Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken
en het Openbaar Ambt |
Commission
de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique |
van woensdag 2 december 2009 Namiddag ______ |
du mercredi 2 décembre 2009 Après-midi ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 15.37 heures. La réunion est présidée par M. André Frédéric.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.37 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer André Frédéric.
01 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verbetering van de brandveiligheid" (nr. 17004)
01 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "l'amélioration de la sécurité incendie" (n° 17004)
01.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, jaarlijks vallen er nog tal van slachtoffers bij woningbranden. Begin dit jaar spraken wij met minister De Padt over een aantal initiatieven om mensen gevoeliger te maken voor dergelijke incidenten, door een aantal suggesties te formuleren. Het is een gewestelijke bevoegdheid, maar veiligheid is natuurlijk een gedeelde verantwoordelijkheid.
De minister wilde toen de belastingvermindering voor uitgaven ter beveiliging van de woning tegen inbraak en ook tegen brand, beter bekendmaken. Hij wilde ook op zoek gaan naar manieren om burgers te stimuleren en te sensibiliseren voor meer preventie.
De suggesties met het oog op het verbeteren van de brandveiligheid zouden ook worden voorgelegd aan de Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing.
Wat is de huidige stand van zaken in dit sensibiliseringstraject?
Welke suggesties werden er met het oog op de verbetering van brandveiligheid geformuleerd?
Wat was de reactie van de Hoge Raad?
Welke initiatieven werden er genomen om de belastingvermindering beter bekend te maken?
01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, om de brandveiligheid in de woningen te verbeteren, wil ik in de eerste plaats de burger beter sensibiliseren en dit via verschillende campagnes die enkel door herhaling op langere termijn een maximumeffect kunnen sorteren.
In de eerste plaats denken wij aan de campagne om het aantal CO2-vergiftigingen te verminderen. Voornoemde campagne gaat binnenkort van start. In de nabije toekomst wil ik echter ook een nieuwe dienstverlening ter beschikking stellen van de burger, met name een brandpreventieadviseur, die op vraag van de burger gratis advies zal geven over de brandveiligheid in diens woning.
De brandadviseurs zullen suggesties doen met het oog op de verbetering van de brandveiligheid. Hun raadgevingen zullen aan de specifieke situatie van de woning zijn aangepast. Zo zal ter zake rekening worden gehouden met het type van woning — alleenstaand of appartement, in eigendom of verhuurd —, met de ouderdom van de woning en met de aanwezige brandrisico’s.
De Hoge Raad voor beveiliging tegen brand en ontploffing wordt van voorgaand initiatief en van de ontwikkelingen ter zake op de hoogte gehouden. Zodra de eerste resultaten bekend zijn, worden zij aan de Hoge Raad voorgelegd met het oog op een advies over de al dan niet nadere uitwerking van bedoelde initiatieven.
Om de belastingvermindering voor inbraak en brandwerende investeringen aan woningen beter bekend te maken, lanceerde ik in september 2009 de sensibiliseringscampagne “Win aan veiligheid”. Daarbij stond de belastingvermindering voor beveiligingsmaatregelen van maximaal 690 euro in de schijnwerpers.
01.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, mogen wij erop rekenen dat er in 2010 een beroep op de brandpreventieadviseurs zal kunnen worden gedaan?
01.04 Minister Annemie Turtelboom: Wij werken nu aan de concretisering en de ontwikkeling. Wij baseren ons op het concept van de technopreventieve adviseurs op het vlak van diefstal en inbraak. Wij zijn met de zaak bezig. Wij zullen er een toolbox voor ontwikkelen. Wij moeten ter zake uiteraard nog enig overleg plegen. Een en ander zal ook in ons Nationaal Brandpreventieplan worden opgenomen.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het AFIS-systeem" (nr. 17005)
02 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "le système AFIS" (n° 17005)
02.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, sinds dit jaar maakt de federale politie gebruik van het AFIS-systeem, het Automatic Fingerprint Identification System, ter vervanging van het oude systeem dat blijkbaar al tien jaar dienst deed. Dat nieuwe systeem kent blijkbaar belangrijke verschillen en verbeteringen ten opzichte van het oude systeem, waardoor de verbinding met de Dienst Vreemdelingenzaken inzake vingerafdrukken elektronisch kan gebeuren. Daarnaast zou ook een mobiele live scan worden aangekocht, die kan worden gebruikt bij grote politieacties, evenals mogelijk draagbare mobiele scans voor het nemen van afdrukken voor snelle identificatie.
Wordt dat nieuwe systeem door de politiediensten inderdaad ervaren als efficiënt en een vooruitgang? Bestaat de elektronische verbinding met Vreemdelingenzaken al? Zijn aan het nieuwe systeem bepaalde nadelen vastgesteld? Werd de nieuwe mobiele live scan al voor een grote actie in gebruik genomen? Hoeveel draagbare mobiele scans werden er aangekocht? Hebt u al zicht op het aantal politiezones die daarvan gebruik zullen willen maken?
02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het nieuwe AFIS-systeem voor digitale vinger- en palmafdrukken van personen zal operationeel in werking zijn eind januari 2010. Er is dus nog geen terreinervaring met dit nieuwe systeem. De elektronische verbinding met de Dienst Vreemdelingenzaken zal worden gerealiseerd tegen eind maart 2010, waardoor ook hier nog geen sprake is van evaluatie van deze toepassing.
De federale politie heeft één mobiele livescanconfiguratie met een laptop en een scanner tafelmodel aangekocht. Deze configuratie werd aangekocht om ze na een inloopperiode in te zetten bij grote acties op het terrein. Daarnaast werden 25 vaste toestellen aangekocht voor gebruik in de gedeconcentreerde diensten van de federale politie zoals de arrondissementeel gerechtelijke politie, de wegenpolitie en de scheepvaartpolitie. Tot op heden zijn er 56 live scans van de politiezones verbonden met het actuele centrale systeem.
02.03 Michel Doomst (CD&V): Dank u voor de concrete timing. We kijken uit wat de ervaring op het terrein geeft met de nieuw ingeschakelde methodiek.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het drugsgebruik bij politieagenten" (nr. 17006)
03 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la consommation de stupéfiants par des agents de police" (n° 17006)
03.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, vorig jaar al hadden we het toenemende drugsgebruik bij politieagenten aangekaart. Er was afgesproken een werkgroep op te richten die het probleem meer in detail zou analyseren. Het doel was preventie, niet alleen gericht op het probleem van verslaving, maar ook op absenteïsme. Omdat het over een complex probleem gaat, wacht men de bevindingen van de werkgroep af alvorens te handelen.
Hebt u de bevindingen van die werkgroep al?
Wat zijn de concrete voorstellen?
Welke maatregelen werden genomen?
Welke acties worden er naar aanleiding van de bevindingen in het vooruitzicht gesteld?
Hoe worden die bevindingen geëvalueerd?
03.02 Minister Annemie Turtelboom: Het drugs- en alcoholgebruik bij politiemensen en het bredere probleem van het absenteïsme worden in de bewuste werkgroep nog steeds verder onderzocht. Aangezien de activiteiten van de werkgroep nog niet zijn afgerond, kan ik nog steeds geen concrete bevindingen, voorstellen of maatregelen betreffende aangehaalde problematiek uit de doeken doen.
Ik zal er bij de werkgroep op aandringen dat hij zijn bevindingen en besluiten zo snel mogelijk bezorgt. Ik heb geen concrete timing.
