Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

Commission des Relations extérieures

 

van

 

dinsdag 12 januari 2010

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 12 janvier 2010

 

Matin

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 10.23 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Geert Versnick.

Le développement des questions et interpellations commence à 10.23 heures. La réunion est présidée par M. Geert Versnick.

 

01 Gedachtewisseling met de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over zijn zending naar de Democratische Republiek Congo en

- samengevoegde vragen van:

- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de toestand in de regio Congo-Evenaar" (nr. 17641)

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het Human Rights Watch-rapport over Oost-Congo" (nr. 17841)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het Human Rights Watch-rapport over aanvallen op burgers in Oost-Congo" (nr. 17857)

- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de uitspraken van de Congolese regering over Karel De Gucht op 6 januari" (nr. 18136)

- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de relatie tussen Congo en Karel De Gucht" (nr. 18141)

- de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de 'viering' van de 50e verjaardag van de onafhankelijkheid van Congo" (nr. 18184)

- de heer Francis Van den Eynde aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het standpunt van België over de kritiek van de Veiligheidsraad met betrekking tot het optreden van de MONUC in Congo en de houding van het land ten overstaan van het conflict in het oosten van het grondgebied" (nr. 18185)

- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het bezoek van de minister aan Congo" (nr. 18217)

- de heer Georges Dallemagne aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de oorlogsmisdaden en de misdaden tegen de menselijkheid in Oost-Congo" (nr. 18218)

- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de uitspraken van de minister van Buitenlandse zaken Tambwe van de DRC" (nr. 18223)

- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de aanhoudende onrust in het Kungu-gebied in de provincie Zuid-Ubangi" (nr. 18224)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de aanstaande zending van de minister naar Congo" (nr. 18225)

- de heer Roel Deseyn aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de relaties tussen het Koninkrijk België en de DRC" (nr. 18231)

- mevrouw Hilde Vautmans aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "het bezoek van de minister aan de Democratische Republiek Congo" (nr. 18236)

01 Échange de vues avec le vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur sa mission en République démocratique du Congo et

- questions jointes de:

- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la situation dans la région Congo-Equateur" (n° 17641)

- M. Wouter De Vriendt au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le rapport de Human Rights Watch concernant l'Est du Congo" (n° 17841)

- Mme Hilde Vautmans au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "le rapport de Human Rights Watch sur les attaques de civils dans l'Est du Congo" (n° 17857)

- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les déclarations du gouvernement congolais à propos de Karel De Gucht le 6 janvier" (n° 18136)

- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les relations entre le Congo et Karel De Gucht" (n° 18141)

- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la célébration du 50e anniversaire de l'indépendance du Congo" (n° 18184)

- M. Francis Van den Eynde au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la position de la Belgique concernant les critiques émises par le Conseil de sécurité à propos de l'intervention de la MONUC au Congo et l'attitude du pays à l'égard du conflit dans l'est du territoire" (n° 18185)

- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la visite du ministre au Congo" (n° 18217)

- M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les crimes de guerre et crimes contre l'humanité à l'Est du Congo" (n° 18218)

- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les déclarations de M. Tambwe, ministre des Affaires étrangères de la RDC" (n° 18223)

- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les troubles persistants dans la région Kungu en province du Sud-Ubangi" (n° 18224)

- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la mission prochaine du ministre au Congo" (n° 18225)

- M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les relations entre le Royaume de la Belgique et la RDC" (n° 18231)

- Mme Hilde Vautmans au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la visite du ministre en République démocratique du Congo" (n° 18236)

 

De voorzitter: Collega’s, er waren zeer veel vragen over Congo die al een tijdje hangend waren. Ik heb met de minister afgesproken dat wij in het licht van zijn reis naar Congo een gedachtewisseling met hem zouden hebben in de geest van de gedachtewisseling die wij hebben met de eerste minister voor een Europese top.

 

De minister zal een korte inleiding geven en ik stel voor dat daarna de leden het woord nemen om hun ideeën naar voren te brengen.

 

Zo kan de minister de meningen die in het democratisch verkozen Parlement worden vertolkt meenemen op zijn missie. Wij hebben ook afgesproken dat er – eveneens in de geest van wat wij doen na een Europese Top – bij de terugkomst van de minister van zijn missie een debriefing zal zijn waar hij een aantal dingen kan zeggen.

 

Collega’s, het spreekt voor zich dat de minister – die een goed jager is – niet op jacht gaat met de fanfare voorop en dat hij de doelstelling van zijn missie niet in gevaar zal brengen door zware publieke verklaringen af te leggen. U moet daar begrip voor hebben. Ik heb in elk geval mijn begrip daarvoor reeds getoond aan de minister. Uiteraard zal hij wel ingaan op een aantal aspecten.

 

Er is een hele groot aantal vragen ingediend. Ik stel voor dat wij die vragen als dusdanig laten voor wat zij zijn en dat elke fractie een redelijke tijd krijgt om het woord te voeren in het debat zodat iedereen zijn ideeën kan ontwikkelen. De fracties kunnen intern afspreken wie het woord neemt. Laten wij echter afspreken dat wij de betogen niet ellenlang maken, collega’s. Een kernachtige boodschap is beter, meen ik, dan een ellenlang betoog. Ik durf er dus voor te pleiten de zaken kernachtig te houden en niet in repetitieve stijl te beginnen over zaken die andere collega’s reeds hebben behandeld.

 

01.01  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, wordt van dit debat een verslag opgemaakt? Dat is mijn eerste vraag.

 

De voorzitter: Ik meen dat het het beste is dat er een verslag van wordt gemaakt.

 

01.02  Herman De Croo (Open Vld): Ik vind dat ook beter. Er wordt toch een reeks vragen behandeld.

 

De voorzitter: Er wordt een integraal verslag opgemaakt.

 

01.03  Herman De Croo (Open Vld): Er wordt een integraal verslag gemaakt? Dat is goed.

 

Mijn tweede vraag is een vraag van nederigheid. Als ik na alle andere vraagstellers het woord mag krijgen, ben ik tevreden.

 

Ik heb eerder al gezegd dat Herman Van Rompuy en ikzelf allebei nederig zijn. Hij verbergt het wel beter.

 

De voorzitter: Zijn wij het eens over deze wijze van behandeling? Er is een integraal verslag omdat de vragen in het debat behandeld worden, maar om niet vraag na vraag te hoeven behandelen stel ik voor dat wij het in globo doen.

 

Ik stel voor dat de minister in zijn introductie eerst een aantal zaken zegt en dat wij dan kijken wie het woord wenst te nemen in het debat.

 

01.04  Dirk Van der Maelen (sp.a): Het is de regel dat dit gebeurt in de volgorde dat de vragen gesteld zijn.

 

01.05  Herman De Croo (Open Vld): Daarna moet er ook gelegenheid zijn voor anderen.

 

De voorzitter: Als laatsten, ik weet het. Ik stel evenwel voor de vragen te groeperen, familie per familie, met maximaal een minuut of tien per fractie, anders krijgen wij hier een debat dat onvermijdelijk uitdijt.

 

Monsieur le ministre, je vous donne la parole pour un exposé introductif.

 

01.06 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mijn betoog zal kort zijn.

 

Ik heb met deze oefening ingestemd — het Parlement is uiteraard de baas — om de vragen over Congo te verzamelen zodat ik er kan naar luisteren. Ik hoop dat men niet te veel vragen zal stellen, want men zal gefrustreerd zijn door het gebrek aan antwoorden. Wie ernstige of belangrijke vragen heeft, kan daar later nog op terugkomen. Een week voor mijn vertrek naar Congo wil ik als minister vooral luisteren, niet alleen naar vragen maar ook naar overwegingen die de parlementaire vertegenwoordigers als belangrijk beschouwen met betrekking tot die reis.

 

Ik herinner nogmaals aan het viertal objectieven met betrekking tot die reis. U kent mijn bijzondere situatie als kersvers minister van Buitenlandse Zaken. Het wordt dus vooral een kennismakingsbezoek. Ik wil vermijden dat ik in juni, naar aanleiding van de herdenking van de onafhankelijkheid, voor het eerst voet op Congolese bodem zet. Ik vind het belangrijk om kennis te maken. Een tweede belangrijke doelstelling is de ordentelijk voorbereiding van dat bezoek. We mogen die herdenking niet kapen, het is in de eerste plaats een aangelegenheid van de Congolezen. Natuurlijk schept men, in het licht van de geschiedenis, tegenover België een aantal verwachtingen om die gelegenheid tot een gunstig moment te laten ontwikkelen.

 

Voor alle duidelijkheid, ik wil het zien als een vriendschapsbezoek. Ik wil de normalisatie van onze betrekkingen op een duidelijke manier illustreren. Het bezoek zal sober verlopen, maar wel met de positieve ingesteldheid om met betrokkenen te spreken, zowel met degenen binnen de politieke wereld als met anderen, uit de niet-politieke wereld, die nuttige zaken kunnen vertellen.

 

Tot slot, de reis brengt mij niet alleen naar Congo maar ook naar Rwanda en Burundi.

 

Een aantal elementen van toenadering zal hoe dan ook nog beter aan mij uitgelegd worden ter plaatse, zodat ik kan aanvoelen welk het gehalte daarvan is. België vindt het alvast aanbevelenswaardig om mee te maken dat landen daar op zoek gaan naar een betere verstandhouding en een beter gezamenlijk begrip van de manier waarop zij een aantal problemen kunnen oplossen.

 

Natuurlijk heb ik ook een aantal deliverables in mijn hoofd, zoals dat in het politiek jargon heet. Ik zou wel wat resultaten willen boeken. Ik heb in de gesprekken met mijn partners duidelijk aangegeven dat ik een relatief pragmatische man ben die altijd geïnteresseerd is in goede toespraken of een hartelijk onthaal, maar eigenlijk vooral ook geïnteresseerd is in concrete stappen. U moet mij dat echt niet kwalijk nemen, maar op enkele dagen voor mijn afvaart zal ik geen inventaris maken van wat dat allemaal zou kunnen inhouden.

 

Mijnheer de voorzitter, liever dan te moeten veronderstellen dat we dat vooraf moeten dicteren, maak ik een afspraak met u om na mijn terugkomst mee te delen wat mijn aanpak uiteindelijk heeft opgeleverd.

 

Vervolgens nog een kort woord over de fameuze vraagstukken rond stijl en de manier van spreken. Ik heb eerlijk gezegd het gevoel dat wij goed aandacht moeten hebben voor de inhoud. Er zijn enkele analyses gemaakt die relatief streng zijn ten opzichte van de situatie in dat land. Ik vind het belangrijk om te onderstrepen dat de analyses, ook de recente analyses gemaakt door de Europese Commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking, voor een belangrijk stuk gebaseerd zijn op feitelijke gegevens. Wij mogen niet vergeten dat sommige analyses, ook al doen zij soms pijn, sterk gebaseerd zijn op de realiteit.

 

Ik zou niet willen dat men de indruk wekt dat het gesprek over de stijl in de weg staat van de vaststelling dat er, zowel tussen de observatoren die niet eerst en vooral een politieke verantwoordelijkheid dragen, zoals Human Right Watch, en anderen, en degenen die een politieke verantwoordelijkheid dragen, grote meningsverschillen bestaan over de ernst van een aantal situaties en de ernst waarmee naar dat stuk van de wereld moet worden gekeken. Degenen die vandaag zeggen dat men dat op verschillende manieren kan vertellen en dat men op verschillende manieren kan omgaan met die informatie en die communicatie, moeten niet in verschillende kampen worden geplaatst wanneer het gaat over de draagwijdte van de analyse.

 

Wel wil ik, zonder het al te veel te formaliseren, erkennen dat het mijn vaste overtuiging is, vanuit mijn verantwoordelijkheid van minister van Buitenlandse Zaken, dat men heel aandachtig moet zijn voor de manier waarop een en ander wordt aangekaart, de manier waarop de gesprekspartners worden geconfronteerd met bepaalde realiteiten.

 

Ik heb immers het gevoel dat, wanneer de stijl in de weg staat van de inhoud, er minder vruchtbaar werk kan worden geleverd. Meer moet u er niet achter zoeken.

 

Recent hebben sommigen ter zake gereageerd en van hen hoorde ik dat wij van iedereen, ook van de Congolese overheden, mogen verwachten dat zij zo evenwichtig mogelijk op uitspraken en analyses moeten reageren. Zij moeten ook erkennen dat uitspraken en analyses één zaak zijn en dat men bij het trekken van de gepaste conclusies maar beter een bepaalde reserve en voorzichtigheid in acht neemt.

 

Mijnheer de minister, veel meer zal ik vandaag ter inleiding niet geven. Mijn bedoeling is immers vooral te horen welke overwegingen de commissieleden mij willen meegeven. Ik zal nog de kans krijgen om te reageren. Indien er specifieke vragen zijn, zal ik trachten erop in te gaan. Ik voel echter aan dat onze oefening vooral een oefening van debriefing ten aanzien van mijzelf is. Ik zal dus met grote aandacht luisteren.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw inleidende uiteenzetting.

