Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

 

van

 

woensdag 18 november 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 18 novembre 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.38 heures et présidée par M. André Frédéric.

De vergadering wordt geopend om 14.38 uur en voorgezeten door de heer André Frédéric.

 

Le président: Je considère les questions nos 16025 et 16130 de Mme Smeyers comme reportées, ainsi que la question n° 16350 de Mme Uyttersprot.

 

01 Vraag van mevrouw Leen Dierick aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de verkoop van valse documenten" (nr. 16382)

01 Question de Mme Leen Dierick au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la vente de faux documents" (n° 16382)

 

01.01  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, als we De Morgen van 10 november 2009 mogen geloven dan erkende u dat er valse documenten worden verkocht aan mensen zonder wettig verblijf die hun dossier trachten te staven. Het gaat om arbeidsovereenkomsten, medische attesten, lidkaarten van verenigingen of getuigschriften van taalcursussen.

 

Een maand voordat de eenmalige regularisatie haar einddatum bereikt, zijnde 15 december 2009, floreert de handel in valse documenten. Sommige werkgevers maken blijkbaar misbruik van de radeloosheid van clandestiene immigranten.

 

Op welke manier wordt er controle uitgeoefend op de authenticiteit van de aangevoerde bewijsstukken?

 

In welke mogelijkheden is voorzien om onrechtmatig verkregen verblijfsvergunningen terug af te nemen?

 

Wat zijn de gevolgen voor vreemdelingen die hun verblijfsvergunning op een onrechtmatige manier hebben verkregen?

 

01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het is de taak van de gemeentebesturen om vermoedens en feiten van documentfraude zonder verwijl aan de DVZ te melden. Op hun niveau zijn deze overigens gemakkelijker vast te stellen, onder andere door de nabijheid van de lokale politie.

 

Dit meldpunt bevindt zich op de dienst die het dossier behandelt, bijvoorbeeld de dienst regularisatie of de dienst opsporing die zal instaan voor de coördinatie van de melding. Alle ambtenaren, ook gemeentelijke, hebben de verplichting om misdrijven zoals schriftvervalsing, misbruik van vertrouwen, of bedrog, aan het parket te melden, zoals gesteld in artikel 29 van het Wetboek van strafvordering.

 

De DVZ heeft de wettelijke mogelijkheid om onrechtmatig verkregen verblijfsvergunningen terug te ontnemen. Artikel 13, §2bis, en artikel 13, §3, 3de lid van de Vreemdelingenwet, bepaalt duidelijk dat een einde aan het verblijf kan worden gesteld indien er valse informatie, valse documenten of fraude is gepleegd.

 

Sinds 2006 behandelt een aparte cel binnen DVZ de dossiers waar fraude bij reeds toegekende regularisaties werd vastgesteld. Op het moment van de toekenning van de regularisatie moet wel duidelijk blijken dat de DVZ niet op de hoogte was van het gebruik van valse documenten door de betrokkene. Indien de DVZ pas na de toekenning van de regularisatie op de hoogte wordt gesteld van het gebruik van valse documenten, kan de administratie een einde stellen aan het verblijf. Die fraude moet van doorslaggevend belang zijn voor het bekomen van een verblijfsvergunning. Is dat het geval, dan krijgt de betrokkene het bevel om het grondgebied te verlaten. Nadien kan, na eventuele weigering van een vrijwillige terugkeer, een gedwongen uitwijzing plaatsvinden.

 

01.03  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Wij zijn blij dat er een mogelijkheid bestaat dat de onrechtmatig verkregen verblijfsvergunningen kunnen worden ontnomen. Wij vinden inderdaad dat er streng moet worden toegezien op allerlei soorten fraude, zeker met dergelijke documenten.

 

Wij stellen ook vast dat met betrekking tot de arbeidscontracten nog niet alle regio's dezelfde voorwaarden gebruiken. Zij zijn nog niet klaar met hun regelgeving. Wij hopen dat dit geen excuus is om de huidige regularisatietermijn die eindigde op 15 september, te verlengen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: Les questions nos 16128 de Mme De Maght, 16139 de M. Doomst et 16344 de M. Maingain sont reportées.

 

On appelle la ministre de l’Intérieur.

 

De behandeling van de vragen en interpellaties wordt geschorst van 14.45 uur tot 15.02 uur.

Le développement des questions et interpellations est suspendu de 14.45 heures à 15.02 heures.

 

02 Vraag van de heer Ludwig Vandenhove aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de videobril" (nr. 15919)

02 Question de M. Ludwig Vandenhove à la ministre de l'Intérieur sur "les lunettes video" (n° 15919)

 

02.01  Ludwig Vandenhove (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, ik heb er veertien dagen geleden al allusie op gemaakt in de commissie, maar ook in de plenaire vergadering, toen we het over de aangepaste camerawet hadden. Ik wil ook mijn excuses aanbieden, want ik had de vraag vorige week ingediend, maar ik kon toen niet aanwezig zijn.

 

Ik zou graag van u willen vernemen wat u denkt van de zogeheten videobril, die “alles” kan filmen, wat in sommige omstandigheden plezierig kan zijn, maar wat voor de veiligheid en de privacy geen goede zaak is. Trouwens, de privacycommissie heeft laten weten dat de videobril inderdaad illegaal is.

 

Ik heb de volgende vragen.

 

Ten eerste, wat denkt u ervan?

 

Ten tweede, hebben u en/of collega’s in de regering stappen ondernomen om de verkoop van de videobril in België te verbieden of alleszins aan banden te leggen?

 

Ten derde, bent u van plan om bepaalde initiatieven ten aanzien van de politiekorpsen te nemen? Met alle respect voor de stedelijke en gemeentelijke autonomie, maar er zijn altijd politiekorpsen of burgemeesters die vinden dat het wel moet kunnen worden gebruikt.

 

Ten vierde, u hebt gesuggereerd dat de aanpassingen die moeten gebeuren aan de camerawet, onder andere voor de zaken die nu in de omzendbrief staan, best via het Parlement gebeuren. Ik juich dat als parlementslid uiteraard toe, maar als we morgen bepaalde dingen moeten verbieden die verband houden met camerabewaking en dergelijke, kan zoiets natuurlijk niet in de camerawet worden opgenomen. Dan is het echt een kwestie van die zaken te verbieden.

 

Dat zijn de vragen die ik nog bijkomend wil stellen, na mijn betoog in de plenaire vergadering van drie weken geleden.

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, rekening houdend met de vigerende Europese reglementering en het principe van vrij verkeer van goederen, kan een lidstaat niet eenzijdig de verkoop van videobrillen verbieden. Wat het gebruik ervan betreft, kan ik verwijzen naar de vigerende privacywetgeving die van strafrechtelijke aard is. De parketten kunnen dus op basis van deze wet straffend optreden.

 

Wat het eventuele gebruik van dergelijke apparatuur door politiediensten betreft, verwijs ik naar mijn eerder antwoord van 7 oktober betreffende kepies met camera’s. De wijziging van de camerawet werd intussen goedgekeurd door het Parlement. Politiediensten kunnen enkel op zichtbare wijze gebruikmaken van mobiele bewakingscamera’s in het raam van grote volkstoelopen en beperkt tot niet-permanente opdrachten. Onder mobiele camera’s, gebruikt op zichtbare wijze, verstaat men de camera’s gemonteerd aan boord van herkenbare politievoertuigen, vaartuigen of helikopters. Men beoogt ook de mobiele bewakingscamera’s die door politieagenten zelf worden gedragen, hetzij met de hand, hetzij dat hun uniform ermee is uitgerust. De gefilmde personen moeten weten dat de politieagent een bewakingscamera op zich draagt, aangezien er geen wettelijk vermoeden van zichtbaarheid is voor deze draagbare camera’s.

 

Volgens mijn informatie over deze videobrillen kan worden besloten dat zij niet voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in de camerawet. Dit cameragebruik mist dus een wettelijke grondslag en kan in de huidige stand van de wetgeving niet worden toegestaan door de politiediensten.

 

02.03  Ludwig Vandenhove (sp.a): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Dat is technisch een heel duidelijk antwoord, wat ik ook verwachtte en hoopte.

 

In het zakelijk gebruik van cameratoestanden, als ik dat zo mag formuleren, denk ik toch dat we iets verder moeten durven gaan. We moeten ons niet alleen verschuilen achter wettelijke reglementeringen, ook al zijn die Europees. Er moeten ook beleidsinitiatieven worden genomen. Beleidsmatig moet duidelijk worden gezegd dat dit soort van toestanden, bijvoorbeeld het gebruik van zulke videobeelden in veiligheidszaken, niet kan.

 

Ik zou dan ook willen dat u als bevoegd minister van Binnenlandse Zaken, ten eerste, altijd juridisch en technisch sluitende antwoorden geeft – dat is geen probleem –, maar, ten tweede, ook beleidsmatig zich eens uitspreekt over de vraag of zulke dingen al dan niet passen in het veiligheidsbeleid, ook in het eventueel toekomstig gebruik van camera’s en aanverwante toestanden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Mme Valérie Déom à la ministre de l'Intérieur sur "les actes d'état civil portant mention d'un nouveau sexe" (n° 16173)

03 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de akten van de burgerlijke stand met vermelding van het nieuwe geslacht" (nr. 16173)

 

03.01  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, madame la ministre, cette question fait suite à celle posée au ministre de la Justice concernant la loi sur la transsexualité. Elle comporte un volet état civil pour lequel le ministre de la Justice n'est pas compétent, raison pour laquelle je m'adresse à vous aujourd'hui.

 

La loi du 10 mai 2007 relative à la transsexualité autorise "tout Belge ou tout étranger inscrit aux registres de la population qui a la conviction intime, constante et irréversible d'appartenir au sexe opposé à celui qui est indiqué dans l'acte de naissance et dont le corps a été adapté à ce sexe opposé dans toute la mesure de ce qui est possible et justifié du point de vue médical, peut déclarer cette conviction à l'officier de l'état civil".

 

Madame la ministre, plus de deux ans se sont écoulés depuis l'entrée en vigueur de la loi relative à la transsexualité. Combien de déclarations visant un changement de sexe ont-elles été faites au cours de cette période? Combien d'actes portant mention du nouveau sexe ont-ils été établis?

 

03.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, le changement de sexe est enregistré tant au registre national qu'au registre de la population. Le registre national dispose de chiffres concernant le nombre de changements de sexe avérés mais il ne fait pas la distinction suivant que ce changement est intervenu sur la base d'une déclaration ou suite à une procédure judiciaire.

 

Les dossiers dans lesquels un changement de sexe a été enregistré pour la période comprise entre le 1er septembre 2007 et le 22 août 2009 sont au nombre de 115. En 2007, il y a eu 9 cas, à partir du 1er septembre, date d'entrée en vigueur de la loi. En 2008, il y a eu 74 cas. En 2009, il y a eu 32 cas jusqu'au 22 août.

 

Pour de plus amples informations concernant le changement de sexe, je vous invite à vous adresser à mon collègue de la Justice.

 

03.03  Valérie Déom (PS): Madame la ministre, j'ai déjà interrogé le ministre de la Justice sur l'application de la loi.

 

Je vous remercie pour vos réponses. Si on ne fait pas la distinction entre la procédure judiciaire, en vigueur avant la nouvelle loi, et la procédure administrative, on peut déduire des chiffres que vous citez que la procédure administrative porte ses fruits. De manière officielle, on constate beaucoup plus de changements de sexe. On aide donc les personnes qui souffrent dans leur for intérieur à obtenir leur véritable identité. J'en conclus que l'évaluation de cette loi est relativement positive.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Josy Arens à la ministre de l'Intérieur sur "la vaccination contre la grippe saisonnière pour les services opérationnels de la sécurité civile" (n° 16185)

04 Vraag van de heer Josy Arens aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de inenting tegen de seizoensgriep voor de operationele diensten van de civiele veiligheid" (nr. 16185)

 

04.01  Josy Arens (cdH): Madame la ministre, votre collègue de la Santé publique ne cesse de déclarer que la vaccination n'est obligatoire pour personne. Or j'ai eu connaissance d'une note du SPF Intérieur, datée du 16 juin 2009, portant sur la campagne de vaccination contre la grippe saisonnière, et adressée aux chefs d'administration, aux gouverneurs des provinces et au gouverneur de l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.

 

Dans ce document, il est mentionné les points qui suivent.

 

1. La campagne de vaccination est élargie à l'ensemble des services du SPF Intérieur. L'inscription est volontaire mais vivement recommandée.

 

2. Il existe des dispositions spéciales pour les services opérationnels de la sécurité civile: la vaccination est obligatoire pour les agents opérationnels et les volontaires de noyau.

 

3. Le vaccin est sûr. Il peut-être administré sans danger à tout le monde. Une restriction est prévue: pour pouvoir être vacciné, vous ne devez pas être allergique au blanc d'œuf ou au latex.

 

4. Le vaccin 2009 de la grippe saisonnière ne protégera pas encore contre la grippe mexicaine A/H1N1.

 

Madame la ministre, en ce qui concerne la grippe saisonnière, si cette obligation de vaccination pouvait se justifier à l'époque de la grippe aviaire, pensez-vous qu'elle se justifie encore maintenant?

 

Ensuite, pour imposer une vaccination à son personnel, une administration doit-elle obtenir l'accord du SPF Santé publique?

 

Sur le principe, estimez-vous normal que la vaccination contre la grippe saisonnière soit imposée par une administration, alors que cette infection virale n'est pas reprise sur la liste des vaccinations obligatoires telles que la poliomyélite?

 

Quelles sont les raisons pour lesquelles vous estimez devoir imposer cette vaccination aux services opérationnels de la sécurité civile et uniquement à ce service?

 

Quant aux personnes qui se vaccinent la première fois, comment vont-elles savoir si elles sont allergiques au blanc d'œuf ou au latex? Des tests d'allergie doivent-ils être préalablement effectués?

 

En cas d'accident ou de complications liées à cette vaccination obligatoire, qui en portera la responsabilité?

 

Une position idéologique ou simplement la peur des vaccins pourrait-elle justifier une dérogation au même titre que les allergies? Le service médical de la Chambre des représentants estime que le fait d'avoir mal supporté ce type de vaccination dans le passé est une contre-indication et que la vaccination doit être différée chez des personnes présentant un état fébrile. Voilà deux situations dont le SPF Intérieur ne me semble pas avoir tenu compte.

 

Estimez-vous que les personnes qui refuseront de se faire vacciner devront encourir une sanction?

 

Ne trouvez-vous pas péremptoire d'affirmer que le vaccin est sûr?

 

N'estimez-vous pas que cette obligation de vaccination est en contradiction avec les propos de la ministre de la Santé publique?

 

En ce qui concerne la grippe A/H1N1, comptez-vous imposer le vaccin aux agents opérationnels de la sécurité civile?

 

Le SPF Intérieur laisse entendre que le vaccin contre la grippe saisonnière n'est pas encore efficace contre la grippe A/H1N1, mais pourrait le devenir. Ne pensez-vous pas que ce type d'information est susceptible d'être source de confusion pour la population?

