een goede huisvader ook dat de huur wordt betaald? Dat is mij op dit moment niet duidelijk. Beheren wij dat gebouw? Onderhouden wij dat gebouw? Betalen wij momenteel nog huur, en zo ja, aan wie?
De voorzitter: Ik heb begrepen uit het antwoord dat men beseft dat er huur moet worden betaald, maar dat men nog juridisch aan het uitzoeken is aan wie de huur moet worden betaald. Logischerwijze zet men dat geld op een reserverekening in afwachting dat juridisch is uitgemaakt aan wie de huur moet worden betaald. Dat maak ik op uit het antwoord van de administratie.
16.04 Peter Luykx (N-VA): De procedure loopt dus nog verder. Men legt zich dus nog nergens bij neer.
16.05 Staatssecretaris Olivier Chastel: Nee, nog niet.
De voorzitter: Men is dat verder juridisch aan het uitzoeken, heb ik uit het antwoord begrepen.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de situatie in Gaza" (nr. 17907)
17 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation à Gaza" (n° 17907)
17.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, iets meer dan een jaar geleden begon de verwoestende oorlog in Gaza. Na het einde van de oorlog riep Israël een blokkade van Gaza af.
Vijf maal in 2009 – de laatste keer op 8 december 2009 – herhaalde de Europese Unie in een gezamenlijke verklaring haar oproep tot een onmiddellijke en onvoorwaardelijke opening van de grenzen om het verkeer van noodhulp, commerciële goederen en personen mogelijk te maken.
Graag kreeg ik van de minister een antwoord op de volgende vijf vragen.
Ten eerste, bent u het eens met de stelling van de VN Fact Finding Mission on the Gaza Conflict, met name dat de blokkade van Gaza een misdaad tegen de menselijkheid zou kunnen zijn?
Ten tweede, hoe vaak heeft ons land de blokkade bij de betrokken vertegenwoordigers van de Israëlische regering aangekaart?
Ten derde, heeft ons land voor de laatste keer zelf de blokkade van Gaza veroordeeld? Zo ja, wanneer heeft het dat gedaan?
Ten vierde, inmiddels weten wij het antwoord op de vierde vraag al. Niettemin zal ik ze officieel herhalen.
Is de minister van plan een bezoek aan het Midden-Oosten te brengen? Zo ja, wanneer zal voornoemd bezoek doorgaan? Is hij van plan om Gaza zelf te bezoeken? Denkt de minister dat hij toegang tot Gaza zal krijgen? Misschien kan hij ter zake even met collega Charles Michel overleggen, teneinde te vernemen hoe een en ander het best wordt aangepakt of niet wordt aangepakt.
Ten vijfde, acht de minister een tegenmaatregel verantwoord, indien Israël aan de gezamenlijke EU-verklaringen geen gevolg geeft of blijft geven? Zo ja, welke tegenmaatregel acht hij verantwoord? Vindt hij bijvoorbeeld dat een upgrade van samenwerkingsakkoorden met Israël onverantwoord is, zolang Israël de grens met Gaza gesloten houdt?
17.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, het rapport van de VN Fact Finding Mission on the Gaza Conflict, het zogenaamde Goldstone-verslag, beveelt aan dat, indien er voldoende bewijs van het plegen van ernstige schendingen van de Conventies van Genève van 1949 is, de bij de Conventies betrokken partijen een strafrechtelijk onderzoek in de nationale hoven en met behulp van universele jurisdictie zouden starten.
Indien het vermoeden na onderzoek zou worden gerechtvaardigd, dienen de vermeende daders in overeenstemming met internationaal erkende normen van justitie te worden gearresteerd en vervolgd.
Tijdens de adoptie van de resolutie van de mensenrechtenraad, naar aanleiding van de speciale sessie die plaatsvond op 15 en 16 oktober en die gewijd was aan de mensenrechtensituatie in de bezette Palestijnse gebieden, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, en die zich boog over het rapport van de Fact Finding Mission, heeft België zich bij de stemming onthouden, omdat het graag een meer evenwichtige tekst had gezien die aandacht besteedde aan alle mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair recht door alle betrokken partijen.
Ten tweede, de situatie in Gazastrook blijft ons zorgen baren. Sinds de ontvoering van Gilad Shalit in juni 2006 en de gewelddadige staatsgreep in juni 2007, beide door de milities van Hamas, is de toegang tot het gebiedsdeel door Israël aan een steeds strenger controleregime onderworpen. Deze situatie is sinds het einde van het conflict in januari 2009, niet verbeterd. De voortzetting van dit afsluitingsbeleid blijft voor de bevolking zware, zowel economische als humanitaire, gevolgen hebben. Samen met de EU heeft België hierover al meermaals duidelijk stelling genomen, onlangs nog op de Raad Buitenlandse Zaken, op 8 december jongstleden.
Naast herhaalde oproepen voor de volledige stopzetting van de raketaanvallen op Israël en de onmiddellijke vrijlating van Gilad Shalit heeft de Europese Unie Israël opnieuw aangemaand de onmiddellijke en onvoorwaardelijke opening van de grensovergangen voor humanitaire hulp, commerciële goederen en personen van en naar Gaza te realiseren.
Ten derde, onder voorbehoud van positieve ontwikkelingen in de komende weken behoort dat ook tot de punten die aangekaart zullen worden met de Israëlische gesprekspartners tijdens de reis van de minister van Buitenlandse Zaken naar het Midden-Oosten die voor februari voorbereid wordt. In de huidige omstandigheden is een upgrade van de relaties tussen Israël en de EU voor België niet aan de orde.
17.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Ik hoop dat wij bij terugkeer van zijn zending zullen mogen vaststellen dat België inderdaad werk heeft gemaakt van de problematiek rond de blokkade rond Gaza.
