Commissie
voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt |
Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de
la Fonction publique |
van dinsdag 8 december 2009 Namiddag ______ |
du mardi 8 décembre 2009 Après-midi ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 14.24 heures. La réunion est présidée par M. André Frédéric.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 14.24 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer André Frédéric.
01 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de bevoegdheden van de bewakingsagenten" (nr. 17047)
01 Question de Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "les compétences des agents de gardiennage" (n° 17047)
01.01 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, u kondigde, onder andere in De Tijd, onlangs aan dat bewakingsagenten een aantal nieuwe bevoegdheden krijgen. Er komt ook een deontologische code en een kwaliteitslabel.
Banken zullen in de toekomst niet alleen voor geldtransporten, maar ook voor het beheren van geldautomaten op openbare plaatsen, zoals bijvoorbeeld in winkelcentra, bewakingsagenten moeten inschakelen.
Bewakingsfirma’s kunnen vanaf juli volgend jaar ook voor de begeleiding van uitzonderlijk vervoer instaan. Op die manier kan de politie zich meer op haar kerntaken focussen. Er wordt evenwel in een ruime overgangsperiode voorzien.
Verschillende soorten veiligheidsfirma’s zullen ook worden ingeschakeld om de oproepen van brandalarmsystemen te beheren.
Mevrouw de minister, destijds werd de politie ingeschakeld bij de geldtransporten om zo de veiligheid te verhogen. Dat was trouwens een succesvolle manier van beveiligen. Zal dat in de toekomst volledig wegvallen of blijft dat nog mogelijk?
Er worden bijkomende taken gegeven aan private ondernemingen, maar kunnen zij daarvoor ook bijkomende veiligheidsmaatregelen nemen, bijvoorbeeld extra’s doen op het vlak van de wapendracht?
U verhoogt eigenlijk ook voortdurend het niveau voor toetreding tot de private veiligheidssector. Nochtans zijn er in die sector toch veel lager opgeleide mensen tewerkgesteld. Die vallen nu ook in die sector uit de boot. Welke visie hebt u voor die sector, zodat ook die mensen aan de slag kunnen blijven of blijvend werk in die sector zouden kunnen vinden?
We hebben bij de bespreking van de beleidsnota ook gesproken over de toekomst van het Comité P. Ziet u ook een uitbreiding van de controletaken voor het Comité P mogelijk in de sector van de private veiligheid?
Tot slot, in de beleidsnota werd voorzien in een verhoging van de retributies. De middelen van die retributies zijn echter beperkt inzetbaar, terwijl er eigenlijk meer nood is om vanuit uw departement meer toezicht te houden op de sector. Komt de verhoging van retributies wel tegemoet aan die doelstellingen? Moet er in de plaats niet veeleer aan een soort heffing gedacht worden?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, met het uitzonderlijk vervoer wordt het vervoer bedoeld dat wegens zijn omvang om verkeerstechnische redenen begeleid dient te worden. Het gaat niet om het beveiligd vervoer, dat om veiligheidsredenen door de federale politie geëscorteerd moet worden. Dat laatste blijft onverkort van toepassing.
Voor de begeleiding van het uitzonderlijk vervoer moet het bewakingspersoneel dan ook niet over bijkomende veiligheidsbevoegdheden beschikken.
De taken van het bewakingspersoneel worden steeds meer gediversifieerd. Daardoor ontstaan er naast de basisopleiding steeds meer gespecialiseerde opleidingen. Sommige daarvan vragen hogere competenties. Die evolutie staat niet in de weg dat ook de basistaken, dat door laaggeschoold personeel kan worden uitgeoefend, zullen blijven bestaan.
Ik streef ernaar om de kwaliteit van de dienstverlening te verhogen. Ik heb aan de bewakingssector gevraagd om een kwaliteitslabel uit te werken in ruil voor extra bevoegdheden.
Het ligt niet in mijn bedoeling om het Comité P bijkomend te belasten met toezicht op de sector van de private veiligheid. Dat toezicht wordt uitgeoefend door mijn administratie. Het Comité P is enkel bevoegd om in samenwerking met mijn administratie toe te zien op het optreden van veiligheidsdiensten bij openbarevervoersmaatschappijen.
In de beleidsnota is geen sprake van een verhoging van de retributies, maar van een herziening. De retributieproblematiek wordt sinds 1990 geregeld in de wetgeving. Reden is dat sommige ondernemingen op dit ogenblik geen retributie betalen, omdat de vergunningsplicht waaraan zij onderworpen zijn, pas na 1999 is ingevoerd. Ook dienen de tarieven voor overheidsscholen, die geen commerciële instellingen zijn, te worden aangepast.
Ik begrijp dan ook uw opmerking niet als zouden de middelen van de retributies beperkt inzetbaar zijn. De voorbije jaren is er een evenwicht tussen de inkomsten en de uitgaven van het Bewakingsfonds en het is niet de bedoeling om dat systeem als dusdanig te wijzigen.
01.03 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, het verheugt ons dat het duidelijk is dat de geldtransporten nog steeds onder de begeleiding van de politie zullen gebeuren. Informatie daarover was verkeerd overgekomen. Het is zeker een goed punt.
Het kwaliteitslabel vinden wij uiteraard ook een goede zaak, maar we blijven toch zitten met de bekommernis voor de laaggeschoolden, die toch veel werk vinden bij privébewakingsfirma’s. We hopen dat er een mogelijkheid blijft bestaan voor hen, zodat zij hun job kunnen uitvoeren, uiteraard met respect voor de kwaliteit ervan.
Het incident is gesloten.
Le président: Pour celles et ceux qui n'étaient pas présents ce matin et qui manifestent leur étonnement de ne pas voir aborder le point 11 mentionné à l'agenda, je rappelle que l'on ne pouvait aborder le sujet qu'après avoir pris connaissance du texte déposé par le gouvernement. On ne vous ferait pas l'affront de mener un débat sur des textes dont personne n'aurait pu prendre connaissance en profondeur. Ce texte étant arrivé, il vous parviendra incessamment.
Une réunion de commission aura donc lieu demain matin à 10 h 15 sur la loi portant des dispositions diverses, avec un article relevant des compétences de M. Wathelet et pour le reste de celles de Mme la ministre de l'Intérieur. Faites circuler l'information, de façon que je ne sois pas agressé à propos de modifications de l'agenda, dont je ne suis nullement responsable!
Rappelez également que je n'ai pas l'intention d'attendre celles et ceux qui voudront bien venir poser leurs questions. Comme de coutume, je ferai intervenir les personnes présentes, après quoi, je lèverai la séance.
Les autres devront se présenter au mois de janvier, madame la ministre!
02 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de doodsbedreigingen aan het adres van Brusselse politieagenten" (nr. 17296)
02 Question de Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "les menaces de mort adressées à des agents de police bruxellois" (n° 17296)
02.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik wens u enkele vragen te stellen omtrent de agenten van de zone Brussel-Zuid die met de dood worden bedreigd sinds het rapport van het hardhandige optreden van collega’s in de gevangenis van Vorst uitkwam en de daaropvolgende rellen in Anderlecht. Naar eigen zeggen is het in de politiezone Brussel-Zuid oorlog: de politiemensen vrezen voor hun leven. Het spreekt voor zich dat in deze zaak dringend maatregelen moeten worden genomen.
Worden er momenteel reeds maatregelen getroffen om de geviseerde politiemensen te beschermen? Zo ja, welke?
Zo nee, welke maatregelen plant u te treffen? Is er ter zake reeds overleg geweest met de minister van Justitie? Zo ja, welke resultaten kwamen intussen voort uit dit overleg? Zo nee, wanneer plant u dit overleg te laten doorgaan?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Beste collega’s, vooreerst wens ik te benadrukken dat in de recente berichtgeving de bedreiging ten aanzien van één politie-inspecteur van de zone Anderlecht-Sint-Gillis-Vorst verkeerdelijk linkt aan de incidenten in de gevangenis van Vorst en de eropvolgende rellen in Anderlecht. In het belang van het onderzoek en van de veiligheid van de politieagent kan ik niet verder uitweiden over de context van deze bedreiging. Momenteel zijn er inderdaad beschermingsmaatregelen van kracht ten aanzien van deze politie-inspecteur. Deze maatregelen werden genomen in samenspraak met de betrokken politiezone, conform de omzendbrief betreffende de bescherming van bedreigde personaliteiten, overheidsfunctionarissen en privépersonen. Het is evident dat ik omwille van veiligheidsredenen geen details kan vrijgeven over de aard van de genomen maatregelen. Naar aanleiding van de rellen van de laatste maanden heb ik de politie-inzet op het terrein verhoogd door enerzijds de aanwezigheid van federale politieagenten te versterken en door anderzijds een protocolakkoord te bewerkstelligen tussen de betrokken politiezones. Dit gebeurde in samenspraak met de vertegenwoordigers van de minister van Justitie.
02.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, ik begrijp dat het niet mogelijk is om er concrete dingen over te zeggen op dit moment. Wij merken wel dat er ondertussen een stakingsaanzegging werd ingediend door het VSOA. Maatregelen dringen zich dus op. Het kan niet zijn dat politiemensen door hun functioneren, eender wat de reden daarvoor is, worden bedreigd in het uitoefenen van hun functie die zeker in deze regio van levensbelang is.
Wij hopen dan ook dat er uitermate streng wordt opgetreden tegen geweldpleging ten opzichte van agenten en ander veiligheidspersoneel mocht dit in de toekomst nodig zijn. Mocht dit nodig zijn, dan hopen wij op concrete voorstellen op korte termijn, in samenwerking met de minister van Justitie weliswaar.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het schietincident in Halen op vrijdag 20 november 2009" (nr. 17297)
03 Question de Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "la fusillade survenue à Halen le vendredi 20 novembre 2009" (n° 17297)
03.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag dateert ondertussen van twee weken geleden en gaat over het schietincident in Halen. Op vrijdag 20 november 2009 werden door een boswachter twee voertuigen opgemerkt waarin mannen met bivakmutsen zaten. Dit verdachte gegeven werd door de betrokken persoon doorgespeeld aan de Aarschotse politie, die de achtervolging inzette en de omliggende korpsen inlichtte. Eén van de verdachte voertuigen werd aan de rotonde te Halen tot stilstand gebracht. Onmiddellijk daarop werd een politieagent onder vuur genomen met een Kalasjnikov. De agent werd daarbij ernstig verwond. De daders vluchtten weg en staken hun voertuig, dat gestolen bleek, in brand en werden nadien vermoedelijk opgepikt door hun kompanen. Op dit moment ontbreekt nog elk spoor van de daders.
Wij willen hier de aandacht vestigen op de ongelijke strijd die politiemensen dagelijks moeten voeren. Dit wordt nog maar eens pijnlijk duidelijk. Aan de ene kant aarzelen gangsters geen seconde en schieten erop los met regelrechte oorlogswapens. Aan de andere kant moeten agenten aan verschillende formaliteiten voldoen eer zij hun wapen mogen trekken. Het is duidelijk dat dit een probleem is dat moet bekeken worden, zodat geweld tegen politieagenten verminderd kan worden.
Mevrouw de minister, hoe zult u, als minister van Binnenlandse Zaken, dit prangende probleem aanpakken?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het gebeurt gelukkig zelden, maar telkens wij over dergelijke, zware incidenten worden ingelicht, gaat onze aandacht in eerste instantie natuurlijk naar de slachtoffers en hun familieleden uit. Ik heb een paar weken geleden dan ook de inspecteur bezocht die laf onder vuur werd genomen. Ik doe mijn hoed af voor de manier waarop hij met de feiten omgaat en hij zijn job gedreven zal blijven uitoefenen, niettegenstaande de ernst van wat hij heeft meegemaakt.
De bescherming van onze politiemensen moet optimaal zijn. Uitrusting, vorming en dergelijke zijn reeds veel verbeterd. Ik zal er ook op blijven toezien. Wij zullen natuurlijk nooit volledig kunnen voorkomen dat dergelijke feiten optreden. Het kan nooit worden voorkomen dat een gangster een politiepatrouille onder vuur neemt, ongeacht wat de maatregelen zijn.
Dat gezegd zijnde, blijf ik erop hameren dat uitrusting, vorming en dergelijke heel belangrijk en veel verbeterd zijn.
Tijdens de voorbije legislatuur zijn ook de strafwetten aangepast, waardoor het geweld tegen personen die beroepshalve ten dienste van het publiek staan, zwaarder wordt bestraft. De wet van 20 december 2006, die op 12 februari 2007 in het Belgische Staatsblad is gepubliceerd, regelt het voorgaande en geeft zwaardere straffen voor geweld tegen personen die ten dienste van het publiek staan.
Ik ben nu met mijn collega van Justitie in overleg om na te gaan of wij nog andere maatregelen kunnen treffen, om meer algemeen het geweld tegen politiepersoneel te bestrijden. Zo kunnen de lokale besturen zich burgerlijke partij stellen voor alle feiten van geweld tegen politiemensen met een ruim arbeidstijdenverlies. Ook kan een nultolerantie worden ingevoerd, zodat de hele veiligheidsketen, van preventie tot repressie en de bevolkingsleefgroepen, wordt gemobiliseerd tot het herdenken van samenlevingsvormen en hun relatie tot overheid en politie.
03.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, het spreekt voor zich dat de bescherming van veiligheidspersoneel optimaal moet zijn. Wij kunnen dergelijk geweld inderdaad niet voorkomen. Niettemin moeten wij vooral kijken naar de straffeloosheid, waardoor criminelen zich sterk voelen. Zij voelen zich soms zelfs gesteund door het gevoerde beleid van straffeloosheid.
Het is telkens opnieuw hetzelfde verhaal. Het is een kat-en-muisspel. Het blijft een ongelijke strijd voor de politiemensen.
Onze fractie heeft in het verleden ter zake al een wetsvoorstel ingediend, voor een strengere aanpak van geweldpleging of aanslagen tegen en incidenten met veiligheidspersoneel. Wij moeten dus vooral op de ingeslagen weg doorgaan en op de straffeloosheid focussen. Op die manier kan de veiligheid van het politiepersoneel nog meer worden geoptimaliseerd.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aangifte van een alarmsysteem" (nr. 17104)
04 Question de Mme Yolande Avontroodt à la ministre de l'Intérieur sur "la déclaration d'un système d'alarme" (n° 17104)
04.01 Yolande Avontroodt (Open Vld): Mevrouw de minister, mijn vraag is ingegeven door de praktische moeilijkheden van de meest kwetsbare groep mensen in een gemeente, met name de ouderen en de weduwen die geen toegang hebben tot het internet.