 

Voor degenen die ons wat later hebben vervoegd herhaal ik dat dit debat plaatsvindt in het kader van een briefing/debriefing. Wij houden de volgorde van de vragen aan, maar ik vraag om per politieke familie te groeperen en niet al te veel uit te weiden.

 

(…): (…)

 

01.07  Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, voor de voormalige minister van Landsverdediging, “Sans famille” is een boek van Hector Malot.

 

Ik neem aan dat elke fractie mag tussenkomen?

 

De voorzitter: Uiteraard, maar ik heb daarnet gevraagd om dat kernachtig te doen.

 

Collega’s, dit is een van de slechtste zalen qua akoestiek. Gelieve niet te veel persoonlijke gesprekken te voeren of dat eventueel buiten te doen. Anders wordt het zeer moeilijk om het debat te organiseren.

 

01.08  Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je tiens d'abord à vous remercier de votre brève intervention et de votre démarche, étant donné les relations intenses entre nos deux pays. Votre positionnement est extrêmement respectable, je tiens à le souligner. Vous vous impliquez auprès du peuple congolais, mais aussi, plus généralement, auprès des populations des Grands Lacs, puisque vous allez visiter le Burundi et le Rwanda. Au-delà des horreurs qui sont perpétrées dans l'est et l'ouest du Congo, on lit que les politiques ont pris le parti de privilégier un réchauffement entre les deux pays, qu'il soit vrai ou feint. Le réchauffement des relations entre ces pays est essentiel. Et nous devons l'encourager.

 

Monsieur le président, plusieurs députés ont été sollicités par le CNCD qui a préparé un nouveau rapport relatif à la situation politique des Grands Lacs. Il conviendrait d'auditionner les membres de cette plate-forme après le voyage du ministre des Affaires étrangères. Ces personnes accomplissent un excellent travail, et ce serait donc une manière de les en remercier.

 

Ma question porte sur la situation à l'ouest du Congo. En décembre 2009, vous aviez envoyé un communiqué de presse en réaction à des annonces faites par des groupes politico-militaires, tels que l'Apareco. Il avait été dit que la Belgique allait envoyer des renforts pour aider le président Kabila. Puis, vous avez envoyé un communiqué démentant cette rumeur.

 

Le 1er décembre 2009, une dépêche de l'AFP expliquait que plus de 92 000 personnes avaient fui les violences intercommunautaires qui avaient éclaté à la fin du mois d'octobre dans le nord-ouest de la RDC. Selon un décompte du ministère congolais de l'Intérieur, cité par le HCR, au total 54 000 personnes se sont réfugiées au Congo-Brazzaville, auxquelles s'ajoutent 38 000 déplacés internes.

 

Selon les déclarations du HCR, relayées par l'AFP, si les réfugiés qui sont au Congo-Brazzaville ont reçu l'assistance, les déplacés internes sont toujours sans assistance.

 

Monsieur le ministre, en tenant compte de la désinformation ambiante, pourriez-vous nous communiquer les dernières informations reçues par vos services? Envisagez-vous d'avoir une parole forte dans le cadre de votre déplacement sur ce qui se passe à l'ouest de la RDC? Dans l'affirmative, quelle sera la nature de votre message sans, bien entendu, faire de déclaration antérieure à votre déplacement? Peut-être, pourriez-vous donner votre point de vue sur la situation? Avez-vous pu avoir des entretiens avec votre homologue ou des représentants de la RDC en Belgique?

 

En ce qui concerne la situation à l'est, il serait important, lors de vos déplacements, de tenir compte des derniers rapports internationaux, notamment faisant état du pillage des ressources naturelles dans cette région et des violences, entre autres sexuelles, qui perdurent, hélas, surtout dans le Sud-Kivu. De nouveau, même s'il importe d'avoir une parole respectueuse à l'égard de vos interlocuteurs congolais, il serait intéressant de faire le point sur la situation à l'Est et, étant donné le réchauffement des relations avec le Rwanda, d'examiner si de nouvelles opérations sont envisagées avec le Rwanda pour ce qui concerne évidemment la question des FDLR et de la démobilisation?

 

01.09  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik heb zeer veel begrip voor uw discretie voorafgaand aan een belangrijk bezoek aan Congo en ik heb ook respect voor uw stijl in de veronderstelling dat u de overtuiging deelt dat we dringend resultaten moeten bereiken en een ernstig gesprek moeten voeren.

 

Ik heb een aantal vragen ingediend, die hier op de agenda staan, dus ik hoop daar toch een antwoord op te krijgen. Zo vraag ik naar een overzicht van de contacten die er al geweest zijn met de Congolese autoriteiten, waarbinnen het aspect van de mensenrechten aan bod kwam. Op die vraag zou ik dus toch graag een antwoord krijgen.

 

Alles in acht genomen, mijnheer de minister, vind ik wel dat u in uw inleiding nogal vaag gebleven bent. Ik denk echter wel dat de deplorabele toestand van de mensenrechtensituatie ernstig is en veel parlementsleden hebben daar vragen over. Wij willen daarom graag peilen naar uw intenties en overtuigingen ter zake. U noemt uw bezoek een “vriendschapsbezoek” en dat baart me toch wel wat zorgen, eerlijk gezegd. Daarom wil ik u vragen voldoende ambitieus te zijn.

 

01.10 Minister Steven Vanackere: Ik vind het een belangrijke wending. De eerste vergadering die ik als minister van Buitenlandse Zaken met u heb gehad, een maand geleden, heeft mij de kans gegeven om uitdrukking te geven aan mijn grote afschuw over de humanitaire situatie en de zaken die daar gebeuren. Ik wil echt veronderstellen dat de parlementsleden van mij niet verwachten dat ik dat herhaal elke keer wanneer ik naar de commissie kom, opdat men mij niet zou verwijten dat ik daarover niets zeg. Op dat vlak denk ik dat ook wij een duurzame relatie moeten opbouwen. Ik ben uiteraard, met u, bezorgd om die situatie, maar als u dat alleen maar gelooft als ik het elke maand herhaal, dan is er ook een probleem.

 

Mijnheer De Vriendt, ik weet dat u het niet hebt willen zeggen om mij in de hoek te duwen, maar gebruik nu niet het woordje vriendschapsbezoek om te zeggen dat wij over Congo gesproken hebben en dat ik nalaat om nog eens opnieuw mijn afschuw te uiten. Ik vind in het Parlement een sterke collectieve overtuiging, die Kamerbreed wordt gedeeld. Wij moeten niet telkens opnieuw proberen om het hardst te zeggen hoe erg het allemaal is. Ik vraag uw verschoning en uw begrip voor het feit dat ik graag wil doorgaan en voortgaan op hetgeen vorige maand ook al verklaard werd.

 

Mijnheer de voorzitter, ik vind het belangrijk om ook qua stijl met elkaar afspraken te maken.

 

De voorzitter: Ik denk dat het voor de zakelijkheid en de degelijkheid van de debatten inderdaad belangrijk is dat wij onthouden wat vroeger al werd gezegd. Ik heb ook alle collega’s opgeroepen om niet repetitief te zijn.

 

01.11  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik heb veel begrip voor uw opmerking, maar ik heb wel een aantal vragen geagendeerd staan, waarbij ik onder meer vraag naar uw standpunt inzake de mensenrechtensituatie. Mijn vraag staat geagendeerd, waarop u eigenlijk een nonantwoord hebt gegeven, want u bent daarop niet ingegaan.

 

Ik begrijp de discretie, voorafgaandelijk aan een bezoek, maar dat neemt niet weg dat mijn vragen op de agenda staan en ik hoop daarop toch een antwoord van u te krijgen. Dat kan misschien in een tweede ronde, daar heb ik geen enkel probleem mee.

 

De voorzitter: De minister zal op het einde van de verschillende uiteenzettingen zijn antwoord geven.

 

01.12  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik denk dat wij nu bij de kern van de zaak zijn, namelijk dat het debat over Congo een debat over de mensenrechtensituatie is, nu zeer actueel in Oost-Congo.

 

Ik had mijn vraag in december ingediend, in navolging van een hele reeks debatten die wij hier hebben gevoerd over de opportuniteit van de steun van de MONUC, de vredesmacht van de VN, aan de militaire operatie van het Congolese regeringsleger, met name Kimia II.

 

U kent het standpunt van mijn fractie. Wij staan daar nogal weigerachtig tegenover, in navolging van een hele reeks rapporten van ngo’s, Human Rights Watch enzovoort.

 

In december hebben wij een volgend rapport van Human Rights Watch ontvangen waarin opnieuw wordt gepleit voor de stopzetting van de steun door de VN aan het Congolese regeringsleger, omdat er opnieuw sprake is van heel wat mensenrechtenschendingen.

 

Vandaar mijn vraag, mijnheer de minister. Er is een nieuw feit, een nieuw rapport, een nieuwe beschrijving van de situatie. Wat is uw reactie als minister? Blijft u bij uw standpunt? Wat is de nieuwe situatie? Er is immers een nieuw mandaat van de MONUC. Hoe zullen de komende maanden verlopen? Blijft de kans bestaan dat de VN steun zal verlenen aan Congolese militaire operaties waarbij, zoals wij in het verleden hebben gezien, de kans op mensenrechtenschendingen groot is.

 

Mijnheer de minister, ik wil ook peilen naar het Belgisch standpunt dat werd ingenomen ten tijde van de heronderhandeling van het MONUC-mandaat. Ik heb een persmededeling van de Belgische regering zien verschijnen waarin staat dat nu veel meer aandacht naar de bescherming van de burgerbevolking gaat. Ons grootste punt van kritiek is hoe dat in de afgelopen is georganiseerd. Kunt u meer toelichting geven? Bij het vorige mandaat was het ook de bedoeling dat de burgerbevolking zou worden beschermd. Nu is er een nieuw mandaat. Wat zijn de harde garanties dat het deze keer echt wel in de goede richting kan gaan en de bescherming van de burgerbevolking in Oost-Congo deze keer wel prioriteit zal zijn.

 

Kunt u ook toelichting geven of op internationaal niveau wordt gesproken over een waarachtige, humanitaire interventiemacht in Oost-Congo?

 

Een tijd geleden lag voornoemd voorstel op de politieke tafel. Nu deemstert het naar mijn aanvoelen enigszins weg. Misschien hebt u echter meer zicht op een en ander.

 

Ik herhaal mijn geagendeerde vraag. In welke mate hebt u met uw Congolees ambtgenoot en met de Congolese autoriteiten al contact gehad over de mensenrechtenschendingen door het Congolees leger in Oost-Congo? Kunt u een overzicht geven? Ik ben ervan overtuigd dat u bekommerd bent, maar op welke manier hebt u die bekommernis al kunnen overbrengen aan Congo? In dat verband kreeg ik graag een gedetailleerd feitelijk overzicht.

 

Mijnheer de voorzitter, ik rond af.

 

Wij hebben tijdens de plenaire vergadering een debat gevoerd over het nut en de efficiëntie van ontwikkelingssamenwerking ten opzichte van Congo. U bent niet de minister van Ontwikkelingssamenwerking. Ik hoop niettemin en mag veronderstellen dat ook de corruptie bij de besteding van gelden van de ontwikkelingssamenwerking tijdens uw bezoek aan Congo aan bod zal komen.

 

Wij hebben eerste minister Leterme tijdens de plenaire vergadering op een aantal gestelde vragen horen antwoorden. Wat is echter uw standpunt en reactie in uw hoedanigheid van minister van Buitenlandse Zaken?

 

Wij kennen allen het debat. Enerzijds is er de bekommernis om het feit dat het geld goed moet worden besteed. Anderzijds zou een streven naar een boycot of blokkage van onze ontwikkelingssamenwerking de lokale bevolking zeker niet ten goede komen. België is en blijft een belangrijke partner in het gebied. Vanuit een humanitaire bekommernis moeten wij dan ook heel voorzichtig te werk gaan.

 

01.13  Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik neem aan dat het een korte inleiding was om ons warm te maken. Ik denk dat de interesse er alleszins is, gelet op de vele aanwezige collega’s.

 

Mijnheer de minister, voordat we met concrete vragen en punten komen, zou ik graag een iets bredere analyse van u krijgen. Het is essentieel dat u, alvorens u voor de eerste keer naar Congo gaat, uw analyse met de commissie deelt. Kunt u ons uw inzichten kenbaar maken? U zegt dat het een vriendschapsbezoek is, maar vrienden moeten elkaar ook de waarheid durven te zeggen. Wij hopen dat u dat ook ter plaatse zult doen. We zouden dus heel graag van u eerst een analyse van de situatie op het terrein krijgen.

