Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

Commission des Relations extérieures

 

van

 

woensdag 18 november 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mercredi 18 novembre 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.10 uur en voorgezeten door mevrouw Nathalie Muylle.

La séance est ouverte à 14.10 heures et présidée par Mme Nathalie Muylle.

 

De voorzitter: Wij hervatten onze werkzaamheden waar wij ze gisteren hebben beëindigd. Op de agenda is een aangepaste lijst verschenen van de mondelinge vragen. Een deel van de vragen die normaal voor vandaag waren gepland, werden gisteren al gesteld omdat de minister ook gisteravond ter beschikking was. Sommige vragen werden ingetrokken en andere uitgesteld.

 

Mijnheer Luykx, ik heb begrepen dat uw vraag nr. 15854 aan de heer Chastel, die vandaag als eerste punt op de agenda staat, is uitgesteld.

 

 Peter Luykx (N-VA): Mevrouw de voorzitter, ik werd daarover gecontacteerd. (…)

 

De voorzitter: Het gaat over de voorbereidingen. Gisteren, tijdens de besprekingen, heeft de minister daarover trouwens een uitgebreide toelichting gegeven. U was toen ook aanwezig. U kunt uw vraag echter stellen.

 

 Peter Luykx (N-VA): (…).

 

De voorzitter: De heer Doomst is op komst om zijn vraag nr. 16236 te stellen.

 

Ik heb ook gemerkt dat de vraag nr. 15453 van de heer Luykx en de vraag nr. 15460 van de heer Logghe, over de missie naar Oekraïne, werden omgezet in schriftelijke vragen.

 

 Peter Luykx (N-VA): Dat klopt, mevrouw de voorzitter. Mijn vraag dateert al van een tijd geleden en werd bovendien gesteld aan minister Van Quickenborne. Ik achtte mijn vraag vandaag niet langer relevant.

 

01 Vraag van de heer Peter Luykx aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het advies gegeven door Buitenlandse Zaken met betrekking tot het verlenen van een wapenlicentie voor de uitvoer van wapens naar Libië" (nr. 15518)

01 Question de M. Peter Luykx au ministre des Affaires étrangères sur "l'avis rendu par les Affaires étrangères en ce qui concerne l'octroi d'une licence d'exportation d'armes vers la Libye" (n° 15518)

 

01.01  Peter Luykx (N-VA): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ook deze vraag dateert al van een tijdje geleden, maar blijft volgens mij nog altijd actueel.

 

Wij lazen in Le Soir van vrijdag 9 oktober dat de Waalse gewestregering op 8 juni 2009, als enige aandeelhouder in de wapenfabriek FN Herstal, een exportlicentie heeft toegekend voor een contract dat in mei 2008 is getekend met kolonel Kaddafi van Libië, ter waarde van 111 miljoen euro, wat volgens minister-president Rudy Demotte aan 400 personen gedurende vijf jaar werk kan leveren.

 

Er rezen heel wat vragen over die licentie. De onderhandelingsprocedure duurde uitzonderlijk lang. Bovendien is het hoogst bedenkelijk dat Wallonië wapens levert aan een regime dat volgens de Europese gedragscode inzake wapenexport van 1992, onmogelijk kan worden beschouwd als een regime dat de mensenrechten respecteert. Daarbij verwijs ik naar het criterium II.

 

Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de volgende.

 

Ten eerste, in 2005 bestond er grote discussie over de bouw van een wapenfabriek in Tanzania. Het bleek toen niet duidelijk te zijn hoe de procedure rond de aflevering van wapenexportlicenties, en in het bijzonder hoe de communicatie met de minister van Buitenlandse Zaken verlopen. Volgens sommigen beoordeelde het Waals Gewest zelf of het een exportlicentie toekent. Volgens anderen was bijkomend advies nodig van de minister van Buitenlandse Zaken. Hoe ziet u de procedure zelf?

 

Ten tweede, welk overleg vond er plaats tussen de Waalse gewestregering en uw diensten aangaande die wapenlevering? Graag hadden wij een overzicht gekregen van de belangrijkste contacten tussen uw diensten en eerstgenoemde gedurende die onderhandelingsperiode. Wat was het uiteindelijke advies dat u als minister van Buitenlandse Zaken hebt gegeven in verband met die exportlicentie?

 

Ten derde, is er een exportverzekering gesloten bij de Belgische nationale dienst Delcredere? Zo ja, wat was dan het advies van de vertegenwoordigers van de federale regering inzake de risicoanalyse die Delcredere heeft gemaakt bij de verzekering van die wapenlevering?

 

Mijnheer de minister, ik weet dat de Raad van State inmiddels de licenties heeft geschorst. In de pers heeft minister Demotte echter aangekondigd dat hij op dezelfde basis dezelfde beslissing zou nemen.

 

01.02 Minister Yves Leterme: Mevrouw de voorzitter, ik dank de heer Luykx voor het stellen van deze vraag, wat mij de gelegenheid geeft om in dat actuele dossier duidelijkheid te brengen over de verantwoordelijkheden ter zake.

 

In de zomer van 2003, naar aanleiding van een dossier dat toen heel sterk in de actualiteit kwam, is de bevoegdheidverdeling met betrekking tot het verlenen van licenties voor de export van wapens, gewijzigd in het voordeel van de Gewesten bij wijze van spreken. De wet van 12 augustus 2003 bepaalt dat de Gewesten bevoegd zijn voor de licenties met betrekking tot de invoer, de uitvoer en de doorvoer van wapens, van munitie en van speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materiaal en de daaraan verbonden technologie, alsook van producten en technologieën voor het zogenaamde dual use, het dubbel gebruik.

 

Er werd een samenwerkingsakkoord gesloten op 17 juli 2007, dat een aantal elementen regelt van een mogelijke samenwerking tussen de federale Staat en de Gewesten met betrekking tot de invoer, uitvoer en doorvoer van wapens. Daarin wordt bepaald dat de federale overheid, met name de FOD Buitenlandse Zaken, structureel eenmaal per semester of op verzoek van een van de gewestelijke overheden de meest recente versie van de zogenaamde landenanalyses, die door de FOD Buitenlandse Zaken wordt opgemaakt, aan de Gewesten bezorgt.

 

Het samenwerkingsakkoord van 17 juli 2007 bepaalt uitdrukkelijk dat de landenanalyses en eventuele bijkomende inlichtingen geenszins een standpunt inhouden van de FOD Buitenlandse Zaken en dus van de federale regering, met betrekking tot individuele exportdossiers en uiteraard geen enkele aansprakelijkheid van de federale overheid inhouden met betrekking tot het al dan niet verlenen van de desgevallend gevraagde vergunningen.

 

Het samenwerkingsakkoord bepaalt eveneens dat de gewestministers en hun diensten het vertrouwelijk karakter van deze documenten en van alle bijkomende informatie verzekeren, zoals ook de federale Staat en zijn diensten zich ertoe engageren het vertrouwelijk karakter te verzekeren van alle documenten en bijkomende informatie die zij van de Gewesten ontvangen, in uitwerking van het samenwerkingsakkoord van 17 juli 2007.

 

Wat uw tweede vraag betreft, maak ik u er opmerkzaam op dat de bijzondere wet van 12 augustus 2003, noch het samenwerkingsakkoord van 17 juli 2007 voorzien in enige adviesverlening van de federale overheid aan de gewestelijke bevoegde exportlicentieverlenende vergunnende instantie, zijnde de Gewesten.

 

De minister van Buitenlandse Zaken heeft dus daarom ook in deze geen advies gegeven. Ik heb dus geen advies gegeven en ook mijn voorganger heeft dat niet gedaan. De contacten tussen de FOD Buitenlandse Zaken en het Waals Gewest bleven beperkt tot informatieverstrekking overeenkomstig het samenwerkingsakkoord, weliswaar met inbegrip van de consultaties zoals voorgeschreven door de gedragscode van de Europese Unie met betrekking tot de wapenuitvoer.

 

Wat betreft uw laatste vraag met betrekking tot de exportverzekering, moet ik eerst opmerken dat er geen publieke mededelingen worden gedaan over de behandeling door de Nationale Delcrederedienst van individuele dossiers en individuele bedrijven. Dat is in principe zo. Ik kan wel opmerken dat de Delcrederedienst geen dekking heeft gegeven of geeft aan uitvoer waarvoor geen licentie is verstrekt. Tot daar de elementen van antwoord op de vragen van collega Luykx.

 

01.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, werd er geen goedkeuring gegeven? Het laatste stuk van uw betoog heb ik niet gehoord.

 

01.04 Minister Yves Leterme: Er worden in principe geen mededelingen gedaan over individuele vergunningsdossiers of individuele bedrijven. Het is wel zo dat de Delcrederedienst nooit dekking geeft voor de verzekering van een exportcontract waarvoor geen licentie is of wordt verleend.

 

01.05  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, ik ga ervan uit dat indien er een licentie wordt gegeven, u een gunstig advies kunt geven, daar u ook bent vertegenwoordigd bij de Delcrederedienst.

 

01.06 Minister Yves Leterme: Als er een exportlicentie wordt verleend, pas in dat geval zal de Nationale Delcrederedienst, ook op basis van andere elementen, al dan niet beslissen tot verlenen van de dekking voor het exportcontract, of voor de financiering van de betaling aan de leverancier.

 

01.07  Peter Luykx (N-VA): Ik begrijp dat er ter zake geen advies mag worden gegeven door Buitenlandse Zaken, maar ik kan mij voorstellen dat u, in uw hoedanigheid van federaal minister van Buitenlandse Zaken, vragen hebt bij de toekenning voor een land als Libië. Het lijkt mij twijfelachtig of u daarvoor uw goedkeuring kunt geven.

 

01.08 Minister Yves Leterme: Ik verwijs naar het eerste punt van mijn antwoord en naar de bijzondere wet van 12 augustus 2003, alsook naar het samenwerkingsakkoord van 17 juni 2006.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het invoeren van het Live Enrollment systeem" (nr. 16236)

02 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "l'introduction du système Live Enrollment" (n° 16236)

 

02.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de minister, een beslissing van de Ministerraad van september 2009 wilde de identiteitsfraude tegengaan door paspoorten met biometrische gegevens uit te rusten. De verantwoordelijke besturen zouden met een live enrollment apparatuur worden uitgerust, zijnde camera's voor de live registratie van de foto, scanners voor de live registratie van de vingerafdrukken en een handtekeningpad voor het digitaal registreren van handtekeningen. Gespecialiseerde software zou de controle over de conformiteit van de aangeboden foto's waarborgen.

 

Het oorspronkelijke voorstel van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en kmo is onderzocht op zijn haalbaarheid, en werd in overleg met de administratie van de FOD Buitenlandse Zaken bekeken.

 

Wat zijn de implicaties van de invoering van dat systeem op de lokale besturen?

 

Heeft men al een concreet idee van de timing?

 

Wat zal de kostprijs zijn van dat systeem? Zijn er kosten voor de lokale besturen? Heeft men alternatieven overwogen?

 

02.02 Minister Yves Leterme: Mevrouw de voorzitter, het gaat over de implicaties voor de lokale besturen van de invoering van dat systeem. Bij de behandeling van de aanvraag van een paspoort moeten de lokale besturen zoals voorheen de identiteit en de nationaliteit van de aanvrager controleren. Bovendien moeten zij de vingerafdrukken afnemen en de digitale handtekeningen registreren met de live enrollment apparatuur. Het is de kwaliteit van de foto die gewijzigd is, die voldoet aan de ICAO-normen. Het zijn de vingerafdruk en de handtekening die gedigitaliseerd worden opgeslagen.

 

Voor het aanleveren van de foto, dus niet voor de vingerafdruk, niet voor de handtekening die gedigitaliseerd wordt, maar voor het afleveren van de foto zal de burger eigenlijk een keuzemogelijkheid hebben. Hij zal kunnen kiezen of hij die laat nemen bij de fotograaf in de gemeente of buiten de gemeente, bij een privéfotograaf, of door de aangestelde van het gemeentebestuur, middels het gebruik van de apparatuur, waarover straks meer.

