Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de
maatschappelijke Hernieuwing |
Commission
de la Santé publique, de l'Environnement et du Renouveau de la Société |
van woensdag 13 januari 2010 Namiddag ______ |
du mercredi 13 janvier 2010 Après-midi ______ |
La séance est ouverte à 14.21 heures et présidée par Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers.
De vergadering wordt geopend om 14.21 uur en voorgezeten door mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers.
01 Vraag van mevrouw Magda Raemaekers aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "werkloosheid en armoede" (nr. 18152)
01 Question de Mme Magda Raemaekers au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le chômage et la pauvreté" (n° 18152)
01.01 Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, in de media konden wij de voorbije dagen lezen dat 2010 het zwartste jaar ooit zal worden inzake werkgelegenheid in ons land. De meeste ontslagen zullen vallen in de traditionele sectoren waarin voornamelijk arbeiders werken. Deze mensen hebben niet meteen de hoogste inkomens en hebben het vaak, hoewel ze werken, moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen, laat staan dat ze ook hun job verliezen. Onze regering neemt tal van tewerkstellingsmaatregelen om mensen opnieuw aan een job te helpen. Ook VDAB en FOREM doen al het mogelijke om mensen te motiveren om ook na het ontslag terug een plaats te veroveren op de arbeidsmarkt.
Ik juich dit alleen toe maar wil ook wijzen op de keerzijde van de medaille. Jammer genoeg zal niet iedereen onmiddellijk een nieuwe job vinden. Laat ons daarin realistisch zijn, voor allicht een groot aantal gezinnen dreigt armoede. Wij hebben vandaag in de pers gelezen dat slechts een derde van de mensen die ontslagen worden een andere job vindt. Vooral wanneer de zoektocht naar een nieuwe job niet van een leien dakje loopt en herscholing voor een nieuwe job niet kan omwille van lange wachtlijsten of er geen geschikte herscholingsmogelijkheden zijn, dreigen heel wat gezinnen het met een beperkt inkomen te moeten doen. De werkloosheidsval leidt dus mee tot een grote stroom aan mensen in armoede in onze maatschappij. Gezinnen met kinderen die getroffen worden door werkloosheid kunnen in 2010 zeer snel geconfronteerd worden met rekeningen die niet meer kunnen betaald worden. De kansarmoede ligt steeds meer op de loer. 2010 is het Europees jaar van de strijd tegen de armoede. Met de stijgende werkloosheid in het achterhoofd hoop ik dat er ook in middelen kan worden voorzien om de nieuwe armoedegolf die op komst is en die het gevolg van de werkloosheid zou kunnen zijn, op te vangen.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb dan ook een aantal vragen voor u. Welke maatregelen kunt u plannen of plant u heel concreet om de armoedeval waar wij wellicht voor staan aan te pakken? Ik hoop dat de mensen die in armoede terechtkomen de weg zullen vinden naar de OCMW’s waar ze de steun kunnen genieten waar ze recht op hebben. Dan moeten die OCMW’s natuurlijk wel over voldoende middelen beschikken. Bent u bereid om wanneer deze voorspelde doemscenario’s zich voordoen de middelen voor de OCMW’s op te trekken zodat iedereen geholpen kan worden en elke Belg recht krijgt op een menswaardig leven met voldoende bestaansmiddelen?
2010 is het Europees jaar tegen de Armoede. Wanneer plant u de eerste concrete acties om samen met uw collega's in dit land maar ook in Europa de strijd tegen de armoede en zeker de strijd tegen de kinderarmoede aan te gaan? Wanneer mogen we hiervan de eerste resultaten verwachten?
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb al gemerkt dat u heel erg uw best doet om dit allemaal in kannen en kruiken te leiden. Ik weet ook dat Tewerkstelling niet uw bevoegdheid is, maar hebt u samen met de ministers van Tewerkstelling of Armoedebeleid of met andere ministers al iets gepland? Wij zien immers al de eerste dagen van het jaar het aantal faillissementen stijgen, alsook het aantal mensen dat niet op de arbeidsmarkt terechtkan. Bestaat er een mogelijkheid om deze mensen op te vangen zodat ze niet alleen nog maar naar de OCMW's kunnen gaan? De OCMW's hebben immers ook geen geld meer om de mensen te helpen met een leefloon of hen bij te staan in hun dagelijks bestaan.
Het is geen aanval maar een vraag, mijnheer de staatssecretaris. Ziet u een manier om in de loop van het jaar deze mensen terug een menswaardig bestaan te kunnen geven?
01.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, de crisis is nu inderdaad heel goed voelbaar, zowel in de werkloosheid als in het aantal leefloners. Wij doen al het mogelijke om die mensen toch opnieuw een job te bezorgen via extra tewerkstellingssteun, zowel aan de OCMW’s van de grootste steden als aan de kleinere OCMW’s via het clusterproject. Daarnaast voeren wij ook een doelgroepenbeleid via het Europees Sociaal Fonds. Tenslotte willen wij het pakket duurzame activeringsmaatregelen nog uitbreiden op basis van een studie die zojuist werd afgerond. Wij voorzien eveneens in een conferentie rond sociale economie in het kader van het Europees voorzitterschap.
Tenslotte willen wij het systeem versoepelen dat ervoor zorgt dat mensen nog een tijdje OCMW-steun kunnen genieten als ze werk gevonden hebben. In het kader van de begrotingsbesprekingen hebben wij extra middelen bekomen voor een bedrag van 100 miljoen euro om de toename van het aantal leefloners te kunnen betalen.
De uitwerking van de actie in het kader van het Europees jaar tegen armoede is volop aan de gang. Er werd een budget vrijgemaakt van 400 000 euro voor een projectoproep. Wat kinderarmoede betreft, heb ik enerzijds een bedrag van 4,2 miljoen euro extra bekomen voor OCMW-acties in dit verband en wordt er anderzijds binnen een task force met Gewesten en Gemeenschappen een Europese conferentie voorbereid. Ik dank u voor uw aandacht.
01.03 Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik juich uw antwoord toe. Ik was er zeker van dat u er alles aan zou doen om samen te werken, om toch een zeker resultaat te bereiken en ook om administraties en OCMW’s meer steun te verlenen. In naam van al degenen die in armoede verkeren, wil ik u toch van harte danken voor het goede werk dat u verricht.
L'incident est clos.
La présidente: Monsieur le ministre, M. Baeselen arrivera un peu plus tard dans l'après-midi.
N'ayant pas de nouvelle de M. De Vriendt, je propose de supprimer ses questions n° 17490 et n° 17574.
- mevrouw Sofie Staelraeve aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "een mogelijke staking bij Fedasil" (nr. 17679)
- de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de stakingsaanzegging van Fedasil" (nr. 17732)
- mevrouw Sarah Smeyers aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de dreigende stakingsaanzegging van Fedasil" (nr. 17738)
- mevrouw Dalila Douifi aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de aangekondigde stakingsacties binnen Fedasil" (nr. 18246)
- Mme Sofie Staelraeve au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "une menace de grève chez Fedasil" (n° 17679)
- M. Michel Doomst au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le préavis de grève du personnel de Fedasil" (n° 17732)
- Mme Sarah Smeyers au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la menace de préavis de grève de Fedasil" (n° 17738)
- Mme Dalila Douifi au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les mouvements de grève annoncés au sein de Fedasil" (n° 18246)
02.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag werd al begin december ingediend, tijdens de sinterklaasperiode, toen u de zwarte piet kreeg toegeschoven omdat de vakbonden van Fedasil dreigden met een stakingsaanzegging en door u wilden gehoord worden over de personeelsproblematiek.
Zij kaartten het tekort aan opvangplaatsen aan, het toenemende aantal vluchtelingen, maar ook het gebrek aan voldoende omkaderingspersoneel. Men stelde dat bestaande contracten niet zouden worden verlengd en dat nieuwe aanwervingen, die in de pijplijn zaten, niet zouden worden goedgekeurd. Men vroeg ook de oprichting van een mogelijk functioneel personeelskader om op die manier daadwerkelijker aan de noden van Fedasil te kunnen tegemoetkomen.
Ik had de staatssecretaris willen vragen hoe het nu zit met die stakingsaanzegging. Erkent u dat wij daar te maken hebben met een problematiek van personeelstekort? Worden de bestaande contracten al dan niet verlengd? Wat is daarvan de reden? Worden nieuwe aanwervingen geblokkeerd? Is men bereid om fundamenteel te werken aan de kaderbezetting en de noden ter zake?
02.02 Dalila Douifi (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb een vraag over Fedasil, die al enige tijd geleden werd ingediend. Ik denk dat de vragen goed aansluiten bij de vragen van de heer Doomst.
De vakbonden, zowel ACOD, ACV als VSOA, klagen een aantal zaken aan. Dat is ook in de pers aan bod gekomen. Zij zeggen dat de personeelsproblematiek bij Fedasil muurvast zit, om hun woorden te gebruiken.
Ondertussen kennen we allemaal, en u zeker, de moeilijke omstandigheden waarbinnen gedurende reeds verschillende maanden het personeel van Fedasil moet functioneren wegens een aantal redenen.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb hierover een aantal vragen.
Ten eerste, klopt het, zoals wij in de pers konden lezen, dat de Inspectie van Financiën bestaande contracten van het personeel weigert te verlengen? Over hoeveel contracten gaat? Van hoeveel personeelsleden wordt het contract met andere woorden niet verlengd? Wat wordt hieraan ondertussen gedaan?
Ten tweede, klopt het dat de Inspectie van Financiën weigert nieuwe contracten goed te keuren? Over hoeveel contracten gaat het? Wat is de taak van het personeel dat via deze contracten moet worden aangesteld? Waarom weigert Inspectie van Financiën om de contracten te ondertekenen? Wat wordt gedaan om dat te deblokkeren?
Présidente:
Colette Burgeon.
Voorzitter:
Colette Burgeon.
Er was ook te lezen dat de vakbonden een overleg hebben aangevraagd met u en uw collega, minister Wathelet.
Is dat overleg er intussen geweest? Mogen wij daarvan de inhoud weten, de resultaten, of op zijn minst de elementen van bespreking?
De vakbonden vragen om in structurele oplossingen te voorzien voor het personeel van Fedasil, en eventueel ook voor het nieuwe personeel, zodat zij voor een lange termijn in betere en werkbare omstandigheden kunnen functioneren. Zijn er dienaangaande afspraken gemaakt?
Ik had graag geweten wat u als regeringslid doet wanneer er in uw diensten zoveel problemen opduiken. Bent u daar de voorbije periode in volle opvangcrisistijd op werkbezoek geweest? Zo ja, wat waren dan uw bevindingen? Hoe verliepen de besprekingen met het personeel? Werden er afspraken gemaakt?
02.03 Staatssecretaris Philippe Courard: In antwoord op de verschillende vragen kan ik meedelen dat Fedasil momenteel het hoofd probeert te bieden aan een crisis in de opvang. De instroom van mensen die asiel aanvragen, is significant hoger dan de voorbije jaren. De regering heeft bijkomende budgetten vrijgemaakt voor Fedasil om bijkomende plaatsen te creëren. Ze betreffen zowel middelen voor de infrastructuur en voor de werking als voor het personeel.
Belangrijk is een onderscheid te maken tussen conjuncturele overdruk en structurele uitbouw van het opvangnetwerk. Het personeelsplan van Fedasil slaat uiteraard op de structurele omkadering. Wanneer Fedasil zelf voor de uitbating van bijkomende plaatsen instaat, moet daarvoor extra personeel aangetrokken worden. Dat gebeurt ook in Langemark-Poelkapelle. Er wordt met man en macht gewerkt om de overdruk op te vangen.
Ik ben me ervan bewust dat het bij momenten zwaar is. Ik heb dan ook het meeste respect voor de inzet van de personeelsleden. Dat heb ik trouwens persoonlijk gezegd tijdens het bezoek op 30 oktober jongstleden aan de centrale zetel waar ik met de verschillende diensten en verantwoordelijken contact heb gehad. Op 22 december is er een onderhoud geweest tussen mijn kabinet en de syndicale delegatie. Daar zijn de problemen nogmaals scherp gesteld. Ondertussen zit er wel een evolutie in de dossiers. De stakingsdreiging kwam er mede door de blokkering van een aantal dossiers die met de overbezetting te maken hebben. Op 8 december heeft de inspecteur van Financiën vier nieuwe contracten gedeblokkeerd samen met 29,5 verlengingen die allemaal te maken hebben met de overbezetting.
Het bleek dat het kader moet geëvalueerd worden maar wel op grond van de conjuncturele en structurele noden. Er is aan Fedasil hieromtrent een voorstel gevraagd.
Wat een eventuele statutarisering van het personeel betreft, een voorstel dat door de syndicale delegatie naar voren is geschoven, is een nota gevraagd die de problematiek en de voor- en nadelen in kaart moet brengen.
02.04 Michel Doomst (CD&V): U stelt terecht dat wij in een crisissituatie zitten die conjunctureel wordt ingeschat. Ik krijg echter de indruk dat het stilaan een diepgaande en structurele crisis wordt.
Niet alleen de personeelsbezetting, maar de hele aanpak van de problematiek moet structureel worden gezuiverd. Naast bijkomende middelen is het onze opdracht om te doen wat nodig is om die structurele crisis te bezweren: met het personeel, de bezetting, de middelen, het kader, de voorwaarden. Dat geldt maximaal voor de instroom, voor de behandeling van de mensen die hier verblijven, maar eerlijk gezegd, ook voor de uitstroom. Zo niet gaan we van conjuncturele opstoot naar conjuncturele opstoot. Natuurlijk wordt dat op de duur een structurele crisis.
Ik ben blij dat u vanuit Financiën toch de toelating hebt gekregen om een aantal zaken mogelijk te maken. Ik blijf erbij dat wij intern de zaken structureel goed zullen moeten opvolgen, anders blijft het de komende maanden klachten over een tekort aan personeel, en klachten over overbezetting, regenen.
02.05 Dalila Douifi (sp.a): U zegt dat de inspectie van Financiën intussen een verlenging voor 29,5 equivalenten heeft goedgekeurd. Is dat alles wat er op tafel lag? Was dat het totaalpakket aan verlengingen? Of is het daar een deel van?
02.06 Staatssecretaris Philippe Courard: Ja.
02.07 Dalila Douifi (sp.a): Dat is dus gedeblokkeerd. Ik neem aan dat de tijdelijke contracten telkens met een jaar worden verlengd?
02.08 Staatssecretaris Philippe Courard: Ja.
02.09 Dalila Douifi (sp.a): Zijn de vier goedgekeurde nieuwe contracten, de vier extra mensen, de vier extra equivalenten, slechts een fractie of moeten er nog meer contracten worden goedgekeurd?
