Commissie voor de Sociale Zaken

Commission des Affaires sociales

 

van

 

dinsdag 17 november 2009

 

Voormiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 17 novembre 2009

 

Matin

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.22 heures et présidée par M. Yvan Mayeur.

De vergadering wordt geopend om 10.22 uur en voorgezeten door de heer Yvan Mayeur.

 

01 Vraag van mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de fietsvergoeding en RSZ-bijdrage" (nr. 14242)

01 Question de Mme Meyrem Almaci à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "l'indemnité vélo et les cotisations ONSS" (n° 14242)

 

01.01  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, de fietsvergoeding is vorig jaar in de programmawet verhoogd van 0,15 euro naar 0,20 euro per kilometer, maar de sociale zekerheid onderwerpt nog altijd het bedrag boven 0,15 euro per kilometer aan sociale bijdragen. Dat is mij via verschillende kanalen bevestigd. Dat maakt eigenlijk dat de tussenkomst van de werkgever voor het woon-werkverkeer met de auto goedkoper wordt, omdat het is vrijgesteld van RSZ-bijdragen.

 

Ik heb u een voorbeeld gegeven in mijn vraag. Het heeft geen zin dat ik het helemaal voorlees, maar het is wel veelzeggend voor het verschil tussen de vergoeding voor werknemers die een bedrijfswagen hebben en zij die de fiets gebruiken. Klopt het voorbeeld?

 

Wat zult u doen om de ongelijkheid weg te werken, om de fietsvergoeding aantrekkelijker te maken en om de principes van sociale ecologie, waarover de regering spreekt en die u persoonlijk na aan hart liggen, toe te passen, zodat de fietsvergoeding niet duurder blijft dan de autovergoeding en dat misstand wordt weggewerkt?

 

01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, de FOD Sociale Zekerheid heeft een ontwerp van KB opgesteld, waardoor het bedrag van de sociale vrijstelling in verband met de kilometervergoeding toegekend door de werkgever aan de werknemer voor verplaatsingen met de fiets tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, met de fiscale vrijstelling wordt gelijkgesteld.

 

Het ontwerp van KB wijzigt artikel 19 van het KB van 28 november 1969 door de kilometervergoeding toegekend door de werkgever aan de werknemer voor verplaatsingen met de fiets tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, sociaal vrij te stellen voor een bedrag van maximaal 0,145 euro. Omdat dat bedrag aan het indexcijfer van de consumptieprijzen wordt aangepast, bedraagt het werkelijk bedrag momenteel 0,20 euro, net zoals voor de fiscale vrijstelling.

 

De procedure voor het verkrijgen van de nodige adviezen en akkoorden is lopende. De inspecteur van Financiën en het beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gaven reeds een positief advies. Het akkoord van de staatssecretaris van Begroting werd aangevraagd. Het ontwerp van KB zal op korte termijn aan de Ministerraad ter goedkeuring worden voorgelegd. Vervolgens kan het voor advies aan de Raad van State worden bezorgd. Nadien kan het worden ondertekend en gepubliceerd. Het KB zal op 1 januari 2010 in werking treden.

 

01.03  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat reeds positieve adviezen zijn gegeven.

 

Een zaak blijft voor mij onduidelijk. Het KB zal op 1 januari 2010 worden aangepast, terwijl reeds in de programmawet stond dat de fietsvergoeding zou worden opgetrokken. Men verliest dus een jaar, of treedt dat in werking met terugwerkende kracht?

 

01.04 Minister Laurette Onkelinx: Er is geen retroactiviteit.

 

01.05  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Er komt dus geen terugwerkende kracht. Dat is vreemd. Ik had van de Fietsersbond immers vernomen dat de terugwerkende kracht mede in het advies was opgenomen. Daar wordt dus niet op ingegaan. Ik betreur dat uiteraard.

 

01.06  Laurette Onkelinx, ministre: D'après les informations que l'on me donne – que je dois vérifier –, il n'y a pas d'effet rétroactif. D'ailleurs, il serait un peu difficile d'en prévoir un en la matière.

 

01.07  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Ik betreur dat ten zeerste. Het is zeer jammer dat vorig jaar in de programmawet een voorstel, waarvan ik trouwens de auteur was, werd overgenomen, zonder dat de aanpassing was gebeurd. Daardoor blijft de RSZ berekend op het gedeelte boven 0,15 euro per kilometer. Dat wil zeggen dat wij vorig jaar een programmawet hebben goedgekeurd, waarna we een jaar hebben verloren. Ik betreur dat, maar ik kijk uit naar de aanpassing en hoop dat het vanaf 1 januari 2010 in orde zal zijn, zodat we dergelijke mistoestanden niet meer meemaken. Zeker als men zich engageert voor sociale en ecologische maatregelen, mag men zich niet in de voet schieten door beslissingen te nemen die dan op een andere manier via de sociale secretariaten duurder blijven dan de autovergoeding. Ik betreur de gang van zaken en hoop dat een en ander snel wordt aangepast.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le mode de calcul du revenu maximal autorisé pour le conjoint de bénéficiaires d'une indemnité d'invalidité" (nos 14302, 14369 et 14726)

02 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de berekeningswijze van het toegelaten maximumsalaris voor de partner van personen die een invaliditeitsuitkering ontvangen" (nrs. 14302, 14369 en 14726)

 

02.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, il s'agit d'une question quelque peu technique mais le sujet est important. Madame la ministre, il est rare qu'un travailleur demande à rembourser à son employeur une partie de son salaire. C'est pourtant ce qui arrive à certaines personnes dont le conjoint bénéficie d'une indemnité d'invalidité au vu de l'impact d'un dépassement temporaire du seuil admis sur la situation de toute une famille. Ce sera sans doute le cas tant qu'il n'y aura pas individualisation totale des droits de la sécurité sociale.

 

Je passe le rappel de la loi pour en venir au fait. Vu l'impact que peut avoir le montant du salaire du conjoint, il est crucial de s'entendre sur la manière de calculer ce revenu professionnel maximal autorisé du conjoint, par exemple si le revenu est lissé par une moyenne annuelle. En effet, il me revient que les gestionnaires de dossier à l'INAMI ne calculent pas tous ce montant de la même manière, ce qui entraîne des conséquences dramatiques pour certains bénéficiaires lorsqu'ils changent de gestionnaire de dossiers, se voyant dans l'obligation de rembourser des sommes importantes au regard de leurs revenus en raison d'un dépassement ponctuel du revenu admis pour être considérés comme chef de ménage, alors même que la moyenne annuelle ne dépasse pas le seuil admis.

 

Madame la ministre, pouvez-vous me confirmer que le bénéficiaire d'une indemnité d'invalidité en tant que chef de ménage verra le revenu maximal autorisé du conjoint être calculé selon une moyenne annuelle? Est-il normal qu'il existe une latitude dans ce calcul de la part des gestionnaires de dossiers? Quel dispositif permet-il de vérifier que les dossiers sont tous gérés avec les mêmes modes de calcul? Lorsqu'une erreur ou une divergence est constatée dans le calcul ou dans l'information fournie, quels sont les recours pour les personnes lésées? Le travailleur cohabitant d'une personne en invalidité doit-il aller jusqu'à renoncer à son salaire pour ne pas rembourser ces montants?

 

Parallèlement, diverses rentrées financières peuvent faire basculer le chef de ménage dans la catégorie des isolés ou des cohabitants. C'est le cas des régularisations ONSS ou de l'allocation de foyer et de résidence, entre autres. Est-il envisageable d'étendre la disposition prévue par l'arrêté royal du 12 août 2008 permettant de ne pas inclure ce type de revenus dans les sauts de statut, comme c'est le cas pour les augmentations de pension?

 

02.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, je vous confirme qu'un titulaire invalide avec personne à charge peut en principe prétendre à une indemnité d'invalidité égale à 65 % de la rémunération journalière moyenne. Pour pouvoir être considérée comme personne à charge, la personne concernée ne peut disposer de revenus mensuels supérieurs à 805,06 euros. Il est tenu compte du montant mensuel brut des revenus de la personne à charge. Les avantages annuels, comme la prime de fin d'année, sont divisés par 12 de manière à obtenir un montant mensuel.

 

Lorsque le revenu mensuel de la personne à charge est supérieur à 805,06 euros, l'intéressé est considéré comme titulaire sans charge de famille. Si la personne à charge perçoit uniquement un revenu de remplacement supérieur au seuil, le titulaire est un cohabitant. Il perçoit alors en principe une indemnité d'invalidité égale à 40 % de la rémunération journalière moyenne.

 

Si la personne à charge perçoit uniquement un revenu professionnel ou un revenu professionnel et un revenu de remplacement, si le montant mensuel est supérieur à 805,06 euros mais inférieur à 1 387,49 euros, le titulaire est assimilé à un isolé. Il perçoit alors en principe une indemnité d'invalidité égale à 55 % de la rémunération journalière moyenne. Si le montant mensuel est égal ou supérieur à 1 387,49 euros, le titulaire est considéré comme un titulaire cohabitant. L'indemnité est en principe égale à 40 % de la rémunération journalière moyenne.

 

Pour un titulaire dont l'invalidité a débuté avant le 1er avril 2004, l'indemnité maximale dans le cadre d'un travailleur sans charge de famille est effectivement de 45,59 euros par jour. Ce montant correspond à 40 % de la rémunération maximale d'application pour le calcul des indemnités. Lorsque le montant de l'indemnité comme titulaire isolé, équivalent à 55 % de la rémunération journalière moyenne, est supérieur à ce maximum, l'intéressé perçoit donc uniquement le montant de 45,59 euros.

 

Les dispositions de l'article 213 de l'arrêté royal du 3 juillet 1996 ont cependant été abrogées par l'article 3 de l'arrêté royal du 12 février 2009, qui entrera en vigueur le 1er janvier 2010.

 

À partir du 1er janvier 2010 s'appliquera donc à l'invalide isolé une indemnité maximale égale à 55 % de la rémunération maximale d'application pour le calcul des indemnités.

 

En ce qui concerne les questions précises que vous avez posées, premièrement, il ne me semble pas indiqué de tenir compte d'un seuil annuel moyen de revenus en vue de vérifier si une personne est ou non à charge. Ce système a été d'application il y a très longtemps. Il a cependant été abrogé et remplacé par un montant mensuel de revenus autorisé, qui permet un suivi plus efficace et plus rapide de la situation financière du titulaire et de sa famille et qui autorise, en principe, une révision mensuelle.

 

En outre, le très gros désavantage du seuil annuel résidait dans le fait qu'un léger dépassement du seuil entraînait pour l'intéressé l'obligation de rembourser à sa mutualité pour l'année entière un montant égal à la différence entre le montant annuel d'indemnités perçues en tant que titulaire avec personnes à charge et le montant annuel auquel l'intéressé avait droit sans personnes à charge. Ceci mettait l'assuré social et sa famille dans une situation sociale et financière très difficile.