 

In het eerste geval, dus wanneer men de foto laat nemen door een private fotograaf, wordt er een controle gedaan inzake conformiteit met de ICAO-normen waarvan sprake. Indien die conformiteit er is, wordt het beeld op een digitaal platform gezet dat door de beroepsfotograaf wordt opgericht en beheerd. De gemeente zal die foto downloaden van het digitale platform, dus eigenlijk uitladen en opnemen.

 

Wanneer de gemeente twijfelt of de paspoortaanvrager dezelfde persoon is als op de foto van de fotograaf, kan er steeds een controlefoto worden genomen met de apparatuur die het gemeentebestuur ter beschikking heeft gekregen. Dan kan men zelfs beide foto’s met de software die zal worden bijgeleverd, vergelijken om zeker te zijn dat wanneer Michel Doomst zich aanmeldt en een foto presenteert, dat die foto wel overeenstemt met de identiteit van de persoon die voor het loket staat.

 

Ik kom aan de timing. De eerste pilootgemeenten zullen met de nodige apparatuur worden uitgerust tegen het najaar van 2010. Wij voorzien de gunning van de overheidsopdracht tegen de zomer, dus kort voor de zomer van 2010. De leveringsperiodes zijn gespecificeerd in het lastenkohier voor de aanbesteding. Wij voorzien dat in de tweede helft van 2010 de eerste apparaten zullen geplaatst worden.

 

De uitrusting van de gemeenten wordt geprefinancierd door de firma die de installaties zal verzekeren, de installaties zal plaatsen en onderhouden. Het is een vorm van publiekprivate samenwerking. Het element van private samenwerking, naast de levering in uitvoering van een aanbestede overeenkomst, bestaat ook in het element prefinanciering.

 

De betrokken firma wordt vergoed per geslaagde live enrollment, per geslaagde opname van biometrische gegevens, dat betekent dus per succesvol aangevraagd paspoort, waar alle formaliteiten zijn vervuld. De prijs van deze vergoeding wordt bepaald aan de hand van de winnende offerte. Ik kan daarop dus momenteel geen bedrag kleven. Uw vraag naar de precieze kostprijs is afhankelijk van de uitkomst van de offerteaanvraag en het aanbesteden van de opdracht.

 

Ik kom dan aan de lokale besturen. Mijnheer Doomst, wij kennen mekaar. Ik vind wel dat identiteitscontrole en handhaving van identiteit ook behoren tot de kerntaken van lokale besturen, politiediensten, lokale politiezones en dergelijke meer. Toch is het zo dat de uitrusting van de live enrollment apparatuur, die ook wordt geïmplementeerd door middel van Europese verplichtingen, de nodige software, het onderhoud, de service na levering en de opleiding van de gemeenteambtenaren volledig ten laste wordt genomen van de begroting van de FOD Buitenlandse Zaken.

 

De gemeenten zullen hoogstens wat kosten hebben voor kleine infrastructurele aanpassingen om de apparatuur te kunnen plaatsen. U weet dat er twee formules zijn, een groot apparaat en een klein apparaat. In de terminologie van het contract heet dat anders, een light versie en een heavy versie, maar ik ben niet zeker. Ik geef het voorbeeld van het boren van een gat, het trekken van een kabel, het plaatsen van een extra stopcontact en eventueel het plaatsen van een afschermende muur. Dat zal ten laste van de gemeente zijn. Ik vind echter dat de gemeenten er belang bij hebben dat het vaststellen van een identiteit door een aangestelde op een rechtszekere manier kan gebeuren en conform alle reglementeringen.

 

De alternatieven waren het laatste element van uw vraag. Voor het nemen van vingerafdrukken is er geen alternatief mogelijk. De Europese reglementering bepaalt dat dit enkel kan gebeuren door personeel van de bevoegde autoriteit volgens het nationaal recht. Voor het nemen van een foto is er een alternatief in hoofde van de privéfotograaf. De burger kan zijn foto laten maken bij een privéfotograaf, mits bij het downloaden door het gemeentebestuur blijkt dat de live enrollment foto voldoet aan de ICAO-normen, zoals voorgeschreven in de toepasselijke Europese reglementering.

 

02.03  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.

 

Ik denk dat wij in een domein waarmee wij dagelijks te maken hebben, inderdaad tot een sneller, efficiënter en beter bestuur kunnen komen. Ook bedankt dat Buitenlandse Zaken woord houdt en dat u, zoals in andere dossiers, woord houdt om dit tot een goed einde te brengen.

 

Ik denk dat de bijdragen van de gemeenten uiteindelijk beperkt zijn. Ik begrijp dat er geen technische problemen meer zijn en geen belemmeringen meer om dit rond de helft van volgend jaar in te voeren.

 

02.04 Minister Yves Leterme: Wat het laatste element betreft, werd er tentatief vooropgezet dat de opdracht voor de zomer 2010 wordt gegund. Het lastenkohier bepaalt contractueel de leveringen in het najaar. Natuurlijk in geval van overmacht de komende maanden, moet men mij niet vastpinnen op termijnen en deadlines. Uit de recente Belgische politieke geschiedenis heb ik geleerd dat het beter is dat niet te doen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega’s, de heer Schoofs is op komst om zijn vragen nrs. 15704 en 15705 te stellen. Wij plaatsen ze dus nog even on hold. Vraag nr. 15981 van mevrouw Snoy is uitgesteld. Mevrouw Snoy is immers naar de FAO afgereisd, waar zij het Parlement zal vertegenwoordigen. Vraag nr. 16012 van de heer Baeselen en vraag nr. 16013 van mevrouw Lejeune zijn eveneens uitgesteld.

 

03 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de houding van de heer Ban Ki-moon, secretaris-generaal van de Verenigde Naties, ten opzichte van Taiwan" (nr. 15704)

03 Question de M. Bert Schoofs au ministre des Affaires étrangères sur "l'attitude adoptée par le secrétaire général des Nations unies, M. Ban Ki-moon, à l'égard de Taïwan" (n° 15704)

 

03.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, op initiatief van de voormalige president van Taiwan, de heer Chen Shui-bian, werden aan het VN-Secretariaat in 2005 en 2006 de documenten bezorgd met het oog op de toetreding tot de FCTC, dit is de Conventie met betrekking tot de Tabakscontrole, en de CEDAW, de Conventie tegen de Vrouwendiscriminatie.

 

Secretaris-generaal Kofi Annan nam destijds de documenten in ontvangst. Hij reageerde niet: misschien was dat een tactisch of tactvol zwijgen om de Volksrepubliek China niet voor het hoofd te stoten. Kofi Annan zond deze documenten echter evenmin terug.

 

Zijn opvolger, de heer Ban Ki-moon, stuurde het toetredingsdocument tot de CEDAW terug. In die verwerping verwees hij naar het feit dat Taiwan een deel is van de Volksrepubliek China en geen lid van de VN. Daarmee huldigde hij niet de delicate tweesporen-theorie of theorie van de twee entiteiten van China, maar wel de theorie dat Taiwan een provincie zou zijn van de Volksrepubliek China.

 

In het verleden heeft de Volksrepubliek China wel wat agressie gepleegd tegenover Taiwan. Dat zou men een zorgwekkende evolutie kunnen noemen. Ik weet wel dat de laatste tijd de relaties verbeterd zijn tussen de Volksrepubliek China en Taiwan, maar in dat opzicht valt de stap van de VN-secretaris te betreuren. Het zou wel eens een stap terug kunnen betekenen, en dan zou de Volksrepubliek China zich wat meer kunnen gaan roeren.

 

Mijn vraag is welke houding momenteel de federale regering en uzelf aannemen tegenover Taiwan? Bent u bereid om stappen te ondernemen die Taiwan kunnen steunen in het bekomen van een volwaardige status als lid van diverse internationale organisaties, waaronder de VN en de Wereldgezondheidsorganisatie? Dat is zeer belangrijk, daarover bestaat al jaren een politieke discussie en diplomatieke touwtrekkerij.

 

Kunt u, mijnheer de minister, de secretaris-generaal op een of andere manier aanspreken over zijn verwerping van dat toetredingsdocument van Taiwan bij de CEDAW?

 

Hebt u reeds contact gehad met de officiële vertegenwoordiging van Taiwan in België sinds uw aantreden? Het is altijd goed als men een minister kan ondervragen over de eerste stappen die hij neemt en de eerste intenties die hij heeft met betrekking tot delicate kwesties, zoals Taiwan en de Volksrepubliek China. Indien u nog geen contact hebt gehad, mijnheer de minister, wanneer voorziet u dan in een eerste ontmoeting en wat zult u bespreken met de officiële vertegenwoordiging van Taiwan in België?

 

03.02 Minister Yves Leterme: Mevrouw de voorzitter, ik wil eerst en vooral beklemtonen dat België het een-China-beleid volgt en ondersteunt. Dat betekent dat Taiwan niet wordt erkend als een onafhankelijke staat.

 

In april 2009 heeft Taiwan de status van waarnemer gekregen bij de Wereldgezondheidsorganisatie voor de 62ste zittijd van de assemblee, onder de benaming Chinees Taipeh. Het is mogelijk dat in navolging hiervan aan Taiwan het statuut van waarnemer wordt toegekend bij andere internationale organisaties, voor zover de betrokken organisaties in dat statuut voorzien in hun standregeling en afhankelijk van de ad-hocbesluitvorming binnen die organisaties.

 

Ten gronde is het voor ons duidelijk dat wij onze houding zullen bepalen in afspraak met onze partners binnen de Europese Unie. De Europese Unie heeft de deelname van Taiwan aan gespecialiseerde multilaterale fora steeds ondersteund daar waar dergelijke deelname van belang is voor de Europese Unie mits dat gebeurt onder een vorm die de hoedanigheid van een onafhankelijke staat niet vooropstelt.

 

Wat betreft het aanspreken van de secretaris-generaal van de VN, meen ik dat het mij niet toekomt om aan de secretaris-generaal van de VN vanuit ons land hieromtrent specifieke aanwijzingen te geven.

 

Wat betreft de contacten. Ik heb als minister van Buitenlandse Zaken tot hier toe geen contact gehad met een officiële vertegenwoordiging van Taiwan. In een dergelijk contact is op korte termijn niet voorzien. Taiwan beschikt in België over een zogenaamde Representative Office, evenwel zonder officieel statuut. Dat betekent dat het Verdrag van Wenen van 1961 inzake diplomatieke vertegenwoordiging niet van toepassing is op die Representative Office.

 

03.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, in het verleden ben ik hier toch vaak mensen van uw politieke formatie tegengekomen – onder andere Mark Eyskens, Herman Van Rompuy – die lid waren van de parlementaire vriendenkring van de vrienden van Taiwan. Zij zijn al enkele tijd niet meer samen gekomen in het Parlement. Ik weet niet of het feit dat CD&V nu opnieuw in de regering zit er mee te maken heeft, maar ik betreur toch enigszins de houding.

 

Wanneer men de moed pleegt te hebben om overal over de mensenrechten te beginnen en dergelijke en daar een voortrekkersrol wil in spelen, en men dat dan niet doet om een klein land als Taiwan, dat erg gehecht is om de fundamentele rechten en vrijheden te beschermen tegen een grootmacht zoals China, dan vind ik dat een beetje klein van ons land.

 

Ik weet ook dat Keulen en Aken niet in één dag zijn gebouwd, maar ik zou toch meer durf verwachten om die twee-entiteiten-houding in de toekomst meer ingang te doen vinden, ook tegenover de Volksrepubliek China, en ook bij de VN en dergelijke. Het zou alleen maar getuigen van het feit dat België misschien toch iets te betekenen heeft in de wereld, alhoewel dat niet mijn eerste bekommernis is. Die is uiteraard dat Taiwan de status krijgt die het internationaal verdient. Daar zou men moeten aan werken.