02.10 Staatssecretaris Philippe Courard: Een nieuw opvangcentrum heeft nieuw personeel nodig. Er zijn vier personen nodig voor een nieuw centrum.
02.11 Dalila Douifi (sp.a): De werkwijze is dus dat de inspectie van Financiën pas
contracten goedkeurt wanneer men weet waar de betrokkenen aan het werk gaan,
zoals in Langemark-Poelkapelle. Hoeveel contracten lagen in totaal voor? Niet meer dan
dat?
02.12 Staatssecretaris Philippe Courard: Er blijven nog enkele contracten voor het centrum van Brussel en voor de administratie.
02.13 Dalila Douifi (sp.a): Er is dus nog budgettaire ruimte voor meer contracten, naargelang er meer opvangcapaciteit operationeel zal worden.
Ik dank u voor uw antwoord. Ik baseer mij op de discussies en op wat in uw beleidsnota voor dit jaar staat om te onderstrepen dat, aangezien ook dit jaar een crisisjaar zal worden voor de opvang van asielaanvragers, er steeds ruimte moet blijven om au fur et à mesure extra personen op het terrein in te schakelen, zolang het nodig is.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de opmerkingen van de federale ombudsman" (nr. 17695)
03 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les observations du médiateur fédéral" (n° 17695)
03.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb net voor de vakantie aan uw voorganger een aantal vragen gesteld over de opmerkingen die door de federale ombudsman waren gemaakt. Mevrouw Arena heeft mij er zeer charmant, zoals altijd, op geantwoord.
Mijnheer de staatssecretaris, ik wou u vragen naar de stand van zaken in de opvolging van een aantal zaken dat daar ter sprake kwam. Er was gezegd dat er voor het eind van het jaar een ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 50 van de opvangwet zou komen. Daarvoor is ook een project opgestart om een code conform de wet- en de regelgeving op te stellen.
Een tweede werkgroep Huisvesting en Infrastructuur zou de minimumdrempels vastleggen voor alle collectieve verblijfsvoorzieningen, zodat zoveel mogelijk personen over een minimum aan opvangcondities kunnen beschikken.
Ook inzake de controles van de kamers met het oog op preventie, zou op het vlak van hygiëne en veiligheid een duidelijke wettelijke grondslag worden uitgewerkt.
Hoe ver zijn wij gevorderd op die drie terreinen bij het prille begin van 2010?
03.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Overeenkomstig artikel 50 van de opvangwet van 12 januari2007 heeft Fedasil in de maand maart een project opgestart om een deontologische code uit te werken voor alle opvangstructuren.
Ik geef u de verschillende etappes van deze werkgroep. Er werd een inventaris opgemaakt van de bestaande praktijken om een deontologisch kader uit te werken met daarin de verschillende waarden en gedragscodes. Dat gebeurde van maart tot mei 2009. Er werd overleg gepleegd tussen de verschillende opvangpartners en Fedasil over dit deontologisch kader. Dat heeft geresulteerd in een code die kan worden toegepast op de medewerkers van alle opvangstructuren in België. Dat gebeurde van juni tot december 2009. Na de goedkeuring door de opvangpartners zal deze definitieve code mij ter goedkeuring worden voorgelegd, teneinde te kunnen overgaan tot de uitwerking van het ministerieel besluit.
Er zullen informatiesessies georganiseerd worden, teneinde het voor de medewerkers mogelijk te maken zich de inhoud van de code eigen te maken en de toepassing ervan te garanderen vanaf maart 2010.
De huisvestingsnormen en de kwaliteitsnormen voor de collectieve en individuele infrastructuren werden gedefinieerd door een werkgroep van Fedasil in juni 2007. Nu moeten de kwaliteitsnormen getest worden in twee federale structuren, alvorens opgelegd te worden aan het gehele opvangnetwerk. Op basis van deze haalbaarheidsanalyse en de opmerkingen van de federale ombudsmannen zullen de kwaliteitsnormen gewijzigd worden.
Binnen de context van de overbezetting van het opvangnetwerk is de huidige toestand niet aangewezen om een correcte haalbaarheidsanalyse uit te voeren, waardoor deze analyse, die voorzien werd voor de lente van 2009, uitgesteld wordt.
Vanzelfsprekend zal dit project hervat worden zodra de situatie stabiel geworden is. Toch worden alle sites tijdens de selectie van nieuwe opvangstructuren onderzocht door middel van een checklist waarin de kwaliteitsnormen vervat zijn. Bij het creëren van nieuwe huisvestingseenheden worden deze kwaliteitsnormen altijd nageleefd. Voor tijdelijke opvangstructuren of noodopvangstructuren worden de kwaliteitsnormen versoepeld, gezien de beperkte verblijfsduur in dergelijke structuren en de beperkte mogelijkheden voor het creëren van bijkomende plaatsen.
De wet houdende diverse bepalingen, die onlangs werd goedgekeurd, biedt een antwoord op uw vraag over de kamercontrole. Artikel 19 van de wet van 12 januari 2007 werd gewijzigd, teneinde een wettelijke grondslag aan het principe van de kamercontroles in de opvangstructuren te geven.
Een dergelijke controle mag slechts worden uitgevoerd, om de preventie te garanderen inzake veiligheid en brandbestrijding, het behoud van de hygiëne en het toezicht op de naleving van de bepalingen van het huishoudelijk reglement, die de bescherming van de rechten en de vrijheden van de andere begunstigden van de opvangstructuur en zijn personeelsleden verzekeren.
Meteen na de inwerkingtreding van voornoemde wetswijziging moet een koninklijk besluit de modaliteiten voor de kamercontroles vastleggen. Ook zal een ministerieel besluit worden genomen dat het huishoudelijk reglement inzake de collectieve opvangstructuren zal vastleggen. Beide besluiten zullen eerstdaags voor beraad aan de Raad van State worden voorgelegd.
03.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor de etappebeschrijving van de drie punten. Vooral voor het laatste punt zitten wij in de laatste, rechte lijn. Ik ben blij dat het dus in goede orde zal worden afgewikkeld.
Inzake de huisvesting en de kwaliteitstests neem ik aan dat een en ander haalbaar is en dat het tweede punt dus zal worden uitgesteld. U hebt immers geantwoord dat het door de huidige crisissituatie niet mogelijk is om op dat vlak door te duwen.
Mogen wij aannemen dat de definitieve, deontologische code in het voorjaar van 2010 zal worden afgewerkt? U hebt immers geantwoord dat u heel kortbij de definitieve code zit, die vervolgens in een ministerieel besluit kan worden gegoten, zodat wij ook voor het eerste punt enig perspectief hebben.
03.04 Staatssecretaris Philippe Courard: Tegen de lente van 2010 is de afwerking van de genoemde code mogelijk.
L'incident est clos.
- de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de aanbeveling van de federale ombudsman inzake onmiddellijke opvang" (nr. 17887)
- mevrouw Martine De Maght aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de opvang van asielzoekers" (nr. 18156)
- mevrouw Dalila Douifi aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de stand van zaken met betrekking tot de opvangcrisis voor asielaanvragers" (nr. 18245)
- M. Michel Doomst au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la recommandation du médiateur fédéral concernant l'accueil immédiat" (n° 17887)
- Mme Martine De Maght au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'accueil des demandeurs d'asile" (n° 18156)
- Mme Dalila Douifi au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'état de la situation de la crise en matière d'accueil des demandeurs d'asile" (n° 18245)
04.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, aan de federale regering wordt door de federale ombudsman de aanbeveling doorgegeven om alle asielzoekers die recht hebben op materiële opvang, onmiddellijk op te vangen. Tot nu toe zijn er beperkte maatregelen genomen om op korte termijn tot een oplossing te komen, zo stelde de ombudsman.
Het blijkt inderdaad duidelijk dat de opvangcrisis de jongste maanden steeds is toegenomen en dat Fedasil eigenlijk niet meer in staat is om de opvang te garanderen. Er werd opgeroepen om de overheid doeltreffend te doen samenwerken. Dat is iets dat we nog horen. Het moet een piste kunnen zijn tot resultaten.
Mijnheer de staatssecretaris, wat is de stand van zaken betreffende de creatie van extra plaatsen.
Wat is de reactie naar aanleiding van de aanbeveling van de ombudsman?
04.02 Martine De Maght (LDD): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, premier Leterme riep de bevolking op om onderdag te bieden aan mannen, vrouwen en kinderen die in de vrieskou de nacht op straat moesten doorbrengen, in afwachting van plaatsing in opvangcentra door OCMW’s of door Fedasil of in afwachting van hun terugkeer naar huis. Zelfs de koning stelde twee appartementen ter beschikking, maar ik heb begrepen dat daar tot op heden nog steeds geen dakloze werd ondergebracht.
Volgend jaar krijgt Fedasil een enveloppe van 250 miljoen euro. Daar komt een toelage van 76 miljoen euro bovenop voor de creatie van 5 000 nieuwe structurele opvangplaatsen. Ongeveer 16 miljoen euro daarvan is bestemd voor de Regie der Gebouwen. In noodoplossingen is vandaag wel degelijk voorzien op vraag van velen, doch qua structurele maatregelen is er nog weinig actie ondernomen. Mijn vraag aan u is zeer concreet.
Mijnheer de staatssecretaris, waar zullen deze opvangcentra, volgens de budgetten waarin werd voorzien, worden geopend? Hoeveel mensen zullen zij effectief kunnen huisvesten? Hoever staat het concreet met deze plannen?
04.03 Dalila Douifi (sp.a): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het doel van het indienen van deze vragen is om net na het kerstreces een stand van zaken te vragen. Het is goed dat het Parlement een overzicht krijgt om dat mee te kunnen opvolgen. Het is soms moeilijk volgen in de kranten en het kan niet de bedoeling zijn om altijd op basis van de kranten hier onze discussies te voeren. Het is dus goed dat de regering via de minister een overzicht geeft.
Graag had ik vernomen wat momenteel de bezetting is binnen het reguliere opvangcircuit. Hoever staat het met alle nieuwe aangekondigde projecten van voor en zelfs tijdens het kerstverlof? Kunt u een overzicht geven, met naam van de plaats? Ik denk bijvoorbeeld aan Elsene en aan Langemark-Poelkapelle. Daarbij kreeg ik graag de plaatsen die effectief operationeel zijn en de plaatsen waarmee men in onderhandeling is. Hoeveel mensen worden momenteel in die nieuwe, extra opvangplaatsen opgevangen?
Net voor het kerstreces was er een discussie waaraan ik meedeed en tijdens dewelke ik mijn mening gaf. Ik zei dat defensie een aantal kazernes, hetzij plaats voor driehonderd personen, ter beschikking stelde, maar dat het vervoer niet geregeld werd. Verscheidene woordvoerders van OCMW’s of OCMW-voorzitters hebben toen gezegd dat zij daarvoor de middelen niet hadden en dat het aan defensie was om die mensen naar de kazernes te brengen. Ik ben het daar alleszins volledig mee eens: ik vind dat de regering, in casu minister De Crem, daar absoluut een inspanning had moeten doen om die geste concreet te maken. Volgens mij is Landsverdediging daar perfect voor georganiseerd en zou dat een nobele zaak zijn.
Dat is uw bevoegdheid niet, mijnheer de staatssecretaris, maar ik zou graag weten of zoiets wordt besproken op de Ministerraad. Worden er dan contacten gelegd? Bent u ook van oordeel dat minister De Crem dat signaal had moeten geven, dat knopje had moeten indrukken opdat die mensen, les sans-abri, tot in die kazernes zouden geraken?
Dat is eigenlijk nog altijd actueel. Wat is uw mening ter zake? Kunt u ons nadere informatie verstrekken?
Ik weet niet of u dat cijfermatig tot op het juiste cijfer na kunt zeggen, maar is de huidige toestand onder controle volgens u? Met andere woorden, zijn er voldoende opvangplaatsen voor het aantal asielaanvragers? De cijfers stijgen al enkele maanden. De aanvragen nemen dus niet af. De overheid zal de situatie trouwens niet zo snel kunnen ombuigen. Hoeveel plaatsen zijn er nog tekort volgens u?
Tenslotte, mijnheer de minister, indien de asielaanvragers niet kunnen worden opgevangen in de plaatsen die voorzien worden door Fedasil, wat gebeurt er vandaag dan met hen? Naar waar worden ze doorgestuurd door Fedasil?
04.04 Martine De Maght (LDD): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb begrepen dat de vorige spreker een gedeelte van mijn vraag die nog volgt, heeft meegenomen. Als u daarop gaat antwoorden, is het misschien zinnig dat wij de vragen daarbij laten aansluiten. Ik weet niet hoe u daarover denkt. Ik zou het raar vinden dat u nu een antwoord geeft in verband met legerkazernes en dat wij straks nog eens dezelfde vraag moeten gaan stellen. Ik zou het zinnig vinden dat u ofwel niet antwoordt op de vraag van de collega, ofwel kunnen wij de vraag laten aansluiten.
04.05 Dalila Douifi (sp.a): Dan kunnen de andere sprekers nu ook gerust aan het woord komen, wat mij betreft.
Aviez-vous préparé une réponse différente? Si tel est le cas, je demande aux autres collègues de m'excuser.
La présidente: On suit l'ordre prévu alors.
04.06 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, ik zal een overzicht geven in verband met de reeds gecreëerde plaatsen, de plaatsen in voorbereiding en in analyse.
Er werden reeds 880 plaatsen geopend. Zij kunnen al volgt onderverdeeld worden. Er zijn 94 geopende plaatsen in Heusden-Zolder. Er zijn 260 geopende plaatsen in lokale opvanginitiatieven. Er zijn 106 geopende plaatsen in voormalige appartementen van de federale politie tot en met 30 juli 2010 met een geleidelijke ingebruikname van de plaatsen door asielzoekers vanaf januari 2010. Er zijn 240 nieuwe plaatsen in Dinant tot en met 31 maart 2010. Er zijn 140 plaatsen in Banneux. Er zijn 40 noodopvangplaatsen in voorzieningen voor sociaal toerisme tot en met 31 maart 2010.
1 690 plaatsen zullen binnenkort geopend worden. In Langemark-Poelkapelle gaat het om 200 geïdentificeerde plaatsen. Op andere sites gaat het om 80 geïdentificeerde plaatsen. Er zijn 6 geïdentificeerde plaatsen te Ciergnon. Bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen gaat het om 454 plaatsen. In de LOI’s gaat het om 438 plaatsen. De uitbreiding van de capaciteit in de federale centra bedraagt 512 plaatsen vanaf 1 juli 2010. Andere plaatsen zijn in analyse.