 

04.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chers collègues, la vaccination obligatoire pour les services opérationnels de la sécurité civile, reprise dans la note de service 2009, existe déjà depuis fin 2005, à la suite de l'épidémie de grippe aviaire. Elle a été prévue sur avis formel du médecin contrôle, conseiller en prévention, après concertation avec l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire et avec l'accord des syndicats afin d'éviter les mutations de la grippe aviaire avec le virus humain.

 

L'accord direct du SPF Santé publique n'est pas nécessaire dans ce cas. Étant donné que le médecin contrôle, conseiller en prévention, a pris cette décision à la suite des avis du Commissariat Influenza et de l'AFSCA, il a été tenu compte indirectement du point de vue du SPF Santé publique.

 

En outre, je souhaite faire remarquer qu'il n'existe pas de sanction pour les membres du personnel qui ne se font pas vacciner. Pour cette raison, il ne peut être question d'une obligation au sens strict du terme. Il n'y a donc pas non plus de contradiction entre ladite mesure interne et préventive et l'interdiction d'une vaccination obligatoire faite par la ministre de la Santé publique.

 

Notre médecin contrôle, conseiller en prévention, nous a récemment confirmé que la mesure de 2009 est toujours pertinente étant donné que le risque de grippe aviaire existe toujours. Le mois dernier, par exemple, tout un élevage espagnol de poules a été détruit à la suite d'une contamination de la grippe aviaire. Le site www.influenza.be continue à recommander la vaccination contre la grippe annuelle pour toute personne susceptible d'entrer en contact avec des volailles ou des cadavres de volailles.

 

Une vaccination générale annuelle au sein de la sécurité civile est nécessaire afin de pouvoir agir immédiatement en cas de nouvelle épidémie de grippe en Belgique. Si cette vaccination n'avait pas lieu, on perdrait un temps précieux avant de pouvoir évacuer les cadavres ou l'on risquerait la mutation entre la grippe aviaire et la grippe saisonnière.

 

Il va de soi que le vaccin ne sera pas administré aux membres du personnel allergiques ou invoquant d'autres raisons d'ordre médical. Seules les personnes très allergiques aux protéines ou au latex courent un risque de réaction allergique. Les personnes allergiques aux protéines ou au latex, le savent certainement étant donné que ce groupe restreint vit réellement ces réactions allergiques dans la vie quotidienne.

 

Si les membres du personnel du SPF Intérieur n'ont pas encore développé d'allergie aux protéines ou au latex, ils ne sont certainement pas fortement allergiques. En cas de doute, chacun peut contacter son médecin traitant afin d'organiser des tests allergiques spécifiques.

 

Avant l'administration du vaccin, le médecin vérifie toujours l'état de santé général du membre du personnel. Le fait d'avoir ressenti quelques désagréments lors d'une vaccination précédente ne constitue pas une raison de ne pas administrer le vaccin. Les raisons idéologiques ou la panique à l'égard de la vaccination ne sont pas des raisons de ne pas participer à la vaccination générale au sein de la sécurité civile.

 

Le risque d'erreur médicale lors de la vaccination est très faible. Néanmoins, en cas d'erreur médicale, la réglementation applicable aux médecins administrant les vaccins est la même que celle applicable à tous les autres médecins.

 

À l'heure actuelle, une vaccination générale contre la grippe A/H1N1 n'est pas prévue pour le personnel opérationnel de la sécurité civile. Le personnel de la protection civile n'appartient pas actuellement aux groupes de population prioritaires, tels que définis dans le cadre de la vaccination contre la grippe A/H1N1.

 

Pour répondre à votre dernière question, je ne pense pas du tout que ce type d'information pourrait être source de confusion pour la population. La note était très claire et stipulait formellement que le vaccin saisonnier n'offrait aucune protection contre le virus A/H1N1. Jusqu'à présent, le service du personnel n'a encore reçu aucune question faisant état d'une quelconque incompréhension relative au fait que le vaccin contre la grippe saisonnière ne protège pas contre la grippe A/H1N1.

 

04.03  Josy Arens (cdH): Monsieur le président, je remercie la ministre pour ses réponses très complètes et très précises. Je comprends maintenant mieux les raisons qui font que soit obligatoire la vaccination suite à la grippe aviaire. Bien sûr, j'avais du mal à comprendre que, cinq ans après cette problématique, on en soit toujours à ce stade.

 

Si j'ai compris – et j'en prends acte, madame la ministre –, la vaccination est obligatoire, mais il n'y a pas de sanction à l'encontre de ceux qui ne se font pas vacciner?

 

04.04  Annemie Turtelboom, ministre: C'est exact.

 

04.05  Josy Arens (cdH): Madame la ministre, je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 16229 van mevrouw Muylle werd ingetrokken. Vraag nr. 16362 van de heer Weyts werd omgezet in een schriftelijke vraag.

 

05 Question de M. François Bellot à la ministre de l'Intérieur sur "les nouveaux risques au niveau des véhicules électriques lors des interventions des services de secours" (n° 16389)

05 Vraag van de heer François Bellot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de nieuwe risico's inzake elektrische auto's in geval van interventies van de hulpdiensten" (nr. 16389)

 

05.01  François Bellot (MR): Monsieur le président, madame la ministre, les véhicules électriques dont tout le monde fait la promotion ainsi que les véhicules hybrides de plus en plus nombreux sur le réseau routier utilisent une technologie peu connue des services de secours.

 

Ainsi, pour un certain nombre de véhicules hybrides, la tension nominale de certains équipements est de 1 000 V et pour une certaine marque, elle est même de 3 000 V. Imaginez un instant qu'un tel véhicule soit impliqué dans un accident grave, ce qui arrivera forcément, et de plus en plus souvent. Cela implique des précautions particulières à prendre par les services de secours, précautions à ce jour méconnues des centres de formation des pompiers.

 

Madame la ministre, quelles dispositions comptez-vous prendre afin d'assurer une formation adéquate du personnel de secours? Comptez-vous solliciter les constructeurs de ces véhicules pour qu'ils définissent le modus operandi des interventions techniques sur ce type de voitures? Vos services ont-ils connaissance des dangers que représentent sur le plan électrique, physique et chimique les substances employées dans les batteries au lithium et avec d'autres composants organiques tels qu'on peut en trouver dans les piles à combustible?

 

05.02  Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, mes services sont parfaitement conscients des enjeux entourant les véhicules équipés de ces technologies et les ont inclus dans la question générale des systèmes hybrides.

 

Un groupe de travail sera créé en 2010 afin de rédiger une procédure uniforme d'intervention sur les véhicules hybrides. Ce groupe sera composé de spécialistes de différentes origines, notamment des sapeurs-pompiers, des experts de l'industrie et des experts des écoles du feu. L'objectif est la mise en place d'une procédure opérationnelle uniforme pour octobre 2010, une procédure qui fera l'objet d'une formation spécifique par les écoles du feu.

 

Notre intention est bien entendu de coopérer avec les constructeurs de ces véhicules. À l'heure actuelle, des informations ont déjà été obtenues auprès de Honda (pour les Civic et les Insight), de Lexus (pour les CT 300H et 400H, le GS450h et le LS600), auprès de Toyota pour la Prius et de Renault pour le Truck Hybris. Désolée, je ne suis pas une experte en mécanique. Nous avons déjà obtenu des informations pour ces modèles. Il est évident que les constructeurs sont la source d'information principale.

 

Les différents dangers qui entourent l'intervention sur les véhicules hybrides sont connus de mes services, en ce compris le danger d'électrocution par contact avec un composant sous haute tension mais également les brûlures chimiques, l'intoxication et le danger éventuel à la suite de la présence d'hydrogène. Ils seront abordés lors des discussions du groupe de travail.

 

05.03  François Bellot (MR): Madame la ministre, je vous remercie.

 

Vous parlez d'octobre 2010. Entre-temps, ne serait-il pas judicieux que vous adressiez un courrier aux différentes personnes qui doivent intervenir en donnant quelques précautions de travail à prendre sur la base des quelques informations dont vous disposez déjà? Ne fût-ce que pour leur annoncer qu'il y aura un groupe de travail. Selon moi, ce serait une sage mesure.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheidsaspecten van google earth voor burgersites van strategische aard" (nr. 16407)

06 Question de M. Patrick De Groote à la ministre de l'Intérieur sur "les problèmes de sécurité liés à l'application google earth pour les sites civils ayant une importance stratégique" (n° 16407)

 

06.01  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik stel u mijn vraag omdat ik in een persartikel las dat ondervraagde terroristen aan de Amerikaanse autoriteiten toegaven dat zij google earth zouden raadplegen bij de voorbereiding van hun aanslagen. Momenteel kan iedereen deze sites inspecteren, zowel militaire sites als burgersites met een hoge strategische belangrijkheid. Ik denk hierbij aan kerncentrales, opslagplaatsen van gas en olie, LNG-terminals.

 

Bij een eerdere gelegenheid, op 28 oktober, ondervroeg ik uw collega, minister De Crem, over de veiligheidsaspecten van scherpe lucht- of satellietbeelden van locaties van strategische aard die vrij op het internet te vinden zijn. Uit het antwoord van de minister van Defensie blijkt dat een interdepartementale werkgroep werkt aan een structurele oplossing, onder meer een wet om dit juridisch af te dwingen. De minister heeft altijd gesteld dat hij dat niet kan afdwingen zolang er daaromtrent geen degelijke wetgeving bestaat. Hij heeft ook al een lijst samengesteld met ongeveer 146 militaire locaties waarvan Defensie zal verbieden om scherpe beelden in een resolutie van maximaal 50 centimeter op het internet te plaatsen.

 

Mijn vragen, mevrouw de minister, zijn de volgende.

Ten eerste, is de FOD Binnenlandse Zaken ook betrokken bij het schrijven van het voorontwerp van die wet?

 

Ten tweede, heeft u als minister van Binnenlandse Zaken reeds een vraag van uw defensiecollega ontvangen om een lijst van burgersites te selecteren voor een dergelijk verbod op het ter beschikking stellen van de scherpe beelden? Zo neen, zal u zelf een dergelijk initiatief nemen?

 

Ten derde, aan welke burgerlocaties had u zelf gedacht om te verwerken in dat wetsontwerp?

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de FOD Binnenlandse Zaken maakt via het kabinet en de Algemene Directie Crisiscentrum deel uit van de interdepartementale werkgroep google earth, voorgezeten door het kabinet van Landsverdediging. Binnen deze werkgroep werd inderdaad voorgesteld een wet op te maken om juridisch te kunnen optreden tegen het op het internet plaatsen van scherpe beelden van bepaalde locaties van strategische aard.

 

In het raam van deze werkgroep bij Defensie werd aan Binnenlandse Zaken voorgesteld om van die gelegenheid gebruik te maken om een gelijkaardig verbod en toelatingsmechanismen in te voeren voor bepaalde civiele infrastructuur.

 

Het domein van Binnenlandse Zaken is evenwel zeer breed en evolueert constant. Wat is vitaal of kritiek en op welk moment? Bestaat de noodzaak om deze punten fysiek af te schermen om de functie ervan te beveiligen? Binnen mijn departement bestaat nu een multidisciplinaire werkgroep onder leiding van de federale politie die zich bezighoudt met het actualiseren van de ministeriële omzendbrief MFO5 met betrekking tot de bescherming van kritieke infrastructuur, zowel militair als burgerlijk. Een van de taken van die werkgroep is te bepalen welke infrastructuur moet worden beschermd.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Les questions n° 16413 de M. Jacques Otlet et n° 16414 de Mme Josée Lejeune sont reportées.

 

Je vous propose de suspendre nos travaux pour participer à la réunion commune avec la commission de la Justice qui se tiendra dans trois minutes.

 

La réunion publique de commission est suspendue de 15.27 heures à 17.20 heures.

De openbare commissievergadering wordt geschorst van 15.27 uur tot 17.20 uur.

 

07 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de winkeldiefstallen" (nr. 16423)

07 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "les vols à l'étalage" (n° 16423)

 

07.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, uit een recent onderzoek van Unizo bleek hetzelfde als uit het onderzoekswerk van Fedis, namelijk dat meer dan de helft van de slachtoffers nooit een aangifte van winkeldiefstal doet. Vandaar dat de sector - breed maatschappelijk gedragen - vraagt om tot een doeltreffender opsporingsbeleid en een betere procedure van elektronische aangifte te komen. We moeten het fenomeen trouwens wat breder bekijken dan ons land, omdat opnieuw markant het fenomeen van rondtrekkende buitenlandse bendes zich voordoet.

 

Hebben die klachten over het systeem dat blijkbaar toch wat te omslachtig is, u bereikt? Bent u bereid aan een eenvoudiger systeem van elektronische aangifte te werken? Hoe kunnen we het probleem van rondtrekkende bendes ook bij andere overheden aankaarten? Is er voorzien in overleg met andere overheden en andere landen? Is er bij police-on-web een gunstige evolutie te zien?

 

07.02 Minister Annemie Turtelboom: De politie heeft geen kennis van klachten van zelfstandige ondernemers over de gebruiksmodaliteiten van het systeem e-loket. De burger beschikt over de mogelijkheid om zijn opmerkingen over police-on-web te bezorgen en er werd voorzien in een hulplijnsysteem om op vragen te antwoorden en de burger te helpen waar nodig, maar tot op dit ogenblik zijn er geen klachten toegekomen.

 

Na evaluatie van het systeem blijkt dit een open, veilig en stabiel communicatieplatform te zijn tussen de burger en de politiediensten. Het systeem bevat alle gegevens die de politie nodig heeft voor het uitvoeren van haar opdrachten. Noch op korte noch op middellange termijn zijn aanpassingen voorzien. Het systeem zal wel verder op punt worden gesteld, om te komen tot een interactief communicatiekanaal tussen burger en politie.

 

De bestrijding van de winkeldiefstallen wordt in eerste instantie behartigd door de lokale politiezones. De federale politie volgt de georganiseerde rondtrekkende dadergroepen die zich met deze criminaliteitsvorm bezighouden. Ik wens erop te wijzen dat in 2007 onder coördinatie van de premier een globaal actieplan werd uitgewerkt voor alle criminaliteitsfenomenen, gelinkt aan rondtrekkende daders. Via deze aanpak werden samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld de FOD Economie gecreëerd voor wat betreft de helingsaspecten. De drie pijlers die aan dit globaal actieplan meewerkten waren de FOD Binnenlandse Zaken, de politiediensten en het federale parket.

 

Onlangs werd een stand van zaken opgemaakt. De federale politie werkt in nauwe samenwerking met Binnenlandse Zaken en Justitie een actualisering van deze aanpak uit. Vanzelfsprekend is er op regelmatige basis overleg met andere overheden en de private partners.

 

Ik kan hiervoor verwijzen naar het overlegplatform Veilig Ondernemen, door mij voorgezeten, en de werkgroep Infoflux Zelfstandige Ondernemers, met vertegenwoordigers van de overkoepelende organisaties van zelfstandige ondernemers, Unizo, NSZ, LVZ en UCM, de FOD’s Binnenlandse Zaken, Justitie, Economie en de politiediensten. Deze fora vergaderen twee keer per jaar. Ook de problematiek van de winkeldiefstallen komt aan bod.