 

03.04 Minister Yves Leterme: Voor alle duidelijkheid, dat België iets te betekenen heeft in de wereld is wat mij betreft niet af te meten aan zijn houding ten aanzien van Taiwan.

 

03.05  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Misschien wel ten aanzien van het buitenlands beleid dat u tegenover grote mogendheden in acht neemt, zeker wanneer zij tirannie en agressie plegen tegenover kleine mogendheden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de aangekondigde sluiting van het Italiaans consulaat in Genk" (nr. 15705)

04 Question de M. Bert Schoofs au ministre des Affaires étrangères sur "l'annonce de la fermeture du consulat italien à Genk" (n° 15705)

 

04.01  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Blijkbaar wil de Italiaanse regering het consulaat in Genk sluiten. In Limburg hebben we een grote Italiaanse gemeenschap. Het is een zeer goed geïntegreerde gemeenschap met mensen die individueel ook allemaal geassimileerd zijn en opgenomen zijn in het sociale weefsel van onze gemeenschap in de nog niet-verstedelijkte gebieden. Dat gegeven speelt ook mee in het hecht houden van het sociale weefsel.

 

Er is een eerste generatie migranten, die vooral bestaat uit oudere dames. Het zijn meestal weduwen doordat hun mannen mijnwerkers waren die op vrij jonge leeftijd overleden zijn. Het is natuurlijk schrijnend dat die dames de verplaatsing naar Brussel zullen moeten maken.

 

Zou u een goed woordje kunnen doen, mijnheer de minister? Ik weet ook dat u niet meer kan doen dan dat, maar nu u wellicht ook contacten onderhoudt met die Europese lidstaat, zou u dan eventueel kunnen vragen om het consulaat in Genk om humanitaire en praktische redenen voor die eerste generatie migranten open te houden? Ik weet niet of u een brief of een ander middel in die zin zou kunnen aanwenden, maar de kleinste inspanning kan misschien wel baten.

 

04.02 Minister Yves Leterme: Mijnheer Schoofs, ik herinner mij zeer goed dat ik reeds een tweetal maanden geleden gealarmeerd ben door mijn goede vriend Jo Vandeurzen. Hij is Genkenaar en is bezorgd om die Italiaanse gemeenschap. Hij heeft mij toen gevraagd of een aantal geruchten met betrekking tot de mogelijke sluiting van het consulair agentschap op enige waarheid berusten. Het gaat niet om een consulaat maar om een consulair agentschap.

 

Ik heb inlichtingen ingewonnen en er bleek op dat moment niets aan de hand te zijn. Ik moet u er wel opmerkzaam op maken dat zowel de sluiting als de opening van consulaire posten en consulaire agentschappen behoren tot de soevereine beslissingsmacht van vreemde mogendheden. Het is niet gebruikelijk dat een staat zich op officiële wijze uitspreekt over een autonome beslissing als het sluiten van een consulaire post.

 

Dat belet niet dat, indien er verder voortgang zou zijn in die zin in het dossier, ik de bezorgdheid van onze bevolking, die u deelt, aan de bevoegde instanties zal overbrengen, net als ik collega Vandeurzen heb beloofd.

 

04.03  Bert Schoofs (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, het verheugt mij al dat ik voor een keer op dezelfde lijn zit met Jo Vandeurzen. Ik verontschuldig mij voor het feit dat ik het onderscheid niet kende tussen een consulaat en een consulair agentschap. Dat is echter in deze niet zo belangrijk.

 

Ik zou het appreciëren mocht u even een goed woordje doen wanneer u contact legt met de Italiaanse overheden, tussen de soep en de patatten zoals men zegt of in dit geval tussen de antipasta en de lasagna. Misschien kan het dan toch de goede richting uitgaan mocht ooit blijken dat het de verkeerde richting zou uitgaan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Collega Van der Maelen zou hier zijn om 14 u 45 voor het stellen van zijn vraag nr. 16026. De volgende vraag is vraag nr. 16085 van mevrouw De Maght. Zij heeft niets laten weten dus ik veronderstel dat we haar vraag, die eerder al werd uitgesteld, van de agenda halen.

 

Zo belanden wij bij agendapunt nr. 12, een samengevoegde vraag van de heren De Vriendt en Van der Maelen, en mevrouw Colen. Als u erop aandringt kan die vraag nu worden gesteld, anders wachten we nog vijf of tien minuten op de heer Van der Maelen en gaan wij over tot vraag nr. 16274 van mevrouw Colen.

 

05 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de kritiek van de VN-mensenrechtencommissie op euthanasie in Nederland" (nr. 16274)

05 Question de Mme Alexandra Colen au ministre des Affaires étrangères sur "les critiques de la commission des droits de l'homme des Nations unies concernant l'euthanasie aux Pays-Bas" (n° 16274)

 

05.01  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in Genève heeft midden juli 2009 omwille van de Nederlandse euthanasiewetgeving scherpe kritiek geuit op Nederland.

 

Het rapport van de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties stelt dat Nederland moet garanderen dat een rechter vooraf beoordeelt of een patiënt wel euthanasie wil in plaats van zulks achteraf te toetsen, wanneer de patiënt reeds dood is. Bovendien biedt de Nederlandse werkwijze en ik citeer “niet genoeg zekerheid dat er geen sprake is van een misverstand of van beïnvloeding door anderen”.

 

De Nederlandse minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin, liet op 16 oktober 2009 aan de Nederlandse Kamer weten dat, ondanks het heel kritische rapport van de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties, de Nederlandse werkwijze niet zal worden aangepast.

 

Graag vernam ik op welke manier ons land het VN-mensenrechtenrapport over de Nederlandse euthanasiepraktijken beoordeelt.

 

Op welke wijze zullen wij aan de Nederlandse regering kenbaar maken dat Nederland de rapporten van de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties ernstig moet nemen?

 

05.02 Minister Yves Leterme: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Colen, ik begrijp dat u verwijst naar het rapport van het VN Mensenrechtencomité dat bestaat uit 18 onafhankelijke experts. Het is wat men noemt een verdragsorgaan dat in casu toeziet op de naleving van het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. De Mensenrechtenraad daarentegen is een intergouvernementeel orgaan dat 47 leden telt, waaronder België. Dit orgaan werd in 2006 opgericht door de Algemene Vergadering en is de opvolger van de Commissie Mensenrechten.

 

Als partij aan het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft Nederland een periodieke rapporteringsplicht aan het Comité. Deze verplichting is Nederland recent nagekomen. De procedure verloopt als volgt. Na indiening van het rapport door het betrokken land volgt een mondelinge toelichting van het rapport voor het Comité door een delegatie van het land, waarna de experts van het Comité de kans krijgen vragen te stellen. Daarna stelt het Comité zogenaamde slotbemerkingen op.

 

Het klopt inderdaad dat een van de elementen in de slotbemerking met betrekking tot het Nederlandse rapport hun euthanasiewetgeving betreft. Nederland heeft volgens de geijkte procedure nog tot 1 juli 2010 de tijd om een formeel antwoord te geven op de door het Comité geformuleerde slotbemerkingen. Wij moeten en zullen in de eerste plaats de antwoorden afwachten die door Nederland zullen worden gegeven op deze slotbemerkingen. Ik herhaal nogmaals dat deze termijn loopt tot 1 juli 2010.

 

05.03  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik begrijp dat u wacht tot deze termijn is verlopen om dan eventueel de uitkomst hiervan te bekijken. Het is mogelijk dat de minister van Justitie nu verklaringen aflegt maar dat men in de praktijk toch zal proberen tegemoet te komen aan de adviezen van het Mensenrechtencomité.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de rechten van christenen in Egypte" (nr. 16275)

06 Question de Mme Alexandra Colen au ministre des Affaires étrangères sur "les droits des chrétiens en Egypte" (n° 16275)

 

06.01  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, toen de Egyptische Mohammed Hegazy zich onlangs als moslim wilde laten uitschrijven, om zich als christen te laten registreren, werd hij voor de rechtbank gedaagd. Andere bekeerde Egyptenaren die christen zijn geworden houden zich meestal stil over hun nieuwe geloof, maar deze man wilde, samen met zijn eveneens tot het christendom bekeerde vrouw en dochter, gebruik maken van de vrijheid die hij volgens de universele verklaring van de rechten van de mens heeft.

 

In zijn uitspraak over de zaak stelde de Egyptische rechter echter dat hij in zijn hart kon geloven wat hij wilde, maar dat hij zich op papier niet kan bekeren.

 

Respect voor de mensenrechten is een essentieel onderdeel in het buitenlands beleid van ons land. Volgt onze ambassade in Caïro de zaak Hegazy? Op welke manier werd onze bekommernis over het recht van mensen om hun geloof te veranderen, kenbaar gemaakt aan de Egyptische autoriteiten?

 

06.02 Minister Yves Leterme: Mevrouw de voorzitter, mevrouw Colen, onze ambassade in Cairo bevestigt inderdaad dat de genaamde Mohammed Hegazy zijn geloofsovertuiging niet heeft kunnen laten wijzigen op zijn identiteitsbewijs waarop hij besloot klacht in te dienen tegen de minister van Binnenlandse Zaken, iets wat in Egypte nog nooit gebeurd was en dus een precedent is.

 

Luidens de rechterlijke beslissing van begin 2008 hebben tot de islam bekeerde christenen die zich nadien opnieuw tot het christendom bekeerden het recht om hun oorspronkelijke gezindheid op hun identiteitsbewijs te vermelden. Naar aanleiding van een andere rechtszaak kreeg Mohammed Hegazy van een rechtbank in Cairo echter niet de toelating om zijn nieuwe geloofsovertuiging te vermelden op zijn identiteitsbewijs. De Egyptische rechter stelde dat een moslim die zich tot het christendom bekeert juridisch zijn religieuze status niet kan veranderen omdat volgens de sharia de islam de meest complete godsdienst is en moslims zich niet tot een ouder geloof zoals het christendom of het jodendom kan bekeren. De heer Hegazy heeft nog een rechtszaak lopen waardoor hij de vermelding van de godsdienstige gezindheid wil laten vervangen door een streepje.

 

Egypte heeft het VN-Verdrag inzake burgerlijke en politieke vrijheden bekrachtigd. Gelet op het feit dat artikel 18 van dat verdrag over godsdienstvrijheid handelt is Egypte verplicht deze vrijheid te waarborgen. Ofschoon de grondwet de vrijheid van geloof en godsdienst erkent, wordt in artikel 2 de sharia, volgens welke een moslim geen andere godsdienst mag aannemen, als eerste bron van wetgeving aangeduid. Christenen, ongeveer 10 procent van de bevolking, die grotendeels tot de koptisch-orthodoxe kerk behoren, zijn in Egypte soms het slachtoffer van bepaalde vormen van feitelijke discriminatie. De regering doet er doorgaans alles aan om de spanningen tussen de godsdiensten te voorkomen of te bedaren.

 

Onze ambassade volgt de situatie van de mensenrechten in Egypte op de voet, met inbegrip van voornoemd specifiek geval. De dialoog inzake de mensenrechten in Egypte heeft plaats in het kader van de Europese Unie en het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Egypte. In dat verband bestaat een subcomité waarin over politieke aangelegenheden, mensenrechten en democratie wordt gesproken. Tijdens de meest recente vergadering van het comité in CaÏro op 7 en 8 juni wees de Europese Unie andermaal op het belang van een niet-discriminerende houding ten aanzien van religieuze minderheden. Er werd echter niet gefocust op gevallen van mensen die van geloof willen veranderen.

 

06.03  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik begrijp uit uw antwoord dat de Europese Unie wel al zaken van mensenrechten in Egypte heeft aangekaart maar niet naar aanleiding van specifieke gevallen zoals dat van Mohammed Hegazy.