Ter afronding geef ik nog twee citaten mee. Een eerste is van Jimmy Carter: "Nooit eerder in de geschiedenis werd een grote gemeenschap verwoest door bommen en raketten en dan het recht ontzegd om zelf de schade te herstellen."
In 2007 reden er dagelijks 7 400 trucks met bouwmateriaal en ander materiaal Gaza binnen. Op dit ogenblik varieert dat tussen 40 en 80 per dag. De bevolking, die in verwoeste huizen woont, krijgt zelfs niet het recht om bouwmaterialen te laten invoeren om de eigen woning te herstellen.
Een tweede citaat is
van Mary Robinson: 'It's almost unbelievable that the world doesn't care while
this is happening."
Ik reken op een ferm standpunt van de minister in zijn contacten met de Israëlische overheid. Als blijkt dat de blokkade blijft, dan reken ik erop dat België in de Europese Unie en in andere internationale organisaties er krachtig voor pleit dat zulks onaanvaardbaar is en dat zulks voor Israël niet zonder gevolgen kan blijven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega Flahaut liet ons weten dat hij zijn vraag nr. 17920 in een schriftelijke vraag omzet.
- M. Xavier Baeselen au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la Flanders House qui localise la Wallonie en France" (n° 17957)
- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la Flanders House qui localise la Wallonie en France" (n° 17958)
- de heer Xavier Baeselen aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het feit dat Flanders House Wallonië in Frankrijk plaatst" (nr. 17957)
- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het feit dat Flanders House Wallonië in Frankrijk plaatst" (nr. 17958)
Les questions sont identiques.
18.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, l'une est adressée au premier ministre et l'autre au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères; c'est la raison pour laquelle elles ont été jointes.
Monsieur le secrétaire d'État, il ne s'agit pas ici d'un problème de répondeur téléphonique. C'est carrément une partie de la Belgique qui est rayée de la carte!
Cette question a été introduite en son temps. Et elle est toute simple. Le gouvernement fédéral a-t-il réagi officiellement auprès des autorités flamandes? L'une des manières de procéder serait d'inscrire ce point à l'agenda de la Conférence interministérielle de la politique étrangère (CIPE), prévue par la loi spéciale.
18.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le député, le carton d'invitation en question a été envoyé pour annoncer une manifestation organisée par la Communauté flamande dans l'exercice de ses propres compétences. Il lui incombe donc d'apporter les corrections appropriées.
Ensuite, le vice-ministre-président du gouvernement flamand et ministre des Affaires administratives, de l'Administration intérieure, de l'Intégration civique, du Tourisme et de la Périphérie flamande de Bruxelles a d'ailleurs déjà indiqué qu'il s'agissait d'une erreur matérielle qu'il ne fallait pas considérer comme intentionnelle.
Quoi qu'il en soit, le ministre des Affaires étrangères est d'accord avec vous: cette erreur est regrettable et devrait être évitée à l'avenir. Si l'un des membres de la Conférence interministérielle de la politique étrangère le demande, comme le veut la règle, le point pourrait être inscrit à l'ordre du jour d'une prochaine réunion.
18.03 Xavier Baeselen (MR): Du côté wallon, plusieurs interpellations et questions ont été posées à cet égard. J'espère que le gouvernement wallon pourra faire inscrire ce point à l'ordre du jour d'une prochaine réunion de la Conférence interministérielle, ne fût-ce qu'en signe de protestation officielle. Pour ma part, je doute qu'il s'agisse d'une simple erreur matérielle. De temps en temps, des esprits malintentionnés se manifestent dans les représentations diplomatiques régionales. Outre que certains ne prévoient pas de répondeur dans l'une des trois langues nationales, ils font en sorte qu'une partie du pays ne se retrouve plus sur la carte.
Le président: Errare humanum est …
18.04 Xavier
Baeselen (MR): Sed
perseverare diabolicum.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
18.05 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, j'en profite pour transformer ma question orale n° 18013 en question écrite. Je ne sais pas si M. Luykx compte poser sa question n° 18262, mais je pars vite poser ma question en commission de la Santé publique et je reviens ensuite.
Le président: Mon cher collègue, Mme Snoy et d'Oppuers est présente pour poser la question n° 17469, tandis que Mme Lalieux a fait savoir qu'elle n'insistait pas pour poser la sienne (n° 17607). En revanche, nous n'avons pas de nouvelles de Mlle Uyttersprot, qui devait poser une question (n° 17537) jointe à la vôtre sur le pourcentage des directives européennes non transposées.
18.06 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, elle l'a transformée en question écrite.
- Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'accord bilatéral sur les investissements et les relations commerciales avec la Colombie, en particulier au sujet de l'huile de palme" (n° 17469)
- Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la signature de l'accord d'investissement réciproque entre la Colombie et l'UEBL" (n° 17607)
- mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het bilateraal akkoord inzake investeringen en handelsrelaties met Colombia, in het bijzonder met betrekking tot palmolie" (nr. 17469)
- mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de ondertekening van het wederzijds investeringsakkoord tussen Colombia en de BLEU" (nr. 17607)
19.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, excusez-moi de vous imposer ce retour en arrière dans l'agenda mais je devais siéger ailleurs. Je remercie également Mme Lalieux de me laisser la possibilité de poser cette question.
Cette question avait effectivement été posée initialement, le 23 octobre 2009, au ministre des Affaires étrangères. Elle a ensuite été redéposée au moment du changement du gouvernement. Celle-ci concerne les importations d'huile de palme de Colombie vers la Belgique ainsi que l'accord bilatéral sur les investissements.
En juillet dernier, j'ai participé à une mission internationale en Colombie organisée par des ONG européennes et colombiennes, portant sur la problématique des biocarburants. Il ne s'agissait nullement d'une mission parlementaire! À cette occasion, j'ai pu visiter plusieurs communautés villageoises et voir de près l'impact des monocultures d'huile de palme dans les milieux ruraux. La politique du gouvernement colombien consiste à soutenir et à promouvoir le développement de la production d'huile de palme par le biais de subventions, d'incitants fiscaux et d'autres formes d'aide aux propriétaires ou à des sociétés.