 

Ten tweede, ik zou graag iets meer concrete gegevens ontvangen over uw reisprogramma. U vertrekt op 18 januari, over zes dagen. Ik denk dat er toch een ontwerpprogramma klaar moet zijn. Wie zult u zien? Wanneer? Zult u alleen mensen van de regering zien of ook mensen uit de civiele maatschappij? Ik heb ooit op een kabinet gewerkt, dus ik weet hoe het in zijn werk gaat. Ik weet ook dat het programma altijd nog wijzigt op de laatste minuut, zelfs ter plaatse. We kennen president Kabila allemaal en we weten dat hij u zal laten wachten tot op het laatste moment om u een datum en een uur te geven en om dat zelfs meermaals te verschuiven. Ik hoop dat het u niet overkomt, maar het is alleszins mijn ervaring dat het heel vaak wel zo verloopt. Ik zou graag zien dat u uw concrete reisprogramma kenbaar maakt, hier in de commissievergadering.

 

Een tweede punt is de viering van 50 jaar onafhankelijkheid. U hebt terecht gezegd dat u de viering niet wil kapen. Het moet in de eerste plaats een viering van de Congolezen zelf zijn. Op een gegeven moment hebt u een tip van de sluier opgelicht. U zegt dat België misschien wel om een input zal worden gevraagd. Ik heb dan de concrete vraag of er eventueel in financiële middelen of organisatorische bijstand voor de Congolezen bij de viering wordt voorzien. Is daarnaar gevraagd? Hebt u daarvoor iets op zak, wanneer u zich als kennismaking naar Congo begeeft?

 

Ten derde wil ik vandaag het verslag van Human Rights Watch aankaarten. Ik heb ook aan de voorzitter gevraagd om dat verslag hier in detail te bespreken en om eventueel vertegenwoordigers van Human Rights Watch eens uit te nodigen. Het is een heel uitvoerig rapport, dat weinig goeds belooft. Ik zou heel graag de reactie van de minister horen op het verslag, op de feiten in het verslag en op de punten die Human Rights Watch aankaart. In relatie daarmee, wil ik u vragen hoe de gesprekken verlopen inzake het mandaat van de MONUC. Ook dat is een essentiële vraag, voordat u zich voor de eerste keer naar Congo begeeft.

 

Ten slotte hebt u ons gevraagd welke punten voor ons belangrijk zijn. Wel, voor ons is het heel belangrijk dat u de werking van de instellingen in Congo aankaart.

 

Een goede werking van de instellingen is belangrijk voor de opbouw van een staat, zeker als men financiële middelen geeft. En dat laatste doet België via hulp van staat tot staat, wij bieden ook ontwikkelingshulp via de ngo's en multilaterale steun. Ik dring er bijgevolg op aan dat u de kwestie, net zoals de corruptie aankaart.

 

Ten tweede, het respect voor de mensenrechten is heel belangrijk. U onderstreepte ten aanzien van Wouter De Vriendt dat u daar uiteraard om bekommerd was. Ook ik blijf daarop hameren. Die prioriteit mag niet uit het oog worden verloren en moet elke keer ter sprake worden gebracht bij elk contact op elk moment u daartoe de kans krijgt.

 

Een derde punt dat moet aangekaart worden, betreft de werking van het Congolose leger, wat toch sterk gelinkt is met ons land. Defensie levert inderdaad heel wat inspanningen om onder meer het Congolese leger op te leiden, en we stellen nu vast dat er nog steeds heel wat misdrijven gepleegd worden door het regeringsleger, alsook door andere legers. De werking van het leger en de betaling van de militairen, die hoe goed opgeleid ze ook mogen zijn, toch aan het muiten slaan wanneer ze hun soldij niet krijgen, zijn essentieel. België heeft daar al heel veel tijd en middelen ingestoken, dus dat punt is het echt wel waard om ter sprake te worden gebracht.

 

Ten vierde moet het seksueel geweld tegen vrouwen aangekaart worden. Een paar jaar geleden ben ik drie keer in één jaar in Congo geweest met minister De Gucht en minister Charles Michel. Met Artsen Zonder Grenzen ben ik daar het rebellengebied ingetrokken en ik heb daar samen met Kris Smet, u wel bekend, heel veel gesprekken gevoerd met jonge meisjes die gedurende maanden verkracht waren. Dat blijft heel erg bij. Er is daar bijna een seksuele genocide bezig tegen de vrouwen, en dat is echt afgrijselijk.

 

Ten vijfde en dit is misschien minder bekend, is er het feit dat de genitale verminkingen – ik heb dat ooit aangekaart in een lang gesprek met Kabila - opgang maken in Congo. In tegenstelling tot vroeger toen het fenomeen onbestaand was, is het de voorbije jaren aan een opmars toe, ook in Congo. Wij moeten dat punt aankaarten, want het kan niet dat vrouwen voor het leven verminkt worden.

 

And last but not least, heb ik nog twee heel belangrijke punten voor ons. Zult u de situatie van de ngo’s aankaarten? Congo glijdt momenteel af naar een misprijzen voor de werking van de ngo’s. Ik geef u een citaat van de Congolese minister en regeringswoordvoerder Lambert Mende in zijn vrije tribune: "In deze neokoloniale kruistocht heeft De Gucht bondgenoten gevonden: een zootje ngo’s, waaronder Human Rights Watch.” Ik vind het niet gepermitteerd dat een regeringslid zich zo laatdunkend uitlaat over ngo’s. Men eist er zelfs de doodstraf voor voorzitters van ngo’s volgens een bericht van 6 januari jongstleden.

 

Ik hoop dat u alleszins de wijze waarop Congo met de ngo’s omgaat, aankaart.

 

Tot slot herhaal ik wat ik vorige week op tv gezegd heb. Wij waren een beetje ontgoocheld door de lauwe reactie op de uitspraken van Karel De Gucht van Belgische zijde. Ik vraag u om als Belgisch minister van Buitenlandse Zaken bij uw Congolese gesprekspartners de manier waarop men er heeft gereageerd op de uitspraken van onze Belgische eurocommissaris en het feit dat hij het land niet meer binnen mag, aan te kaarten. Het is gepast dat een land verdedigt dat zijn landgenoten zich vrij mogen verplaatsen naar een ander land. Wij staan niet zomaar los van Europa; wij zijn een deel van Europa. Ik vraag u formeel om dat punt ter sprake te brengen bij uw gesprekspartners.

 

01.14  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik wil mij eerst aansluiten bij uw verklaring. Het is inderdaad belangrijk om niet in herhaling te vallen. Wij hebben met uw voorganger vorig jaar in oktober een belangrijk debat gevoerd. Hij heeft toen ook uitgebreid over Congo gesproken. Heel veel van wat ik tot nu toe heb gehoord, zijn herhalingen. Ik meen dat het van belang is om daarop de aandacht te blijven vestigen, maar het zijn punten waarvan wij weten hoe u er zelf tegenover staat. Anderzijds hebben wij ook met u al over Congo gesproken, mijnheer de minister, maar het is het eerste globale debat over Congo. Het is dus ook belangrijk om uit uw mond te horen dat u op een en ander bevestigend antwoordt, maar het is inderdaad onze taak om dat niet te herhalen.

 

Sinds eind oktober is er toch een aantal nieuwe elementen. Ik wil vooral op de elementen van de mensenrechten ingaan. Collega Dirk Van der Maelen zal straks ook andere thema’s naar voren brengen. In het VN-rapport van december werd een aantal belangrijke aspecten behandeld. Ik zou daarop graag terugkomen. Uit het rapport van december 2009 van de VN-groep van experts blijkt heel duidelijk dat de Kimya II-operaties tegen de FDLR niet het verhoopte resultaat hebben opgeleverd, maar tot meer humanitair leed hebben geleid. Uit een recent, uitgebreid rapport van Human Rights Watch blijkt ook dat niet alleen FDLR, maar ook FARDC zich opnieuw massaal schuldig hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen.

 

Ik heb zeer concrete vragen voor u. Op welke manier hoopt België bij te dragen tot de pacificatie van de Kivuprovincies? Welke inspanningen zal België leveren om eindelijk te zorgen voor een functionerende, verantwoordelijke en transparante veiligheidssector in Congo? Ik hoop dat u zeer duidelijk hierop zult antwoorden. Ik wil dat benadrukken. Ik vraag van u de politieke moed om hierop effectief en concreet te antwoorden. In hetzelfde rapport werd ook duidelijk hoe de netwerken van FDLR tot in Europa uitgedijd zijn. Ik wil dus ook zeer concreet vragen welke actie België zal ondernemen om op te treden tegen de vanuit België opererende FDLR-leden.

 

Misschien is het een bevoegdheid die niet specifiek bij u gesitueerd is maar eerder bij uw collega’s binnen de regering, maar ik meen dat het belangrijk is dat België actie onderneemt tegen de FDLR-leden die in België opereren.

 

U weet dat tal van waarnemers blijven herhalen dat het democratisch gehalte van het huidige regime volledig is verdwenen. Journalisten worden vervolgd, het leger gedraagt zich bijzonder brutaal en zoals door collega’s gezegd worden politieke vrijheden aan banden gelegd en overheerst corruptie ieder officieel handelen.

 

Mijn vraag aan u als minister van Buitenlandse Zaken is dan ook of het in deze omstandigheden opportuun is om het budget voor ontwikkelingssamenwerking te verhogen. Is dat niet het verkeerde signaal? Ik wil daar uw standpunt over kennen. Daarbij aansluitend, wat zal uw boodschap zijn bij uw bezoek aan Kinshasa? Ik ga ervan uit dat u de corruptie en de verschuiving naar een steeds autoritairder regime zult aankaarten. Mijn vraag is echter vooral of er voorwaarden zullen worden gesteld voor verdere steun tijdens uw gesprekken? Dat is een zeer concrete vraag die ik u hierbij stel.

 

01.15  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, mijnheer de minister, ik wil mijn betoog opbouwen in vier punten.

 

Ten eerste, mijn collega’s hebben verwezen naar waarnemers en organisaties die hun evaluatie van de situatie in Congo beschreven hebben. Zij hadden het zowel over de aanpak van de problemen in Oost-Congo als over het intern politiek en sociaal economisch functioneren van het land.

 

Ik meen te mogen vaststellen dat er tussen ons en u een consensus is dat de situatie in Congo niet in de goede richting geëvolueerd is sinds de verkiezingsperiode van 2005-2006. Mijn eerste vraag is dus of ik het goed heb begrepen dat wij allen het erover eens zijn dat het in Congo niet de goede kant uitgaat?

 

Ten tweede, mijnheer de minister, wil ik het volgende meegeven. Ik wil niet noodzakelijkerwijs nu een reactie van u horen, maar ik sta er wel op dat ik uw reactie hoor na uw terugkomst. Ik vind dat de regering twee fouten heeft gemaakt.

 

De eerste fout is het nu opdrijven van onze bilaterale hulp. Ik meen dat het op 21 december 2009 was dat Charles Michel een nieuw samenwerkingsprotocol met Congo ondertekende. Het nu opdrijven van onze bilaterale hulp aan Congo is een fout signaal.

 

De beschrijving van de situatie — bijvoorbeeld door Walter Zinzen, een paar dagen geleden in De Standaard — duidt erop dat de regering hoe langer hoe meer trekken van Mobutisme krijgt, namelijk alle macht centraliseren, het Parlement muilkorven — het is niet toevallig dat de voorzitter van het Parlement net werd geëlimineerd — en alle tegenstanders terroriseren, angst aanjagen.

 

Welnu, volgens Walter Zinzen zijn er ook enkele gezonde tegenkrachten in het land. Het zijn volgens mij die gezonde tegenkrachten die nu, wegens het opdrijven van de hulp vanuit Brussel, in de houding van onze regering het signaal lezen dat België het eens is met de manier waarop Kabila en zijn regime het land aan het besturen zijn. Dat is een heel gevaarlijk signaal. Het zou kunnen leiden tot een verwijding tussen België en wat ik de “gezonde krachten” noem, op wie ook ik mijn hoop op vestig om van Congo een beter bestuurd land te maken waar het voor de bevolking beter is om te leven.

 

Dat is de eerste fout die werd gemaakt. Pleit ik, met sp.a, voor een afbouw van die hulp? Nee! Maar ik zou bijvoorbeeld gezegd hebben dat wij het bedrag van 65 miljoen euro aan jaarlijkse hulp aanhouden, maar dat die fondsen anders worden gericht. Walter Zinzen beschrijft het als volgt: als men nu geld geeft aan de Congolese regering, mag men er zeker van zijn dat een groot deel van dat geld verdwijnt in de zakken van degenen die het daar nu voor het zeggen hebben.