 

De federale politie onderhoudt ook de nodige contacten op internationaal vlak. Ons land heeft talrijke samenwerkingsovereenkomsten met andere landen, zoals Bulgarije, waarin de aanpak van rondtrekkende dadergroeperingen specifiek is opgenomen.

 

Het aantal klachten over winkeldiefstallen dat via police-on-web wordt aangegeven, is momenteel nog beperkt tot 70 tot 80 per jaar. Sinds het tweede trimester van 2009 werden de mogelijkheden van police-on-web uitgebreid. De burger kan voortaan ook het bezit van een alarmsysteem aanmelden. Die nieuwe functies zouden een betere bekendheid van het systeem bij het grote publiek moeten bewerkstelligen. Dat wordt bedoeld met het verder uitbouwen van een interactief platform.

 

07.03  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Als het systeem op dit ogenblik als voldoende wordt aanvaard, zullen we het zoveel mogelijk in de praktijk moeten omzetten. Het is juist dat daarvoor de verantwoordelijkheid vooral op lokaal niveau is gesitueerd. Ik denk dat het de komende weken opnieuw als een actueel type van criminaliteit de kop zal opsteken. Daarom moeten we werken aan informatie voor de brede bevolking en zeker voor de sector. We zullen de lokale overheden extra moeten aanmanen om daarvoor promotie te maken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het personeelstekort bij de federale wegpolitie" (nr. 16424)

08 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "le manque de personnel à la police fédérale de la route" (n° 16424)

 

08.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, volgens de federale wegpolitie die betrokken is bij ongevallen op de autosnelweg, is het toch wel vaak lang wachten op politiebijstand. Men zegt dat het vaak een uur tot anderhalf uur duurt. Dat blijkt te wijten te zijn aan personeelstekort.

 

Door dat tekort blijven blijkbaar ook de hindernissen die het ongeval heeft veroorzaakt te lang het wegdek storen en blijven pv’s onafgewerkt. Vooral vanuit de provincie Vlaams-Brabant wordt een personeelstekort gesignaleerd waarbij één patrouille het gebied van Sterrebeek tot Gingelom en van Halen tot Leuven moet zien te controleren.

 

Klopt het dat de situatie in Vlaams-Brabant wat tekortschiet? In welke mate heeft de federale wegpolitie daar een probleem met het personeel? Hoe is de situatie in de andere provincies? Op welke manier zal die eventuele probleemsituatie worden aangepakt?

 

08.02 Minister Annemie Turtelboom: Wij kunnen de geschetste situatie wat Vlaams-Brabant betreft niet bevestigen. Volgens een studierapport van de Algemene Inspectie bedraagt de gemiddelde interventietijd binnen de wegpolitie Brabant tussen 10 en 25 minuten.

 

De wegpolitie is onderverdeeld in negen provinciale diensten. De wegpolitie Brabant bestrijkt het grondgebied van Brussel hoofdstad, Vlaams-Brabant en Waals-Brabant en beschikt over vier verkeersposten. De verkeerspost Bertem heeft 29 personeelsleden daar waar er 28 zijn voorzien. Er is dus een personeelslid meer. De verkeerspost Anderlecht heeft 34 personeelsleden waar er 33 zijn voorzien. Ook daar is er dus een meer. De verkeerspost Oudergem heeft 30 personeelsleden waar er 31 zijn voorzien. De verkeerspost Reyers heeft 34 personeelsleden van de 40 die voorzien zijn, dus 6 tekort. Daar zijn er nog een aantal nakende vertrekken waardoor de toestand inderdaad om actie vraagt. Dat hebben we dan ook gedaan. Gisteren werd aan de vakbonden kennis gegeven van een aantal maatregelen en volgende week is er nieuw overleg.

 

Rekening houdend met het aantal afgedeelden kan met betrekking tot de wegpolitie globaal gezien niet echt over personeelstekort worden gesproken.

 

De situatie binnen de andere provincies: Henegouwen 115 op 118 voorziene personeelsleden, dus 3 tekort, Luik 114 en op volle kracht, Namen 64 en dus ook gehonoreerd, Luxemburg 51 op 52, West-Vlaanderen 80 op 80, Oost-Vlaanderen 118 daar waar er 126 zijn voorzien, Limburg 62 voor 62 en Antwerpen 141 op 141.

 

Het personeelsbestand wordt evenwel permanent opgevolgd, want er zijn toch een aantal vrijgestelden, van nachtdienst, langdurig zieken, gekwetsten, geschorsten. Bijsturingen geschieden binnen de wettelijk toegelaten normen. De situatie van de verkeerspolitie zullen wij prioritair opvolgen, omdat wij daar toch echt met een tekort zitten van 24 op 30, wat procentueel het hoogste percentage is.

 

08.03  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de inschatting van de wachttijd moet dan wat subjectief zijn of te wijten aan bepaalde incidenten. Het zou mij interesseren om de gegevens van de interventietijden op een of andere manier te kunnen inkijken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de ontmoeting met Janet Napolitano" (nr. 16425)

09 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la rencontre avec Mme Janet Napolitano" (n° 16425)

 

09.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik wil het hebben over uw ontmoeting met uw Amerikaanse collega, die ook bevoegd is voor binnenlandse veiligheid. Na de ontmoeting met Janet Napolitano werd bevestigd dat er een praktische samenwerking, onder meer op het vlak van gemeenschappelijke vorming, tussen beide landen werd opgezet. Ik zou graag willen weten wat die ontmoeting juist heeft opgeleverd. Welke onderwerpen werden er besproken? Hoe is de noot van praktische samenwerking verwoord en hoe zal die verbeterd worden? Met welke andere Europese landen willen de Verenigde Staten van Amerika zulke samenwerkingsakkoorden tot stand brengen?

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: Het doel van de vergadering was om op een algemene manier over gegevensuitwisseling tussen beiden landen te spreken. De Verenigde Staten toont grote interesse om meer informatie uit te wisselen met de verschillende landen van de Europese Unie. Op die manier wenst minister Napolitano de gemeenschappelijke strijd tegen het terrorisme te intensifiëren. Beide landen evalueren de bilaterale samenwerking op het gebied van veiligheid als zeer goed. België beschikt over een verbindingsofficier van de federale politie in Washington. Die werkt op een uitstekende manier samen met zijn Amerikaanse collega’s. Toch blijft er een wederzijdse vraag om beter en sneller informatie te kunnen uitwisselen in de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad. Die uitwisseling kan overigens maar plaatsvinden indien ze in overeenstemming is met de in ons land geldende normen op het gebied van gegevensbeveiliging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

 

Ik heb van die ontmoeting gebruik gemaakt om een aantal elementen voor te stellen die de samenwerking moeten intensifiëren, meer bepaald het verschaffen van de toegang tot gegevensbanken. Die zijn belangrijk in de bestrijding van het groeiende fenomeen van identiteitsdiefstal, maar ook in de strijd tegen het terrorisme of in het raam van rampenbeheer. Specifiek drong minister Napolitano aan op het afsluiten van een bilateraal akkoord ter verbetering van de samenwerking om ernstige criminaliteit te voorkomen en te bestrijden. Het betreft een akkoord dat de USA al met verschillende Europese partners, zoals Duitsland en de meeste nieuwe lidstaten, heeft afgesloten. Het zou overigens de intentie van de Verenigde Staten zijn om met alle landen van de Europese Unie die over een vrijstelling van visa voor de Verenigde Staten beschikken, een dergelijk akkoord af te sluiten.

 

Ten slotte kwam met het oog op het Belgisch voorzitterschap ook het belang van de relaties tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie aan bod, in aansluiting op de aanname op 28 oktober van de Verklaring van Washington.

 

09.03  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor de details van de ontmoeting. Ik vind ze belangrijk omdat wij hiervoor bijzonder aandachtig moeten blijven. Het is zeer goed dat in die zin en op dat niveau initiatieven met de verantwoordelijken van de USA worden genomen.

 

Ik hoop dat de afspraken die zijn gemaakt permanent worden opgevolgd en dat wij van de Europese mandaten die op korte of iets langere termijn in het verschiet liggen extra gebruikmaken om vanuit Europese hoek waakzaam te blijven voor wat vanuit andere continenten wordt aangebracht.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het centrale noodnummer 112 en de organisatie van de hulpdiensten" (nr. 16429)

10 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "le numéro d'urgence général 112 et l'organisation des services de secours" (n° 16429)

 

10.01  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik verneem via de media dat er voor de invoering van het centraal noodnummer 112 blijkbaar nood is aan extra mankracht en middelen. In concreto zou het gaan om 12 miljoen euro aan extra personeels- en werkingskosten in 2010 en 2011. Daarmee zou jaarlijks 200 ambtenaren kunnen worden aangetrokken. Er is zelfs sprake van om deze bedragen in 2011 te verdubbelen.

 

In een reactie van uw kabinet werd geopperd, ik citeer: "Het gaat om een verschuiving van ambtenaren van de gemeenten naar Binnenlandse Zaken en niet om het aantrekken van nieuwe mensen." In de begrotingsnotificaties van 16 oktober 2009 van de Ministerraad zie ik dat er voor 2010 in een bijkomend bedrag is voorzien van 2 miljoen euro, voor 2011 een bedrag van bijna 12 miljoen euro en daarnaast is er nog eens sprake van een aanvullend bedrag van 2 miljoen euro voor de verbetering van de organisatie van de hulpdiensten.

 

Volgende vragen had ik u graag gesteld.

 

Ten eerste, hoe ziet het budgettaire plaatje er concreet uit? Gelet op de berichtgeving en de communicatie is er sprake van enige onduidelijkheid. Hoeveel extra personeels- en werkingskosten zijn er? Hoe worden die ingezet? Waar komt dat personeel vandaan?

 

Ten tweede, de invoering van het centrale noodnummer verhoogt de efficiëntie. Spreek mij gerust tegen maar ik zou denken dat het samenvoegen van twee of meer diensten kostenbesparend werkt. Zijn er dan geen kostenbesparende gevolgen? In het huidige beeld is er sprake van een kostenverhoging.

 

Ten derde, hoe zal de bijkomende 2 miljoen euro voor de verbetering van de organisatie van de hulpdiensten worden ingezet?

 

10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, overeenkomstig de Europese richtlijn betreffende het uniek noodnummer 112 en de beslissing van de regering het noodnummer 112 versneld te realiseren, werd in 2010 een bijkomend krediet van 12 miljoen euro toegekend aan Binnenlandse Zaken voor de uitvoering van de volgende stappen van het project-112. De verdeling is als volgt.

 

Er is 1 388 000 euro voor de wedden van reeds in 2009 aangeworven calltakers tewerkgesteld in de 101: het loon op jaarbasis naar twaalftwaalfden gebracht, de meertaligheidspremie, de standplaatstoelage in Brussel en de verhoging van de vergoeding voor onregelmatige prestaties.

 

Er is 2 971 000 euro voor de aanwerving van 84 calltakers van de 100, inbegrepen de vergoeding voor onregelmatige prestaties en de meertaligheidspremie.

 

Er is 72 000 euro voor de voortgezette opleiding van de calltakers. Ik begrijp dat u zegt dat de migratie kostenbesparend zou moeten zijn. Daarnaast wordt de taak van de neutrale calltaker echter nog een stuk gecompliceerder omdat alle oproepen binnenkomen en naar de juiste plaats moeten worden doorgegeven.

 

Er is 53 000 euro provisie voor de investeringsuitgaven voor calltakers. Dat was mijn verklaring voor de bijgevoegde opleiding. Zij hebben immers een heel zware verantwoordelijkheid.

 

Er is 7 516 000 euro voor de federalisering van bestaand gemeentelijk personeel in 100-centrales. Dat is nodig omdat Europa het noodnummer 112 vraagt en de betrokkenen eigenlijk hetzelfde statuut moeten hebben als zij voor één noodnummer werken. Dat is niet mogelijk met de gemeentelijke ambtenaren die wij op dit ogenblik al subsidiëren. Dan heeft men immers twee functionele statuten.

 

Er worden dus geen 200 nieuwe ambtenaren aangetrokken. Zoals beslist door de Ministerraad wordt wel een deel van de huidige gemeentelijke ambtenaren gefederaliseerd door de FOD Binnenlandse Zaken. In totaal gaat het om 260 personeelsleden.

 

Daarnaast wordt een heel beperkt aantal bijkomende operatoren voor de 100 aangeworven. Het aantal oproepen van de noodcentrale stijgt nu eenmaal. Er is een historisch tekort aan personeel in bepaalde 100-centrales. Zij moesten worden bemand, regionaal bepaald. Bovendien willen wij uiteraard een zeker kwaliteitsniveau aan de burger garanderen en een aanname van elke oproep binnen een zo kort mogelijke tijdsspanne realiseren.

 

Het project-112 heeft ook een technologisch luik. Voor de migratie naar en de integratie van de noodnummers 100 en 101 in de CAD-ASTRID-technologie met het noodnummer 112 voor de realisatie van het 112-CAD-platform door de nv ASTRID is in 2009 een budget voorzien van 2 miljoen euro en in 2010 een budget van 11,9 miljoen euro.

 

Op termijn kan met een centraal noodnummer inderdaad een kostenbesparend effect gecreëerd worden door de rationalisering van de middelen. De noodcentrales 100 en 101 zullen op dezelfde locatie en met dezelfde technologie werken. Alle kosten verbonden aan huisvesting, zullen ook verdeeld worden. Alle kosten verbonden aan upgrades of onderhoud van technologie worden gerationaliseerd, want die dienen slechts eenmaal gemaakt te worden.

 

Het jaarlijks bedrag van 2 miljoen euro voor de verbetering van de organisatie van de hulpdiensten is het beschikbare budget voor de hulpdiensten dat voor de begeleiding en de ondersteuning van de toekomstige zones wordt aangelegd. In afwachting van de effectieve inwerkingtreding zullen er operationele prezones worden opgericht die de gecreëerde dynamiek van de task forces voort zullen zetten.

 

10.03  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, ik blijf met een gevoel van twijfel zitten, omdat heel de operatie fundamenteel 1 plus 1 een kostprijs van 3 geeft. Er zijn natuurlijk een paar bijkomende taken. U maakt van de gelegenheid gebruik om een modernisering door te voeren. Ik noteer dat er bijkomend personeel bijkomt, er wordt niet alleen gemeentelijk personeel overgedragen.

 

10.04 Minister Annemie Turtelboom: U moet een onderscheid maken. Als men de twee systemen van de centrales 100 en 101 integreert in 112 en men naar een noodnummer gaat, dan heeft men een technische integratie nodig. Op termijn zal dat kosten besparen, maar niet op korte termijn.

 

Ik nodig u uit voor een uitleg over de betekenis van de migratie op technologisch vlak, overigens ons op korte termijn opgelegd door de Europese richtlijn die de lidstaten verplicht tot één noodnummer. Dat is gebruiksvriendelijker voor mensen die in een noodsituatie verkeren, die niet meer hoeven na te denken of ze nu 100 of 101 moeten bellen. Men heeft dan een platform voor alle nooddiensten. Op korte termijn heeft men daarvoor extra investeringen nodig. Op termijn maken we ook technologisch winsten, omdat men maar 1 upgrade hoeft te doen in plaats van 2.