 

In plaats van direct de aandacht van de Egyptische autoriteiten te vragen vanuit uw functie, voor zover dat gaat, doet u dat liever via de Europese weg. Dat specifieke geval, dat duidelijk een soort toetsing is voor formele rechten, namelijk het vermelden van de godsdienst op de identiteitskaart, is blijkbaar naar de letter gewaarborgd maar niet in de praktijk. Ik wil er toch op aandringen dat u nog eens een poging onderneemt. Ik zou liefst hebben dat u dat rechtstreeks doet. Ook als u de weg via de Europese Unie verkiest, kunt u daar even extra de aandacht op vestigen. U kunt vragen of de Europese Unie, naar aanleiding van dat specifieke geval, de aandacht van de Egyptische autoriteiten kan vestigen op de bezorgdheid van de Europese Unie daaromtrent.

 

Voorzitter: Dirk Van der Maelen.

Président: Dirk Van der Maelen.

 

06.04 Minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, de Europese Unie heeft op de laatste vergadering van het comité op 7 en 8 juli 2009, zonder specifiek te focussen op het geval van de heer Mohammed Hegazy, gewezen op de noodzaak om een, naar haar inschatting, niet-discriminerende houding ten aanzien van christenen aan te nemen. Dit is intussen gebeurd. Ik zal de volgende gelegenheid te baat nemen om daarvoor effectief de aandacht te vragen.

 

De komende maanden zal ik, naast Israël en Palestina, ook Egypte bezoeken. Ik neem mij voor om er dan via persoonlijk contact aandacht voor te vragen.

 

06.05  Alexandra Colen (Vlaams Belang): U kaart het geval aan in de marge van uw contacten ter plaatse. Bedankt, mijnheer de minister.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Excuses voor mijn laattijdigheid, maar die was aangekondigd. Mijnheer de minister, ik stel voor mijn vraag nr. 16026 om te zetten in een schriftelijke vraag.

 

07 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de verslechtering van de mensenrechtensituatie in islamitische landen" (nr. 16276)

07 Question de Mme Alexandra Colen au ministre des Affaires étrangères sur "la détérioration de la situation en matière de droits de l'homme dans les pays islamistes" (n° 16276)

 

07.01  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Freedom House, een toonaangevende mensenrechtenorganisatie in de Verenigde Staten, publiceert elk jaar een wereldwijd onderzoek naar het respect voor politieke en burgerlijke vrijheden. Het rapport van 2009 constateert een algemene verslechtering van de situatie in de islamitische landen, met name in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

 

Is de Belgische regering hiervan op de hoogte?

 

Op welke manier proberen wij deze zorgwekkende situatie te veranderen?

 

De schaal van de achteruitgang van het respect voor politieke en burgerlijke vrijheden in het geheel van de islamitische landen kan misschien wel reden tot ongerustheid zijn op globaal niveau.

 

07.02 Minister Yves Leterme: Mevrouw Colen, de diensten op het hoofdbestuur van de diplomatieke posten, die de situatie van de mensenrechten in de regio met aandacht volgen, hebben kennis genomen van het door u genoemde rapport. Freedom House heeft het over een stagnatie van de mensenrechtensituatie de afgelopen tien jaar, en over een verslechtering tijdens de afgelopen twaalf maanden. Hoewel het een relatief korte periode betreft, is de situatie effectief verontrustend. Ze wordt des te meer met de nodige aandacht gevolgd.

 

Ik maak graag gebruik van de gelegenheid om te verwijzen naar de Verklaring van Barcelona uit 1995. Die werd goedgekeurd met het oog op de instelling van een Euro-mediterraan partnerschap, het zogenaamde Euromed. In deze structuur wilde de Europese Commissie subcomités voor de mensenrechten oprichten. Overeenkomstig het huishoudelijk reglement kunnen ook individuele zaken worden besproken in die subcomités. In het geval van Marokko en Tunesië benadrukken deze relaties een nauwere samenwerking op het gebied van democratische hervormingen, economische modernisering en migratie.

 

Sinds 2008 vindt er tweemaal per jaar een gestructureerde dialoog met de Afrikaanse Unie in de vorm van een trojka plaats. De volgende bijeenkomst is nu vrijdag in Addis Abbeba. Deze dialoog heeft een positieve reputatie en maakte het in het verleden mogelijk een aantal andere situaties, met inbegrip van de mensenrechtensituatie in het betrokken land, aan te snijden.

 

07.03  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Draagt de Belgische overheid haar steentje bij aan deze instellingen? Of gaat zij ervan uit dat de bureaucratie binnen die subcomités van Euromed of de Afrikaanse Unie wel haar gangetje zal gaan?

 

Ik dring aan op sporadische signalen van de regering om aan te geven dat men waakzaam is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het onderzoek van het Gaza-rapport in de Veiligheidsraad" (nr. 16194)

- mevrouw Alexandra Colen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de Belgische onthouding over het Goldstone-rapport in de algemene vergadering van de Verenigde Naties" (nr. 16357)

- de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de resolutie van de algemene vergadering van de Verenigde Naties omtrent het Goldstone-rapport" (nr. 16374)

08 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt au ministre des Affaires étrangères sur "l'examen du rapport sur Gaza au sein du Conseil de sécurité" (n° 16194)

- Mme Alexandra Colen au ministre des Affaires étrangères sur "l'abstention de la Belgique au sujet du rapport Goldstone lors de l'assemblée générale des Nations Unies" (n° 16357)

- M. Dirk Van der Maelen au ministre des Affaires étrangères sur "la résolution de l'assemblée générale des Nations Unies concernant le rapport Goldstone" (n° 16374)

 

08.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik vroeg al naar het standpunt van de regering op donderdag 8 oktober aangaande het Gaza-rapport en de aanbevelingen in dat rapport. Ondertussen is de situatie veranderd. De Palestijnse president Abbas, die in eerste instantie onder druk van de Verenigde Staten de behandeling van het dossier wilde uitstellen, heeft het Goldstone-rapport toch nog op de agenda van de Mensenrechtenraad van de VN geplaatst. Na stemming heeft deze het rapport doorverwezen naar de Veiligheidsraad. Blijkbaar zijn de Europese lidstaten er eens te meer niet in geslaagd om met één stem te spreken in dat toch wel belangrijke dossier.

 

Ik vind het zeer belangrijk dat België een forser standpunt inneemt ten overstaan van het Midden-Oostendebat. Graag zou ik van u een aantal ondubbelzinnige antwoorden horen zodanig dat wij als parlement ook het debat over de Belgische opstelling in het Israëlisch-Palestijns conflict op een correcte manier kunnen voeren.

 

Ik heb dan ook een aantal vragen.

 

Wat is de visie van de regering ten aanzien van het Goldstone-rapport, om de zaak naar het Internationaal Strafhof door te verwijzen? Schaart België zich nu wel of niet achter het rapport?

 

U hebt zich in de stemming onthouden. Wat is daarvan de motivatie?

 

Hoe hebben de Europese lidstaten gestemd? Wat zijn de belangrijkste breuklijnen die aan de oppervlakte komen tijdens een debat in de schoot van de Europese Unie over Israël en Palestina?

 

Hebt u diplomatieke initiatieven genomen om Europese lidstaten tot een bepaalde opstelling aan te moedigen of niet?

 

Wat zijn eventueel de volgende stappen die u zou nemen?

 

Wat is volgens u het meest haalbare gemeenschappelijk Europees standpunt? Welke initiatieven zal België nemen om tot zo een gemeenschappelijk standpunt te komen?

 

Ik denk dat een forser Belgisch standpunt nodig is, maar indien het mogelijk is toch ook een eensgezind Europees standpunt. Zoals wij allemaal weten, is het zeer moeilijk om de betrokkenen in de regio tot welwillendheid aan te moedigen, in de eerste plaats de Israëlische overheid, zoals blijkt uit recente gebeurtenissen. Vandaag in de krant gaat het over de bouw van nederzettingen in Oost-Jeruzalem, die doorgaat en de reactie, niet alleen van Ban Ki-moon, maar ook van de Amerikaanse autoriteiten. Hoe reageert u daarop en zal u ook uw stem laten horen om dat te veroordelen?

 

08.02  Alexandra Colen (Vlaams Belang): De lidstaten van de Europese Unie hebben in de algemene vergadering van de VN verdeeld gestemd over het Goldstone-rapport. Nederland, Duitsland, Tsjechië, Hongarije, Italië, Slovakije en Polen stemden tegen, net zoals de VS, Canada, Australië en Oekraïne. Ons land onthield zich.

 

Het Goldstone-rapport is echter zo eenzijdig dat zelfs Richard Goldstone, de man wiens naam het draagt, dat aanklaagt. Elke verwijzing naar wangedrag van Palestijnse kant – Hamas, Fatah – werd immers uit de oorspronkelijke tekst van de heer Goldstone verwijderd.

 

Mijn vraag is kort: waarom heeft ons land niet tegengestemd met de buurlanden Nederland en Duitsland?

 

08.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik sluit mij om te beginnen aan bij de vraag van collega De Vriendt. Ik wil daar twee punten aan toevoegen. Het Goldstonerapport stelt onomstotelijk vast dat er mensenrechtenschendingen zijn en schendingen van het internationaal recht. De Europese Unie heeft een hele reeks akkoorden met Israel met mensenrechtenclausules en andere conditionaliteiten.

 

Net terug van ginderachter denk ik dat er nood is aan een signaal. Ik roep niet op tot een schorsing van bestaande verdragen of tot een boycot, maar ik vind wel dat de Europese Unie minimaal als standpunt zou moeten hanteren dat, zolang de andere mensenrechtenschendingen worden vastgesteld zoals de bouw van de muur, de nederzettingen, de blokkade van Gaza, zolang ze haar beleid van promotie van de mensenrechten au sérieux neemt, geen nieuwe akkoorden kan sluiten met Israël. Dat is helaas gebeurd. Op 4 november kwam er een nieuw akkoord inzake landbouw. Volgens mijn informatie zijn er nog andere verdragen of akkoorden in voorbereiding.

 

Mijn eerste bijkomende vraag aan die van de heer De Vriendt is of België in de persoon van de minister bereid is om het standpunt te hanteren dat, zolang er geen einde komt aan de mensenrechtenschendingen en de schendingen van het internationaal recht, er geen nieuwe akkoorden worden gesloten die de economische samenwerking met Israël verbreden of verdiepen. Laten we hopen dat we de Europese Unie kunnen overtuigen, maar misschien kunnen wij ook eens blokkeren.

 

Ten tweede, met uw voorganger, Karel De Gucht, hebben wij hier een discussie gehad over het herstel van de schade, aangericht door de militaire operaties in Gaza. Toen hadden wij ongeveer afgesproken dat het goed zou zijn om, vooraleer daarover een standpunt wordt ingenomen, er een onafhankelijk internationaal onderzoek zou zijn. Dat is er nu geweest en het rapport van Goldstone ligt er. Ik spreek niet over de resolutie, maar over het rapport-Goldstone. Daar staat de heer Goldstone nog altijd voor de volle honderd procent achter. Het is dus duidelijk dat de operatie Cast Lead in Gaza in strijd is met het internationale recht en dat er mensenrechten en het oorlogsrecht zijn geschonden. Sommige delen van de infrastructuur die de Europese Unie heeft betaald, werden voor de derde keer vernietigd, vandaar mijn tweede vraag. Ligt in het rapport-Goldstone niet voldoende basis om namens de EU schadeloosstelling te vragen aan Israël, voor de schade aangericht aan infrastructuur in een wederrechtelijke oorlog?

 

08.04 Minister Yves Leterme: Ik zal antwoorden op de vragen zoals zij reglementair werden ingediend. Voor de bijkomende vragen verwijs ik u naar de tekst, die mag worden rondgedeeld. Daarin vindt u ook een antwoord terug op de vraag van de heer De Vriendt over de houding van de Europese Unie nadat onder meer de Verenigde Staten zich hebben uitgesproken en na de verklaring die gisteren werd goedgekeurd op de Raad Buitenlandse Zaken. Die verklaring heeft de media niet gehaald, maar het lijkt mij belangrijk dat u ze ter beschikking gesteld krijgt.