 

Na Walter Zinzen te hebben gelezen pleit ik ervoor om het geld naar die gezonde krachten te richten. Die moeten we ondersteunen. Collega Vautmans heeft voorgelezen hoe de heer Mende denkt over ngo's. Hij noemt het neokolonialisme, omdat die ngo's weerstand bieden tegen de dictatoriale lijn.

 

De tweede fout, mijnheer de minister, is dat wij Congo de indruk hebben gegeven dat wij afstand nemen van de, volgens mij, heel normale reactie van de Europese instanties. De zeer lauwe reactie van Yves Leterme in de plenaire vergadering van vorige week staat tegenover de ferme reactie van de Europese instellingen. De heer Barroso en mevrouw Ashton hebben gezegd zich te scharen achter de positie die Karel De Gucht heeft ingenomen.

 

Collega Vautmans heeft naar de lauwe reactie van onze eerste minister in de Kamer verwezen en ook zij betreurde die. Die lauwe reactie was heel fout. Vele waarnemers beschrijven de veranderde situatie van de Congolese regering, de laatste twee jaar. Zij herhalen het vroegere spel van Oost-Westtegenstellingen, maar nu doen de Chinezen mee. Van hen krijgen zij ook middelen maar de Chinezen stellen minder voorwaarden. Bijgevolg pikt de Congolese regering niet alles meer van de Europeanen.

 

België heeft met zijn heel laag soortelijk gewicht, of met zijn 65 miljoen euro aan jaarlijkse hulp, geen invloed op de Congolezen. Dat heeft het echter wel als het eensgezind met de Europese Unie aan Congo een signaal geeft. Wij mogen niet de indruk wekken dat België een andere positie inneemt. Het Europees soortelijk gewicht, op het vlak van jaarlijkse hulp, is 1 miljard euro. Onze 65 miljoen euro maakt niet veel indruk in Kinshasa. Achter die 1 miljard euro staat een groter politiek gewicht.

 

Tot slot, mijnheer de minister, uit uw reactie blijkt dat u de dialoog met Congo wil openhouden. Dat willen wij ook. Ik heb het Kamerdebat over ons beleid ten opzichte van Congo, eind jaren tachtig nog meegemaakt. Ik heb het gevoel dat we van die film een remake beleven.

 

Een waarin de regering blijft herhalen de dialoog met Congo te willen openhouden. Ik vrees echter voor het resultaat. Het is een les — overigens niet alleen in verband met Congo, maar zelfs breder — dat geld geven aan een land dat slecht wordt bestuurd, geen zin heeft. Dit heeft geen gevolg. Tussen 1960 en 1990 heeft België 260 miljard Belgische frank gegeven aan Congo en wij hebben gezien wat wij begin jaren ’90 hebben gevonden, namelijk een puinhoop. Het heeft dus geen zin om geld te geven aan een land met een slecht bestuur

 

Wil ik dan zeggen dat wij Congo moeten laten vallen? Nee, ik wil zeggen dat wij er alles aan moeten doen om in Congo goed bestuur te brengen. Ik vrees dat het verhaal van het openhouden van de dialoog, het verhaal dat u brengt, terwijl Europa zich kritisch opstelt ten overstaan van Congo, zal leiden tot een herhaling van hetgeen tussen 1960 en 1990 is gebeurd, namelijk dat wij geld geven, dat het effect daarvan niets gaat zijn en dat het Congolees volk zal blijven lijden onder de situatie die veroorzaakt wordt door het slecht bestuur van de Congolezen en onze lamlendige houding ten overstaan van dat slecht bestuur.

 

01.16  Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de minister, u had het daarstraks tijdens uw inleiding over het feit dat wij u naar Congo stuurden met de elementen die wij u meegeven. Neem mij niet kwalijk dat ik met de deur in huis val. Ik stuur u echter niet naar Congo.

 

01.17 Minister Steven Vanackere: ik heb ook niet beweerd dat u mij hebt gestuurd.

 

01.18  Francis Van den Eynde (VB): Neen, maar u zei: “U stuurt mij naar Congo.” Ik zal u verklaren waarom ik u niet stuur. Jawel, u hebt voorgaande uitdrukking gebruikt. Ik zal u echter uitleggen waarom ik u niet stuur.

 

Ten eerste, ik stuur u niet, omdat het niet het juiste ogenblik is om een vriendschapsbezoek te brengen – ik zal het straks over het woordje “vriendschap” hebben – aan een land dat nog maar pas met veel poeha en erg plechtig heeft medegedeeld dat het aan een voormalig – in een recent verleden – minister van Buitenlandse Zaken en huidig, Europees commissaris de toegang zal weigeren, omdat hij te kritisch is en zich bovendien heeft gepermitteerd om het vrij serieus te beledigen.

 

Onze reactie is heel slapjes. Wij aanvaarden het voorgaande zonder meer. Ik ben blij vandaag te horen dat de partij van de heer De Gucht hem ook verdedigt. Vorige donderdag in de Kamer stonden de heer Van der Maelen en ik immers alleen op dat front.

 

Wij blijven niettemin doen alsof onze neus bloedt en laten wij in feite een niet onbelangrijke landgenoot in het gezicht spuwen. Dat is immers wat er is gebeurd.

 

Ten tweede, u kunt het wel een vriendschapsbezoek noemen. De vriendschap lijkt mij echter heel eenzijdig, zeker in het licht van wat ik daarnet heb toegelicht. Het is ook een erg dure vriendschap. Wij investeren immers massa’s geld en verhogen het budget ter zake nogmaals met 10 miljoen euro per jaar. Wij investeren bijna 80 miljoen euro, of meer dan 3 miljard Belgische frank per jaar, in een land dat zelfs niet duldt dat een landgenoot van ons zich ook maar enigszins kritisch over het aldaar heersende regime uitlaat.

 

Ten derde, het is niet de eerste keer dat ik dit zeg, maar ik heb de indruk dat heel het verhaal van “wij zijn de specialisten van Centraal-Afrika en wij hebben de knowhow” langs geen kanten klopt.

 

De heer Van der Maelen heeft geen ongelijk wanneer hij zegt dat wij sinds 1960 massa’s geld in Congo hebben geïnvesteerd en dat het nooit heeft gerendeerd. Ik heb het dan over rendement voor het land zelf. Het gaat niet over winst voor ons, want ik vrees dat er bij ons wel bedrijven winst hebben uitgehaald, maar dat is een ander verhaal.

 

Na de moerlemei van de onafhankelijkheid was er het Mobutisme. Dat was een kleptocratie. Toen kwam Kabila senior. Ik herinner mij nog dat, toen hij zijn lange mars aanvatte van Oost-Congo naar Kinshasa, hij meedeelde dat, wanneer hij in Kinshasa de macht zou hebben, alle politieke partijen zouden zijn toegestaan. Hij was pas aangekomen en het was al niet meer waar. Sindsdien is het van kwaad naar erger gegaan. Na de vader kwam de zoon en het gaat niet beter.

 

Wij hebben daar een leger op de been helpen te zetten dat zich vreselijk misdraagt. Wij kunnen daar, met andere woorden, niet veel doen. Wij zijn niet bij machte om daar iets te doen.

 

Wij moeten dat stilaan beseffen en op dat vlak een andere politiek volgen, niet om de inwoners in hun miserie te laten zitten. Wij moeten nu eenmaal vaststellen dat wat wij de afgelopen vijftig jaar hebben gedaan, een dikke flop is geworden. Het wordt tijd om het geweer van schouder te veranderen en het anders aan te pakken.

 

01.19  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie de venir nous exposer quelle sera, dans ses grandes lignes, la philosophie de votre voyage au Congo la semaine prochaine.

 

Tous les voyages pour cette destination sont délicats pour chaque ministre belge des Affaires étrangères. Et la situation est particulièrement difficile aujourd'hui. Vous venez d'entrer en fonction; je comprends donc très bien votre pragmatisme et votre prudence.

 

Permettez-moi de vous livrer quelques réflexions personnelles sur nos relations avec le Congo. Il faut bien admettre que ce pays vit aujourd'hui l'une des situations les plus dramatiques que nous puissions imaginer.

 

Hilde Vautmans a évoqué le sort des femmes; il faut aussi souligner celui des enfants. Le dernier Global Hunger Report montre que la malnutrition au Congo est la plus grave au monde. Quel que soit le regard que nous portons et quels que soient les indicateurs, cette situation est insupportable. Nous avons colonisé ce pays, et nous y avons investi des dizaines de milliards de francs, puis des centaines de millions d'euros. Ce problème extrêmement grave concerne de près l'histoire et l'avenir de nos relations.

 

Votre voyage au Congo n'a de sens que parce que le principe de responsabilité et de protection doit encore et toujours prévaloir. Ce principe international doit être appliqué prioritairement par nous au Congo. Au-delà des attitudes pragmatiques ou arrogantes, nous devons conserver cela en ligne de mire. Il n'y aurait plus de raison que nous entretenions des relations avec ce pays si nous devenions incapables de protéger sa population et de l'extraire du martyre qu'elle endure depuis tant d'années.

 

Évidemment, la marge de manœuvre est difficile entre la complaisance et l'arrogance. Mais nous devons tenter de poursuivre un dialogue politique extrêmement fort avec le gouvernement congolais et ne jamais accepter ce qui se passe là-bas. Sinon, nous en serions aussi responsables.

 

J'apprécie beaucoup que la Commission européenne ait pleinement soutenu les propos de notre ancien ministre des Affaires étrangères, qui n'a fait qu'exprimer ce que tout le monde perçoit. Et vous l'avez rappelé. Je n'admets pas qu'on l'ait traité de raciste; c'est totalement intolérable.

 

Pour prendre quelques thèmes, la situation à l'est du Congo a été discutée récemment au Conseil de sécurité. Elle exige que nous adoptions de nouvelles méthodes pour obtenir enfin des résultats en termes de protection des citoyens congolais. C'est pourquoi nous devrions aborder de nouveau la question de l'engagement européen dans une force humanitaire. J'avais exposé cette idée avec quelques collègues, et le gouvernement belge l'avait soumise ensuite à ses partenaires européens. Malheureusement, elle est restée lettre morte. Cependant, nous ne devons pas désespérer. Le passé a démontré la valeur de l'expertise européenne en ce domaine et a prouvé que nous pouvions faire la différence, comme ce fut le cas dans l'Ituri avec Artémis.

 

Le voyage que la commission a fait au Conseil de sécurité l'année passée à New York a montré que, étant donné les caveats que s'imposaient les troupes de la MONUC présentes dans l'est du Congo, nous ne pouvions pas attendre de modification radicale en termes d'engagement pour protéger les civils, quel que soit le mandat qu'aurait conféré le Conseil de sécurité à l'Europe.

 

Ensuite, j'aurais voulu parler de la situation dramatique dans l'Équateur. D'après les communiqués que je reçois et les rapports des ONG et du HCR, elle continue de se détériorer. Des combats entre groupes ethniques continuent d'être livrés. Les organisations humanitaires n'ont pas accès à ces territoires. Or il importe de mettre un terme aux règlements de compte et aux tueries. Il faut aussi voir quelle réponse la Belgique apportera à l'appel du HCR relatif aux réfugiés arrivés au Congo-Brazzaville et dont la situation est très préoccupante.

 

Sur la gouvernance, je ne répéterai pas ce que mes collègues ont dit. Nous ne pouvons pas tolérer ce dérapage complet du processus démocratique qui a mis à l'écart le parlement, la société civile, les syndicats et les ONG au profit de la mise en place d'un pouvoir très autoritaire à Kinshasa.

 

Quant à notre coopération, je suis favorable à une politique d'engagement. Ce n'est pas parce que le Congo traverse une telle situation que nous devons nous retirer. Au contraire, nous devons poursuivre notre travail. Et je me félicite que la coopération ait été augmentée, pourvu qu'elle soit aussi efficace que possible. Je me réjouis du choix des secteurs. L'aspect environnemental ne doit cependant pas être négligé. Je rappelle que la forêt du Congo est l'une des rares forêts tropicales quasiment intactes. La Belgique peut apporter une expertise en ce domaine.

 

Enfin, il est temps que nous recevions un rapport complet sur notre coopération militaire. Il importe de savoir dans quelle mesure elle a permis d'éviter des crimes de guerre et contre l'humanité, tels que ceux que rapportent les rapports d'Human Rights Watch. Ma dernière remarque portera sur la nécessité de poursuivre les responsables de ces crimes. Il s'agit de savoir jusqu'à quel point la MONUC a été impliquée dans des opérations au cours desquelles ces crimes de guerre ont été commis.

 

01.20  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de vice-eerste minister, Congo is natuurlijk een zeer belangrijk dossier, misschien wel het belangrijkste dossier van onze Belgische diplomatie. Het is inderdaad niet verstandig om boude verklaringen te doen, zeker niet vlak voor een Congoreis, maar dat kan voor ons geen excuus of alibi zijn om daarover als volksvertegenwoordigers niet enkele bezorgdheden uit te drukken.