 

Voor het overige, er wordt hoofdzakelijk gemeentelijk personeel overgenomen, behalve op plaatsen waar in het verleden te weinig is geïnvesteerd, maar ik neem aan dat niemand van ons wil besparen op interventie.

 

10.05  Ben Weyts (N-VA): Er is dus bijkomend personeel naast het gemeentepersoneel. De grote kosten zijn het gevolg van de migratie- en integratiebeweging, waardoor men dus op langere termijn het budget in 2012 en 2013 sterk zal zien afnemen. Hopelijk zien we dan dat 1 plus 1 geen kostprijs van 3 betekent, want momenteel is het natuurlijk wel zo.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebrek aan taalkennis bij de Brusselse noodcentrale" (nr. 16431)

11 Question de M. Bart Laeremans à la ministre de l'Intérieur sur "le manque de connaissances linguistiques des opérateurs de la centrale d'appels d'urgence de Bruxelles" (n° 16431)

 

11.01  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik heb mijn vraag vlak na collega Luyckx ingediend, en zij sluit in feite aan bij het vorige verhaal. Toch gaat het ook om een ander aspect van de hulpdiensten.

 

Mevrouw de minister, los van elkaar hebben twee Grimbergenaren, mensen uit mijn gemeente, op 10 november het noodoproepnummer 112 gebeld, waar zij werden werden met Franstalige, Nederlandsonwillige, operatoren.

 

Het ging enerzijds, om een noodoproep na een ongeval ’s nachts op de Brusselsesteenweg, omstreeks 1 15 uur, en anderzijds, een oproep voor een ziekenwagen wegens hyperventilatie, vanuit de wijk Borgt, omstreeks 23 uur.

 

Telkens werd de Nederlandstalige bellers gevraagd Frans te spreken omdat de operator geen Nederlands kon spreken. In het eerste geval ging door het wederzijdse niet verstaan ettelijke minuten verloren. Navraag bij de Leuvense centrale leerde mij dat de oproepen vanuit Brussel beantwoord zouden moeten zijn. Dat is waarschijnlijk zo omdat de bellers een gsm-toestel hadden, waardoor zij via de masten naar Brussel werden doorgestuurd in plaats van naar Leuven.

 

Ik heb ook uw voorganger daarover in 2006 nog ondervraagd. Het is gepubliceerd begin 2007, dus ik vermoed dat het nu ongeveer drie jaar geleden is dat ik dat antwoord heb gekregen. Mijn vraag ging toen over de noodoproepen en het taalgebruik van de betrokken diensten. Toen heeft men mij uitdrukkelijk verzekerd dat die mensen de twee talen moeten kennen.

 

De minister zei onder meer: “Ik heb bij de commissaris-generaal van de federale politie aangedrongen de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de call takers van de federale politie die werkzaam zijn op de 101-centrale van de telefoonzone 02 zoals voorzien tweetalig zouden zijn.”

 

Op verschillende momenten is de minister er nog op terug gekomen. Ik kreeg in datzelfde antwoord de verzekering dat het binnen korte allemaal tweetalig zou zijn. Drie jaar na de feiten is dat nog altijd niet gerealiseerd. Nog altijd zijn er incidenten.

 

Mijn vragen zijn de volgende.

 

Ten eerste, hoe verklaart u dat bellers vanuit Grimbergen nog steeds in Brussel terechtkomen en niet in Leuven?

 

Ten tweede, hoe verklaart u dat er in Brussel nog steeds mensen worden tewerkgesteld die geen Nederlands verstaan? Worden er vandaag nog altijd mensen aangeworven of in dienst gehouden, die geen bewijs moeten voorleggen van hun kennis van de tweede landstaal?

 

Welke initiatieven werden de voorbije jaren genomen om deze wantoestanden te bannen? Hoe evalueert u deze initiatieven? Hoe wil u dat soort onaanvaardbare taalincidenten onmogelijk maken?

 

Ten derde, klopt het dat de zogenaamde “herroutering” in Vlaams-Brabant nog steeds niet heeft plaatsgevonden, waardoor de vaste oproepen van een groot deel van bijvoorbeeld Sint-Pieters-Leeuw nog steeds in Brussel terechtkomt en waardoor een groot deel van de oproepen uit Roosdaal dan weer in Gent terechtkomt, en niet in Leuven?

 

Hoe verklaart u dat de vertraging nu al vier jaar duurt? Wanneer zal deze “herroutering” eindelijk plaatsvinden? Wordt er in Leuven een personeelsuitbreiding gepland voor het extra werk? Want als die telefoonoproepen allemaal in Leuven terechtkomen, is daar duidelijk nood aan personeelsuitbreiding. Zo is mij verzekerd bij de Leuvense dienst.

 

11.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, u moet misschien de heer Weyts opnieuw binnenroepen.

 

De 100-oproepen van sommige abonnees van vaste telefonie die in de gemeente Grimbergen wonen, worden momenteel nog steeds bij het 100-centrum van Brussel afgeleverd, omdat de routering van de 100-oproepen in Vlaams-Brabant nu nog niet met de provinciegrenzen samenvalt.

 

Voor de noodoproepen via gsm zal er nooit een feilloze routering zijn of kunnen gebeuren. Het basisstation dat het sterkste signaal ontvangt, zal de oproep afhandelen. Er is geen garantie dat het basisstation in kwestie, zeker niet in grensgebieden van de provincie, zich in Vlaams-Brabant bevindt.

 

De exploitatie van de 100-hulpcentra behoort tot nu toe tot de verantwoordelijkheid van de steden of gemeenten waar het centrum is gevestigd. De burgemeester is dus verantwoordelijk voor de werving en de functionering van de aangestelden. In de meeste centra is er echter personeel aanwezig dat beide landstalen en de Engelse taal goed beheerst.

 

Uiteraard wordt aan de bedoelde aangelegenheid bijzondere aandacht besteed. De lokale autoriteit neemt in voornoemde zin ook initiatieven.

 

In het kader van het 112-project, waarover ik daarnet in mijn antwoord op de vorige vraag sprak, zullen de huidige hulpcentra door de federale overheid worden beheerd. Voor het reeds gefederaliseerde personeel zijn er al initiatieven inzake taalkennis genomen. Er bestaat een tweetaligheidpremie voor het personeel dat de andere landstaal kent. Er is ook aan een meertaligheidpremie – dus voor andere talen dan de landstalen – gewerkt.

 

De herrouteringen in Vlaams-Brabant zijn al geruime tijd gepland. Gezien de complexiteit van voornoemde actie voor de provincie Vlaams-Brabant zullen zij in vier stappen worden uitgevoerd, telkens met een tussentijd van een aantal weken. De acties werden echter op vraag van de leiding van het 100-hulpcentrum wegens een acuut personeelsgebrek uitgesteld.

 

Om voornoemd probleem op te lossen, hebben wij twee acties ondernomen. In de eerste fase heeft mijn departement negen extra krachten ter beschikking gesteld. Een aantal van hen is al in de ploegen ingeschakeld. In de tweede fase is het aantal gesubsidieerde aangestelden met acht personen verhoogd.

 

De stad Leuven heeft het nodige gedaan om ook voornoemde krachten zo snel mogelijk in de ploegen in te schakelen, zodat de belangrijke verhoging van het aantal mensen op de werkvloer moet toelaten om vanaf 1 februari 2010 de herrouteringsacties te starten.

 

U merkt dat federaliseren ook een voordeel kan zijn.

 

11.03  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, hier gaat het van het gemeentelijke niveau naar het nationale. Dat is nog iets heel anders dan een federale recuperatie. Dat is nog een ander verhaal.

 

Ik noteer dat vanaf februari die herroutering zou plaatsvinden. Ik juich dat toe en zal het goed in het oog houden. Maar u bent iets te vrijblijvend wanneer het gaat over de tweetaligheid. Drie jaar geleden werd ons verzekerd dat zij tweetalig moesten zijn. Vandaag is dat dus nog altijd niet gegarandeerd. Ik vind het nogal goedkoop de verantwoordelijkheid af te schuiven op de gemeenten. Neen, drie jaar geleden, en veel langer al, hield Binnenlandse Zaken daarop het toezicht. Binnenlandse Zaken moet optreden bij klachten – en die zijn er ongetwijfeld vrij massaal geweest – en moet burgemeesters ertoe aanzetten personen te verplaatsen en een andere job te geven. Zij kunnen niet werken op zo’n callcenter als verantwoordelijke voor het aannemen van telefoons als zij niet de meest elementaire kennis hebben, met name de kennis van de tweede landstaal. In de hoofdstad, in een tweetalig gebied, moet het toch evident zijn dat men daar personen zet die de tweede taal beheersen.

 

U spreekt van premies, maar dat is niet voldoende. Het is logisch dat zij premies krijgen, maar iedereen die daar werkt zou die premies moeten krijgen, gewoon omdat iedereen die daar werkt de tweede taal, en eventueel ook Engels, zou moeten beheersen. In afwachting van de herroutering in 2010 – Brussel blijft ook daarna immers een tweetalige stad – vraag ik u ervoor te zorgen dat bij al die diensten uitsluitend tweetalige, drietalige of meertalige personen in dienst zijn. U moet daar ook sanctionerend optreden en ervoor zorgen dat de burgemeesters dat niet langer kunnen toelaten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- de heer Paul Vanhie aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gebruik van het waterkanon bij de federale politie" (nr. 16454)

- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de aankoop van waterkanonnen" (nr. 16551)

12 Questions jointes de

- M. Paul Vanhie à la ministre de l'Intérieur sur "le recours à l'autopompe au sein de la police fédérale" (n° 16454)

- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "l'acquisition d'autopompes" (n° 16551)

 

12.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de vraag gaat over de aankoop van waterkanonnen. Het is in elke betoging het moment suprême als die moeten uitrukken.

 

In 2003 werden er blijkbaar 15 hoogtechnologische sproeiwagens besteld voor de federale politie. Dat blijkt enkele jaren later tot 12 teruggebracht, maar daarvoor heeft de constructeur blijkbaar een schadevergoeding gevraagd. Nu zou een minnelijke schikking van 700 000 euro zijn afgesproken. Vanuit de federale politie werd gesteld dat dit nog altijd beter is dan 3 miljoen uitgeven voor wagens die nooit zullen worden gebruikt.

 

Op welke basis werden die 15 wagens besteld? Waarom werd dat teruggeschroefd? Was er contractueel een schadevergoeding vastgelegd? Kunt u wat meer uitleg geven over de onderhandelingen en het resultaat?

 

12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, initieel werd in 2003 een aanbesteding voor 15 sproeiwagens uitgeschreven om de bestaande 18 te vervangen, wat op zich al een besparing van 3 sproeiwagens uitmaakte. In 2006-2007 werd het interventiecorps in de plaats gesteld, waardoor onder meer personeelsleden van de eenheid waar de sproeiwagens worden gehouden, naar het interventiecorps afvloeiden. Toen werd beslist slechts 12 sproeiwagens te bestellen.

 

Het getal van 12 sproeiwagens is operationeel te verklaren. De afgelopen drie jaar werden er nooit meer dan negen sproeiwagens tegelijk ingezet. Dit is het gevolg van het verder evolueren van de politiediensten binnen de visie van het politieel beheer van de publieke ruimte. Naast de operationele piekcapaciteit aan sproeiwagens moet de federale politie evenwel steeds rekening houden met voertuigen in herstelling op het moment van de aanvraag, of met de noodzaak om voertuigen tijdens langdurige operaties te vervangen op het terrein.

 

Er werd een schadevergoeding van 969 843,39 euro betaald, waarvan 279 164,5 euro voor de overname van de al door de firma aangekochte wisselstukken. Dat herleidt de reële schadevergoeding tot 698 809,81 euro. Aanvankelijk vorderde Ziegler een vergoeding van 1,3 miljoen euro, hetgeen dus ingrijpend kon worden herleid.

 

In verband met het personeel worden in een eerste fase enkel de houders van het brevet “bemanningslid oude sproeiwagens MOL” toegelaten tot de cursus. Deze kandidaten bezitten een zekere kennis en ervaring in het gebruik van een sproeiwagen, wat een voordeel is om met goede afloop de opleiding bemanningslid op de nieuwe sproeiwagen te volgen. Deze fase wordt beëindigd tijdens het eerste semester van 2010. In een tweede fase zullen de medewerkers die geen brevet op de oude sproeiwagen bezitten, worden heropgeleid tot bemanninglid.

 

Wat betreft de opleiding: de sproeiwagen is uitgerust met moderne besturingsapparatuur en met digitale registratie- en communicatiemiddelen. Deze apparaten zijn zeer gebruiksvriendelijk. Een degelijke basisopleiding en een regelmatige training garanderen een correct en efficiënt gebruik van de middelen.

 

De opleiding duurt 112 lesuren, is verspreid over vier weken en wordt afgesloten met een examen.

 

Vandaag zijn er tweeëndertig Nederlandstalige brevethouders en zesendertig Franstalige brevethouders. Momenteel zijn zes Franstalige kandidaten in opleiding. In 2010 zullen nog eenentwintig Franstalige kandidaten worden opgeleid, alsook vijf Nederlandstalige.

 

Ondertussen worden via de mobiliteit hoofdzakelijk Nederlandstaligen en tweetaligen aangenomen in de betreffende dienst. Bovendien is er binnen de dienst een actief beleid om de personeelsleden te bekwamen in de tweede taal.

 

Operationeel is er dus geen probleem om de taalwetten te respecteren, zodat de burger kan rekenen op een kwalitatieve dienstverlening.

 

12.03  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor de details. Het is natuurlijk zonde van de verkeerde inschatting van de prognose, en ook zonde van de schadevergoeding, maar ik hoop dat ons sproeivermogen nu sterk genoeg is in de komende jaren en dat wij operationeel de kraan niet moeten bijdraaien, wat opnieuw mogelijk meerkosten tot gevolg zou hebben.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: La question n° 16445 de Mme De Bue est reportée à sa demande. Quant à moi, je poserai ma question à la fin, puisque je reste de toute façon.

 

13 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het personeelsbestand van de federale politie" (nr. 16483)

13 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "l'effectif du personnel de la police fédérale" (n° 16483)

 

13.01  Ben Weyts (N-VA): U hebt eerder aangekondigd dat voor de jaren 2009 en 2010 telkens ongeveer 600 personeelsleden van de federale politie zouden afvloeien, waarvan er maar 300 zouden worden vervangen. Daardoor zou het totale personeelsbestand dalen met 600 eenheden. Er was een vreemde mededeling van VSOA Politie, die plots zei dat er 700 vacant geworden bedieningen niet aangevuld zouden worden.

 

Mijn hoofdvraag is hoe het nu eigenlijk zit? Ik heb deze week nog een bevestiging van uw initiële plannen gelezen: op twee jaar tijd moeten 1 200 personeelsleden afvloeien en daarvan zal maar de helft vervangen worden. Kunt u verduidelijken hoeveel personeelsleden in 2009 en 2010 met pensioen gaan, opgesplitst in het operationeel kader enerzijds en het logistiek en administratief kader anderzijds? Hoeveel van hen zullen er nu effectief vervangen worden? Op welke manier werden die plannen gecommuniceerd aan de politievakbonden? Waarom is daarover volgens u zoveel onduidelijkheid?