 

Ik antwoord eerst op de vragen van de heer De Vriendt. Ik wil toch even in herinnering brengen dat de Mensenrechtenraad een resolutie heeft aangenomen na afloop van de speciale sessie van 15 en 16 oktober. De resolutie was gewijd aan de mensenrechtensituatie in de bezette Palestijnse Gebieden, met inbegrip van Oost-Jeruzalem. De Mensenrechtenraad heeft daarbij niet besloten het rapport van de fact finding mission door te verwijzen naar de Veiligheidsraad. De Raad heeft wel de aanbevelingen in het rapport bekrachtigd en alle betrokken partijen opgeroepen om de implementatie van de aanbevelingen te verzekeren. Daarnaast heeft de Raad aanbevolen dat de Algemene Vergadering het rapport zou bespreken tijdens de lopende zittingsperiode, de 64ste zittingsperiode. Ik wil in dat verband erop wijzen dat het rapport van de fact finding mission, waarover een aantal collega's hier lovend spreken, in een stapsgewijze aanpak voorziet en geen onmiddellijke doorverwijzing naar de Veiligheidsraad.

 

Ik kom dan bij de specifieke vragen van de heer De Vriendt. België heeft zich tijdens de stemming in de Mensenrechtenraad effectief onthouden, omdat het graag een meer evenwichtige tekst had gezien die aandacht besteedde aan alle mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitaire recht door alle betrokken partijen. Zoals aangegeven in de Belgische stemverklaring, behoort de strijd tegen straffeloosheid tot de Belgische prioriteiten. België verwelkomt dan ook het rapport van de fact finding mission, dat een ernstige inspanning is om gevolg te geven aan het principe van de accountability. Dat principe vereist dat alle beschuldigingen van ernstige mensenrechtenschendingen en schendingen van het internationaal humanitair recht het voorwerp uitmaken van grondige onderzoeken. Personen die schendingen hebben begaan, moeten hiervoor verantwoordelijk worden gehouden.

 

Volgens het Statuut van Rome kan alleen een beslissing van de Veiligheidsraad, op basis van hoofdstuk 7 van het VN Handvest de zaak naar het Internationale Strafhof doorverwijzen. Volgens de aanbevelingen van het verslag dient een dergelijke verwijzing te gebeuren indien er wordt vastgesteld dat na een periode van zes maanden Israël en de Palestijnse Autoriteiten niet te goeder trouw de nodige gevolgen hebben gegeven aan het onderzoek dat de Veiligheidsraad hun heeft gevraagd.

 

De resolutie naar aanleiding van de speciale sessie waarover ik net sprak, werd door de leden van de Mensenrechtenraad bij stemming aangenomen. Er werden 25 jastemmen uitgebracht, 6 neenstemmen en 11 onthoudingen. Ik heb hierover vóór de stemming contact gehad met vertegenwoordigers van beide partijen. Ik heb ook contact gehad met een paar collega's rond het tijdstip van de stemming. Die contacten beoogden steeds een gemeenschappelijk Europees standpunt. U legt terecht de nadruk op het feit dat het zo'n standpunt kracht bijzet als het namens de Europese Unie wordt verdedigd. Wij zijn vandaag woensdag.

 

Ik zie dat u nu toch pleit voor een zekere inschakeling van onze standpunten in een Europese aanpak. Het is vandaag woensdag, nog geen donderdag. Hongarije, Italië, Nederland en Slowakije hebben neen gestemd, terwijl België en Slovenië zich onthouden hebben. Frankrijk en Groot-Brittannië namen niet deel aan de stemming. Het is uiteraard niet aan mij hier te speculeren over de motieven die in elk van de lidstaten hebben meegespeeld.

 

Over het Israëlisch-Arabisch conflict en de meest recente uitspraken van collega Hillary Clinton kan ik u meedelen dat de partijen snel naar ernstige allesomvattende onderhandelingen gaan en dat deze onderhandelingen zullen resulteren in een duurzame vrede. In het algemeen dringt België, samen met de andere 26 lidstaten van de Europese Unie en de leden van het Kwartet inzake het Midden-Oosten, al langer bij de betrokken partijen aan op de stopzetting van elke provocatie die het heropstarten van de onderhandelingen zou bemoeilijken.

 

Er waren bijkomende vragen, onder meer van mevrouw Colen, en ook in de schriftelijke vraagstelling die de heer Van der Maelen had ingediend. Het Zweedse voorzitterschap heeft voor de stemming door de algemene vergadering van de VN over de resolutie inzake het Goldstonerapport intense inspanningen geleverd om de Palestijnse delegatie ervan te overtuigen bepaalde noodzakelijke wijzigingen te aanvaarden met het oog op een positieve stem vanwege de Europese Unie. Dat is jammer genoeg niet gelukt.

 

Zoals 17 andere lidstaten van de Europese Unie, inclusief het Zweedse voorzitterschap, heeft België zich toen onthouden, mede op basis van deze evolutie. Ondanks de onthouding van de grote meerderheid van deze lidstaten hebben 5 andere lidstaten voor gestemd en 7 andere tegen. De onthouding van België is enerzijds, in de lijn van onze onthouding in Genève ten tijde van de Mensenrechtenraad van de VN over de resolutie van 15 oktober, en past anderzijds, in ons voortdurend pleidooi dat de Europese Unie zich moet uitspreken met één stem over gevoelige onderwerpen als de Palestijns-Israëlische kwestie.

 

België heeft zich bij de stemming in de algemene vergadering onthouden. Enerzijds, omdat het een meer evenwichtige resolutie verkoos die aandacht besteedde aan alle mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair recht door alle betrokken partijen. Ik heb daar al op gewezen. Anderzijds, omdat het de aanbevelingen va het Goldstonerapport niet deelt als zou het dossier gediend zijn met een behandeling buiten de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties.

 

Tot slot, kan ik hieraan toevoegen dat België met aandacht de resolutie over het Goldstonerapport, die werd goedgekeurd op 15 oktober, opvolgt. Dienaangaande wachten wij de rapportering af van de Hoge Vertegenwoordiger, mevrouw Pillai. Dat rapport zal normaal worden voorgesteld op de 13e gewone zitting van de Mensenrechtenraad in maart 2010.

 

08.05  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord.

 

Ik kan het stemgedrag van België enigszins begrijpen omdat het ging over een resolutie die inhoudelijk inderdaad afweek van het Goldstone-rapport. Dat neemt echter niet weg dat België een stem had kunnen laten klinken over het Goldstone-rapport met expliciete steun voor de veroordelingen van onder andere het Israëlische beleid in de Palestijnse gebieden die wel degelijk in het rapport worden vermeld. België had dus van de gelegenheid gebruik kunnen maken om zich fors aan te sluiten bij het Goldstonerapport en dus een bepaalde druk uit te oefenen en een bepaalde positie in te nemen op het internationale politieke toneel. Wij betreuren dat dit niet is gebeurd.

 

Wij vragen ook dat België zeer expliciet de eventuele doorverwijzing naar het Internationaal Strafhof zou steunen. Het ziet er immers niet naar uit dat Israël zeer veel welwillendheid aan de dag legt ten opzichte van de conclusies die in het Goldstonerapport vermeld staan. Dat is zeer betreurenswaardig want iedereen ziet waar het naartoe gaat met het politieke vredesproces in Israël en de Palestijnse gebieden. Het ziet er niet goed uit. Het Goldstonerapport en de behandeling ervan zorgden voor een momentum. Ik vrees dat ook België dat momentum deels heeft gemist om een duidelijke stem te laten horen in het debat.

 

08.06  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

België heeft zich onthouden bij de stemming over de resolutie in kwestie omwille van het feit dat men ze niet evenwichtig genoeg vond en ook omdat men bedenkingen had bij een van de aanbevelingen. Ik betreur dat u dan niet meteen hebt tegengestemd. Dat zou een krachtiger signaal zijn geweest en misschien een katalysator voor de toekomst opdat ook op dat niveau de landen die onvoorwaardelijk steun bieden aan het Palestijnse kamp met de nodige redelijkheid en ingesteldheid voor overleg zouden kunnen werken aan het vredesproces in het Nabije Oosten.

 

08.07  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik zal mijn vraag over ons toekomstig beleid inzake nieuwe akkoorden met betrekking tot de vraag tot herstel intrekken en een nieuwe vraag indienen voor een volgende vergadering.

 

08.08 Minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, ik wil nog even ingaan op het element van collega De Vriendt. Het is niet omdat wij ons onthouden hebben over het Goldstone-rapport dat ons standpunt minder zwaar zou wegen dan wat uw voorkeur wegdraagt. Het probleem is gewoon dat ons inhoudelijk standpunt en onze houding deels verschillen van uw standpunt. Dat betekent echter geen verschil in doorwegen op internationaal vlak, ik kan u dat verzekeren.

 

08.09  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ik denk dat we elkaar zeer goed begrijpen. Dat is net wat ik aanklaag, dat het standpunt van de Belgische regering onvoldoende overeenkomt met dat van mijn partij, dat trouwens meer en meer gedeeld wordt door heel wat waarnemers, niet alleen ngo’s maar ook een aantal regeringen en de VN. Men spreekt zich toch af en toe heel nadrukkelijk uit over schendingen van het internationaal recht door Israël. Goed, het lijkt mij dat er nu toch een momentum is, een algemene golf van verontwaardiging over stappen die het Israëlische beleid zet.

 

Indien u dat standpunt deelt, hoop ik dat u zich daarbij expliciet aansluit en druk zet op de Israëlische regering. Het is immers een van de meest onrechtvaardige dossiers op dit moment wereldwijd en de oplossingen lijken mij relatief simpel. Het ligt voor de hand wie de eerste stap moet zetten.

 

08.10 Minister Yves Leterme: Het is een belangrijk probleem. Heel wat geweld en onveiligheid in de wereld hangen samen met het niet oplossen van dit conflict dat alle decennia duurt. U zegt dat het vrij simpel en eenvoudig is om de partijen rond de tafel te brengen, maar dat is het niet. Ik vrees dat het dermate anders is dan u het voorstelt dat wij het momentum verloren zijn dat Barack Obama had gecreëerd, ook op basis van rapporten van de heer Mitchell en van druk van alle kanten. Wij hebben dat momentum gerespecteerd in New York. In overleg met mevrouw Clinton hebben wij alle steun toegezegd aan de inspanningen die de heer Obama doet. Het siert hem ook dat hij dat doet aan het begin van zijn ambtsperiode.

 

Alleen moeten wij vandaag vaststellen dat wat u simpel noemt iets complexer is. Het is bijzonder moeilijk zowel Israël als Palestina, waar toch voor een stuk tweedracht heerst tussen de Palestijnse autoriteit en de Palestijnse politieke vertegenwoordigers, rond de tafel te krijgen. Ik geef grif toe dat er bijna unanimiteit is en dat het probleem van het stopzetten van de nederzettingen een belangrijk element is “lastens” de positie van Israël. Daarnaast is ook een aantal evoluties nodig om een goede, vranke dialoog mogelijk te maken die verder gaat dan de photo opportunity, die het jammer genoeg slechts is geweest in New York.

 

08.11  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Ter correctie, ik heb niet gezegd dat het simpel zou zijn de partijen rond de tafel te krijgen. Ik heb wel gezegd dat het in wezen simpel is wat er moet gebeuren om enige vooruitgang te krijgen in het vredesproces. Het is simpel in die zin dat wij ons kunnen baseren op het internationaal recht en op uitgesproken veroordelingen. Het Internationaal Gerechtshof heeft zich bijvoorbeeld uitgesproken over de muur. Het is meer in die zin dat ik het woord simpel heb gebruikt.