 

Deuxièmement, le service des indemnités de l'INAMI n'est pas au courant du fait que les dispositions en vigueur et les instructions administratives pourraient ne pas être appliquées de la même manière. Si vous avez connaissance de l'existence d'une telle situation, vous pouvez toujours m'en faire part. Celle-ci sera examinée plus avant.

 

Troisièmement, lorsqu'un titulaire doit rembourser un montant déterminé de l'indemnité, l'intéressé peut toujours introduire un recours contre cette décision auprès du tribunal du travail compétent et ce, dans les trois mois de la réception de la décision. Les modalités d'introduction de son recours sont expliquées dans la décision.

 

L'intéressé peut également demander au service des indemnités de sa mutualité l'obtention des modalités de remboursement. Lorsque la récupération porte sur une période supérieure à sept ans, l'accord entre l'intéressé et sa mutualité doit, cependant, être approuvé par le fonctionnaire dirigeant du service du contrôle administratif de l'INAMI.

 

Dans certaines situations, il peut aussi être totalement ou partiellement renoncé à la récupération d'un montant de l'indemnité indûment perçue si l'intéressé est de bonne foi et si sa situation peut être considérée comme digne d'intérêt. Pour ce faire, l'intéressé doit prendre contact avec le service des indemnités de sa mutualité en vue de la préparation du dossier pour le comité de gestion.

 

Enfin, l'approche de la problématique des sauts dont vous parlez devrait avoir un caractère structurel tenant compte évidemment des conséquences budgétaires.

 

02.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, je vais tenter de paraphraser ma question.

 

Le problème est celui d'un saut ponctuel des revenus du conjoint d'une personne qui perçoit une indemnité. En fonction de ce saut ponctuel, l'indemnité de la personne en invalidité diminue fortement. Si ce saut ponctuel était lissé comme c'est le cas pour certains avantages annuels (treizième mois, pécule de vacances), on éviterait ce dépassement qui a une implication financière importante pour les familles concernées.

 

Je comprends tout à fait la logique qui consiste à travailler sur base d'un montant mensuel, ce qui permet de suivre les dossiers au fil des mois et d'éviter des remboursements importants a posteriori. Mais il me semble que par rapport à des sauts aussi ponctuels, un léger ajustement de la réglementation ou une sensibilisation des services compétents serait utile, étant entendu qu'en cas de problème, on peut toujours saisir le tribunal du travail. Toutefois, vous conviendrez avec moi qu'il s'agit d'une procédure assez lourde pour les personnes concernées. Peut-être qu'une procédure amiable plus légère permettrait de répondre à ce type de situation où l'intéressé est de bonne foi et est simplement une victime collatérale d'une petite prime financière ou d'un paiement d'arriéré à son conjoint.

 

Cela dit, comme vous l'avez suggéré, je vais vous transmettre une copie du document en ma possession et qui traite du cas précis auquel je fais référence.

 

02.04  Laurette Onkelinx, ministre: Nous essayons en tout cas de faire des efforts dans le cadre de l'augmentation des pensions minimales, que ce soit pour les salariés ou les indépendants, en procédant à une neutralisation de manière structurelle dans le cadre de la problématique des sauts. Mais encore faut-il voir comment procéder dans un cadre budgétaire déterminé. Vous pouvez me remettre le document traitant du cas particulier.

 

02.05  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): J'ai relevé cet exemple de la neutralisation des sauts en matière de pension. Et je me demande si l'on ne pourrait pas, pour d'autres types de sauts, appliquer la même neutralisation. Je vous invite donc ainsi que les services de l'INAMI à être attentifs à ce genre de situation.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le rapport de la Cour des comptes sur l'externalisation des services informatiques des institutions publiques de sécurité sociale (IPSS)" (n° 14303)

- M. Stefaan Vercamer à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "la collaboration entre les Institutions publiques de sécurité sociale (IPSS) et l'asbl Smals" (n° 14462)

- M. Christian Brotcorne à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur "le rapport de la Cour des comptes au sujet des entreprises informatiques des pouvoirs publics" (n° 14465)

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het verslag van het Rekenhof over het uitbesteden van de informaticawerkzaamheden van de openbare instellingen van sociale zekerheid (OISZ)" (nr. 14303)

- de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "de samenwerking tussen de Openbare instellingen van de sociale zekerheid (OISZ) en vzw Smals" (nr. 14462)

- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over "het verslag van het Rekenhof over de informaticabedrijven van de overheid" (nr. 14465)

 

03.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, la Cour des comptes a publié, fin juin début juillet, un rapport qui pose quelques constats plutôt interpellants sur les rapports de collaboration entre les Institutions publiques de sécurité sociale (IPSS) et l'ASBL Smals. Cette ASBL rassemble divers services informatiques fournis aux IPSS. Cette structure a été choisie pour sa flexibilité et son efficacité, tout en restant dans le giron des IPSS en question.

 

Pour rappel, l'ASBL Smals employait, début 2009, près de 1 500 personnes et ce n'est pas moins de 820 millions d'euros qui ont été budgétés entre 2003 et 2007 pour ces services externalisés!

 

Le rapport de la Cour des comptes est assez dur à l'égard de la manière dont la collaboration s'établit. Relevons ici quelques points significatifs.

 

1. Une difficulté à justifier le contenu de la collaboration par les instances de contrôle des IPSS, mettant en évidence un manque d'information quant à l'attribution de marchés à l'ASBL, leurs conditions d'exécution, etc.

 

2. L'opacité des modalités de collaboration: le contrôle de celle-ci est concentré entre les mains de quelques hauts fonctionnaires, qui sont aussi administrateurs de l'ASBL. Ils se retrouvent donc en conflit d'intérêts lorsqu'il s'agit d'évaluer la pertinence d'une facture, par exemple. Ce conflit d'intérêts est aggravé par le fait que les services de la comptabilité et les organes de contrôle de leur institution n'ont pas accès à des informations relatives à la facturation.

 

3. Aucun appel d'offres n'est réalisé, ne garantissant dès lors pas que le coût est réellement le moins disant à long terme.

 

4. L'ASBL Smals a réalisé d'autres types de missions que celles prévues initialement, par exemple l'organisation de journées d'études, la réalisation de publicités pour ses membres et des services de l'ordre de la consultance.

 

Ces constats sont assez lourds, tant par rapport à la capacité de contrôle de l'utilisation de deniers publics que par rapport au principe de respect de la loi sur les marchés publics.

 

Madame la ministre, avez-vous pris connaissance de ce rapport? Je n'en doute pas! Quelles sont vos propres conclusions à sa lecture et quels éléments comptez-vous changer? Quelles initiatives avez-vous prises ou comptez vous prendre en faveur d'une meilleure capacité de contrôle public sur les budgets publics affectés à l'ASBL Smals et le respect de la loi sur les marchés publics? Les montants et le nombre d'emplois ne sont pas anodins! J'ai été personnellement très interpellé à la lecture de ce rapport de la Cour des comptes.

 

03.02  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik verwijs naar hetzelfde rapport van juli 2009 van het Rekenhof, waarnaar ook de heer Gilkinet verwijst. In dat rapport werd de relatie tussen de OISZ en de vzw Smals onder de loep genomen. Daarbij wordt gezegd dat er geen rekening wordt gehouden met de wet op de overheidsopdrachten en de controle op de aanwending van de openbare middelen.

 

Tegelijk wordt erop gewezen dat de bestuurders van de vzw Smals eigenlijk ook de leidende ambtenaren zijn die tegelijk afnemer zijn bij de vzw Smals.

 

Het lijkt mij normaal dat de controle op alle instellingen transparant is en dat wordt nagegaan welke middelen voor wat worden gebruikt.

 

Mevrouw de minister, vandaar heb ik de volgende vragen daaromtrent.

 

Bent u op de hoogte van deze constructie? Ik vermoed van wel. Kunt u akkoord gaan met de manier waarop die constructie is opgezet?

 

Ten tweede, hoeveel middelen zijn er sinds 2003 en per jaar naar de vzw Smals afgevloeid? Waarvoor werden die middelen gebruikt? Ik had graag een opsplitsing gezien naar werkingsmiddelen, productiemiddelen en vergoedingen voor de beheerders. Ook had ik willen weten hoeveel elke openbare instelling van de sociale zekerheid jaarlijks aan de vzw betaalt.

 

Zult u de aanbevelingen van het Rekenhof opvolgen? Binnen welk tijdsbestek zult u die hervormingen eventueel doorvoeren?

 

Hoe dient de hervorming van de vzw Smals te gebeuren om te kunnen beantwoorden aan de regels inzake zorgvuldig bestuur en het correct gebruik van de wet op de overheidsopdrachten?

 

03.03  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, ma question fait suite à un rapport de la Cour des comptes qui s'est aperçue que bon nombre d'institutions publiques font appel à des sociétés pour la gestion de leur parc informatique. C'est le cas notamment à la Sécurité sociale où l'informatique sert notamment à la perception des cotisations et à l'octroi des prestations. Un budget conséquent a été prévu pour honorer les interventions de ces entreprises.

 

La Cour des comptes s'est particulièrement intéressée à l'ASBL Smals qui, entre 2003 et 2007, a travaillé pour des institutions publiques de sécurité sociale telles que l'ONSS et I'INAMI, ce qui lui aurait rapporté 463 millions d'euros.

 

Dans son analyse, la Cour constate certaines difficultés. L'attribution des marchés à l'ASBL Smals se fait sans recourir à la procédure relative aux marchés publics et les budgets sont insuffisamment spécifiés. Un certain nombre de fonctionnaires dirigeants des IPSS sont administrateurs de l'ASBL, qui sous-traite elle-même certains travaux. Aucune TVA n'est due sur les prestations – j'imagine que c'est parce que c'est une ASBL. Les prestations fournies sont de plus en plus diversifiées et comprennent l'organisation de journées d'études, le détachement de juristes et de comptables.

 

Face à cette situation qui lui paraît particulière, la Cour formule certaines recommandations pour instaurer plus de transparence et un meilleur contrôle de l'ASBL. À défaut, les marchés informatiques devraient être régis par la loi sur les marchés publics.

 

Dès lors, madame la ministre, mes questions sont les suivantes.

- Partagez-vous le constat de la Cour des comptes sur les pratiques qui existent au sein des IPSS?

- Dans l'affirmative, les recommandations adressées par la Cour des comptes seront-elles mises en œuvre? Selon quel calendrier?

- Envisagez-vous d'autres mesures pour améliorer la transparence et le contrôle dans l'attribution des marchés informatiques?

