Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

Commission des Relations extérieures

 

van

 

vrijdag 11 december 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

vendredi 11 décembre 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.17 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer Geert Versnick.

Le développement des questions et interpellations commence à 15.17 heures. La réunion est présidée par M. Geert Versnick.

 

De voorzitter: Mijnheer De Vriendt, er doet zich een probleem voor. De heer Kindermans heeft zich laten verontschuldigen en vraagt om uitstel van zijn vraag. Het gaat echter om samengevoegde vragen. U en de minister zijn beiden aanwezig.

 

 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, gelet op de timing, de drukke werkweken in het verschiet, en de vakantieperiode daarna, zou ik toch graag mijn vraag stellen. De heer Kindermans kan natuurlijk zijn vraag omzetten in een schriftelijke vraag.

 

De voorzitter: Mijnheer De Vriendt, ik denk dat collega Kindermans daar ongetwijfeld begrip voor heeft.

 

 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): In andere omstandigheden zou ik met plezier mijn vraag uitstellen, maar gelet op de agenda en de timing doe ik dat nu liever niet.

 

De voorzitter: Dan geef ik u het woord, mijnheer De Vriendt.

 

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de recente speech van de Amerikaanse president Obama betreffende Afghanistan en de mogelijke vraag voor meer hulp aan de NAVO bondgenoten" (nr. 17508)

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de ontwikkelingshulp voor Afghanistan" (nr. 17597)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de steun voor civiele projecten in Afghanistan" (nr. 17742)

01 Questions jointes de

- M. Gerald Kindermans au ministre de la Coopération au développement sur "le récent discours du président américain Obama sur l'Afghanistan et le soutien supplémentaire demandé éventuellement aux alliés de l'OTAN" (n° 17508)

- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Coopération au développement sur "l'aide au développement pour l'Afghanistan" (n° 17597)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Coopération au développement sur "l'aide accordée à des projets civils en Afghanistan" (n° 17742)

 

01.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een tijdje geleden raakte bekend dat de regering bereid is om meer geld uit te trekken voor de wederopbouw en de ontwikkeling van de Afghaanse samenleving. U hebt toen gecommuniceerd dat u als voorwaarde gesteld zou hebben dat de corruptie in Afghanistan beter aangepakt moet worden.

 

Mijnheer de minister, daaromtrent heb ik een aantal vragen naar meer uitleg.

 

Klopt het dat u bereid bent om meer geld uit te trekken voor Afghanistan? Welk bedrag zou u daarvoor willen vrijmaken? Hoe zal dat geld worden besteed?

 

Kunt u meer toelichting geven over de voorwaarde inzake de strijd tegen de corruptie?

 

Ook los van overheden kan er voor een stuk geïnvesteerd worden in wederopbouw en ontwikkeling, via multilaterale weg, via indirecte weg, via ngo’s of via de actieve VN-programma’s in Afghanistan. Ik meen te mogen zeggen dat het mogelijk is om niet rechtstreeks of niet uitsluitend via de Afghaanse overheid aldaar aan wederopbouw en ontwikkeling te doen. Als zodanig kan het risico van corruptie dan ook worden beperkt.

 

01.02 Minister Charles Michel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Vriendt, op dit ogenblik heeft België nog geen specifieke vraag ontvangen omtrent bijkomende civiele middelen voor Afghanistan.

 

Ter herinnering, de Ministerraad heeft op 3 april 2009 besloten om de civiele middelen die in 2009 en 2010 door Buitenlandse Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking zullen worden uitgegeven aan civiele bouwprojecten, op te drijven tot 12 miljoen euro per jaar. Die bijdrage ligt hoger dan de bijdragen die België toekent aan sommige partnerlanden. De rol die op civiel vlak door ons in Afghanistan wordt vervuld, valt dus zeker niet te onderschatten.

 

In 2009 werd de Belgische bijdrage voor Afghanistan gekanaliseerd via ngo’s of VN-agentschappen voor het uitvoeren van concrete projecten in verschillende domeinen zoals onderwijs, voedselhulp, landbouw of goed bestuur. Deze aanpak kadert in onze wil om de coördinatie te versterken tussen de verschillende actoren op het terrein, met als doel een verhoogde efficiëntie van de hulp. De vraag of er al dan niet Belgische civiele coöperanten op het terrein gestuurd zullen worden is dus vandaag niet aan de orde. Andere donorlanden en uitvoeringsagentschappen hebben een veel grotere ervaring in dit land en beschikken reeds over operationele netwerken. Het is dus onnodig deze netwerken te kopiëren. Een nieuw ontwikkelingsagentschap in het spel brengen zou de ontwikkelingshulp van de internationale gemeenschap niet vlotter laten verlopen, wel integendeel volgens mij.