 

13.02 Minister Annemie Turtelboom: Collega Weyts, het is jammer dat u bij een vorige vraag weg was, waarbij werd gepleit voor meer medewerkers voor de 100-, 101- en 112-diensten. U kunt uiteraard in het verslag mijn antwoord daarop nalezen.

 

In 2009 zullen er normaal gezien 290 personeelsleden van de federale politie met pensioen gaan. Het gaat daarbij meer bepaald om 254 personen van het operationeel kader en 36 van het administratief en logistiek kader. In 2010 zou het gaan om 276 personen, waarbij de verdeling over de kaders 231 tegenover 45 bedraagt.

 

De beslissing om in de toekomst personeelsleden die de federale politie verlaten niet te vervangen, kadert in de besparing die de federale politie, net zoals alle andere departementen, via de lineaire norm van 0,7 % en 1 % moet doen.

 

De communicatie was misschien voor u onduidelijk, maar voor mij niet, wanneer men het in het juiste tijdsperspectief kadert. De eerder besliste besparing van 0,7 % van de personeelskredieten vertaalde zich reeds in een verhaal van 1 op 2. De regering heeft beslist op het einde van het begrotingsconclaaf om extra coupures voor alle departementen toe te kennen, inclusief de politie. Dat zal het vervangingsbeleid natuurlijk nog selectiever maken. Het is een moeilijke evenwichtsoefening. De capaciteit van de operationele diensten en ook de veiligheid van de politieambtenaren zelf is voor mij van primordiaal belang. Anderzijds is de niet-operationele steun die de federale politie verleent, ook het basiscement voor de geïntegreerde werking van de politiediensten.

 

Nu de budgettaire beslissingen zijn getroffen, kan het personeelsbeheer concreet worden uitgewerkt voor de komende twee jaar. Dat zal inderdaad niet gemakkelijk zijn, maar ik ben ervan overtuigd dat moeilijk ook gaat. Op dit ogenblik zijn wij bij de politie al bezig met die hele concrete oefening.

 

13.03  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, dat is een duidelijk antwoord. Ik heb echter geen antwoord gekregen op de vraag waarom er een misvatting of onduidelijkheid is bij de politievakbond omtrent de cijfers. De communicatie was misschien duidelijk voor mij, maar niet voor iedereen.

 

Ten slotte, ik veronderstel dat de inspanning die wordt geleverd met betrekking tot de politiediensten, ook deel uitmaakt van het getal van 15 000. Maakt de vermindering van het aantal politieambtenaren deel uit van de groep van 15 000?

 

13.04 Minister Annemie Turtelboom: Het gaat alleen om lineaire maatregelen die voor alle departementen gelden en het geldt alleen voor de federale politie. Het gaat ongeveer om 15 000.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de M. François Bellot à la ministre de l'Intérieur sur "le calcul des salaires des policiers" (n° 16518)

14 Vraag van de heer François Bellot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de berekening van de lonen van politieagenten" (nr. 16518)

 

14.01  François Bellot (MR): Monsieur le président, madame la ministre, je voudrais vous interroger à propos des nouveaux moteurs de calcul salarial pour les zones de police. Actuellement, les traitements des policiers sont calculés par le Service central des dépenses fixes (SCDF) et vos départements ont décidé de confier ce travail au SSGPI, c’est-à-dire un service interne au ministère de l’Intérieur. Selon mes informations, le nouveau système devrait être opérationnel dès le mois de décembre 2009. Des simulations sont actuellement en cours dans un certain nombre de zones de police et manifestement, de grandes discordances peuvent apparaître dans un certain nombre de cas. M. Doomst opine de la tête donc il connaît la même chose.

 

À titre d’exemple, dans ma zone de police, pour un salaire de minime importance lié à des fonctions accessoires, alors que le salaire brut calculé par les deux logiciels est identique, le salaire net est différent de 4 %. Lorsque l’on analyse la situation, le précompte professionnel est légèrement plus faible; par contre, les charges d’ONSS sont plus élevées. Pour quelles raisons, alors que la base de calcul des cotisations sociales reste identique? Autre situation: celle d’un inspecteur de police chez qui on constate une différence de traitement brut de l’ordre de 8 % entre le SCDF et le SSGPI. Pourquoi? Lors d’une nouvelle simulation qui eu lieu 3 jours plus tard, la différence de salaire brut était diminuée à 5 %.

 

Madame la ministre, la mise en place de la réforme des polices a généré un travail administratif particulièrement lourd lors du basculement des calculs des traitements des systèmes locaux vers les systèmes intégrés SCDF. À peine remis de cette surcharge particulièrement importante et à peine habitués à ces travaux, les services comptables des zones de police se voient confrontés à ce nouveau basculement qui pourrait avoir des conséquences autant administratives que financières et juridiques dans les prochains mois si la fiabilité et la sécurité ne sont pas assurées. Et je suis convaincu que vos services cherchent bien entendu cette sécurité.

 

Madame la ministre, quelles sont les dispositions que vous compter prendre face à cette situation considérée comme préoccupante à 15 jours du basculement? Étant donné les délais relativement courts qui restent avant le basculement vers le nouveau système de calcul des salaires, n’est-il pas opportun d’en reporter la mise en application concrète et ce, après avoir validé l’ensemble des traitements sur l’ensemble des zones de police pour tous les effectifs concernés?

 

14.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, monsieur Bellot, dès le 1er janvier 2010, le SSGPI, le secrétariat de la police intégrée, ne sera plus uniquement responsable du traitement des données pécuniaires des membres du personnel de la police intégrée mais sera également chargé du calcul des traitements proprement dits et des obligations sociales et fiscales qui en découlent.

 

À cette fin, depuis mars 2009 et le lancement du run parallèle entre le nouveau système de calcul Thémis et le système de calcul SCDF, le SSGPI a entamé un contrôle intensif de la qualité des données. Toutes les données de base qui servent au calcul des rémunérations qui sont actuellement stockées dans le SCDF ont en effet été converties dans Thémis. Après chaque run parallèle, les résultats des calculs de Thémis sont comparés avec ceux du SCDF. Les différences de calculs sont ensuite analysées, expliquées et évidemment corrigées.

 

Je peux vous assurer qu'il est inexact que de grandes discordances sont constatées. Sur base des run parallèles du 23 octobre 2009, sur tout le personnel de la police intégrée, la différence constatée sur le traitement mensuel est inférieure à 1 euro dans plus de 88 % des cas. Après correction des données, ce pourcentage devrait même monter à plus de 92 %.

 

Les neufs facteurs principaux de différences ont été identifiés. Ils trouvent leurs causes dans le système de calcul de Thémis qui se veut davantage fidèle aux prescriptions légales et sociales. Vu que les différences dans les calculs sont minimes, allant de quelques centimes à quelques euros sur base mensuelle, et que le groupe cible concerné est réduit, une opération de régularisation ne s'impose pas.

 

Le point relatif aux différences dans les résultats des calculs de ces deux systèmes de paiement a été abordé avec les quatre syndicats représentatifs de la police intégrée, des représentants des zones de police désignées par la commission permanente de la police locale ainsi que l'association des villes et communes. Une fois que cette opération de correction des données sera achevée – fin novembre 2009 –, une communication officielle sera immédiatement organisée à l'attention des zones de police afin que leurs gestionnaires du personnel puissent expliquer les changements intervenus.

 

Par conséquent, il n'y a donc aucune raison de retarder le démarrage du nouveau moteur salarial.

 

14.03  François Bellot (MR): Madame la ministre, je ne peux que vous croire. Il est possible aussi que ce soit le Service central des dépenses fixes qui, dans le calcul, commettait des erreurs. En tout cas, j'espère que ce sera réglé car nous avons eu beaucoup de problèmes dans la mise en route des calculs des salaires lorsque nous avons basculé de la police locale et de la gendarmerie vers le nouveau service. Je peux vous dire que les services administratifs de zones de police n'ont pas envie de connaître à nouveau cette situation qui d'ailleurs, pour un certain nombre de cas, n'est toujours pas réglée! Mais ce n'est pas de votre responsabilité.

 

14.04  Annemie Turtelboom, ministre: Vous avez tout à fait raison mais ce ne sera pas le cas.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Luykx aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de fusie van twee Limburgse politiezones" (nr. 16537)

- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het tegenhouden van een fusie van politiezones" (nr. 16548)

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de fusie van Limburgse politiezones" (nr. 16554)

15 Questions jointes de

- M. Peter Luykx à la ministre de l'Intérieur sur "la fusion de deux zones de police limbourgeoises" (n° 16537)

- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "le refus d'une fusion de zones de police" (n° 16548)

- Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "la fusion des zones de police limbourgeoises" (n° 16554)

 

Le président: M. Luykx nous a fait savoir qu'il transformait sa question en question écrite.

 

15.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de fusie van de politiezones van Maasmechelen en Lanaken zou in de federale regeringsploeg worden tegengehouden omdat een tweetal partijen die fusie koppelen aan de splitsing van twee politiezones in Brussel. Volgens de Franstalige partijen zou elke fusie trouwens moeten worden gekoppeld aan een defusie.

 

Ik wou vragen of u dit kunt bevestigen. Is het zo dat elke fusie moet worden gekoppeld aan een defusie? Hoever staan we met het wetsontwerp om zones eventueel vrijwillig te laten fuseren?

 

15.02  Annick Ponthier (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, zoals collega Doomst reeds aanhaalde, dienden de burgemeesters van Maasmechelen en Lanaken zes maanden geleden reeds een officiële aanvraag in voor de fusie van hun twee politiezones. Het doel is via schaalvergroting beter en efficiënter te kunnen werken. Deze visie wordt door u als minister van Binnenlandse Zaken gedeeld, aangezien u reeds in september heeft aangekondigd de zes Brusselse politiezones de mogelijkheid te bieden via een wetsontwerp om op vrijwillige basis te fusioneren. Op die manier zou men de problemen in onze hoofdstad beter het hoofd kunnen bieden.

 

Men zou denken dat een efficiënter politiebeleid door iedereen wordt gesteund, maar niets is minder waar. De PS en het cdH stellen dat er tegenover iedere fusie van politiezones een defusie moet komen, zoals de splitsing van de politiezone Brussel-Elsene. Er kan volgens hen geen sprake zijn van een daling. Er wordt niet "geplust en gemind". Ik neem dit citaat over uit de pers.

 

Mijn vragen zijn de volgende. Bevestigt u dat op de voorbije Ministerraad een versmelting van de politiezones Maasmechelen en Lanaken werd tegengehouden door de PS en het cdH omdat zij compensaties eisen voor Brussel? Hoe kadert dit alles in uw visie dat er voor een efficiënter politiebeleid een daling van het aantal zones moet worden bewerkstelligd? Hoe ziet u dit alles evolueren?

 

15.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik heb al meermaals gezegd dat een schaalvergroting van politiezones op vrijwillige basis mij een zinvol idee lijkt. Dat is ook het standpunt van de federale politieraad. Een dergelijke schaalvergroting rationaliseert de werking van de zone en verbetert aldus de dienstverlening aan de bevolking.

 

Indien ik in mijn hoedanigheid van minister van Binnenlandse Zaken over het voorgaande wordt aangesproken, wil ik er mijn volle medewerking aan verlenen. Ik wil met name het wettelijke kader creëren om, liefst zo snel mogelijk, een vrijwillige schaalvergroting mogelijk te maken.

 

Dat is ook wat ik heb gedaan. Ik heb een tekstvoorstel aan de regering voorgelegd. De desbetreffende tekst ligt nu ter discussie. Ik wil het overleg alle kansen geven. Uiteraard zal ik nadien met mijn tekstvoorstel naar het Parlement komen en kunnen wij de discussie hier zeker vervolgen.

 

Ik ga er echter vanuit dat wij in staat moeten zijn een wettelijk kader voor een fusie te scheppen, wat onontbeerlijk is voor de politiezones in België die niet alleen goede argumenten voor een fusie hebben, maar die ook eensgezind tot een fusie zullen overgaan en zelfs een dringende noodzaak daartoe ervaren.

 

15.04  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, de zones kunnen, met hun tien jaar lange ervaring, zelf wel kiezen welk pad zij in de toekomst moeten bewandelen.

 

Ik neem dus aan dat de vrijwilligheid om te fuseren, blijft bestaan en dat de betrokken zone ter zake niet door directieven van hogerhand zal worden gehinderd.

 

Ik kijk uit naar de tekst, die wij, naar ik aanneem, tegen eind 2009, ter behandeling voorgeschoteld zullen krijgen. Mag ik het woord "onverwijld" gebruiken?

 

15.05 Minister Annemie Turtelboom: Zo snel mogelijk.

 

15.06  Annick Ponthier (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben blij u te horen bevestigen dat in uw beleid de schaalvergroting zinvol is.

 

In dat opzicht is het schandalig te vernemen dat ze wordt tegengewerkt. Vlaanderen wil het voortouw van de schaalvergroting nemen, maar wordt op een erg contraproductieve manier tegengewerkt. Wij betreuren dat. Wij hopen dat u de tegenwerking kan stoppen en werk kan maken van de aanzet om een efficiënt beleid te activeren en te stimuleren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: La question n° 16538 de M. Van Hecke est reportée. La question n° 16543 de Mme Almaci est retirée.

 

16 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verhoging van de eindejaarstoelage" (nr. 16549)

16 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "l'augmentation de la prime de fin d'année" (n° 16549)

 

16.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het nieuwe sectorale akkoord 2009-2010 voor alle federale openbare ambtenaren heeft ook gevolgen voor het statuut van de lokale en federale politie.

 

De aangekondigde verhogingen zullen dus ook van toepassing zijn voor het personeel van de lokale politie. Natuurlijk zullen wel de lokale besturen daarvoor moeten opdraaien.

 

Zullen de lokale politiezones – ik vrees dat ik het antwoord ken - de verhogingen dit jaar moeten betalen?

 

Kunt u zeggen om welk bedrag het gaat?

 

Waarom werden de lokale besturen niet bij het overleg betrokken?

 

Is de federale overheid bereid om bij te passen voor deze kosten vermits zij het statuut vastlegt? Ik vrees echter dat ik ook daar het antwoord ken.

 

16.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega Doomst, u kent het antwoord reeds. Voor alle duidelijkheid. Ik heb hier vorige week reeds gezegd dat het politiestatuut van de eindejaarstoelagen integraal verwijst naar de regeling en de toekenningvoorwaarden zoals die gelden voor het federaal openbaar ambt.

 

Dat is in 2001 zo ingeschreven in het politiestatuut na overleg met alle betrokken actoren, waaronder ook de lokale overheden en iedereen met kennis van zaken.