Via de nieuwe applicatie van Police-on-web kunnen burgers online aangifte doen van een aantal mineure misdrijven zoals een fietsendiefstal of graffiti. Daarbij rijst er geen probleem, want indien men die misdrijven wil aangeven bij de lokale politie, dan kan dat.
Een ander probleem is het volgende. Overigens verzeker ik u dat het geen aangename situatie is voor een lokaal bestuur. Inwoners die hun alarmsysteem willen laten registreren of die een woningtoezichtaanvraag willen doen, kunnen dat niet meer via een aangifte bij de politie. Zij moeten hiervoor een internetaangifte doen of hun kaart via een token laten lezen.
Die aangifte is een probleem. Sommige gemeenten helpen hun inwoners door hen te verwijzen naar de bibliotheek om hen wegwijs te maken in het internet. Andere gemeenten zorgen zelf voor de begeleiding van hun inwoners voor de aangifte. Dat kan toch de bedoeling niet zijn. Ik laat nog in het midden of dat inderdaad een community policy is, want uiteindelijk gaat het over situaties die vroeger wel konden gemeld worden bij de politie en nu niet meer. Dat maakt het toch moeilijker om een goede politiedienst voor de burgers te verzekeren.
Mevrouw de minister, bent u het met me eens dat een dergelijke aangifte voor de meest kwetsbare groep van de mensen die thuis geen internet hebben, zoals bejaarden, een probleem is?
Kan uw administratie geen ondersteuning bieden aan de lokale besturen bij het opzetten van een online aangifteportaal, eventueel ook voor andere toepassingen?
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega, voor personen die niet over een toegang tot internet beschikken en hun alarmsysteem moeten aangeven via www.policeonweb.be, kunnen volgende oplossingen worden voorgesteld. De gebruiker kan zijn alarmsysteem aansluiten bij een alarmcentrale. De alarmcentrale doet dan de aangifte. De overheid stimuleert de aansluiting van alarmsystemen op alarmcentrales. Een deel van de kosten van een aansluiting op een alarmcentrale kan zowel door particulieren als zelfstandigen fiscaal ingebracht worden.
Beveiligingsondernemingen kunnen hun klanten helpen met de aangifte van hun alarmsysteem. Dat is wel op vrijwillige basis.
Zij kunnen een beroep doen op familieleden en kennissen om toegang te verkrijgen tot internet.
Er zijn op dit moment ook reeds gemeenten en lokale politiezones die in een computer met internetaansluiting en een kaartlezer voorzien hebben om personen te helpen bij de aangifte van hun alarmsysteem.
Dat kan natuurlijk op vrijwillige basis. Indien zij vragen hebben over de aangifte van een alarmsysteem, kunnen zij terecht bij mijn administratie, wat in de praktijk ook reeds vaak gebeurt.
In veel steden is er toegang tot internet in openbare gebouwen zoals bibliotheken en administratieve dienstencentra van de stad.
Het allerbelangrijkste is echter het volgende. Wanneer men vragen heeft bij de aangifte van een alarmsysteem, dan kunnen de gemeenten steeds terecht bij mijn administratie, wat nu in de praktijk reeds vaak gebeurt, om een concrete oplossing te zoeken in concrete situaties.
04.03 Yolande Avontroodt (Open Vld): Mevrouw de minister, wat zijn die concrete oplossingen in concrete situaties? Indien men vanuit uw administratie daarvoor effectief een ondersteuning voorziet, dan is dat goed en zullen wij die vragen aan u stellen.
Het zou echter beter zijn dat vanuit uw administratie op een algemene basis een ondersteuning aan de gemeenten geboden wordt. Ik hoor u zeggen dat sommige politiezones een en ander nog wel ter beschikking stellen. Ik dacht dat zij dat niet meer mochten.
04.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik heb een aantal concrete voorbeelden gegeven over hoe het kan opgelost worden.
Wanneer ik spreek over de gemeenten en lokale politiezones, dan ging het erover dat zij een computer ter beschikking stellen met internet en met een kaartlezer voor de mensen die thuis geen internetsysteem hebben, om op die manier hun aangifte te doen.
04.05 Yolande Avontroodt (Open Vld): Mevrouw de minister, het is alweer een belasting van de lokale besturen, terwijl de wijziging opgelegd wordt door het federale beleidsniveau.
Ik begrijp het niet goed. Vroeger ging het wel bij de politie. De mensen begrijpen niet dat het niet meer kan. De gemeente wil wel helpen, maar de ondersteuning zou vanuit de federale overheid naar de gemeenten kunnen gerealiseerd worden. Het betreft een kleine groep van gepensioneerden. De vergrijzing slaat nu eenmaal toe. Welnu, wie een alarmsysteem heeft, zal niet via hun beveiligingsonderneming aangifte doen of via een alarmcentrale met het oog op de fiscale inbreng daarvan. Het betreft hier de meest kwetsbare groep, mevrouw de minister.
Ik heb begrepen dat u mijn vraag meeneemt. De betrokkenen zullen die concrete vraag dan aankaarten.
Het incident is gesloten.
Le président: L'ordre du jour appelle la question de M. Xavier Baeselen sur "le port de signes religieux par des fonctionnaires ou des agents contractuels", question n° 17112. M. Baeselen vous avez la parole.
04.06 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, il doit y avoir une erreur des services car la ministre a répondu à cette question voici déjà plusieurs semaines.
05 Question de M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intérieur sur "la lutte contre la criminalité dans les maisons de repos" (n° 17143)
05 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de strijd tegen criminaliteit in de rusthuizen" (nr. 17143)
05.01 Xavier Baeselen (MR): Il s'agit du suivi d'une question que j'avais adressée à la ministre de l'Intérieur au lendemain d'un fait divers malheureux que nous avons connu en Région bruxelloise, bien que ce ne soit pas la seule Région concernée. Elle traitait donc d'un problème de sécurité dans les homes. Vous m'aviez répondu qu'une réunion était prévue pour traiter de la sécurité dans les homes avec la police et les responsables des maisons de repos, les ministres des Régions et des Communautés compétents, en partenariat avec le département de la Santé publique.
Je n'étais pas le seul à avoir posé cette question. Je me demande si M. Doomst n'avait pas une question jointe à ce propos. Je voudrais savoir où nous en sommes dans la concertation que vous souhaitiez mener sur cette question avec la Santé publique, les Régions et les Communautés. Quel est le plan d'action qui en découlera éventuellement?
05.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, un point essentiel dans le cadre de la sécurisation des maisons de repos et institutions de soins est le contrôle d'accès et le contrôle social. Mon administration a déjà développé une expertise approfondie en la matière notamment avec les plans d'action de sécurisation des hôpitaux et des milieux d'accueil.
Je souhaite qu'en ce qui concerne la situation spécifique des maisons de repos les mesures de sécurisation soient adaptées et ce, sans porter atteinte ni au cadre de vie des pensionnaires ni au cadre de travail du personnel.
Un point d'action important consiste à sensibiliser et à informer les maisons de repos aux mesures de prévention qu'elles peuvent prendre.
Je souhaite donc lancer cette concertation avec les différents partenaires concernés (l'Intérieur, la Santé publique, les autorités régionales compétentes) mais surtout et plus concrètement, je souhaite la mise en œuvre de ce plan d'action. J'ai donc adressé un courrier à ces partenaires et attends encore quelques réactions. En tout cas, début 2010, la concertation sera lancée.
05.03 Xavier Baeselen (MR): Pour être concret, depuis la dernière question, les courriers sont partis mais il n'y a pas encore eu de réaction de la part des Communautés et des Régions. C'est bien cela?
05.04 Annemie Turtelboom, ministre: On a reçu quelques réponses. On commencera de toute façon la concertation début 2010.
05.05 Xavier Baeselen (MR): Je reviendrai donc vers vous au mois de février ou mars.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intérieur sur "les subsides perçus pour les sommets européens entre 2004 et 2007" (n° 17144)
06 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de ontvangen subsidies voor de Europese topontmoetingen tussen 2004 en 2007" (nr. 17144)
06.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, madame la ministre, j'avais déjà eu l'occasion d'interroger M. De Padt à ce sujet. Les décomptes définitifs pour les subsides relatifs aux sommets européens sont, en réalité, un mode alternatif de financement de la sécurité à Bruxelles pour des raisons liées institutionnellement au financement de Bruxelles. Le Fonds des sommets européens a permis de financer des problématiques de sécurité et de prévention dans les communes bruxelloises, sans qu'on ne dise qu'on donnait en réalité de l'argent à Bruxelles. Si on se penche sur ce qui a été mis en œuvre, les communes ont lancé des plans de sécurité et de prévention pour lesquels bon nombre des montants ont été refusés par l'administration de l'Intérieur depuis l'année 2004. À chaque fois, les 19 communes de la Région de Bruxelles-Capitale sont allées en recours contre les décisions du ministère de l'Intérieur.
J'ai ici un tableau à ma disposition. Si l'on considère ce à quoi les communes pouvaient légitimement prétendre, ce qu'elles ont rentré comme justificatifs et ce qui a finalement été accepté par l'administration de l'Intérieur après le recours, sur l'ensemble des 19 communes, ce sont des montants colossaux qui ont été refusés par l'administration de l'Intérieur. De 2004 à 2007, près de 10 millions d'euros, pour lesquels elles ont rentré les justificatifs, ont été dépensés par l'ensemble des 19 communes. Le département de l'Intérieur n'a pas accepté un certain nombre de ces dépenses. Initialement, les directives n'étaient probablement pas suffisamment claires. En tout cas, politiquement, je considère qu'il y a là un problème dans la mesure où les 19 communes ont ainsi été privées d'un financement important en matière de sécurité.
Madame la ministre, je souhaitais évoquer l'avenir de ces subsides pour les années 2010 et suivantes. Qu'en est-il des montants prévus pour 2010 et des directives données aux communes par le département de l'Intérieur sur les dépenses qui sont acceptables ou non, celles qui sont justifiables ou non? Madame la ministre, je tenais à faire le point avec vous sur ce dossier des subsides pour les sommets européens au bénéfice des 19 communes de la Région de Bruxelles-Capitale qui sont forcément tributaires de ces financements pour assurer une meilleure prévention et une meilleure sécurité dans les communes.
Quelles enveloppes ont-elles été réservées pour l'année 2010 au titre de subsides pour les sommets européens? La situation est-elle clarifiée vis-à-vis des communes en termes de recommandations sur ce qui peut être justifié à ce titre de dépenses et ce qui ne peut pas l'être?
06.02 Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, seules 5 des 19 communes ont actuellement entamé une procédure en justice et non les 19 communes, comme vous l'indiquez. Pour cette raison, je ne compte pas communiquer le détail des chiffres. Chaque commune sait pour quel montant elle a introduit des factures et ce qui a été approuvé. Je rappelle que nous parlons de subsides et non d'une dotation. Tant la Cour des comptes que l'Inspection des Finances posent donc beaucoup de questions à ce sujet et réclament un contrôle sévère de la part de mes services.
Sur la base d'une interprétation souple des directives réglementaires applicables, je peux vous dire, à titre d'exemple, que les dépenses suivantes ont été prises en charge: frais de formation du personnel socio-préventif dont les emplois ne sont pas payés sur les subsides des sommets européens; achat et installation de caméras de surveillance; acquisition de véhicules; achat de matériel culturel et sportif (livres, jeux de société, tables de mixage, panneaux de basket, goals et filets, ballons de sport, équipements vestimentaires); frais liés à l'organisation d'activités diverses (piscine, tennis, football, parcs d'attraction); échange européen de travailleurs.
Par contre, certaines dépenses ne peuvent pas justifier l'intervention fédérale. Il s'agit ainsi de: l'entretien, la réparation et l'installation de l'éclairage public; l'installation de grilles de parc; frais de rénovation d'immeubles; l'aménagement de chemins d'accès aux infrastructures ou bâtiments communaux (sabots); l'acquisition et le placement de mobilier urbain; l'acquisition de fournitures horticoles; l'acquisition de matériel pour constituer un lavoir social.
Pour l'année 2010, je peux vous confirmer qu'une enveloppe globale de 7,5 millions d'euros a été prévue en engagement sur le budget fédéral 2010 et ce, en vue de la reconduction des mesures "prévention des sommets européens".
06.03 Xavier Baeselen (MR): Madame le ministre, je note avec satisfaction que 7,5 millions sont disponibles. Je n'ai pas dit que toutes les communes avaient été mises en cause. Pour vous donner un exemple, je prendrai 2005 comme année de référence: une enveloppe de 7 millions d'euros était prévue au budget. Les communes ont rentré des justifications à hauteur de 5,4 millions d'euros. Après un recours interne à l'administration – les 19 communes ont été en recours contre le ministère de l'Intérieur dans le cadre de la procédure interne aux subsides européens – 73 % des demandes ont été refusées in fine.
Personnellement, je comprends que certaines dépenses ne puissent être acceptées, mais il faut que les directives soient bien claires. Aujourd'hui, nous avons le recul suffisant vis-à-vis des communes pour spécifier les projets qu'elles peuvent ou non rentrer. En effet, prévoir un montant de 7 millions d'euros dans les budgets, comme ce fut le cas en 2004 et 2005, pour ne finir par en accepter que 25 %, pose un problème. Je ne vous l'impute pas. Je dis simplement qu'on ne peut affirmer une chose et faire le contraire. Ainsi, on ne peut dire que 7,5 millions sont à disposition des communes pour assurer la sécurité des sommets européens pour, finalement, n'accepter que 25 % des dépenses.
Ce fut le cas: en 2004, 50 % des dépenses ont été refusées, en 2005, 75 %. Il ne faudrait pas qu'à l'avenir, nous nous retrouvions devant le même type de situations.
Het incident is gesloten.
07 Question de M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intérieur sur "les coups de feu sur des camions" (n° 17145)
07 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het beschieten van vrachtwagens" (nr. 17145)
07.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, madame la ministre, la presse s'est faite l'écho à plusieurs reprises d'attaques plus fréquentes ces derniers temps à l'égard de transporteurs. Des camions deviennent de plus en plus souvent des cibles de tirs à balle sur les routes belges. L'Interface pour le transport et la sécurité routière en Europe (ITSRE) indique que "depuis janvier, les rapports sur des camions cibles de tirs sur les routes belges pleuvent".
Tous les transporteurs routiers transitant par la Belgique sont visés. Nous savons que le réseau autoroutier belge est une plaque de transit pour le fret européen.
D'un autre côté, la police fédérale relativise et déclare que le nombre de signalements est nettement moindre que ce qui se dit, notamment dans la presse et via l'ITSRE, et que rien n'indique que ces tirs ont eu lieu en Belgique. Des cas similaires ont été constatés en Allemagne et aux Pays-Bas. La police pense à du vandalisme plutôt qu'à des attaques ciblées sur les transporteurs. L'Union professionnelle du transport par route (UPTR) abonde dans ce sens.