 

Het dossier heeft een historiek, dus het zou ook niet heus zijn u hier vandaag met vragen te bestormen en van u hele analyses en gedetailleerde antwoorden te verwachten, om de redenen die u hebt geschetst, en ook omdat we precies vorig jaar, in 2009, hebben gewerkt aan het kaderakkoord, waarin wij engagementen hebben genomen voor ontwikkelingssamenwerking. Het is goed dat wij op geregelde tijdstippen zo’n discussie voeren, als het kan samen met minister Michel, uw collega bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking.

 

Het is ook niet juist dat de mensenrechtenschendingen die door de ngo’s worden gesignaleerd, nieuw zijn. Terwijl het akkoord werd voorbereid, in de periode april-december, werden reeds in juni meldingen gemaakt van grove schendingen. U bent dus zeker niet plots met nieuwe feiten geconfronteerd, waarvoor u vandaag met een instantoplossing zou moeten komen. De analyses zijn niet zo recent, maar dat neemt niet weg dat ze, gezien hun belangrijkheid, de blijvende aandacht van het Parlement en de regering moeten genieten.

 

Wij hebben vorige week dinsdag in de commissie het follow-upverslag gehad met betrekking tot de millenniumdoelstellingen. Het zou goed zijn om ook in dat verband aan de bevoegde minister een aantal vragen over Congo te stellen. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid, die aan de beide ministers moet kunnen worden voorgelegd.

 

Het dossier heeft dus een historiek. We hebben ook een gewicht op de internationale scène. We hebben bij onze bezoeken met de commissie aan New York uit de gevoerde gesprekken kunnen afleiden dat wij iets betekenen, dat wij worden geroemd en gewaardeerd, vooral voor onze expertise. We zullen onszelf daardoor niet overschatten, door te denken dat we nog een grote macht of mogendheid zijn. Dat zou precies de verkeerde insteek zijn, maar wij hebben daar wel een zekere invloed, die alleen kan worden uitgeoefend wanneer wij daarvoor partnerships op internationale fora kunnen opzetten. Daarom zijn we in onze fractie – dit is opgepikt door onze ministers – de idee zeer genegen dat alle stakeholders betrokken in het Congodossier, op de verschillende administratieve niveaus, rond de tafel worden gebracht. We moeten altijd goed beseffen dat we als België alleen de lead kunnen nemen voor bepaalde thema’s of in bepaalde dialogen als wij de links met de EU-27 maximaal ontwikkelen.

 

Ik verwijs naar het betoog van Jonathan Beynon in de bijzondere commissie Globalisering, die sprak namens de economic governance and budget support unit van de Europese Commissie.

 

Hij heeft toen dat de Europese Commissie geenszins haar gewicht mocht overschatten om druk uit te oefenen op de regeringen van partnerlanden. Hij sprak dan voor de Europese Unie met 27 en relativeerde daarmee een en ander op mondiaal niveau.

 

Enerzijds is het goed bewust te zijn van de context waarin we spelen en anderzijds heel expliciet de ambitie te formuleren om de lat hoog te leggen wanneer het gaat over dossiers van corruptie, ethische insteek, mensenrechten enzovoort. Hoe zal men dat dan aanpakken? Men kan dan een beetje lijden onder een bepaalde stijl die men hanteert, hoewel men van onze ministers en van Europese commissarissen kan verwachten dat zij de zaken op gezette tijdstippen naar voor brengen en zich verantwoorden tegenover de vertegenwoordigers van het volk.

 

Net zoals de Europese Commissie mag men niet meteen de handen van Congo aftrekken of de budgetten spectaculair verminderen of in dergelijke retoriek vervallen. Ik was daar bevreesd voor, toen ik vorige week collega’s daarover hoorde. Dat zou geen teken van bezorgdheid zijn voor het Congolese volk en de acute noden waarmee dat wordt geconfronteerd; die noden moeten maximaal gelenigd worden. Wij zijn nu op zoek naar een opening voor een zo verstandig, matuur en volwassen mogelijke dialoog, precies om iets te kunnen doen voor de inwoners.

 

Als men hier een dialoog met een regime verwerpt en wil werken met de ngo’s als zeer belangrijke partner, moeten die toch altijd gepatroneerd worden door een overheid en gelegitimeerd door het volk ter plaatse. Die moeten wij onvermijdelijk als zeer belangrijke of eerste gesprekspartner blijven beschouwen, want zij zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor de binnenlandse veiligheid, zonder dewelke een ontwikkelingsproject zeer moeilijk is en men niet kan ingaan op de reële noden op velerlei domeinen van de lokale bevolking.

 

Het is een enorm complexe opdracht. We moeten formele en informele actie ondernemen om een breed politiek en diplomatiek initiatief op gang te trekken. Dat zal ook mee deel uitmaken van de agenda die u in Congo zult aansnijden. Samen met de EU zullen we een evenwicht moeten vinden tussen enerzijds het geven van hulp en anderzijds het eisen van echte en verifieerbare resultaten op het terrein om te garanderen dat de hulp ten goede komt aan de Congolese bevolking. Die opdracht is trouwens niet beperkt tot dat ene partnerland.

 

De vraag is dus om thema’s als goed bestuur en strijd tegen corruptie in de gespreksschema’s te blijven opnemen en eens te zien of de piste van de directe budgethulp voort kan worden bewandeld wanneer we vaststellen dat de parameters onvoldoende opgewaardeerd of ingevuld worden. Binnen het kaderakkoord hebben we nu een mogelijke verhoging van de middelen aangekondigd wanneer aan bepaalde standaarden wordt voldaan. Afhankelijk van wat men ter plaatse vaststelt aan goodwill, geloof en de manier waarop men gestalte geeft aan de dialoog, zou men eventueel in andere richtingen kunnen evolueren zonder dat men daarom op centen bespaard.

 

We moeten bekijken wat de beste bestedingsweg is. Vandaar dat het zeer belangrijk is om in de dialoog die wordt opgebouwd met het regime in Congo, maximaal aandacht te vragen voor de ngo’s ter plaatse en ervoor te zorgen dat andere middenveldorganisaties betrokken worden bij het ownership van projecten. Ze kunnen dan mee financiering ontvangen om zo in een onvermijdelijke coproductie van staat en andere organisaties te kunnen tegemoetkomen aan de grote problemen waarmee het land geconfronteerd wordt. Ik wil u daarvoor danken.

 

01.21  André Flahaut (PS): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, tout d'abord, je voudrais vous remercier et saluer votre attitude. En effet, avant de partir, vous voulez écouter les avis, pour ensuite aller voir sur place pour pouvoir mieux en parler. C'est une attitude qui vous honore. L'importance de cette réunion est toute relative. En effet, ce qui sera important, ce sera la réunion qui aura lieu après votre retour.

 

Vous menez une visite très courte au Congo et dans deux autres pays mais nous n'avons entendu aucun mot ni sur le Rwanda ni sur le Burundi. Pourtant Dieu sait s'il y a des problèmes là aussi! M. Baeselen en évoquera certainement un.

 

Cela étant dit, pour nous il y a une nécessité – qu'il faudra définir à votre retour – d'obtenir une note concertée du gouvernement quant à la politique africaine et ce, sur tous les aspects: Coopération, Défense, Relations extérieures, Santé, etc. Quelquefois je me demande si la Belgique a encore envie de faire quelque chose pour le Congo ou si elle fait seulement semblant. Si on n'a plus envie, qu'on le dise de suite et qu'on arrête de rouler des mécaniques en s'émouvant des déclarations des uns et des autres.

 

En tout cas, je voudrais souligner que je n'ai pas entendu un seul propos positif dans les interventions de ce matin. Pas un seul! Or je crois qu'il y a tout de même là-bas des choses qui avancent – vous le verrez par vous-même. Certes cela avance davantage avec les Chinois qu'avec nous puisque nous ne sommes plus là. Et cela avancera sans doute plus vite demain avec les Français qui reviennent en force qu'avec nous qui hésitons à revenir! Les trains passent, si vous en prenez un, vous êtes en marche, si vous le ratez, vous restez sur le quai. À nous de savoir de façon très claire ce que nous voulons faire. Je crois que c'est en allant sur place – plus que deux jours – que vous pourrez mieux vous faire votre propre opinion.

 

Comme M. Deseyn l'a dit, l'objectif à poursuivre, par tous, doit être un dialogue adulte. Cela résume bien ce qu'il faut faire mais manifestement on en est encore loin. Pas un mot sur ce qui se passe là-bas! J'ai par ailleurs interrogé le président pour savoir si l'ambassadeur du Congo qui vient d'arriver en Belgique avait déjà été invité devant cette commission pour exposer sa pensée et pour répondre à certaines questions. Cela n'a pas été fait; je suggère donc que cet ambassadeur soit invité.

 

Tant le président du Parlement congolais que le président du Sénat ont formellement demandé de réaffermir les liens avec les assemblées parlementaires. Cela vaudrait la peine d'inviter les parlementaires congolais pour les entendre. Hors de leur contexte, ils ne seraient pas suspectés de parler sous contrôle, comme lorsqu'ils sont à Kinshasa. Ainsi y aurait-il un travail à faire au niveau du Parlement. Du travail a déjà été accompli de façon très intelligente au niveau des assemblées provinciales. On pourrait aussi le faire au niveau fédéral. C'est une deuxième proposition concrète que je formule.

 

En Belgique, malgré toute notre histoire, notre soi-disant expérience, ou que l'on considère encore comme telle en certains endroits, si nous voulons continuer à nous occuper du Congo, nous devons le faire avec beaucoup de modestie. En effet, nous donnons toujours l'impression que nous allons tout faire, mais une personne a rappelé tout à l'heure que notre aide est finalement pelliculaire par rapport à ce que d'autres font.

 

Nous devons être modestes et abandonner, une fois pour toutes, cette attitude de blanc donneur de leçons ou de ceux qui savent mieux que quiconque ce qu'il faut pour les Congolais. Les Congolais ont eu des élections, contrôlées par la communauté internationale, par l'Union européenne. Ils ont une assemblée, qui travaille plus ou moins bien. Des textes ont été votés. La situation évolue. Ayons également du respect à l'égard de ces gens! Donc, pas de néocolonialisme – je ne le considère certainement pas de cette façon dans votre esprit –, pas de paternalisme non plus, qu'il s'agisse d'un paternalisme national ou international!

 

L'approche, selon moi, doit être humble, honnête, transparente et directe. Il faut vouloir un vrai partenariat, qui implique, avant toutes choses, le respect de l'autre. Toute approche dogmatique, théologique ou désordonnée est vouée à l'échec. En effet, les Congolais s'en rendront compte très rapidement. En cas de désordre dans l'approche, ils chercheront la faille!

 

Quant à l'indépendance, il convient de se rappeler que c'est le cinquantième anniversaire de l'indépendance du Congo. C'est l'affaire des Congolais! Ce n'est à nouveau pas l'affaire des Belges! Il ne nous appartient pas d'imposer tel ou tel type de manifestation. Si le Roi y assiste, il doit avoir été invité. Si le premier ministre y assiste, il doit avoir été invité. C'est seulement si les Congolais le veulent qu'il faut répondre positivement et non par des jeux de couloir qu'il faut y parvenir.

 

Dans ce cadre de l'indépendance, il convient de poser des actes utiles aux Congolais. Il serait inutile d'embarquer des bouquins qui ne correspondent pas à la culture locale pour les laisser traîner sur les quais de Matadi ou ailleurs parce qu'ils charrient des valeurs absentes du Congo.

 

Pour la présidence européenne, la Belgique est la seule à pouvoir, comme déjà fait voilà quelques années lors d'une précédente présidence, mettre à l'ordre du jour le dossier africain dans son ensemble et le Congo en particulier. Ce ne sera pas facile après les dernières déclarations et escarmouches de l'ancien commissaire à la Coopération. En effet, c'est avant de partir qu'il a lâché sa vanne; à présent, il laisse aux Lituaniens le soin de gérer le problème.

 

Cela dit, cela empoisonnera l'existence, mais M. De Gucht, c'est l'Union européenne tandis que la Belgique est la Belgique. Nous devons avoir une attitude affirmée à ce sujet.

 

Pourquoi conviendrait-il de mettre le point à l'ordre du jour? Simplement à cause de la question de l'EUSEC; aujourd'hui, certains veulent se désengager de l'EUSEC alors qu'il s'agit d'un mécanisme qui fonctionne; au contraire, il faudrait pouvoir renforcer l'EUSEC, notamment avec des Belges. La Belgique devrait affirmer clairement si elle désire prendre le leadership de l'EUSEC. C'est possible.

 

Un désengagement s'est aussi produit dans l'EUPOL.