Voor de opvang van daklozen zijn er verschillende initiatieven genomen. Tijdens een videoconferentie met de minister van Binnenlandse Zaken werden de 10 provinciegouverneurs en de dienstdoende gouverneur van Brussel uitgenodigd om initiatieven te nemen in het kader van de opvang van daklozen en hun kinderen tijdens de winterperiode.
De Brusselse regering heeft in Sint-Lambrechts-Woluwe en Schaarbeek 100 plaatsen geïdentificeerd en ter beschikking gesteld. 50 %, met een maximum van 100 als er nog sites worden gevonden, wordt door Fedasil betaald. Het beheer is in handen van Samu Social.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft vier bestelwagens van de civiele bescherming ter beschikking gesteld om daklozen te vervoeren naar een opvangplaats.
Reeds in oktober heb ik een rondetafelconferentie georganiseerd met de minister van Defensie en enkele sociale organisaties, om het winterplan van Defensie te optimaliseren. In het kader van dat plan wordt er per provincie een kazerne ter beschikking gesteld, als de weersomstandigheden daar om vragen. Net zoals in 2008 worden middelen van Maatschappelijke Integratie aangewend om de OCMW's van Gent, Antwerpen, Luik en Charleroi en Samu Social in Brussel, te ondersteunen om hun opvangmogelijkheden met een totaalbedrag van 50 000 euro te versterken.
Ik heb inderdaad kennisgenomen van de aanbevelingen van de ombudsman. Hij eist dat de federale staat onmiddellijk opvang verzekert voor iedereen die er recht op heeft. Elke week staat het punt van de opvang van asielzoekers op de agenda van de Ministerraad. De leden van de regering volgen actief de inspanningen die Fedasil levert om iedereen opvang te geven. Het creëren van bijkomende plaatsen is het antwoord van de regering op de aanbeveling. Sinds oktober 2009 zijn er bijna 900. Ondertussen gaan de onderhandelingen over nieuwe plaatsen verder.
04.07 Michel Doomst (CD&V): Er is ondertussen een aantal plaatsen effectief voorhanden. Een aantal is zeer concreet in voorbereiding. In de derde fase analyseert u nog een aantal plaatsen.
Hebt u de indruk dat we de instroom stilaan onder controle hebben? Zijn fase een en fase twee waarbij er effectief plaatsen ter beschikking zijn, respectievelijk de opening van andere in voorbereiding is, naar uw inschatting voldoende om de grootste problemen op korte termijn op te vangen?
04.08 Staatssecretaris Philippe Courard: U zegt dat ik structurele oplossingen moet vinden. Ik heb plaatsen voor de winter, het winterplan en de Samu Social. Daarnaast is het nodig om nieuwe plaatsen te creëren. Het aantal asielzoekers stijgt. In een structurele oplossing zijn nieuwe plaatsen nodig. Ik weet niet hoeveel mensen er de komende maanden nog bijkomen, maar we zoeken andere plaatsen.
04.09 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor uw omstandig antwoord, dat ook inzake de cijfers zeer gedetailleerd was.
Ik maak eruit op dat er een aantal opvangplaatsen bij gecreëerd zijn op basis van de vraag, de huidige instroom. In uw antwoord op de vorige vraag gaf u aan dat een significant meer mensen een beroep moeten doen op opvang. Bij structurele maatregelen hoort uiteraard het zoeken naar bijkomende opvangplaatsen maar misschien ook het bekijken van wat er fout loopt in vergelijking met voorgaande jaren, als er al iets fout loopt. Tot vandaag is het mij niet helemaal duidelijk wat er fout loopt bij de doorstroom en de uitstroom. Misschien kan dat ook een teken aan de wand zijn.
De structurele maatregelen specifiek in het kader van extra voorzieningen voor opvang kunnen deels overbodig zijn of hoeven misschien niet verlengd te worden als ze tijdelijk waren. Het is een zeer open vraag waarover ik u zeker nog zal interpelleren. Het is mij niet helemaal duidelijk of de structurele maatregelen zich enkel en alleen moeten beperken tot het creëren van bijkomende opvangplaatsen.
In elk geval hebt u al zeer veel inspanningen geleverd, waarvoor mijn dank. Een aantal oplossingen is slechts tijdelijk, maar de toekomst zal waarschijnlijk uitwijzen of ze op lange termijn moeten worden vastgelegd.
04.10 Dalila Douifi (sp.a): Mevrouw de voorzitter, als er een zaak is waarover ik het met de vorige spreker eens ben, is dat ik, niet alleen bij de heer Courard maar ook bij andere leden van de regering, regelmatig een stand van zaken zal blijven opvragen. Ik denk dat wij de voorbije periode hebben gezien dat deze regering pas in gang schiet als er echte problemen op het terrein zijn.
Mijnheer de staatssecretaris, ik denk dat de opvangcrisis de voorbije periode op een onmenselijk en beschamend dieptepunt is gekomen: wij hebben gezinnen met kinderen werkelijk op straat en in stations zien slapen. Dan heeft de eerste minister een emotionele oproep gedaan en is men nogal krampachtig vooruitgang beginnen te boeken, hoewel het om een zeer trage vooruitgang gaat.
Bovendien staat in de beleidsnota van de minister dat men heel 2010 rekening zal houden met het feit dat men in een crisisjaar zal blijven en dat men er structureel niet in zal slagen om alles onder controle te hebben. Ik stel vast dat de contracten van een aantal plaatsen aflopen. In juli 2010 vallen 40 plaatsen weg. Op 31 maart 2010 vallen nog eens 240 tijdelijke plaatsen in Dinant weg.
Hoe valt het te rijmen dat in de beleidsnota staat dat men er rekening mee houdt dat 2010 een probleemjaar zal zijn en men vooral op tijdelijke opvangplaatsen en tijdelijke oplossingen focust? Ik denk dat daar de nood het hoogst blijft. Ik steun u ten volle dat bijkomende plaatsen stapsgewijs worden geïmplementeerd, maar ze moeten dan ook blijven.
In juli 2010 is er de implementatie van de wooncontainers. Dat zal ook voor enkele honderden plaatsen zorgen. Toch vrees ik dan nog een gebrek aan opvang. De asielaanvragen stijgen. Dat krijgt de regering niet onmiddellijk onder controle met een dergelijk beleid. Dat ligt niet alleen aan u, mijnheer de staatssecretaris.
Daarnaast wordt bijna elke week de opvangproblematiek in de Ministerraad besproken. Waarom kan er dan niet sneller aan een structurele oplossing worden gewerkt?
Tot slot, wanneer u zegt dat plaatsen geopend zijn, begrijp ik het dan goed dat geopend voor u operationeel betekent? Worden er dan daadwerkelijk mensen opgevangen? Er is immers een verschil tussen een dossier dat administratief in orde is en een operationele opvangplaats. Ik geef het voorbeeld van Banneux, waar 140 plaatsen beschikbaar zijn. Als die mensen daar niet zijn, blijft dat natuurlijk theoretisch. Dat was precies mijn kritiek na het ter beschikking stellen van opvangplaatsen in kazernes.
Het is mooi om te zeggen dat er meer dan 300 plaatsen ter beschikking zijn in de kazernes als er geen kat geraakt. Bedoelt u met geopend ook daadwerkelijk operationeel?
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "des demandeurs d'asile dans des containers" (n° 17137)
05 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "asielzoekers in containers" (nr. 17137)
05.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, toujours dans le cadre des mesures d'urgence concernant l'accueil des demandeurs d'asile, vous avez obtenu du Conseil des ministres un accord quant à la commande de 700 containers. Dans l'opinion publique, il est mal perçu que des demandeurs d'asile soient logés à l'hôtel car les sans-abri n'y ont pas droit. À l'inverse, quand on dit qu'on va les mettre dans des containers, c'est également mal perçu. Les containers n'ont pas une image très positive.
C'est là l'occasion de préciser, monsieur le secrétaire d'État, la nature exacte de cette commande. Quels seront les espaces disponibles pour loger les demandeurs d'asile dans ces containers? Où seront-ils situés? Je pense qu'il s'agit de terrains qui appartiennent à Fedasil. On parle d'une livraison pour juillet 2010. Où en est la procédure de marché public qui a dû être lancée pour cette commande?
Enfin, dans ma question, je revenais sur des chiffres que vous m'aviez communiqués, concernant des places potentiellement libérables dans les centres d'accueil Fedasil aujourd'hui. Il s'agirait en premier lieu de personnes qui ont un ordre de quitter le territoire et qui se trouvent encore dans des centres Fedasil, ayant deux mois pour quitter le centre. En deuxième lieu, il s'agit de personnes qui ont reçu un titre de séjour et qui se trouvent toujours dans le centre Fedasil, ainsi qu'un certain nombre d'Européens. Vous m'aviez cité pour ces différentes catégories les chiffres de 6 %, 7 % et 2,5 % d'occupation des places.
Présidente: Thérèse Snoy et d'Oppuers.
Voorzitter: Thérèse Snoy et d'Oppuers.
05.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur Baeselen, je n'aime pas beaucoup le terme "container", parce qu'il évoque autre chose de peu sympathique. Je lui préfère le mot flamand "woonmodule".
La Régie est chargée du marché public. Comme vous le savez, elle essaie de travailler le plus rapidement possible. Il s'agit d'unités de logements modulaires qui devront présenter une sobriété sur le plan énergétique - cela me paraît essentiel par les temps qui courent -, un confort absolument correct et qu'il faudra livrer très rapidement.
Dans tous les centres collectifs, l'espace privatif pour chaque résident doit être supérieur à quatre m². Il faut également prévoir des douches et des toilettes séparées pour les hommes et les femmes. À cet égard, Fedasil compte une toilette et une douche pour huit résidents.
Les chiffres de décembre étant toujours en cours de collecte, je vous communique ici ceux qui reflètent la situation au 30 novembre 2009. Les personnes qui bénéficient d'un titre de séjour parce qu'on leur reconnaît la qualité de réfugié, parce qu'elles obtiennent la protection subsidiaire ou parce qu'elles ont été régularisées et qui disposent d'un délai de deux mois pour quitter la structure d'accueil ne représentent pas 6 %, mais bien 5 %, soit 832 personnes.
Les 7 % sont relatifs au nombre de personnes qui ont reçu un ordre de quitter le territoire après une troisième demande d'asile, mais qui en ont introduit une nouvelle. Cette estimation a été établie à partir des inscriptions mensuelles auprès de l'Office des étrangers, mais ce pourcentage devrait progressivement diminuer à la suite des modifications de la loi "accueil" que vous avez votée en décembre dernier.
Quant au pourcentage de ressortissants européens, il correspond à 2,9 % et non à 2,5 %, soit 482 personnes.
05.03 Xavier Baeselen (MR): J'apprécie la précision régulière des réponses du secrétaire d'État et je tiens à le souligner.
Je partage le sentiment que vous inspire l'appellation "container", qui n'est pas la plus adéquate.
S'agissant des chiffres, la loi que nous avons votée va pouvoir améliorer les choses. Je rappelle quand même que ce sont des catégories de personnes – et je pense plus particulièrement aux personnes qui ont introduit une deuxième, voire une troisième procédure – qui, à mon sens, bloquent des places d'accueil destinées à des demandeurs d'asile primo-arrivants.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Sofie Staelraeve aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de financiële steun aan asielzoekers" (nr. 17762)
06 Question de Mme Sofie Staelraeve au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'aide financière aux demandeurs d'asile" (n° 17762)
06.01 Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, de vraag werd ingediend voor de kerstvakantie en we zijn ondertussen een maand verder. Ik kon nog even meepikken dat u zopas een aantal heel concrete cijfers over de opvangplaatsen hebt gegeven. Ik kan mij dus tot de essentie beperken.
De mogelijkheid van financiële steun aan asielzoekers werd in de programmawet als uitzonderingsmaatregel ingeschreven. Die kan worden verleend als er niet voldoende opvangplaatsen ter beschikking zijn of als er echt geen oplossingen ten gronde voorhanden zijn. Er werd toen benadrukt dat het om een uitzonderingsmaatregel ging.
Wat is een maand later, met alle analyses, opvolgingsacties, lange- en kortetermijnvisies die hier door u en de regering geformuleerd zijn, uw inschatting van de noodzaak van die financiële steun? Kunt u vandaag al zeggen dat u daar geen gebruik van zult hoeven te maken of denkt u dat dat wel het geval zal zijn?
06.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, de wet diverse bepalingen voorziet met een aanpassing van artikel 11 van de opvangwet in de mogelijkheid om asielzoekers een OCMW toe te wijzen als de verplichte plaats van inschrijving. Onder strikte voorwaarden en in uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met de verzadiging van de opvangstructuren, kan het agentschap een rapport opstellen en dat ter goedkeuring voorleggen aan de Ministerraad, waarbij zou kunnen worden voorgesteld om gedurende een bepaalde periode bepaalde categorieën van asielzoekers te spreiden over de OCMW’s. De bedoeling is inderdaad om niet of zo weinig mogelijk gebruik te maken van een dergelijke spreiding. Plotse sterke stijgingen in het aantal asielaanvragen moeten echter opgevangen kunnen worden tot de nodige bijkomende opvangplaatsen beschikbaar zijn.
Uiteraard zal het steeds gaan om een weloverwogen beslissing van de Ministerraad. Dat betekent niet dat alle asielzoekers een verplichte plaats van inschrijving zouden krijgen. De voorkeur gaat immers uit naar bepaalde categorieën van asielzoekers die reeds in een opvangstructuur verblijven boven de toewijzing van nieuwe asielzoekers. De asielzoekers zouden aan bepaalde strikte voorwaarden moeten voldoen alvorens in aanmerking te komen voor een toewijzing. Daardoor kunnen eventuele aanzuigeffecten vermeden worden.
De toepassing van dat artikel is naar mijn mening niet in strijd met de geest van de opvangwet. De opvangwet voorziet immers steeds in meer autonomie en zelfstandigheid voor de asielzoekers door de organisatie van opvang in twee fasen: na vier maanden verblijf in een collectieve structuur doorstroming naar een individuele opvangstructuur. Bij gebrek aan plaats binnen het netwerk, zoals in de huidige crisis, kan de uiteindelijk toekenning van financiële steun tegemoetkomen aan de nood naar meer autonomie en zelfstandigheid.
06.03 Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik ken natuurlijk de problematiek, die u zonet geschetst hebt. Mijn vraag was of u denkt dat er gebruikgemaakt zal moeten worden van de mogelijkheid om financiële steun te geven aan die bepaalde categorie. Met andere woorden, denkt u dat binnen dit en een half jaar, of in de loop van 2010, van die mogelijkheid door de Ministerraad gebruikgemaakt zal worden? Of zegt u dat u, zoals u de evoluties ziet, er behoorlijk van overtuigd bent dat dat niet zal hoeven te gebeuren?