Madame la ministre, pour objectiver le débat, pouvez-vous nous dire s'il existe des statistiques sur le nombre d'attaques à l'encontre de transporteurs routiers? Ces statistiques sont-elles disponibles? Si la problématique se confirme, quelles actions comptez-vous entreprendre?
07.02 Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, je vous renvoie à ma réponse en commission de l'Intérieur le mercredi 21 octobre 2009 aux questions de Mme Lejeune et M. De Groote. Depuis lors, le nombre d'incidents sur le territoire belge reste très limité. La police fédérale ne dispose pas de chiffres exacts mais le nombre d'incidents rapportés à la police peut être estimé à trois ou quatre depuis janvier.
La police fédérale de la route continue à surveiller ce phénomène, en collaboration avec le secteur des transports routiers.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intérieur sur "les cambriolages à Bruxelles" (n° 17146)
08 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de inbraken in Brussel" (nr. 17146)
08.01 Xavier Baeselen (MR): Madame la ministre, en réponse à ma question du 21 avril 2009 posée à votre prédécesseur, il m'a été remis un tableau reprenant le nombre de cambriolages répertoriés et enregistrés au cours du premier semestre 2008. Les chiffres semblaient rassurants. Je notais une diminution de 50 %.
Votre prédécesseur m'indiquait également que seule la zone de police locale de Bruxelles-Ixelles disposait d'un laboratoire local pour le relevé des traces sur les lieux de cambriolages commis dans sa zone. Cette technique est en effet indispensable pour élucider et prévenir de tels délits.
Madame la ministre, disposez-vous à présent des chiffres relatifs au second semestre? La tendance à la baisse se confirme-t-elle pour cette zone qui était auparavant particulièrement touchée par ce phénomène?
08.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Baeselen, je vais vous remettre un tableau recensant les cambriolages commis dans les zones de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles durant toute l'année 2008. Ces données ont été enregistrées en date du 30 novembre 2009. Au premier semestre, le nombre de cambriolages s'élevait à 4 781, tandis qu'il s'élevait pour le second à 4 392. Bref, nous avons assisté à une diminution de ces méfaits.
08.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, quand j'obtiens des chiffres, je suis content!
Het incident is gesloten.
09 Question de Mme Valérie De Bue à la ministre de l'Intérieur sur "le financement des zones de police par le fédéral" (n° 17185)
09 Vraag van mevrouw Valérie De Bue aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de financiering van de politiezones door de federale overheid" (nr. 17185)
09.01 Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, madame la ministre, à l'époque où a été déposée la question, nous étions occupés à élaborer le budget 2010 pour la zone de police. Nous constatons que les charges augmentent chaque année. En 2008, pour la préparation du budget 2009, c'était l'augmentation de l'allocation de fin d'année. Pour 2010, c'est l'augmentation du pécule de vacances qui est prévue.
Or, la dotation fédérale qui, comme vous le savez, suit normalement l'évolution de l'indice santé, aura un taux de croissance zéro par rapport à 2009. En outre, dans la zone de police où je réside, la dotation pour équipement reste inchangée, tout comme la subvention fédérale complémentaire.
Dans ce contexte de stagnation des recettes et d'augmentation des dépenses, les charges supplémentaires sont transférées sur les pouvoirs locaux. Ceux-ci se plaignent et, même si le refrain est connu, avertissent qu'ils ne pourront plus, à ce rythme, faire face à des missions essentielles de sécurité. Dans ce contexte, les responsables de la zone de police Nivelles-Genappe vous ont écrit pour vous alerter de leurs difficultés et de leurs préoccupations.
Dès lors mes questions sont les suivantes.
Pouvez-vous me communiquer, pour la zone en question, le montant des aides fédérales et les explications relatives à la diminution de ces aides?
Par ailleurs, d'autres zones de police sont-elles aussi concernées par ces diminutions des aides fédérales?
Le fédéral a-t-il l'intention ou la possibilité d'intervenir financièrement dans les nouvelles charges, notamment en matière de personnel, qui pèsent sur les zones de police?
La part des communes dans le financement des zones est-elle en augmentation et de combien?
Quelles sont les solutions envisagées pour soulager les pouvoirs locaux des augmentations des charges dans les zones de police?
09.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, il faut tout d'abord rappeler les règles du calcul du montant de la dotation fédérale de base aux zones de police telles que définies dans le budget.
On part du montant corrigé de la dernière année, c'est-à-dire du montant de la dernière année pour laquelle on a pu définir l'indexation réelle constatée au mois de décembre. Pour la dotation fédérale de base de 2009, on part donc du montant corrigé de 2007. Une fois ce montant corrigé déterminé, on lui applique l'indexation qui est prévue à ce moment par la circulaire budgétaire entre 2007 et 2008 et entre 2008 et 2009. On obtient alors un montant qui est inscrit dans le budget des dépenses de 2009 qui est voté fin 2008.
La même logique est admise pour le montant de la dotation fédérale de base de 2010 qui est définie au départ du montant corrigé de 2008 auquel on applique le coefficient d'indexation prévu de 2008 à 2009 et de 2009 à 2010. Le montant qui en résulte est alors intégré au budget des dépenses 2010 qui sera voté à la fin de cette année.
La différence entre le montant de la dotation fédérale de base de 2010 et celui de 2009 résulte de l'application de ce mécanisme. Le coefficient d'indexation entre 2008 et 2009 prévu par la circulaire budgétaire a été revu à la baisse entre le moment de la confection du budget 2009 et celui de la confection du budget 2010.
Il est effectivement passé ainsi de 2,1 % à 1,1 % et comme l'indexation entre 2009 et 2010 est estimée à zéro, les montants de 2010 sont donc inférieurs à ceux de 2009. Pour les autres dotations (maintien de l'ordre et dotations complémentaires), c'est le montant de l'année précédente et le montant prévu pour l'année suivante qui sont pris en compte. Les montants de 2010 sont donc logiquement égaux à ceux de 2009 puisque l'indexation de 2009 à 2010 est estimée à zéro.
S'agissant de l'application du mécanisme de calcul de la dotation fédérale de base, la diminution intervient pour l'ensemble des zones de police. Mais dans la même logique qui a conduit jusqu'ici l'autorité fédérale à payer le complément de dotation aux zones de police lorsque l'inflation réelle dépassait l'inflation prévue, celle-ci pourrait réclamer cette fois aux zones de police un remboursement de la partie de la dotation fédérale de base 2009 à concurrence de l'indexation attribuée indûment. Ce faisant, serait aussi réglée la question de la diminution de la dotation fédérale 2010 par rapport à 2009.
L'autorité fédérale n'a toutefois pas l'intention de récupérer ce montant. Une somme qu'on peut évaluer à 10 millions d'euros restera donc acquise aux zones de police et devrait leur permettre de faire face aux charges pécuniaires nouvelles du personnel. La situation budgétaire de l'État fédéral ne l'autorise pas par ailleurs à faire davantage en faveur des zones de police que ce que prévoit le mécanisme actuel de financement de la police locale, et ce dans l'attente d'un nouveau financement de la zone locale. Les démarches utiles à cette fin sont mises en œuvre avec le concours du monde académique.
09.03 Valérie De Bue (MR): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.
Je me réjouis de savoir que vous n'allez pas demander le remboursement de l'indexation car la nouvelle ne serait pas facile à annoncer.
Je voulais juste attirer votre attention sur les charges croissantes et la difficulté des pouvoirs locaux à faire face à leurs missions essentielles de maintien de la sécurité.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de dagvaarding van politieagenten van Maasmechelen" (nr. 17299)
10 Question de Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "la citation de policiers de Maasmechelen" (n° 17299)
10.01 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, onlangs vernamen we dat de gemeente Maasmechelen 22 politiemensen heeft gedagvaard omdat ze het loon, dat ze bij de politiehervorming in 2001 onterecht hadden ontvangen, niet wilden terugbetalen.
In 2001 betaalde men de betrokken politiemensen maandelijks voorschotten uit, tot de herberekening van de lonen zou volgen. Bij de regularisatie in 2002 bleek dat er tijdens de verwerking van die voorschotten fouten waren gebeurd. De agenten werden daarvan op de hoogte gesteld en gevraagd om het teveel betaalde bedrag terug te storten. Sommigen onder hen weigeren dat te doen, ook al betwisten ze niet dat ze te veel loon hebben gekregen. Ze roepen de verjaring in. Ook op voorstellen tot afbetaling of andere regelingen op langere termijn gaan ze niet in. Ze werden intussen gedagvaard. De rechtbank ter zake zal verder haar werk doen.
Bent u op de hoogte van dit voorval? Wat is uw visie hieromtrent?
Volgens de burgemeester van Maasmechelen zouden in andere gemeenten dezelfde fouten gemaakt zijn. Weet u hiervan? Over welke gemeenten gaat? Over hoeveel politiemensen gaat het?
10.02 Minister Annemie Turtelboom: De terugbetalingen hebben betrekking op de regularisatie van de wedden van de personeelsleden van de politiezone Maasmechelen voor het jaar 2002. In de periode van januari 2002 tot en met mei 2002, na de oprichting van de politiezone, werden de personeelsleden door hun nieuwe werkgever uitbetaald door middel van voorschotten. Voor 22 personeelsleden van de politiezone Maasmechelen waren de voorschotten evenwel hoger dan de werkelijke wedden. De gemeente probeert de bedragen nu te recupereren. Het komt de rechtbank toe, en niet mij, om te oordelen of er sprake is van verjaring.
De regularisatie werd in 2002 voor alle 196 politiezones uitgevoerd. Wellicht zijn er nog andere zones waar hogere voorschotten dan wedden werden uitbetaald. Het centrale niveau beschikt echter niet over de informatie van de definitieve afwikkeling in die politiezones.
10.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, wij zullen elders op zoek moeten gaan naar de exacte gegevens. We zullen dat ook doen. Het is natuurlijk een delicate zaak, een gevolg van het verleden. Waar de fout precies zit, moet nog worden onderzocht. Wij hopen alleen dat er geen precedenten worden gecreëerd. We volgen het verloop zeker verder op.
Het incident is gesloten.
Le président: La question n° 17307 de Mme Jacqueline Galant est reportée.
11 Question de M. Olivier Maingain à la ministre de l'Intérieur sur "les renforts en personnel de la police fédérale au bénéfice des zones de police intercommunales bruxelloises" (n° 17314)
11 Vraag van de heer Olivier Maingain aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de personeelversterking van de federale politie ten voordele van de Brusselse intercommunale politiezones" (nr. 17314)
11.01 Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, madame la ministre, nous avons déjà eu l'occasion d'évoquer, lors d'une question orale du 21 octobre 2009, le problème de la réduction des effectifs de la police fédérale. Vous aviez d'ailleurs apporté quelques éléments de réponse en disant que vous ne feriez pas porter l'effort de la réduction des effectifs sur le cadre opérationnel mais bien sur le cadre administratif et logistique.
Entre-temps, à la suite des émeutes survenues dans certaines communes bruxelloises, sur lesquelles vous avez également été interrogée, les bourgmestres des six zones de police de Bruxelles ont manifesté leur vive inquiétude quant à la disponibilité de la police fédérale pour venir en soutien des zones de police locale lorsque des événements de maintien de l'ordre le justifient.
À cet égard, des interrogations ont été formulées. Il revient de différentes sources qu'une évaluation serait en cours concernant la capacité de ce qu'on appelait anciennement la réserve fédérale de venir en soutien des zones de police locale.
Dans le cadre de l'évaluation menée par le SPF Intérieur, il ressort qu'il y aurait une intention de reconstituer un embryon de réserve fédérale à Bruxelles, au bénéfice des zones locales mais aussi du reste du pays. Des éléments connus à ce jour, il appert que cette réserve immédiatement disponible, sept jours sur sept entre 20 h 00 et 06 h 00, serait constituée d'une section (plus ou moins neuf hommes) et de moyens spéciaux (arroseuse et son équipage).
Les chefs de corps des zones de police estiment qu'un tel renfort serait largement insuffisant au regard des seuls besoins des zones de police bruxelloises, a fortiori si cet embryon de réserve devait aussi se déplacer dans le reste du pays et qu'il y a concomitance d'événements.
J'aurais souhaité connaître vos intentions à ce sujet. Quel est l'état d'avancement de cette réflexion?
Président:
Josy Arens.
Voorzitter:
Josy Arens.
11.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, durant la concertation avec les bourgmestres et chefs de zone bruxellois, le 2 octobre dernier, il est apparu qu'un besoin en effectifs se faisait ressentir lors de certains événements se déroulant la nuit. Ainsi, le corps d'intervention auprès du Dirco de Bruxelles a-t-il été renforcé de 50 policiers. Depuis début novembre, chaque nuit, deux sections sont fournies entre 22 h 00 et 06 h 00 du matin ainsi que les journées de week-end. Une arroseuse est également mise à disposition.
Les autorités locales et les zones de police continuent, par ailleurs, à assumer leurs responsabilités en matière de maintien de l'ordre et ce, 24 heures sur 24, notamment grâce à une excellente collaboration réciproque en cas d'incident. Cela a été mis en évidence lors de ma réunion avec les bourgmestres bruxellois. Un accord a ainsi été conclu entre les six chefs de zone. Cet accord prévoit le soutien immédiat d'au moins 85 policiers vers le lieu où se déroulent des incidents troublant l'ordre public.
11.03 Olivier Maingain (MR): Monsieur le président, je remercie la ministre pour sa réponse.
Lorsque vous avez parlé de deux sections disponibles pendant le week-end, s'agit-il bien de la journée ou est-ce 24 heures sur 24?
11.04 Annemie Turtelboom, ministre: Cela ne figure pas dans ma réponse, mais je pense que le week-end, c'est 24 heures sur 24. J'en suis presque sûre. Mais je vais demander confirmation et je vous informerai de la réponse qui m'aura été donnée.
11.05 Olivier Maingain (MR): L'accord d'entraide entre les zones de la police bruxelloise existe bel et bien. Heureusement que cet accord, qui préexistait, a été confirmé. En tout cas, une situation d'entraide acquise depuis longtemps est ainsi aujourd'hui formalisée. Mais selon l'évaluation faite par les chefs de corps des zones de la police bruxelloise, le renfort d'un peloton, à savoir 40 personnes ou quatre sections, serait nécessaire.
Cela dit, je sais que vous poursuivez votre réflexion concernant la réorganisation des services de police et je me permets d'insister pour que vous teniez compte de notre échange dans l'avenir.
Président:
André Frédéric.