Sur le terrain, j'ai malheureusement dû constater que tout cela engendrait beaucoup de dégâts, d'une part, sur le plan environnemental dans la mesure où la palme consomme énormément d'eau. Cette monoculture tue toute autre plante sur les parcelles et contamine progressivement le sol chimiquement. En outre, elle nécessite parfois des épandages de pesticides, ce qui pollue les eaux. D'autre part, j'ai également pu constater les effets néfastes sur les aspects sociaux et même des atteintes aux droits de l'homme. Ces cultures se font au détriment des paysans locaux. Le droit foncier n'étant pas très clair, on déclare un peu vite que les paysans ne sont pas propriétaires de ces territoires. Les sociétés les plus fortes, parfois accompagnées de commandos paramilitaires, s'installent au détriment des villageois et les repoussent. Ceux-ci n'ont dès lors plus d'autre choix que d'occuper des milieux marginaux et n'ont plus de place pour leurs cultures vivrières. Ils peuvent éventuellement être employés par les sociétés de production d'huile de palme mais dans des conditions sociales déplorables. Il y a même des cas de meurtre, d'assassinat ou différentes atteintes aux droits de l'homme.
Il est important que cela se sache en Belgique. Une mission parlementaire s'est d'ailleurs rendue en Colombie et a fait rapport à la commission la semaine dernière, bien qu'elle ne se soit pas concentrée spécifiquement sur la question de l'huile de palme.
Monsieur le secrétaire d'État, quel est l'état de nos importations d'huile de palme brute ou de biodiesel? L'huile de palme peut soit être utilisée pour l'alimentation ou les cosmétiques, soit être incorporée dans les biocarburants.
Quel est donc l'état de nos importations, le cas échéant, via les ports hollandais?
Vos services suivent-ils les processus visant à établir des critères de durabilité pour les importations de biocarburants? En fait, une directive européenne traite de ces biocarburants, mais s'applique-t-elle à l'huile de palme dans son ensemble?
Des clauses sociales et/ou environnementales sont-elles imposées pour les marchandises importées de Colombie?
Dans l'accord bilatéral sur les investissements avec la Colombie, qui circule actuellement de parlement en parlement en Belgique, ces clauses environnementales et sociales restent minimalistes. Envisagez-vous de les renforcer sur base de ces éléments?
19.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, premièrement, selon les chiffres en ma possession, en 2008, la Belgique a importé 20 tonnes d'huile de palme brute pour une valeur de 31 000 euros; au cours de la première moitié 2009, 38 tonnes furent importées pour une valeur de 36 000 euros. Ce sont les derniers chiffres à notre disposition.
Selon les statistiques colombiennes, il ressort que la Belgique est le 11e client de la Colombie en 2008 et le 8e en 2009, alors que les Pays-Bas occupent la 4e et 5e place en 2008 et 2009.
En ce qui concerne les exportations de biodiesel, la Colombie n'a pas encore procédé à des exportations de ce produit qui dessert pour l'instant uniquement le marché local.
Deuxièmement, les services du SPF Affaires étrangères sont effectivement au courant des processus visant à établir des critères de durabilité pour les importations de biocarburants. Toutefois, les Affaires étrangères ne sont saisies de ce dossier que dans le cadre des coordinations en vue des réunions du Conseil de l'Union européenne. Sur le fond du dossier, la compétence est évidemment liée à d'autres administrations: Santé publique, Sécurité de la chaîne alimentaire et Environnement.
Troisièmement, la politique commerciale est une des principales politiques communes de l'Union pour l'exercice de laquelle la Commission européenne dispose de compétences exclusives, avec bientôt un nouveau commissaire. La Colombie bénéficie déjà du système des préférences généralisées, élargi, accordé par l'Union qui prévoit des préférences tarifaires additionnelles et l'accès préférentiel au marché européen pour les pays qui ratifient et qui appliquent les normes internationales agréées dans les domaines des droits de l'homme et du travail, et du développement durable, ainsi que de la bonne gouvernance.
De plus, l'Union européenne et la Communauté andine, dont fait partie la Colombie, négocient actuellement un accord de libre échange qui devrait contenir un chapitre Commerce et Développement durable.
Quatrièmement, il n'est pas possible de revenir sur les dispositions du document. Pour cela, le recours à un traité modificatif s'imposerait, lequel devrait être à nouveau négocié par les deux parties, ce qui, pour la Colombie, s'avérerait difficilement acceptable. De surcroît, la Belgique n'a pas l'intention d'isoler la Colombie, mais au contraire de l'encourager à ne plus enfreindre certains principes en matière de travail et d'environnement.
19.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je suis étonnée des chiffres que vous me donnez. J'avais en effet pensé que les importations seraient peut-être de faible importance mais je vous avais demandé, le cas échéant, les chiffres des transits via le port hollandais puisque je sais que cela entre en grande partie dans l'Union européenne par Rotterdam.
Je sais que l'huile de palme est importée essentiellement pour d'autres usages, c'est-à-dire pour les cosmétiques et l'intégration dans des composants alimentaires, mais les chiffres seraient certainement plus élevés si l'on prenait en compte le passage par les Pays-Bas.
19.04 Olivier Chastel, secrétaire d'État: C'est la raison pour laquelle je vous ai cité les chiffres d'importation des Pays-Bas ou en tout cas la place des Pays-Bas dans le classement des pays importateurs. Je suppose qu'une partie des chiffres relatifs aux Pays-Bas circule sur le territoire européen et en partie en Belgique.
19.05 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Évidemment.