03.03 Michel Doomst (CD&V): Dank u voor uw volharding, mevrouw de minister. Wij komen er wellicht volgend jaar op terug.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het ontmaskeren van nepadressen" (nr. 17008)
04 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la détection de fausses adresses" (n° 17008)
04.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, u hebt al de wens uitgedrukt om de fraude met nepadressen aan te pakken. U zou ook een rondzendbrief naar de steden en gemeenten sturen om hen op dit probleem attent te maken.
Mevrouw de minister, kunt u meer toelichting geven over de rondzendbrief? In welke mate wordt de problematiek op dit moment aangepakt? Hebt u al een idee van het aantal nepadressen dat in ons land circuleert?
04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Doomst, in de rondzendbrief die aan de gemeente zal worden gericht, zal de aandacht worden gevestigd op het fenomeen van de domiciliefraude en op het belang van een correcte woonstcontrole.
De reglementering betreffende het houden van bevolkingsregisters is namelijk gebaseerd op de inschrijving op het adres waar de burger werkelijk zijn hoofdverblijf heeft. Omdat een groot deel van het sociaal en maatschappelijk verkeer op die registers is gebaseerd, moeten de instanties die toegang tot het Rijksregister hebben, zeker zijn dat de gegevens correct zijn.
Daarom zal de gemeenten ook worden verzocht om ambtshalve over te gaan tot de inschrijving van burgers van de Europese Unie die permanent in België verblijven, en in het bijzonder in een grensgemeente, als die geen stappen ondernemen voor hun inschrijving in het bevolkingsregister.
Wanneer mijn diensten klachten van overheidsinstanties of van derden met betrekking tot een eventueel fictief adres ontvangen, worden de klachten aan de gemeente bezorgd. Indien de gemeente hierop niet reageert, stellen mijn diensten desgevallend zelf een bevolkingsonderzoek in, opdat de betrokken burgers op het adres van hun werkelijke hoofdverblijfplaats zouden worden ingeschreven.
Bovendien werd door mijn diensten in 2008 bij wijze van steekproef een onderzoek verricht naar het aanbieden van fictieve domicilieadressen op het internet. Vermits het te huur aanbieden van fictieve domicilieadressen een strafbaar feit is, werd het gevonden aanbod van fictieve adressen aan de Federal Computer Crime Unit van de Federale Gerechtelijke Politie voor verder onderzoek bezorgd.
Ik zal de strijd tegen de nepadressen concentreren op drie actiepunten. Naast de rondzendbrief aan de gemeentebesturen waarover ik het had, wens ik ook dat met de hulp van de bevolkingsinspectie een bijkomende praktische opleidingssessie over het correct uitvoeren van woonstonderzoeken in de verschillende politiescholen wordt georganiseerd voor aspirant-politieagenten en voor wijkagenten die reeds in dienst zijn.
Ik heb ook een voorstel van voorontwerp van wet laten voorbereiden, waarbij ook aanbieders van domiciliefraude zwaarder worden gestraft. Daarover zullen wij de volgende weken ook overleg plegen met de bevoegde collega's. De meest efficiënte fraudebestrijding is namelijk nog steeds een adequate reglementering die de burger op een natuurlijke wijze aanspoort om zijn hoofdverblijf met een werkelijk verblijf te laten samenvallen.
Aangezien nepadressen niet via het Rijksregister kunnen worden gedetecteerd, heb ik jammer genoeg geen zicht op het aantal.
04.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. De rondzendbrief kunnen wij dus in de loop van de volgende weken verwachten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de opvolging van de stressenquête" (nr. 17009)
05 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "le suivi de l'enquête sur le stress" (n° 17009)
05.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in maart van dit jaar heeft uw voorganger een bevraging georganiseerd bij de politiezones omtrent de acties rond stress en zelfdoding bij de politie. Er is toen ook een opvolgingscommissie samengesteld, die zou moeten werken rond de aanbevelingen inzake de preventie van zelfdoding. Dat zou ressorteren in een sensibiliserings- en informatiecampagne, een brochure over het probleem, een forum om daarover meer overleg te plegen en een gespecialiseerde opleiding voor de verantwoordelijken.
Mevrouw de minister, hebt u op dit ogenblik al wat zicht op de uitgewerkte acties?
Wat is de stand van zaken van de verschillende aanbevelingen?
Worden er nog acties naar aanleiding van die problematiek gepland?
05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Doomst, de werkgroep rond zelfdoding werkt verder aan de preventie van zelfdoding bij de politiediensten. Verscheidene acties worden vooropgesteld en een aantal acties werd al gerealiseerd.
Zo werden er op de werelddag zelfmoordpreventie brochures “zelfmoordpreventie bij de politie” bij de geïntegreerde politie verspreid om het taboe rond zelfdoding verder te doorbreken en de nodige hulpmiddelen ter preventie aan te bieden, waaronder een permanent bereikbaar telefoonnummer.
Eveneens is via het intranet ruchtbaarheid gegeven aan de preventie van zelfdoding, met een publicatie van een infonieuws gewijd aan de problematiek van zelfdoding.
Een ander gerealiseerd initiatief is de creatie van het item omtrent zelfdoding op de website www.polsupport.be. Eenieder die geconfronteerd wordt met de problematiek van zelfdoding, kan onder de rubriek “zelfdoding” algemene informatie, evenals informatie en links naar professionele hulp vinden.
De korpschef van de lokale politie en de directeurs van de federale politie werden individueel op de hoogte gebracht van de genomen initiatieven.
De activiteiten van de werkgroep zelfdoding zijn nog volop lopende en er wordt nog verder gewerkt aan andere preventiemaatregelen.
05.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik denk dat we ook rond stressbestendigheid in de komende maanden en jaren harder zullen moeten werken. De incidenten in Vorst hebben dat volgens mij bewezen, en ook de berichten die we krijgen dat het voor agenten op het terrein steeds moeilijker wordt om in acute situaties de kalmte te bewaren.
In de maatschappelijke context denk ik dat wij daarvoor toch blijvend aandacht moeten hebben. Vandaar dat wij dat samen met u zullen blijven opvolgen.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid van huisartsen" (nr. 17010)
06 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité des médecins généralistes" (n° 17010)
06.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, samen met uw collega van Volksgezondheid hebt u een sensibilisatiecampagne gelanceerd die huisartsen moet wijzen op de veiligheidsrisico’s. Onder de slogan “respecteer de veiligheid van uw arts” zijn een website en een draaiboek met preventiemaatregelen gelanceerd. In april was uw voorganger nog van plan een brochure te verspreiden met dergelijke veiligheidsmaatregelen. Er zou ook geprobeerd worden beter te communiceren, waardoor het gamma van fiscaal aftrekbare veiligheidsmaatregelen in de sector beter bekend zou zijn.
Gelijktijdig kondigden beide ministers een proefproject inzake het centraal noodnummer aan, dat vanaf januari 2010 tot de provincie Luxemburg zou worden uitgebreid.
Kunt u iets meer zeggen over die campagne? Ligt zij volledig in het verlengde van wat toenmalig minister De Padt gelanceerd heeft? In welke mate is er met de artsen zelf overlegd? Op welke manier zullen de artsen worden gesensibiliseerd? En wat vindt u van een gericht netwerk dat de verzamelde informatie via een bepaalde beroepsgroep kan doorgeven?
06.02 Minister Annemie Turtelboom: Vorige week is de aftrap gegeven van de campagne inzake de veiligheid van huisartsen. De campagne bestaat uit verschillende delen.
In eerste instantie ontvangen alle burgemeesters, de voorzitters van alle huisartsenkringen en de lokale politie een brief met daarbij de toolbox van veiligheidsmaatregelen. Daarnaast krijgen de huisartsenkringen die toolbox ook op een informatiedrager, en alle huisartsen kunnen zich inschrijven voor de elektronische nieuwsbrief, die zij in de loop van de komende weken en maanden zullen ontvangen.