Voorzitter:
André Frédéric.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Paul Vanhie aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de ontsnapping van Ashraf Sekkaki" (nr. 17363)
12 Question de M. Paul Vanhie à la ministre de l'Intérieur sur "l'évasion de M. Ashraf Sekkaki" (n° 17363)
12.01 Paul Vanhie (LDD): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op 23 juli is Sekkaki ontsnapt uit de gevangenis van Brugge. Tijdens de vlucht werd een helikopterpiloot gegijzeld en verplicht op de gevangeniskoer te landen. De minister zal er ongetwijfeld van op de hoogte zijn dat in dergelijke noodsituaties de piloot in principe een alarm kan uitzenden via de transponder. Dit noodsignaal wordt normaal gezien opgevangen door de radars van de militaire bases te Glons en Semmerzake. Tijdens de gijzeling zou de piloot zich vergist hebben en mogelijks uit zenuwachtigheid gezien de situatie een verkeerd signaal via de transponder hebben verstuurd, zodat dit niet werd herkend als een noodsignaal op de radar van Defensie. Onze fractie beschikt over informatie dat zelfs al zou het noodsignaal correct zijn uitgestuurd, er toch bij de dispatching van het leger niet onmiddellijk gereageerd zou kunnen worden bij gebrek aan protocol tussen de federale politie, Defensie en Belgocontrol.
Mevrouw de minister, klopt het dat de piloot een verkeerde code heeft ingetikt? Bestaat er geen protocol waardoor, zoals bij het invoeren van een foutieve code voor inbraakinstallaties, onmiddellijk wordt gereageerd en contact wordt opgenomen om na te gaan wat de oorzaak van de verkeerde code zou kunnen zijn? Klopt het dat er geen protocol bestaat tussen Defensie, Belgocontrol en de federale politie om te reageren op dergelijke noodsituaties? Wat zult u ondernemen om dit te verhelpen?
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, over de feiten die zich hebben afgespeeld kan ik geen informatie verstrekken, gezien deze nog steeds het onderwerp zijn van een lopend gerechtelijk onderzoek dat behoort tot de bevoegdheden van de gerechtelijke overheden en van de minister van Justitie.
Er bestaat geen protocol om bij het invoeren van een foutieve code te controleren wat de oorzaak hiervan is. Er bestaat voorlopig ook geen protocol tussen Defensie, Belgocontrol en de federale politie om in dergelijke zoals door u beschreven situaties op te treden. Dit wil niet zeggen dat er niet onmiddellijk opgetreden kan worden na verwittiging door andere gealarmeerde instanties zoals bijvoorbeeld het helikopterbedrijf of de bedreigde gevangenis zelf.
Om de informatiestroom en de coördinatie te verbeteren is er een initiatief genomen – een eerste verkennende vergadering vond plaats half oktober – om naar analogie van het Maritiem Informatiekruispunt een luchtvaartinformatiekruispunt op te richten. De oprichting van een luchtvaartinformatiekruispunt zou een belangrijke verbetering in de uitwisseling van informatie kunnen bewerkstelligen en daardoor de luchtveiligheid verbeteren. Er zou hierdoor een betere samenwerking zijn tussen de politiediensten, Defensie en mobiliteit. Noodsituaties kunnen dan ook sneller opgevolgd worden doordat de verschillende diensten samenzitten in hetzelfde lokaal.
In een eerste fase zal het project voorgesteld worden op het ministerieel comité voor inlichtingen en veiligheid. Zowel het crisiscentrum als de luchtvaartpolitie zijn betrokken bij dit project. Als minister van Binnenlandse Zaken ondersteun ik uiteraard dit project, waarvoor de eerste vergaderingen al hebben plaatsgevonden.
12.03 Paul Vanhie (LDD): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik zie dat u ermee bezig bent en ik hoop dat u dat tot een goed einde brengt.
L'incident est clos.
- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de Bob-campagne" (nr. 17380)
- de heer David Geerts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de organisatie van de 180.000 politiecontroles" (nr. 17478)
- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "la campagne Bob" (n° 17380)
- M. David Geerts à la ministre de l'Intérieur sur "l'organisation des 180 000 contrôles de police" (n° 17478)
13.01 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb een heel korte vraag. Wij waren een beetje verontwaardigd over de uitspraken van de politievakbond VSOA omtrent de plannen van staatssecretaris van Mobiliteit Etienne Schouppe om tijdens de huidige Bob-campagne 180 000 chauffeurs te laten blazen. Volgens de politievakbond is dat compleet onrealistisch. Zij klagen aan dat er een gebrek is aan manschappen en middelen om zo’n groot aantal controles uit te voeren.
In welke capaciteit is er bij de politie voorzien om tijdens de Bob-campagne alcoholcontroles uit te voeren?
Is er overleg geweest tussen de staatssecretaris en uzelf over de uitvoering van een zo’n grote Bob-campagne.
De voorzitter:
De heer Geerts is niet aanwezig. Sa question est donc sans objet.
13.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, tijdens de afgelopen Bob-campagne 2008-2009 werden 173 343 controles uitgevoerd. De kwantitatieve doelstelling is dit jaar dezelfde.
Het accent ligt echter niet alleen op het behalen van het cijfer, maar ook op een kwalitatieve aanpak van de controles. Daarom heb ik samen met staatssecretaris Schouppe een rondzendbrief gemaakt waarin de speerpunten de volgende zijn.
Ten eerste moet de objectieve pakkans vergroten door op de juiste plaats en op het juiste tijdstip te controleren: in de buurt van uitgaansgelegenheden, in het weekend, in de ochtend. Als de objectieve pakkans vergroot, heeft dat uiteraard ook een invloed op de subjectieve pakkans.
Tweede speerpunt bestaat uit de vergroting van de subjectieve pakkans. Wij moeten chauffeurs het gevoel geven dat de kans groot is dat zij gecontroleerd zullen worden, bijvoorbeeld door ook in de vooravond te controleren of door de acties aan te kondigen.
Een derde punt is de uitvoering van aselectieve controles. Er wordt niet langer gekeken naar uiterlijke kenmerken. Bijvoorbeeld, terwijl men er vroeger van uitging dat de vrouw achter het stuur wel de Bob voor haar mannelijke passagier was, zal men nu hoe dan ook controleren.
Een vierde speerpunt, om de kwalitatieve aanpak te vergroten, gebeurt de administratieve afhandeling onmiddellijk op het terrein, met de pc in de combi. De overtreder wordt op die manier intenser betrokken en weet meteen in welke situatie hij zich bevindt. Bovendien is dat ook goed voor de motivatie van de agenten, die achteraf geen extra administratief werk meer moeten verrichten.
Er werd geen verdeelsleutel per zone vooropgesteld.
De federale wegpolitie heeft meer dan tweehonderd gerichte controleacties tijdens de betreffende periode gepland. De controles zullen worden verdeeld over heel het Belgisch grondgebied en kunnen plaatsvinden op elk uur van de dag, zowel in het weekend als tijdens de week. Dat vertegenwoordigt ongeveer achtduizend bijkomende uren controle.
Voor de opstelling van de gemeenschappelijke rondzendbrief werd er uiteraard overleg gepleegd met mijn departement, alsook met het departement Justitie.
13.03 Leen Dierick (CD&V): Mevrouw de minister, u brengt een heel positieve boodschap. Dat verheugt mij. Er is op voorhand overleg gepleegd en er wordt niet alleen gekeken naar kwantitatieve doelstellingen, maar ook naar kwalitatieve doelstellingen. Dat kunnen wij alleen maar ten volle onderschrijven.
Dan vind ik het toch wel jammer dat de vakbonden daar zo op gereageerd hebben met de boodschap dat het volledig onrealistisch is. U duidt immers toch aan dat er voldoende overleg heeft plaatsgevonden en dat alle nodige inspanningen daarvoor worden geleverd.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het optreden van de Gentse politie tijdens een studentenbetoging" (nr. 17400)
14 Question de M. Stefaan Van Hecke à la ministre de l'Intérieur sur "l'intervention de la police de Gand lors d'une manifestation estudiantine" (n° 17400)
14.01 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, enkele weken geleden ontstond heel wat commotie over de wijze waarop de Gentse politie een betoging van vooral linkse studentenorganisaties heeft aangepakt. Er zijn toen 409 of 413 mensen opgepakt bij één betoging, terwijl er maar enkele honderden betogers waren. Bij de politie had men 350 betogers geteld, maar er toch 409 of 413 opgepakt.
Uit veel klachten blijkt dat veel mensen die op het Sint-Pietersplein aanwezig waren, studenten en mensen die er niets mee te maken hadden, ook zijn opgepakt. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen vreedzame betogers en mogelijke relschoppers. Ook neutrale mensen werden opgepakt.
Dat was nog niet voldoende. Zij werden allemaal afgevoerd naar het politiekantoor waar ruimtes zijn waar die mensen gedurende vele uren moesten wachten. Minderjarigen kregen niet de mogelijkheid om hun ouders te contacteren. Mensen mochten niet naar het toilet en kregen niets te drinken. Mensen zijn flauwgevallen en uit de ruimtes gehaald.
Er zijn heel veel klachten gekomen en die geven aan – ik weet niet of het waar is of niet – dat een aantal jonge agenten de aangehouden mensen treiterde.
Velen kregen bovendien ook nog een nummer op hun gezicht met viltstift geschreven. Dat doet mij aan veemarkten denken, of aan 65 jaar geleden, de duistere tijden, toen ook dergelijke praktijken gebeurden.
Het is niet de eerste keer dat dit in Gent gebeurt. Ik heb toenmalig minister Dewael ook al vragen gesteld over het aanbrengen van nummers op het aangezicht van mensen die worden aangehouden. Uw voorganger was daarover niet echt te spreken, maar blijkbaar heeft het zich opnieuw voorgedaan.
Mevrouw de minister, ik heb hierover heel wat vragen.
Ten eerste, hoe valt te verklaren dat zoveel mensen worden aangehouden zonder dat een onderscheid wordt gemaakt tussen degenen die daadwerkelijk een gevaar betekenen voor de openbare orde en degenen die daar toevallig passeerden, waaronder een scoutsgroep in uniform? Zelfs een politieman die niet in dienst was is opgepakt, maar hij heeft dan kunnen aantonen dat hij politieman was en men heeft hem dan vrijgelaten. Hij had geluk.
Ten tweede, vindt u het normaal dat gearresteerde minderjarigen geen contact met hun ouders mogen opnemen?
Ten derde, mogen mensen die worden opgesloten niet naar het toilet gaan? Is het toegelaten dat zij geen drinken krijgen wanneer zij uren worden opgesloten?
Ten vierde, welke agenten werden bij deze betoging ingezet? Waren ze van het Gentse korps of kwamen andere korpsen te hulp? Gaat het over ervaren mensen of waren het stagiairs die de job moesten leren en naar de betoging werden gestuurd om de stiel onder de knie te krijgen? Ik weet het niet, maar volgens de geruchten waren er veel jonge mensen bij die eigenlijk vrij onervaren in de materie waren.
Ten vijfde, minister Dewael uitte destijds al bedenkingen bij het systeem om mensen met een viltstift een nummer op het gezicht te schrijven. Keurt u deze praktijk goed? Kan dat? Kan de politie dergelijke praktijken gebruiken om mensen te identificeren en het verband te leggen tussen een persoon en zijn bezittingen die in een plastiekzakje worden gestoken? Bestaan er echt geen andere methodes dan dat?
Ten zesde, nog een vraagje die niet in mijn schriftelijke vraag staat. Ik weet dat een intern onderzoek in Gent aan de gang is, maar is er ook een extern onderzoek aan de gang, bijvoorbeeld bij het Comité P? Daarover heb ik nog niets gehoord, behalve de vraag van de burgemeester dat het Comité P dit zou onderzoeken.
14.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de aanleiding tot het grote aantal aanhoudingen waren de acties van een harde kern van linkse manifestanten tegenover een politieversperring aan een kantoor van een politieke partij. Er werden stenen gegooid naar de politie en naar private woningen. Daarbij werden politiemensen gewond. De politie slaagde er niet in de betogers onmiddellijk te omsingelen. Daarop werd beslist het stadscentrum te vrijwaren en een confrontatie met de rechtse betogers te voorkomen. De relschoppers slaagden er echter in zich te vermengen onder de aanwezigen op het Sint-Pietersplein en hebben de ganse groep op sleeptouw genomen. Van enig onderscheid was er toen geen sprake meer, want er ontstond een duidelijk groepsgevoel. Vanuit de ganse menigte werden provocaties geuit tegenover de politiediensten. Bij de omsingeling werden projectielen naar de politie gegooid. Bij een poging tot gerichte acties tegenover enkele harde kernleden, reageerde de volledige groep op de politionele acties. Rekeninghoudend met de mogelijke aanwezigheid van wapens in de groep, werd iedere politionele infiltratie gestaakt en werd een groot aantal bestuurlijke aanhoudingen gedaan.
Men deelt mij mee dat de korpsleiding van de lokale politie Gent geen weet heeft van het feit dat gearresteerde minderjarigen geen contact mochten opnemen met hun ouders. De verantwoordelijken voor het toezicht op de aangehouden personen hebben getracht om de ouders van alle aanwezige minderjarigen telefonisch in te lichten, maar een groot aantal ouders nam de telefoon niet op. Sommige jongeren weigerden een telefoonnummer te geven en anderen waren voor de intakefase nog in bezit van hun gsm en belden zelf. Bij de behandeling van de identiteitsdocumenten werd soms vastgesteld dat het om minderjarigen ging, maar niemand reageerde bij de naamafroeping.
In de werking van een verzamelplaats voor aangehouden personen is de toegang tot een toilet en de bedeling van water een essentieel recht.
De politiemensen die bij de betoging werden ingezet, waren afkomstig van de politiezone Gent, versterkt met een peloton van de politiezone Brugge.
De personeelsleden van de Gentse politie krijgen een training in ordehandhaving waarbij alle mogelijke actiemodi worden ingeoefend met collega’s die de rol spelen van tegenstrever. De samenstelling van de secties en pelotons is vrij heterogeen. Men probeert altijd evenwichten te hebben in de secties en pelotons op het vlak van ervaring, kennis en leeftijd.
Het gebruik van alcoholstiften om de aangehouden personen van een nummer te voorzien op het voorhoofd of in de hals, kan ik helemaal niet goedkeuren. De korpsleiding van de politie van Gent heeft mij meegedeeld dat zij die beslissing betreurt en dat er voortaan een verbod geldt op het gebruik van een systeem van lichaamsopschrift. In de toekomst zal men gebruikmaken van witte armbandjes waarop een identificatienummer wordt genoteerd, zoals dat ook gebeurt wanneer iemand naar het ziekenhuis gaat.