Par ailleurs, je prends note du fait qu'il n'y a pas encore d'exportation de biodiesel. Je pense que l'essentiel de la production d'huile de palme sert les besoins internes mais il y a une volonté du gouvernement colombien de se tourner vers l'exportation. Ils ont mis en place une roundtabel on sustainable palm oil pour essayer de démontrer qu'ils respectent des critères de durabilité, ce dont je me permets de douter en ayant vu la réalité.
Selon moi, la Belgique doit pouvoir jouer un rôle au niveau européen dans les négociations pour la mise en application de la directive sur les énergies renouvelables et sur les importations des biocarburants.
Je ne peux que regretter que les accords contiennent des clauses environnementales et sociales minimalistes. Je dispose ici de l'accord signé par le gouvernement. "Chaque partie a le droit de fixer son propre niveau de protection de l'environnement mais on veillera à ce que ce soit un niveau de protection élevé". Chacun fait donc ce qu'il veut! On ne peut dès lors pas attendre un niveau de protection élevé de l'environnement.
Pour les droits de l'homme et les droits sociaux, je sais que c'est encore plus difficile au niveau international mais je pense que nous devons rester vigilants en la matière, maintenir notre exigence et la négocier au niveau européen. Nous ne devons pas baisser la garde.
L'incident est clos.
20 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de waarschuwing van de Russische regering aan de EU voor problemen met de petroleumtoevoer via Oekraïne" (nr. 17977)
20 Question de M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "l'avertissement donné par le gouvernement russe à l'UE quant aux problèmes de livraisons de pétrole via l'Ukraine" (n° 17977)
20.01 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om u te vragen mijn vragen nrs. 18429 en 18652 uit te stellen. Met uw toestemming stel ik wel mijn vraag over de Oekraïne.
Mijnheer de staatssecretaris, ik was aanwezig op de parlementaire vergadering van de OVSE die de afgelopen herfst in Griekenland plaatsvond. Met de glimlach aanhoorde ik de formele verklaring van de Russische delegatie als zou Rusland zijn voorraad petroleum en gas nooit gebruiken voor politieke doeleinden.
Mocht u twijfelen aan mijn woorden, verwijs ik u naar uw partijgenoot, de heer François-Xavier de Donnea, die daar ook aanwezig was en die deze verklaring allicht even sceptisch beluisterd heeft als ik.
Ik vrees dat wij gelijk gehad hebben, of beter – ik zal niet voor de heer de Donnea spreken – ik vrees dat ik gelijk gehad heb. Op 30 december mochten wij immers vernemen dat Moskou de Europese Unie waarschuwde voor problemen inzake de petroleumdoorvoer via Oekraïne. De daaruit voortvloeiende problemen zouden zich vooral voordoen in een aantal oostelijk gelegen lidstaten van de EU, namelijk Hongarije, Slowakije en Tsjechië.
Dit heeft alles te maken met de politieke wrijvingen of conflicten tussen Rusland en Oekraïne die niet opgelost zijn. Ik meen dat wij verplicht zijn tot een zekere Europese solidariteit en dat wij de Russen diets moeten maken dat wij solidair zijn met de EU-landen die getroffen zouden worden door de maatregelen die Moskou treft in dat conflict. Het gaat daar om zo te zeggen om “collateral damage,” maar dan in het Russisch. Ik meen dat het hoog tijd is dat men Rusland vertelt dat te pas en te onpas zwaaien met een olieboycot niet bevorderlijk is voor onze goede relaties, en zeker niet voor het functioneren van de vrije markt en van de normale economie op ons continent.
Daarom wil ik u vragen: wat heeft de regering op dit vlak in petto?
20.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, op maandag 28 december 2009 informeerde Rusland de Europese Commissie over de mogelijkheid van onderbrekingen in de petroleumtoevoer naar Europa, via de Druzhbapijpleiding die de Siberische aardolievelden via Oekraïne verbindt met de Europese Unie.
Ingevolge een conflict over transitprijzen tussen Moskou en Kiev, zouden drie EU-lidstaten, Slowakije, Tsjechië en Hongarije, hun petroleumtoevoer kunnen zien stilvallen. Deze berichtgeving moet niet noodzakelijk als een waarschuwing van Rusland worden gezien, maar veeleer als de succesvolle implementatie van het Early Warning Mechanism. Dit systeem, dat in werking trad na de ondertekening van een memorandum tussen Rusland en de Europese Unie op 16 november 2009, bepaalt dat Rusland de Europese Unie moet informeren indien het eventueel onderbrekingen plant in de toevoer van aardgas en aardolie naar de Europese Unie.
Dit kleine incident werd overigens enkele uren later uit de weg geruimd toen Rusland bekendmaakte dat een nieuwe olieovereenkomst gesloten was met Oekraïne. De Europese Unie bevestigde op 4 januari 2010 dat er geen risico meer is op onderbrekingen in de petroleumtoevoer vanuit Rusland via Oekraïne.
De drie direct betrokken Europese lidstaten beschikken trouwens over een ruwe aardoliereserve om hun land meer dan negentig dagen te bevoorraden. Bovendien is de totale Europese voorraad ruwe aardolie voldoende om de volledige Europese Unie honderdtweeëntwintig dagen te bevoorraden.
België is in mindere mate afhankelijk van Russische energie-import, waardoor de energietoevoer naar België op geen enkel moment dreigde verstoord te worden.
De regering is van oordeel dat dergelijke dossiers op Europees niveau behandeld moeten worden en hecht daarbij groot belang aan de zekerheid van de toevoer via diversificatie van leveranciers en transportroutes en via betrouwbare samenwerkingsakkoorden tussen producerende transit- en consumerende landen.
Bovendien moet de Europese Unie met één stem spreken en ageren, om zo de relaties met Rusland te verdiepen, op basis van de principes van wederkerigheid, transparantie en niet-discriminatie.