 

03.04 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, sedert 1939 ondersteunt en begeleidt de vzw Smals inderdaad de openbare instellingen in de sociale sector, de sector van de gezondheidszorg en andere overheidsdiensten op hun vraag bij hun informatiebeheer. Zo kan Smals bijvoorbeeld software ontwikkelen die software blijven aanpassen en onderhouden, en/of software exploiteren op haar eigen infrastructuur. Smals zorgt voor moderne computerzalen en netwerkinfrastructuren.

 

Daarnaast zorgt Smals er ook voor dat het tekort aan informatici op duurzame wijze wordt opgelost en dit tegen een kostprijs die nagenoeg gelijk is aan de directe loonkost. Smals maakt nooit winst doordat ze als vzw enkel voor haar leden en tegen de reële kostprijs werkt.

 

Doordat Smals al deze diensten aanbiedt aan omzeggens alle overheidsdiensten in de sociale sector en de sector van de gezondheidszorg kunnen belangrijke synergieën worden gerealiseerd en kostenbesparende schaaleffecten worden bereikt.

 

Overigens erkent het Rekenhof in zijn rapport de voortrekkersrol die de Belgische openbare instellingen van sociale zekerheid nationaal en internationaal hebben gespeeld en nog steeds spelen inzake e-government en de belangrijke ondersteunende rol van Smals daarin.

 

Om te waarborgen dat Smals haar leden optimaal ondersteunt, is de algemene vergadering van Smals samengesteld uit deze leden en de raad van bestuur uit de leidende ambtenaren van deze leden. Een aansturing van Smals door haar gebruikers is immers de beste garantie dat de dienstverlening zo goed mogelijk is aangepast aan de behoeften van deze gebruikers.

 

Pour rappel, la Cour des comptes reconnaît l'utilité de Smals mais formule plusieurs recommandations, notamment aux fins de garantir un fonctionnement encore plus transparent, en particulier vis-à-vis des organes de gestion des membres de Smals. Ces recommandations ont été transmises à la mi-2008 sous la forme de projets aux services publics membres de l'ASBL Smals, en particulier aux IPSS. Le collège des Institutions publiques de sécurité sociale a souscrit à ces recommandations et a indiqué dans un courrier du 12 septembre 2008 – déjà – la manière dont les IPSS s'engagent à traduire ces recommandations dans la pratique. Ce courrier figure d'ailleurs en annexe du rapport de la Cour des comptes de juillet 2009.

 

La Cour des comptes m'a fait savoir, par courrier du 4 mars 2009, que les mesures proposées par le collège des Institutions publiques de sécurité sociale sont en effet suffisantes et correspondent à son point de vue. Je peux également vous signaler qu'entre-temps, une suite a été réservée à l'ensemble des recommandations.

 

Je souhaite souligner que Smals ne dispose pas de budget ou de subvention propre et, comme indiqué, que tous les travaux sont réalisés à prix coûtant: 25 % des moyens sont affectés à des services divers, 68 % aux salaires et 7 % aux amortissements. Les chiffres exacts sont disponibles dans les comptes annuels de l'ASBL Smals. Enfin, il va de soi que Smals applique correctement la réglementation en matière de marchés publics lorsqu'elle fait appel à un marché public pour des travaux, fournitures ou services de tiers.

 

Enfin, au sujet de la relation entre les IPSS et Smals, je vous demande de consulter les constatations de la Cour des comptes qui recommande notamment d'attribuer à l'ASBL Smals un rôle de centre d'expertise pour la conception technique des projets informatiques et l'accompagnement juridique des procédures d'appel à la concurrence. Dans ce contexte, il faut souligner que les travaux de Smals sont uniquement destinés à des services publics.

 

03.05  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je prends acte de vos explications. Il me semblait utile de faire le point à ce sujet. Je n'avais nullement la volonté de contester l'intérêt d'une mise en commun de moyens, d'une collaboration entre administrations ou d'économies d'échelle. Ce sont de bonnes méthodes. Cela doit se faire en toute transparence avec le véhicule le plus adéquat. Ici, il s'agit d'une ASBL mais il aurait pu s'agir d'un service public transversal qui fonctionnerait aux mêmes conditions de coûts réels.

 

J'entends que Smals et les différentes administrations qui y sont associées ont mis en œuvre les recommandations de la Cour des comptes, qui a donc fait œuvre utile. Cela dit, il faut être attentif à une gestion transparente, efficace et intéressante en termes de dépenses publiques.

 

03.06  Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de minister, de vzw heeft inderdaad een voortrekkersrol gespeeld en speelt die nog en de synergieën zijn terecht. De vraag blijft natuurlijk om dat op de meest transparante manier te doen. Het is goed dat u aankondigt dat de aanbevelingen van het Rekenhof zullen worden uitgevoerd.

 

Ik blijf wel een beetje op mijn honger zitten in verband met de cijfers, maar ik veronderstel dat die achteraf kunnen worden opgestuurd. Het gaat over de cijfers die ik heb opgevraagd in mijn mondelinge vraag. Die kunnen misschien achteraf worden toegestuurd.

 

03.07  Laurette Onkelinx, ministre: Vous retrouverez tous ces éléments en transparence dans les comptes annuels.

 

03.08  Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, je suis satisfait de la réponse de Mme la vice-première ministre et de sa proactivité. En effet, elle n'a pas attendu la question pour interpeller, intervenir et obtenir un satisfecit de la Cour des comptes. Ce rapport aura été utile!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Aan de orde komt de vraag van de heer Bonte over "de budgettaire ontsporing van de sociale zekerheid" (nr. 14444)

 

03.09  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik betreur het dat de meerderheid niet in aantal was waardoor we niet konden beginnen met de bespreking van de beleidsbrief en begroting. Het is evident dat mijn vraag, die al een aantal weken en maanden stof ligt te vergaren in het Parlement, daar compleet in past. Mevrouw de minister, ik stel voor dat ik mijn vraag integreer in de bespreking van de begroting in de hoop dat de meerderheid dan volgende week wel in aantal is.

 

Mijnheer de voorzitter, ik wil van de gelegenheid gebruik maken om op vraag van collega Kitir de suggestie te doen dat haar vraag nr. 15051 wordt uitgesteld. Door de wijziging van de agenda kan ze hier op dit moment niet aanwezig zijn.

 

04 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de aanvraagprocedure bij het BSF voor kinderen" (nr. 14900)

04 Question de M. Stefaan Vercamer à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "la procédure de demande auprès du FSS pour les enfants" (n° 14900)

 

04.01  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dit is een heel specifieke problematiek. Voor kinderen tot en met achttien jaar die lijden aan kanker, gedialyseerde nierinsufficiëntie of een andere levensbedreigende ziekte die continue verzorging vereist, kan men bij het Bijzonder Solidariteitsfonds de terugbetaling vragen van 650 euro extra kosten die verband houden met medische behandelingen die niet worden terugbetaald door het ziekenfonds.

 

Een aanvraag bij het BSF verloopt in drie fasen: de principiële aanvraag, de aanvraag om tegemoetkoming met, onder meer, een uitgebreid behandelingsplan en ten slotte de eventuele aanvraag om verlenging na drie maanden.

 

Telkens zijn daarbij heel wat documenten vereist. Het lijvige dossier wordt veelal samengesteld door de behandelende kinderarts en de sociale dienst van het ziekenhuis. Die hebben vaak talloze uren werk om een behandelingsplan op te stellen en alle ziekenhuisfacturen na te kijken. De complexe en tijdrovende administratie die gepaard gaat met de opmaak van een aanvraag bij het BSF is toch wel een schrijnend probleem.

 

Gezinnen waarvan een kind een levensbedreigende aandoening of ziekte heeft, bevinden zich vaak in een zware emotionele situatie. Ook op financieel vlak is de situatie vaak precair. Een bijzonder omslachtige procedure mag er uiteraard niet toe leiden dat ouders afzien of zouden afzien van hun aanvraag tot terugbetaling bij het BSF.

 

Bent u bereid de huidige aanvraagprocedure voor het BSF te herzien, in het bijzonder voor kinderen en jongeren tot en met 18 jaar? Is er geen vereenvoudiging mogelijk door de beslissing over de ernst van de situatie op een lager echelon te laten nemen, bijvoorbeeld door de adviserend geneesheer ter zake beslissingsbevoegdheid te geven? Ziet u eventueel nog andere mogelijkheden om de aanvraagprocedure bij het BSF administratief te vereenvoudigen?

 

04.02 Minister Laurette Onkelinx: Wat u hebt gezegd is juist. Dat is al goed nieuws, niet?

 

Ce plan de traitement est effectivement complexe! Dans la réponse qui m'est proposée figurent l'ensemble des procédures utilisées par les médecins prescripteurs et l'ensemble des contrôles par le collège des médecins directeurs. C'est extrêmement lourd! Or, ces plans de traitement sont parfois vitaux! Je suis totalement d'accord avec vous et je vous transmettrai cette procédure terrible que vous connaissez bien.

 

Si on souhaite une simplification, actuellement, je ne sais rien faire. Il faut modifier la loi. N'hésitez pas à déposer une proposition de loi. Pour ce qui me concerne, je suis favorable à une révision de la loi pour simplifier au maximum les modalités d'intervention en faveur des enfants malades chroniques. Monsieur Vercamer, vous êtes suffisamment responsable que pour être d'accord avec moi sur le fait qu'on ne peut le faire aveuglément. Il faut simplifier tout en gardant un cadre avec des règles et un contrôle.

 

J'ai à votre disposition le texte reprenant les difficultés de la situation actuelle. J'accepte bien volontiers de revoir cette législation avec les instances compétentes. Vous pourriez également utilement y réfléchir. Notre synergie d'efforts pourrait donner de bons résultats au profit des enfants malades chroniques.

 

04.03  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u mag erop rekenen dat ik u een aantal voorstellen ter zake zal bezorgen om de aanvraagprocedure te vereenvoudigen.

 

Ik dank u omdat u constructief aan het dossier wil meewerken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de financiering van kinderopvang door het FCUD" (nr. 15007)

05 Question de M. Stefaan Vercamer à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "le financement par le FESC de l'accueil de la petite enfance" (n° 15007)

 

05.01  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten werd opgericht om de buitenschoolse opvang te financieren. Het gaat niet om rechtstreekse financiering van de voorziening, maar om een toeslag bovenop de kinderbijslag waarmee kinderopvang kan worden betaald.

 

FCUD wordt op een tweeledige manier gefinancierd, enerzijds door een bijdrage van 0,05 procent op de brutolonen, anderzijds via extra financiële middelen ten laste van het globaal beheer. Dat laatste is het gevolg van een beslissing op de Ministerraad in Oostende van 20 en 21 maart 2004.