Ik ben blij dat er een onderzoek is bevolen bij het Comité P inzake deze activiteiten, zowel met betrekking tot het gebruik van stiften als met betrekking tot het gebruik van andere aanhoudingsmodaliteiten. Uiteraard zal het rapport van het Comité P met zeer veel aandacht worden bekeken en zullen er de nodige conclusies uit worden getrokken.
14.03 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, ik ben in ieder geval tevreden dat er ook een onafhankelijk extern onderzoek zal lopen. Het is natuurlijk altijd moeilijk wanneer men een intern onderzoek moet voeren en er eigen politiediensten bij betrokken zijn. Er werden ook reeds evaluatiestukken meegedeeld aan de raadsleden. Daarover zijn al vragen gesteld. Kortom, het is goed dat het onafhankelijk gebeurt.
Ik ben ook blij met uw uitspraak dat het niet kan dat er met alcoholstift cijfers worden aangebracht op het gezicht; dat is inderdaad niet correct. Het probleem bestond echter een jaar geleden ook al. Men heeft daar blijkbaar geen lessen uit geleerd.
Voor het overige kijk ik uit naar de resultaten van het onderzoek van het Comité P. Ik hoop dat dit in de toekomst niet meer gebeurt. Ik meen dat daarvoor een belangrijke taak is weggelegd voor de korpsleiding, maar ook voor de mensen die tijdens acties de leiding hebben op het terrein. Men sluit nu bijvoorbeeld mensen urenlang op zonder toilet, zonder water, enzovoort. Dat zijn uiteraard zaken die niet kunnen. Ik hoop dat het de laatste keer is dat zoiets gebeurde.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- M. Josy Arens à la ministre de l'Intérieur sur "le financement de la réforme des services de secours" (n° 17414)
- M. André Frédéric à la ministre de l'Intérieur sur "la réforme des services incendie" (n° 17454)
- de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de financiering van de hervorming van de hulpdiensten" (nr. 17414)
- de heer André Frédéric aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de hervorming van de brandweerdiensten" (nr. 17454)
15.01 Josy Arens (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, c'est pour plusieurs raisons que je reviens sur la réforme des services d'incendie. La question a été posée en séance plénière la semaine dernière, mais d'autres questions étaient déposées et attendaient de pouvoir être interprétées par leurs auteurs.
Plusieurs éléments méritent d'être rediscutés. Premièrement, les pompiers ont rencontré les bourgmestres dans les communes. L'Union des Villes et Communes de Wallonie s'est également adressée aux bourgmestres. Enfin, une bonne nouvelle a été annoncée hier par le gouverneur de la Banque Nationale: la croissance est de retour, paraît-il, et le taux de croissance sera selon lui supérieur à celui retenu pour la confection du budget. Ainsi, des moyens budgétaires pourront sans doute être dégagés.
Inutile de vous rappeler que la loi du 15 mai 2007 consacre la réforme de la sécurité civile. Ses articles 14 et 15 prévoient la création, au sein de chaque province, de zones de secours bénéficiant d'une autonomie en matière de gestion administrative, opérationnelle et budgétaire. Ces zones, au nombre de 32, ont été définies par l'arrêté royal du 2 février 2009.
Leur financement est prévu par l'article 67 de la loi de 2007. En effet, un des éléments manquants de la loi de réforme de la sécurité civile est la concrétisation du principe de la neutralité budgétaire de la réforme pour les villes et les communes, couplée à l'engagement d'un rééquilibrage financier par le fédéral jusqu'à hauteur de 50 %. Les modalités de fixation et de versement de la dotation fédérale doivent faire l'objet d'un arrêté royal pris en application de l'article 69 de la loi.
Comme le souligne si justement la Cour des comptes dans son dernier avis, en absence de cet arrêté royal, la dotation fédérale aux zones de secours ne peut être calculée ni liquidée. Or, actuellement, les services de secours sont dans l'impasse. D'une part, les villes et les communes n'investissent plus dans les services d'incendie de peur de ne pas être remboursées par le fédéral faute de moyens. D'autre part, le fédéral tarde à budgétiser la mise en œuvre de la réforme.
D'ailleurs, l'Union des Villes et Communes, qui constitue le syndicat des communes, explique clairement:
1° l'urgence de débloquer un budget fédéral de transition, destiné à faire le lien entre la situation préparatoire actuelle et le fonctionnement en régime en 2012. Ce budget servira plusieurs objectifs: renforcer les moyens fédéraux, l'acquisition de matériel et d'équipement, l'engagement de nouveaux pompiers d'ici fin 2010.
2° Une amélioration rapide de l'offre fédérale de formation.
3° La clarté de la part du gouvernement sur sa volonté de mener à bien la réforme dans un avenir proche.
4° La garantie que les prochaines avancées en matière de réforme ne se réalisent pas, même très partiellement, uniquement sur le budget des villes et des communes du pays car elle supportent déjà 90 % des coûts des services d'incendie.
Madame la ministre, face aux marges budgétaires que vous pourrez probablement dégager, mènerez-vous le combat pour mettre les services d'incendie en bonne position?
À quelle date l'arrêté royal précisant les modalités de fixation et de versement de la dotation fédérale verra-il le jour?
Que prévoyez-vous de répondre aux pompiers dans le cadre de leurs revendications?
Le président de la Fédération francophone et germanophone des sapeurs-pompiers préconise un mode alternatif de financement de la réforme des services de secours, via notamment l'instauration d'une redevance sur les primes d'assurance incendie et d'assurance automobile. Qu'en pensez-vous?
15.02 André Frédéric (PS): Madame la ministre, on ne peut pas rester sourd et aveugle au cri d'alarme lancé par les responsables des organisations représentatives des hommes du feu, qu'ils soient professionnels ou volontaires, ni au questionnement des communes.
Nonobstant les embellies financières et budgétaires éventuelles – nous verrons de quoi demain sera fait! –, je sais que la réflexion évolue dans votre cabinet à cet égard. Il est intéressant de faire de temps à autre le point sur l'évolution de la réflexion.
Les problèmes viennent d'être soulignés par M. Arens. La manifestation de vendredi met en évidence la volonté d'une mise en œuvre rapide de la réforme, la création d'un statut réel pour les pompiers volontaires. Sur 17 500 personnes concernées, 12 500 étaient présentes! Ce n'est pas rien!
Ils ont souligné aussi assez bruyamment à certains endroits et à certaines frontières un manque d'effectifs, bien que dans certaines régions rurales, notamment dans ma région, les chefs de corps étaient plus mesurés sur la critique. Ils ne se retrouvaient pas tous automatiquement dans les revendications. On ne peut cependant pas ne pas y être attentif. A contrario, dans les zones rurales, on constate parfois un problème de sous-équipement et du matériel qui relève plus du musée que de la caserne de services d'incendie.
On a entendu l'Union des Villes et des Communes (UVC) qui réclame des budgets pour l'acquisition de matériel. Elle pose clairement le problème de l'engagement de 500 nouveaux pompiers d'ici la fin 2010 et demande une amélioration rapide de l'offre en matière de formation, tant de base que spécialisée. Je sais, madame la ministre, qu'à cet égard, vous avez un certain nombre de projets et de garanties.
L'UVC rappelle que la loi prévoit un financement 50-50. Or, pour l'instant, c'est 90-10! Il faudrait être certain qu'on ne s'engage pas dans une réforme qui, sous certains aspects, n'est pas toujours réclamée à cors et à cris, notamment par les zones de secours et que, demain, face à une crise, on nous dise qu'il n'y a plus de moyens et que les communes qui se sont engagées dans cette réforme doivent la payer!.
Madame la ministre, comptez-vous rencontrer les revendications formulées par le secteur sur le statut des volontaires, sur les nouveaux équipements et sur le nombre exact de pompiers qui seront engagés d'ici 2010? Si oui, dans quelle mesure? Quelle est votre position très claire sur cette parité dans l'intervention financière entre le fédéral et les pouvoirs locaux?
15.03 Annemie Turtelboom, ministre: Chers collègues, la réforme de la sécurité civile est et reste une priorité pour le gouvernement. Le fédéral continue d'ailleurs d'augmenter son investissement dans les services d'incendie et ce, malgré un contexte budgétaire difficile.
En 2010, mes priorités sont le matériel, la formation, la connaissance, les centres 112, la prévention des incendies et les zones pré-opérationnelles.
Pour la formation, l'accent est mis sur une meilleure formation de base et sur l'organisation de formations spécialisées quant aux nouveaux risques tels que les panneaux solaires et les véhicules hybrides. Pour la formation, l'augmentation du budget est de 50 %. Une attention particulière sera accordée à la prévention en matière d'incendie et sur la façon de procéder, via le plan national "Habiter en sécurité" et via la formation de préventionnistes chargés de donner des conseils aux citoyens pour sécuriser leur habitation contre le risque d'incendie.
En ce qui concerne le Centre fédéral de Connaissances, il développe actuellement des procédures opérationnelles uniformes ainsi que différents outils, notamment une méthodologie pour un retour d'expériences après incidents. Ce centre a été instauré en 2008. Il commence, à présent, à rédiger des procédures opérationnelles uniformes pour l'ensemble du pays et pour partager les connaissances entre toutes les zones des sapeurs pompiers.
Pour ces priorités, l'augmentation budgétaire est récurrente et structurelle. Grâce à cette augmentation, il n'y aura pas de surcharge pour les communes. Le fédéral peut, jusqu'à présent, assurer financièrement tous les plans mis en place pour l'année 2010. Parallèlement, aussi longtemps que les zones de secours ne sont pas mises en place, les communes doivent continuer à investir dans les services d'incendie.
L'augmentation budgétaire et l'investissement des communes sont essentiels, car ils permettent de continuer à assurer la protection du citoyen et des pompiers eux-mêmes. Il s'agit d'un point fondamental à mes yeux.
Nous devons avancer pas à pas, car les priorités sont différentes selon les zones. C'est la raison pour laquelle je désire instaurer la commission permanente pour les services des pompiers, à l'instar de celle qui existe pour la police locale, afin d'avoir une connaissance concrète des actions sur le terrain et de vérifier certains points de vue.
Bien évidemment, je ne peux ni ne veux en rester là. Les pompiers ont exprimé d'autres demandes et pour pouvoir y répondre, je mettrai à nouveau ce dossier sur le tapis lors du conclave budgétaire début 2010.
J'ai aussi demandé à mon administration d'examiner la piste du financement de la réforme des services d'incendie par le biais d'une redevance sur les primes d'assurance. L'analyse en est à ses débuts et aucune conclusion ne peut encore en être tirée.
15.04 Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse. Je sais que le contexte budgétaire n'est pas facile. Néanmoins, les pompiers sont parfois contraints de recourir à du matériel quasiment obsolète dans des situations extrêmes.
Si nous vous posons ces questions, c'est pour vous appuyer auprès des autres membres du gouvernement en vue de faire avancer le dossier. En 2007, mon groupe politique était dans l'opposition et je m'étais battu pour que cette réforme soit approuvée. En effet, j'estimais qu'elle allait apporter quelque chose de tangible. Certaines provinces, telle celle de Luxembourg, ont progressé, mais nous attendons encore plus de modernisation et de professionnalisme.
15.05 André Frédéric (PS): Madame la ministre, j'irai dans le même sens que mon collègue. Nous ne vous harcelons pas, mais tenons au contraire à manifester notre volonté de progresser dans un secteur qui nous tient à cœur. D'ailleurs, si ce n'était pas le cas, nous ne siègerions pas dans cette commission.
Votre réponse comporte des éléments positifs en termes de formation spécifique, de prévention et de création d'une commission permanente. Surtout, vous avez affirmé qu'il n'y aurait pas de surcharge pour les communes.
J'ai toutefois entendu un terme qui différait de la réponse que vous aviez donnée au cours de la discussion de votre note de politique générale. En effet, vous parliez de "zone pré-opérationnelle sur une base volontaire", alors que vous venez de dire "zone pré-opérationnelle". Nous suivrons cette question dans le détail.
Par ailleurs, les volontaires ont fondamentalement besoin d'un minimum de protection sociale. Lors de la Sainte-Barbe, la semaine dernière, ils expliquaient que la différence entre un volontaire et un professionnel est la suivante: après vingt ans de service, le volontaire reçoit simplement une assiette en étain. C'est un peu court, évidemment! Je ne dis pas que toutes les revendications doivent être satisfaites, mais il importe de résorber l'écart en termes de couverture des risques professionnels.
Madame la ministre, nous serons avec vous en pensée lors du conclave budgétaire au début de l'année 2010. Nous soutiendrons vos démarches en vue d'obtenir des moyens supplémentaires.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het verlenen van steun aan Denemarken" (nr. 17428)
16 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la demande d'aide du Danemark" (n° 17428)
16.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, voor de klimaattop in Kopenhagen is het uiteraard logisch dat ook vanuit Denemarken alles wordt ingezet om daar gewelddadige confrontaties te vermijden. Extremisten hebben reeds aangekondigd dat men daar desnoods voor bepaalde acties massale ravage zou aanrichten.
Omdat men in Denemarken vreest de situatie niet echt in de hand te kunnen houden, is ook aan de Europese buurlanden, waaronder België, gevraagd om ook materiële steun te verlenen.
Aan België is gevraagd om overvalwagens uit te lenen, maar op hetzelfde moment vindt er ook in België een belangrijke EU-top plaats, waarvoor de Belgische politie zelf voldoende materiaal nodig zal hebben.
Kunt u wat meer toelichting geven bij de vraag vanuit Denemarken en hoe zult u daarop reageren?
16.02 Minister Annemie Turtelboom: Beste collega, België ontving afgelopen week de vraag van Denemarken tot versterking aan voertuigen voor het handhaven van de openbare orde. Denemarken stelde voorheen dezelfde vraag aan andere landen zoals Zweden, Duitsland en Nederland. De aanvraag gebeurt naar aanleiding van de klimaattop te Kopenhagen van 7 tot 17 december. De Belgische politiediensten zijn bekend voor hun goede Europese samenwerking en hebben dan ook hun best gedaan om te voldoen aan de vraag. Negen voertuigen, een commandovoertuig en acht voertuigen voor het vervoer van telkens negen politiemensen, werden door de Denen opgehaald op 2 december en zullen rond 20 december naar België teruggebracht worden. Alle kosten, zoals verzekering en schade zijn ten laste van de Deense politie. Momenteel wordt tevens onderzocht of de Belgische politiediensten in het vooruitzicht van het Europees voorzitterschap al dan niet twee politieobservatoren ter plaatse kunnen sturen.