20.03 Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor het goede nieuws. Ik hoop dat wij die voorraad van ruwe aardolie in Europa niet zullen moeten aanspreken. Laten wij het dossier in het oog houden om dit te vermijden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega’s, onder punt 30 staan samengevoegde vragen van collega’s Luykx, Baeselen en Vijnck. Collega Luykx is nog in een andere commissie en zal ons zo spoedig mogelijk vervoegen. Als de andere vraagstellers daarmee akkoord gaan, stel ik voor om nu naar agendapunt 43 te gaan van collega Dallemagne.
21 Question de M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le bilan des journées diplomatiques" (n° 18459)
21 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de balans van de diplomatieke dagen" (nr. 18459)
21.01 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, les journées diplomatiques ont lieu chaque année et elles donnent l'occasion au ministre d'écouter nos diplomates des quatre coins de la planète. C'est également l'occasion pour lui de leur faire part de ses priorités et de ses préoccupations. C'est un moment très important de la vie diplomatique de la Belgique.
Nous avons de très bons diplomates, ils défendent bien nos intérêts. En particulier ces derniers temps car il s'est beaucoup agi d'améliorer l'image de la Belgique et d'essayer de travailler de manière plus cohérente. Les ministres des Affaires étrangères qui se sont succédé ces derniers temps se sont mobilisés sur cette question et j'imagine que c'est également une de vos préoccupations.
Je souhaitais faire avec vous le bilan de ces journées.
Par ailleurs, je trouve dommage qu'il n'y ait aucun moment de contact entre le Parlement et les diplomates lors de ces journées diplomatiques.
Les uns et les autres ont bien sûr des contacts informels avec quelques diplomates mais je trouve qu'il serait intéressant d'imaginer, à l'avenir, un moment particulier de rencontre entre les commissions des Relations extérieurs de la Chambre et du Sénat et nos diplomates.
Monsieur le secrétaire d'État, voici donc les deux points que je souhaitais soumettre à votre bonne attention.
21.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, je vais commencer par la fin!
Le ministre est séduit par votre idée d'inviter les parlementaires fédéraux. Cette idée mérite donc d'être prise en considération à l'occasion de la préparation des prochaines journées diplomatiques. J'espère que le département l'a enregistré dans une petite case pour la prochaine organisation de ces journées.
S'agissant du bilan de ces journées, il convenait, d'une part, de faire le point sur l'état de mise en œuvre du Traité de Lisbonne, plus particulièrement des nouveaux mécanismes et institutions, et, d'autre part, avec nos ambassadeurs dans les pays de l'Union et dans les pays candidats, de conduire une réflexion sur les défis qui attendent la future présidence belge.
Cela a donné lieu à des échanges fructueux entre nos chefs de postes et les services au sein de nos administrations. Cela a permis d'apporter des précisions utiles à nos chefs de postes, notamment à propos du rôle de nos ambassades et consulats généraux au cours de la phase précédant la mise en œuvre complète du Traité de Lisbonne et particulièrement la manière avec laquelle ils vont devoir s'adapter aux nouvelles règles qui y sont liées en matière de représentation de l'Union, sous notre présidence, avec un régime transitoire initié par la présidence espagnole.
Il y a déjà un accord particulier entre la haute représentante, récemment nommée, et la présidence espagnole puisque 57 postes sont déjà confiés à la représentation de l'Union, venant notamment de la Commission. Un accord a été passé entre la présidence espagnole et la haute représentante pour voir qui va faire quoi sous ce régime transitoire.
En avril ou en mai, nous aurons le même contact avec la haute représentante afin de savoir quels seront ses desiderata pour les six mois qui suivent la présidence espagnole.
S'agissant du segment de ces journées consacré aux enjeux climatiques, une analyse des principaux résultats engrangés à Copenhague a été présentée. Les questions abordées avaient aussi trait à la coordination des positions européennes ainsi qu'à une meilleure compréhension par l'Union des approches des autres secteurs importants de la négociation.
En conclusion, ce fut une session utile sur le plan de l'évaluation diplomatique et politique de la Conférence de Copenhague, qui permit aussi de mieux cerner les stratégies que l'Union devrait développer sous notre présidence pour aborder de manière unie et concertée cette thématique.
Lors de ces journées, une session substantielle a été consacrée à la diplomatie économique, qui constitue certainement un enjeu important. Ceci a donné l'occasion d'un échange de vues fructueux entre les diplomates, les représentants des Régions et le monde des entreprises. Il a été notamment question d'une utilisation optimale des instruments disponibles dans le respect mutuel des compétences respectives.
Lors des discussions en forme de fora, la coopération entre les fédérations d'entreprises et le réseau diplomatique a également été abordée.
En ce qui concerne la coopération au développement, il a été insisté sur la complémentarité entre diplomatie et politique de développement. Une réflexion a été menée sur les approches les plus efficaces pour que les politiques de coopération contribuent à façonner une image positive de notre pays à l'étranger.
Les grands enjeux de notre diplomatie et de nos représentations diplomatiques sont, à l'heure actuelle, d'assurer le succès de notre présidence du Conseil de l'Union, de contribuer à la mise en œuvre du Traité de Lisbonne ainsi que d'accorder une attention soutenue à la diplomatie économique en ces temps de crise plus particulièrement autant que d'assurer un suivi constant et efficace de nos intérêts consulaires.
Vous sachant intéressés par le sujet, je voudrais vous inviter au comité de suivi des Affaires européennes, où siégera mon collègue le secrétaire d'État espagnol, pour évoquer avec les parlementaires qui le souhaitent la présidence espagnole. La réunion a lieu demain et débutera à 9 h 30.