 

Ajoutons aussi la MONUC et notre cohérence en matière de Défense. C'est pourquoi les ministres doivent venir nous expliquer ce qu'ils désirent faire en matière de Défense; nous observons un désengagement réel sur l'Afrique. Aujourd'hui, tout est dirigé vers l'Afghanistan: c'est un autre débat que nous aurons sans doute demain après-midi.

 

Que faisons-nous en soutien aux Béninois?

 

Voilà toute une série de questions qu'il faut poser. Ce sera à votre retour. Je voulais faire cette considération générale parce que je trouve qu'il est temps de rééquilibrer le débat et ne pas voir ce qui se passe au Congo uniquement par le prisme de certaines organisations ou de la presse kinoise qui transite par Matonge à Bruxelles et qui déforment certaines situations. Je tiens à une objectivité.

 

01.22  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kan mij grotendeels in een aantal hier aangehaalde elementen terugvinden. Ik wil enkel, ook als voorbeeld aan mevrouw Vautmans, het boek “Réforme au Congo – Attentes et désillusions” tonen. De minister is zo goed geweest om eind 2009 op mijn instigatie het boek te willen doornemen.

 

Mijnheer van den Eynde, ik zit pro Deo – het tegenovergestelde zou spijtig zijn – het centrum “Expertise for Central Africa – Centre de recherche et d’expertise pour l’Afrique centrale” voor. Mijnheer Flahaut, het boek was zo hard dat een ambassadeur een tegenboekje heeft gemaakt dat enkele weken geleden in het Parlement is voorgesteld.

 

Indien u een aantal zaken te weten wil komen, vindt u ze in voornoemd boek terug.

 

Wij kunnen dagen over Congo spreken. Ik ben dertig keer naar Congo geweest en heb tientallen seminaries gevolgd, waarop ook steeds – de heer Van der Maelen heeft op dit punt gelijk – een lichting jonge, bijzonder interessante en kritische Congolezen aanwezig is.

 

Mijnheer Van den Eynde, ik wil geen polemiek, maar er is in ons land nog expertise inzake Congo. Het Instituut voor Tropische Geneeskunde is misschien wel het beste voorbeeld. Het slaagt erin een aantal nieuwe en andere virussen te detecteren, helpt ze te verzorgen en begeleidt het behandelingsproces. Er is in ons land nog expertise ter zake. Ik denk aan de tropische landbouw, die wij van dichtbij blijven volgen. Er is expertise in ons land. Mijnheer Flahaut, ik denk aan de mensen die in de Koninklijke Militaire School worden gevormd en aan de invloed die wij onder de vorm van een aantal brigades trachten uit te oefenen. Wij hebben nog expertise inzake Congo.

 

Ongeveer honderdduizend Congolezen draaien hier per jaar door België in verschillende omstandigheden. Ook de contacten tussen universiteiten en ngo’s zijn uitstekend. Laten wij onszelf dus niet kastijden door te opperen dat alles voorbij is en dat het allemaal oud vuil is.

 

Mijnheer Van der Maelen, ik heb nog een tweede bemerking. U weet dat ik ze graag maak en u zult het mij wel vergeven. De steun die België aan Congo geeft, is 3 % van de steun die wij jaarlijks aan de drie NMBS-maatschappijen geven. Ik vermeld zulks enkel om de steun aan Congo te situeren. Ook voormeld aspect moeten wij voor ogen houden. Het is evident dat, aangezien de steun aan Congo een groot deel van onze totale ontwikkelingssamenwerking uitmaakt, wij ter zake rechten hebben en vragen mogen stellen. Niettemin treft mij een aantal elementen.

 

Ten eerste, Congo is een immens land, waar in een zekere zin en cru gesteld Kosovo en Servië verder van Brussel liggen dan bijvoorbeeld Oost-Congo van Kinshasa verwijderd is. Wij moeten dus ook de proporties in acht nemen. Zij die in Congo zijn geweest, weten het heel goed. Het is een immens land met heel complexe aangelegenheden, met vier officiële talen, met 300 gewesttalen en stammen. De communicatiemoeilijkheden zijn er immens. De begroting van Congo is peanuts.

 

Ik heb de optelsom gemaakt. De begroting van Congo is kleiner dan de begrotingen van de stad Antwerpen en de stad Brussel samen.

 

Met de Congolese begroting kan men ongeveer anderhalve onzichtbare Amerikaanse bommenwerper kopen. Weliswaar is het zo dat een aantal zaken gedekt werden en gedekt blijven door parallelle circuits: ngo's, missionarissen, privémaatschappijen. Men noemde het land altijd groter dan Europa, met een begroting kleiner dan het Groothertogdom Luxemburg.

 

Congo is een land dat door twaalf landen is omringd: Soedan, Oeganda, Rwanda, Burundi, Tanzanië, Zambië, Angola, Congo-Brazzaville, Gabon, de Centraal-Afrikaanse Republiek. Men vergeet dat vaak. Dat land leeft ook met de eigenaardige situatie dat het centrum niet is bewoond. Mijnheer Dallemagne had gelijk toen hij wees op 'la forêt congolaise'. Een boom op twaalf in de wereld groeit in Congo. De mensen wonen in de periferie van dat immense land. Het heeft problemen met grensoverschrijding, met Tutsi, met Angolezen, Soedanezen, Oegandezen of Zambianen. De bevolking, die door een kunstmatig systeem door Leopold II werd ondergebracht, leeft op de rand van de 'cuvette', als ik het zo mag zeggen. Het is tachtig keer groter dan België.

 

Een ander fenomeen dat men voor ogen moet houden, is de enorme bevolkingsexplosie. Kinshasa had onder het koloniaal regime 300 000 inwoners. Waarom? Een Congolees mocht zonder speciale pas niet in de hoofdstad van de kolonie wonen. Vandaag kent men het exacte inwonersaantal niet juist: 6 of 7 miljoen. Dat is een vermenigvuldiging met 20 tegenover toen. Het land zelf heeft ongeveer viermaal meer inwoners dan toen wij ons daar om begrijpelijke redenen hebben teruggetrokken.

 

De Congolese Staat is nu vijftig jaar onafhankelijk. De koloniale tijd duurde maar 52 jaar. Ik rond af, mijnheer de voorzitter.

 

Congo produceerde 500 000 ton koper en stijfde daar zijn begroting mee. Dan viel het terug op 30 000 ton. Beeld u zich het zakencijfer in. Het is evident dat er corruptie is. Ik zal nooit vergeten wat een staatshoofd tegen mij zei: "S'il y a des corrompus, c'est parce qu'il ya des corrupteurs." Die vraag moeten wij ook durven stellen. Corruptie bestaat alleen als iemand ook bereid is om gecorrumpeerd te worden door iemand die bereid is hem te corrumperen. Wij kunnen ons ook afvragen over wat er vandaag soms in Europa gebeurt, mijnheer de minister.

 

Ik deel de zaken die gezegd zijn over bijvoorbeeld de mensenrechten. Ik zie een enorme, misschien te grote belangstelling van China, disproportioneel qua rendement: 10 miljard aan investeringen geeft voor 80 miljard potentiële mogelijkheden retour. Ik zie een stijging bij Zuid-Afrika en een enorme interesse van het United Kingdom. Zoals collega Flahaut heeft aangehaald is er een bijzondere stijging van de Franse interesse. Wij gaan dan zeggen dat die allemaal fout zijn, dat ze niet de belangstelling hebben die wij hebben. Wij gaan een soort no nonsense adieu aan dit land geven.

 

Er zijn evenwel ook positieve zaken. Men heeft voor de eerste keer 25 000 identiteitskaarten uitgereikt om verkiezingen te houden. Men heeft ontdekt dat er 40 000 militairen teveel betaald zijn door de militairen passen te geven, om een paar voorbeelden te geven van waar wij allemaal actief zijn.

 

Mijnheer de minister, het is evident dat wij parlementaire controle hebben over de gelden die wij aanwenden. Wij hebben het recht om te vragen of die gelden gaan naar waar ze moeten gaan en wij mogen ook terecht naar die mensenrechten vragen. Daar heeft mevrouw Vautmans met grote emotie over gepleit. Zij had over deze genocide, deze vernietiging bijna.

 

Wij moeten weten wat wij willen. 600 000 mensen hebben het leven verloren tussen 1961 en 1965, toen Mobutu aan de macht is gekomen. 4 miljoen hebben vandaag het leven verloren onder de twee presidenten Kabila. Mijnheer de voorzitter, wij hebben ook de taak te zien wat het beste is voor dat land en zijn inwoners. Ik heb nooit in het boek aldaar geschreven j’aime ce pays et ses dirigeants, ik heb alleen geschreven j’aime ce pays et son peuple. Dat is een groot verschil, dat is mijn benadering.

 

Mijnheer de minister, ik geloof dat u standvastig bent in uw principes maar ik wil met een Latijnse zin eindigen. In een zekere mate moet u fortiter in re, suaviter in modo zijn. Fortiter in re verslapt niet omdat men suaviter in modo is. Van tijd tot tijd hoor ik mensen die fortiter in modo zijn en suaviter in re. Het zou mij ontgoochelen mocht u dat als lijfspreuk blijven gebruiken.

 

01.23  Francis Van den Eynde (VB): Mijnheer de voorzitter, doordat u onze vragen omzette in een debat — terecht, dit is geen kritiek — naar aanleiding van de reis naar Congo door de minister van Buitenlandse Zaken, blijven er enkele vragen over die daar niet meteen in passen. Ik had bijvoorbeeld een vraag over de 50e verjaardag. Die past nu niet.

 

Ik neem aan dat wij die vragen mogen stellen wanneer de minister terugkomt? Hij zal dan ook beter gedocumenteerd zijn.

 

De voorzitter: De afspraken die wij gemaakt hebben met de minister is dat wij bij zijn terugkeer opnieuw een gedachtewisseling hebben, met een verslag van de minister over zijn reis en dat er dan ook een aantal vragen aan bod komen.

 

01.24  Francis Van den Eynde (VB): Ik hoop dat die vragen niet verdwijnen.

 

De voorzitter: U zult op dat ogenblik uw vragen kunnen stellen.

 

Collega’s, om kwart over twaalf moeten wij de vergadering sluiten. Collega Baeselen wenst eerst nog kort tussenbeide te komen. Daarna wil ik graag het woord geven aan de minister, zodat hij kan antwoorden op de vragen.

 

01.25  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je comprends, bien évidemment, la prudence du ministre des Affaires étrangères. Mais il ne faut pas que cette prudence se transforme – je ne dis pas que cela sera le cas – en un alibi pour ne pas aborder les questions politiques importantes.

 

Finalement, le vrai débat réside dans la question de savoir quelles sont les questions politiques que vous allez faire figurer dans votre agenda. Je pense, en effet, qu'il serait bon que la commission sache – je ne vous demande pas où vous allez déjeuner – quels sont les acteurs que vous allez rencontrer lors de votre visite sur place.

 

Je voudrais rejoindre une réflexion qui a été faite par M. Van der Maelen et qui est peut-être en contradiction avec les propos de M. Flahaut, et selon laquelle nous avons intérêt à ce que la Belgique et l'Europe parlent d'une seule voix en matière de politique et de message politique que nous devons transmettre au Congo.

 

Monsieur le ministre, si je vous rejoins sur le fait que le style peut être différent – chacun a son style et sa manière d'être et il est bien normal qu'il en soit ainsi –, le message, quant à lui, doit être le même et nous avons intérêt à ce que l'Europe parle d'une seule voix.

 

Nous nous sommes rendus, dans le cadre d'une mission, à l'ONU. Les pays européens du Conseil de sécurité se tournent souvent vers la Belgique pour l'expertise et le message à porter.

 

Nous ne devons pas avoir une attitude attentiste, mais plutôt une attitude proactive puisque nous avons, de par notre histoire, une expérience et une connaissance du terrain au Congo. Il est donc important que nous ayons une ligne de conduite.

 

Pour le reste, j'écouterai avec intérêt les réponses du ministre.

 

01.26  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, je dois d'abord rassurer les collègues qui ont posé des questions bien concrètes. Au cas où certaines d'entre elles n'auraient pas reçu de réponse maintenant, je promets d'y répondre ultérieurement. Je me rends compte que le présent exercice sort un peu de la logique questions-réponses.

 

Il doit être possible de n'être ni complaisant ni arrogant, comme le disait M. Dallemagne. Il faut mettre fin à la discussion sur le style, qui n'est pas l'aspect le plus important. Ce n'est pas parce qu'un ministre s'exprime respectueusement qu'il se montre pour autant complaisant. J'espère que je ne vais pas, chaque fois, devoir justifier ma méthode. "Iedere vogel zingt zoals hij gebekt is", comme l'on dit en néerlandais. Je ne peux pas agir autrement: je parle conformément à ma manière d'être. Tout comme vous, d'ailleurs!