Het is geen zaak die wij niet in de hand hebben. Wij kunnen er heus wel grip op hebben, onder andere met de maatregelen die de regering al heeft afgesproken en die weliswaar binnen uw verantwoordelijkheid vallen, maar waaraan u samen met uw collega’s moet werken.
Meent u dat het nodig zal zijn of zult u ervoor zorgen dat het niet nodig zal zijn? Wat is uw inschatting ter zake?
06.04 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, ik heb geen precies antwoord. Ik heb immers geen glazen bol. Ik hoop dat het niet nodig zal zijn.
06.05 Sofie Staelraeve (Open Vld): Uiteraard hebt u geen glazen bol. Ik hoop het bijgevolg met u.
L'incident est clos.
- mevrouw Martine De Maght aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "spreidingsplan 42" (nr. 17768)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het spreidingsplan voor asielzoekers" (nr. 17856)
- mevrouw Martine De Maght aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het spreidingsplan 42" (nr. 17872)
- mevrouw Sarah Smeyers aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het spreidingsplan" (nr. 17867)
- Mme Martine De Maght au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le plan de répartition n° 42" (n° 17768)
- M. Jean Marie Dedecker au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le plan de répartition des demandeurs d'asile" (n° 17856)
- Mme Martine De Maght au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le plan de répartition n° 42" (n° 17872)
- Mme Sarah Smeyers au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le plan de répartition" (n° 17867)
07.01 Martine De Maght (LDD): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vragen dateren van voor het kerstreces. Er is daarop reeds deels een antwoord gekomen.
Er was door de federale regering in de programmawet een wettelijke basis voorzien om een algemeen spreidingsplan voor asielzoekers opnieuw in te voeren. In eerste instantie was er gezegd dat er 88 % naar Vlaanderen gaat betreffende de opvang van de asielzoekers, via het spreidingsplan. Nadien is er gecommuniceerd door de eerste minister dat het slechts 73 % zou zijn.
In elk geval, tot op vandaag heb ik nog geen nieuw spreidingsplan dat 73 % zou vertegenwoordigen mogen inkijken of heb ik daarvan enige kennis. In dat verband had ik toch nog enige vragen aan u, mijnheer de staatssecretaris.
Zelfs met die 73 %, wat is de stand van zaken in het dossier vandaag? Hoe verklaart u dat er een dergelijke grote ongelijkheid is in het spreidingsplan, in de regionale percentageverdeling?
In 2009 was er een budget van 9,5 miljoen euro voor opvangplaatsen, waarvoor is dit budget aangewend?
Bent u zich bewust van het perverse effect van het toekennen van een leefloon, dat misschien een aanzuigeffect zal creëren?
Verscheidene gemeenten gaan nu reeds in de verdediging. Dat was toen voor nieuwjaar zo en is nu niet anders. Hebben sommige gemeenten al juridische stappen ondernomen in het kader van het spreidingsplan? Is dat spreidingsplan ondertussen herzien?
Mijn tweede vraag, dateert van iets later.
In het kader van het beleid rond de opvangproblematiek inzake asielzoekers zou een grote hoeveelheid worden toegewezen aan de OCMW’s. De manier waarop dat gaat georganiseerd worden is echter onduidelijk. In welke mate is de ter beschikking gestelde informatie correct? Ik heb er daarnet reeds naar verwezen.
Ik heb nogmaals volgende vragen in het kader van het spreidingsplan.
Hoeveel asielzoekers zullen toegewezen worden aan welke gemeenten of steden? Op basis van welke criteria zal dat gebeuren?
Wat zal de regionale spreiding zijn als gevolg daarvan?
Zal vanwege de federale overheid voldoende begeleiding en ondersteuning, ook financieel, worden gegeven aan de OCMW’s in het kader van dit spreidingsplan?
Waarom wordt geopteerd voor het systeem van de financiële steun in plaats van de materiële steun, als dat zou nodig blijken, in aansluiting op de vraag naar verzadiging van opvangstructuren?
Wij hebben in het verleden toch wel degelijk het bewijs gekregen dat dit niet werkt. Wij pleiten er in elk geval voor dat dit inderdaad gaat via opvangsystemen met materiële hulpverlening.
Ik heb er daarnet naar verwezen, sinds uw aantreden was er 9,5 miljoen extra voorzien vorig jaar, in 2009, tot 31 december. Waarvoor is dat geld aangewend?
07.02 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag was eigenlijk aan minister Leterme gericht. Ik zal ze iets anders verwoorden, anders komt het niet goed.
Ik begin met een korte lezing van artikel 140 van uw wetsontwerp houdende diverse bepalingen waarin staat dat in uitzonderlijke omstandigheden verbonden aan de beschikbare opvangplaatsen in opvangstructuren, het agentschap na beslissing van de Ministerraad op basis van een door het agentschap opgesteld rapport, gedurende een periode die het agentschap bepaalt ofwel de verplichte plaats van inschrijving van een asielzoeker kan wijzigen ofwel in laatste instantie een OCMW als verplichte plaats van inschrijving kan toewijzen aan een asielzoeker. Zowel de wijziging als de toewijzing van een verplichte plaats van inschrijving, in toepassing van deze paragraaf, gebeurt op basis van een evenwichtige verdeling tussen de gemeenten op grond van criteria, bepaald overeenkomstig de modaliteiten voorzien in een vorige paragraaf.
Mijn vraag gaat dus nog eens over het spreidingsplan dat de zogenaamde evenwichtige verdeling tussen de gemeenten moet regelen. Dat staat dus ook in het wetsontwerp dat intussen geen ontwerp meer is. Tijdens een eerdere commissievergadering, de laatste waarin wij elkaar gezien hebben, was u niet bij machte mijn collega’s en mij hierover de nodige verduidelijking te verschaffen. Ik vraag u dus nogmaals hoever het staat.
Heeft u of minister Leterme reeds overleg met Vlaams minister Bourgeois hierover, zoals aangekondigd? Hoe staat u tegenover zijn vraag en die van de VVSG over een evenwichtiger spreidingsplan? In het ontwerp werd verwezen naar een KB dat de spreiding van asielzoekers zou regelen. Wordt er een nieuw KB opgesteld of blijven we bij de oude formule uit het KB van 1999? Indien er een nieuwe formule en een nieuw KB zouden worden opgemaakt, wat zijn dan de criteria die gehanteerd zullen worden om de spreiding te organiseren? Komt er dan ook een nieuw spreidingsplan? Zult u op basis van de concrete cijfers per gemeente nagaan of er effectief een evenwichtige spreiding bekomen is? Is de rechtstreekse toewijzing van asielzoekers aan lokale overheden een tijdelijke maatregel? Dat heb ik u al gevraagd en ook aan de heer Leterme in plenaire vergadering. Als dat een tijdelijke maatregel is, hoelang zal die dan in voege blijven?
07.03 Staatssecretaris Philippe Courard: Wat het spreidingsplan 42 betreft, kan ik alleen maar herhalen wat ik vroeger reeds in de Kamer heb gezegd. Het spreidingsplan 42 hangt samen met de oude procedure. Het betreft dus alleen mensen die vóór 1 juni 2007 een procedure lopende hadden. Het gaat over een theoretisch contingent van maximaal 7 406 gevallen, dat wil zeggen de 15 000 plaatsen waarin het koninklijk besluit van 14 december 2004 voorziet, na aftrek van het aantal plaatsen in een lokaal opvanginitiatief, namelijk het aantal plaatsen voor volwassenen, maal twee.
In de realiteit werden slechts 611 gevallen doorverwezen. Meer mensen uit de oude procedure bevinden er zich immers niet meer in het opvangnetwerk. Daarvan is 73 % in Vlaanderen, 19 % in Wallonië en 8 % in Brussel terechtgekomen. Als wij alles samentellen, zowel de mensen die in het spreidingsplan zitten als de mensen die in het volledige opvangnetwerk verblijven, dan wordt in Vlaanderen 50 % van de asielzoekers opgevangen, of 14 per 10 000 inwoners, in Brussel 10 %, 16 per 10 000 inwoners, en in Wallonië 40 % of 20 per 10 000 inwoners.
Het spreidingsplan wordt dus momenteel niet meer toegepast. De verschillen tussen de regio’s hangen uiteraard samen met de criteria bevolking, het aantal steuntrekkers, de fiscale rijkdom van de gemeenten en de aanwezigheid van vreemdelingen en opvangcentra.
Ik herhaal dat de problematiek in haar geheel moet worden bekeken. Er is nood aan meer plaatsen binnen het opvangnetwerk. Met de bijkomende middelen die in 2009 en 2010 voor Fedasil zijn voorzien, zijn reeds 880 plaatsen gecreëerd. Er zijn nog 1 690 plaatsen in voorbereiding. Het is inderdaad zo dat in de wet houdende diverse bepalingen een artikel is opgenomen dat een nieuw spreidingsplan toelaat, in uitzonderlijke omstandigheden, na een beslissing van de Ministerraad en op basis van een rapport van Fedasil.
Inderdaad, in de wet diverse bepalingen is een artikel voorzien dat een nieuw spreidingsplan toelaat in uitzonderlijke omstandigheden, na een beslissing van de Ministerraad en op basis van een rapport van Fedasil. Ik hoop dat het niet meer zo ver moet komen en dat iedereen binnen de materiële hulp een opvang kan krijgen. Mocht het toch nodig blijken, dan moet een nieuwe wettelijke basis en een nieuw plan opgemaakt worden. Dat is momenteel niet aan de orde. Ik wil dan ook niet vooruitlopen op de feiten. Het spreekt voor zich dat er rekening zal worden gehouden met een evenredige spreiding over de OCMW’s.
Op de vraag naar een contact tussen de eerste minister en minister Bourgeois, kan ik bevestigend antwoorden.
07.04 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, ik begrijp uit uw antwoord dat het spreidingsplan vandaag niet meer van toepassing is en dat indien er nood zou zijn, u dan opnieuw een advies zult vragen bij Fedasil en dat er een beslissing zal volgen van de Ministerraad. Dat is dus vandaag niet meer aan de orde.
Wat ik wel niet goed begrepen heb is wat er met die voorziene 9,5 miljoen euro gebeurd is nadat u die 880 plaatsen al had gecreëerd. De meer dan 1 600 plaatsen die in aanmaak zijn, al in gebruik zijn of kortelings in gebruik zullen worden genomen, zijn van vrij recente datering. Is daar die 9,5 miljoen euro ook voor gebruikt of is dat bedrag nog voor iets anders bestemd?
07.05 Sarah Smeyers (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik moet eerlijk zeggen dat ik het op de duur niet meer zo goed kan volgen. U zegt inderdaad altijd dat het om theoretische cijfers ging. Doch, u zegt dat als er zich nu nieuwe uitzonderlijke gevallen voordoen waardoor er in bijkomende opvangplaatsen moet worden voorzien, er dan een nieuw spreidingsplan moet worden opgesteld. Het spreidingsplan 42, met een contingent van 7 000, kan dus blijkbaar niet worden toegepast of als basis dienen voor een nieuwe beslissing van de Ministerraad. Als er een nieuw spreidingsplan komt, engageert u zich er dan toe dat het dan op basis van een betere regionale – en daarmee bedoel ik niet Vlaanderen/Wallonië, maar binnen de verschillende gemeenten – spreiding zal zijn? Was dat dan het doel van die gesprekken met minister Bourgeois?
07.06 Staatssecretaris Philippe Courard: Voor een nieuw spreidingsplan heb ik een nieuwe beslissing van de Ministerraad nodig. Het oude spreidingsplan is opgesteld en voor een nieuw hypothetisch spreidingsplan heb ik een nieuwe beslissing nodig zowel van de meerderheidspartijen, als van de Vlaamse partijen.
07.07 Sarah Smeyers (N-VA): Omdat er nood is aan extra opvangplaatsen, is de kans zeer groot dat er binnenkort een nieuw spreidingsplan komt. Ik hoop dat dit dan beter regionaal wordt gespreid.
Ik vraag mij nog altijd af waarom er drie brieven naar aanleiding van het oude spreidingsplan zijn verstuurd als het toch slechts over 611 mensen gaat? Daarover hebben wij al zo veel gediscussieerd en het zal altijd een raadsel blijven. Er is echter alweer veel opgeklaard.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la lutte contre la pauvreté" (n° 17771)
08 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de armoedebestrijding" (nr. 17771)
08.01 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le secrétaire d'État, après le côté frileux des plans de répartition, j'espère que nous unirons tous nos énergies pour Haïti. C'est une autre affaire mais je voulais en dire un mot.
Monsieur le ministre, la présidence de l'Europe sera exercée par notre pays pendant le second semestre de 2010. Cette même année est l'année mondiale de la lutte contre la pauvreté. Voilà donc une occasion majeure de faire avancer ce dossier sur le plan européen. La dernière crise financière, même si notre pays a su y faire face, n'en a pas moins aggravé les difficultés quotidiennes des plus pauvres d'entre nous.
La pauvreté, c'est le manque de moyens pour réaliser ses objectifs vitaux en matière de logement, d'alimentation, de vêture mais aussi d'accès à la communication, la culture, les loisirs ou plus simplement la convivialité, le partage avec ses proches, ses amis. La pauvreté isole et exclut ceux qui en sont victimes.
Monsieur le ministre, j'interpellais en son temps votre célèbre prédécesseur sur la question du surendettement. Je sais que ce problème vous préoccupe et que vous vous en ouvrez à vos collègues, selon leurs compétences en la matière correspondant à votre compétence transversale. Ainsi la directive européenne sur le surendettement a-t-elle pris toute sa réalité dans notre pays. Vous regrettez en revanche qu'elle soit encore trop laxiste en matière d'octroi de crédit, sans vérification réelle de la solvabilité des candidats au crédit. C'est tout particulièrement le cas des crédits revolving. Vous souhaitez donc comme moi qu'une politique européenne audacieuse prenne corps pour protéger mieux encore les plus démunis.
Monsieur le secrétaire d'État, quelles mesures allez-vous inscrire à l'agenda de la présidence belge de l'Union européenne pour lutter contre la pauvreté et ses conséquences matérielles et sociales? Quelles propositions comptez-vous faire en matière de surendettement, peut-être avec votre collègue le ministre de l'Économie ou avec M. Magnette?
08.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur Flahaux, dans le cadre de l’année européenne de la lutte contre la pauvreté et l’exclusion sociale, trois priorités thématiques ont été retenues pour l’organisation d’une série d’activités: le revenu minimum et la protection sociale, le sans-abrisme et le logement ainsi que la pauvreté infantile. Cette année doit être aussi une occasion unique de sensibiliser et de mobiliser un public très large et très diversifié à la pauvreté et à la lutte contre celle-ci. Le fil rouge de cette année et de la communication qui l’accompagne sera donc "La lutte contre la pauvreté, c’est l’affaire de tous".