 

Uit een mondelinge vraag in de commissie voor de Sociale Zaken van 22 april 2009 blijkt dat de totale som aan middelen voor FCUD in 2006 gelijk was aan 66 746 047,46 euro. Dit bedrag kan worden opgedeeld in 50 246 047 euro gefinancierd door de werkgeversbijdragen, en 16 500 000 euro ten laste van het globaal beheer. De totale uitgaven van dat Fonds bedroegen in 2006 51 006 143 euro.

 

Voor 2007 bedroegen de opbrengsten vanuit de werkgeversbijdragen en het globaal beheer, respectievelijk 52 miljoen euro en 18 miljoen euro, terwijl de bestedingen 51 miljoen euro bedroegen. Voor 2008 en 2009 bedroegen de opbrengsten vanuit de werkgeversbijdragen en globaal beheer respectievelijk 54 miljoen euro en 56 miljoen euro, en 20 en 20 miljoen euro. De bestedingen in 2008 bedroegen 54 miljoen euro.

 

Het probleem is dat, door de afwezigheid van een samenwerkingsakkoord, de bijdrage inzake globaal beheer nog niet aan het FCUD kon worden doorgestort. In het voorjaar van 2008 werd een eerste pakket van staatshervorming afgesproken waarin de overheveling van de middelen van het FCUD naar de Gemeenschappen werd afgesproken. De bijzondere financieringswet zou in deze worden aangepast zodat in de dotatie aan de Gemeenschappen in een equivalent van de middelen van FCUD kan worden voorzien. Tegelijk beloofde u, in een antwoord op mijn vraag van 22 april, dat er snel een nieuw samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de Gemeenschappen zou worden gesloten om de middelen van het globaal beheer te deblokkeren.

 

Het FCUD wordt gefinancierd met zowel middelen uit de werkgeversbijdragen als uit het globaal beheer. Hoeveel middelen staan er op dit moment nog gereserveerd ten gevolge van de blokkering van de middelen van het globaal beheer?

 

Intussen is de begroting opgesteld, maar ten tijde van mijn vraagstelling nog niet. Hoeveel middelen zullen er voor 2010 in de begroting, en dus ten laste van het globaal beheer, worden ingeschreven? Zal er voor dit jaar nog sprake zijn van aanvullende middelen bovenop de inkomsten van de werkgeversbijdragen? Dat zullen we bij de budgetbespreking nog bespreken.

 

U beloofde dat er snel een nieuw samenwerkingsakkoord zou kunnen worden gesloten tussen de federale overheid en de Gemeenschappen om de middelen van het globaal beheer te deblokkeren. Wat is de huidige stand van zaken? Wat zijn de mogelijke oorzaken van de vertraging?

 

Is het niet aangewezen om de federale financiering van het FCUD stop te zetten, gelet op het feit dat middels het FCUD de federale overheid financiering verschaft in een domein dat bij uitstek tot de bevoegdheden van de Gemeenschappen behoort?

 

05.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, il semble qu'aujourd'hui je sois en symbiose avec M. Vercamer! Il est vrai que l'on dispose de moyens. Il est presque indécent, alors qu'il y a de tels besoins sur le terrain, de ne pas les affecter. Sur ce point, vous avez raison.

 

Il fallait évidemment que des propositions, dans le cadre de la loi, soient faites par l'ONAFTS.

Nous venons d'en recevoir, notamment une proposition liée à la problématique des enfants malades. C'est d'autant plus intéressant de lier tout ou partie de l'affectation des montants à l'accueil des enfants malades qu'il existe un moratoire depuis 2004, pas simple à gérer sur le terrain.

 

Maintenant que la proposition a été faite, je compte rencontrer très prochainement les Communautés et des représentants de l'ONAFTS afin de conclure un accord. Si c'est le cas, des moyens pourront être libérés. Je répète que cette réunion devrait avoir lieu à court terme.

 

05.03  Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de minister, ik blijf aandringen dat men ter zake tot een samenwerkingsakkoord zou komen. Er zijn middelen beschikbaar voor noden die volgens iedereen dringend moeten worden ingevuld. We zitten met een tekort aan budgetten om die noden in te vullen. Toch staan de middelen ter beschikking, maar ze worden niet besteed ten bate van de noden die er zijn. Ik blijf dus erop aandringen dat men daar zeer dringend werk van maakt. Ik zal daarop blijven terugkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 15051 van mevrouw Kitir is uitgesteld. M. Hamal n’est pas présent pour poser sa question n° 15246.

 

06 Vraag van mevrouw Ingrid Claes aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de RSZPPO en het systeem van automatische afhouding" (nr. 15370)

06 Question de Mme Ingrid Claes à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "l'ONSSAPL et le système de retenue automatique" (n° 15370)

 

06.01 Ingrid Claes (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZPPO) is het socialezekerheidsorganisme dat bevoegd is voor de provinciale en plaatselijke besturen zoals onder meer de provincies, de gemeenten, de intercommunales en de OCMW's. Voor die besturen en voor hun personeelsleden is de RSZPPO dé toegangspoort tot de sociale zekerheid.

 

De betaling van de bijdragen als werkgever aan RSZPPO is strikt gereglementeerd op straffe van ernstige boetes bij laattijdigheid. Vandaar dat heel wat besturen ervoor opteren om deze bijdrage via het systeem van automatische afhoudingen te regelen.

 

Dat wordt ook voorzien in een document door de bevoegde instantie, in het formulier "R2 Beheer gegevens werkgeversrepertorium RSZPPO". Het principe is uitdrukkelijk toegelicht in de voetnoot van het formulier en stelt dat het systeem van de automatische afhouding enkel mogelijk is met een rekening geopend bij Dexia Bank.

 

Kiezen voor automatisch afhouding, impliceert dus dat een bestuur verplicht is om een rekening te openen bij Dexia Bank indien men daar nog geen rekening heeft.

 

Mevrouw de minister, mijn vragen daarover zijn de volgende.

 

Ten eerste, waarom is het systeem van automatische afhouding bij de RSZPPO enkel via Dexia Bank mogelijk? Wat ligt daaraan aan de basis?

 

Ten tweede, kan dat worden herzien? Welke stappen zal u daaromtrent eventueel zetten?

 

06.02 Minister Laurette Onkelinx: Het systeem van automatische afhouding in het raam waarvan een lokaal bestuur aan de RSZPPO de machtiging verleent om automatisch op iedere vervaldatum de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen af te nemen van zijn rekening berust op geen enkele verplichting. Het staat de besturen volledig vrij hun verrichtingen bij een andere bankinstelling te vestigen. De verschuldigde bedragen aan socialezekerheidsbijdragen worden immers een maand vooraf kenbaar gemaakt aan het bestuur waardoor het over alle mogelijkheden beschikt om aan zijn verplichtingen tijdig te voldoen. In voorkomend geval zal ook de beschikking van artikel 21 van het KB van 25 oktober 1985 dat de ambtshalve afhoudingen regelt dienen te worden herzien. Het is immers essentieel en in het belang van alle partijen dat de betaling van de socialezekerheidsbijdragen gewaarborgd blijft.

 

Ten tweede, zoals u zelf reeds aangeeft is deze exclusiviteit van Dexia Bank uitsluitend historisch te verklaren door het groot aantal besturen van de lokale sector dat een rekening voerde of tot heden nog aanhoudt bij het vroegere Gemeentekrediet dat opgegaan is in Dexia Bank.

 

Ten derde, uiteraard is geen enkele werkwijze statisch. Met meerdere bankinstellingen werden reeds gesprekken gevoerd om na te gaan op welke wijze een dergelijk systeem van automatische afhoudingen kan worden verruimd. Tot heden hebben deze contacten geen resultaat opgeleverd omdat dit een grondige aanpassing van het betalingssysteem binnen de RSZPPO vergt en vandaag niet afdoend werd aangetoond dat bij meerdere lokale besturen een reële vraag bestaat om dat project prioritair aandacht te verlenen.

 

Bij voldoende belangstelling zal de RSZPPO alles in het werk stellen om na te gaan hoe een dergelijk betalingssysteem kan worden geïmplementeerd. Zolang slechts individuele besturen hun betalingsverkeer naar de RSZPPO willen optimaliseren kunnen afzonderlijke werkafspraken zonder bijkomende kosten en systeemwijzigingen vrijwel hetzelfde resultaat opleveren.

 

06.03  Ingrid Claes (CD&V): Mevrouw de minister, u geeft een heel omstandig antwoord. Ik zou het toch wel belangrijk vinden als de bestuurders zelf via hun eigen bankinstelling de betalingen zouden kunnen uitvoeren. Uit uw antwoord kan ik niet zo goed afleiden of dit ook zal gebeuren.

 

06.04 Minister Laurette Onkelinx: Dat is mogelijk.

 

06.05  Ingrid Claes (CD&V): Als de bestuurder vraagt om de betaling via zijn bankinstelling te regelen dan is dit volgens u mogelijk? Ik denk wel dat u die voetnoot dan moet aanpassen op het formulier die de bestuurder moet invullen want dat leidt momenteel tot verwarring. Ik heb het over het formulier R2 beheergegevens werkgeversrepertorium RSZPPO. In luik 4 staat immers dat men verplicht is om de betalingen via Dexia te laten verlopen.

 

06.06 Minister Laurette Onkelinx: Dat is een probleem.

 

06.07  Ingrid Claes (CD&V): Ik zou u willen vragen om dat aan te passen.

 

06.08 Minister Laurette Onkelinx: Ik zal dat voorstellen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het consensusvoorstel inzake de kostenvergoedingsregeling" (nr. 15416)

07 Question de Mme Sonja Becq à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "la proposition consensuelle relative au règlement des indemnités" (n° 15416)

 

07.01  Sonja Becq (CD&V): Mevrouw de minister, wij hebben de problematiek van de vrijwilligers al geregeld bij u aangekaart. Ook de heer Goutry en veel andere collega’s staan achter een aanpassing van het statuut van de vrijwilligers.

 

Voor twee specifieke groepen is een advies van de Hoge Raad voor Vrijwilligers geformuleerd. Ik zie wel dat u in uw beleidsnota voor de ambulanciers van het Rode Kruis in een aanpassing, ook van de onkostenvergoeding, voorziet. De andere groep waarvoor wij aandacht vragen, is de groep van de oppashulp, die in elk geval in de Vlaamse Gemeenschap bestaat. Ik weet niet of dat ook in de Franstalige Gemeenschap het geval is.

 

Het gaat over een groep vrijwilligers die overdag of ’s nachts oppast. Gisteren was er in het journaal van de VRT nog heel uitdrukkelijk sprake van het belang van nachtoppas. Uit een getuigenis bleek dat een nachtoppashulp bij een ouder koppel dat nog samen thuis woont – de man is ziek en bedlegerig en wordt ook ’s nachts heel vaak wakker –, essentieel is om het oudere koppel thuis te kunnen laten blijven wonen. De oppas komt vrijwillig slapen en staat vier of vijf keer per nacht op om te helpen.