 

M. Flahaut expliquait que son idéal serait une approche modeste et prudente dans l'expression, mais c'est la vie qui m'a donné ce style. Vous avez utilisé l'expression latine: "Fortiter in re". J'en emploierai une autre: "Fortes fortuna iuvat". J'ai peut-être besoin d'un peu de chance, au vu de cette situation très préoccupante. Mais M. Flahaut a raison de souligner la nécessité de voir aussi les choses positives. À moins d'être porté par une logique défaitiste, il convient de percevoir de manière réaliste les éléments susceptibles de nous rendre plus optimistes.

 

Par ailleurs, on pourrait soupçonner une certaine arrogance si le ministre des Affaires étrangères déclarait vouloir entendre les Congolais mais se livrait à une analyse complète avant de les avoir écoutés. J'ai parlé avec beaucoup d'interlocuteurs ces derniers mois, notamment l'ambassadeur congolais. Je lui ai fait d'ailleurs remarquer en privé que je trouvais la réaction aux propos de M. De Gucht exagérée et qu'il n'était pas dans l'intérêt du Congo de s'aliéner l'UE par une réaction trop vive. Je lui ai dit que dans notre esprit, ce n'était pas une attitude logique.

 

Je ne l'ai pas fait parce que M. De Gucht est belge. Si Mme Ashton avait dit quelque chose, si M. Barroso avait dit quelque chose, j'aurais également réagi, pas en donneur de leçons mais pour préciser qu'il est dans l'intérêt du Congo et des Congolais de rassembler le plus possible d'alliés sur le plan international et que, pour ce faire, il faut rester pondéré dans ses réactions, comme nous essayons de l'être, même par rapport à des propos qui peuvent blesser.

 

Ik zal vandaag geen definitieve analyse geven, maar wel een aantal elementen meegeven. Overigens zal ik na een reis van één week evenmin over de definitieve analyse beschikken. Als ik één ding in deze korte tijd heb geleerd en ik wil dit benadrukken, dan is het dat de enige manier om vat te krijgen op die complexe realiteit, erin bestaat om te investeren in een duurzame relatie met de betrokkenen en om een duurzaam begrip op te brengen voor wat er gebeurt op het terrein.

 

Ik heb niet de onbescheidenheid te denken dat een maand gesprekken met mensen als Alan Doss en Roeland van de Geer, de ambassadeur in Congo en tal van andere gesprekspartners, waaronder velen onder u, en een reis van één week, mij ineens transformeren in een specialist, al moet men als minister van Buitenlandse Zaken van België wel de ambitie hebben dat te zijn. Immers – sommigen hebben erop gealludeerd –, er is wel degelijk een kans voor België om een unieke positie in te nemen in de manier waarop de internationale gemeenschap naar dat land kijkt.

 

De tijd dat wij dachten ter zake het monopolie te hebben, is voorbij. Wel moeten wij minstens de ambitie hebben om niet mee te maken wat wij de afgelopen jaren jammer genoeg wel hebben meegemaakt, namelijk dat sommige internationale partners steeds minder belangstelling hadden voor de positie van België wanneer het ging over de toekomst van Congo, althans, in vergelijking met de tijden waarin wij onszelf – misschien wat te snel – op de borst klopten en ons de experts inzake Congo waanden. Wij moeten minstens de ambitie hebben opnieuw die expertise zo sterk als mogelijk uit te bouwen en ervoor te zorgen dat onder andere de Amerikanen en de Europese Unie bij hun standpuntbepaling over Congo ook de mening van België willen kennen.

 

Mijn gesprek met mevrouw Clinton gaf trouwens aan dat er inderdaad een verlangen van de internationale gemeenschap is om ervoor te zorgen dat de Belgen hun rol in dat verband op zich nemen. Daarbij is enige bescheidenheid nodig, aangezien de wereld multipolair geworden is en de tijd van het zich exclusief toe-eigenen van expertise over een bepaalde regio definitief voorbij is. Dat laatste betekent echter niet dat het België internationaal niet kan worden gezien als zijnde beter op de hoogte dan vele anderen. Nog eens, dat veronderstelt dat men bereid is te investeren voor de lange termijn.

 

Velen onder u hebben een deel van de analyse gegeven. Ik heb er met bijzonder veel aandacht naar geluisterd. Ik zal er geen oordeel over vellen of er een synthese van maken. Mij valt wel op dat sommige aspecten overbelicht lijken te zijn en andere onderbelicht. Sommige aspecten komen niet of slechts zeer sporadisch aan bod, terwijl die misschien belangrijker zijn dan wij vandaag beseffen.

 

Ik meen dat het de heer De Croo was die op een zeker ogenblik gesproken heeft over de budgettaire context en meer bepaald de ontvangsten die de Congolese Staat voor zichzelf heeft. Is dat niet belangrijker, terwijl het toch maar in een Kamerbrede discussie slechts in één betoog aan bod komt? Niemand hoeft zich aangesproken te voelen.

 

De heer De Croo had het over het budget. Ik heb een andere manier om het te formuleren: de fiscale ontvangsten van dat land stemmen eigenlijk overeen met de fiscale ontvangsten van een behoorlijk grote stad in België.

 

U neemt een grote stad, bijvoorbeeld de stad Antwerpen. U kijkt naar de fiscale ontvangsten. Van Congo beweert iedereen dat het enorme rijkdommen heeft, met name delfstoffen die de bijzondere basis zouden kunnen vormen voor een staat die een leger moet kunnen betalen en een overheid organiseren op een manier die toelaat risico’s van meer corrumptieve uitwassen te kunnen bezweren. Voornoemde vaststelling mag nog sterker uit de verf komen.

 

Er waren ook een tweetal uiteenzettingen van de heer Flahaut en mevrouw Boulet.

 

Je crois que Mme Boulet et d'autres l'ont aussi mentionné.

 

Il s'agit de la position de la RDC par rapport à ses voisins et la force – ou l'absence de force – qui peut naître d'un rapprochement des différents pays de cette zone afin de ne pas provoquer des problèmes, mais plutôt être à la base de solutions de problèmes. C'est la raison pour laquelle j'ai souhaité ne pas me rendre uniquement au Congo, mais aussi au Rwanda et au Burundi, et que je crois que d'autres pays dans l'environnement direct de ce pays méritent d'être contactés et d'étudier comment ils peuvent être parties de la solution et, dans certains éléments de l'histoire, une partie du problème.

 

Oui, je crois qu'investir pour que ce pays ne soit pas isolé dans le continent africain me semble aussi un sujet d'importance géostratégique, dans le sens très noble du terme, c'est-à-dire quand on souhaite résoudre des problèmes.

 

Ces deux éléments, le côté économico-financier et étudier comment, non seulement par rapport à nous, à M. De Gucht, à je ne sais qui, mais surtout par rapport à ses voisins, ce pays sera capable de gérer ses problèmes. Voilà qui me semble un sujet sur lequel nous devrions investir davantage afin de voir comment faire avancer les choses.

 

Ik heb een duidelijk pleidooi gehoord om ons niet te isoleren. Mijnheer Van der Maelen, ik ben het er niet mee eens dat er een cesuur zou bestaan tussen de reactie van de Europese Commissie en die van ons land. Ook wat dat betreft is het een kwestie van de manier waarop men zich uitdrukt. Mevrouw Ashton en de heer Barroso hebben gesproken over solidariteit, het zou er nog aan mankeren. Ik druk dezelfde wil daartoe uit. Ik heb op de radio nog gemeld dat het geen pas geeft om iemand een visum te weigeren wegens een verklaring. Uiteraard kan men die beslissing nemen, maar wij mogen daar ook een opinie over hebben.

 

In elk geval en voor zover het al realiteit zou zijn, de verklaring tot persona non grata van om het even wie die in internationaal verband grote verantwoordelijkheid draagt en een analyse voor een parlement uitvoert, behoort wat ons betreft tot een zone die niet mag worden gesanctioneerd door dergelijke reacties. Wat dat betreft, is er geen groot verschil. Maar, mijnheer Van der Maelen, als pas aangetreden minister van Buitenlandse Zaken kan ik niet anders dan definiëren op welke manier ik de relatie en de dialoog met dat land wil aangaan.

 

Het heeft geen zin te doen alsof we de recente geschiedenis niet kennen. De relatie werd wat getroebleerd, vooral door een aantal uitlatingen en de manier waarop een en ander werd geformuleerd. U mag dat beschouwen als het zich demarqueren ten opzichte van de inhoud, maar ik vind eerlijk gezegd dat ik daar geen aanleiding toe geef. Hoe dan ook, ik zeg duidelijk waar het op staat en wil in een opstelling die hoffelijk en respectvol wil zijn, geen alibi vinden. Ik zal wel zeggen wat er te vertellen valt, maar ik zal dat doen op een manier waarbij de telefoon niet wordt neergegooid. Wanneer men aan de andere zijde de telefoon heeft neergegooid, heeft men nog minder invloed.

 

De heer De Vriendt heeft mij gevraagd met wie ik nog over de humanitaire kwestie heb gesproken. Hij wenste een heel duidelijk, haast punctueel antwoord.

 

Ik kan in elk geval bevestigen dat het Belgisch beleid op een lijn is gebleven. Ik heb zelf met Alan Doss gesproken op 18 december. Volgende week zal dat punt uiteraard een onderwerp zijn. Mijn Afrika-adviseur heeft daarover met de Congolese autoriteiten gesproken op 2 en 3 december bij een bezoek dat hij heeft gebracht ter voorbereiding van de reis. Ook met Alan Doss is daarover gesproken. Ik heb Roeland van de Geer gezien, de vertegenwoordiger van de EU. Uiteraard is dat dan een onderwerp.

 

Ik begrijp dat u vraagt naar punctuele momenten waarop daarover is gesproken. Ik bespeur ook een zekere argwaan dat ik dat onder de mat zal vegen. Ik verzeker dat dat bij elke gelegenheid die zich aandient en waarbij het nuttig is een element van preoccupatie is.

 

Laat het duidelijk zijn: daarbij is het altijd de bedoeling om te zoeken naar manieren om vooruitgang te realiseren. Het uitwisselen van de graad van ernst die men toeschrijft aan de problematiek is een zaak. Kijken naar concrete stappen om iets te ondernemen is een andere.

 

Er zijn concrete stappen gezet. Ik denk aan onze participatie in het Congolese STAREC-programma in de strijd tegen seksueel geweld. Dat zijn concrete stappen, waarmee men wel degelijk iets wil verbeteren.

 

Verschillende vragen gingen ook over MONUC. Wij zijn geen lid meer van de Veiligheidsraad. Wij hebben wel de leden sterk aangespoord om het volgende te doen.

 

Mijnheer De Vriendt, u zei dat enkele rapporten erop aandrongen om de steun stop te zetten. De vorige keer heb ik ook al de kans gehad om te zeggen dat die zin nog verder loopt. In de internationale rapporten die u citeert, staat niet dat men moet ophouden met militaire ondersteuning. Daarin staat dat wij de modaliteiten van de militaire ondersteuning derwijze moeten aanpassen dat er meer aandacht is voor de aanpak van de humanitaire situatie.

 

Wij zullen eens aan tekstexegese moeten doen; wij zullen de teksten naast elkaar moeten leggen waarin u leest dat er sprake is van een conclusie van stopzetting van de militaire steun. Ik lees dat er in die rapporten gevraagd wordt om een stopzetting van de militaire steun zoals die tot eind december werd opgevat, omdat in die militaire steun disfuncties worden gezien wegens onvoldoende aandacht voor de rol die de MONUC-aanwezigheid kan spelen in het garanderen van meer veiligheid voor de burgers en in de aanpak van de humanitaire problematiek. Daarbij wordt sterk het accent gelegd op een vraag naar een grotere bescherming van de burgerbevolking.

 

Trouwens, de modaliteiten — de conditionaliteit zoals in het jargon wordt gezegd — gaan ervan uit dat men kan helpen, maar dat men zich veel beter moet vergewissen van de impact van zijn aanwezigheid, die ook een positieve rol speelt in andere aspecten. Die twee elementen zijn ook opgenomen in het vernieuwd mandaat, dat eind december is overeengekomen in de Verenigde Naties. Dat mandaat geldt voor nog vijf maanden, met het vooruitzicht dat een nieuwe evaluatie zal plaatsvinden om desgevallend nog een nieuwe voortzetting van de inspanningen te kunnen leveren, maar met een duidelijker, sterker accent in resolutie 1906 van 23 december op de kwestie van de humanitaire hulp en de bescherming van de burgerbevolking.

 

Misschien kan ik nog signaleren dat wij een C130 ter beschikking blijven stellen. We werken ook mee aan de security sector reform.

 

Mevrouw Vautmans en ook anderen hebben mij gevraagd naar nog wat meer inzicht in die reis. In de mate dat u zelf aangeeft dat zo’n reisprogramma nogal eens wijzigt, is het nut daarvan natuurlijk iets relatiever. U weet dat mijn traject Kinshasa, Goma, Kigali en Bujumbura is.