 

Wat nodig is, is politieke wil, in de eerste plaats vanwege de Israëlische overheden. De rest van de internationale gemeenschap, of toch de belangrijkste partners, zouden zich relatief makkelijk achter de optie kunnen scharen om de bouw van nieuwe nederzettingen te bevriezen. Dat is een stap die Israël moet zetten. Als Israël die stap zet, zal de rest van de internationale gemeenschap zich daar niet tegen keren. Dat bedoelde ik met mijn woordgebruik.

 

08.12 Minister Yves Leterme: Ik wil hiermee niet weerleggen wat u zegt. Wij hebben echter allemaal kunnen vaststellen – en ikzelf in een gesprek met de heer Abbas in New York – dat de Palestijnse Autoriteit er op dat moment de voorkeur aan gaf het Goldstonerapport niet te agenderen op de gewone zitting van de Mensenrechtenraad.

 

Ook in de marge van de algemene vergadering van de VN werd deze kwestie niet aan de orde gebracht omdat men juist ruimte wou bieden voor het bijeenbrengen van de partijen rond de onderhandelingstafel. Het was trouwens de kritiek op deze houding die mee aanleiding was om nadien een bijzondere zitting van de Mensenrechtenraad bijeen te roepen op 15 en 16 oktober. We hebben ons dus ingeschreven in een tactiek die ook deels werd gedeeld door de Palestijnse Autoriteit.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de verdwijning van Zwitserse zakenlui in Libië" (nr. 16277)

09 Question de Mme Alexandra Colen au ministre des Affaires étrangères sur "la disparition d'hommes d'affaires suisses en Libye" (n° 16277)

 

09.01  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Bedankt mijnheer de voorzitter. Zwitserland wordt reeds geruime tijd geïntimideerd door de Libische dictator Moammar Khadafi. De Libische hetze begon nadat Hannibal Khadafi, de zoon van de dictator, in de zomer van 2008 kortstondig werd gearresteerd in Genève wegens het mishandelen van dienstpersoneel op Zwitsers grondgebied. Na de terugkeer van Hannibal Khadafi naar zijn geboorteland beschuldigden de Libische autoriteiten twee Zwitserse zakenmannen van vermeende schendingen van de Libische immigratieregels. Hoewel de Zwitserse president in augustus naar Tripoli trok om zich officieel te verontschuldigen voor de arrestatie van de zoon van Khadafi, heeft Libië geweigerd om de twee Zwitserse zakenmannen naar huis te laten terugkeren. Ondertussen zijn de twee personen door de Libische autoriteiten opgepakt en spoorloos verdwenen.

 

Volgt onze ambassade in Tripoli deze zaak op? Heeft ons land Libië reeds duidelijk gemaakt dat het de Libische intimidatiemethode tegen Zwitserland afkeurt? Het is begrijpelijk dat ons land dat niet alleen kan doen omdat het zich dan eveneens kwetsbaar maakt voor Libische vergeldingsmaatregelen, maar in EU-verband kunnen er toch initiatieven worden genomen? Op welke manier wordt gegarandeerd dat Belgische zakenlui in Libië beschermd zijn tegen willekeurige maatregelen van het regime van dictator Moammar Khadafi, naar het voorbeeld van wat er is gebeurd met de Zwitserse zakenlui?

 

09.02 Minister Yves Leterme: Bedankt mijnheer de voorzitter. Zowel onze ambassade in Tripoli als onze ambassade in Bern volgen de zaak waarover u het hebt, mevrouw Colen, van zeer nabij op.

 

Over een mogelijk initiatief op Europees niveau om steun aan Zwitserland te verlenen, moet ik u informeren dat Zwitserland geen enkele vraag in die zin aan de Europese Unie heeft gesteld, ondanks het voorstel van de Europese commissaris voor Buitenlandse Betrekkingen, mevrouw Ferrero-Waldner, om als tussenpersoon in deze zaak tussen Zwitserland en Libië op te treden.

 

De maatregelen tegen de twee Zwitserse zakenlui vallen te situeren in de context van een diplomatieke crisis tussen Zwitserland en Libië.

 

Het risico geldt niet voor Belgische zakenmannen. De bilaterale relaties van de Europese Unie met Libië zijn de laatste jaren fors verbeterd. Met België in het bijzonder onderhoudt Libië traditioneel vrij goede relaties.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Alexandra Colen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de inbeslagname van bijbels in Maleisië" (nr. 16356)

10 Question de Mme Alexandra Colen au ministre des Affaires étrangères sur "la saisie de bibles en Malaisie" (n° 16356)

 

10.01  Alexandra Colen (Vlaams Belang): In Maleisië heeft de regering 10 000 bijbels in beslag genomen omdat de bijbels het woord allah gebruiken om god aan te duiden. Allah is dan ook de Arabische vertaling van het woord god. De Maleisische regering vindt echter dat het woord islamitisch is en het gebruik ervan in bijbels de woede kan opwekken bij de moslims die twee derde van de Maleisische bevolking uitmaken.

 

De katholieke kerk heeft een rechtszaak tegen de regering aangespannen, maar deze is niet van plan de bijbels terug te geven. Wat is de Belgische houding in deze zaak? Overweegt onze ambassade stappen om eventueel samen met andere EU-landen de Maleisische regering te laten weten dat zij de vrijheid van godsdienst moet respecteren en de bijbels moet terugbezorgen aan de eigenaars? Wordt deze zaak opgevolgd?

 

10.02 Minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Colen, de inbeslagname van 10 000 bijbels in september laatstleden is niet onopgemerkt voorbijgegaan. Ook in maart van dit jaar werden reeds 5 000 bijbels in beslag genomen. Dat heeft vragen doen rijzen en niet alleen omwille van de godsdienstige positie tussen het christendom aan de ene kant en de islam aan de andere kant, maar gewoon omwille van de vrije meningsuiting en de vrije beleving van godsdienst.

 

De zaak in kwestie is echter niet afgesloten. Het blijkt immers dat het Maleisische hooggerechtshof in de week van 9 november heeft besloten de vergunning niet te schorsen. Er werd evenwel nog geen definitief vonnis geveld. Daarnaast verklaarde de regering, bij monde van de minister van Binnenlandse Zaken, dat de publicatievergunning toegekend voor het jaar 2010 niet als dusdanig werd ingetrokken door de regering.

 

In een algemene context zetten de lidstaten en de Europese Commissie zich in voor meer vrijheid in Maleisië, ook vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienstbeleving. Op regelmatige tijdstippen wijzen zij op de noodzaak aan meer persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Zij doen dit tevens rechtstreeks in hun contacten met de autoriteiten van Maleisië. De respons van België schrijft zich in binnen de Europese positie ter zake. Jaarlijks stelt de Europese Unie in de derde commissie van de algemene vergadering van de VN tevens een resolutie voor over het probleem van de religieuze intolerantie en de discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging.

 

10.03  Alexandra Colen (Vlaams Belang): Ik dank de minister voor zijn antwoord.

 

Ik ben blij dat u de zaak opvolgt omdat het inderdaad gaat over intolerantie en niet eens over wat wij klassiek onder intolerantie verstaan, maar wat een Westerling belachelijk zou vinden, namelijk het alleenrecht willen over het gebruik van bepaalde woorden, lettertekens. Het gaat hier over een vertaling van het woord god.

 

Ik ben blij dat de zaak wordt opgevolgd en ik blijf haar ook opvolgen. Eventueel zal ik hierover zo nodig nog vragen stellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Peter Luykx aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de Nederlandsonkundige Consul van Granada en Almería in Spanje" (nr. 16371)

11 Question de M. Peter Luykx au ministre des Affaires étrangères sur "le Consul de Grenade et d'Almería en Espagne, qui ne peut justifier de la connaissance du néerlandais" (n° 16371)

 

11.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uit onze opzoekingen is gebleken dot de heer de Stexhe systematisch weigert om het Nederlands als voertaal te gebruiken, wanneer hij door Nederlandstalige Belgen wordt geraadpleegd. Hij weigert pertinent de Vlamingen die in het consulaat een beroep op hem doen in het Nederlands te woord te staan en eist dat zij zich laten bijstaan door een Franstalige of Spaanssprekende tolk.

 

De taalwet in bestuurszaken, die volgens ons toch van openbare orde is, stipuleert dat diplomaten die toch ook de Vlamingen in het buitenland vertegenwoordigen, op zijn minst Nederlands zouden moeten kunnen spreken.

 

Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van de incidenten, de problemen en de onwil van de consul om Vlamingen in hun eigen landstaal te woord te staan? Wilt u stappen ondernemen om de heer de Stexhe aan te manen wel Nederlands te spreken? Indien hij dat weigert, zult u hem dan laten vervangen? Kan dat? Vindt u het kunnen dat een volslagen Nederlandsonkundig ambtenaar ons land vertegenwoordigt als hij de taal van de meerderheid niet eens spreekt?

 

Ik dank u bij voorbaat voor uw omstandig antwoord.

 

11.02 Minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Luykx, het feit dat uw vraag enige dagen geleden is ingediend, heeft ons toegelaten om de toestand grondig te onderzoeken en u een volledig antwoord op uw vraag te geven.

 

Ten eerste, ben ik op de hoogte van de onwil van de ereconsul om Vlamingen in de eigen landstaal te woord te staan? Het is onze diensten niet bekend dat de ereconsul in Granada zou weigeren om landgenoten te weigeren in het Nederlands te woord te staan. De heer de Stexhe is van thuis uit wel Franstalig. Hij is reeds meer dan 35 jaar in Spanje gevestigd. Het lijkt mij daarom niet onlogisch dat zijn kennis van het Nederlands iets beperkter is dan zijn kennis van het Frans.

 

Uiteraard geef ik er de voorkeur aan dat de ereconsuls, onder meer in Spanje, maar ook in het algemeen de Belgen zo goed mogelijk in hun moedertaal te woord kunnen staan. Zoals u weet zijn ereconsuls echter geen beroepsambtenaren die hun loon van de Belgische overheid ontvangen en die moeten voldoen aan de wetten op het gebruik van de taal in bestuurszaken.

 

Van de ereconsuls kan en mag dan ook niet automatisch worden verlangd dat zij onze landstalen beheersen zoals een beroepsambtenaar. Wanneer geen ereconsul van Belgische nationaliteit kan worden gevonden, dient het te volstaan dat de ereconsul beschikt over de kennis van een internationale taal zoals het Engels. Dat gebeurt vrij vaak dat de ereconsuls van ons land gewoon het Engels beheersen.

 

Ten tweede, welke stappen zullen worden ondernomen om de heer de Stexhe aan te manen Nederlands te spreken? Ik zal de bevoegde beroepspost in Spanje vragen om te onderzoeken of er problemen rijzen met het onthaal van landgenoten in hun moedertaal door het ereconsulaat te Granada en desgevallend na te gaan en voorstellen te doen over de wijze waarop hieraan zou kunnen worden verholpen.

 

Ik wijs erop dat landgenoten, indien zij problemen zouden ondervinden met de dienstverlening voor een ereconsulaat, zich steeds kunnen wenden tot de bevoegde beroepspost. In het geval van het ereconsulaat te Granada is dat – rebus sic stantibus, zoals dat in mooi Nederlands heet – vandaag in eerste instantie het beroepsconsulaat te Alicante.

 

Uw derde vraag gaat over het desgevallend laten vervangen van de heer de Stexhe. Ik verwacht van een ereconsul in de eerste plaats dat hij of zij beschikbaar is om consulaire bijstand te bieden aan landgenoten in nood of dat hij of zij beschikt over een degelijk economisch-commercieel netwerk, goede contacten met de lokale overheid, en dergelijke meer. Als de ereconsul daarbij beschikt over de kennis van een of meerdere van onze landstalen, dan is dat een bijkomende troef, maar geen noodzakelijke voorwaarde. Beperktere taalbeheersing is voor mij geen voldoende reden om ontslag te verlenen aan een ereconsul.

 

Op uw laatste vraag, ook al is het belang dat u nastreeft volgens mij gerechtvaardigd en zeer voor de hand liggend, nogmaals wil ik aanhalen dat ereconsuls van België in het buitenland geen ambtenaren zijn. Bijgevolg kunnen zij niet worden gelijkgesteld met ambtenaren op het vlak van de van ambtenaren geëiste beheersing en kennis van onze landstalen.