 

Men mag het belang van een oppashulp niet onderschatten. Het gaat hier ook nog om vrijwillige hulpverlening. Als dat via een professioneel circuit moet gebeuren, betekent dat ook serieuzere meerkosten, onder meer op het vlak van de professionaliteit, terwijl het vaak om een gewone oppas gaat, vergelijkbaar met babysitdiensten voor kinderen.

 

Het probleem van het jaarplafond – niet het dagplafond – van de onkostenvergoeding werd ook al eerder geschetst. Het is immers niet zo gemakkelijk om veel vrijwilligers te vinden. Er wordt vaak op dezelfde mensen een beroep gedaan, die in de regel aan 2,5 euro per uur worden vergoed. Zij maken ook onkosten in verband met hun algemeen vrijwilligerswerk, maar dat is niet altijd gemakkelijk te definiëren.

 

Vandaar was er ook de discussie bij de Hoge Raad voor Vrijwilligers, mede op uw vraag. Ik heb begrepen dat de Hoge Raad voor Vrijwilligers een advies heeft gegeven, zowel met betrekking tot de ambulancierdiensten als met betrekking tot de oppashulpdiensten. Hij vraagt, terecht, een duidelijk kader en omschrijvingen om op die manier in een specifieke uitzonderingsituatie te kunnen voorzien in het artikel 12 van de vrijwilligerswet.

 

Mevrouw de minister, bent u bereid het advies, waarover er een consensus was in de hoge raad, op te volgen en een specifieke uitzondering te regelen via artikel 12? Zijn er naast de oppas en de vrijwillige ramphulpverlening nog andere groepen vrijwilligers die desgevallend in aanmerking komen voor dergelijke regeling?

 

07.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, nous en avons déjà beaucoup discuté, notamment parce que Mme Becq a déposé une proposition de loi en la matière. Je me suis alors engagée, sur la base de cette proposition de loi, à récolter les avis nécessaires. Aujourd'hui, nous sommes toujours dans cette phase-là, étant donné que j'ai reçu deux avis sur trois. J'ai reçu l'avis du Conseil supérieur des volontaires le 12 octobre 2009 qui est favorable à l'introduction d'une exception pour les trois catégories relatées dans votre proposition et à l'augmentation du remboursement des frais pour celles-ci.

 

Ik heb ook een advies van de FOD Sociale Zekerheid van 16 juli 2009. De FOD Sociale Zekerheid heeft daarentegen enkel een positief advies gegeven om de onkostenvergoeding te verhogen voor de categorieën van de ambulanciers die dringende, medische hulpverlening verzorgen.

 

De FOD meent dat een uitzondering enkele voor voornoemde categorieën voldoende juridisch kan worden gemotiveerd. De activiteiten die de diensten voor dringende, medische hulpverlening uitoefenen, zijn immers grotendeels dezelfde als de activiteiten van de vrijwillige brandweerlui. Volgens officiële schattingen voeren de vrijwillige brandweerlui immers 80 procent van hun opdrachten uit in het kader van de dringende, medische hulpverlening. Er bestaat met andere woorden een grote mate van concurrentie tussen beide groepen. Bovendien moeten beide groepen aan dezelfde opleidingsvoorwaarden voldoen.

 

Volgens de FOD is het dan ook te verantwoorden dat de onkostenvergoeding van de ambulanciers op het niveau van de vrijwillige brandweerlui wordt gebracht. De ambulanciers zijn trouwens de enige groep die mij tot op heden heeft gevraagd de onkostenvergoeding voor hun categorieën te verhogen.

 

Zoals gezegd, heeft de NAR mij echter zijn definitieve advies nog niet bezorgd. Het zou mij eind november 2009 moeten bereiken. Zolang ik het advies nog niet heb ontvangen, wens ik op reglementair vlak nog geen concrete stappen te zetten. Aangezien ik de sociale partners om hun advies heb gevraagd, lijkt het mij immers niet meer dan logisch dat ik hun de tijd bied om in volledige onafhankelijkheid hun advies te geven.

 

07.03  Sonja Becq (CD&V): Dank u wel, mevrouw de minister. Ik apprecieer zeker dat u naar aanleiding van het voorstel de verschillende instanties zou ondervragen en bereid was op grond daarvan een initiatief te nemen.

 

Ik begrijp dat u al het advies hebt gekregen van de Hoge Raad voor Vrijwilligers en dat u ook van de FOD Sociale Zaken advies hebt gekregen? Als het mogelijk is, zou ik dat advies graag ter beschikking krijgen.

 

Volgens de FOD zou er onvoldoende juridische grond zijn? Het is eigenlijk niet moeilijk: er bestaat wetgeving van de Vlaamse Gemeenschap die over thuishulp gaat.

 

07.04 Minister Laurette Onkelinx: Ik zal u het advies van de FOD Sociale Zaken sturen.

 

07.05  Sonja Becq (CD&V): Ik begrijp niet goed hoe een en ander concurrentie kan zijn.

 

07.06  Laurette Onkelinx, ministre: On en discutera lorsque vous aurez l'avis et que nous disposerons de celui du Conseil national du Travail. Je propose que nous revenions ici lorsque nous disposerons de ces trois avis.

 

07.07  Sonja Becq (CD&V): Er zijn ook soms wat misverstanden over de definitie van nachtoppas. Nochtans betreft het een echte, heel acute nood, die duidelijk kan worden omschreven, waarvan ook de groep die nachtoppas verzorgt, duidelijk kan worden omschreven. Net zoals een verhoging van het plafond voor de onkostenvergoeding voor de ambulanciers en brandweerlui kan, denken wij dat dat zeker ook voor de oppashulp kan.

 

Misschien is dat soort hulp aan Waalse zijde niet bekend, maar dat mag geen reden zijn om de maatregel niet te nemen. Ik zou niet graag moeten vaststellen dat er daardoor problemen zouden rijzen.

 

07.08  Laurette Onkelinx, ministre: On en discutera mais il faut le faire dans un cadre global.

 

Il faut soutenir les volontaires mais il faut éviter la concurrence entre des services dans lesquels les travailleurs sont payés et des services où des volontaires recevraient un soutien pécuniaire concurrentiel. La matière est complexe. Je propose que nous en discutions lorsque nous disposerons de l'ensemble des avis des partenaires sociaux.

 

07.09  Sonja Becq (CD&V): Het is belangrijk dat we dat inderdaad doen.

 

Mag ik u wel corrigeren? De diensten van oppashulp zouden nooit om een uitzondering hebben gevraagd. Het was de Vlaamse Gemeenschap die de vraag heeft gesteld, in de vorige legislatuur nog, denk ik. Ik heb de brieven ter zake nog liggen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van de heer Luc Goutry aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de inkomenssituatie in gezinnen met twee invalide partners" (nr. 15428)

08 Question de M. Luc Goutry à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "les revenus des ménages composés de deux partenaires invalides" (n° 15428)

 

08.01  Luc Goutry (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, wanneer in een gezin per ongeluk – het gebeurt jammer genoeg te vaak – beide partners invalide zijn kunnen beiden maximaal beschikken over een invaliditeitsuitkering als samenwonende. Er is geen andere mogelijkheid. Soms leidt dat echt tot schrijnende situaties, wat ik best kan illustreren met een concreet voorbeeld. Soms zeggen voorbeelden veel meer dan theorieën, mevrouw de minister. Daarom heb ik een sprekend voorbeeld.

 

Een invalide vrouw krijgt een uitkering als gezinshoofd, meer bepaald een bedrag van 46,89 euro per dag. Haar man wordt, jammer genoeg, eveneens ziek vanaf 28 april 2008. Hij ontvangt een arbeidsongeschiktheidsuitkering als zelfstandige. Het gaat om een primaire uitkering als samenwonende zelfstandige van 28,92 euro. Hij zette ondertussen zijn bedrijf stop.

 

Het is logisch dat hij in het eerste jaar van primaire ongeschiktheid minder krijgt, maar dan gebeurt het volgende. De man wordt invalide na een jaar, namelijk op 28 april 2009. Aangezien hij zijn bedrijf heeft stopgezet, krijgt hij de hoogste uitkering die mogelijk is voor een zelfstandige invalide samenwonende. De vrouw is samenwonende en de man is samenwonende als zelfstandige. Dat betekent dat voor hem het dagbedrag toeneemt met ongeveer 3 euro, van 28,92 euro naar 31,85 euro. Doordat zijn dagbedrag stijgt, verliest de vrouw echter haar uitkering als gezinshoofd, want ze kunnen allebei maar een uitkering krijgen als samenwonende.

 

Dat betekent dat de dagvergoeding van de vrouw vermindert van 46,89 euro tot 31,85 euro. In plaats van er met 3 euro op vooruit te gaan, krijgt het gezin 15 euro of 600 Belgische frank minder, omdat beide mensen langdurig ziek worden. Het gaat over een gezin dat over een totaal inkomen van slechts 1 600 euro per maand beschikt en wij bestraffen die mensen nog eens omdat ze beiden invalide zijn, vandaar mijn vragen, mevrouw de minister.

 

Zijn dergelijke situaties u bekend? Ik denk het wel, want ik geef u een voorbeeld.

 

Bent u van plan actie te ondernemen om dat probleem op te lossen? Zo ja, welke?

 

Hoe staat u tegenover het voorstel van CD&V, dat al jaren bestaat, waarin we vragen om in een gezin met twee invalide partners minstens aan een van hen altijd het statuut van gezinshoofd toe te kennen? Als men dat zou waarborgen en men kent het toe in de voordeligste regeling, dan zou die vrouw haar tegemoetkoming hebben kunnen behouden.

 

Weet u over hoeveel situaties het gaat en wat bijgevolg de kostprijs zou zijn om dit voorstel door te voeren?

 

08.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Goutry, de door u beschreven problematiek is gekend op beleidsniveau en kan ook optreden wanneer een invalide samenwoont met een persoon die aanspraak maakt op een ander vervangingsinkomen dan een invaliditeitsuitkering.

 

In de uitkeringsverzekering worden de uitkeringen bepaald in functie van de gezinssituatie van de betrokkenen en het feit of er verlies is van enig inkomen. Op deze wijze komt men tot drie categorieën. Ten eerste zijn er de gerechtigden met gezinslast. Ten tweede zijn er de alleenstaande gerechtigden zonder gezinslast. Ten derde zijn er de samenwonende gerechtigden zonder gezinslast. Er wordt dus rekening gehouden met het inkomen van de personen die samenleven met de invalide.

 

Om persoon ten laste te kunnen zijn mogen de betrokken personen geen beroepsinkomen, pensioen, tegemoetkoming of uitkering genieten die hoger is dan 805,06 euro per maand. Als inkomen voor deze drempel worden dus zowel beroepsinkomens als vervangingsinkomens in aanmerking genomen.