Het doel van deze campagne is een gedragsverandering bij de artsen te bekomen. Mijn diensten willen de huisartsen overtuigen van het nut van beveiligingsmaatregelen en hen informeren over de bestaande mogelijkheden.
Er bestaat geen verschil met de aangekondigde campagne van mijn voorganger. Continuïteit is belangrijk, en dit verzekerde een efficiënte uitwerking van de campagne, daar wij niet van nul moesten beginnen maar konden voortbouwen op belangrijke, reeds bestaande elementen.
Op diverse tijdstippen is er overleg geweest met de FOD Volksgezondheid en met de huisartsenverenigingen om de vooropgestelde maatregelen zo goed mogelijk op de realiteit in de huisartsenpraktijk af te stemmen. Het elektronisch meldpunt dat geopend werd, waarop huisartsen hun verhaal kwijt konden, leverde tevens een waardevolle input voor de campagne.
Mijn diensten benadrukken geregeld het belang van een aangifte bij de politie voor artsen die het slachtoffer worden van een misdrijf. Daarnaast kunnen artsen via het elektronisch meldpunt op de website www.besafe.be/health melding doen van de feiten waarvan zij het slachtoffer geworden zijn. Mijn diensten analyseren deze informatie en kunnen op basis daarvan nieuwe adviezen verstrekken aan de huisartsen.
In de campagne is specifieke informatie opgenomen om de huisartsen te stimuleren over te gaan tot een politionele aangifte wanneer zij slachtoffer worden van een misdrijf.
Ik ben voorstander van een netwerk, waarbij de preventieve informatie op een bepaalde beroepsgroep kan worden afgestemd en via vertegenwoordigers van de beroepsgroep kan worden doorgegeven. Om die reden werden de koepelorganisaties betrokken bij de huisartsencampagne en werden zij gevraagd om hun medewerking te geven aan een maximale informatieverspreiding.
06.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord, dat belangrijk is voor een groep die het vanwege veiligheidsomstandigheden niet gemakkelijk heeft om te functioneren. Ik hoop dat we via deze kanalen vooral de risicogebieden, die steeds duidelijker worden, kunnen bereiken en dat we op die manier het beroep, dat in steeds moeilijkere omstandigheden moet worden uitgeoefend, een duwtje in de rug kunnen geven op het vlak van veiligheid.
L'incident est clos.
- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheidsmonitor" (nr. 17042)
- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheidsmonitor 2008-2009" (nr. 17045)
- de heer Roland Defreyne aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de resultaten van de veiligheidsmonitor" (nr. 17074)
- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "le moniteur de sécurité" (n° 17042)
- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "le moniteur de sécurité 2008-2009" (n° 17045)
- M. Roland Defreyne à la ministre de l'Intérieur sur "les résultats du moniteur de sécurité" (n° 17074)
07.01 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, uit de veiligheidsmonitor is gebleken dat bijna 9 op de 10 ondervraagden tevreden zijn over het politiewerk. Dat is positief.
De monitor helpt ook om zicht te krijgen op misdrijven die niet door mensen worden aangegeven. Zo blijkt dat woninginbraken alsmaar minder worden aangegeven, enigszins omdat men het gevoel heeft dat het geen zin heeft. Bedreigingen met lichamelijk geweld en seksuele misdrijven worden slechts in minder dan 10 % van de gevallen aangegeven. Ik weet dat men heel voorzichtig moet zijn met enquêtes en bevragingen. Kunt u toch de bevindingen van de veiligheidsmonitor wat toelichten? Wat zijn de meest aangehaalde problemen?
Wat zullen we proberen te doen om de aangifte van de aangehaalde misdrijven toch te verbeteren? Hebben we via de wijkwerking geen mogelijkheden om hier beter op in te spelen?
07.02 Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik zit op dezelfde golflengte als de heer Doomst wat mijn vraag betreft. Enquêtes zijn wat ze zijn, maar het gaat hier om een omvangrijk bevraagd publiek, namelijk 37 000 personen. 90 % antwoordt dat onze politiemensen goed tot zeer goed werk leveren. Dat betekent met andere woorden ook een vooruitgang tegenover het jaar 2000. We hebben nu 10 % meer tevreden mensen. Ik denk dat het hier dan ook op zijn plaats is om de nodige pluimen uit te delen aan de ministers van Binnenlandse Zaken die het beleid in de voorbije jaren hebben uitgetekend. Dat geldt vooral ook voor de mensen op het terrein. Dat de politiemannen en –vrouwen een dergelijke score halen, kan ons immers alleen maar tevredenstellen.
Zoals de heer Doomst terecht stelt, zijn er echter ook een paar werkpunten die uit de enquête blijken, vooral in verband met de aangifte. Het gaat daarbij om twee misdrijven, het ene tegen eigendommen en het andere tegen personen. Het zijn twee belangrijke misdrijven in het leven van mensen. Het is dan ook eigenaardig dat de aangiftebereidheid ter zake niet groter is. Vanuit het lokale beleid maar vooral ook vanuit het federale beleid zouden we in dat verband een sensibiliseringscampagne moeten kunnen opzetten.
07.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het is inderdaad goed om te lezen dat 90 % van de bevraagden tevreden is over de politie.
Wat de punctuele vragen betreft, het aantal aangiften via het e-loket in de afgelopen 3 jaar bedraagt 6 685, voor alle types samen: winkeldiefstal, fietsdiefstal, graffiti en beschadiging van een privaat goed. Een klacht via dat kanaal betekent steeds dat de dader onbekend is. De betrokken politiezone ontvangt de melding in een specifieke toepassing, e-pol, die alle aangiften chronologisch opsomt. De politiezone maakt vervolgens voor de ingezonden gegevens een proces-verbaal op. E-pol voorziet in een klachtenbevestiging via e-mail ofwel wordt via de traditionele post een bevestiging verzonden.
Ik kan binnen het tijdsbestek van een antwoord op mondelinge vragen natuurlijk niet alle resultaten weergeven van de Veiligheidsmonitor 2008-2009. Voor een algemene toelichting kunt u heel veel informatie vinden op de website www.fedpol.be onder de rubriek publicaties, waarin het gehele federale tabellenrapport met een beschrijving van en commentaar op de resultaten en de algemene federale tendensen terug te vinden is. Ik kan echter wel ingaan op een aantal punten die u nog aanhaalt.
Zoals u hebt kunnen lezen, worden volgende fenomenen door de bevolking als grootste buurtproblemen ervaren: onaangepaste snelheid in het verkeer, woninginbraak, agressief verkeersgedrag en rommel op straat. Daarnaast wordt inderdaad vastgesteld dat voor sommige feiten de aangiftebereidheid geringer is en voor andere zelfs zeer laag. Wanneer het over inbraken in woningen gaat, ligt dat vermoedelijk aan het feit dat het nadeel te gering is opdat het slachtoffer aangifte zou doen. Voor lichamelijk geweld en seksuele misdrijven is het vooral de verwantschap en/of de gezagsrelatie met de dader die de aangiftebereidheid beïnvloedt.
Het verhogen van de aangiftebereidheid vloeit voort uit verschillende maatregelen. Niet het minst wordt die bereidheid bepaald door de kwaliteit van het politieoptreden bij aangifte van al dan niet criminele feiten. Goede politionele vaststellingen met aandacht voor de aangever of het slachtoffer dragen ertoe bij dat de burger met vertrouwen naar de politie stapt. Dat vertrouwen is nu reeds zeer hoog, zoals uit de veiligheidsmonitor blijkt, maar het kan nog beter, zeker wanneer het over slachtoffers van misdrijven gaat.