 

Hetgeen gebeurt, is dus eigenlijk een automatisme. Op het moment dat het koninklijk besluit van het federaal openbaar ambt wijzigt en voorziet in een verhoging van de toelage, geldt dit ook per definitie voor de politiediensten, alle federale en lokale politiemensen, iedereen die in dienst is van onze geïntegreerde politie. Dat moeten wij respecteren, een akkoord is een akkoord, tenzij er overmacht zou zijn, maar in dat stadium zitten wij nog niet. Dat heb ik ook de vorige keer gezegd.

 

Het gaat dus niet op te stellen dat er nu geen overleg is geweest. De basisregels liggen immers reeds 8 jaar vast en worden reeds 8 jaar op die manier uitgevoerd.

 

Net als vorig jaar volgt de politie dus derhalve de evolutie van de eindejaarstoelage van het federaal openbaar ambt. Voor de 196 zones is de totale kost meer dan 7 miljoen euro, voor alle zones samen.

 

Op dit ogenblik kan ik ook zeggen dat een wijziging van de dotaties van 2009 niet ter discussie ligt.

 

Wel heb ik in het Parlement al aangekondigd dat wij bij een universiteit een studie besteld hebben om het fundamenteel systeem, waaronder ook de KUL-normen en dus ook de dotaties vallen, te evalueren

 

16.03  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik denk dat wij vooral naar de kern van dat probleem zullen moeten teruggrijpen in de volgende maanden en moeten nagaan hoe wij de lokale besturen effectief dichter bij die besluitvorming kunnen krijgen. Anders zullen we met de frustratie blijven zitten dat federale akkoorden gesloten worden op kap van de lokale besturen, die zich daar dan onvoldoende rechtstreeks bij betrokken voelen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Samengevoegde vragen van

- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de 101-centrales" (nr. 16550)

- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de 101-centrales" (nr. 16567)

17 Questions jointes de

- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "les centraux 101" (n° 16550)

- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "les centraux 101" (n° 16567)

 

Le président: Étant donné que Mme Dierick n'est pas présente, sa question est sans objet.

 

17.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, al meer dan twee jaar zijn er gesprekken aan de gang tussen de overheid en de vakbonden over het uitblijven van hogere premies voor nachtwerk. In september 2007 werd afgesproken dat die vergoeding tot 60 euro zou worden opgetrokken met terugwerkende kracht. Blijkbaar is dat echter bij de begrotingsbesprekingen gesneuveld. Een ander probleem bij die centrales is het personeelstekort.

 

Wat is de stand van zaken tussen overheid en personeel voor die vergoeding van het nachtwerk?

 

Over de 101-centrales en het personeelstekort hebt u ook al iets gezegd. Ligt daarvoor een oplossing in het verschiet? Hoe zullen we de bereikbaarheid bij eventuele acties garanderen?

 

17.02 Minister Annemie Turtelboom: In 2007 hebben de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en de representatieve vakorganisaties een akkoord gesloten over de vergoeding voor nacht- en weekendwerk van neutrale calltakers. De vergoedingen zouden worden opgetrokken tot hetzelfde niveau als die voor de gesloten centra. Begin 2008 werd er een protocolakkoord gesloten met de vakbonden maar door de lange regeringsvorming en technische betwistingen achteraf sleepte de kwestie aan. Ik heb die knoop doorgehakt en de budgetten gedeblokkeerd die voorzien waren in onze begroting om de verhoogde premies vanaf eind december 2009 en met terugwerkende kracht tot 1 september 2007 te betalen.

 

Concreet stijgt de toelage per uur voor de zaterdagprestatie en de nachtprestatie. De zaterdagprestatie wordt van 2,48 euro per uur op 50 % van 1/1.976e van de wedde gebracht, dit wil zeggen ongeveer 3 euro per uur. De toelage voor de nachtprestatie per uur wordt van 1,99 euro tot 2,5 euro opgetrokken.

 

Wat betreft het zogenaamde personeelstekort, de 101-centrales op provinciaal niveau zijn opgericht tussen 2004 en 2007, in uitvoering van beslissingen genomen bij de oprichting van de geïntegreerde politie, enerzijds, en als gevolg van de beslissingen die genomen zijn tijdens de bijzondere Ministerraad Justitie en Veiligheid van 30 en 31 maart 2004, anderzijds. Toen werd beslist dat de 101-centrales als eerste voorlopers van het door Europa gevraagde project 112 zouden starten met nieuwe technologie en wat het aannemen van de oproepen betreft met de inzet van neutrale calltakers die in de toekomst alle noodnummers moeten aannemen. Door dit laatste moest er minder politiecapaciteit worden voorzien zodat deze kon worden voorbehouden voor het terrein. De politiedispatching voor het contact met de politieploegen op de baan blijft voorzien van de noodzakelijke politie-expertise. De personeelsbezetting die toen berekend is op basis van de historische cijfers daterend van eind van de jaren ’90 is stelselmatig ingevuld. Dankzij de nieuwe technologie kunnen de oproepcijfers nauwkeuriger worden opgevolgd.

 

Vastgesteld werd dat er vooral door de opkomst van de gsm een gevoelige verhoging is van 231 % van het aantal oproepen vergeleken met de oorspronkelijke cijfers. Dit aantal is nu redelijk stabiel. De overheid besliste al in 2006 tot de verhoging van het aantal neutrale calltakers tot 262. Rekruteringen hebben regelmatig plaatsgevonden sinds 2007. Op 1 november 2009 zijn 225 calltakers aangeworven, 12 in opleiding, 14 afwezig. Het nettocijfer van de calltakers op de werkvloer is dus 200. Er is dus eigenlijk nog werk in voorbereiding om op het niveau te komen dat men altijd heeft vooropgesteld voor een goede dienstverlening voor noodnummers die zo cruciaal zijn wanneer er iets fout loopt in onze samenleving.

 

Voor Brussel blijft er een personeelstekort bij gebrek aan kandidaten. Ik heb specifieke oplossingen voorbereid die thans worden besproken samen met mijn collega’s bevoegd inzake het Openbaar Ambt en Begroting.

 

Wat het luik politiedispatching betreft, waar het personeel zowel voorzien wordt door de federale politie als door de lokale politie, werd de verhoging door mijn voorgangers nog niet gehonoreerd. Voor het huidig voorziene aantal heeft de federale politie de nodige inspanningen geleverd. Een aantal lokale politiezones heeft nagelaten personeel af te delen naar de 101-centrales. Op dit ogenblik komt de hulpverlening niet in het gedrang, maar het is duidelijk dat de aanwezige personeelsleden voorlopig tekorten moeten compenseren door het presteren van overuren.

 

De situatie in Brussel moet dringend worden opgelost, want daar kan de burger vooral tijdens piekmomenten een zeker nadeel ondervinden. Ik zal er dan ook op toezien dat dit in gunstige zin evolueert. Wat betreft het politieluik is er overigens een waarborg van minimale dienstverlening.

 

17.03  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik mag uit uw uitvoerig antwoord besluiten dat inzake de vergoeding van nachtwerk de problemen van de baan zijn. Ik hoop dat wij, wat de centrales betreft, de evolutie van de technologie in goede zin kunnen inschatten. Technologisch is er heel wat mogelijk om wat binnenkomt, sneller te verwerken. Hopelijk bereken wij op korte termijn een oplossing voor Brussel.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

18 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "la situation au sein de la zone de police de Jemeppe-sur-Sambre" (n° 16586)

- M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "la situation de la zone de police de Jemeppe-sur-Sambre" (n° 16604)

18 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toestand in de politiezone van Jemeppe-sur-Sambre" (nr. 16586)

- de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de toestand in de politiezone van Jemeppe-sur-Sambre" (nr. 16604)

 

18.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, au mois de février et au mois d'avril derniers, j'avais interrogé votre prédécesseur, M. De Padt, sur la situation au sein de la zone de police de Jemeppe-sur-Sambre. En réponse, il m'avait informé du lancement d'un processus de dialogue au sein du Comité national de négociation, mais également au plan local avec les organisations syndicales ainsi qu'au sein du conseil de police de la zone et du comité de concertation de base.

 

Il me semble utile de revenir sur ce dossier et de pouvoir obtenir des informations sur l'évolution de la situation, étant entendu que plusieurs articles parus dans la presse locale continuent de faire état de difficultés d'organisation assez lourdes et d'un climat difficile. Cela semble corroboré par l'audit psychosocial, demandé par les syndicats, finalement accepté par l'autorité communale et mené par le service de prévention et la médecine du travail.

 

Madame la ministre, pouvez-vous me dire si vous êtes informée de l'évolution de la situation dans cette zone de police? Avez-vous reçu copie de cet audit psychosocial? Quelles conclusions en tirez-vous? En ce qui concerne les manquements matériels, il semble que certains policiers n'ont plus reçu d'entraînement au tir depuis plusieurs années. Quel est votre sentiment à ce sujet? Quelles sont les responsabilités?

 

Pour ce qui concerne les questions organisationnelles, les syndicats dénoncent le fait que le chef de corps n'ait plus fait l'objet d'une évaluation depuis 2005. Est-ce exact? Quelles sont les obligations en la matière? Qui est chargé de ces évaluations? Pourquoi n'ont-elles pas eu lieu?

 

Aucune personne de confiance n'a été désignée pour entendre les cas de harcèlement moral au travail. Trouvez-vous cela normal? Qui doit prendre l'initiative?

 

Une enquête psychosociale menée en mars indique qu'aucun plan de réduction du stress au travail n'a été présenté au comité de concertation de base de jeudi passé. Quelle doit être la procédure pour transformer les résultats de l'enquête en réalisations tangibles pour les travailleurs? Par quels moyens?

 

J'avais évoqué en avril auprès de votre prédécesseur la possibilité de faire usage de votre pouvoir d'injonction ou l'appel aux services d'inspections internes; les récents événements ne démentent pas l'utilité d'une intervention de l'autorité. Dans la mesure où les syndicats ont, à nouveau, claqué la porte du comite de concertation de base arguant d'une impossibilité à dialoguer, quelles initiatives avez-vous prises pour favoriser le dialogue dans cette zone de police, et surtout pour accompagner les nécessaires changements de pratiques? Pouvez-vous me dire où en est le dossier quant au suivi par la hiérarchie?

 

18.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, je suis effectivement au courant des problèmes actuellement rencontrés au sein de cette zone de police. Je vous informe qu'un préavis de grève a effectivement été déposé hier. Comme prévu, des négociations se dérouleront sous mon autorité le 9 décembre prochain.

 

Les différents aspects que vous évoquez y seront abordés, en espérant trouver des solutions ou, à tout le moins, des avancées.

 

Je tiens à indiquer que le chef de corps de la zone de police avait prévu, avant le dépôt du préavis de grève, de tenir une réunion d'information, le 2 décembre, au sujet des conclusions de l'enquête psychosociale réalisée par le service de médecine du travail de la zone.

 

En ce qui concerne l'entraînement au tir, je serai très claire: j'estime qu'il est inacceptable que l'entraînement au tir soit abandonné de la sorte. Il y va de la sécurité des citoyens et des policiers. Je constate que la fermeture temporaire des stands de tir de la police fédérale de Bruxelles et de Jumet a confronté plusieurs zones de l'arrondissement de Namur à des difficultés organisationnelles. Cette situation a été analysée au niveau de l'arrondissement, avec tous les chefs de corps et la police fédérale, en vue de proposer différentes alternatives dans l'utilisation de stands de tir militaires.

 

Quant à l'évaluation du chef de corps, comme mandataire, il est désigné pour cinq ans. Pour être reconduit dans son mandat, une évaluation s'impose; celle-ci est intervenue en décembre 2007. Les autorités locales qui connaissent le mieux la situation ont la possibilité, si elles l'estiment nécessaire, de solliciter une évaluation intermédiaire.

 

18.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie pour ces précisions. Ce n'était pas le premier signal d'alarme concernant cette zone de police où, manifestement, la situation est problématique. Cette zone de police est monocommunale, avec une majorité absolue d'un parti et un bourgmestre relativement autoritaire.

 

Dans ce cadre, il me semble important d'avoir un vis-à-vis externe et c'est le rôle du SPF Intérieur. Vous montrez une réelle volonté d'intervenir sur place: vous annoncez une réunion le 9 décembre et cela semble nécessaire. J'avais alerté M. De Padt à ce propos. J'espère que, cette fois, on ira jusqu'au bout des problèmes tant pour le bien-être des travailleurs que pour l'efficacité du travail dans la zone.

 

Je note aussi la difficulté particulière de ces exercices de tir. L'idéal serait de ne pas devoir utiliser son arme, mais en cas de nécessité, il faut savoir l'utiliser correctement. J'insiste donc pour que des solutions soient trouvées dès lors que, comme vous l'avez souligné, le problème ne concerne pas que la zone de police de Jemeppe-sur-Sambre; je connais quelques centres de tir militaires dans la région: peut-être serait-ce une solution. Il s'agit du centre de tir de Ronet à Flawinne: il devrait convenir.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

19 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "le soutien psychologique aux sapeurs-pompiers" (n° 16587)

19 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "psychologische ondersteuning voor brandweerlieden" (nr. 16587)

 

19.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, le vendredi 6 novembre dernier, les pompiers de Sambreville ont dû intervenir suite à l'incendie d'une maison unifamiliale. Les deux propriétaires de cette maison s'en sont sortis avec de légères blessures. Par contre, leur petit-fils, âgé de 5 ans, a péri dans l'incendie. Il n'a été retrouvé, après de longues recherches, que quelques heures après le début de l'incendie, coupant court à l'espoir des sapeurs-pompiers qu'il ait pu échapper au brasier.

 

Chaque mort est un drame et la mort est le quotidien des sapeurs-pompiers. Ce n'est pas pour autant qu'elle soit plus acceptable et plus facile à gérer. Les témoignages des intéressés étaient d'ailleurs explicites: "Cette mort est le pire de ma carrière". Beaucoup d'hommes, parmi les plus expérimentés, ont dit leur difficulté à gérer de telles émotions et un tel drame.

 

Ce qui est frappant dans cet incendie, comme dans d'autres, et corroboré par de nombreux témoignages que j'ai pu recueillir, c'est généralement l'absence de soutien psychologique organisé, que ce soit par le corps de pompiers lui-même – la plupart n'en ont pas les moyens – ou par le SPF Intérieur. Vous le constaterez dans le cadre de l'interpellation qui suivra cette question, il s'agit d'un véritable manque vis-à-vis duquel il est urgent d'agir.

 

Madame la ministre, avez-vous conscience des lacunes en termes de soutien psychologique aux sapeurs-pompiers, en particulier quand ils sont témoins d'une mort, et en l'occurrence d'une mort d'enfant?

 

Qu'est-ce que le SPF Intérieur a entrepris au cours des cinq dernières années pour remédier à cette situation et pour assurer aux corps d'intervention le soutien psychologique adéquat?

 

Qu'allez-vous entreprendre pour ce qui vous concerne pour améliorer la situation en la matière?

 

19.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, je suis bien consciente de la problématique du suivi psychologique pour le personnel des services de secours. Un stress post-traumatique non traité peut avoir des conséquences dramatiques. Il est dès lors essentiel de pouvoir en déceler les prémices.