Tout comme vous, la problématique du surendettement en général m’interpelle fortement. La conférence interministérielle "Intégration dans la société" du 30 mars 2009 a d’ailleurs lancé divers chantiers toujours en cours, dont l’amélioration de la loi sur le règlement collectif de dettes, l’harmonisation des modes de travail statistique des Régions quant à cette problématique, la mise en œuvre du fichier des saisies, etc.
Je partage également votre préoccupation quant à la question plus spécifique de l’usage excessif des ouvertures de crédits ou crédits renouvelables. Afin d’améliorer mes connaissances en la matière et d’agir encore plus efficacement, je compte commander dans les prochaines semaines une étude qualitative orientée vers les ménages aux revenus modestes et faibles, souvent paupérisés par des cartes de crédit en tout genre. Il s’agirait, d’une part, d’examiner les pratiques commerciales et les messages publicitaires qui entourent ces produits et, d’autre part, d’analyser l’utilisation exacte de ces ouvertures de crédits par les ménages décrits et les conséquences qui en découlent. Cette étude devrait déboucher sur des recommandations concrètes.
Pour le surplus, au niveau de la présidence belge de l’Union, ce sont les ministres en charge de la Protection du consommateur, à savoir MM. Paul Magnette et Vincent Van Quickenborne, qui disposent du pouvoir concret d’initiative en la matière.
08.03 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie.
Je suis vraiment content de la manière dont vous abordez les questions et dont vous répondez. Nous avons enfin un secrétaire d’État – je ne parle pas de votre prédécesseur direct mais du précédent – qui travaille conformément à la volonté du gouvernement d’agir de manière transversale.
Je suivrai avec attention les résultats de l’étude que vous allez commander.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Martine De Maght aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de verdubbeling van uithuiszettingen door de vrederechter" (nr. 17784)
09 Question de Mme Martine De Maght au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la multiplication par deux du nombre d'expulsions par les juges de paix" (n° 17784)
09.01 Martine De Maght (LDD): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het is uiteraard een stand van zaken van net voor nieuwjaar maar via de media mochten we vernemen dat er dubbel zoveel Vlaamse gezinnen, jammer genoeg ook met kinderen, uit hun woning werden gedreven omdat ze de huur niet meer konden betalen. Het zou om ongeveer zestig gezinnen per dag gaan. Dat is waanzinnig veel, het is een exuberant hoog cijfer dat uiteraard voor zichzelf spreekt.
Deze scheefgetrokken toestanden doen zich nu blijkbaar vooral voor in de centrumsteden hoewel de trend zich blijkt voort te zetten in de minder dichtbevolkte steden en gemeenten. Deze cijfers impliceren uiteraard dat de armoede zeer snel groeit. Er dient op zeer korte termijn dan ook naar oplossingen gezocht te worden.
Mijnheer de staatssecretaris, kunt u meedelen of deze trend zich ook voordoet in Brussel en Wallonië? Daar heb ik geen zicht op. Zo ja, kunt u dit eventueel staven met cijfers? Hoeveel gezinnen werden er de laatste drie jaar uit huis gezet in Vlaanderen, Wallonië en Brussel, wegens het niet betalen van de huishuur? Hebt u daarover gegevens?
Wat is uw beleid ter zake, zeker gezien de aanhoudende winterperiode, zowel op korte als op lange en middellange termijn? Wat zal de rol van de OCMW’s daarin zijn? Hoe gaat u die erbij betrekken? Komt er hierover overleg met de Gemeenschappen of met andere partners? Zo ja, wat is het beoogde resultaat? Uit het antwoord dat u daarnet aan de collega gegeven hebt, had ik wel al begrepen dat er een studie besteld is maar ik hoop, gegeven het feit dat het artikel gebaseerd was op cijfers, dat u mij misschien toch nog enige extra toelichting kunt geven behoudens het rapport waarop we uiteraard allemaal wachten.
09.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, de actoren op het terrein stellen een verontrustende toename vast van het aantal uithuiszettingen. Op dit moment bestaan er geen betrouwbare en volledige statistieken over uithuiszettingen die effectief werden uitgevoerd. Alleen een sluitende informatie vanuit Justitie en de vrederechters laat toe om onbetwistbare cijfers te verzamelen. De OCMW's worden wel ingelicht over de vragen tot uithuiszetting die worden ingediend bij Justitie. Een aantal onder hen houdt hierover statistieken bij; men baseert zich op zestig uithuiszettingen per dag.
Op het vlak van preventie onderzoeken wij de piste om de OCMW's sneller te laten tussenkomen bij huurachterstand in sociale huisvesting. Bij privé-eigenaars is dit moeilijker. Zodra een vraag tot uithuiszetting is ingediend bij Justitie kunnen de OCMW's op verschillende manieren tussenbeide komen. Zij kunnen de persoon contacteren, hem een pro deo advocaat aanraden en hem helpen om een alternatieve woonst te vinden. Ook hier zoeken wij mogelijkheden om vroeger tussen te komen vermits het op dat moment eigenlijk al te laat is.
In het kader van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie zal ik ook een consensusconferentie in verband met dakloosheid organiseren, waarbij ook de Gemeenschappen en Gewesten zullen worden betrokken en waarbij uithuiszetting ook aan bod zal komen.
09.03 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, ik begrijp dat wij het probleem niet op een dag zullen oplossen. Dit heeft uiteraard ook voor een stuk te maken met schuldhulpverlening wat niet uw bevoegdheid is.
Ik heb u jammer genoeg niet horen zeggen dat er samenwerking zou moeten zijn om het probleem op verschillende niveaus aan te pakken. Via het onderwijs kan een signaal worden gegeven over hoe men geld moet beheren, lettende op het misbruik inzake kredieten. Schuldhulpverlening kan niet altijd onmiddellijk worden ingeschakeld en er zijn niet altijd alternatieven beschikbaar, ook niet via de OCMW's.
Ik denk dan ook dat u nog een zware taak heeft. Ik zal zeker nog terugkomen op dit dossier.
L'incident est clos.
- mevrouw Martine De Maght aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de opvang van daklozen in legerkazernes" (nr. 17783)
- mevrouw Lieve Van Daele aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de opvang van daklozen" (nr. 17854)
- mevrouw Magda Raemaekers aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de opvang van daklozen tijdens de winterperiode" (nr. 17880)
- Mme Martine De Maght au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'accueil des sans-abri dans les casernes" (n° 17783)
- Mme Lieve Van Daele au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur l'accueil des sans-abri" (n° 17854)
- Mme Magda Raemaekers au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'accueil des sans-abri pendant la période hivernale" (n° 17880)
10.01 Martine De Maght (LDD): Onze collega heeft het daarnet al gezegd: deze vraag gaat deels over de opvang van asielzoekers. Zij gaat specifiek over de opvang van daklozen en asielaanvragers in legerkazernes.
In het kader van zowel het winternoodplan van Defensie als het opvangbeleid zouden er opnieuw in 11 legerkazernes opvangplaatsen ter beschikking gesteld worden voor daklozen en asielzoekers. Het gebeurt al 7 jaar op rij dat Defensie het initiatief neemt het winternoodplan te ondersteunen.
Wat blijkt plots? De vorige 7 jaar is het nooit opgemerkt, maar daklozen blijven blijkbaar dakloos. Mensen die opvang nodig hebben blijven blijkbaar opvang nodig hebben, ondanks de zeer vele lege opvangplaatsen in die legerkazernes. Er is onvoldoende personeel beschikbaar om hetzij die personen te begeleiden naar de opvangplaatsen, hetzij om hun daar de nodige opvang te verstrekken.
De betrokken OCMW’s voorzien in financiële tegemoetkomingen om de legerkazernes te bereiken. Dat kan net nog wel. Wat blijkt evenwel? Daar gaan die mensen niet op in. Zij gaan niet op eigen initiatief – zelfs met een financiële tegemoetkoming – van het OCMW naar zo’n legerkazerne. Na 7 jaar komt men tot de vaststelling: wij hebben een probleem, en wij hebben er nooit iets aan gedaan.
Bij de berekening inzake opvangplaatsen voor daklozen werd ook steeds rekening gehouden met de aangeboden opvangplaatsen in lege legerkazernes. Dat heeft u nu natuurlijk parten gespeeld, mijnheer de staatssecretaris. Doordat men die mensen daar niet kon opvangen bleef u met een grotere instroom zitten voor alle andere opvanginitiatieven.
Is deze problematiek u bekend? Zo ja, kan er effectief iets aan gedaan worden? Op welke manier zal dat gebeuren? De vraag is vandaag sowieso al groter dan het aanbod. Als er al een aanbod is, wordt het niet gebruikt.
Wat is het alternatief? Dat laatste hebt u daarjuist eigenlijk al aangekaart. Het spijt mij dat de vragen soms dubbel gesteld worden. Zij dateren dan ook van meer dan een maand geleden.
Wat zal uw beleid zijn inzake de opvang van daklozen, in het licht van de niet-gebruikte opvangplaatsen in legerkazernes?
10.02 Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, op 16 december 2009 was mijn vraag over daklozenopvang tijdens de winterperiode zeer actueel. We zijn nu bijna een maand later en ze is nog altijd actueel. Het is nog altijd guur weer en bitter koud. Het sneeuwt en het vriest nog altijd, maar de regering is er nog altijd niet in geslaagd om de daklozen die dat wensen een bed, eten en drinken te bezorgen.
Tijdens de bespreking van uw beleidsnota in de commissie voor de Volksgezondheid, heb ik u gevraagd naar de stand van zaken omtrent de winteropvang van de daklozen. U hebt mij toen geantwoord dat u bezig was met de opstart van het project 'Hope in Stations'. U stond in contact met de welzijnsorganisaties die met de daklozen werken. Het was de bedoeling om de werking te coördineren en te verbeteren. U had ook 250 000 euro vrijgemaakt voor de winteropvang in vijf grote steden. Er was daarnaast het winterplan van uw collega van Defensie.
Dat winterplan werkt niet. Ik geef u een voorbeeld. In de kazerne in Helchteren, Limburg, zijn er twintig plaatsen ter beschikking. Er zijn geen aanvragen maar er zijn wel veel daklozen. Hoe komt dat nu? Ook het VVSG zegt dat het plan een maat voor niets is. De legerkazernes liggen te ver van de stedelijke centra verwijderd en bovendien rijst er een probleem van omkadering. De daklozen moeten worden begeleid en daar knelt natuurlijk het schoentje.
Vandaag worden 30 gezinnen in een overheidsgebouw aan de Kreupelenstraat opgevangen. Ik vind het een prachtig initiatief. Ik kan niet anders dan u hiervoor te bedanken en toe te juichen. Doch, het is een druppel op een hete plaat. Er blijven nog zoveel gezinnen over die deze nacht in de koude zullen zitten.
Alsof de koude nog niet genoeg is, loopt ook de bedeling van voedselpakketten mis. Tal van voedselpakketten van de BIRB geraakt niet tot de plaatselijke voedselbanken omwille van de zware administratieve procedure. Dit mag dan wel de bevoegdheid van de FOD Economie zijn, u, als staatssecretaris van Armoedebeleid, moet hierin tussenbeide komen. U hebt toch de bevoegdheid om dat te doen. Een voedselpakket lijkt mij nog altijd niet voor de rijken, maar wel voor de armen en alle mensen die het nodig hebben.
Ik wil u geen verwijt maken. Als ik zie wat u allemaal doet, dan kan ik niets anders dan zeggen dat u heel goed werk levert. Doch, wanneer zal de regering er eindelijk voor zorgen dat alle daklozen die dat willen in deze gure winterperiode een bed, eten en drinken krijgen?
Het is een uitzonderlijk strenge winter.
Ik vind toch dat de regering ervoor moet zorgen dat een paar honderden daklozen onderdak krijgen. Het gaat niet om duizenden, maar om honderden mensen.
Mijnheer de staatssecretaris, ik vraag dat u er samen met uw Vlaamse collega op aandringt dat de OCMW's voldoende middelen krijgen voor de organisatie van de gevraagde nachtopvang.
Plant u een overleg met de heer Van Quickenborne om de zware administratieve procedure met betrekking tot de voedselpakketten van het BIRB aanzienlijk te vereenvoudigen, zodat het eten ten minste bij de mensen geraakt, en niet alleen in de winter; maar in elk seizoen. Het BIRB stelt altijd voedselpakketten ter beschikking en men laat mij weten dat die pakketten niet altijd tot bij de armen geraken.
10.03 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, aangezien de opvang van daklozen voornamelijk de bevoegdheid is van de Gewesten, bestaan er geen gecentraliseerde statistieken die toelaten om het aantal beschikbare plaatsen in kaart te brengen. De opvang wordt in de drie Gewesten door een reeks van actoren en partners georganiseerd.
Het tekort aan opvangplaatsen doet zich vooral voor waar zich ook sommige mensen zonder papieren of asielaanvragers aanbieden, dus voornamelijk in de grote steden.
In het kader van mijn bevoegdheden, heb ik heel wat van de terreinorganisaties bijkomende financiële steun toegekend. Gedurende een jaar werden verschillende projecten in verband met daklozen gesteund voor een bedrag van 280 000 euro, via de winsten van de Nationale Loterij, bestemd voor armoedebestrijding. Een extra budget van 2 300°000 euro via de winsten van de Nationale Loterij werd vrijgemaakt om het aantal doorgangwoningen te verhogen waarin crisisopvang kan gebeuren. We hebben zopas nog een extra enveloppe vrijgemaakt van 250 000 euro om de winteropvang van daklozen te versterken in de grootsteden van ons land. Die middelen zijn vooral bestemd voor de samenwerking tussen het OCMW en de verenigingen.
Het winterplan van het leger is op 1 december 2009 van start gegaan. Op mijn initiatief werd er in oktober, dus ruim voor aanvang van de winter, een overleg met alle actoren op het terrein georganiseerd om de samenwerking nog beter te laten verlopen.
Het klopt dat, in tegenstelling tot Wallonië, Vlaanderen geen bijkomend budget heeft voor het transport en de omkadering van infrastructuur in de kazernes die door Defensie ter beschikking worden gesteld. Bij uitzondering en met de medewerking van de minister van Binnenlandse Zaken, is er een oplossing gevonden door de terbeschikkingstelling van minibusjes voor de civiele bescherming voor het transport. Tijdens de IMC Integratie in de Samenleving, gepland voor februari 2010, zal ik dat punt opnieuw ter sprake brengen bij mijn collega’s van de Gewesten.