21.03 Georges Dallemagne (cdH): Je vous remercie pour l'accueil favorable que vous réservez à l'idée que les diplomates et les parlementaires spécialisés dans les questions internationales puissent se rencontrer lors des journées diplomatiques. Cet échange de vues pourrait être très utile. Les présidents de commission pourraient faire un exposé sur les matières étudiées en commission, par exemple. Je serai attentif à ce que cette idée soit effectivement mise en œuvre.
Pour le reste, je vous remercie d'avoir repris pour nous les grandes lignes de ces journées diplomatiques. Je retiens notamment la question de la complémentarité entre diplomatie et développement. Je me permets d'insister pour que nous ayons des postes diplomatiques dans tous les pays où nous faisons de la coopération. J'ai déjà eu l'occasion de souligner cet élément auprès du ministre des Affaires étrangères.
L'incident est clos.
- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de heropening van het consulaat van Marseille" (nr. 18262)
- de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de noodzakelijke besparingen bij de FOD Buitenlandse Zaken met betrekking tot verscheidene consulaten in Frankrijk" (nr. 18269)
- de heer Dirk Vijnck aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het nieuwe consulaat in Marseille" (nr. 18718)
- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la réouverture du consulat de Marseille" (n° 18262)
- M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les économies à réaliser au sein du SPF Affaires étrangères concernant différents consulats en France" (n° 18269)
- M. Dirk Vijnck au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le nouveau consulat à Marseille" (n° 18718)
22.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, in Le Soir van maandag 11 januari, alweer enige tijd geleden, stond een uitgebreid artikel over het nieuwe consulaat in Marseille. Wij lieten in de commissie al eerder weten aan uw voorganger, Yves Leterme, dat wij het dossier op de voet zouden volgen, omdat de opening van dat consulaat volgens ons niet verantwoord is, de benoeming van de heer Bostem onwettig is en de dienstverlening voor de residerende Vlamingen en Walen met de nieuwe regelgeving verslechtert.
Mijn vragen aan u zijn de volgende. De jaarlijkse kostprijs van het nieuwe consulaat werd door het kabinet-Leterme indertijd geraamd op 400 000 euro per jaar. Hoe komt men aan dat mooie, ronde bedrag en uit welke kosten bestaat het? Zal het volstaan?
Ten tweede, om welke redenen vond de opening van het consulaat-generaal in Marseille niet plaats op de geplande datum van 31 oktober? Wat is de oorzaak van de vertraging?
Om de inplanting in Marseille budgettair te verantwoorden, deden geruchten de ronde dat ook de consulaten van Toronto, Tangiers en Alicante met sluiting bedreigd worden. Kunt u hierover een stand van zaken geven?
Tot slot, bent u bereid om, gezien de toch wel duidelijke nutteloosheid van een extra consulaat in Marseille, de enorme kosten van de sluiting van dat van Nice en de onwettigheid van de benoeming van de heer Bostem te herroepen?
Ik dank u bij voorbaat voor uw omstandig en duidelijk antwoord.
22.02 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, Magritte aurait certainement commencé sa question en disant "ceci n'est pas un consulat". On connaît la problématique soulevée par l'ouverture du consulat de Marseille.
Actuellement, tous les États européens mènent des réflexions sur l'implantation de leurs consulats en Europe. Récemment, j'ai déjeuné avec l'ambassadeur italien en ma qualité de président de la section interparlementaire Belgique-Italie. L'Italie mène aussi une réflexion sur les consulats. En effet, plus on va vers l'intégration européenne, moins les consulats sont "nécessaires" sur le territoire européen. Par conséquent, on constate une réorganisation dans tous les États. C'est un élément objectif qu'il faut savoir mettre en avant.
Cela étant dit, dans le dossier particulier, on sait que bon nombre de nos compatriotes sont installés dans le sud de la France. Il y avait ce consulat de Nice et maintenant l'ouverture potentielle du consulat de Marseille.
Mes questions concernent l'impact budgétaire et les économies qui devraient être réalisées.
L'objectif est-il bien de rester dans une enveloppe fermée? Cela signifierait effectivement que l'ouverture du consulat de Marseille entraînera la fermeture d'autres consulats. Y a-t-il un lien de cause à effet entre ces différentes décisions?
Si réductions de coûts il doit y avoir, sur quels postes principaux porteraient-elles? Serait-ce sur les postes consulaires eux-mêmes ou sur les dépenses en personnel, en frais de fonctionnement ou frais de représentation et à quelle hauteur?
22.03 Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik sluit mij aan bij de vorige sprekers en ga onmiddellijk over tot mijn vragen.
Wat is uw mening over de beschuldigingen van politieke benoeming en geldverkwisting die de afgelopen dagen in Le Soir verschenen? Hoeveel bedraagt de totale kostprijs van de beslissing om het consulaat in Nice te sluiten en een nieuw consulaat-generaal in Marseille te openen? Hoeveel werkingsmiddelen voorziet men jaarlijks voor de werking van het nieuwe consulaat-generaal in Marseille? Op welke wijze zal Buitenlandse Zaken de meerkosten van de genomen beslissingen budgettair trachten te neutraliseren? Worden er door dit voorval andere diplomatieke posten gesloten? Zo ja, welke?
22.04 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Vijnck, de minister heeft aan de bevoegde diensten van zijn departement enige tijd geleden de opdracht gegeven om de jaarlijkse meerkost van het consulaat-generaal in Marseille ten opzichte van het vroegere consulaat in Nice, die bij vorige ramingen in het vooruitzicht was gesteld, zo sterk mogelijk te reduceren en zo mogelijk zelfs tot nul te herleiden door besparende maatregelen met betrekking tot het consulaat-generaal in Marseille zelf en om desnoods ook mogelijkheden van budgettaire compensatie te onderzoeken door middel van besparingen in het ruimere kader van ons postennetwerk in Frankrijk.