 

Er werd een correctiemechanisme ingevoerd. Een tweede plafond staat toe om als alleenstaande beschouwd te worden wanneer het maandelijks bruto beroepsinkomen hoger is dan 805,06 euro maar kleiner of gelijk is aan 1 387,49 euro. Als inkomen voor deze drempel worden alleen het beroepsinkomen of het beroepsinkomen samen met een vervangingsinkomen in aanmerking genomen. Met deze correctiemaatregel wordt vermeden dat de beroepsactiviteit van de persoon ten laste wordt afgeremd of gestopt.

 

Het gevolg van deze regelgeving is dat een arbeidsongeschikte die samenwoont met een partner die een vervangingsinkomen ontvangt hoger dan de laagste drempel van 805,06 euro, onmiddellijk terugvalt van een uitkering met last op een uitkering als samenwonende. Dit betekent een groot inkomenverlies voor de betrokkene. De invalide met gezinslast die een uitkering krijgt van 65 procent van het gederfde loon valt terug op een uitkering als samenwonende, die 40 procent van het gederfde loon bedraagt.

 

In uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2009-2010 dient nog een aantal maatregelen genomen te worden in het kader van het welvaartsvast maken van de inkomensvervangende uitkeringen. De aanpassing van de definitie “gezinshoofd” voor partners met een vervangingsinkomen wordt vooropgesteld om de negatieve effecten van een drempeloverschrijding tegen te gaan.

 

Binnen het RIZIV gaf het beheerscomité voor de uitkeringsverzekering voor werknemers een advies waarin wordt voorgesteld om een derde drempel in te bouwen. De maatregel heeft als doel om aan een arbeidsongeschikte die samenwoont met een partner die een vervangingsinkomen heeft dat zich situeert tussen de laagste drempel van 805,06 euro en de nieuw vast te stellen drempel een uitkering als alleenstaande toe te kennen. Deze uitkering bedraagt 55 procent van het gederfde loon. Het inkomensverlies voor de betrokken arbeidsongeschikte wordt op die manier beperkt.

 

Als tussendrempel wordt 930 euro per maand vooropgesteld, wat overeenkomt met een kostprijs van 8 490 180 euro. Hierdoor zouden 2 328 arbeidsongeschikten die samenwonen met een partner met een vervangingsinkomen tussen de laagste en de nieuw in te voeren drempel een uitkering als alleenstaande kunnen ontvangen. Ik wijs er op dat de tussendrempel van 930 euro hoger is dan het minimumbedrag van de invaliditeitsuitkering die aan de samenwonende regelmatige werknemer wordt toegekend. De maatregel beoogt dus een betere inkomenssituatie voor de gezinnen met twee invalide partners.

 

Momenteel worden de nodige reglementaire wijzigingen voorbereid. De doelstelling is om de maatregel op 1 januari 2010 in voege te laten treden.

 

08.03  Luc Goutry (CD&V): Ik ben blij dat ik de vraag heb gesteld. Uiteraard weet ik dat dit geen parlementair werk is, en dat het moet gebeuren in het beheerscomité voor de uitkeringen. Ik hoor dat de wetgeving dermate is gevorderd dat er al een gedeeltelijke oplossing komt vanaf januari 2010. Het is een gedeeltelijke oplossing omdat er nog altijd een drempel is, maar het is wel beter.

 

De andere regeling die u uitlegde is even schrijnend: iemand die invalide is en waarvan de man of vrouw een inspanning doet om bij te verdienen en het gezin er bovenop te helpen, wordt nog bestraft. Doch, twee gezonde mensen mogen werken zoveel ze willen zonder cumulbeperking, want ze betalen belastingen en sociale bijdragen.

 

Eigenlijk is dat een oude ongerijmdheid die in zijn geheel moet worden weggewerkt. Ik hoop dat men, naast de huidige correctie, het hele stelsel zal doorlichten om te zien waar verbeteringen mogelijk zijn.

 

We leven op hoop. Voor dat voorbeeld is alleszins een oplossing mogelijk.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: La question n° 15575 de M. Brotcorne est transformée en question écrite.

 

09 Samengevoegde vragen van

- de heer Wouter De Vriendt aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de onderzoeksopdracht over het vrijwilligerswerk in België" (nr. 15741)

- de heer Jef Van den Bergh aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over"het onderzoek naar vrijwilligerswerk" (nr. 16379)

09 Questions jointes de

- M. Wouter De Vriendt à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "l'étude sur le travail bénévole en Belgique" (n° 15741)

- M. Jef Van den Bergh à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "l'enquête sur le travail bénévole" (n° 16379)

 

09.01  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de Europese Commissie besliste dat 2011 het Europees jaar van de vrijwilliger wordt.

 

De Hoge Raad voor Vrijwilligers is het adviesorgaan van de federale overheid dat onder andere als basisfunctie heeft een onderzoek te voeren naar vrijwilligerswerk in België. In het kader van die basisfunctie werd toegezegd dat de federale overheid middelen zou vrijmaken om een kwantitatief onderzoek te voeren naar het vrijwilligerswerk in ons land. U zult het met de fractie van Ecolo-Groen! eens zijn dat dergelijke onderzoeksgegevens eigenlijk aan de basis zouden moeten liggen van het beleid ter zake.

 

Eind 2008 had in samenspraak met de Hoge Raad voor Vrijwilligers een lastenboek moeten worden gemaakt met het oog op de toewijzing van een onderzoeksopdracht volgens de openbare aanbestedingsprocedure. Uit mijn informatie blijkt dat dit niet is gebeurd.

 

Ik heb ter zake dan ook een aantal vragen.

 

Ten eerste, klopt het dat de verzoeken van de Hoge Raad voor Vrijwilligerswerk aan u en uw administratie, over het uitblijven van stappen om zo'n overheidsopdracht uit te schrijven en om tot een onderbouwde studie over vrijwilligerswerk te komen, onbeantwoord zijn gebleven? Zo ja, wat is daarvan de reden?

 

Ten tweede, klopt het dat de federale overheid heeft toegezegd om middelen vrij te maken voor een studie en dat die effectief beschikbaar moest zijn tegen de start van het Europees jaar voor de vrijwilliger in 2011? Zo ja, wat is de stand van zaken wat de vrijmaking van deze middelen betreft?

 

Ten derde, ambieert de regering nog steeds zo'n studie? Zo ja, binnen welke termijn beoogt u over deze studie te beschikken? Kunt u de timing meedelen die uw administratie hanteert, inclusief de deadlines voor de verschillende stappen? Ik denk hierbij aan het lastenboek, de openbare aanbesteding en de toekenning. Misschien kunt u ook wat toelichting geven over de rol van de Hoge Raad voor Vrijwilligers in de totstandkoming van deze studie?

 

Ten slotte, worden er bij de federale overheid reeds initiatieven voorbereid voor het Europese jaar voor de vrijwilliger? Zo ja, welke?

 

09.02  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u weet dat vrijwilligerswerk en vrijwillig engagement in het algemeen, CD&V na aan het hart ligt. Wanneer er klachten komen uit die wereld van het vrijwilligerswerk willen wij die graag ernstig nemen en willen wij die hier graag aankaarten.

 

Ik sluit mij aan bij de vragen die reeds door collega De Vriendt naar voren zijn gebracht, over de klachten die wij vernemen via de Hoge Raad voor Vrijwilligers. Die heeft in zijn oprichtingsbesluit toch uitdrukkelijk als taak meegekregen “het onderzoeken van de specifieke problemen waarmee de vrijwilligers en het vrijwilligerswerk geconfronteerd kunnen worden”. Zo staat het uitdrukkelijk in het koninklijk besluit.

 

Mevrouw de minister, men moet die kosten uiteraard ergens kwijt kunnen, als men zulke studies uitvoert. Er is uitdrukkelijk bepaald dat die ten laste komen van de begroting Sociale Zaken en dat er voor elk onderzoek ook toestemming moet worden gevraagd aan de betrokken minister.

 

Sinds 2008 heeft de Hoge Raad voor Vrijwilligerswerk plannen om een grootschalig onderzoek naar het vrijwilligerswerk uit te besteden, met het oog op het jaar van de vrijwilliger, in 2011. Ondertussen lijkt daar weinig schot in te komen. Men vreest bij de hoge raad dat er tegen 2011 nauwelijks onderzoeksmateriaal zal zijn waarmee men ernstig werk kan verrichten tijdens het jaar van de vrijwilliger.

 

Voorts klagen zij over de beperkte middelen. Er zijn uiteraard vele sectoren die graag meer middelen zouden krijgen, maar als zij het moeten rooien met 14 000 euro per jaar, terwijl het grootste deel van hun middelen aan vertaalwerk moet worden besteed, blijft er weinig over om zelf initiatieven te nemen.

 

Vandaar de volgende vragen, mevrouw de minister.

 

Kunt u bevestigen dat er beloftes zijn vanwege de federale overheid om met het oog op het jaar van de vrijwilliger, in 2011, een grootschalig onderzoek naar het vrijwilligerswerk te organiseren?

 

Deelt u de vrees dat, als men niet snel initiatief neemt, er te weinig onderzoeksmateriaal beschikbaar zal zijn tegen 2011? Welke concrete redenen kunt u daarvoor aanhalen?

 

Tot slot, de Hoge Raad voor Vrijwilligers klaagt over een gebrek aan beschikbare budgetten. Hoe staat u tegenover die klacht?

 

09.03 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, om te beginnen zou ik klaar en duidelijk willen stellen dat ikzelf noch de federale regering in haar geheel ooit hebben toegezegd dat er middelen zouden worden vrijgemaakt om een studie naar het vrijwilligerswerk te financieren. Ik heb de Hoge Raad voor Vrijwilligers er enkel op gewezen dat hij de bevoegde ministers steeds kan vragen om onderzoeken naar vrijwilligerswerk te financieren, die binnen hun respectievelijke bevoegdheden vallen,.

 

Naar aanleiding daarvan heeft de raad aan de FOD Sociale Zekerheid gevraagd om een onderzoeksprogramma op te starten, waarbij het vrijwilligerswerk zowel op kwantitatieve als kwalitatieve wijze in kaart zou worden gebracht. Dat voorstel overschreed echter ruimschoots de bevoegdheden van de FOD Sociale Zekerheid. De FOD heeft dan ook voorgesteld om in 2009 slechts een deelaspect van het project te financieren, namelijk de sociale bescherming van de vrijwilligers. Daarvoor werd ook daadwerkelijk een lastenboek opgesteld.

 

De hoge raad wenste echter verder te gaan en de omvang van het vrijwilligerswerk in ons land op een gedetailleerde en representatieve wijze in kaart te brengen en een gedetailleerd beeld te krijgen van de omkadering van het vrijwilligerswerk op het terrein.