Daarom is de aandacht voor de optimale bedrijfsvoering, zoals dat in het nationaal veiligheidsplan en in de zonale veiligheidsplannen is opgenomen, zo belangrijk. De politiechefs moeten dan ook hun conclusies trekken uit de resultaten van de veiligheidsmonitor en de projecten die in de veiligheidsplannen zijn opgenomen, nog meer de aandacht geven die ze verdienen.
De meeste fenomenen zoals inbraak in woningen, fietsdiefstallen, gauwdiefstallen en andere, zijn trouwens, uiteraard naargelang de lokale situatie, in die veiligheidsplannen opgenomen. Zodoende zijn hier geen andere maatregelen nodig dan dat de politiechefs ervoor zorgen dat een kwalitatieve uitvoering aan die projecten wordt gegeven. Dat is ook een verantwoordelijkheid voor de lokale politieoverheden, burgemeesters en procureurs des Konings.
Voor andere fenomenen zoals intrafamiliaal geweld en seksuele misdrijven, is een goede wijkwerking in de lokale politie belangrijk. Het helpt om de verdoken strafbare feiten binnen de familiale sfeer en/of andere gezagsrelaties te ontdekken en om er gepast op te reageren.
Op mijn vraag heeft de Vaste Commissie voor de Lokale Politie een dossier voorbereid met concrete voorstellen om de wijkfunctie vooral inhoudelijk te herwaarderen. Dat rapport wordt mij op 10 december 2009 toegelicht. Daarna zal ik de gepaste richtlijnen geven voor de uitwerking en toepassing van concrete voorstellen.
Voor een aantal misdrijven – gauwdiefstal, diefstal uit voertuigen, fietsdiefstal of woninginbraak – is de bijdrage van de preventieacties door mijn departement ontwikkeld en uitgevoerd. Die stappen zijn zeer belangrijk ter verhoging van de aangiftebereidheid. Samen met de kwaliteit van het politieoptreden maakt zij de burgers ervan bewust dat de aangifte van een feit voor de politie een belangrijke bron van informatie is om hun acties meer kans op succes te geven.
Het uitwerken van beleidsmaatregelen om de aangiftebereidheid van bepaalde misdrijven te verhogen, behoort niet alleen tot de bevoegdheid van de gerechtelijke overheden en mijn collega van Justitie. Ook mijn collega, minister van Werk en Gelijke Kansen, werkt aan een actieplan tegen partnergeweld. Mijn diensten werken mee om de samenwerking tussen de hulpdiensten en de politie nauwer aan te halen. Samen met een goede wijkwerking kan dat samenwerkingsverband bijdragen tot het verhogen van de aangiftebereidheid om het fenomeen vanuit de hulpdiensten terug te dringen.
07.04 Michel Doomst (CD&V): Een goede registratie en ontvangst van klachten door politiemensen zijn enorm belangrijk.
Een vaak gehoorde ontvangst op het politiebureel luidt wanneer men aangifte komt doen: madammeke, dat is geen avance om naar hier te komen, want daar komt toch niets van in huis.
Die reacties horen we nog te vaak. We moeten de nadruk leggen op dat ontvangstmanagement. In deze richt ik mij ook tot de mensen in de vaste commissie die met de lokale politie bezig zijn.
Burgers met een klacht, opmerking of crimineel feit moeten naar waarde worden geschat. In de opleiding en de instructies moeten we daar sterker de nadruk op leggen.
07.05 Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik heb twee bemerkingen bij uw antwoord.
Ten eerste, u merkt correct op dat verkeersveiligheid heel gevoelig ligt bij de burger, zoals gebleken is uit de enquête. Het is dan ook goed dat u daarvan een basistaak van de politie heeft gemaakt.
Ten tweede, misdrijven van woninginbraak worden heel traag opgelost. Daarom krijgen de mensen misschien de indruk dat ze niet worden opgelost. Er wordt door de media wel gefocust op de inbraak op zichzelf, maar er wordt weinig gefocust op de oplossing van die verschillende misdrijven.
Immers, heel veel misdrijven worden gepleegd door rondtrekkende daderbendes, die men pas na maanden of jaren op het spoor komt. Het misdrijf wordt wel opgelost, maar dat wordt misschien te weinig gecommuniceerd bij de mensen. Op die manier ontstaat de perceptie dat dergelijke misdrijven helemaal niet worden opgelost. Ter zake moet misschien nog meer aan sensibilisatie worden gewerkt.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 17047 de Mme Dierick est reportée à sa demande.
08 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de fusie of defusie van politiezones" (nr. 17051)
08 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la fusion ou la défusion des zones de police" (n° 17051)
08.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn eerste vraag gaat over de fusie en defusie van politiezones.
U hebt daaromtrent in de commissie voor de Binnenlandse Zaken vroeger al vragen beantwoord. U had het toen echter enkel over de vrijwillige fusie van politiezones.
Uit Franstalige hoek is er echter ook een heel duidelijke vraag naar de mogelijkheid tot defusie, meer bepaald voor de politiezone Brussel-Elsene, waar ten gevolge van persoonlijke, politieke disputen twee PS-burgemeesters niet met elkaar in een en dezelfde politiezone kunnen leven. De betrokken burgemeesters pleiten voor een defusie. Zij zouden in hun vraag door hun moederpartij, ook op federaal niveau, worden gesteund.
Ik heb begrepen dat tijdens de Ministerraad van 13 november 2009 is beslist om verschillende aspecten tijdens een vergadering van het kernkabinet te regelen. Dat is ondertussen ook al een tijdje geleden. Ik veronderstel dus dat u mij omstandig zult kunnen toelichten met betrekking tot het standpunt van de regering ter zake.
Ik heb enkele vragen.
Ten eerste, wordt het effectief mogelijk om politiezones te splitsen? Zo ja, onder welke voorwaarde?
Is er voor de voorstellen inzake fusie en defusie van politiezones een tijdspad uitgewerkt? Zullen beide mogelijkheden effectief worden ingevoerd?
Behoudt u een vorm van controle op de fusie of de splitsing, of zullen de betrokken politiezones een en ander autonoom kunnen bepalen?
Zal er bij de fusies van politiezones ook rekening worden gehouden met de grondwettelijke indeling in taalgebieden en Gewesten?
Welke financiële consequenties zullen aan zowel fusie als defusie verbonden zijn? Wij zijn het er immers allen over eens — u hebt dit ook meermaals bevestigd — dat eenieder voorstander is van meer samenwerking en van het genereren van schaaleffecten en dus van grotere politiezones. Ik veronderstel dus dat er een financiële incentive voor een fusie zal komen en ook dat er minstens een financiële ontmoedigingspolitiek zal worden gevoerd ten opzichte van zones die willen defuseren.
Tot slot, zult u toelaten dat het aantal Brusselse politiezones zal verminderen? Alle politie-experts, ook de experts van Open Vld, zijn het er immers over eens dat zeker en vast in Brussel aan schaaleffecten en zelfs aan één grote politiezone in plaats van de huidige zones moet worden gewerkt. De vrees bestaat echter — en is mogelijks gegrond — dat Brussel met meer in plaats van met minder politiezones zal eindigen.
08.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Weyts, het ontwerp zoals het zal worden ingediend, voorziet enerzijds in de mogelijkheid van een vrijwillige fusie en anderzijds in andere wijzigingen, voor zover zij geen verhoging van het aantal zones inhouden. Er bestaan wel verschillen in de behandeling van die wijzigingen.