Inzake de voedselhulp is mijn collega Sabine Laruelle bevoegd. Vóór de zomer heb ik haar al gecontacteerd om de problemen die zich op het terrein voordoen, te signaleren. Teneinde een oplossing te vinden voor de problemen, hebben er ook contacten plaatsgevonden tussen mijn kabinet, de Voedselbanken en het BIRB.
Niettemin, gezien de blijvende moeilijkheden hieromtrent, zal ik nogmaals mijn collega hierover interpelleren.
10.04 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, dank u voor uw antwoord. Ik heb echter geen antwoord gekregen op de vraag waarom het zeven jaar geduurd heeft eer men tot de vaststelling gekomen is dat de ter beschikking gestelde plaatsen binnen de legerkazernes in feite al zeven jaar op rij niet gebruikt werden. Nu pas wordt er een signaal gegeven om aan te geven dat er een aantal redenen zijn waarom we daar geen gebruik van maken. Wat is er in het verleden fout gelopen? Is er misschien geen behoefte aan geweest? Dat kan immers ook.
U verwijst naar een contact met uw collega’s. Mogen wij ervan uitgaan dat u verslag zult uitbrengen aan uw collega’s of is het de bedoeling dat wij zelf op eigen initiatief vragen stellen? Ik zou namelijk willen vermijden dat wij overbodige vragen stellen. Als u een overleg plant over een maand, heeft het immers geen zin dat wij over veertien dagen opnieuw een vraag stellen. Zult u verslag uitbrengen aan de commissie of moeten wij u gewoon op regelmatige basis aan het voorstel herinneren?
10.05 Staatssecretaris Philippe Courard: Ik probeer rapport uit te brengen.
La présidente: Je pourrais également proposer un mini-débat sur cette question, au moment opportun, d'ici un mois ou deux. Nous y penserons.
10.06 Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord, waaruit zoals altijd blijkt dat u uw uiterste best doet en dat u overleg pleegt, zowel met de gemeenschapsministers als met de andere ministers.
Ik wil mevrouw Laruelle bedanken omdat ze voor het BIRB samen met u een oplossing zal zoeken. Ik vind het een echte schande dat u naar Binnenlandse Zaken moet trekken om in vervoer te voorzien naar de legerkazernes die onder minister De Crem vallen. Die man steekt geen poot uit om te helpen bij de daklozenopvang of de omkadering ervan. Ik wil dat ook gezegd hebben. Wat de andere ministers betreft, ik kan niet anders dan hen te bedanken. We zijn wel in staat om het Europees voorzitterschap over te nemen over zes maanden, maar we zijn niet in staat om een paar honderden daklozen eten, drinken en een bed te geven.
Ik wil niet klagen over u, mijnheer de staatssecretaris, maar zeker en vast over een paar andere ministers die het niet waardig zijn minister te zijn.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les bâtiments de la gendarmerie d'Ixelles" (n° 17875)
11 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de rijkswachtgebouwen te Elsene" (nr. 17875)
11.01 Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, je reviens sur un dossier que j'avais évoqué devant votre prédécesseur et vous-même, à savoir la décision du Conseil des ministres du 20 novembre dernier portant sur la création de 850 places pour demandeurs d'asile, 450 places définitives déjà identifiées et 40 places temporaires supplémentaires.
Lors de ma question précédente concernant particulièrement le bâtiment situé dans la commune d'Ixelles que la Régie a mis à la disposition de la police fédérale – et je vous prie de m'excuser du caractère purement local de la question –, vous m'avez dit qu'il y avait eu un projet d'installation de demandeurs d'asile en nombre assez important et que ce projet a été abandonné pour des raisons de conformité des logements. J'entends dire à présent que l'accueil d'un nombre limité de familles serait tout de même programmé dans ce bâtiment.
Pouvez-vous faire le point sur le sujet? Combien de personnes seront-elles éventuellement accueillies sur le site et dans quelles conditions?
11.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Madame la présidente, cher collègue, comme vous le savez, le Conseil des ministres du 18 septembre a décidé de maintenir les appartements situés à Ixelles comme site potentiel pour 2010.
L'analyse de faisabilité doit se poursuivre. Momentanément, ce site ne fait pas partie de ceux qui doivent être aménagés par mon administration à très court terme. Je vous renvoie au Conseil des ministres du 17 décembre 2009. Pour rappel, il s'agit d'une septantaine d'appartements ou logements individuels.
Comme je l'ai dit à plusieurs reprises, on ne connaît pas avec certitude quels seront les besoins dans le futur. En outre, on connaît la situation de ce site et les difficultés qui y sont liées. Vous avez évoqué vous-même la nécessité de le restaurer, etc. Je confirme donc qu'il reste sur une liste de sites potentiels mais qu'il ne fait pas partie des priorités.
11.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie. Je constate que le bâtiment reste en "réserve".
Je rappelle la position particulière de ce bâtiment, à savoir sa proximité avec certains bâtiments de la police fédérale et de la réserve fédérale. Je pense que vous êtes conscient de la situation.
En tout cas, j'ai pris acte du fait que, dans l'immédiat, il n'y a pas de projet, mais que ce bâtiment pourrait, sous certains conditions, accueillir des demandeurs d'asile, ce qui ne serait pas, selon moi, une bonne solution.
L'incident est clos.
- mevrouw Sofie Staelraeve aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "bepaalde gevolgen van de regularisatie" (nr. 17884)
- mevrouw Sofie Staelraeve aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "bepaalde gevolgen van de regularisatie" (nr. 17885)
- Mme Sofie Staelraeve à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "certaines conséquences de la régularisation" (n° 17884)
- Mme Sofie Staelraeve au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "certaines conséquences de la régularisation" (n° 17885)
12.01 Sofie Staelraeve (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn beide vragen waren gelijk en komen nu hier ter sprake. Het gaat over een aantal gevolgen van de regularisatieoperatie die tot 15 december liep. Personen die worden geregulariseerd, hebben vaak, en zeker nu bij deze operatie, veeleer een procedure achter de rug van legaal verblijf, dan van illegaal verblijf en nu misschien, na regularisatie, opnieuw van legaal verblijf. Dat heeft gevolgen voor hun situatie na hun regularisatie. Zij moeten zich immers in orde brengen met de mutualiteit. Wanneer zij een onafgebroken periode van twee jaar of minder zonder rechten waren, moeten zij die bijdragen alsnog betalen.
Als OCMW-voorzitter werd ik geconfronteerd met een aantal gevallen waarin personen werden geregulariseerd en plots achterstallige bijdragen moesten betalen om in de toekomst met de mutualiteit in orde te zijn. Dat komt neer op 550 euro per jaar, in sommige gevallen voor twee jaar en dus een totaal bedrag van 1 000 euro. Het hoeft niet gezegd dat dat in hun situatie moeilijke of zelfs niet haalbaar is, te meer omdat het vaak gaat over personen die in eerste instantie bij het OCMW terechtkomen. Het OCMW heeft de plicht te voorzien in gezondheidszorgen en -voorzieningen. Dat is een basisrecht. Op basis van artikel 60 §5 van de OCMW-wet moet het OCMW ervoor zorgen dat de betrokkenen verzekerd zijn, aangezien dat een basisrecht is.
Zijn de OCMW’s van de plaatsen waar betrokkenen terechtkomen, verplicht de achterstallige bijdragen van de geregulariseerde personen op zich te nemen? Wat is uw oordeel? Hebt u weet van dergelijke gevallen? Ik ken er zelf zo’n twee of drie. Misschien zijn er nog meer signalen gekomen uit andere OCMW’s. Is daar binnen uw kabinet aan gedacht? Wat kan daarmee gebeuren?
Als de OCMW’s die facturen voor hun rekening moeten nemen, krijgen zij daarvoor een vergoeding van de federale overheid? Met andere woorden, zal de federale overheid de OCMW’s daarvoor compenseren? Is daarvoor in een budget voorzien? Zo niet, in welke andere opties voorziet u in die gevallen?
12.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, in antwoord op uw vragen, kan ik u het volgende meedelen.
Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening via het OCMW, dat hem in staat moet stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid. Dat principe geldt natuurlijk ook voor vreemdelingen die geregulariseerd zijn.
De maatschappelijke dienstverlening kan verschillende vormen aannemen. Het is aan het OCMW om, na het voeren van een sociaal onderzoek, in ieder concreet geval de meest geschikte vorm van maatschappelijke dienstverlening te verlenen. De dienstverlening kan dus ook bestaan uit het in orde brengen van de mutualiteit, met een eventuele tenlasteneming van achterstallige bijdragen. De reglementering inzake de terugbetaling van de kosten van maatschappelijke dienstverlening door de Staat bepaalt expliciet dat de kosten voor aansluiting en de bijdragen gestort aan een verzekeringsinstelling in het raam van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, door de Staat worden terugbetaald aan OCMW’s. Dat bepaalt artikel 3, § 1 van het ministerieel besluit van 30 januari 1995 tot regeling van de terugbetaling door de Staat, van de kosten van de dienstverlening door openbare centra voor maatschappelijk welzijn, toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en niet in het bevolkingsregister is ingeschreven.
De terugbetaling door de Staat van eventuele tussenkomsten in achterstallige bijdragen voor de mutualiteit is voorzien in de algemene enveloppe voor maatschappelijke dienstverlening.
12.03 Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de staatssecretaris, ik onthoud dat het aan het OCMW zelf is om te bepalen of het die tussenkomst doet. Het kan gefinancierd worden, waarvoor in een budget is voorzien. Dat is prima. Ik hoed mij er wel voor dat er nog veel van zulke gevallen zullen voorkomen. Daarom moeten we goed in het oog houden dat het aantal dossiers sterk zal stijgen, zodat vanuit de federale overheid op tijd kan worden opgetreden.
Het incident is gesloten.
13 Question de M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la sélection de personnel au sein des établissements de repos et de soins et des CPAS" (n° 17961)
13 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de personeelsselectie bij de rust- en verzorgingstehuizen en de OCMW's" (nr. 17961)
13.01 Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, cette question se situe à la frontière des champs de vos compétences et des compétences de la ministre de la Santé. Elle concerne la question de l'engagement du personnel de soins et du personnel infirmier dans les structures publiques, notamment dans des homes pour personnes âgées dépendant des CPAS.
Mon attention a été attirée en particulier du fait que je suis échevin à Watermael-Boitsfort en charge de la tutelle sur les CPAS. En effet, nous avons de grosses difficultés à trouver du personnel infirmier qui accepte de venir travailler dans les établissements publics, notamment en raison du statut et de l'attractivité de la fonction.
Alors que, par ailleurs, il est beaucoup question de chômage et de main-d'œuvre disponible en Belgique, nous en sommes parfois réduits à recruter du personnel infirmier en Roumanie ou dans d'autres pays afin de les faire venir travailler chez nous. C'est assez heurtant sur le plan des principes.
J'ignore si vous pourrez m'apporter une réponse concrète. J'imagine que non et que vous me renverrez en partie vers la ministre de la Santé, mais envers ces établissements de soins qui dépendent du secteur public, donc des CPAS, une réflexion devrait être menée quant à l'attractivité de la fonction de personnel de soin et de personnel infirmier, vu la pénurie à laquelle nous sommes confrontés.
Disposez-vous de chiffres sur ces pratiques d'appel à du personnel médical étranger dans les CPAS, hôpitaux et structures de soins publics?
13.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur Baeselen, j'aurais voulu vous donner des éclaircissements mais je n'ai pas de réponse à votre question. Je partage votre analyse sur la nécessité de trouver des sources de motivation tant les besoins sont importants mais, comme vous l'avez indiqué, la sélection du personnel au sein des établissements de repos et de soins des CPAS relève exclusivement de la compétence des Régions.
13.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je m'en retournerai dès lors vers la ministre de la Santé quant à la problématique de l'attractivité des professions de prestataires de soins et d'infirmier, en particulier dans les structures publiques.
La présidente: Il y a eu des débats sur ce point lors de la discussion budgétaire, en tout cas sur l'attractivité de la profession. Il y a beaucoup d'étudiants en soins infirmiers mais beaucoup moins qui travaillent. On constate donc toujours une pénurie en la matière en Belgique.
13.04 Xavier Baeselen (MR): On pourrait peut-être former quelques chômeurs!
La présidente: Le problème n'est pas de former des gens; il y a assez d'étudiants. Il y a beaucoup plus d'élèves ces dernières années dans les écoles. Il y en a en principe bien assez pour remplir les cadres mais ils arrêtent la profession peut-être à cause de sa pénibilité.
Het incident is gesloten.
14 Question de M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la fracture numérique" (n° 17962)
14 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de digitale kloof" (nr. 17962)
14.01 Xavier Baeselen (MR): Madame la présidente, je suis cette fois certain que M. le secrétaire d'État pourra m'apporter des réponses puisque c'est son projet.
Monsieur le secrétaire d'État, selon une étude de la Fondation Travail-Université, 25 % des jeunes de 16 à 25 ans ne se connectent jamais ou n'utilisent qu'occasionnellement l'internet. Il ressort également de cette étude que tous les publics, et non pas seulement les milieux défavorisés, sont concernés. Ce fossé numérique auprès des jeunes débouche sur un manque de préparation à ce que les entreprises exigent d'eux plus tard, tel qu'une aisance avec les e-mails, les logiciels, etc.
Dans cette optique, j'ai lu que vous aviez débloqué un budget de 600 000 euros dans un appel à projets afin de lutter contre la fracture numérique des 16-25 ans, groupe cible que vous avez choisi. Où en êtes-vous dans cet appel à projets?
Quels sont les projets potentiellement concernés? J'ai cru lire que les pouvoirs publics pouvaient éventuellement rentrer des projets. Cela signifie-t-il que les communes peuvent aussi le faire? Selon quelles modalités s'exécuteraient-ils?
14.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur le député, les résultats de l'étude sur les jeunes off line, dont vous faites mention dans votre question, m'ont effectivement interpellé.
Pour garantir l'intégration de ces jeunes dans la société, il est primordial de veiller à ce qu'ils aient la possibilité de développer les compétences numériques nécessaires à leur autonomie et à leur insertion dans le travail et la formation.
Dans le cadre du Plan d'action national contre la fracture numérique, je compte lancer, lors du premier trimestre 2010, un appel à projets destiné aux pouvoirs locaux et aux associations, afin de soutenir financièrement le développement des projets pilotes. Ceux-ci devront permettre aux jeunes défavorisés, en situation de quasi-déconnexion, de dépasser progressivement les limites de leur univers numérique pour devenir des utilisateurs avertis de la société d'information.