Monsieur Baeselen, cet exercice n'est pas encore finalisé. Le ministre vous informe toutefois que ce service compte élaborer des propositions budgétaires chiffrées qui comblent, en réalisant des économies, le surcoût annuel du consulat de Marseille par rapport à celui de Nice. Ainsi, la création du nouveau consulat général à Marseille serait un exercice budgétairement neutre.
Des économies supplémentaires et compensatoires dans le réseau des postes en France ne s'imposent donc pas. Même si la création d'un consulat général à Marseille entraînait un surcoût annuel, ce dernier ne constituerait pas, aux yeux du ministre, une raison directe pour fermer d'autres postes consulaires. Il est vrai que le réseau consulaire fait l'objet d'une révision. Cependant le critère déterminant pour cet exercice reste toujours l'importance d'un service suffisant pour nos concitoyens à l'étranger.
Het consulaat-generaal in Marseille werd opgericht op 1 november 2009. Het consulaat van Nice werd op 31 oktober 2009 gesloten. De feitelijke overdracht van de ene naar de andere consulaire post neemt om diverse en begrijpelijke redenen enige tijd in beslag. In afwachting dat de overdracht volledig is afgewerkt, opereert het consulaat-generaal van Marseille vanuit de gebouwen van het voormalige consulaat in Nice.
Het is de planning dat het consulaat-generaal in Marseille volledig op eigen kracht functioneert vanaf 1 maart 2010. Het is essentieel dat de dienstverlening aan onze landgenoten in de overgangsperiode naar behoren blijft werken. Hieraan wordt de nodige aandacht geschonken.
Uw opmerking over de nutteloosheid van het consulaat-generaal in Marseille en de onwettigheid van de benoeming van de consul-generaal in Marseille, begrijpt de minister niet. Het consulaat-generaal is de enige consulaire beroepspost van België in het zuiden van Frankrijk, waar een grote kolonie landgenoten verblijft. De benoeming van de consul-generaal gebeurde destijds zoals voorgeschreven door middel van een koninklijk besluit en geheel volgens de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen.
Mijnheer Vijnck, de overgang van het voormalig consulaat in Nice naar het nieuwe consulaat-generaal in Marseille is nog aan de gang. Een aantal budgetgevoelige beslissingen moet ter zake nog worden genomen. Het is te vroeg om de precieze begrotingsweerslag van de hele operatie in beeld te brengen.
22.05 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het begint toch een complexe materie te worden. We hebben nu een consulaat van Marseille in Nice. Niet lang daarvoor vond er trouwens nog een interne verhuis plaats van de Rue Gabriel Faur naar de Rue de Russie. Die nieuwe bestemming heeft welgeteld één jaar dienst gedaan. Ze heeft veel geld gekost.
Wij blijven bij ons punt dat het extra in het leven roepen van een consulaat in Marseille – niet het feit as such dat daar een dienstverlening moet zijn, maar wel het extra organiseren ervan – nutteloos is geweest. Dat werd enkel gedaan om de heer Bostem zijn plekje te geven aan de mooie, warme, Franse kust. Daarin schuilt onze kritiek inzake de verhuis van het consulaat.
Ten tweede, de benoeming van de heer Bostem is gebeurd – dat is in zekere mate ook toegegeven door uw voorganger, de heer Leterme – op basis van het intern reglement 35 E, waarbij de taalwetgeving niet gerespecteerd werd.
Tot slot, ik heb nota genomen van uw vertraging, waarvoor ik wel begrip kan hebben. Die vertraging is, opnieuw, alleen het gevolg van een verhuis op een terugverhuis, en straks volgt er nog een derde verhuis naar Marseille zelf. Inderdaad, dat zal wel wat meer tijd met zich meebrengen. Ten gronde daarvan ligt natuurlijk ook wel de minder coherente en chaotische keuze om naar Marseille uit te wijken.
Ik onthoud ook dat u zegt dat het budgetneutraal blijft. Nochtans lezen wij in een nota die in het bezit is van Le Soir dat er een aardige prijsvergelijking op papier staat, waarbij het consulaat in Marseille veel meer zou kosten. Dat staat in Le Soir voor wat het waard is. Belangrijker vind ik dat u naar aanleiding van de vraag van mijn collega ook geantwoord hebt dat het ook binnen Frankrijk neutraal blijft. De kosten worden dus niet verhaald op budgetten van andere consulaten in Frankrijk, en ook niet elders in het buitenland. Misschien is het wel eens interessant om het debat te openen over de vraag waar wij nog moeten zijn, op welke manier, en welke richting dat uitgaat.
De voorzitter: Mijnheer Luykx, het is geen interpellatie. U hebt recht van spreken in repliek op een vraag.
22.06 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, u hebt daarin gelijk: die evaluatie dringt zich op.
22.07 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie M. le secrétaire d'État pour ses réponses. Il y a deux éléments de satisfaction. Premièrement, j'ai bien entendu que, pendant la période transitoire, les services sont assurés – cela me semble essentiel – pour les Belges résidant dans le sud de la France. Deuxièmement, les restrictions budgétaires qui seront la conséquence de l'ouverture de Marseille se feront à l'intérieur de "l'enveloppe française". Cela ne concernerait donc pas d'autres postes consulaires à l'étranger comme on l'a annoncé. C'est pour cette raison que j'invite les services du consul à Marseille à être raisonnables sur les dépenses de fonctionnement, de demeure, de personnel. Plus il pourra vivre sur un pied correct moins cela aura d'impact sur l'ensemble de l'enveloppe française. Ce ne sera pas une mauvaise chose puisse-t-il ainsi en être informé.
22.08 Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, wij hadden graag uw mening gehoord in verband met de beschuldigingen vermeld in Le Soir.
Wat betreft de kosten, wij hadden graag concrete cijfers gehad. Graag zouden we die eventueel schriftelijk ontvangen.