 

Il serait inexact d'affirmer que rien n'existe en la matière. Dans le cas précis auquel vous faites référence, il y a eu intervention du service psychosocial provincial et de la psychologue de la zone de police compétente. Par ailleurs, dans certains cas, il peut être fait appel au service d'intervention psychosocial urgente (SISU) de la Croix-Rouge.

 

En ce qui concerne un appui psychologique destiné spécifiquement aux intervenants des services de secours, il existe actuellement des initiatives locales. En Flandre, par exemple, il existe depuis quinze ans une initiative émanant des pompiers même, mise en œuvre dans quelques services d'incendie, sur base volontaire, tandis qu'en Wallonie, l'initiative a été prise par la province du Hainaut.

 

Enfin, la direction générale de la sécurité civile étudie la mise au point d'une formation spécifique et d'une structure propre en matière de soutien psychosocial en partenariat avec les initiatives locales existantes. Ce point est repris dans le plan d'action 2010 concernant la mise en œuvre phasée de la réforme de la sécurité civile que j'ai récemment présentée.

 

19.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, nous allons revenir à la mise en œuvre de la réforme de la sécurité civile immédiatement. Je note qu'il y a de bonnes pratiques sur le terrain, y compris des intervenants psychosociaux, pompiers et psychologues. J'avais aussi noté dans l'article qui a inspiré ma question qu'un psychologue de la zone de police avait soutenu le corps de pompiers concerné. Cela doit être une priorité et pas seulement sur papier. J'espère que la diffusion des bonnes pratiques aidera à mettre les choses en place.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

20 Interpellation de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "les commentaires de Beprobel quant à la réforme des services d'incendie et au fonctionnement actuel du SPF Intérieur et l'application de la circulaire du 11 mars 2009 relative aux Task Force" (n° 387)

20 Interpellatie van de heer Georges Gilkinet tot de minister van Binnenlandse Zaken over "het commentaar van Beprobel op de hervorming van de brandweer en op de huidige werking van de FOD Binnenlandse Zaken, alsmede over de toepassing van de ministeriële rondzendbrief van 11 maart 2009 betreffende de task force" (nr. 387)

 

20.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, c'est à chaque commission de l'Intérieur que vous êtes interrogée sur l'état d'avancement de la réforme des services d'incendie. Vous savez mieux que moi que l'insatisfaction est importante, que des actions spectaculaires s'annoncent et qu'il faut pouvoir agir et rassurer.

 

L'excellente revue Fire Forum Magazine m'est tombée sous les yeux. Son numéro du mois d'octobre fait le point sur la réforme des services d'incendie et donne notamment la parole à l'association Beprobel, qui regroupe la quasi-totalité des sapeurs-pompiers professionnels que compte notre pays, au sujet de la façon dont votre cabinet et le SPF Intérieur mènent la réforme. Je sais que vous êtes une "jeune" ministre de l'Intérieur.

 

Le point de vue de Beprobel – qu'on ne peut suspecter à mon sens d'une vision partisane de la réforme des services d'incendie, comme on pourrait le dire d'un bourgmestre; c'est peut-être une vision engagée mais pas forcément partisane – est éclairant quant à l'avancement de cette réforme et vient notamment en réaction d'entretiens accordés par la présidente du SPF Intérieur dans le numéro précédent de Fire Forum, entretien décrit par le président de Beprobel comme "en décalage total avec la réalité". Ce sont ses propos. Il connaît très bien le terrain, la situation et cela fait réfléchir de lire que les propos de la présidente du SPF Intérieur sont en décalage total avec la réalité.

 

Les critiques sont détaillées dans une assez longue interview. J'en ai relevé quelques-unes.

- Il y a l'absence de priorité accordée à la réforme des services d'incendie par le gouvernement actuel et son manque de vision à son propos. Il s'agit d'une critique d'ordre général. Elles deviennent plus précises par la suite.

- Il y a l'absence au sein de votre cabinet – mais peut-être que cela s'est arrangé depuis octobre – de tout officier de liaison et je cite: "à nouveau d'une personne qui soit un tant soi peu au fait du mode de fonctionnement des services d'incendie".

- Il y a l'absence d'évaluation budgétaire sérieuse de l'impact financier de la réforme et la remise en question lors de la dernière réunion du comité d'accompagnement du financement 50/50 de la réforme entre le fédéral et les autorités locales.

- Il y a la décapitation de la DG Sécurité civile par la présidente du SPF Intérieur avec la bénédiction du ministre de l'époque. Mon collègue Jean-Marc Nollet avait longuement interrogé votre prédécesseur à ce sujet.

- Il y a aussi l'absence de continuité dans les travaux mis en œuvre, le comité de pilotage mis en place et les huit task forces ayant été dissoutes et mises en veilleuse.

- Il y a l'absence de rapport systématique lors d'incidents impliquant les pompiers comme cela existe pourtant dans d'autres pays. Je dis cela avec intérêt. Quand un nouveau type d'incident se produit, par exemple avec des véhicules électriques, dans d'autres pays on analyse la situation, on élabore une nouvelle méthode d'intervention et on en informe les autres corps d'incendie. On pourrait dire la même chose pour les conduites de gaz. Rappelons-nous la catastrophe de Ghislenghien.

 

On peut ajouter à cela le fait que la circulaire ministérielle relative aux task forces, structure de coordination préalable signée le 11 mars 2009 par votre prédécesseur et présentant des échéances décrites comme étant impératives par la présidente du SPF Intérieur, semblent ne plus être à l'ordre du jour. Je rappelle que celle-ci prévoyait:

- une réunion des gouverneurs et des bourgmestres en préconseil zonal avec une date butoir, à savoir le 6 avril 2009;

- la mise en place des task forces par des préconseils régionaux avec une date butoir, à savoir le 7 mai 2009;

- la transmission mensuelle par les préconseils zonaux et SPF Intérieur via les gouverneurs des résultats de la mise en œuvre des plans d'action pour le 1er juin 2009 ou la transmission du SPF Intérieur du dernier rapport d'exécution par les préconseils zonaux avec la date butoir du 1er décembre 2009.

 

Je trouvais très positif que cette circulaire fixe des échéances claires pour pouvoir évaluer la situation. D'après mes informations, tout le monde se fiche de cette circulaire aujourd'hui!

 

Madame la ministre, qu'en est-il du respect de ces échéances? La circulaire du 10 mars 2009 est-elle mise aux oubliettes? Comment considérez-vous ce que j'interprète comme de la légèreté?

 

Quelles sont vos réponses aux différentes critiques de Beprobel? Une expertise existe-t-elle à présent au sein de votre cabinet à ce sujet?

 

La réforme des services d'incendie est-elle une priorité pour le gouvernement? Quel est l'engagement budgétaire du gouvernement sur base pluriannuelle? Le financement 50/50 est-il garanti?

 

Va-t-on enfin mettre en place ce système de reporting d'expertise scientifique pour analyser les nouveaux risques auxquels sont soumis les services d'incendie et élaborer de nouvelles stratégies à leur sujet?

 

Comment pouvez-vous justifier que, devant de telles urgences, les groupes de travail du SPF Intérieur soient mis en veilleuse? Pouvez-vous vous engager, mieux que votre prédécesseur, à remettre en cause la réorganisation du SPF et de la DG Sécurité civile et à prendre des mesures garantissant sa réelle efficacité?

 

20.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, la circulaire ministérielle du 11 mars 2009 a mis en place dans chaque future zone une task force, structure préalable aux zones de secours. Ces task forces sont chargées de récolter les données relatives aux services d'incendie (matériel, personnel, risques, etc.) et de les analyser. Ce travail est en cours dans toutes les zones et est suivi de près par mon administration.

 

Dans vingt-six futures zones sur trente-deux, les task forces ont déjà fourni des données fiables qui permettront de produire des statistiques et des analyses indispensables à l'amélioration des services d'incendie. Il est vrai que les travaux avancent à des rythmes différents et que les délais proposés dans la circulaire ont parfois dû être adaptés aux particularités des zones. Il n'est cependant nullement question d'abandonner le travail des task forces ni de le traiter avec légèreté. Il constitue l'un des piliers de la réforme pour l'année 2009 et une source d'informations précieuse tant du point de la vue de la réforme que, plus généralement, pour le Centre fédéral de connaissances.

 

Mon cabinet travaille en étroite collaboration avec mon administration et en particulier avec le Centre fédéral de connaissances, majoritairement composé d'agents opérationnels. La coordination de cette structure a d'ailleurs été confiée à un officier de service d'incendie. La réforme est et restera une priorité. Il faut cependant s'adapter aux restrictions budgétaires que vous connaissez. Pour ce faire, j'ai programmé un plan d'action qui met l'accent sur les besoins exprimés par le terrain, à savoir la formation, la prévention et le matériel. J'en ai confié le tableau en commission de l'Intérieur du Sénat la semaine dernière. Je peux faire de même ici.

 

Pour plus d'informations à ce sujet et pour l'aspect budgétaire de ce dossier, je vous renvoie à ma réponse aux questions orales et à votre propre interpellation sur l'état d'avancement de la réforme de la Sécurité civile en réunion de commission du 21 octobre.

 

Le financement à cinquante-cinquante est un objectif vers lequel il nous faut tendre. Ce principe n'est pas remis en cause. Les compétences et l'expertise du Centre de connaissances sont systématiquement associées aux projets du SPF relatifs à la Sécurité civile.

 

Le Centre de connaissances développe actuellement des procédures opérationnelles uniformes ainsi que différents outils au rang desquels figure une méthodologie pour un retour d'expérience après incident.

 

L'objectif des huit groupes de travail mis initialement en place au sein du SPF Intérieur était de préparer le contenu des projets d'arrêté d'exécution de la loi du 15 mai 2007 relative à la Sécurité civile. Le comité de pilotage était quant à lui chargé d'orienter et de valider leurs travaux. Cette phase préparatoire s'est achevée et a cédé la place à une phase de nature rédactionnelle.

 

La structure de travail a dès lors été repensée afin de coller au plus près aux besoins actuels. Cette structure s'articule autour de quatre pôles: l'aspect juridique (statuts et inspection), les finances, les normes techniques et l'accompagnement de la mise en place des zones.

 

Les experts qui participaient aux groupes de travail initiaux forment dorénavant un réseau associé étroitement à la poursuite des travaux. Quant au comité de pilotage, la mise en place de la commission d'accompagnement rendait son maintien inutile mais il va de soi que la commission d'accompagnement et les quatre groupes susmentionnés poursuivent leur travail quel que soit le contexte budgétaire.

 

20.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, vous n'allez évidemment pas me répondre que rien ne va. Vous nous décrivez ce qui est mis en œuvre par le SPF et la DG qui a effectivement été décapitée.

 

20.04  Annemie Turtelboom, ministre: Une concertation a eu lieu.

 

20.05  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Une concertation avec vous mais mon impression, à la suite de contacts que j'ai eus avec des professionnels du secteur (notamment des sapeurs-pompiers) et des personnes en relation avec votre administration, est que les choses ne vont pas aussi bien que vous l'affirmez.

 

Peut-être la fin de ces groupes de travail, qui associaient des gens de terrain, a-t-elle eu pour conséquence la fin des contacts de ces personnes avec ce qui avance réellement mais j'émets des doutes sur le fait que cela avance réellement. Et j'ai une certitude, en évitant un mauvais jeu de mots, c'est que le feu couve dans le secteur. Je vous invite à faire de cette question une priorité. À cet effet, je dépose une motion de recommandation.

 

Motions

Moties

 

Le président:

En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.

Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.

 

Une motion de recommandation a été déposée par M. Georges Gilkinet et est libellée comme suit:

“La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Georges Gilkinet

et la réponse de la ministre de l’Intérieur,

demande au gouvernement

1. de faire de la réforme des services d’incendie une réelle priorité politique et budgétaire;

2. de garantir aux pouvoirs locaux une intervention financière suffisante de façon à permettre l’application réelle et effective de la réforme des services d’incendie;

3. de garantir le respect de la programmation initiale des travaux;

4. de remettre en question la réorganisation du SPF Intérieur et notamment de la DG Sécurité civile;

5. d’assurer la remise en place du comité de pilotage et des task forces devant assurer la réforme, ainsi que l’application effective de la circulaire du 11 mars 2009 relative aux task forces et structures de coordination préalables aux zones de secours.“

 

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Georges Gilkinet en luidt als volgt:

“De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Georges Gilkinet

en het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken,

vraagt de regering

1. van de hervorming van de brandweerdiensten een echte politieke en budgettaire prioriteit te maken;

2. de lokale besturen een voldoende financiële tegemoetkoming te garanderen om een volwaardige en effectieve tenuitvoerlegging van de hervorming van de brandweerdiensten mogelijk te maken;

3. de inachtneming van de oorspronkelijke planning van de werkzaamheden te garanderen;

4. de reorganisatie van de FOD Binnenlandse Zaken en inzonderheid van de AD Civiele Veiligheid opnieuw ter discussie te stellen;

5. te zorgen voor het herinstellen van de stuurgroep en de task forces die belast zijn met de hervorming, alsook voor de effectieve toepassing van de omzendbrief van 11 maart 2009 betreffende de task forces, coördinatiestructuren voorafgaand aan de hulpverleningszones."

 

Une motion pure et simple a été déposée par M. André Frédéric.

 

Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer André Frédéric.

 

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.

Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.

 

21 Samengevoegde vragen van

- de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitspraken van de heer Audenaert, directeur van de gerechtelijke federale politie, in een recent interview" (nr. 16588)

- de heer Paul Vanhie aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de uitspraken van de heer Audenaert in Humo" (nr. 16600)

- de heer Bart Laeremans aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de partijpolitieke uitspraken van politiedirecteur Glenn Audenaert" (nr. 16605)

21 Questions jointes de

- M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "les déclarations faites par M. Audenaert, directeur de la police judicaire fédérale, lors d'une récente interview" (n° 16588)

- M. Paul Vanhie à la ministre de l'Intérieur sur "les déclarations de M. Audenaert dans Humo" (n° 16600)

- M. Bart Laeremans à la ministre de l'Intérieur sur "les déclarations à caractère politique du directeur de la police M. Glenn Audenaert" (n° 16605)

 

21.01  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in een interview in Humo doet de directeur van de gerechtelijke federale politie van Brussel, de heer Audenaert, enkele zeer opmerkelijke uitspraken.

 

Hij verklaart onder meer dat hij heel wat tijd en energie steekt in de vertegenwoordiging van de gerechtelijke federale politie in de maatschappij. "Overal waar ze mij vragen, ga ik. De politie is van iedereen". Wat verderop in het interview spreekt hij die stelling tegen met de mededeling dat hij niet ingaat op uitnodigingen van partijen als Vlaams Belang, Lijst Dedecker of de N-VA.

 

Ten aanzien van het VB klinkt het nog enigszins gemodereerd: "We delen dezelfde waarden niet". Als het echter gaat over LDD en de N-VA zegt de heer Audenaert: "lk ga niet spreken voor een publiek dat de Staat die ik dien in vraag stelt. Dan had ik evengoed in de jaren ‘30 voor de fascisten kunnen gaan spreken." Voor de heer Audenaert zijn LDD en de N-VA dus fascistische partijen. Meer nog, het publiek van LDD en N-VA is fascistisch. Het hoeft weinig betoog dat de heer Audenaert met het gratuite gebruik van de term het fascisme banaliseert.