Je compte débloquer un budget de 600 000 euros pour cet appel à projets, qui aura pour public cible tant les jeunes de 12 à 24 ans, en situation de quasi-déconnexion que les parents qui n'ont pas ou peu de culture numérique, malgré les possibilités d'accès dont ils disposent. En effet, par ignorance ou crainte de l'usage d'internet, ceux-ci peuvent dresser des interdits, qui freinent l'apprentissage des nouvelles technologies de l'information des jeunes.
Au niveau des modalités, le SPP Intégration sociale est occupé à élaborer le cahier des charges de l'appel à projets et le formulaire de candidature qui seront ensuite largement diffusés auprès des opérateurs potentiels concernés. Ces documents seront aussi disponibles sur le site internet de l'administration.
14.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, vous confirmez que les administrations publiques, notamment les communes, pourraient éventuellement répondre à l'appel à projets. Elles pourront ainsi, partant de permanences en vue de la formation à internet, rentrer des projets.
Het incident is gesloten.
15 Question de M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le coût de l'accueil des demandeurs d'asile" (n° 17987)
15 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de kosten voor de opvang van asielzoekers" (nr. 17987)
15.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, le 30 décembre 2009, votre porte-parole avait indiqué que l'hébergement d'un demandeur d'asile dans un hôtel reviendrait moins cher – à savoir 30 euros par personne et par nuit – que dans un centre d'accueil, où la facture s'élèverait à 35 euros par personne et par jour.
L'accueil des demandeurs d'asile dans des hôtels – qui comprend le gîte et un chèque repas quotidien – aurait au total coûté 8 millions d'euros sur les 280 du budget annuel de Fedasil.
Monsieur le secrétaire d'État, confirmez-vous ces chiffres avancés par votre porte-parole concernant le différentiel entre accueil en centre et accueil à l'hôtel? En décembre 2009, combien de nuitées d'hôtel ont-elles été réservées pour l'accueil des demandeurs d'asile? Comment choisit-on les hôtels? Quelle est la procédure utilisée (par exemple, à travers un marché public)?
Pour en revenir à ma question sur les containers, quel est le coût moyen évalué par jour par demandeur d'asile pour ce type d'infrastructure et sur quels sites ces gens seront-ils installés? Je laisse tomber mes autres questions, auxquelles vous avez répondu précédemment.
15.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Cher collègue, il est exact que le coût d'un accueil en centre et en hôtel diffère, essentiellement en raison des services qui ne peuvent être offerts lorsque l'hébergement a lieu via un hôtel. La clôture de l'exercice 2009 n'ayant pas encore été finalisée, je me base sur les coûts de l'année 2008.
En 2008, le coût moyen des frais des demandeurs d'asile s'élève pour les structures collectives à 41 euros par jour. Il est à noter que les coûts moyens pour les structures collectives varient en fonction de leur capacité. Une structure plus grande verra son coût par personne être inférieur à une structure de plus petite capacité. Pour les structures individuelles, le coût s'élève à 35 euros par jour pour 2009.
En ce qui concerne le coût de l'hébergement d'urgence de certaines personnes via des hôtels, cela revient à 30 euros par personne par nuit. L'estimation des coûts s'élève à 5 896 000 euros. Le coût des chèques repas de six euros fournis à ces personnes est estimé pour 2009 à 1 684 000 euros. Le nombre des nuitées d'hôtel utilisées via le dispositif d'urgence pour loger des demandeurs d'asile durant le mois de décembre 2009 s'élève à 26 007.
Les hôtels avec lesquels l'agence collabore ont été sélectionnés sur base des critères suivants: tarifs, accessibilité, conditions d'hébergement offertes, continuité dans la mise à disposition des places. Suivant l'article 17, §2, 1c de la loi du 24 décembre 1993 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services, l'agence a fait appel aux services des soumissionnaires concernés sans procéder à un marché global eu égard à la situation d'urgence à laquelle elle était confrontée. Un dossier en vue de réaliser un marché global est aujourd'hui en cours de réalisation.
La finalisation de l'installation des modules préfabriqués sur les sites d'Aerendonk, Broechem, Kappellen, Sint-Truiden, Bovigny, Jodoigne, Pondrôme et Sugny est prévue pour début juillet. Le coût d'achat de ces modules sera pris en charge dans le budget de la Régie des Bâtiments, tel que prévu par le budget 2010 qui a été approuvé.
15.03 Xavier Baeselen (MR): Je remercie le secrétaire d'État pour sa réponse. Je note qu'actuellement, en ce qui concerne les nuitées réservées dans les hôtels, cela fonctionne au cas par cas dans le cadre d'une problématique d'urgence. Il convient effectivement de lancer un marché public pour ces nuitées.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Koen Bultinck aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de plannen voor een nieuw asielcentrum te Langemark-Poelkapelle" (nr. 18018)
16 Question de M. Koen Bultinck au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les projets d'aménagement d'un nouveau centre d'asile à Langemark-Poelkapelle" (n° 18018)
16.01 Koen Bultinck (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik kom even terug als streekparlementair met een vraag. In volle kerstvakantie kondigde de eerste minister nota bene via de lokale pers aan dat er een nieuw asielcentrum zou komen in de gesloten legerkazerne van Langemark-Poelkapelle, in de wijk Vijfwegen. Ik zou van u toch wel eens een definitieve stand van zaken willen krijgen en een formele bevestiging. Sinds de indiening van de vraag is er op dit ogenblik, na verloop van tijd, toch enige evolutie in het dossier waar te merken. Ik wil van u vandaag toch wel een aantal formele bevestigingen krijgen.
Ik hoop dat u ook, net als ik, akte genomen hebt van het feit dat er ondertussen een buurtcomité is opgericht in Langemark-Poelkapelle dat wel degelijk overgegaan is tot het organiseren van een petitie tegen de komst van het betrokken asielcentrum.
In tweede orde, voor zover mijn inlichtingen strekken, heeft de eerste minister himself met de lokale burgemeesters overleg gehad op 16 december, om inderdaad al die CD&V-burgemeesters ervan te overtuigen om toch maar in het plan in te stappen.
Maandagavond, op 11 januari, heeft Fedasil een infovergadering gehouden met de lokale mensen. Het zou interessant zijn dat het Parlement ook wat zicht krijgt op wat er juist door Fedasil is meegedeeld op die infovergadering.
Mijnheer de staatssecretaris, ik zou toch wel eens zicht willen krijgen op de grootteorde van het project. Voor zover mijn inlichtingen strekken, zegt men dat er daar vanaf 15 januari, vanaf vrijdag aanstaande plaats is voor 25 asielzoekers en vanaf eind februari zou er plaats zijn voor 100 asielzoekers. Voor zover mijn inlichtingen strekken zou na een aantal aanpassingswerkzaamheden wel degelijk voorzien zijn in 200 plaatsen.
Wat is concreet de stand van zaken?
Kunt u een formele bevestiging geven van het gerucht dat in de streek reeds zeer oud was, namelijk dat u, aan de hand van de eerste minister, daar bijkomende opvang gevonden hebt?
16.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, mijnheer Bultinck, in antwoord op uw vraag merk ik op dat er overeenkomstig de beslissing van de Ministerraad van 16 december 2009 in Langemark-Poelkapelle een door Fedasil uitgebaat, open opvangcentrum voor asielzoekers komt. U weet dat.
Het opvangcentrum zal half januari 2010 opstarten en aan een twintigtal bewoners opvang bieden. In een tweede fase kunnen er vanaf begin februari 2010 vijfennegentig bewoners terecht. Na een aantal aanpassingswerken zullen er nog eens honderd asielzoekers kunnen worden opgevangen.
De totale capaciteit is op 195 plaatsen geraamd.
Zoals door de Ministerraad werd goedgekeurd, werden voor het openen van het centrum te Langemark-Poelkappelle de volgende budgetten uitgetrokken. De waarde van het gebouw ten laste van het budget van de Regie der Gebouwen bedraagt 1 611 000 euro. Voor de inrichtingswerken werd 60 000 euro ingeschreven. Voor werken en investeringen, die voor de bijkomende plaatsen in de tweede fase noodzakelijk zijn, worden de kosten op 750 000 euro geschat. Het budget voor het personeelskrediet van Fedasil bedraagt 31,50 FTE. Voor het beheer van de 200 voorziene plaatsen wordt 1 153 851 euro ingeschreven.
In opvolging van de Ministerraad werd door de eerste minister contact opgenomen met de burgemeester van Langemark-Poelkapelle. Er werd een infovergadering georganiseerd tussen een vertegenwoordiger van de eerste minister, de burgemeesters van de gemeenten Langemark-Poelkapelle, Staden en Houthulst en Fedasil.
Intussen werd in samenwerking met verschillende gemeentebesturen en Fedasil een infobrief naar de buurtbewoners van de voornoemde gemeenten gestuurd. Er is ook een informatieavond gepland.
16.03 Koen Bultinck (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij krijgen nu eindelijk de formele bevestiging van de geruchten die sinds lang de streek rondgaan. Wij nemen dan ook akte van uw formeel antwoord.
Mijnheer de staatssecretaris, een aantal vragen van de lokale buurtbewoners blijft echter overeind. Ik zal u ter overweging één vraag meegeven. U kunt deze bijkomende vraag misschien meteen beantwoorden.
Is ook nagedacht over de vraag waar de kinderen van de betrokken kandidaat-asielzoekers – het gaat immers niet eens over mensen aan wie definitief asiel werd toegekend – school zullen lopen?
Het gaat over een vrij afgelegen, heel beperkte wijk, waar de schoolmogelijkheden vrij beperkt zijn. De lokale bewoners uit de betrokken wijk opperen dat de beperkte mogelijkheden een probleem zouden kunnen vormen.
Is er overlegd met de plaatselijke schooldirecties over voornoemd, heel essentieel probleem, met name om voor het schoollopen van kinderen van de betrokken kandidaat-asielzoekers een oplossing te vinden, onafgezien van de andere ongemakken die vermoedelijk zouden kunnen opduiken?
16.04 Staatssecretaris Philippe Courard: Ik heb momenteel nog geen antwoord op uw vraag.
L'incident est clos.
- de heer Roland Defreyne aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de mogelijke inrichting van een asielcentrum te Oostende" (nr. 18103)
- de heer Koen Bultinck aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de plannen voor een nieuw asielcentrum te Oostende" (nr. 18112)
- M. Roland Defreyne au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'aménagement éventuel d'un centre d'asile à Ostende" (n° 18103)
- M. Koen Bultinck au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les projets d'aménagement d'un nouveau centre d'asile à Ostende" (n° 18112)
17.01 Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik val met mijn vraag een beetje in herhaling, waarvoor mijn verontschuldigingen. Het is de derde keer dat ik u ondervraag over de mogelijke inrichting van een open asielcentrum in Oostende.
Toen ik mijn vraag stelde in de plenaire vergadering in oktober, wees ik u op de specifieke veiligheidsproblematiek van de stad Oostende, zoals die door professor De Ruyver beschreven werd in een rapport dat hij in opdracht van de stad had opgesteld. Vooral de aanwezigheid van de haven en de nabijheid van het Verenigd Koninkrijk zorgen in Oostende voor een specifieke problematiek van illegalen die geneigd zijn het Kanaal over te steken.
U antwoordde toen dat Oostende één van de pistes was die u onderzocht.
Op mijn vraag in de commissie, eind vorig jaar, antwoordde u dat u alleen nog wachtte op het verslag van de brandweer om een definitieve beslissing te kunnen nemen.
Mijnheer de staatssecretaris, ontving u het verslag van de brandweer al? Dergelijke verslagen laten soms een tijdje op zich wachten. Hebt u in dat verband contact kunnen opnemen met de plaatselijke autoriteiten om een vluggere afhandeling van het dossier te bekomen?
Ten tweede, indien u het verslag van de brandweer ontvangen hebt, is dat van aard om de gekozen locatie in Oostende af te voeren?
Ten derde, staat het inplanten van een asielcentrum in Oostende niet haaks op de inspanningen die uw collega, staatssecretaris Wathelet, moet leveren in de strijd tegen de transmigratie, namelijk het toenemend aantal illegalen dat vanuit Oostende het Verenigd Koninkrijk probeert te bereiken?
Ten vierde, erkent u dat de nabijheid van een haven met frequente verbindingen met het Verenigd Koninkrijk, Oostende voor eens en voor altijd als locatie van een open asielcentrum uitsluit?
17.02 Koen Bultinck (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, derde keer, goede keer, hoop ik.
Als twee bezorgde leden uit de betrokken streek u tot drie keer toe ondervragen, in deze commissie of in de plenaire vergadering, dan zou mogen worden verwacht dat het derde antwoord het goede is.
De feitelijke situatieschets die mijn collega al maakte, zal ik niet herhalen, maar ik denk wel dat het duidelijk was.
Inderdaad, in uw eerste antwoord zei u grosso modo dat Oostende een mogelijkheid is.
In uw tweede antwoord zei u dat u wacht op het verslag van de brandweer. Er bereiken ons enkele geruchten als zou het verslag van de brandweer negatief zijn.
Een eerste concrete vraag kan zijn: wat is de stand van zaken van het verslag van de brandweer? Is het advies van de brandweer positief of negatief? Kunt u ons vandaag een concrete stand van zaken geven?
Mijnheer de staatssecretaris, wanneer mogen we een definitieve beslissing van u verwachten?
Over hoeveel kandidaat-asielzoekers zou het gaan?
Zou de inschatting binnen West-Vlaanderen dan toch correct zijn dat Oostende in alle stilte afgevoerd wordt en dat uiteindelijk gekozen werd voor de piste Langemark-Poelkapelle? Ook daarop zou ik graag, indien mogelijk, een antwoord krijgen.
17.03 Staatssecretaris Philippe Courard: Mevrouw de voorzitter, ik heb hier het derde antwoord.
Ik kan slechts herhalen dat ik niet ongevoelig ben voor de specificiteit van Oostende als havenstad. Daarnaast noopt de overdruk in de opvang van asielzoekers er echter toe om alle alternatieven te onderzoeken.
In het brandweerverslag van 10 december staat:"Gelet op de vastgestelde talrijke, ernstige tekorten op de algemeen geldende brandveiligheidsnormen achten wij de gebouwen geenszins geschikt voor het inrichten van een asielcentrum".
Daaruit heeft Fedasil geconcludeerd dat de basisvoorwaarden voor een kwaliteitsvolle, permanente opvang niet waren vervuld. Fedasil heeft daarom de piste van het vakantiecentrum in Oostende verlaten.
17.04 Roland Defreyne (Open Vld): Dat was een zeer duidelijk antwoord, mijnheer de staatssecretaris, waarvoor mijn dank.
Mag ik daaruit besluiten, relaterend aan mijn stelling dat de problematiek in Oostende zeer specifiek is, gelet op de mogelijke transmigratie, dat Oostende als een mogelijke vestigingsplaats voor een open asielcentrum weinig geschikt is?