De voorzitter: Het kostenplaatje is nog niet volledig rond, maar dat kan het voorwerp uitmaken van een volgende vraag.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Collega’s, het is, mijns inziens, inderdaad zinvol om ons eens van parlementaire zijde te beraden over onze consulaire en diplomatieke aanwezigheid in de Europese Unie en te onderzoeken hoe we een betere vertegenwoordiging, eventueel in het kader van de Unie, kunnen realiseren.
Eens we daar een positie over ingenomen hebben, kunnen we het onderwerp eventueel bespreken met de parlementen van de Unie om te zien of daar eensgezindheid over bestaat. Ik weet dat er in elk geval over nagedacht wordt. Ik ben in het begin van de jaren 2000 aangesproken door een speciale gezant van het Duits ministerie van Buitenlandse Zaken, die toen als rondreizend ambassadeur overal in Europa de positie van de parlementen ter zake onderzocht. Men denkt daar dus effectief over na.
Mijns inziens moeten we daarover de reflectie opstarten. Die opmerkingen waren buiten de context van de parlementaire vragen. Hoe dan ook denk ik dat het onderwerp hier in onze commissie aanbod moet kunnen komen.
22.09 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb nog een vraag die over hetzelfde thema gaat. Ik wil die vraag intrekken, want het debat is voor een deel al aangeraakt. Zou het evenwel niet mogelijk zijn om over de hervorming van diplomatieke posten, zoals reeds door collega Wathelet aangeraakt, in onze commissie een uitvoeriger debat te organiseren? Dat zouden wij erg op prijs stellen.
De voorzitter: Dat is niet echt een dringende zaak, maar we zullen toch proberen dat op relatief korte termijn in overleg met de minister te plannen.
22.10 Peter Luykx (N-VA): Binnen een redelijke termijn…
De voorzitter: Ik neem niet graag het woord onverwijld in de mond.
22.11 Peter Luykx (N-VA): Wij spreken over “redelijke” termijn, wij zijn ook een redelijke partij.
23 Question de M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "Al-Qaïda en Belgique" (n° 18651)
23 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "Al-Qaeda in België" (nr. 18651)
23.01 Georges Dallemagne (cdH): (Intervention hors micro)
Je fais également référence à un reportage de la télévision RTL-TVI qui indiquait qu'un Belge avait été recruté par les talibans. Ce reportage a été diffusé il y a quelques jours. Cette personne se vantait de participer à des actions insurrectionnelles contre le peuple afghan et les troupes de l'ISAF (International Security Assistance Force) à la frontière pakistano-afghane. Pour rappel, la Belgique participe aux efforts de l'lSAF avec un contingent de six cents personnes.
Cette information tend à démontrer que la Belgique constitue encore et toujours un pays de recrutement de djihadistes. Une instruction a été ouverte par la justice belge suite à ce reportage, ce qui tendrait à démontrer que la justice a appris la présence de ce Belge en Afghanistan via celui-ci.
J'imagine que je devrai également poser une question complémentaire au ministre de la Justice. Pourriez-vous me faire part de votre appréciation et de votre connaissance de l'existence éventuelle de réseaux de recrutement en Belgique en lien avec Al-Qaïda et d'autres mouvements du terrorisme islamiste?
Outre le recrutement, qu'en est-il du financement par des groupes résidents en Belgique de la mouvance djihadiste?
Quels sont les moyens dévolus à cette enquête? La Belgique coopère-t-elle avec d'autres États dans ce domaine? Peut-on dire que la Belgique reste une base arrière ou une plaque tournante pour le recrutement ou le financement de djihadistes d'Al-Qaïda?
Le président: Je dirais que cette information est fort peu probable, puisque cette personne se disait gantoise et qu'il y a une interdiction absolue d'appartenance à Al-Qaïda à Gand.
(Rires)
23.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Dallemagne, le parquet fédéral a en effet ouvert une enquête à la suite de la diffusion, dans le JT de RTL-TVI, d'un reportage au Pakistan sur un djihadiste présumé belge affirmant diriger des combattants étrangers d'Al-Qaïda en Afghanistan.
Le parquet fédéral a pris contact avec des enquêteurs de la police fédérale, l'Organe de coordination pour l'analyse de la menace (OCAM), le Service du renseignement et le parquet de Gand. Le résultat de cette enquête est évidemment toujours inconnu de nos services et il est forcément très difficile au ministre des Affaires étrangères de se prononcer sur l'existence en Belgique de réseaux liés à Al-Qaïda ainsi que sur leur financement.
Les évaluations de l'OCAM, par contre, portent sur la menace issue du terrorisme et de l'extrémisme dirigé vers la sécurité générale de la population belge et de ses infrastructures. Le ministre des Affaires étrangères ne peut que conseiller, pour l'instant, d'attendre les résultats de l'enquête judiciaire et de l'analyse de l'OCAM faite par des experts et en coopération avec le département des Affaires étrangères, pour préciser davantage les analyses de la situation sécuritaire en Belgique en vue d'une éventuelle menace terroriste. À l'heure actuelle, à part l'ouverture d'une enquête par le parquet fédéral à la suite de cette émission, nous n'en savons pas beaucoup plus.
23.03 Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. C'est d'ailleurs pour cette raison que ma question avait une portée un peu plus générale. J'imagine bien que, sur l'affaire en cours, il était difficile d'obtenir des commentaires. J'aurais voulu une appréciation plus globale sur le lien entre des réseaux d'Al-Qaïda et la Belgique comme plaque arrière ou plaque tournante.
Je reviendrai certainement avec la question. Il serait intéressant que le parlement soit informé sur la façon dont le ministre évalue cette question d'une manière plus générale sur le plan politique. Nous recevons évidemment rarement des informations précises, mais il serait utile de recevoir un certain niveau d'information.
Peut-être pourrions-nous organiser un petit débat à ce sujet. Certainement à huis clos car, en public, nous ne recevrons jamais aucune information.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 17.14 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.14 uur.