 

Ik ga uiteraard mijn collega van Buitenlandse Zaken zien en normaal gesproken ook het staatshoofd. Wij zullen ook een aantal parlementsleden ontmoeten en het is de bedoeling om ook de voorzitter van het Parlement te zien. Uiteraard zullen ook veel gesprekken worden gevoerd met een aantal internationale actoren die daar aanwezig zijn. Wanneer wij spreken over Goma, dan ga ik uiteraard praten met de mensen van MONUC. Ik kan u ook bevestigen, naar aanleiding van de vraag die u net stelde, dat wij ook een representatief staal van Belgen zullen zien, ook vertegenwoordigers van het middenveld. Het is dus geen exclusieve reis waarbij men enkel gaat spreken met de overheid als zodanig maar er wordt uiteraard wel met de overheid gesproken.

 

Velen onder u hebben gesproken over de ontwikkelingshulp. Dat verdient eigenlijk wat meer tijd om erover te praten. Ik wil nog even stellen dat ik geen minister van Ontwikkelingssamenwerking ben. Bij mijn vele lectuur in de kerstvakantie zat ook een stukje uit het politiek testament van de heer Tindemans. Ik heb het niet helemaal gelezen, het boek is te omvangrijk. Hij geeft daarin vijf adviezen aan om het even welke minister van Buitenlandse Zaken. Het is altijd interessant om te lezen wat zo’n belangrijke figuur voor het Belgisch buitenlands beleid vindt. Een van die vijf punten is het dichter bij elkaar brengen van ontwikkelingspolitiek en buitenlands beleid. Ik weet dat dit voer voor debat is maar dat lijkt mij wel interessant. Ik wil mij wel aansluiten bij degenen die zeggen dat wanneer wij onze politiek ten opzichte van Congo definiëren, wij moeten ophouden met denken dat ons enige instrument die 65 of 75 miljoen aan hulp is. Dat is een euro per Congolees. Wij moeten ermee ophouden te denken dat dit onze enige hefboom is. Ik zeg dat natuurlijk ook een beetje vanuit mijn positie als minister van Buitenlandse Zaken maar ik ben er stellig van overtuigd dat het aanmoedigen van de stappen in de richting van het doorbreken van bijvoorbeeld het mogelijk gevaar van isolering van Congo ten opzichte van de buurlanden en van het zorgen voor de toenadering die er de laatste tijd is gekomen tussen Rwanda en de RDC, soms veel meer effect heeft voor de stabilisering van een aantal zaken dan de keuzes die men maakt in de heel belangrijke ontwikkelingshulp. Ik ben bang dat ik de indruk wek dat in onze ontwikkelingshulp aan het nuanceren ben, wat helemaal niet het geval is. Wij mogen echter niet denken dat ons enige instrument om vat te hebben op de situatie de ontwikkelingshulp is.

 

Je n'ai pas vraiment répondu à votre question sur l'Équateur, madame Boulet, mais, sur base des données qui sont à ma disposition aujourd'hui, je vais tenter de le faire.

 

Je vous confirme qu'il s'agit d'une province très difficilement accessible et que, ce faisant, nombre des informations que nous recevons sont limitées. Autrement dit, il est difficile de savoir quelle y est la situation exacte.

 

Les difficultés ont débuté autour de Dongo, au mois de décembre. Jusqu'à présent, nous n'avons pas connaissance de luttes extrêmement graves. Nous essayons de suivre la situation. Mais, à ce jour, et sur base des informations dont nous disposons, il semble qu'il faille surtout parler d'un conflit ethnique local. Je tiens ici à faire preuve de toute la prudence qui s'impose et je répète que je m'exprime sur base des informations disponibles.

 

La présence de la MONUC est assez limitée, même si un renforcement a eu lieu fin 2009 dans la région de Gemena.

 

Pour parler de manière positive, comme l'a dit M. Flahaut, vous savez que les Belges ont formé un bataillon de commandos au Congo. C'est ce bataillon, qui a bénéficié d'une formation donnée par les Belges, qui a maintenu la situation sous contrôle. Il faut donc reconnaître que, de temps en temps, nous faisons des choses utiles non seulement en termes de discours mais aussi pour les gens qui se trouvent sur place.

 

Ik weet dat dat een beetje frustrerend moet zijn, maar ik hoop niet te veel, want voor mij was het niet frustrerend. Ik heb eigenlijk vooral gedaan wat ministers misschien te weinig doen, namelijk geluisterd. Mijn excuses als ik soms niet elke nuance goed heb opgepikt, en ik zal ook het verslag nog eens lezen, maar ik denk toch dat ik vrij goed gehoord heb wat hier aan bod komt, en ik geloof ook dat wij allemaal met een aantal punten akkoord kunnen gaan.

 

U kunt mij niet vragen luidop kritiek te geven op de situatie die nog altijd zorgwekkend is, en waarvan ik, mijnheer Van der Maelen, niet kan beweren dat ze eenduidig in de goede richting evolueert. Ik heb het boek dat de heer de Croo me heeft aangeraden inderdaad gelezen, en men wordt er niet optimistisch van. Het heeft geen enkele zin om een soort beaat geloof aan de dag te leggen dat het wel goed komt als wij maar met elkaar praten. Dat is niet waar want er zijn daar ernstige problemen en de evolutie gaat niet eenduidig in de positieve richting.

 

Aan de andere kant moeten wij ons ook vasthouden aan de opmerking van de heer Flahaut. Als wij als Belgen een rol willen spelen en ons niet uit verband willen laten spelen in internationaal opzicht, dan moeten wij ervoor zorgen dat er naar ons geluisterd wordt. Om naar ons te laten luisteren, moeten wij terug met de Congolezen kunnen praten, dat is punt één. Punt twee is dat, als wij erover willen praten, het geen naïeve politiek is om ook te willen zien wat positief is. De enige manier om ontwikkelingen ten goede te helpen ondersteunen is namelijk om minstens te zien wat er positief is. Zelfs u hebt in uw betoog gewezen op wat u dan noemt de tegenkrachten, maar u bedoelde het in de positieve betekenis van het woord.

 

Tenslotte nog dit, het is het Congolees parlement dat gevraagd heeft debatten te voeren over de corruptie. Het zijn zij die daarover willen nadenken en vooruitgang boeken. Dat zijn allemaal tekenen - voor diegenen die sceptisch zijn misschien onvoldoende en dat zou inderdaad kunnen - dat er ook in Congo tal van mensen zijn die niet liever zouden willen dan de situatie de goede richting uithelpen. Ik denk nog altijd dat een aanmoedigingspolitiek van onzentwege meer vruchten zal afwerpen dan een gesloten positie die als veroordelend kan overkomen, om de eenvoudige reden dat men dan niet meer zoveel naar ons luistert.

 

Ik zal proberen een andere stijl te hanteren en hoop uiteraard dat de Latijnse spreuk die ik in het begin gebruikte – fortes fortuna iuvat – ook in deze mag opgaan.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik weet dat u eigenlijk al drie minuten geleden moest vertrekken, maar er zijn nog enkele collega’s die iets willen zeggen. Laten wij ons tot tv-statements beperken, collega’s. Geef zeer korte reacties, zoals voor een tv-statement.

 

01.27  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wou eerder al tussenbeide komen inzake de werkzaamheden. Ik hoor dat de minister het een zeer interessante sessie vond. Ik begrijp dat ook vanuit zijn standpunt.

 

Toch vond ik het geen goed debat, mijnheer de voorzitter. Verontschuldig mij dat ik het zo zeg. Het is een aaneenschakeling van herhalingen geweest van wat eerder al in diverse debatten over Congo gezegd is, soms zelfs woordelijk. Mijnheer De Croo, u moet dat niet ontkennen. Ik heb uw betoog van daarnet gevolgd aan de hand van het verslag van de vergadering van oktober vorig jaar. De verwijzingen naar de NMBS of Luxemburg kennen wij ondertussen al. Vandaar dat niemand anders over het budget van het land spreekt, omdat wij weten dat de heer De Croo toch nog moet spreken.

 

Wij hebben wel een aantal pertinente en gedetailleerde vragen gesteld. Mijnheer Vanackere, ik heb u bijvoorbeeld twee vragen gesteld over Operatie-Kimia en over ontwikkelingssamenwerking. U hebt geantwoord op die over ontwikkelingssamenwerking, zij het dat dit met zoveel relativering gebeurde ten opzichte van wat u tien seconden tevoren als antwoord had gegeven dat er weinig antwoord overbleef, verontschuldig mij.

 

Mijnheer de voorzitter, ik meen dat wij dus moeten nadenken over hoe wij zulk debat, dat zich aandient net voor een reis van de minister van Buitenlandse Zaken naar het buitenland, kunnen houden. Ik wil overwegen zo’n debat eerder in gesloten vergadering te voeren. Ik kan begrijpen dat de minister om diplomatieke redenen en wegens zijn voorbereidingen niet het achterste van zijn tong kan laten zien. Dat begrijp ik zeer goed. Maar zo blijven wij wel op onze honger. Wij hebben op een aantal pertinente vragen over ontwikkelingssamenwerking en over de rol van het FARDC en dergelijke meer geen antwoord gekregen. Ik begrijp dat ook wel.

 

01.28 Minister Steven Vanackere: Dat is een misvatting. Dat heeft niets te maken met diplomatie, mijnheer Tuybens. Het heeft te maken met de werkwijze die hier, op suggestie van de voorzitter, werd voorgesteld. Ik meen dat het een goed idee was. Wij hebben daarmee ingestemd. Wij hebben er trouwens in het begin van de vergadering nog eens over gesproken.

 

Wij hebben gezegd dat wij twee zaken konden doen. Ten eerste, de normale vraag-en-antwoordprocedure volgen. Wees ervan verzekerd dat ik bereid was in het normale tempo vragen te beantwoorden, in de twee uur waarin wij hier samenzitten. Ten tweede, u kon mij – en dat deed u liever – een aantal overwegingen meegeven, omdat ik over een week naar Congo ga. Ik heb dan in 14 minuten tijd niet de kans om antwoorden te geven op vragen die u hebt willen stellen. Ik heb zelfs nog aangegeven dat ik er geen enkel probleem mee heb dat de vragen waarop u geen antwoord krijgt nog eens aan bod zullen komen. Wij mogen onszelf daarin niet frustreren. Wij hebben niet gekozen voor een vraag-en-antwoordmodel, maar voor een twee uur durende uitwisseling van gedachten. Ik denk dat iedereen de kans heeft gehad om zijn mening te geven.

 

01.29  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, mijn kritiek is niet onmiddellijk naar u gericht, integendeel. Ik meen dat ik in het begin aan de voorzitter heb gezegd dat ik over deze setting eens een gesprek zou willen voeren, want ik denk dat het misschien beter is om meer informatie te krijgen over uw reis naar Congo. Misschien kunnen wij in een gesloten vergadering daarover verder van gedachten wisselen.

 

De voorzitter: Collega, uw suggestie is meegenomen. Ik zal overigens met de collega’s uit het Bureau samenzitten. Er zijn inderdaad zaken die voor wijziging en verbetering vatbaar zijn in het kader van onze werkzaamheden. U ziet ook allemaal dat ik af en toe probeer, zonder Peumansiaans te worden, om de debatten te ordenen en te leiden. Het is moeilijk, maar uw suggestie wordt meegenomen.

 

01.30  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zal mij positief uitdrukken. Ik denk dat de tijd te kort was om een zeer grondig debat te voeren en een zeer grondige analyse te maken. Ik meen ook dat een aantal zaken problematischer zijn dan kan worden vermoed op basis van het debat dat we zonet hebben gevoerd. Ik denk aan de rol van de MONUC, de interactie met Congolese regeringsleden, de impact op het terrein en de contacten die u hebt gehad met Congolese gesprekspartners. Ik heb u gevraagd naar de Congolese gesprekspartners waarmee u het hebt gehad over de mensenrechtensituatie. Die zaken verdienen meer aandacht. Daarom zal ik bijkomende vragen indienen, uiteraard na uw reis. Dan wordt het echt interessant om te gaan evalueren.

 

Ik wil de nodige vraagtekens plaatsen bij de suggestie van collega Tuybens. Het brede publiek heeft recht op informatie over de mate waarin de Belgische regering belang hecht aan een aantal zaken, waaronder de mensenrechtensituatie.

 

(…): (…)

 

01.31  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Inderdaad, niet als er geen antwoorden komen. Ik zal het blijven bewaken, ik zal vragen blijven indienen en het beleid van de minister blijven evalueren, zeker na zijn reis naar Congo.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik wens u een succesvolle missie naar Congo.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.24 uur.

La réunion publique de commission est levée à 12.24 heures.