16.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, dat is een goed voorbeeld van hoe we een en ander in een Europese context dankzij samenwerking kunnen oplossen. De uitwisseling van materieel, waardoor we meteen ook expertise en solidariteit met elkaar uitwisselen, is een goede zaak om er voor dergelijke manifestaties in de toekomst, waarbij toch heel vaak ordemaatregelen noodzakelijk zijn, uit te leren en elkaar te steunen.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het geweld in het openbaar vervoer" (nr. 17430)
17 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la violence dans les transports en commun" (n° 17430)
17.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, uw voorganger, de heer Dewael, deelde in 2008 mee dat hij een wetenschappelijk onderzoek had besteld om na te gaan welke factoren bepalend zijn voor geweld op het openbaar vervoer.
Het onderzoek ging begin november 2008 van start en zou een jaar in beslag nemen.
Het ging over een onderzoek van het daderprofiel, waardoor zou kunnen worden nagegaan welke factoren een rol spelen, wanneer fysieke agressie op het openbaar vervoer, waarmee wij toch regelmatig te maken hebben, opduikt.
Op basis van de resultaten van het onderzoek zou worden nagegaan op welke facetten de overheid zich speciaal moest richten.
Kunt u enige uitleg bij het gevoerde onderzoek geven?
Wat zijn de voornaamste resultaten van het onderzoek?
Hoe zullen zij verder worden behandeld?
Wat is de evolutie van de cijfers inzake verbale en fysieke agressie in 2008 ten opzichte van 2007?
17.02 Minister Annemie Turtelboom: Het onderzoek waarvan sprake werd inderdaad in september afgerond. De doelstelling was om op basis van ondervragingen van daders van agressie in het openbaar vervoer, en op basis van een analyse van processen-verbaal, een inzicht te krijgen in de triggers voor agressie in het openbaar vervoer. Ook vice versa wilde men de context kennen waarbinnen een conflict kan de-escaleren.
Met dit onderzoek wilden wij onze structurele kennis van agressie in het openbaar vervoer verbeteren. Ondanks het feit dat het onderzoeksteam problemen kende bij het vinden en het selecteren van daders die hun medewerking wensten te verlenen, bleek de studie toch zeer nuttig.
Wat waren de moeilijkheden? Wegens het lage aantal nuttige daderbevragingen kan men geen veralgemeende uitspraken formuleren. Bovendien beperkte de steekproef zich daardoor tot geweldsdelicten ten opzichte van personeel van openbare vervoersmaatschappijen waardoor de scope te eenzijdig was. Het begeleidingscomité besliste bijgevolg om het eindrapport niet vrij te geven. Ik kan u dus ook geen verdere resultaten geven.
Het onderzoek heeft toch haar nut gehad. De steekproef van daders die bereid waren om mee te werken, omvatte voornamelijk geweldsdelicten ten opzichte van het personeel van openbarevervoersmaatschappijen. De resultaten worden verder besproken en uitgediept met de openbarevervoersmaatschappijen zelf.
Verder heeft dit wetenschappelijk onderzoek ons heel wat geleerd over de methologie van daderondervragingen zelf. Deze ervaringen zijn nuttig voor toekomstige daderbevragingen.
In het kader van dit onderzoek hebben wij de evolutie van de cijfers inzake verbale en fysieke agressie in 2008 ten opzichte van 2007 niet geanalyseerd.
17.03 Michel Doomst (CD&V): Begrijp ik dan goed dat het rapport desgewenst wel ter beschikking zal zijn maar niet echt zal worden gepubliceerd?
17.04 Minister Annemie Turtelboom: Op basis van het onderzoek beweert men geen veralgemeende uitspraken te kunnen doen. Ik denk dus ook niet dat men het publiek zal maken. Men wil niet dat op basis van een beperkte steekproef conclusies worden getrokken.
L'incident est clos.
- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de bevoegdheden van de bewakingsagenten" (nr. 17431)
- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de machteloosheid van controleurs tegen zwartrijders die weigeren om hun identiteit kenbaar te maken" (nr. 17452)
- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de controleurs van de MIVB" (nr. 17582)
- mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de identificatie van zwartrijders door het veiligheids- en controlepersoneel van de MIVB" (nr. 17606)
- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "les compétences des agents de gardiennage" (n° 17431)
- Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "l'impuissance des contrôleurs face aux resquilleurs qui refusent de décliner leur identité" (n° 17452)
- M. Xavier Baeselen à la ministre de l'Intérieur sur "les contrôleurs de la STIB" (n° 17582)
- Mme Karine Lalieux à la ministre de l'Intérieur sur "l'identification de fraudeurs par les agents de sécurité et de contrôle de la STIB" (n° 17606)
18.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, op basis van een recent rapport van de juridische dienst van de federale politie zou de vervoersmaatschappij MIVB haar reizigers niet naar hun identiteit kunnen vragen en zou ook de politie hun identiteit niet mogen doorspelen aan de MIVB. Men stelt dat veiligheidsagenten van de MIVB geen personen mogen tegenhouden die weigeren om zich te identificeren en die geen geldig vervoersbewijs bij zich hebben.
Midden november was er al overleg gepleegd met uw collega’s van Justitie, Overheidsbedrijven en Mobiliteit, om een aantal juridische vragen uit te klaren wat betreft een normerende tekst die toch voorziet in het opleggen van de administratieve sancties aan mensen die overlast plegen of mensen die bepaalde laakbare gedragingen begaan in Belgische stations. De tekst zou ook de verplichtingen opnemen waaraan reizigers en aanwezigen in de stations zich moeten houden en zo onder meer de mogelijkheid bieden om zwartrijders te sanctioneren.
Wat is uw reactie op die bevindingen, mevrouw de minister? Wat heeft het overleg midden november opgeleverd? Waren er juridische vragen omtrent de normerende tekst die uitgeklaard zijn? Ziet u een oplossing voor de aangehaalde problematiek? Kunt u wat meer toelichting geven bij het rapport van de federale politie?
18.02 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn collega zei het reeds, volgens het advies van de juridische dienst van de federale politie, dat onlangs werd doorgespeeld aan de MIVB, zouden de controleurs van de NMBS en de Brusselse vervoersmaatschappij MIVB machteloos staan tegen zwartrijders die weigeren om hun identiteit kenbaar te maken.
Het enige dat zij kunnen doen is vragen naar hun identiteitsbewijs. Ze kunnen dit echter niet eisen. Als een zwartrijder weigert zich kenbaar te maken, moet de politie erbij gehaald worden. De agenten kunnen dan wel een pv opstellen, maar mogen de identiteit van de zwartrijder niet doorgeven aan de controleurs.
Op die manier worden de vleugels van de controledienst serieus bijgeknipt. Het wordt nagenoeg onmogelijk om de zwartrijders te beboeten. Het kan natuurlijk wel, maar dan komt men in een administratieve rompslomp terecht waarbij geen enkele partij gebaat is.
Er zou op vraag van de MIVB en Securail op korte termijn overleg komen met Binnenlandse Zaken.
Is er reeds een nieuwe overlegdatum gepland met de verschillende partijen?
Wat zullen de concrete acties zijn die daar voorgelegd worden of die zullen ondernomen worden om het probleem te verhelpen?
18.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je ne vais pas répéter ce que mes collègues ont déjà évoqué à la suite de la diffusion d'une note selon laquelle les agents du service de contrôle de la STIB ne peuvent légalement pas demander la carte d'identité des usagers. Cela a notamment provoqué la colère d'une ministre du gouvernement bruxellois qui a enjoint la ministre de l'Intérieur de prendre des mesures pour clarifier la situation. Il est en effet particulier que les agents de la STIB ne peuvent pas demander une pièce d'identité lorsqu'ils effectuent les contrôles pour pouvoir appliquer les amendes aux resquilleurs.
Madame la ministre, mes questions concernent le futur. Avez-vous l'intention d'apporter des modifications à la réglementation en vigueur pour permettre à ces agents contrôleurs des sociétés de transport de demander une pièce d'identité dans des conditions précises afin d'éviter les dérapages? Où en est-on en la matière?
18.04 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, madame la ministre, les informations parues dans la presse nous laissent une impression d'impunité. D'un côté, les voyageurs pourront refuser de montrer leur carte d'identité puisque la STIB ne peut pas les obliger à le faire et d'un autre côté, si la police est appelée, constate l'infraction et demande l'identité, si j'ai bien compris le rapport, rien ne justifie un transfert des données d'identité de l'intéressé ou copie du procès-verbal à la STIB. Dans les deux cas, cela ne va pas, selon le rapport. Ne payons plus le métro puisque de toute façon, personne ne pourra rien nous faire! Des tas d'inciviques vont pouvoir voyager à l'aise dans notre métro!
La STIB se basait sur l'arrêté du 13 décembre 2007 fixant certaines conditions d'exploitation dans les transports en commun à Bruxelles et sur les amendes administratives. J'entends bien que n'importe qui ne peut pas demander la carte d'identité, moyennant certaines conditions. Seulement là, il y a contradiction entre la loi sur la fonction de police et les sanctions administratives telles qu'arrêtées par le gouvernement bruxellois. Il est très difficile de s'y retrouver aujourd'hui.
Vous savez aussi qu'alors qu'on réclame sa présence depuis longtemps sans réaction, il n'y a plus de police fédérale dans le métro. Pourtant, elle devrait y être présente. Cela ne revient pas à la police zonale. Nous sommes donc face à une insécurité totale dans le métro bruxellois.
Allez-vous prendre des initiatives en la matière? Allez-vous résoudre des contradictions dans la législation? Va-t-on revoir la législation sur le gardiennage privé? La SNCB se pose la même question sur le gardiennage. Madame la ministre, que va-t-on faire?
18.05 Minister Annemie Turtelboom: Ik ben op de hoogte van de problematiek en van de vragen van de openbarevervoersmaatschappijen om het vattingsrecht of aanhoudingsrecht voor hun veiligheidsdiensten uit te breiden. De situatie is op dit ogenblik als volgt.
Les agents de sécurité peuvent contrôler les documents d'identité durant le temps nécessaire à l'identification de personnes ayant commis une infraction à la réglementation en vigueur concernant les transports publics. Celui qui utilise le transport public sans payer commet une infraction. Le contrôle d'identité en soi ne pose donc pas de problème.
Les agents de sécurité ne peuvent cependant retenir une personne pour cette raison. Ils ne peuvent garder une personne que lorsque celle-ci a commis une infraction de droit commun ou un délit dont l'agent de sécurité ou un membre du personnel aurait été témoin et ce, jusqu'à ce qu'elle soit identifiée, à condition que la police ait été avertie. Cette garde ne peut durer que 30 minutes maximum, c'est-à-dire jusqu'à l'arrivée de la police sur place et uniquement en vue d'une condamnation ultérieure de l'auteur. D'autres motivations comme le souhait de provoquer un aveu ou d'inciter au paiement n'ont pas de fondement légal.
Ook de politiediensten mogen om die reden niemand bestuurlijk of gerechtelijk aanhouden. Aangezien geen enkele gedraging opgenomen in het besluit van de Brusselse regering een strafrechtelijke inbreuk vormt – er kunnen wel administratieve sancties volgen - kunnen de politiediensten, wanneer ze worden opgeroepen, niet overgaan tot de identiteitscontrole van de weerhouden persoon, daar die geen inbreuk noch een verstoring van de openbare orde heeft gepleegd, in de zin van artikel 34 van de wet van het politieambt. Met andere woorden, louter voor het zwartrijden kan de identiteit gevraagd worden, maar niet afgedwongen door het aanhouden van de persoon. Het gaat hier trouwens om het niet naleven van een commerciële of contractuele verbintenis, die administratiefrechtelijk gesanctioneerd wordt.
Indien de persoon in die omstandigheden amok maakt, kan men wel vlug vervallen in de voorwaarden voor de particuliere aanhouding en artikel 34 van de wet op het politieambt en kan er wel opgetreden worden.
In ieder geval kunnen de politiediensten identiteitsgegevens die op die manier verkregen worden, niet communiceren aan derden noch aan de openbarevervoersmaatschappijen.
Hoe dan ook mogen de veiligheidsagenten wel, desnoods onder dwang, personen zonder geldig vervoersbewijs verwijderen uit de vervoersbewijszone. Hoewel die laatste maatregel efficiënt zou kunnen zijn, wordt hij in praktijk niet toegepast door de betrokken vervoersmaatschappijen.
Om te antwoorden op de specifieke vragen van de heer Doomst inzake het opleggen van administratieve sancties, er heeft de afgelopen weken effectief overleg plaats gevonden met vertegenwoordigers van Justitie, overheidsbedrijven en Mobiliteit inzake het ontwerp van wet tot opleggen van federale, administratieve sancties. Voor alle duidelijkheid dient hierbij onderstreept dat de normerende tekst handelt over de NMBS en dus geen betrekking heeft op de MIVB. In ieder geval worden de geformuleerde opmerkingen momenteel verwerkt, zodat de tekst op korte termijn kan gefinaliseerd worden. Ook de aangehaalde problematiek van het vattingsrecht wordt in dat kader besproken.
Ook met MIVB wordt overleg gepleegd door mijn diensten. Alle betrokken actoren, met name de federale politie, de spoorwegpolitie en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn hierbij betrokken. Indien nodig zullen wij uiteraard de noodzakelijke maatregelen nemen, afhankelijk van het resultaat van het overleg met de Gewesten, en de wetgeving uitbreiden op basis van wat de gewesten en de vervoersmaatschappijen daartoe nuttig achten.
18.06 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, uit het antwoord moet ik concluderen dat we nog in een soort grijze zone zitten tussen wat, enerzijds, controleurs van NMBS en MIVB mogen doen en wat, anderzijds, daarna door de politiediensten mag worden overgenomen.
Ik kijk echt uit naar het overleg dat u met beide diensten zult plegen. Om op een delicate dienst als het openbaar vervoer bij de overtreders geen gevoel van straffeloosheid te wekken, moet het Parlement zijn conclusies trekken. Desnoods moet het wetgevende initiatieven nemen, teneinde de toepasbaarheid van sancties onweerlegbaar en ontegensprekelijk te maken.
18.07 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, wij zijn uiteraard tevreden over het overleg dat met de betrokken partijen al heeft plaatsgevonden en nog zal plaatsvinden. Hopelijk draait het overleg op een snelle en adequate behandeling van de voorliggende problematiek uit.
Wij begrijpen dat de wetgeving ter zake nog in de kinderschoenen staat. Een uitbreiding dringt zich dus op.
Het spreekt voor zich dat een straf zonder sanctie een maat voor niks is. Daarbij hoeft geen nadere commentaar.
Het is ook van cruciaal belang dat rechtstreeks gevolg kan worden gegeven aan de acties die door het personeel ter plaatse worden ondernomen. Dit is de belangrijkste zaak die wij op korte termijn verwachten, met name dat de wetgeving ter zake concreet en adequaat wordt vastgelegd.