Ten eerste worden de gevolgen van een fusie duidelijk en volledig opgesomd. Bijvoorbeeld, de nieuwe fusiezone krijgt een dotatie die de som is van de dotaties aan de zones die fusioneren.
Voor andere scenario’s moeten de basisregels nog wettelijk worden uitgewerkt, want dat ligt veel complexer dan een pure fusie.
Ten tweede, de modaliteiten waarmee de verschillende wijzigingen worden aangenomen, zijn verschillend. Voor de fusie zal een koninklijk besluit op voordracht van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie volstaan. Voor andere wijzigingen zal een koninklijk besluit uitgevaardigd moeten worden dat volledig gedelibereerd is in de Ministerraad.
In de twee gevallen heeft de federale overheid inderdaad nog een controle over de diverse aspecten van dergelijke ingrepen. De aanpassingen van de zones zouden gedurende één jaar kunnen worden aangevraagd. Er is geen budgettaire ruimte om aan te moedigen of om te ontmoedigen. De fusie berust trouwens op vrijwilligheid van de betrokken actoren.
08.03 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, er is geen budgettaire ruimte nodig om te ontmoedigen. U kunt gewoon financieel ontmoedigen en daardoor kunt u geld besparen in plaats van meer uit te geven.
U hebt niet geantwoord op mijn vraag omtrent het respect voor de grondwettelijke indeling in Gewesten en taalgebieden inzake de fusie van politiezones. U mag mij gerust onderbreken en alsnog antwoorden.
Daarnaast betreur ik het dat er geen financiële incentive is voor de fusieoperaties.
Vooralsnog heb ik u niet horen zeggen dat defusies niet mogelijk zullen zijn. U hebt dat niet expliciet gezegd, maar mag ik uit uw antwoord toch afleiden dat defusies in deze regeerperiode, alleszins in de huidige stand van zaken, niet mogelijk zullen zijn? Nogmaals, u mag mij onderbreken met een antwoord.
08.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Weyts, ik heb gezegd wat ik gezegd heb. Ik denk dat mijn antwoord zeer duidelijk is.
08.05 Ben Weyts (N-VA): Op bepaalde vragen was uw antwoord niet afdoende.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de taalproblematiek in de sectie grenscontrole van de luchtvaartpolitie" (nr. 17057)
09 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la question linguistique au sein de la section du contrôle frontière de la police aéronautique" (n° 17057)
09.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag gaat over de sectie grenscontrole van de Luchtvaartpolitie in Zaventem, die tot de federale politie behoort. Men meldt mij dat daar in de loop der jaren systematisch een aangroei is gebeurd van Franstalige agenten, die uit de algemene reserve komen. Dat was blijkbaar een tijdelijke maatregel, maar ze duurt ondertussen al meer dan 10 jaar.
Veel van die agenten zouden in de praktijk zelfs niet tweetalig zijn. Ze zouden eentalig Frans zijn en er zou zelfs amper de bereidheid zijn om Nederlands te leren, wat toch wel problematisch is op het grondgebied van onze nationale luchthaven.
Mevrouw de minister, waarom werden die Franstaligen naar een Nederlandstalige eenheid gestuurd? Over hoeveel personen gaat het?
Ten tweede, dienen die agenten niet volledig tweetalig te zijn en over de nodige kwalificaties te beschikken?
Wat zult u ondernemen om iets te veranderen aan die scheefgetrokken situatie?
Ten slotte, is een gelijkaardige situatie u ook bekend bij andere eenheden?
09.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, er zijn inderdaad Franstalige politieambtenaren werkzaam bij de sectie grenscontrole van de federale Luchtvaartpolitie op de luchthaven Brussels Airport. Brussels Airport bevindt zich op Nederlandstalig grondgebied, maar wordt gebruikt als nationale luchthaven, onder meer door talrijke landgenoten vanuit het gehele nationale grondgebied.
Het betreft momenteel 18 gedetacheerde personeelsleden. Ze zijn dus niet ter plaatse benoemd. Een derde heeft een tweetaligheidsattest. Zij leveren een zeer nuttige versterking en doen hun best om de taalwetten in bestuurszaken te respecteren. Deze situatie is beperkt tot de nationale luchthaven.
09.03 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, ik vind het een beetje spijtig dat we daar met mensen werken die zelfs geen Nederlands kennen. Het is inderdaad de nationale luchthaven, wat bij uitstek veronderstelt dat zij minstens tweetalig zijn en dat zij in Zaventem zeker Nederlands kennen. Ik zou dan toch optreden en ervoor zorgen dat die mensen een taalcursus volgen of dat er minstens een incentive komt om die mensen Nederlands te laten leren, maar u geeft daarvan geen blijk. Misschien kunt u die suggestie meenemen. U verwijst naar het Duits, maar voor mij volstaat het om Nederlandse cursussen te organiseren voor die agenten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de cateringfaciliteiten " (nr. 17059)
10 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "les services de restauration" (n° 17059)
10.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb deze vraag schriftelijk gesteld en, voor alle duidelijkheid, ik neem genoegen met een schriftelijk antwoord. Ik kan mij inbeelden dat het een lang antwoord zal zijn. Het gaat over de cateringfaciliteiten.
Ik beperk mij tot de vraagstelling. Vorig jaar juni werden de cateringfaciliteiten van de federale overheid gereorganiseerd, waarbij een dienst voor afzonderlijk beheer werd opgericht, Fedorest. Die zou starten met de catering in de Financietoren, waarna andere FOD’s zouden aansluiten. Zo zouden we komen tot één cateringinstelling, terwijl momenteel alle FOD’s naast en door elkaar eigen catering organiseren. Dat leidt onder andere tot grote financiële verschillen.
Ten eerste, hoeveel FOD’s, POD’s en instellingen onder uw bevoegdheid hebben een eigen restaurant? Welke daarvan zullen op termijn worden ondergebracht onder Fedorest?
Ten tweede, hoeveel bedragen de dotaties van de FOD’s, de POD’s en de instellingen aan die cateringfaciliteiten?
Ten derde, hoeveel dragen uw diensten bij aan de werkings- en personeelskosten van die restaurants? Hoeveel personeelsleden zijn daarin actief?
Ten vierde,
hoeveel bedragen de eigen inkomsten van die restaurants gegenereerd door de
verkoop van maaltijden?
Ten vijfde,
hoeveel maaltijden produceren zij jaarlijks? Wat is de gemiddelde kostprijs van
de maaltijden?
10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Weyts, de directies en de diensten die onder mijn bevoegdheid vallen, beschikken niet over eigen restaurants. Wel kunnen de medewerkers van directies en diensten die onder mijn bevoegdheid vallen, een beroep doen op het beperkte aanbod van de cafetaria van de centrale diensten van de FOD Binnenlandse Zaken, Leuvenseweg 1 in Brussel. Het aanbod bestaat uit soep, broodjes, koude schotels en enkele opgewarmde gerechten. Die maaltijden moeten ter plaatse in de cafetaria worden gebruikt. De cafetaria bij Fedorest onderbrengen is niet opportuun: de infrastructuur van de cafetaria aan de Leuvenseweg laat slechts beperkte exploitatiemogelijkheden toe. Er kan maximaal een honderdtal personen worden ontvangen.
De werking- en investeringsmiddelen toegekend aan de cafetaria bedragen jaarlijks samen 41 000 euro. Dat bedrag wordt besteed om de kosten voor dranken – koffie, water, fruitsap – en sandwiches voor de vergaderingen, alsook de aankoop van keukenmaterieel te bekostigen.