 

De hoge raad schatte dat een budget van 190 000 euro nodig zou zijn om zijn voorstel te realiseren. Volgens de FOD bedroeg de totale kostprijs echter dubbel zoveel. Naast de kostprijs bleek ook de looptijd van het project van de raad een probleem te zijn. De raad had die geraamd op 1,5 jaar, terwijl de FOD Sociale Zekerheid onderzoeksprojecten met een looptijd van meer dan 1 jaar niet mag financieren.

 

Om toch tegemoet te komen aan de wens van de Hoge Raad voor Vrijwilligers, is de FOD nog steeds actief op zoek naar instellingen of overheden die het onderzoeksproject willen cofinancieren. Mogelijke partners zijn de diensten van het federaal Wetenschapsbeleid, de FOD Werkgelegenheid, alsook de regionale overheden of bijvoorbeeld de Koning Boudewijnstichting. Ik zal aan de Hoge Raad voor Vrijwilligers voorstellen om ter zake een coördinerende rol op zich te nemen en alle mogelijke partners rond de tafel te brengen.

 

Met het oog op het jaar van de vrijwilliger kan ik akkoord gaan met een beperkte en eenmalige bijkomende financiering, maar die moet worden gecompenseerd voor de andere kredieten van de FOD Sociale Zekerheid.

 

09.04  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, vrijwilligerswerk is belangrijk. Het belangt veel mensen aan. Er zijn heel wat knelpunten van juridische, financiële en administratieve aard. Een integrale studie lijkt ons en ook de Hoge Raad voor Vrijwilligers wel nodig.

 

Ik betreur dat u zegt dat er nu nog altijd geen middelen zijn om een dergelijk globaal onderzoek te doen. Men is blijkbaar nog altijd op zoek naar bijkomende partners.

 

09.05 Minister Laurette Onkelinx: Dat is niet alleen mijn bevoegdheid. Ook andere bevoegdheden zijn daarbij betrokken.

 

09.06  Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mevrouw de minister, ik denk toch dat u het met mij eens bent dat u een coördinerende rol ter zake kunt opnemen en dat het ook de verantwoordelijkheid van uw collega’s in de regering is om ter zake stappen te zetten.

 

Ook met betrekking tot de communicatie zijn heel wat zaken misgelopen. Ik heb signalen gekregen dat e-mails met vragen tot informatie niet werden beantwoord. Ik kan u zelfs de data van die e-mails geven. Misschien moet u dat eens opzoeken in uw administratie. Het gaat om e-mails van 25 november 2008 en 18 december 2008. Er zijn dus echt wel problemen met de communicatie met de sector. Ik stel voor om daarin duidelijkheid te scheppen.

 

U richtte een schrijven naar de Hoge Raad voor Vrijwilligers, met de suggestie om een aantal voorstellen voor een studie te doen. Op zijn minst werden daar verwachtingen gecreëerd die blijkbaar niet werden of kunnen worden ingelost. Ook daar is er minstens een aantal misverstanden inzake de communicatie, en eigenlijk ook een gebrek aan prioriteiten, niet alleen of in de eerste plaats van u maar ook zeker van een aantal van uw collega’s in de regering, om voldoende middelen te mobiliseren voor een globale studie naar het vrijwilligerswerk in ons land.

 

09.07  Jef Van den Bergh (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord, waaruit toch een aantal engagementen blijkt die niet onbelangrijk zijn.

 

Tegenover het vrijwilligerswerk, het vrije engagement van heel veel mensen in onze samenleving, moeten wij niet altijd een financiële waarde stellen, maar het is in elk geval iets dat onze samenleving heel wat rijker maakt. Als er dan een vraag komt naar een diepgaand onderzoek, heel terecht, zeker in het kader van het jaar 2011, moeten wij ervoor zorgen dat dit ook daadwerkelijk kan worden gerealiseerd met het budget dat daarvoor nodig is.

 

Ik begrijp dat u ook achter dat idee staat en u die bekommernis deelt, maar dat de Hoge Raad voor Vrijwilligerswerk botst op de grenzen of het hokjesdenken dat nog steeds bestaat bij de administratie. Dat betreur ik, want een instelling als de Hoge Raad voor Vrijwilligerswerk heeft uiteraard geen boodschap aan bevoegdheidsafbakeningen. Zij hebben nood aan een aanspreekpunt en zij hopen op die manier voldoende engagementen en middelen te krijgen.

 

Ik hoop dat u in samenwerking met uw collega’s initiatieven neemt, en dat die effectief en snel tot de nodige resultaten kunnen leiden. Dan beschikken we in 2011 over een kwalitatief goede studie over vrijwilligerswerk.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "la lutte contre la fraude au système du tiers payant" (n° 16056)

10 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de strijd tegen de fraude inzake de derdebetalersregeling" (nr. 16056)

 

10.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, le système du tiers payant est un mécanisme positif en termes d'accès aux soins de santé pour les plus faibles. Il mérite, à ce titre, d'être soutenu, voire étendu.

 

La fraude découverte à la mi-octobre impliquant un dentiste verviétois ayant perçu indûment des honoraires pour un montant d'un million d'euros entre janvier 2005 et août 2009 n'a, selon la presse, pu être détectée que suite à la plainte d'un patient vigilant auprès de l'INAMI.

 

La procureure du Roi de Verviers a estimé en réaction à cette affaire que: "Cette fraude, très importante au niveau national, a été rendue possible en exploitant les faiblesses du système de facturation en tiers payant". En l'occurrence, l'intéressé a adressé par dizaines, à l'insu des patients, mais aussi de certains confrères, des attestations pour des soins qu'il n'avait pas effectués sur base de coordonnées de patients personnels, mais aussi de patients de confrères dont il détenait les références.

 

Cette malheureuse affaire appelle une réaction vigoureuse.

 

Madame la ministre, de façon générale, ce type de fraude au système du tiers payant est-il fréquent? Combien de fraudes ont-elles été détectées durant ces trois dernières années et quel montant cela représente-t-il? Quelles sont les procédures de contrôle, notamment par rapport au nombre important de prestations remboursées à un même prestataire et/ou sur un même compte?

 

En ce qui concerne le dossier de ce dentiste verviétois, confirmez-vous les faits, les dates, et les montants révélés par la presse? Qu'est-ce qui a déclenché l'enquête de l'INAMI? Pourquoi cette fraude n'a-t-elle pas été détectée plus tôt?

 

Quelles leçons tirez-vous de cette affaire? Envisagez-vous des modifications du système du tiers payant en vue d'un meilleur contrôle sans pour autant remettre en cause l'accessibilité des soins? Avez-vous interrogé les organismes ou assureurs à ce sujet? Quelles sont les réformes envisagées, par exemple via l'instauration de l'obligation d'une contre-signature par les bénéficiaires de soins? Dans quels délais ces réformes pourraient-elles être mises en œuvre?

 

10.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Gilkinet, (…) par le service d'évaluation et de contrôle médicaux de l'INAMI. Cependant, il faut relever que la commission des profils d'activité des praticiens de l'art dentaire adresse régulièrement des dossiers dans lesquels sont détectés à la fois une activité importante en termes de montants remboursés et un recours fréquent voire exclusif au tiers payant.

 

À titre d'exemple, la commission a sélectionné 50 dossiers de dentistes sur base de l'indicateur tiers payant pour l'année 2003; 20 de ces dossiers ont été transmis au service de contrôle.

 

Plus récemment, sur la base des données 2007, 5 947 dentistes ont eu recours au tiers payant pour 0 à 20 % du montant total remboursé. Par contre, pour 298 praticiens, cette utilisation était de 80 à 100 %. Quelle que soit la raison de transmission des dossiers au service de contrôle, tous sont instruits par le service qui peut être amené à dresser des procès-verbaux de constat d'infraction à la législation de l'assurance obligatoire. À titre indicatif, pour la période 2007-2008, 120 enquêtes à charge de dentistes ont été clôturées.

 

Dans la plupart des cas, les dispensateurs reconnaissent les erreurs commises et procèdent au remboursement de l'assurance. C'est ainsi que pour la même période 2007-2008, le service d'évaluation et de contrôle a obtenu le remboursement de 594 603 euros. Dans certains cas, le dossier doit être renvoyé devant les juridictions pour sanctions éventuelles. Les données actuellement disponibles et consolidées renseignent que pour la période du 15 février 2003 au 31 décembre 2008, le montant total obtenu (remboursements et amendes) s'élève à 412 927,83 euros.

 

Le service n'a aucune connaissance des numéros de comptes bancaires sur lesquels les paiements des organismes d'assurances sont effectués, sauf dans le cas d'une enquête déjà diligentée où ceux-ci sont connus a posteriori. La CP dentiste dispose quant à elle des montants remboursés par numéro de prestataire agréé par l'INAMI, mais avec un délai de plus d'un an par rapport à l'année de prestation.

 

Par ailleurs, le dossier que vous avez évoqué est toujours à l'instruction.

 

Il ne m'appartient dès lors pas de communiquer plus en détail sur ce sujet. Je peux cependant vous informer que le point de départ de l'enquête du service évaluation et contrôle est bien une plainte d'un assuré social et que les devoirs d'enquête menés par les médecins inspecteurs ont mis en évidence une organisation frauduleuse au détriment de l'assurance obligatoire. Vu l'ampleur de la fraude, la direction du service a décidé de porter les faits à la connaissance du procureur du Roi, dans le cadre de l'article 29 du Code d'instruction criminelle.

 

Faute d'une information ponctuelle et précise, comme ce fut le cas ici, ce type de fraude qui utilise à la fois l'identité d'assurés sociaux bien réels et celle de prestataires de soins tout aussi réels est totalement indétectable par les organismes assureurs qui assurent le premier niveau de contrôle des prestations de santé. De plus, en distribuant le nombre d'actes et les montants remboursés sur plusieurs numéros de prestataires agréés par l'INAMI, le fraudeur peut parfaitement rester dans un niveau de profil d'activité normale et échapper à la vigilance de la CPN des dentistes.

 

Les abus du tiers payant en dentisterie sont connus depuis un certain temps et sont aussi le sujet de nombreuses discussions au sein de la Commission nationale d'accord dento-mutualiste. À chaque fois qu'une nouvelle prestation est insérée dans la nomenclature, la question se pose de savoir si on l'autorise dans le système du tiers payant ou pas, dépendant du caractère contrôlable de cette prestation par les médecins inspecteurs. Ainsi, nombre de prestations sont en principe exclues de l'application du système du tiers payant mais de nombreuses exceptions sont toutefois prévues afin de ne pas priver les patients en situation précaire de l'accès aux soins buccodentaires.