 

11.03  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, het klopt inderdaad, na de affaire-Bostem en het initiatief dat ik ter zake name, dat wij vanuit diverse plaatsen in de wereld worden overspoeld met allerhande klachten en problemen van Nederlandstalige Belgen ten aanzien van consuls of ereconsuls.

 

In dit specifiek geval moeten wij er u toch op wijzen dat er effectief een brief is geschreven naar Alicante, trouwens vanwege medewerkers op het consulaat zelf. Er loopt in Granada een petitie die is ondertekend door tientallen Vlamingen. Zij zijn onthutst, niet zomaar over de onwil, maar over de pertinente onwil om hen ook maar enigszins in het Nederlands te woord te staan.

 

Er is dus wel iets aan de hand. De ambassade in Alicante is daarvan op de hoogte. Eigenlijk zou u daarvan dan, vind ik, ook op de hoogte moeten zijn als minister van Buitenlandse Zaken.

 

Het klopt dat het gaat om een ereconsul, niet om een consul. Ik vind echter dat wij ons toch moeten afvragen wat de functie van die ereconsuls is, los van economische en andere belangen. Zij vertegenwoordigen voor een stuk ons land, waarin een meerderheid Nederlands spreekt.

 

Ik moet u dus zeggen dat ik in de loop van de volgende weken met veel ijver op zoek ga naar de problemen met de ereconsuls en consulaten en in welke mate de taalwetgeving er al dan niet werd overtreden. Ik zal dat dossier zeer zeker ter harte nemen.

 

11.04 Minister Yves Leterme: U verwijst naar de ambassade van Alicante, wij beschikken daar hoogstens over een consulaat en niet over een ambassade. Er is een verschil tussen een consulaat en een ambassade.

 

Er is een verschil met de zogenaamde beroepsconsuls, dat zijn consuls met een consulaire carrière die, meestal na een vergelijkend examen, een aanstelling krijgen waarbij men statutair wordt na verloop van tijd. Er zijn ook contractuelen aangesteld. Recent werden er nog een paar aangesteld. Er is een onderscheid tussen die personen, die ook een volwaardige wedde krijgen voor het werk dat zij leveren en die zich bezighouden met alle mogelijke dossiers, en de kandidaat-behartigers van onze belangen in een aantal bevriende landen, wat een historisch gegroeide verschijnsel is, dat u kunt terugvinden in een overzicht van de diplomatieke geschiedenis van alle landen. Die laatsten krijgen geen wedde, alleen een kostenvergoeding. Men stelt aan hen niet dezelfde eisen, onder andere op het gebied van de taal in bestuurszaken. Indien men dat laatste doet, vrees ik dat wij er nog zeer weinig zullen vinden. Het is niet evident om bijvoorbeeld in Papoea-Guinea, Brazilië, Ijsland iemand te vinden die Frans, Nederlands en Duits spreekt. Toch kan het nuttig zijn voor ons land, inclusief voor de meerderheid van de taalgebruikers van ons land, om ook in de landen en gebieden waar wij geen wijdvertakt netwerk van diplomaten en consuls hebben, te beschikken over contactpunten voor economische dienstverlening en algemene consulaire diensten. Maar ik zie uit naar uw ijver. Laten wij samen zoeken naar goede oplossingen.

 

11.05  Peter Luykx (N-VA): Natuurlijk ben ik ook mee met u op zoek naar de toegevoegde waarde van de ereconsuls. Maar als zij ergernis veroorzaken in ons eigen land, is er een probleem. Het ligt misschien wel wat gevoeliger bij mij en mijn fractie, maar ik kan niet anders. Pectus est quod disertum facit. Waar het hart van vol is, loopt de mond van over. Ik zal u wellicht opnieuw ondervragen bij een volgende gelegenheid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de luchthaven Luik" (nr. 16373)

12 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre des Affaires étrangères sur "l'aéroport de Liège" (n° 16373)

 

12.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, El Al Airlines vloog tot voor kort vanop Schiphol. Men weet dat die luchtvaartmaatschappij in de voorbije jaren miljoenen stuks munitie en tienduizenden patronen, rookgranaten en ontstekers uit de Verenigde Staten via die weg aan het Israëlische leger heeft geleverd.

 

Vanuit verschillende bronnen verneem ik dat El Al Airlines niet langer van op Schiphol vliegt, maar wel vanop de luchthaven van Luik. Bovenvermelde wapenleveringen aan Israël zouden dus nu vanuit die uitvalsbasis gebeuren.

 

Wat is uw mening ter zake?

 

Na de overheveling van bevoegdheden inzake wapenleveringen heeft de minister van Buitenlandse Zaken een politieke appreciatiebevoegdheid over het sporen van wapenleveringen met het Belgisch buitenlands beleid.

 

Passen die wapenleveringen naar uw mening in ons buitenlands beleid?

 

12.02 Minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, de EU-gedragscode over handel in wapens en militair materieel maakt deel uit van de Belgische wet op de invoer, uitvoer en transit van wapens en militair materieel. De wet is van toepassing op de export vanuit België, maar ook op de transit. Transit betekent dat het vervoer via België een verandering van het vervoermiddel inhoudt. Die transacties zijn dan onderworpen aan een exportlicentie en uitvoervergunning.

 

Zoals ik daarstraks reeds onderstreepte, is sinds 2003 de bevoegdheid voor het verlenen van zulke uitvoer-, invoer- en transitlicenties geregionaliseerd. Het is dus een bevoegdheid van de gewestelijke overheden, die daarvoor dan ook politiek verantwoordelijk zijn. De vragen over dergelijke transacties en eventueel verleende vergunningen dienen dan ook aan de Gewesten te worden gesteld.

 

Bij het verlenen van een uitvoervergunning dienen de criteria van de EU-gedragscode te worden gerespecteerd. Om dat te kunnen nagaan, moet elke aanvraag op zich worden geëvalueerd. Hierover kunnen geen algemene uitspraken worden gedaan. Bij de uiteindelijke beslissing zal men de aard van het eindgebruik, de eindbestemming en de goederen in aanmerking nemen.

 

Het samenwerkingsakkoord van 17 juli 2007 tussen de federale overheid en de Gewesten voorziet in de mogelijkheid consultaties te houden over specifieke bestemmingen. Op een initiatief van de FOD Buitenlandse Zaken werd in februari 2009 een consultatie georganiseerd over de wapenexportpolitiek naar Israël en de bezette gebieden, uiteraard in het licht van het conflict in Gaza. Daarbij werd onder meer aangedrongen op een zo groot mogelijke waakzaamheid bij het verlenen van licenties met bestemming Israël en de bezette gebieden.

 

Een dergelijke houding is echt gepast. Het spreekt voor zich dat criterium 2, respect voor de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, criterium 3, spanning of gewapend conflict in het land, en criterium 4, regionale veiligheidscontext, van de EU-gedragscode bijzondere aandacht blijven verdienen, uiteraard in de eerste plaats in hoofde van de vergunning verlenende autoriteit.

 

12.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en zal het met veel aandacht bestuderen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de wereldvoedseltop te Rome" (nr. 16459)

13 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre des Affaires étrangères sur "le sommet mondial de l'alimentation à Rome" (n° 16459)

 

13.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, deze vraag werd te laat ingediend om nog in de plenaire vergadering behandeld te worden. Intussen kennen wij de uitkomst van die wereldvoedseltop. Op het moment dat ik mijn vraag stelde was dat nog niet zo.

 

Ik moet u zeggen dat ik bijzonder teleurgesteld ben over het resultaat. De doelstelling om tegen 2025 de honger uit de wereld te bannen werd uit de verklaring gehaald. Er zijn geen budgettaire doelstellingen of tijdschema's vermeld. Er staat gewoon: “We will substantially increase the proportion of aid for agriculture and food security”. Er zijn dus geen budgettaire doelstellingen meer.

 

Wie heeft België daar vertegenwoordigd? Heeft België, zoals ik hoopte, geen pogingen ondernomen om tot een meer verstrekkende en meer noodzakelijke afspraak te komen met betrekking tot de strijd tegen de honger? Elke zes seconden sterft er iemand van honger in de wereld. Naast klimaat en andere was dit een van de prioriteiten, dacht ik.

 

Ik ben ook zeer ontgoocheld over het niveau waarop de verschillende landen daar aanwezig waren. Bij mij weten was er slechts één lid van de G8, de heer Berlusconi of all persons.

 

(…): Hij was er niet.

 

13.02  Dirk Van der Maelen (sp.a): Was hij er niet? Volgens mijn informatie was hij er wel. Als u zegt dat hij er niet was, is dat des te erger.

 

Mijnheer de minister, wie heeft België daar vertegenwoordigd?

 

13.03 Minister Yves Leterme: Mijnheer Van der Maelen, het antwoord op uw vraag is vrij eenvoudig. De vergadering van de FAO-wereldtop viel samen met de Raad Externe Betrekkingen die in uitgebreide formatie bijeenkwam en waar de minister van Ontwikkelingssamenwerking ook werd verwacht, gisteren voormiddag in Brussel.

 

Maandag kon hij niet spreken op de top omdat de prioriteit werd gegeven aan de staatshoofden en regeringsleiders, terwijl hij niet in die categorie thuishoort. Ikzelf moest uiteraard ook aanwezig zijn op de Raad Externe Betrekkingen.

 

Daardoor werd ons land uitstekend vertegenwoordigd door onze ambassadeur, die u ongetwijfeld kent, de heer De Bock, die de standpunten van ons land met vuur, kracht, intelligentie en de deskundigheid die wij kennen, heeft verdedigd.

 

Ik betreur effectief dat op de World Summit in Rome er geen preciezere engagementen aangegaan konden worden.

 

Wel merk ik op — en dat wordt gefluisterd in de wandelgangen — dat het wat eenzijdige initiatief tot organisatie van die wereldtop, genomen door de heer Diouf, misschien aan de basis ligt van het feit dat de deelname niet in verhouding staat tot het beoogde doel.

 

België had in de voedselconferentie in Rome in juni 2008 al opgeroepen om het aandeel van de middelen van de ontwikkelingshulp bestemd voor de landbouwsector op te trekken van 10 procent in 2010 naar 15 procent in 2015. Tijdens de voorbereiding van de voedseltop heeft ons land met succes gepleit voor het opnemen in de verklaring van de noodzaak van een belangrijke toename van investeringen in de landbouwsector. Ook de versterking van de kleinschalige familiale landbouw en de promotie van de rol van de vrouw in de voedselvoorziening zijn thema’s waar België als tiende belangrijke donor van de FAO steeds op aandringt.

 

Gisteren heb ik er trouwens naar verwezen dat het bijzonder belangrijk is dat deze regering, deze meerderheid, een zeer lang bestaand engagement realiseert. Mijnheer Van der Maelen, toen u deel uitmaakte van de meerderheid, hebt u dat ook nagestreefd, maar deze keer wordt het gerealiseerd. Het gaat om het bereiken van de 0,7 procent bbp-punt in financiële middelen naar ontwikkelingssamenwerking. Gelet op de accenten die daar worden gelegd, is dat mee een belangrijke bijdrage van ons land tot de oplossing van het schandaal van de armoede in het algemeen en het gebrek aan menswaardig voedsel in het bijzonder. Een aantal accentverschuivingen in de programma’s die worden uitgewerkt en onderhandeld door collega Michel, meer bepaald de sterke nadruk op landbouw, op basisvoorziening inzake voedsel, komt daaraan ook tegemoet.

 

Inzake de toekomstige bijdrage aan de FAO wordt momenteel onderhandeld in hoeverre de verplichte bijdragen aan de organisatie verhoogd kunnen worden. Wij pleiten in Europees verband dienaangaande voor een verhoging met iets meer dan 6 procent.