De personeelskosten bedragen ongeveer 310 500 euro. In de cafetaria is 1 medewerker niveau C werkzaam, die de algemene leiding en organisatie waarneemt. Hij wordt bijgestaan door 9,5 voltijds equivalenten van niveau D, die naast hun normale cafetaria-activiteiten ook andere cateringtaken uitvoeren: aanleveren van drank en eten voor de vergaderingen in de diverse gebouwen, het verzorgen in diverse gebouwen van recepties, de voorbereiding van de nieuwjaarsreceptie, de ontvangst van de geleverde goederen en het stockbeheer van de geleverde goederen.
De inkomsten van de verkoop van maaltijden door de cafetaria bedragen jaarlijks 85 000 euro. Het is belangrijk op te merken dat de cafetaria geen winst maakt, omdat de eventuele zeer beperkte overschotten in de cafetaria worden geherinvesteerd. De tarieven aangerekend aan de klanten bedragen 10 tot 15 % boven de aankoopprijs om eventuele verliezen te dekken. Per dag worden ongeveer 150 sandwiches, 50 koude schotels en een beperkt aantal opgewarmde gerechten aangeboden. De gemiddelde kostprijs van een sandwich ligt rond 1,20 euro en varieert tussen 2,50 en 3,50 euro voor een koude schotel of een snack. Welkom zou ik zeggen.
10.03 Ben Weyts (N-VA): Dat is wat men in het jargon – ik heb mij daar ook mee beziggehouden – een koude keuken noemt. Hoewel ik het ook enigszins begrijp, blijf ik het vreemd vinden dat verschillende FOD’s en POD’s blijven staan op het organiseren van eigen catering. Nochtans snapt het kleinste kind dat men schaaleffecten genereert wanneer alles door één instantie georganiseerd wordt. Vooralsnog slagen verschillende FOD’s er echter in om dat onder hun eigen vleugels te houden, wat ik niet aanmoedig. Maar goed, u snapt wel dat ik trachtte een groter plaatje te schetsen van heel de problematiek binnen de federale overheid.
Bedankt voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
Le président: Chers collègues, M. Ludo Van Campenhout étant absent, sa question n° 17103 est reportée. Mme Yolande Avontroodt a demandé le report de sa question n° 17104. De même, M. Xavier Baeselen a demandé le report de ses questions n°s 17112, 17143, 17144, 17145 et 17146. Mme Valérie De Bue étant absente, sa question n° 17185 est reportée. La question n° 17191 de Mme Josée Lejeune est transformée en question écrite.
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheid in Brussel" (nr. 17226)
- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de rellen in verschillende Brusselse gemeenten" (nr. 17271)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de rellen in Anderlecht en Vorst" (nr. 17283)
- de heer Paul Vanhie aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de Brusselse veiligheidssituatie" (nr. 17366)
- M. Renaat Landuyt à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° 17226)
- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "les émeutes survenues dans plusieurs communes bruxelloises" (n° 17271)
- M. Bart Laeremans à la ministre de l'Intérieur sur "les émeutes survenues récemment à Anderlecht et à Forest" (n° 17283)
- M. Paul Vanhie à la ministre de l'Intérieur sur "la sécurité à Bruxelles" (n° 17366)
Alleen de heer Doomst is aanwezig.
11.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, nadat het een paar dagen onrustig was — wij hebben het er al over gehad — braken op vrijdag 20 november in verschillende Brusselse gemeenten rellen uit met allochtone jongeren.
Het gemeentehuis van Anderlecht werd bekogeld met een molotovcocktail, wat elders zou geleid hebben tot brandschade. Eerder op de avond zou ook een agent in zijn motorvoertuig met stenen bekogeld zijn geweest. Blijkbaar kon de politie eerder die dag sms-berichten onderscheppen, waarna extra manschappen werden ingezet om de orde te handhaven.
Mevrouw de minister, kunt u wat meer toelichting geven bij de feiten die zich voordeden? Welke materiële schade werd er door die rellen aangericht? Op welke manier heeft de politie gereageerd na het onderscheppen van de sms-berichten? Hoeveel extra agenten werden er ingezet? Hoeveel agenten werden tijdens de rellen gewond? Welke coördinatie was er tussen de verschillende politiezones tijdens de rellen? Wat is de stand van zaken omtrent de opbouw van de samenwerking tussen politie en parket? Hoeveel personen werden opgepakt? Hoeveel werden er aangehouden?
11.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de eerste sms’jes die werden onderschept door de politiezone Zuid hadden het over een vreedzame betoging aan het metrostation St-Guidon te Anderlecht. Er werd een ordedienst georganiseerd op basis van deze inlichtingen. Het is pas nadat er aanhoudingen verricht werden dat aan het licht kwam dat er ook sms’jes rondgingen die opriepen tot oproer. In elk geval, men was erop voorzien.
Op vrijdagavond 20 november waren er samenscholingen op verschillende plaatsen in de gemeente Anderlecht en ook in andere delen van de politiezone Zuid. Deze leidden tot vernielingen, diefstallen en vrijwillige brandstichtingen. Er werd brand gesticht in het commissariaat van Kuregem, gelegen op het gelijkvloers van het gemeentehuis van Anderlecht, dat niet bemand was op het ogenblik van de feiten. Er ging geen gevoelige informatie verloren.
Voorts werden er allerlei materiële vernielingen aangericht in verschillende straten. Op het eerste zicht ging het om onafhankelijke groepjes die op verschillende plaatsen provoceerden, oproer stookten en vernielingen aanbrachten.
Er was een goeie coördinatie met de andere politiezones en de federale politie. De versterking door andere lokale politiekorpsen wordt geregeld in de rondzendbrief MFO-2 inzake de gehypothekeerde capaciteit. Sinds oktober 2009 is op mijn aandringen ook een protocol van kracht van onderlinge bijstand en versterking tussen de Brusselse politiezones bij gebeurtenissen van openbare orde. Na de rellen in Molenbeek hebben wij die afspraken gemaakt. Daardoor kunnen onmiddellijk vijfentachtig agenten gegroepeerd worden ingezet, en dat aantal kan volgens het schema op bepaalde momenten in de week oplopen tot tweehonderd. Zelf heb ik in Brussel vijftig extra manschappen ingezet van het interventiekorps; honderdvijftig plus vijftig is dus tweehonderd manschappen. Zij worden permanent ondersteund door een sproeiwagen, en zo nodig door arrestatieteams, door een helikopter, enzovoort.
Ik pleit verder voor een betere afstemming van de preventieplannen op de zonale veiligheidsplannen van de politie, maar daar kom ik straks op terug.
Er waren rellen in de vooravond en de avond van 20 november 2009. De dag zelf van die incidenten bestond de versterking uit een honderdveertigtal manschappen, waaronder zesenzeventig personeelsleden van het CIK/ HyCap. De federale politie stelde tevens twee sproeiwagens, een helikopter, en een arrestatieteam ter beschikking. Twee agenten werden lichtgewond door het werpen van stenen.
De dag nadien werden 80 manschappen extra ingezet.
Er waren 53 aanhoudingen, 10 gerechtelijk en 43 administratief. Van de 10 gerechtelijke aanhoudingen werden er 3 vrijgelaten na contact met het parket, gebeurden er 7 terbeschikkingstellingen aan het parket te Brussel, waarvan 6 minderjarigen en een meerderjarige. Zes van deze aanhoudingen gebeurden op het grondgebied van Anderlecht en een op het grondgebied van Vorst. Alle gerechtelijk aangehouden personen werden achteraf door de gerechtelijke instanties vrijgelaten.