 

Op de Ministerraad van 4 december heeft de Belgische regering haar bereidheid herhaald om via ontwikkelingssamenwerking bij te dragen tot de heropbouw en ontwikkeling van de Afghaanse economie en maatschappij. Het toekennen van bijkomende middelen zal evenwel ten vroegste beslist worden tijdens de Conferentie van Londen die voorzien is voor eind januari 2010. Het toekennen van deze middelen zal afhankelijk gesteld worden van voorafgaande garanties van de toekomstige Afghaanse regering, op het gebied van goed bestuur en strijd tegen corruptie. President Hamid Karzai heeft ter gelegenheid van zijn eedaflegging al uitdrukkelijk verklaard in die richting te willen werken. Het is belangrijk dat die toespraak nu concrete, controleerbare en meetbare gevolgen en resultaten heeft.

 

Om meer concreet te zijn, als ik spreek van meetbaar resultaat kunnen we bijvoorbeeld denken aan een oplossing zoals in Centraal-Afrika waar een deel van onze civiele middelen in verband staat met de vooruitgang van sommige objectieven, internationale indicatoren daarover en andere, meer politieke elementen inzake appreciatie. Ik denk bijvoorbeeld aan de beslissing in de loop van de volgende weken inzake de vorming van een Afghaanse regering. Die regering is momenteel nog niet gevormd. Men verwacht een regering eind dit jaar of begin volgend jaar.

 

Ik wacht ook op concrete engagementen van deze regering inzake de bestrijding van corruptie. Dat is een eerste voorwaarde. De tweede voorwaarde is ook een voorwaarde tegenover de internationale gemeenschap en het VN-agentschap voor meer coördinatie van de hulp. Vandaag is het bedrag qua APD per capita en per jaar in Afghanistan meer dan zes keer hoger dan in de RDC. Dat betekent dat er geld is voor civiele projecten in Afghanistan. De moeilijkheid is echter om dit geld te besteden aan concrete projecten overal op het terrein.

 

01.03  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Op het terrein zijn heel wat organisaties actief, ook de VN. Een verhoging van de Belgische steun voor ontwikkeling en wederopbouw kan via die weg gebeuren. Wij moeten niet voor honderd procent afhangen van de Afghaanse autoriteiten met risico op corruptie. Er is een multilaterale, indirecte weg mogelijk. Dat is de aangewezen oplossing. Men hoeft ook niet te wachten op de Conferentie van Londen, eind januari van volgend jaar. Dat is voor niets nodig. We bespreken momenteel de begroting 2010. Het kan perfect nu al gebeuren. Nu kunnen er engagementen worden genomen om inzake wederopbouw en ontwikkeling in Afghanistan meer middelen te besteden.

 

Men moet een beetje consequent blijven. Als men zegt dat we naar een nieuwe strategie moeten gaan in Afghanistan en niet alleen inzetten op het militaire, maar ook op wederopbouw en ontwikkeling, dan moet dat niet bij woorden blijven, maar ook in daden worden omgezet. Dit jaar besteedt België 76 miljoen euro aan militaire middelen en 12 miljoen euro aan wederopbouw en ontwikkeling. Hier is sprake van een zeer groot onevenwicht. Ik vind het jammer dat de regering die optie blijft nemen en niet het evenwicht snel probeert te herstellen.

 

01.04 Minister Charles Michel: Mijnheer de voorzitter, 12 miljoen euro is een verdubbeling van de middelen. In 2009 hebben wij al beslist de civiele middelen te verdubbelen. Dat is meer geld dan in sommige partnerlanden.

 

Ten derde, en dat is het verschil tussen uw en mijn standpunt, is dat wij volgens mij moeten wachten op sterkere engagementen van de regering van de heer Karzai. Karzai en zijn regering moet de opportuniteit worden gegeven om begin 2010 sterke engagementen te maken.

 

De engagementen van de voorbije weken zijn te kort voor België om te beslissen nieuwe middelen vrij te maken.

 

De voorzitter: Mijnheer De Vriendt, uiteraard hebt u het laatste woord.

 

01.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, er is een multilaterale, indirecte weg mogelijk.