18.08 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, j'avoue que je n'y comprends pas grand-chose! Je voudrais que la ministre m'apporte des éclaircissements. Les agents de la STIB peuvent demander la carte d'identité conformément à la réglementation sur les titres de transport. Par contre, ils ne pourraient pas exiger la carte d'identité pour d'autres faits qui constituent des délits de droit commun, par exemple le fait de taguer une rame de métro ou d'incendier une poubelle. Ils doivent alors faire appel aux services de police. Il est envisagé qu'ils puissent à l'avenir effectuer des contrôles d'identité dans ces cas-là aussi. Ai-je bien compris?
18.09 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je n'ai pas compris la même chose que M. Baeselen. J'ai compris que les agents de la STIB ne peuvent pas retenir la personne, sauf pour des infractions de droit commun.
18.10 Annemie Turtelboom, ministre: Votre interprétation est correcte.
18.11 Karine Lalieux (PS): Cela signifie que si je n'ai pas de ticket de métro, qu'un agent de la STIB m'arrête et qu'il me demande ma carte d'identité, je peux refuser de la lui présenter et il ne pourra pas l'exiger! S'agit-il bien de cela?
18.12 Minister Annemie Turtelboom: Mevrouw Lalieux, wat u zegt is correct, maar ik heb ook gezegd dat hoe dan ook de veiligheidsagenten, desnoods onder dwang, personen zonder geldig vervoersbewijs wel mogen verwijderen uit de vervoersbewijszone. Die maatregel, hoewel ze efficiënt is, wordt op dit ogenblik in de praktijk niet toegepast door de betrokken vervoersmaatschappijen.
18.13 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, pour conclure, vous comprendrez bien que, si on ne peut pas prendre leur identité, on peut forcer ces personnes à quitter la rame de métro, à moins que vous ne souhaitiez des bagarres généralisées dans le métro.
18.14 Annemie Turtelboom, ministre: Madame Lalieux, je vous ai expliqué ce qu'il était possible de faire maintenant et ce qui ne l'était pas. La concertation nous aidera à déterminer ce qu'il faut améliorer dans la loi.
18.15 Karine Lalieux (PS): La concertation, c'est très bien. Toutefois, la clarification légale est nécessaire entre autres pour le droit des individus. Je pense aux agents de la STIB mais aussi aux personnes contrôlées.
Il ne s'agit pas uniquement de se concentrer sur le ticket. Nombre d'incivilités ont été prévues dans un règlement global au niveau de la STIB ou de la SNCB (abîmer des sièges, etc.) pour lesquelles il subsiste un flou juridique. Tout ceci doit, selon moi, être mis sur la table lors de la concertation.
L'incident est clos.
19 Vraag van mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de inzet van Belgische brandweerduikers bij ongevallen in Nederlandse grenswateren" (nr. 17466)
19 Question de Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "l'intervention de plongeurs sapeurs-pompiers belges lors d'accidents sur le territoire néerlandais" (n° 17466)
19.01 Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, er stelt zich een probleem bij het inzetten van Belgische brandweerduikers bij ongevallen in Nederlandse grenswateren. Ze beschikken niet over een Nederlands diploma. Er dringt zich dus een wijziging van de regels ter zake op.
De burgemeester van Weert heeft de Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken gevraagd om die wijziging door te voeren. Hij doet dat in zijn functie van voorzitter van het grensoverschrijdend overleg op het gebied van rampenbestrijding. Voorts bepleit hij het mogelijk maken van de inzet van Belgische politiehelikopters boven Nederlands grondgebied. Onlangs bleek namelijk dat dit niet mogelijk was omdat daartoe vooraf een vluchtplan moest worden ingediend bij de Nederlandse luchtvaartautoriteit. Mevrouw de minister, in spoedgevallen zou het toch mogelijk moeten zijn om zo’n vluchtplan achteraf in te dienen. Inmiddels werd beslist dat de ambulances binnenkort wel de Belgisch-Nederlandse grens mogen oversteken. Het zou volgens ons aan te raden zijn om deze lijn door te trekken en voor voormelde situaties ook de nodige maatregelen te treffen.
Bent u op de hoogte van de problematiek? Wat zijn de concrete stappen die u omtrent dit gegeven zult nemen?
19.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, met onze buurlanden zijn er verschillende afspraken over grensoverschrijdende hulpverlening, die degelijk functioneren. Bij elke interventie en dankzij allerhande rampenoefeningen komen nog nieuwe elementen te voorschijn die de samenwerking nog efficiënter kunnen laten verlopen. Coördinatie van interventies, zeker grensoverschrijdende, is een levende materie. Het is mijn bedoeling steeds zeer snel in te spelen op nieuwe situaties en problemen. Het schrijven van de heer Niederer was mij nog niet bekend. Zodra ik op de hoogte ben van de volledige inhoud van het schrijven zal ik niet nalaten om met alle provinciale en lokale actoren overleg te plegen, mogelijke problemen te analyseren en oplossingen uit te werken.
Wat betreft de problematiek van de duikers heeft het kenniscentrum onderhandelingen aangevat met het CMAS om gelijkwaardigheid te bekomen tussen het basisbrevet van de duikers van de brandweer en het brevet SMAS **. Dit brevet is internationaal.
19.03 Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, ik kan dus besluiten dat u bevestigt dat de wetgeving hieromtrent nog voor verbetering vatbaar is. We kijken dan ook uit naar het overleg met de lokale actoren. U zult weten dat we in de provincie Limburg nogal begaan zijn met grensoverschrijdende beleidszaken en het nemen van beslissingen ter zake, zeker als het gaat over veiligheid. Op hulpverlening zou dan ook geen grens mogen staan, letterlijk en figuurlijk. Alles wat de grensoverschrijdende samenwerking kan bevorderen lijkt mij dan ook een van de prioriteiten van de minister van Binnenlandse Zaken. Ik hoop dus dat u er werk van zult maken. Ik kijk uit naar de concrete stappen die u ter zake gaat nemen.
L'incident est clos.
20 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het onderzoek inzake interventietijden" (nr. 17494)
20 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "l'étude relative aux délais d'intervention" (n° 17494)
20.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in mei 2008 bestelde de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken bij de Algemene Inspectie een studie over de interventietijden. Daarnaast werd ook een studie besteld over de impact van de verschillende dispatchingmodellen op de werking van de geïntegreerde politie. De diagnoses werden gemaakt op basis van ingezamelde meetgegevens en interviews. Wat de studie over de dispatching betreft, zouden de ongefilterde gegevens op 575 000 dringende oproepen slaan die door de Algemene Inspectie zouden worden verwerkt. De planning van de AIG-werkgroep voorzag in een eindrapport tegen midden dit jaar.
Ik zou willen vragen wat de bevindingen zijn van de twee studies. Wat kan het eindrapport ons leren? Wat zal er met de bevindingen gebeuren? Heeft de begeleidingscommissie, bestaande uit de AIG, de federale politie en de Vaste Commissie van de Lokale Politie, zich reeds over het eindrapport kunnen buigen?
20.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de AIG-werkgroep heeft in juni 2009 haar ontwerpverslag over beide delen van het onderzoek, over de interventietijden en over de soorten dispatching, afgerond. Op 16 juli 2009 werden de belangrijkste punten uit het verslag voorgesteld aan de begeleidingscommissie en besproken. Daarna werd het document overgezonden aan de commissaris-generaal van de federale politie en aan de voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie met het oog op het formuleren van hun opmerkingen.
Op 6 november 2009 werden de opmerkingen van de Vaste Commissie van de Lokale Politie en van het directiecomité van de federale politie besproken in de AIG-werkgroep, uitgebreid met een delegatie van de Vaste Commissie van de Lokale Politie en het directiecomité van de federale politie.
Het definitief rapport waarin de opmerkingen van de federale en lokale politie werden verwerkt, zal nog deze week aan mijn kabinet worden overgezonden. Daarna zal ik de resultaten met de nodige toelichting vrijgeven en het gepaste gevolg geven aan de bevindingen en eventuele aanbevelingen van het rapport.
Zonder vooruit te lopen op de details van het definitieve rapport, kan ik u nu al zeggen dat de algemene conclusies van het rapport inzake de interventietijden en de soorten dispatching, vrij positief zijn. Zoals altijd, worden weliswaar ook verbeterpunten aangeduid.
Het blijkt ook dat ons land met deze studie eens te meer vooroploopt ten opzichte van de ons omringende landen, waar tot op vandaag evenmin standaarden voor interventietijden werden ontwikkeld.
20.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u dat u al een tipje van de sluier oplicht. Ik neem aan dat we in het voorjaar de details van de studie zullen kennen, al wetende dat die in een positieve richting evolueren.
L'incident est clos.
21 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het kerstvoetbal" (nr. 17495)
21 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "les matches de football pendant la période de Noël" (n° 17495)
21.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik ben blij tussen Kerstmis en Nieuwjaar twee speeldagen te mogen meemaken in de Jupiler Pro League! Ik dacht dat afgesproken was dat er geen risicowedstrijden zouden worden gepland en dat de wedstrijden echt een familiegebeuren moesten zijn.
De kalender is uitvoerig besproken met de politiediensten en met de burgemeesters, om op die manier ook capaciteitsproblemen te voorkomen.
Mevrouw de minister, kunt u wat meer toelichting geven over de verschillende rondetafelbijeenkomsten over de voetbalveiligheid?
Zijn de capaciteitsproblemen inderdaad voorkomen?
Hebt u er al een zicht op welke politie-inzet voor die voetbalwedstrijden nodig zal zijn?
21.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Doomst, de competitiehervorming inclusief het kerstvoetbal, betreft een keuze van de voetbalwereld zelf, zijnde in dit geval de Pro League. Die competitiehervorming werd door mijn diensten in samenspraak met de Pro League en de politiediensten grondig voorbereid vanaf eind 2007. De competitiehervorming kwam integraal aan bod op de rondetafel na afloop van het seizoen 2007-2008 en 2008-2009.
Met de Pro League heb ik onlangs een akkoord gesloten dat zij voor 80 % een studie zal bekostigen die de impact van de competitiehervorming, inclusief het kerstvoetbal, op het aantal incidenten en de politie-inzet zal nagaan. Zo kan na afloop van dit seizoen een grondige evaluatie plaatsvinden.
Inzake het kerstvoetbal werd van de voetbalwereld geëist om in elk geval geen risicowedstrijden te organiseren. De politiediensten hebben aangegeven dat er zich in die voorwaarden normaal gezien geen problemen zouden voordoen inzake de beschikbare capaciteit.
De burgemeesters en de korpschefs werden eind2008 uitgenodigd op een bijeenkomst waar hun werd gevraagd of zij akkoord gingen met de organisatie van kerstvoetbal op hun grondgebied, en onder welke voorwaarden. De lokale overheden en politiediensten konden voorafgaand aan de opstelling van de kalender voor dit seizoen eventueel specifieke eisen formuleren. Met die eisen werd door de kalendercommissie integraal rekening gehouden.
De betrokken politiezones hebben nu al een eerste inschatting gemaakt aangaande de benodigde capaciteit voor de wedstrijden tijdens de kerstperiode. Op basis van een dynamische risicoanalyse en de informatie die steeds concreter zal worden naarmate de wedstrijden naderen, zal die inzet uiteraard verder op punt gezet worden. De eerste inschatting is in de meeste gevallen veeleer gericht op een maximale inzet, om zekerheid te hebben over de beschikbare capaciteit.
De federale politie heeft mij aangegeven dat er zich op dit moment geen enkel probleem lijkt te zullen voordoen inzake de beschikbare politiecapaciteit voor het kerstvoetbal. Dat zal in normale omstandigheden ook zo blijven.
Wel wil ik erop wijzen dat in eerste instantie de lokale politiediensten verantwoordelijk zijn voor de politie-inzet die men bij voetbalwedstrijden noodzakelijk acht.
21.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, dat betekent dus ook dat de geruchten die even circuleerden als zou de risicowedstrijd tussen Club Brugge en Cercle Brugge een probleem vormen, allemaal opgelost zijn.
21.04 Minister Annemie Turtelboom: Er is overleg gepleegd met alle korpschefs en met alle burgemeesters.
L'incident est clos.
22 Vraag van de heer Gerald Kindermans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de recente speech van de Amerikaanse president Obama betreffende Afghanistan en de mogelijke vraag voor meer hulp aan de NAVO bondgenoten" (nr. 17507)
22 Question de M. Gerald Kindermans à la ministre de l'Intérieur sur "le récent discours du président américain Obama sur l'Afghanistan et le soutien supplémentaire demandé éventuellement aux alliés de l'OTAN" (n° 17507)
22.01 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wij hebben vorige week, op 1 december, vastgesteld dat de Amerikaanse president Barack Obama zijn nieuwe strategie voor Afghanistan heeft uiteengezet. Er is sprake van 30 000 Amerikaanse soldaten, een aantal dat vanaf 2011 geleidelijk weer afgebouwd zal worden.
Naast het feit dat hij gezegd heeft dat de tijd van het uitdelen van blanco cheques aan de Afghaanse regering in Kaboel voorbij is, heeft hij ook gepleit voor meer inspanningen van de NAVO-bondgenoten, en dan vooral op het vlak van extra humanitaire en economische hulp.
In De Standaard lazen wij dan enkele dagen later dat om de strategie in Afghanistan te doen slagen niet alleen militaire maar ook humanitaire en economische hulp nodig is en dat de prioriteiten zullen liggen bij landbouw, gezondheidszorg en de uitbouw van veiligheidsdiensten en het rechtssysteem. De klemtoon wordt door de Europese NAVO-bondgenoten dus gelegd op de civiele hulp, rechtbijstand en ontwikkelingssamenwerking.
Aangezien België reeds een aanzienlijke militaire bijdrage levert, wil ik u het volgende vragen, mevrouw de minister.
Hebt u weet van een officiële vraag vanwege de VS en de NAVO-bondgenoten aangaande het sturen van politieagenten en politietrainers? Zoals u weet zijn waarnemers het erover eens dat de opleiding van de Afghaanse veiligheidsdiensten een van de cruciale voorwaarden is om het land op termijn te stabiliseren.
Kunt u ons informeren over de houding van het departement ten opzichte van een dergelijke vraag?
Hoeveel politiemensen in België zouden kunnen geleverd worden? Ik heb ondertussen, na het stellen van de vraag, in de krant gezien dat er tot op heden slechts drie zouden geïnteresseerd zijn.
Welke procedures en maatregelen bestaan er om te garanderen dat de Belgische politieagenten en politietrainers die deelnemen aan een dergelijke risicovolle missie goed omkaderd zijn?