Inzake de leeftijd van de aangehouden personen kan ik u het volgende meedelen. Er waren 8 personen van 13 jaar, 7 van 14 jaar, 14 van 15 jaar, 7 van 16 jaar, 5 van 17 jaar, 4 van 18 jaar, 4 van 19 jaar, 1 van 20 jaar, 1 van 21 jaar en 1 van 25 jaar.
Van de aangehouden personen zijn er 17 van Sint-Jans-Molenbeek, 9 van Anderlecht, 7 van Laken, 5 van Sint-Joost-ten-Node, 5 van Vorst, 2 van Elsene, 2 van Jette en 6 uit andere gemeenten.
Wat de aanleiding tot de incidenten betreft, is het zo dat de incidenten in de gevangenis van Vorst in de pers waren verschenen. De berichtgeving is later op gang gekomen met interviews en de eis naar een onafhankelijk onderzoek. De feiten waren dus absoluut nog niet uit het nieuws verdwenen, te meer daar de directie van het korps dezelfde dag de voorlopige schorsing van twee middenkaders aankondigde. Verder onderzoek zal aan het licht moeten brengen wie de relschoppers eventueel manipuleerde.
Ik denk soms dat de uitleg soms ook wel eenvoudig is, namelijk dat men elke gelegenheid aangrijpt als men amok wil maken.
De AIK van de dirco houdt een criminaliteitsbeeld bij, ten behoeve van alle korpsen van de lokale en federale politie. De strategische analisten volgen alle fenomenen op regelmatige wijze op: dagelijks infobeeld, wekelijkse scanning van de criminaliteit en maandelijks bulletin van de belangrijkste criminaliteitsfenomenen. Zij voeren eveneens studies met een grondige analyse van de belangrijkste veiligheidsproblemen uit, in overeenkomst met de gerechtelijke directeur en de korpschefs van de zes politiezones.
Ik heb daarstraks verwezen naar de preventiecontracten. Ik zou willen werken aan een hervorming van de preventiecontracten, zodat men een preventieplan maakt dat over vier jaar wordt gespreid zodat mijn departement niet meer jaarlijks de budgetten voor preventie zal moet toekennen. Op die manier kan men integrale veiligheidsplannen realiseren. Politionele veiligheidsplannen bestaan uiteraard al, maar op die manier kunnen er ook preventieplannen worden gehanteerd.
In verband met de opvolging van de rellen heb ik recent overleg gepleegd met de minister van Binnenlandse Zaken om de preventieve en repressieve maatregelen die wij nemen in het kader van dergelijke incidenten op elkaar af te stemmen. Het overleg tussen de politie en het parket loopt vlot. De politieacties kunnen rekenen op een gepaste ondersteuning. Veel hangt echter af van de persoonlijke bewijslast die kan worden verzameld, ten laste van de aangehouden personen.
De politieacties zijn nu vooral gericht op drugshandel en de voertuigentrafiek, omdat die lokaal dermate georganiseerd zijn dat zij het normaal economisch leven ondermijnen. Die politieacties verstoren ook de relaties tussen de criminelen en hun meelopers, wat opnieuw een reden kan zijn voor acties tegen de politie.
Er wordt voort gewerkt op die piste. Zo er voldoende elementen zijn om een patrimoniumonderzoek te voeren, doen we dat ook.
Er worden inspanningen geleverd voor de lokale rekrutering, omdat de lokale rekrutering in Brussel toch nog altijd problemen oplevert. We maken ook een evaluatie van de projecten dienaangaande, om die te verbeteren, zodanig dat ook meer vorming kan gebeuren, om meer kandidaten te hebben uit de Brusselse gemeenten, om hen op die manier voor te bereiden op de toelatingsproeven.
De bestaande organisatie en regelgeving laten toe om oplossingen te formuleren op de criminaliteitsfenomenen. Mijn credo luidt in dezen: samenwerken, op alle vlakken, te weten politie en Justitie; politie met de preventiecontracten en tussen de verschillende politiezones. In die zin ben ik ook heel blij met het protocolakkoord dat werd gesloten tussen de Brusselse burgemeesters. Ik denk dat wij die samenwerking verder moeten versterken.
Als wij dan, op het ogenblik dat er rellen zijn, zeer hard en repressief kunnen optreden, maar op de lange termijn zeker ook de preventie niet uit het oog verliezen, dan denk ik dat wij een plan maken waarmee wij op de lange termijn op de goede weg zitten.
11.03 Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor uw omstandig antwoord.
Het probleem is natuurlijk dat het fenomeen telkens opnieuw de kop opsteekt, telkens terugkomt. Ik heb het gevoel dat er een vorm van systematiek achter zit. Het is onze opdracht om het nefast systeem dat daarachter zit te ontmantelen. Ik kan mij niet voorstellen — ik ken evenwel de concrete situatie op het terrein onvoldoende — dat de risicogroep waarover het gaat, niet min of meer omschreven en gedetecteerd kan worden.
Met algemene preventie moeten we heel sterk inwerken op een bepaalde risicogroep en hard daartegen optreden, want het kan niet anders dan dat er daarachter een pervers systeem schuilt, waarop we nu met verhoogde waakzaamheid proberen in te werken.
Ik denk dat we hard moeten optreden en dat we de kankerplekken echt moeten wegsnijden, anders zullen we daar de komende maanden en jaren nog dikwijls mee te maken hebben.
Het incident is gesloten.
Le président: Mme Annick Ponthier étant absente, ses questions n°s 17296, 17297 et 17299 sont reportées. Il en va de même pour la question n° 17307 de Mme Jacqueline Galant, n° 17308 de M. Philippe Collard et n° 17314 de M. Olivier Maingain qui sont tous trois absents. La question n° 17310 de Mme Jacqueline Galant sera posée en séance plénière. Étant donné l'absence de M. Jean-Marie Dedecker, sa question n° 17317 devient sans objet.
(…): (…).
Le président: Vos questions sont
reportées. Je suis désolé. Je ne vais pas attendre que chacun vienne faire
irruption en séance. L'agenda est fixé. J'en suis l'ordre. Que ceci soit
enregistré pour la prochaine fois! Te laat is te laat!
- de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de twijfelachtige onafhankelijkheid van de Brusselse gerechtelijke directeur" (nr. 17317)
- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de heer Audenaert, directeur van de federale gerechtelijke polite van Brussel" (nr. 17327)
- M. Jean Marie Dedecker à la ministre de l'Intérieur sur "les doutes sur l'indépendance du directeur de la police judiciaire de Bruxelles" (n° 17317)
- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "M. Audenaert, directeur de la police judiciaire fédérale de Bruxelles" (n° 17327)
12.01 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag gaat over de heer Audenaert. In deze commissie heb ik via uw woorden vernomen dat de heer Audenaert geconvoceerd zou worden door zijn hiërarchische oversten. Als ik mij goed herinner, was dat daags na deze commissievergadering. Daar is heel de problematiek van de heer Audenaert en meer bepaald zijn uitspraken in het weekblad Humo ter sprake gekomen.
Wat was de uitkomst van het onderhoud dat de heer Audenaert gehad heeft met zijn oversten? Wij hebben daarvan alleen een kleine weerslag kunnen zien in de media, maar kunt u eens duiden wat specifiek de uitkomst was.
Daarnaast had ik ook een tweede deel in mijn vorige vraag in de commissie, waarop u toen niet geantwoord hebt. Het betreft een verklaring van de heer Audenaert met betrekking tot pogingen tot destabilisering van de politie. Hij sprak over infiltratie en over corruptie. Deze pogingen zouden, dat zei de heer Audenaert toen, niet alleen in het verleden hebben plaatsgevonden maar vandaag nog bezig zijn.