 

Ik stel vast dat er inderdaad een bedrag van 12 miljoen euro wordt besteed. Het gaat inderdaad om een verdubbeling van de middelen. Het percentage aan militaire uitgaven van België in Afghanistan is, ten opzichte van de totale besteding inzake buitenlandse operaties in het algemeen, echter ook zeer hoog. Landsverdediging kiest ervoor om in Afghanistan veel geld aan het militaire aspect te besteden. Indien wij dus consequent willen zijn met de stelling dat het militaire en het civiele deel op zijn minst met elkaar in evenwicht moeten zijn, dan moet de besteding inzake civiele wederopbouw en ontwikkeling op zijn minst even hoog zijn als de militaire uitgaven. Dat is niet meer dan logisch.

 

De voorzitter: Ik vrees dat u elkaar niet zult overtuigen. Ik stel dan ook voor om het incident nu te sluiten. Wij zullen nog op deze zaak terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over "de lijst van toegelaten Marokkaanse voornamen" (nr. 17635)

02 Question de M. Ben Weyts au ministre de la Coopération au développement sur "la liste des prénoms marocains autorisés" (n° 17635)

 

02.01  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik las in de pers dat u een nieuw samenwerkingsprogramma aankondigde tussen België en Marokko. Daaromtrent heb ik een vraag in het raam van een problematiek die ik eerder aankaartte bij uw collega’s van Buitenlandse Zaken en van Justitie.

 

Veel Marokkanen die hier wonen, willen namelijk hun kind de Marokkaanse nationaliteit geven. Daartoe moeten zij echter, vlak na de geboorte, hun kind gaan aanmelden bij de Marokkaanse ambassade of bij een consulaat. Daar worden zij echter verplicht om te kiezen uit een beperkte lijst van zelfs enkel Arabische voornamen. Vlaamse of Westerse namen, en sinds kort ook Berberse namen, zijn niet toegelaten.

 

Wij vinden dat een schending van het recht op vrije naamkeuze.

 

Die praktijk gaat vooral in tegen ons integratiebeleid.

 

Wanneer ik die problematiek had aangekaart, was er begrip vanwege minister De Gucht, die zei dat hij dat toch zou meenemen in het Belgisch-Marokkaans overleg ter voorbereiding van het akkoord dat u recent hebt gesloten.

 

Mijnheer de minister, in dat raam is het volgens mij dan ook een relevante vraag of dat Belgisch-Marokkaans overleg inzake de problematiek van de Marokkaanse voornamen ergens toe heeft geleid. Zo ja, tot wat?

 

Ik lees immers ook dat in dat samenwerkingsakkoord een luik vervat zit aangaande migratie, de migratie van Marokkanen naar België. Hebt u in dat raam ook oog gehad voor de problematiek van de Marokkaanse voornamen?

 

02.02 Minister Charles Michel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Weyts, u refereert aan de achttiende vergadering van de gemengde commissie Ontwikkelingssamenwerking tussen België en Marokko, tijdens dewelke het indicatief samenwerkingsprogramma werd ondertekend voor de periode 2010-2013.

 

Die gemengde commissie heeft tot doel de oriëntaties en de acties vast te leggen van de Belgische bilaterale ontwikkelingssamenwerking in Marokko, alsook het programma van die acties.

 

Discussies in voornoemd kader zijn dus technisch en hadden voornamelijk betrekking op de water- en landbouwsector.

 

De personen die geschikt zouden zijn om de kwestie die u aanhaalt, te behandelen, komen in voormeld kader dus niet samen.

 

Betreffende het eventuele overleg over de kwestie in het andere kader dat zou plaatsvinden, verzoek ik u mij toe te staan u daaromtrent naar mijn collega-minister van Buitenlandse Zaken door te verwijzen.

 

02.03  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb de vraag ook aan uw collega van Buitenlandse Zaken gesteld.

 

U verwees echter zelf naar een migratieluik. Ik citeer ter zake: “d’encadrer l’immigration légale”. Ook in het kader van het “programme de coopération” hebt u blijkbaar gesproken over migratie en over alle aspecten die aan migratie zijn verbonden. Ik vermoed dus dat de vraag u niet zal hebben verbaasd.

 

Ik zal alleszins mijn oor te luisteren leggen bij uw collega en horen of hij wel een eenduidig antwoord op mijn vragen heeft.

 

De voorzitter: Ik wens u veel succes met uw vragen, mijnheer Weyts.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.31 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15.31 heures.