 

Ik weet ook dat het bon ton is om uit te halen naar onder meer de N-VA en dat de heer Audenaert ongetwijfeld gescoord heeft in bepaalde middens. Uit de mond van de eerste directeur van de federale gerechtelijke politie is die uitspraak echter schokkend voor het vertrouwen in de onafhankelijkheid van politie en gerecht.

 

Het hoofd van de gerechtelijke politie brengt niet alleen zijn eigen onafhankelijkheid in opspraak, maar besmeurt het onpartijdig imago van zijn gehele politiekorps.

 

Hoe kunnen kiezers, medewerkers en politici van mijn partij rekenen op een objectieve behandeling door politie en gerecht wanneer de grote baas van de gerechtelijke politie hen publiekelijk bestempelt als fascisten?

 

Terloops verwijs ik naar de wet op de organisatie van de geïntegreerde politiedienst. Dat gaat over de onpartijdigheid van politieagenten. Er staat onder meer: “Zij moeten elke handeling of houding vermijden waardoor dit vermoeden van onpartijdigheid zou kunnen worden aangetast. De politieambtenaren moeten elke willekeur bij hun optreden uitsluiten door inzonderheid te vermijden dat ze door hun optreden of uit hoofde van de aangelegenheid waarvoor zij optreden afbreuk doen aan de onpartijdigheid die de burgers van hen mogen verwachten.” Het hoeft weinig betoog dat de heer Audenaert deze regels flagrant overtreedt.

 

Ik herinner ook aan de vorige incidenten met betrekking tot seksistische uitspraken, met betrekking tot uitspraken over het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.

 

Welke maatregelen zult u treffen, gelet op het recidivisme van de betrokkene en gelet op het in gedrang brengen van de onpartijdigheid van het politiekorps door de directeur?

 

Verwijs bij deze absoluut niet naar de mededeling die er vandaag gekomen is, want die volstaat absoluut niet. Dat is geen verontschuldiging. Dat is een verdraaiing.

 

Over het interview met de heer Audenaert heb ik geschreven: achteroverleunend in een bad vol machismo. Maar het is dan ook een zeer mannelijk interview. Daar laat hij optekenen dat er pogingen aan de gang waren én zijn, tot destabilisering van de politie, tot infiltratie en tot corruptie. Ofwel zijn die beweringen van de pot gerukt of overdreven en passen ze in de machocultuur, ofwel zijn ze correct en dan vraag ik hoe u zult optreden?

 

21.02  Paul Vanhie (LDD): Mevrouw de minister, ik heb dezelfde vragen als de heer Weyts. Wij zijn betrokken partij. Volgens ons kan het niet.

 

Wat zult u ondernemen?

 

21.03  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, er hebben altijd al verwaande mensen bestaan, maar de heer Audenaert overtreft alles. We kunnen in deze spreken van narcisme en van een extreme vorm van zelfingenomenheid. De wijze waarop deze bourgeois bohémien, zoals hij zichzelf noemt, zich in het zonlicht plaatst doet op zich al vragen rijzen over zijn geschiktheid om de functie van directeur van de Brusselse gerechtelijke politie waar te nemen.

 

Erger is dat hij zich telkens opnieuw in duidelijke politieke bewoordingen uitlaat. Vorige keer verzette hij zich manifest tegen de splitsing van het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Alle Vlaamse partijen hadden daar in het verleden een speerpunt van gemaakt. Hij liet zich ook zeer neerbuigend uit over vrouwelijke magistraten. Uw voorganger, de heer De Padt, liet hier toen weten dat de wet op de geïntegreerde politie voorziet in discretieplicht voor alle politieambtenaren. Zij dienen zich meer bepaald te onthouden van publieke uitingen van hun politieke overtuiging. Minister De Padt heeft in een schrijven aangedrongen op een gereserveerde en meer doordachte houding in de toekomst. Minister De Clerck heeft dienaangaande gezegd dat hij de uitlating over de vervrouwelijking van de magistratuur onaanvaardbaar en ongepast vindt. Hij zei dat hij vond dat hij hem publiek moest terechtwijzen. Zelf zei u de nodige initiatieven te bepalen nadat u met uw voorganger, de heer De Padt, had gesproken.

 

Wij weten niet welke initiatieven er zijn genomen. In elk geval is er een verregaande vorm van recidivisme.

 

Ik heb bijna leedvermaak nu ik mijn twee collega’s zo verontwaardigd hoor protesteren omdat zij nu nog erger dan wij voor fascisten zijn uitgemaakt. Wij zijn ineens de softies.

 

Dit toont nog maar eens aan dat het hele cordon en de scheldwoorden die gebruikt worden door nogal wat mensen van het regime en het Belgische establishment niet zozeer gebruikt worden wegens ons vreemdelingenstandpunt – dat trouwens vandaag door vele andere partijen, zelfs door Groen! - wordt bijgetreden – of toch deels, door Luckas Vander Taelen – maar wel wegens ons radicaal Vlaams-nationalisme en onze strijd voor een onafhankelijk Vlaanderen. Dat is een doorn in het oog van dit soort figuren. Daarom is men zo tegen ons, maar blijkbaar ook al tegen N-VA, en een nog veel lichtere versie van dat Vlaams-nationalisme, LDD.

 

Hoe dan ook, het blijft verkeerd. Dit kan natuurlijk niet. Zeker wanneer hij de vergelijking maakt met het fascisme. Dat is werkelijk hemeltergend. Het is niet alleen zwaar beledigend maar ook uitermate pervers en staat haaks op de neutraliteitsverplichting van politiemensen.

 

Mijn vragen zijn de volgende. Hoe reageert u op die uitspraken? Hoe rijmt u ze met de neutraliteitsverplichting van de betrokkene? Welke sanctieprocedure plant u? U kunt dit, meen ik, na het vorige incident waarvan uw voorganger heeft gezegd dat hij initiatieven zou nemen, niet blauwblauw laten. Kan de heer Audenaert in deze omstandigheden gehandhaafd worden in zijn positie, na zijn zoveelste blunder?

 

Als het aan ons ligt, mevrouw de minister, moet hij eigenlijk uit die functie ontslagen worden. Wij zeggen niet dat hij zijn politiemandaat moet verliezen, maar in de functie van directeur kan hij niet blijven. Hij zou daar beter ontslagen worden.

 

21.04 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik heb ook al jaren een abonnement op Humo. Ik heb dus gelezen wat iedereen gelezen heeft.

 

Ik wil wijzen op een communiqué dat vanmorgen verspreid is door de heer Audenaert zelf, waarin hij zegt: “In een Belgabericht van gisteravond, hernomen in enkele kranten vandaag, lees ik dat mijn interview met Humo kwaad bloed zet bij enkele politici. Het gaat met name over de paragraaf waar mij gevraagd werd voor welke fora ik bereid ben te spreken. Ik wens te benadrukken dat mijn uitspraken in het weekblad Humo nr 3610 niet gelinkt waren aan specifieke politieke partijen. Ik sprak in algemene termen. Het was niet mijn bedoeling een vergelijking te maken tussen bepaalde partijen en de fascisten uit de jaren ’30 of enige uitspraak te doen over deze partijen. Neutraliteit en onpartijdigheid staan hoog in mijn vaandel.”

 

Ik kan alleen constateren dat zelfs zeer bespraakte mensen soms ondervinden dat ze verkeerd of anders worden begrepen. Zoals u er al op gewezen hebt, is dat voor Glenn Audenaert niet de eerste keer.

 

Ik heb aan de commissaris-generaal en de directeur-generaal van de gerechtelijke politie gevraagd om hem te zien om extra uitleg te vragen. Zij zullen dat morgennamiddag doen. Ik wacht de resultaten van dat gesprek af. Wordt vervolgd.

 

21.05  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, ik ben de eerste om te erkennen dat de politieagenten van de GFP Brussel goed werk doen, maar dat is natuurlijk geen vrijgeleide voor de heer Audenaert. Zijn mededeling is geen verontschuldiging, maar een verdraaiing. Ik neem er absoluut geen genoegen mee. U kunt niet voor de derde keer een gele kaart bovenhalen. Dat gaat niet. Er gaat niets boven een rode kaart.

 

U ziet hem morgen. Ik wil namens mijn partij zeer duidelijk zeggen dat wij publieke verontschuldigingen vragen aan onze kiezers, misschien ook aan kiezers van andere partijen en aan het eigen politiekorps van de heer Audenaert, voor het in opspraak brengen van de onpartijdigheid van zijn korps. Tot zolang kunnen wij dat dossier echt niet als gesloten beschouwen. Beeld u eens in dat hij hetzelfde zou zeggen over Open Vld. Het kot zou te klein zijn. Ik kijk uit naar uw communicatie van morgen en de publieke verontschuldigingen van de heer Audenaert.

 

21.06  Paul Vanhie (LDD): Mevrouw de minister, het is niet de eerste keer dat u zo’n geval tegenkomt. U hebt zeer doortastend gewerkt in het dossier van Peter De Wolf, de Gentse korpschef. Wij verwachten nu hetzelfde. Hij gaat drie keer buiten de schreef. Ik beaam de woorden van de heer Weyts dat die uitspraken op onze lever liggen. Niemand wordt graag iets verweten en als men iemand iets verwijt, moet het ook juist zijn. Men zegt dan de volgende dag dat men het zo niet heeft bedoeld. Het staat geschreven, iedereen kan het lezen, maar via een communiqué beweert hij dan dat men hem heeft misverstaan.

 

Mevrouw de minister, zo gaat dat niet. Twee keer een gele kaart bestaat niet in het voetbal. Het is geel en daarna rood. Onze partij vraagt zijn ontslag. Wij hopen dat u met hem even doortastend bent als met de korpschef van Gent.

 

21.07  Bart Laeremans (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik neem absoluut geen genoegen met het communiqué. De link met het fascisme is niet door Humo uitgevonden. Hij is uitgevonden door de betrokkene zelf. Er is dus hoe dan ook een associatie. Het is mij niet duidelijk over welke partijen het allemaal gaat, maar zeker LDD en N-VA, maar in het geheel voelen wij ons evengoed aangesproken, dat is duidelijk.

 

Dit kan niet. Vorige keer is men reeds veel te braaf geweest. In elk geval heeft de minister toen gezegd dat die uitspraken niet aanvaardbaar zijn, dat ze botsen met de discretieplicht. Mevrouw de minister, nu kunt u er zich niet vanaf maken met nog eens te luisteren of een communiqué te vragen of zelfs maar verontschuldigingen.

 

Er moet een of andere sanctie komen. Als het geen ontslag is, wat wij vragen, dan een blaam of wat dan ook. Hij moet formeel zien dat er een maatregel genomen is en weten waar de limieten zijn. Als u immers gaat blijven vrijblijvend zeggen dat u zich er met een communiqué vanaf gaat maken of met een verontschuldiging, dan gaat het blijven duren en gaat de heer Audenaert dat soort politieke uitspraken blijven doen en zijn functie blijven misbruiken. Dat kan niet meer, u moet daaraan paal en perk stellen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

22 Question de M. André Frédéric à la ministre de l'Intérieur sur "le recrutement en Belgique de nouveaux membres du Ku Klux Klan" (n° 16456)

22 Vraag van de heer André Frédéric aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de werving in België van nieuwe leden voor de Ku Klux Klan" (nr. 16456)

 

22.01  André Frédéric (PS): Madame la ministre, nous apprenons via la presse que le Ku Klux Klan recruterait de nouveaux membres en Europe, notamment en Belgique. Ce recrutement se ferait par une annonce de la branche européenne du KKK sur internet. Et je cite pour information un passage tout à fait éloquent: "Penses-tu que les blancs d'Europe et d'Amérique ont l'obligation de défendre la sécurité et la santé pour les futures générations de blancs? Si la réponse est oui, nous sommes heureux de t'accueillir parmi nous". Propos intolérables! Et je rappelle à cet égard la loi Moureaux, qui condamne de tels propos!

 

Il apparaît également que des liens existeraient entre le Vlaams Belang et cette organisation. À titre d'exemple, en juin 2008, une conseillère communale de ce parti avait invité un ancien membre du Klan à participer à une conférence en Flandre, ce qui est tout à fait inacceptable!

 

Madame la ministre, il est vrai qu'une proposition de loi visant à interdire les mouvements et les rassemblements d'extrême droite, faisant suite notamment aux rassemblements de l'organisation "Blood and Honour", est en cours d'élaboration, mais nous ne la voyons pas se profiler.

 

J'aurais quand même voulu avoir des précisions de votre part sur cette initiative du Klan. Avez-vous eu connaissance de cette initiative sur la "toile" de la branche européenne du Klan? Avez-vous connaissance de cette représentation du Klan en Belgique? Les services de police chargés de surveiller ce type de dossier sont-ils également au courant de cette présence? Si oui, pouvez-vous nous fournir des informations sur l'importance de cette implantation du Klan en Belgique? Est-elle limitée à internet? Y a-t-il des réunions du Klan en Belgique?

 

22.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur Frédéric, me services me confirment que le Ku Klux Klan tente, en effet, de recruter des membres par internet et exclusivement par internet en Europe. Il s'agit donc d'une initiative non spécifiquement dirigée vers des personnes ou des mouvements en Belgique, mais vers tous les pays européens en général. Le Ku Klux Klan est un mouvement spécifique américain, qui n'a pas de représentation en Belgique.

 

22.03  André Frédéric (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse. Je m'étais informé auprès du Centre fédéral belge d'information sur les sectes (CIAOSN), qui dépend du SPF Justice, afin de savoir s'il détenait quelques informations à ce sujet. Il n'y avait effectivement pas d'information particulière.

 

La presse a mis en évidence une forme de recrutement dangereux, auquel il importe d'être attentif, vu la recrudescence importante du Ku Klux Klan aux États-Unis. Nous croyions le mouvement un peu mort, mais il n'en est rien et l'avènement d'Obama provoque précisément ce type de réaction raciste, ultra extrémiste. Un reportage sur une chaîne de télévision francophone montrait récemment la recrudescence en la matière, en particulier chez les jeunes.

 

Ce phénomène m'inquiète et je vous remercie de l'attention que vous y porterez. Je pense qu'il faudra se mettre d'accord sur une proposition de loi visant l'interdiction des rassemblements d'extrême droite. En tout cas, c'est une réalité du côté francophone et cela l'est probablement aussi dans le Nord du pays.

 

Je connais la difficulté en relation avec le thème. Effectivement, quelles limites imposera-t-on à ce type de législation? Comment affirmer exactement qu'il s'agit de l'extrême droite? Cela semble extrêmement compliqué. Quoi qu'il en soit, pour l'instant, ces recruteurs font ce qu'ils veulent quasiment n'importe où, excepté en cas de troubles de l'ordre public. Dans ce cas, les autorités locales peuvent intervenir.

 

Ils peuvent alors poser des actes et perpétuer ainsi des idées que ni vous ni moi ne souhaitons voir mises à l'honneur et portées sur la place publique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 18.58 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.58 uur.