17.05 Staatssecretaris Philippe Courard: De situatie van Oostende als havenstad, alsook het brandweerverslag zijn elementen die tot de beslissing hebben bijgedragen.
17.06 Koen Bultinck (VB): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, u komt tegemoet aan de parlementaire vragen. De derde keer is inderdaad de goede keer, met zelfs voor de betrokken streek en voor Oostende een positief antwoord. Fedasil verlaat definitief de piste.
Af en toe blijkt toch dat het nuttig kan zijn als een aantal parlementsleden ministers lastig vallen met een aantal concrete problemen in hun streek. Hier werd met het aanzuigeffect in Oostende en het risico van de ligging tegenover Groot-Brittannië, naast het negatief advies van de brandweer, rekening gehouden. De piste wordt dus definitief verlaten. Voor de stad Oostende en de omliggende streek is dat een positief antwoord. Ik dank u voor uw antwoord dat niets aan duidelijkheid overliet.
Het incident is gesloten.
La présidente: Mme Dierick étant partie et n'ayant pas de nouvelles de M. Bonte, nous allons passer à M. Gilkinet.
18 Question de M. Georges Gilkinet au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la menace d'arrêt d'activités du Centre MENA d'Assesse" (n° 18278)
18 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de dreiging om alle activiteiten stop te zetten in het Centrum voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen te Assesse" (nr. 18278)
18.01 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, je voudrais vous entretenir de la menace d'arrêt des activités du centre pour mineurs non accompagnés d'Assesse, en province de Namur. Ce centre est une initiative originale d'accueil de qualité qui a permis depuis dix ans à des centaines d'enfants étrangers en danger de trouver une place dans notre société. La qualité du projet d'accueil est reconnue par tous, les contacts avec la population sont excellents, l'équipe est très professionnelle.
Il s'agit d'un partenariat original entre une commune rurale – ou plutôt son CPAS –, l'État fédéral avec Fedasil, ce qui vous concerne directement, la Communauté française avec le secteur de l'aide à la jeunesse et la Région wallonne via le fonds spécial d'action sociale que vous avez sans doute connu également au gouvernement wallon. Ce projet mérite d'être défendu, voire étendu à d'autres communes.
Aujourd'hui, l'avenir du centre MENA d'Assesse est incertain. Toutes choses restant égales par ailleurs, les réserves budgétaires seront épuisées d'ici deux ans. La commune annonce la remise de préavis à titre conservatoire pour décembre 2010 – vous voyez qu'on s'y prend assez tôt pour trouver une réponse – et la fin des activités en 2011 en l'absence de soutien supplémentaire des autorités subsidiantes.
Vous conviendrez que cela constituerait un grand gâchis sur le plan social et humanitaire d'abord et avant tout, mais aussi sur le plan économique et sur celui de l'emploi puisque 20 personnes et 14,5 équivalents temps plein sont concernés. Tout doit être entrepris en fonction des compétences des uns et des autres pour que cette belle aventure ne prenne pas fin.
Monsieur le secrétaire d'État, connaissez-vous la situation du centre MENA d'Assesse? Quel est votre diagnostic sur sa situation? Votre cabinet a-t-il eu des contacts récents avec l'équipe de ce centre MENA et le CPAS d'Assesse afin de faire le point sur la situation? Pour quelle raison ce contact est-il si difficile? On me dit qu'un courrier vous a été envoyé en date du 13 octobre 2009. Des contacts par mail ont été pris en décembre avec votre cabinet. Les personnes avec lesquelles je suis en contact, notamment la secrétaire du CPAS d'Assesse, affirment qu'elles n'ont eu aucune réponse, pas même un accusé de réception. C'est peut-être dû à la mise en place récente de votre cabinet mais cela mérite d'être tiré au clair.
Votre cabinet a-t-il cherché à entrer en contact avec la commune d'Assesse ou avec la Région wallonne dont le subside "action sociale" qui était effectif depuis de nombreuses années a été supprimé, ce qui a entraîné les nouveaux problèmes du centre?
C'est là le nœud du problème! Quel est le résultat de ces contacts? Allez-vous en prendre? Ont-ils débouché sur des perspectives de solution? Lesquelles?
Que pouvez-vous vous engager à entreprendre pour assurer l'avenir durable de ce beau projet? Est-il envisageable que l'État fédéral, vu les circonstances exceptionnelles, augmente son soutien financier à ce projet?
18.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur Gilkinet, le centre d'Assesse est actuellement financé par l'État fédéral à hauteur de 776 694,91 euros, soit 73 % du budget du centre. La Communauté française participe à ce budget à hauteur de 2 % (25 000 euros) et la Région wallonne, via le fonds spécial de l'aide sociale, à hauteur de 16 % (163 579,52 euros). Le reste est payé par le CPAS.
Le centre affirme être en difficulté financière à partir de 2011, en raison d'un changement dans les critères du fonds spécial de l'aide sociale.
À partir de 2010, selon ces nouveaux critères, seules les structures agréées pourront être financées comme lieux d'hébergement. Quoique cet objet ne relève pas de ma compétence, il me semble correct de financer les services reconnus via un agrément.
La question du centre d'Assesse m'est bien connue. J'ai été interpellé par les autorités concernées. En outre, mon cabinet a pris contact, la semaine dernière, avec le cabinet de Mme Tillieux, ministre en charge du Fonds de l'aide sociale, qui subsidie le CPAS. La concertation se poursuit afin de trouver une solution. Nous sommes prêts à organiser une concertation avec toutes les parties concernées: Communauté française, Région, CPAS.
Au vu de l'importante part de subventions fédérales dans ce projet, il semble difficile que le fédéral augmente sa contribution financière au projet pour pallier le manque de financement des autres entités. Par contre, il semble utile que la piste de la reconnaissance par la Communauté française, avec agrément des places concernées pour les jeunes, soit envisagée, afin de permettre une augmentation de financement par ce biais. J'interpellerai donc la ministre Huytebroeck, en charge de l'aide à la jeunesse à ce sujet et je me propose peut-être de prendre rendez-vous pour me rendre à ce centre d'Assesse. Il serait intéressant d'en effectuer la visite. Nous pourrons même le faire ensemble, si vous le souhaitez.
18.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, j'accepte l'invitation. Il faut effectivement mettre en œuvre une concertation le plus rapidement possible. Nous avons une à deux années devant nous, si l'on prend la fin théorique des préavis à titre conservatoire.
On peut se renvoyer indéfiniment la balle entre autorités subsidiantes. Vous n'êtes plus ministre à la Région wallonne mais le déséquilibre actuel provient clairement de la remise en cause d'un équilibre historique et d'une répartition de l'aide qui avait pourtant tout son sens. J'ai bien noté que vous avez pris contact avec Mme Tillieux.
Cette structure n'est peut-être pas agréée mais elle a toutes les caractéristiques d'une structure qui pourrait l'être au vu du professionnalisme dont fait preuve son équipe pédagogique.
J'espère que, sur la base de ces contacts que vous vous êtes engagé à prendre avec Mme Tillieux, une solution pourra être trouvée au niveau de la Région wallonne. Je vous invite réellement à informer l'équipe de ce centre MENA et le CPAS d'Assesse du fait que vous avez bien reçu le courrier et de votre initiative. Je m'engage aussi à les en avertir personnellement. Ceux-ci étaient très inquiets de ce silence radio. Ma question permet de rétablir le dialogue en la matière. Je suis persuadé que c'est le début d'une collaboration encore plus efficace.
18.04 Philippe Courard, secrétaire d'État: Madame la présidente, il n'est pas dans mes habitudes de reprendre la parole mais cela me semble important. On m'indique effectivement que la structure n'a pas l'agrément. J'ai du mal à le concevoir, étant donné que vous me dites qu'elle a toutes les caractéristiques pour l'avoir. Il faut donc que nous travaillions vraiment l'aspect "Communauté française". De fait, à partir du moment où l'on obtient l'agrément, une subvention régionale est automatiquement versée, ce qui pourrait solutionner le problème avant 2011.
Rediscutons-en ensemble. Je propose d'aller sur place pour voir comment nous pouvons œuvrer. Nous prendrons ensuite langue avec Mmes Tillieux et Huytebroeck pour trouver une solution car, comme vous l'avez indiqué, cela en vaut plus que la peine!
18.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, à mon avis, il faut connaître l'historicité du projet. Sa spécificité est avant tout d'être un projet reconnu par Fedasil dans le cadre des obligations de la commune d'accueillir un pourcentage de demandeurs d'asile; il est supérieur au taux que la commune devait recevoir, ce qui a suscité des subsides fédéraux, complétés pour les mineurs en danger par une aide de la Communauté française, secteur de l'aide à la jeunesse, sans agrément de la structure. La Région wallonne a accepté, historiquement – ce qui me semblait du bon sens par rapport à ses missions d'action sociale et à la dimension remarquable du projet – de le subventionner complémentairement.
C'est la réforme intervenue au niveau de la Région wallonne sur le fonds spécial d'action sociale, alors que vous étiez encore ministre et que M. Donfut était compétent en la matière, qui tout à coup exclut cette initiative remarquable d'un soutien wallon. Je me dis que c'est là qu'on peut trouver une solution à dépenses égales.
Ces subsides existaient depuis dix ans et rien n'a changé, toutes les évaluations sont positives et je ne comprends donc pas cette remise en cause du pouvoir wallon dès lors que tous les voyants sont au vert pour ce qui concerne la qualité du projet.
J'ai bien pris note de votre engagement à vous rendre sur place et à chercher des solutions. Je propose que nous prenions rendez-vous immédiatement pour passer à l'acte.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
19 Question de Mme Colette Burgeon au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "la mise à disposition de bâtiments de la Donation royale pour des sans-abri" (n° 18301)
19 Vraag van mevrouw Colette Burgeon aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de terbeschikkingstelling van gebouwen van de Koninklijke Schenking voor de opvang van daklozen" (nr. 18301)
19.01 Colette Burgeon (PS): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, le 18 décembre dernier, lorsque les premiers flocons de neige tombaient sur notre pays et qu'une première vague de froid s'installait, le Palais Royal annonçait qu'il mettait à disposition du gouvernement un bâtiment de la Donation royale. Ces anciens bureaux de la gendarmerie situés à Ciergnon devaient pouvoir accueillir quatorze personnes nécessitant un logement.
Près d'un mois après cette généreuse annonce, je m'interroge sur l'évolution de ce dossier. Il apparaît en effet que personne n'occupe encore ces bâtiments qui nécessiteraient, semble-t-il, de gros travaux d'aménagement.
Monsieur le secrétaire d'État, où en est le dossier? Une convention a-t-elle déjà été signée entre le fédéral et le CPAS de Ciergnon?
De quelle ampleur sont les travaux à prévoir pour que les bâtiments en question puissent enfin accueillir des personnes sans abri? Qui assumera financièrement le coût de ces travaux? Dans quel délai ces logements seront-ils enfin habitables?
19.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Madame Burgeon, je vous informe que des contacts ont été pris par Fedasil avec le CPAS de Houyet. Un projet de concession a été présenté afin qu'une ILA puisse être rapidement ouverte pour accueillir six demandeurs d'asile.
Après la visite de Fedasil et du CPAS sur place, une liste de travaux a été dressée. Étant donné que le logement est mis gratuitement à disposition du CPAS par la Donation royale et que le CPAS recevra un montant pour financer l'accueil – comme c'est le cas pour toutes les initiatives ILA –, il est normal que ces travaux soient exécutés par le CPAS. J'espère qu'ils pourront l'être dans les plus brefs délais et ce, en collaboration avec Fedasil si nécessaire.
J'ai personnellement appelé le bourgmestre de Houyet, M. Petit, pour lui demander de se diriger rapidement vers une solution, d'autant plus que des ressources financières seront mises à disposition de la commune. Il m'a promis de reprendre contact avec le CPAS et la Donation royale à cette fin.
Contrairement à ce qui avait été initialement annoncé, il s'agit aussi de bureaux et pas uniquement d'un espace réservé à l'habitat. Cela implique des investissements supplémentaires. Je pense qu'une solution équilibrée peut être trouvée mais il convient qu'elle intervienne dans les plus brefs délais.
19.03 Colette Burgeon (PS): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie de vos réponses. Si j'ai bien entendu, vous m'avez parlé de six personnes alors que j'en avais évoqué quatorze.
Par ailleurs, comme vous le savez, il ne suffit pas que les pouvoirs publics commandent des travaux à un entrepreneur. Ceux-ci avaient été annoncés pour l'hiver, mais je ne suis pas sûre qu'à ce rythme, l'objectif soit atteint dans l'immédiat.
Je regrette cet effet d'annonce. On avait l'impression que tout était prêt, qu'il suffisait d'appeler les six personnes en question et qu'elles auraient un toit tout de suite. Or ce n'est pas le cas!
Par ailleurs, vous ne m'avez pas donné de date. Je ne veux pas de date précise mais, à tout le moins, pouvez-vous me dire, en nombre de mois, combien de temps il faudra encore? Je trouve dommage qu'on donne des choses qui ne servent à rien immédiatement alors que le problème est l'urgence des situations et la nécessité de trouver une solution rapide pour beaucoup de gens.
19.04 Philippe Courard, secrétaire d'État: Je ne peux vous communiquer de date. Le problème qui se pose est le rejet de la responsabilité et de l'investissement entre la Donation royale, qui est propriétaire, et le CPAS.
Le second considère que la première en tant que propriétaire des lieux n'a qu'à exécuter les travaux. La première met gratuitement à disposition des lieux. Elle considère donc que le CPAS doit effectuer les travaux puisqu'il va en faire une ILA et qu'il bénéficiera du subside qui est relativement élevé. La logique est bonne des deux côtés. Il faut maintenant déterminer les montants nécessaires.
Ce que j'ai proposé à la commune, c'est d'avoir une espèce de garantie de la Donation pour une durée à long terme, ce qui permettrait de consentir quelques investissements et de pouvoir récupérer son argent.
L'investissement n'a pas encore été chiffré. À partir du moment où il y aura un accord, si la commune fait les travaux avec ses services ouvriers, cela peut aller relativement vite mais si elle fait appel à la procédure des marchés publics, cela prendra encore beaucoup de temps.
Je pense qu'il est tout à fait possible de négocier une solution à plus long terme. Si cela arrive plus tard, c'est dommage.
C'est mieux que rien. Encore faut-il se dépêcher, mais ce n'est pas de mon ressort, en dépit de ma bonne volonté.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 16.50 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.50 uur.