 

België heeft van zijn kant zijn bijdrage aan het internationaal fonds voor landbouw, dat zich in het bijzonder op voedselzekerheid richt, voor 2009, ondanks de moeilijke budgettaire toestand, verdubbeld tot 6,6 miljoen euro en voor de komende periode van 2010 tot en met 2012 opgetrokken tot 7 miljoen, wat een verhoging betekent van 114 procent in vergelijking met de vorige periode.

 

Het Belgisch Overlevingsfonds dat aan een derde fase toe is, wordt omgedoopt tot Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid en voorziet voor 2010 en 2011 telkens in een complementair budget van 18,5 miljoen euro. België ondersteunt ook strategisch landbouwonderzoek via de adviesgroep Internationaal landbouwonderzoek. Voor de periode van 2008 tot 2011 wordt daarvoor 24,1 miljoen euro voorzien, een verhoging met 40 procent vergeleken met de vorige vierjarige periode. Dat zijn niet alleen beleidsaccenten maar ook bijkomende inspanningen die ons meehelpen op weg naar een oplossing voor het voedselprobleem. Ik onderschrijf echter uw zorg en ook deels de frustratie over het gebrek aan grote doorbraken op de wereldtop die begin deze week heeft plaatsgevonden.

 

13.04  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Tinne Van der Straeten aan de minister van Buitenlandse Zaken over "een eventuele samenwerking met Saoedi-Arabië inzake CCS (carbon capture and storage)" (nr. 16490)

- mevrouw Katrien Partyka aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de mogelijke samenwerking met Saoedi-Arabië inzake opvang van CO2" (nr. 16495)

14 Questions jointes de

- Mme Tinne Van der Straeten au ministre des Affaires étrangères sur "une éventuelle collaboration avec l'Arabie saoudite en matière de CCS (carbon capture and storage)" (n° 16490)

- Mme Katrien Partyka au ministre des Affaires étrangères sur "une éventuelle collaboration avec l'Arabie saoudite en matière de capture et de stockage de CO2" (n° 16495)

 

14.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, een paar weken geleden is er een missie geweest naar Saoedi-Arabië en onder andere in de Arabische pers is er gewag gemaakt van een eventuele samenwerking tussen België en Saoedi-Arabië op het vlak van CCS of carbon capture and storage. In 2013 zou Saoedi-Arabië CO2 willen injecteren in het olieveld Ghazanfar Ali Khan. Vandaag bestaat er al een samenwerking tussen Noorwegen, Nederland, Engeland en Saoedi-Arabië op het vlak van CCS. Dat is het zogenaamde CCS Initiative. Blijkbaar zou tijdens uw missie België de vraag hebben ontvangen om ook deel uit te maken van het initiatief.

 

Mijn vragen liggen dus voor de hand. Ten eerste, heeft België effectief de vraag ontvangen om deel uit te maken van het CCS Initiative?

 

Ten tweede, wat werd er besproken in Saoedi-Arabië met betrekking tot CCS en met betrekking tot de energieproblematiek in het algemeen?

 

Ten derde, wat houdt dat project precies in en welke landen nemen eraan deel?

 

Ten vierde, over hoeveel geld gaat het?

 

Ten vijfde, wat zal de specifieke Belgische bijdrage zijn?

 

Ten slotte, is hierover overleg gepland met de minister bevoegd voor Energie.

 

14.02 Minister Yves Leterme: Mevrouw Van der Straeten, het klopt dat er op 24 oktober jongstleden een gesprek is geweest op het ministerie van Petroleum in Riyad. De Saoedische gesprekspartners, wier namen ik u schriftelijk kan meedelen, hebben toen de mogelijkheid geopperd dat, gezien de Belgische mogelijkheden zoals die werden uiteengezet door de Belgische Carbon Energy Club, een samenwerkingsverband van petrochemische, scheikundige en milieutechnische bedrijven, en ook van energiebedrijven, het four kingdom initiative op het vlak van carbon capture and storage of CCS desgevallend kan worden uitgebreid tot België.

 

Die vraag werd uiteraard gesteld aan de Belgische Carbon Energy Club. Het kan niet echt een formele vraag worden genoemd, maar gelet op het belang voor ons bedrijfsleven om die milieutechnologische evolutie niet te missen, spreekt het vanzelf dat de mogelijkheid door de Belgische delegatie met veel belangstelling werd onthaald.

 

In antwoord op uw precieze vragen kan ik zeggen dat tijdens dat gesprek niet concreet werd ingegaan op CCS. De verschillende bedrijven hebben hun mogelijkheden voorgesteld op het vlak van duurzame energievoorziening, waarbij de aanwezigheid van capaciteit en knowhow om belangrijke projecten en ontwikkelingen te realiseren in de verf werden gezet. Van Saoedische zijde werd grote belangstelling getoond voor die mogelijkheden en voor duurzame energie in het bijzonder.

 

U vroeg wat het project precies inhoudt en welke de deelnemende landen zijn. Er wordt informatie ingewonnen over het project op zich, waaraan op dit moment 4 koninkrijken, 4 olie- en gasproducerende landen, aan deelnemen: Nederland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Saoedi-Arabië.

 

Over hoeveel geld gaat het? Doordat er nog geen deelname is, kan er ook geen bedrag worden vermeld, en ook de herkomst van de financiële middelen niet. Ik wil trouwens herhalen dat de vraag uitdrukkelijk werd gesteld aan de privésector. In België is er, misschien in tegenstelling tot in Saoedi-Arabië, een onderscheid met de publieke sector. Meer zeg ik daar niet over.

 

Wat zal de specifieke Belgische bijdrage zijn? De specifieke Belgische bijdrage is niet bekend, maar zal gezien de Belgische geologische structuur niet kunnen bestaan uit het aanbieden van opslagruimten. Waar men wel aan denkt is om op basis van onze bestaande technologie bepaalde elementen verder te ontwikkelen en te leveren die nuttig kunnen zijn bij het uitwerken van de opvang-, transport- en stockeersystemen. Hoe vroeger onze bedrijven betrokken kunnen worden bij de studie en bij de pilootprojecten, hoe sneller zij zich die technologie eigen kunnen maken en hoe competitiever zij op de markt van die op termijn zeer omvangrijke investeringen zullen verschijnen.

 

Ook voor het overleven van milieubewuste industrieën in ons land en de eraan verbonden werkgelegenheid en waardecreatie is de verwerving van technologisch kunnen in de innovatieve milieutechnologieën van groot belang.

 

Ik kom aan het overleg met collega Magnette. Het is vanzelfsprekend dat alle bevoegde instanties, zowel de federale als gewestelijke, betrokken zullen worden bij het bestuderen van het CCS-initiatief van de vier koninkrijken en de mogelijke Belgische toetreding, eenmaal onze diensten voldoende informatie hebben kunnen verzamelen en hebben kunnen uitmaken welke de voorwaarden of taken zijn die aan ons land en het Belgische gespecialiseerde bedrijfsleven zouden kunnen worden toevertrouwd.

 

Ik heb intussen wel collega Magnette mondeling op de hoogte gebracht van die vraag en hem uitgelegd wat de context en de draagwijdte zijn van het betrokken gespreksonderwerp.

 

Mevrouw Partyka, ik begroet u met bijzonder veel waardering, ik kom aan uw vraag over het concrete karakter van de samenwerking. De gesprekken in Saoedi-Arabië konden echt onmogelijk diep op de zaak ingaan, gelet op de geschetste context. Het is ook moeilijk in het kader van dat soort missies. Daarvoor dienen die missies ook niet.

 

Mevrouw Partyka, zoals gezegd, wordt de geboden opportuniteit momenteel verder onderzocht. Een mogelijke Belgische samenwerking zal met de bevoegde federale en gewestelijke departementen en met de industriële sector en de federaties verder worden geanalyseerd en worden beslist, waarbij rekening zal worden gehouden uiteraard met de wensen van de reeds bestaande leden, Noorwegen, Nederland, Saoedi-Arabië en het Verenigd Koninkrijk, en het aanbod van de Belgische private en publieke sector.

 

14.03  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Ik wil de minister bedanken voor zijn omstandige antwoord en ik deel uiteraard de bekommernis om milieubewuste industrie en innovatieve technologieën te kunnen ontwikkelen, desgevallend ook in België. Ik vraag mij echter af of de grote economische opportuniteiten in ons bedrijfswereld zullen liggen.

 

U heeft zelf aangekaart dat wij geen opslagruimte hebben. Ik denk dat wij weinig sites hebben waar wij CO2 kunnen opslaan. Het gaat vandaag nog altijd over een immature technologie. Stel dat het er ooit zou komen, dan denk ik dat onze CO2 eerder zal worden geëxporteerd naar Nederland. Daarover worden reeds gesprekken gevoerd. Als het gaat over milieubewuste industrie en bedrijven meen ik dat er veel meer toekomst zit in andere sectoren. Ik denk aan het omschakelen van de chemie waarover in het Antwerpse bekken heel veel wordt nagedacht.

 

Er zijn ook andere pistes dan de CCS-pistes. Ik denk bijvoorbeeld ook aan de offshore windtechnologie in de Noordzee die voor onze baggerbedrijven dan weer een enorme opportuniteit is. Ik weet dat er zeer veel aandacht is voor CCS op alle niveaus. Ook op Europees vlak wordt daarvoor gemakkelijk veel geld vrijgemaakt, maar het zou wel eens een zeepbel kunnen zijn. Ik denk dat de problematiek waarover het vandaag gaat zo urgent is dat wij onze schouders moeten kunnen zetten onder technologieën die vandaag veel meer matuur zijn dan CCS, met name wind- en zonne-energie.

 

Het valt mij op dat ook minister Magnette een memorandum of understanding heeft met Qatar. Hij wil samenwerken rond duurzame energieprojecten. Ik betreur toch wel een beetje dat nu blijkt dat de duurzame energieprojecten, die worden opgezet in samenspraak met het buitenland, toevallig allemaal in het Midden-Oosten moeten worden gesitueerd. Ik denk dat wij verder moeten kijken dan dat en onze samenwerking met het Midden-Oosten vooral op gas moeten richten. Als het echt gaat over milieubewuste en innovatieve technologieën moeten wij meer naar de pure hernieuwbare energietechnologieën kijken in plaats van immature technologieën die even goed een zeepbel kunnen blijken te zijn.

 

14.04 Minister Yves Leterme: Nog een kleine opmerking ten aanzien van de repliek van mevrouw Van der Straeten. Ik kan een deel van haar zorg delen.

 

Aan de andere kant is mijn houding in het behartigen van onze belangen inzake buitenlandse handel, investeringsacquisitie en dies meer, met respect voor de gewestelijke bevoegdheden ter zake, dat wij vraaggedreven moeten werken. Als grote bedrijven deel uitmaken van die missie en de ingenieurs, die verantwoordelijkheid dragen voor het aandeelhouderschap en het ingebrachte kapitaal, uitgaan van economische opportuniteiten in Nederland, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en Saoedi-Arabië om daar in samenwerking met die instanties nieuwe milieutechnologieën, energietoepassingen tot stand te brengen; wie ben ik dan om te zeggen dat dit niet hoeft. Er zijn ter zake historische voorbeelden. Ik denk dat er meer zit in het behartigen van wat door de sectoren zelf naar voren wordt geschoven als economisch leefbaar en winstgevend.

 

14.05  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik denk wel dat de behoefte en de vragen van de andere landen in het consortium anders zijn dan die van ons. Noorwegen heeft al een demonstratieproject op het vlak van CCS. Nederland en meer specifiek Rotterdam is daar ook mee bezig. Het zijn ook twee landen die lege gasvelden hebben waarin zij die CO2 ooit hopen te injecteren. Saoedi-Arabië rekent daarnaast vooral op de CCS-techniek omdat zij door het injecteren van CO2 meer olie uit de velden kunnen halen. Ook al is er een vraag van de sector, ik ben absoluut niet overtuigd van een echte meerwaarde.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.58 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15.58 heures.