Kunt u ons uiteenzetten volgens welke draaiboek de veiligheid van de manschappen op het terrein zal worden gegarandeerd?
22.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, als minister van Binnenlandse Zaken heb ik geen officiële vraag gekregen van de VS of van de NAVO. Dit is gebeurd via de gebruikelijke kanalen, namelijk de minister van Buitenlandse Zaken en de premier. Wij hebben ons ingeschreven in een globaal plan van de Belgische regering waaraan verschillende actoren deelnemen, zoals Defensie, Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, Justitie en politie.
Wat betreft politie zullen er twee tot vier agenten, samen met een magistraat, aan de missie EUPOL Afghanistan deelnemen. Samen met de politie hebben we de voorwaarden voor onze deelname aan deze missie voorgesteld, namelijk een bijkomende militaire opleiding voor de politieagenten voor het vertrek, een specifieke uitrusting zowel wat betreft kledij en bewapening, dus kogel- en scherfwerende vest, helm, handvuurwapen en collectief wapen, evenals communicatiemiddelen, satelliettelefoons, gps met coördinaatbepaling, enzovoort. De politiedeskundigen zullen ook worden ingezet op plaatsen in Afghanistan waar het Belgisch leger reeds actief is, zodat eventueel gebruik kan worden gemaakt van de logistieke steun van de Belgische militaire component ter plaatse. Bovendien is voorzien in een halfjaarlijkse rotatie.
Uiteraard vindt ook een doorgedreven selectie plaats door de politiestaf op de fysieke en psychische weerbaarheid, gelet op de specifieke omstandigheden van deze missie. Tijdens de missie is er voor de missieleden en hun familie in een psychosociale opvolging voorzien door het stressteam van de federale politie.
Tot slot wil ik nog benadrukken dat uiteraard de politiemensen die zullen deelnemen aan deze missie, alleen geselecteerd worden op basis van vrijwilligheid en op basis van het feit dat het politiemensen moeten zijn die passen bij de functie die men daar gaat vervullen. Vrijwilligheid is samen met de andere voorwaarden cruciaal.
22.03 Gerald Kindermans (CD&V): Mevrouw de minister, ik ben heel tevreden dat u dat blijkbaar goed voorbereidt, maar men schijnt ook bij de vakbonden niet erg gelukkig te zijn, heb ik gelezen, om dat te doen.
22.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, misschien nog een belangrijke specificatie. Dit kost de begroting van de federale politie niets. Voor dergelijke operaties zijn er aparte budgetten van Buitenlandse Zaken. Als er twee of drie of vier mensen aan die actie zouden deelnemen, kunnen wij twee of drie of vier mensen terug aanwerven op dat budget voor de interne veiligheid, voor de Belgische capaciteit. Het is een budgettair volledig neutrale situatie voor de federale politie.
22.05 Gerald Kindermans (CD&V): Mevrouw de minister, ik vind het in elk geval belangrijk dat daarmee een signaal wordt gegeven dat wij de civiele veiligheid en het heropbouwen van dat land zeer belangrijk vinden. Met militaire middelen alleen zullen wij het daar volgens mij niet redden.
L'incident est clos.
Le président: Je n’aperçois pas Mme Yalcin pour poser sa question n° 17540.
23 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het ASTRID-netwerk" (nr. 17555)
23 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "le réseau ASTRID" (n° 17555)
23.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag over het ASTRID-netwerk diende ik eertijds in naar aanleiding van een beslissing van de Ministerraad van 5 juni 2009 inzake de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij over de keuzes die op strategisch en financieel vlak zouden moeten worden gemaakt voor een optimaal beheer van het netwerk van het radioverkeer van de hulp- en veiligheidsdiensten.
De echte aanleiding was de communicatie door het Brussels Gewest van de intentie om veel strengere stralingsnormen voor de gsm-masten in te voeren. Later was er enige onduidelijkheid over de handhaving van voornoemde intentie.
Ik had u graag het volgende gevraagd.
Ten eerste, hebt u ondertussen zicht gekregen op de aanbevelingen die door de Federale Participatiemaatschappij werden geformuleerd, gelet – naar ik veronderstel – op het koninklijk besluit van november 2009, waarin een investering van 8 miljoen euro wordt aangekondigd en nog eens in 33 miljoen euro werkingskosten voor ASTRID wordt voorzien?
Tot slot en misschien het belangrijkste, kunt u de huidige stand van zaken toelichten met betrekking tot de effectieve verlaging van de stralingsnormen in het Brussels Gewest en de gevolgen ervan op het ASTRID-netwerk?
Uw voorganger heeft eertijds aangekondigd dat er mogelijkerwijs met het Brussels Gewest een overleg over het ASTRID-netwerk en de dekking voor de veiligheids- en hulpverleningsdiensten op het gsm-netwerk zou plaatsvinden.
Kan u ons over de huidige stand van zaken briefen?
23.02 Minister Annemie Turtelboom: De aanbevelingen van de Federale Participatiemaatschappij zijn de volgende.
Er is nood aan een beleidsplatform onder de coördinerende bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken als draagvlak van de beleidsvisie voor de nv ASTRID. De strategische beslissingen, genomen in dit beleidsplatform, moeten in een vernieuwd beheerscontract worden omgezet. Daarin wordt zowel de nodige investering als de financiering duidelijk omschreven.
De parameters voor het bepalen van de abonnementsprijzen dienen in dit nieuw beheerscontract omschreven te worden en door alle partijen gerespecteerd te worden. Het langetermijnbeleid, vastgesteld door het beleidsplatform, en vertaald in het beheerscontract, moet het management van nv ASTRID toelaten om zich te concentreren op haar taken van beleidsuitvoering en beleidsvoorbereiding. In dit kader moet de nv ASTRID een vijfjarig financieel plan opstellen en aan de raad van bestuur voorleggen. De rol van het raadgevend comité van gebruikers moet duidelijk worden omschreven als overlegplatform voor gebruikers, met als belangrijkste taak de operationele knelpunten op te lossen binnen de aan nv ASTRID toegewezen middelen.
Aangaande het investeringsbeleid, stelt men voor om het netwerk in zijn huidig concept de eerstkomende jaren operationeel te houden. Daarnaast stelt men voor om de nodige elementen van technische evolutie te selecteren die de kwaliteit van het operationele gebruik in de dienstverlening verhogen. De werking van de raad van bestuur moet worden geoptimaliseerd door bijvoorbeeld onafhankelijke bestuurders aan te stellen en aangepaste selectie- en aanstellingsprocedures voor de bestuurders te implementeren.
Net zoals de regering op de Ministerraad van 5 juni 2009 sluit ik mij aan bij de conclusies van de Federale Participatiemaatschappij. Ik neem ze ook over als werkbasis. De uitwerking van deze aanbeveling maakt het voorwerp uit van een werkgroep die onder de coördinerende verantwoordelijkheid van mijn departement op 30 november 2009 werd opgestart, een paar dagen geleden dus. Dat werd zo bepaald door mij en door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken op de Ministerraad van 5 juni 2009.
Het is de bedoeling om voor het zomerreces van 2010 concrete voorstellen aan de Ministerraad voor te leggen. De budgettaire impact van deze aanbevelingen kan pas worden ingeschat van zodra deze aanbevelingen in concrete maatregelen worden omgezet. De gevolgen van de verlaging van de stralingsnorm tot 3 V/m voor de werking van het ASTRID-netwerk kunnen pas exact gekend zijn wanneer ook de uitvoeringsbesluiten voor deze maatregelen bekend zijn. Op vraag van het Brussels Instituut voor Milieubeheer hebben vertegenwoordigers van de nv ASTRID met het Instituut rond de tafel gezeten om de diverse technische scenario's en de gevolgen voor de bedrijfszekerheid voor het radio en paging netwerk voor de veiligheidsdiensten te bespreken. De nv ASTRID heeft met dat doel verschillende simulaties uitgewerkt en toegelicht. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft tot op heden nog geen uitvoeringsbesluiten voor de 3 V/m-normen bekendgemaakt.
23.03 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. U benadrukt de noodzaak van het ASTRID-netwerk. U geeft blijk van die noodzaak door de investeringen, de vele miljoenen die ook in het KB worden aangekondigd.
Er wordt veel geld over de balk gegooid wanneer in het Brussels Gewest geen dekking kan worden gegarandeerd door de te strenge stralingsnormen die zouden worden ingevoerd.
Ik vind het zeer goed dat overleg heeft plaatsgevonden. Mag ik uit uw antwoord ook afleiden dat de politieke wil van de Brusselse regering met betrekking tot de strenge stralingsnormen niet meer bestaat? Het blijft daarover immers stil. Ik hoor u ook zeggen dat in het overleg nog altijd geen gewag van uitvoeringsbesluiten ter zake wordt gemaakt.
23.04 Minister Annemie Turtelboom: Voor het standpunt van Brussel moet u in Brussel zijn.
23.05 Ben Weyts (N-VA): Uw inschatting is voor mij even goed.
L'incident est clos.
24 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de situatie bij de luchtvaartpolitie" (nr. 17576)
24 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la situation au sein de la police aéronautique" (n° 17576)
24.01 Ben Weyts (N-VA): Deze vraag is wat recenter van aard en gaat over de 450 agenten van de luchtvaartpolitie die deel uitmaken van de federale politie en die instaan voor de beveiliging van de luchthaven en de miljoenen reizigers per jaar, inclusief VIP’s en hoogwaardigheidsbekleders allerhande.
Luidens verklaringen van de politievakbond NSPV die dit weekend aan bod kwamen in de Vlaamse media, zou het wagenpark van de luchtvaartpolitie al lang aan vervanging toe zijn. De heer Van Hamme stelde dat de dienstwagens gemiddeld 10 jaar oud zijn en dat tal van thans nog gebruikte wagens eigenlijk ongeschikt zijn en in sommige gevallen zelfs niet zouden voldoen aan de wettelijke vereisten, maar desondanks toch op de openbare weg gebruikt zouden worden.
Mevrouw de minister, hoeveel auto’s telt het wagenpark van de luchtvaartpolitie? Bevestigt u de lamentabele staat van diverse voertuigen en zelfs het gebruik van niet-gekeurde voertuigen op de openbare weg?
Worden de wagens van de federale politie van 4 jaar en ouder allemaal onderworpen aan de autokeuring? Ik spreek over de volledige federale politie. Geldt dan dezelfde werkwijze voor de luchtvaartpolitie?
Over hoeveel manschappen en financiële middelen kon de luchtvaartpolitie beschikken van 2006 tot vandaag?
Neemt u onmiddellijke maatregelen, onder meer om de staking zoals aangekondigd door NSPV, te vermijden?
24.02 Minister Annemie Turtelboom: Het wagenpark van de luchtvaartpolitie telt op dit moment 63 voertuigen. 35 daarvan zijn in gebruik genomen na 1 januari 2007. Omdat die voertuigen op de vastgestelde tijdstippen technisch gekeurd worden, zijn zij geschikt om op de openbare weg te rijden. Wel zijn sommige voertuigen al vrij oud. De vervanging van voertuigen hangt af van een aantal parameters, waaronder de kilometerstand. De voertuigen die aan de luchthaven verbonden zijn, maken vele kleine verplaatsingen, waardoor zij zelfs bij intensief gebruik relatief weinig kilometers afleggen. Uiteraard worden zij steeds technisch gekeurd.
De staat waarin het voertuig zich bevindt, is ook voor een groot deel de verantwoordelijkheid van de gebruiker. De gebruiker moet de voertuigen op regelmatige basis reinigen en eventuele problemen en technische mankementen signaleren. De luchtvaartpolitie houdt zich aan de keuringprocedure die voor privévoertuigen geldt. Zij volgt dezelfde werkwijze als de hele federale politie.
Ik geef een overzicht van de manschappen en middelen voor de door u gevraagde jaren. In 2006 bedroeg het aantal effectieven 474, in 2007 487, in 2008 522 en in 2009 542.
De verbruiksproducten evolueerden van 94 490 euro in 2006 naar 88 588 euro in 2007 en naar 85 192 euro in 2008, en in 2009 naar 88 221 euro.
Het personeelsbudget ging van bijna 4 700 000 euro in 2006 naar 5 225 000 in 2009. Hierin zijn eveneens de gedetacheerde personeelsleden opgenomen, vooral in Gosselies en Brussel Nationale Luchthaven, wat een belangrijk deel van de stijging van de jongste 2 jaar verklaart.
In het korte tijdsbestek was het voor mij niet mogelijk de investeringsbudgetten te detailleren. Ik ga ervan uit dat de directeur-generaal van de bestuurlijke politie het vervangingsprogramma volgt. Verder gaat het om aspecten van veiligheid en welzijn, die hun beslag moeten krijgen binnen het basisoverlegcomité. Ik ben een herschikking van de basisoverlegcomités aan het voorbereiden, zodat de dialoog met de sociale partners geoptimaliseerd wordt.
24.03 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, samengevat zegt u eigenlijk dat er weinig of niets aan de hand is; de voertuigen worden allemaal technisch gekeurd en dat is prima. Over de staat waarin ze verkeren kan echter worden gediscussieerd.
24.04 Minister Annemie Turtelboom: Als een voertuig door de technische keuring gaat, dan is dat wel dezelfde technische keuring als voor uw en mijn voertuig. U moet dus niet zeggen dat er kan gediscussieerd worden over de staat waarin het verkeert, tenzij u de staat van de technisch keuring in twijfel trekt.
24.05 Ben Weyts (N-VA): Dat doe ik helemaal niet, mevrouw de minister. Wees rustig. Ik zeg dat men kan discussiëren over de staat waarin de voertuigen zich bevinden omdat ze zich volgens het NSPV in een lamentabele staat bevinden, hoewel ze, zoals u zei, door de technische keuring zijn gegaan. Dat is de reden waarom ik zeg dat men over de staat van de voertuigen kan discussiëren.
Voorts dank ik u om ons een overzicht te hebben gegeven van de middelen.
U zegt dat er niets of weinig aan de hand is en dat er geen onmiddellijke maatregelen in het vooruitzicht worden gesteld. Welnu, ik ben benieuwd of er zich al dan niet een staking zal aandienen, waarvan de luchtvaartactiviteiten in Zaventem het slachtoffer zouden worden.
Het incident is gesloten.
Le président: Étant donné que M. Ludo Van Campenhout n'est pas venu poser sa question n° 17103 et ce, pour la seconde fois, elle est supprimée. Il en est de même pour la question n° 17308 de M. Philippe Collard.
La question n° 17475 de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers ainsi que la question n° 17540 de Mme Hilâl Yalçin sont reportées.
La réunion publique de commission est levée à 16.35 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.35 uur.