Mevrouw de minister, zijn die beweringen overtrokken, is dat allemaal een beetje overdreven of zijn die beweringen waarachtig? Zo ja, dan rijst er toch wel een serieus probleem. Als er effectief pogingen zijn tot destabilisering van de politie, tot infiltratie en tot corruptie, dan is dat niet om mee te lachen en staat het onafhankelijk handelen van gerecht en politie echt onder druk.
In dat geval, als dat effectief waar is, welke maatregelen, initiatieven wilt u dan ter zake nemen?
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de commissaris-generaal en de directeur-generaal van de federale gerechtelijke politie hebben de heer Audenaert inderdaad ontboden op 19 november laatstleden. Ze hebben daar de puntjes op de i gezet. In verband met relaties tussen de commissaris-generaal en de betrokkene zelf en zaken die daaruit voortvloeien laat ik het natuurlijk daarbij. Ik heb hem aangematigd tot voorzichtigheid in zijn publiek discours.
Er is zodoende adequaat en snel gereageerd. Diezelfde dag nog, op 19 november, volgden openbare verontschuldigingen door de heer Audenaert. Ik citeer hem: “Ik erken dat de zin misbegrepen kan worden en daarom wens ik bij deze publiekelijk mijn excuses aan te bieden aan elkeen die zich hierdoor zou kunnen aangesproken voelen”. Momenteel zie ik dan ook geen reden voor verdere stappen. Van mijn collega van Justitie ontving ik evenmin een vraag in die zin.
De feiten en insinuaties gepubliceerd op de site van het Journalistiek Laboratorium hebben geleid tot een vonnis van de raadkamer, vervolgens tot een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling en uiteindelijk tot een arrest van het Hof van Cassatie.
Lastens de heer Audenaert werd niets weerhouden. Daarover bestaat nu kracht van gewijsde. Het is verder een internationaal bekend gegeven dat politie en gerecht, zeker bij hun strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, het mikpunt kunnen zijn van zogenaamde contrastrategieën. Deze kunnen erin bestaan de instituten te trachten te infiltreren, corrumperen of destabiliseren, soms op een erg subtiele manier. In die zin bracht ook het interview van de gerechtelijk directeur van Brussel mij niets nieuws bij. De beste manier om daarmee om te gaan is de bewaking van de integriteit van de leden van deze instellingen, met name wat mij betreft de politie, en de integriteit van het overheidsoptreden in al zijn facetten.
12.03 Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, ik noteer dat u wat het tweede luik van mij vraag betreft subtiel te kennen geeft dat het toch ietwat overdreven geponeerd is door de heer Audenaert.
Wat het eerste luik betreft neem ik genoegen met die publiekelijk geuite excuses. Dat was ook onze expliciete vraag en daaraan is tegemoet gekomen. Ik heb zo nog enkele dingetjes waaromtrent wij graag enige tegemoetkoming zouden zien. Wij nemen daar genoegen mee in de huidige stand van zaken. Men kan natuurlijk geen drie gele kaarten oplopen. Tot op heden is het dossier hiermee voor ons evenwel gesloten.
Het incident is gesloten.
13 Question de M. André Frédéric à la ministre de l'Intérieur sur "le nouveau rapport d'évaluation de la norme KUL" (n° 17002)
13 Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het nieuwe evaluatieverslag van de KUL-norm" (nr. 17002)
13.01 André Frédéric (PS): Madame la ministre, lors de la discussion de votre note de politique générale la semaine dernière, j'ai compris que vous alliez lancer un appel d'offres auprès des hautes écoles et universités pour procéder à une nouvelle étude portant sur l'évaluation et la révision de la norme KUL.
Madame la ministre, il me semblait qu'une première étude avait déjà été menée. Nous avions souhaité en recevoir les résultats mais je ne me souviens pas en avoir eu connaissance.
Si nous sommes bien évidemment favorables à la révision de cette norme, je dois vous avouer que je ne comprends pas bien ce nouvel appel d'offres puisqu'une étude a déjà été réalisée.
Pourquoi ne nous a-t-on pas présenté la première étude? Pourquoi commander une nouvelle étude et quel en est le but? La première étude était-elle insatisfaisante? Pourquoi? Pouvez-vous nous donner plus de détails à ce sujet? Quel a été le coût de la première étude et quel sera le coût de la deuxième?
13.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, l'étude a été communiquée aujourd'hui dans sa version écrite au secrétariat de votre commission, à 11 h 39 plus précisément.
13.03 André Frédéric (PS): C'est merveilleux!
13.04 Annemie Turtelboom, ministre: C'était une promesse de mon prédécesseur mais je ne suis pas certaine qu'elle ait été tenue.
La recherche scientifique qui a été menée en 2007 et 2008 poursuivait un triple objectif: analyser les comptes des zones de police, évaluer l'actuel mécanisme de financement de la zone locale et fournir des pistes de réflexion, voire plus, pour l'adoption de la loi de financement de la police locale.
Vu les objectifs distincts et les compétences nécessaires pour les atteindre, la tâche a été partagée entre deux universités et une haute école, qui ont réalisé ensemble la recherche scientifique. Cette recherche a conclu que l'actuel mécanisme de financement présentait trop de lacunes. L'étude a recommandé de se détacher de la norme KUL qui sert aujourd'hui de base au financement fédéral dont le concept même doit être abandonné. Une unanimité s'est dégagée au sein du consortium académique pour y substituer la formule de financement qu'il estimait la plus appropriée, à savoir une approche fonctionnelle du financement fédéral. Pareil financement reposerait alors sur le coût réel de l'accomplissement des missions locales et fédérales qui incombent à la police locale.
Mais simultanément, les chercheurs ont souligné que pareille approche fonctionnelle du financement de la police locale en Belgique n'apparaissait pas réalisable à court terme faute de disposer des fondements nécessaires pour sa réalisation. Un financement fonctionnel suppose en effet qu'une capacité policière minimale, nécessaire pour l'accomplissement de la fonction de police de base, soit au préalable définie et objectivée en regard de l'environnement dans lequel la police locale exerce ses missions.
C'est ce que la prochaine recherche scientifique s'efforcera de faire en s'appuyant sur les normes d'organisation et de fonctionnement de la police locale et sur une déclinaison de la fonction de police de base en missions et tâches policières. Il conviendra ensuite de confronter ces fonctionnalités, tâches et activités policières avec les spécificités de la zone de police dans laquelle elles seront exercées.
Ce n'est qu'alors que pourra être associé à cette capacité policière un coût réaliste pour sa mise en œuvre. À cet égard, la première recherche a également délivré des renseignements fort utiles. Les règles de comptabilité des zones de police seront ainsi prochainement adaptées pour garantir une complète fiabilité et comparabilité des informations financières délivrées par les budgets et comptes des zones de police.
La nouvelle recherche scientifique doit donc être envisagée dans le prolongement cohérent des enseignements tirés par la première sur le financement de la police locale. Il ne s'agit aucunement de refaire les choses qui auraient été faites de manière insatisfaisante dans la première recherche, mais de poser les jalons nécessaires pour la mise en œuvre effective de ses conclusions.
Le coût de cette nouvelle étude, non encore réalisée, sera au maximum de 67 000 euros; celui de la première était plus conséquent puisque l'objet des recherches était plus large et que trois institutions avaient concouru à sa réalisation pour un montant total de 136 000 euros.
13.05 André Frédéric (PS): Je vous remercie pour cette réponse, madame la ministre.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 16.42 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.42 uur.