 

Les accords nationaux dento-mutualistes 2007-2008 et 2009-2010 prévoient une disposition stipulant que le praticien de l'art dentaire qui adhère à ces accords s'engage à ne pas porter en compte plus de 75 % des prestations qui sont en principe interdites dans le régime du tiers payant, en ayant recours aux clauses d'exception, et pas plus de 5 % de ces prestations, en ayant recours à la disposition situation de détresse financière spécifique. Ces données sont collectées, anonymisées et transmises par les organismes assureurs à la Commission nationale Dentomut. Après une instruction contradictoire tenant compte des caractéristiques sociales mesurables de la patientèle du praticien de l'art dentaire, la Commission nationale peut constater une infraction à l'engagement pris.

 

Depuis le 1er mars 2009, ces infractions sont sanctionnées par une suspension temporaire du droit à appliquer le régime du tiers payant sur la base de la convention avec les organismes assureurs ou sur la base de la situation de détresse financière individuelle du patient. Le tiers payant peut alors uniquement être appliqué si le patient est en possession d'une attestation de la mutuelle avec la mention que le régime du tiers payant peut être appliqué.

 

Outre cette mesure de sanction, les modalités d'application de la clause d'exception relative à la situation de détresse financière individuelle sont légèrement renforcées afin d'éviter que la clause soit systématiquement invoquée par le dispensateur de soins. Seul le patient qui se trouve effectivement dans l'impossibilité de payer comptant et pour lequel un paiement différé n'est pas possible ou n'est pas indiqué pour des motifs sociaux peut toujours demander l'application du régime du tiers payant sur la base de la situation de détresse financière individuelle. Il doit l'étayer à l'aide d'une déclaration sur l'honneur signée et rédigée de sa main faisant état qu'il se trouve dans une situation où la réglementation permet une application du régime du tiers payant.

 

Enfin, pour l'avenir, la commission nationale a créé un groupe de travail dans lequel les représentants des organisations professionnelles de dentistes, des mutuelles et du service évaluation-contrôle se réunissent en vue de formuler des propositions structurelles pour une plus grande efficacité du contrôle et de la sanction des abus. Ces propositions seront soumises à la prochaine séance de la commission nationale le 28 novembre prochain.

 

10.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, comme je l'ai rappelé, il faut défendre le système du tiers payant qui est crucial pour l'accès aux soins de santé, notamment en dentisterie. J'ose espérer que cette fraude importante est une exception. Les chiffres que vous donnez sont beaucoup moins élevés que ceux de la fraude liée à ce seul dentiste, si les montants sont confirmés par l'enquête. On parle d'un million d'euros pour ce seul dentiste et la somme des montants que vous citez est bien inférieure.

 

Je m'étonne que vous considériez cette fraude comme indétectable ou difficilement détectable. Heureusement, il y a eu un assuré, un patient vigilant qui a permis de découvrir le pot aux roses et de sanctionner comme il se doit le responsable de cette fraude. J'espère que les travaux en cours pour accentuer le contrôle sans empêcher l'accès aux soins aboutiront. Comme je le disais dans ma dernière question, il faudrait peut-être instaurer un système de contre-signature qui responsabilise le patient. Nous y serons attentifs.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de M. Georges Gilkinet à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "l'enquête sur les fraudes à l'ONSS de la part de la BBL" (n° 16307)

11 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "het onderzoek naar de ontduiking van RSZ-bijdragen door de BBL" (nr. 16307)

 

11.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, début 2009, le 15 janvier en séance plénière et le 3 février en commission des Affaires sociales, je vous ai interrogée ainsi que votre collègue exerçant la cotutelle sur l'ONSS, Mme Milquet, à propos de la fraude avérée de la BBL envers l'ONSS. Cette gigantesque fraude révélée par le journal Vers l'Avenir s'est déroulée pendant une longue période débutant en 1967 et s'étendant au minimum jusque 1997, 1998. Si l'on considère que la régularisation qui a eu lieu pour la période de 1994 à 1998 s'élevait à un milliard de francs belges, le montant total de la fraude est énorme.

 

Vous m'aviez répondu que le comité de gestion de l'ONSS avait décidé le 5 janvier 2009 de lancer une grande enquête afin de voir si ces mécanismes sont bien conformes à la loi et que cette enquête prendrait un "certain temps". Vous aviez même ajouté que s'il s'avérait que l'entreprise tente encore de contourner ses obligations, une plainte pénale serait alors déposée.

 

Madame la ministre, pouvez-vous me dire où en est cette enquête de l'ONSS? Selon quel planning s'est-elle déroulée? Le cas échéant, quelles sont les conclusions de l'enquête? Quelles suites pensez-vous réserver à cette enquête?

 

11.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, monsieur Gilkinet, la nouvelle enquête diligentée à la demande du comité de direction de l'ONSS a été confiée à un inspecteur social expérimenté. Elle est toujours en cours.

 

Cet inspecteur a procédé à une dizaine de visites au siège de l'entreprise et, en marge de celles-ci, à des investigations complémentaires. Il a examiné une masse de documents sociaux et internes: des conventions collectives de travail, des procès-verbaux du conseil d'entreprise, des procès-verbaux des commissions des lois sociales, des notes au personnel, etc. Il a également rendu visite à l'administration fiscale.

 

Compte tenu de la taille et de l'organisation de l'entreprise, vous comprendrez que ces investigations ont pris un certain temps.

 

Des vérifications approfondies ont été opérées au départ de la nomenclature des codes de paie, lesquelles ont pu établir que les recommandations effectuées au terme du précédent contrôle ont été suivies d'effets en tenant compte de l'évolution réglementaire. Il s'agit entre autres de déclarations des commissions et rétrocessions de commissions, de primes exceptionnelles, de primes de jubilé, de primes de qualité, de mérite qualité, de primes de réussite de cours, d'allocations de mariage.

 

L'inspecteur en charge du dossier espère pouvoir clôturer son enquête à la fin du premier trimestre 2010.

 

L'auditorat du travail de Bruxelles a demandé à être informé des résultats de ce contrôle.

 

11.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je vous remercie pour ces précisions. Je suis impatient de pouvoir découvrir les résultats de cette enquête. Pour rappel, les documents publiés dans Vers l'Avenir, notamment quelques notes internes de cette banque qui a pignon sur rue, étaient assez accablants en ce qui concerne un détournement conscient de la loi. Des montants importants de primes échappaient aux cotisations sociales.

 

J'espère que cet inspecteur social est aussi expérimenté que vous le dites et qu'il pourra tirer les choses au clair. Je pense qu'il y a une priorité à donner à ce dossier qui concerne des montants importants.

 

Je note que je devrai vous interroger à nouveau au printemps 2010.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Samengevoegde vragen van

- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de financiering van de vrijwillige legerdienst met middelen uit de sociale zekerheid" (nr. 16512)

- de heer Patrick De Groote aan de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie over "de financiering van de vrijwillige militaire dienst met middelen uit de sociale zekerheid" (nr. 16552)

12 Questions jointes de

- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "le financement du service militaire volontaire par des moyens provenant de la sécurité sociale" (n° 16512)

- M. Patrick De Groote à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale sur "le financement du service militaire volontaire par des moyens provenant de la sécurité sociale" (n° 16552)

 

12.01  Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, de voorbije dagen voerde de minister van Defensie een mediaoffensief met de invoering van een vrijwillige legerdienst, een idee dat de laatste jaren af en toe de kop opsteekt.

 

De zorg dat elke euro uit de sociale zekerheid op een correcte manier wordt gebruikt, is een zaak die zowel u als mezelf na aan het hart ligt. U had het er vorige week in de plenaire vergadering nog over, naar aanleiding van een reeks vragen over vermeende fraude in de sociale zekerheid.

 

De problematiek die ik nu schets, handelt over de besteding van de middelen uit de sociale zekerheid. De minister van Defensie deelde mee dat jongeren in de toekomst vrijwillig hun legerdienst kunnen vervullen met behoud van uitkeringen waarbij hij impliciet ook verwijst naar werkloosheidsuitkeringen, kinderbijslaguitkeringen en wachtvergoedingen.

 

Als lid van parlementaire oppositie is het bijna verplicht om het te vragen: bestaat er hieromtrent een akkoord binnen de regering? We maken te veel mee dat zulks niet het geval is.

 

Wat is het budget in de federale begroting 2010-2011 om die vrijwillige legerdienst te financieren?

 

Meer specifiek: hoeveel werkloosheids-, kinderbijslag- en wachtuitkeringen zullen op deze manier voor de vrijwillige legerdienst worden gebruikt?

 

Mevrouw de minister, het mooie idee van de minister van Landsverdediging vergt nogal wat aanpassingen aan de reglementering inzake werkloosheid en kinderbijslag.

 

Wat betekent dat bijvoorbeeld in de werkloosheidsverzekering op het vlak van de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt? Kunnen mensen die in vrijwillige legerdienst zitten, worden opgeroepen door de VDAB, ACTIRIS of Forem? Kunnen zij in het buitenland worden ingezet? De minister van Landsverdediging zegt dat dit kan maar onze werkloosheidsreglementering bepaalt iets anders.

 

Zal de periode waarin men zo bij het leger wordt tewerkgesteld ook meetellen als werkloosheidsperiode? Zal men op die manier langdurig werkloos worden waardoor men ook in aanmerking komt voor aanwervingstimuli?

 

Kortom in verband met de reglementering en de wetgeving zijn er heel wat vragen. Zijn er binnen de regering afspraken gemaakt over de richting waarin dit zal worden aangepast?

 

Mevrouw de minister, het is mijn en doorgaans ook uw zorg om het sociaal overleg te respecteren. Werd dat voor advies voorgelegd aan de sociale partners? Hebben de beheersinstanties van de kinderbijslag en de sociale zekerheid hierover een advies kunnen formuleren of in elk geval hun bedenkingen kunnen maken ten aanzien van het voorstel? Als dat niet is gebeurd, staat dat dan aan de agenda? Wordt het voor advies doorgestuurd aan die sociale partners?

 

Mevrouw de minister, mijn laatste vraag heeft een enigszins particuliere inslag. Ik behoor tot de kleine groep die geen legerdienst heeft gedaan omwille van morele redenen. Dat brengt mij tot de vraag…

 

12.02  Laurette Onkelinx, ministre: Vous chantez la chanson des objecteurs de conscience.

 

12.03  Hans Bonte (sp.a): Vandaag zijn we niet talrijk, u mag ook zingen. Er zijn er echter niet veel die om morele redenen geen legerdienst en ook geen gemeenschapsdienst hebben gedaan.

 

Ik herinner mij echter effectief dat heel wat mensen voor vervangende gemeenschapsdienst hebben gekozen.

 

Is de regering van plan de formule die zij inzake vrijwillige legerdienst uitwerkt, ook naar meer humanitaire activiteiten uit te breiden? Zo ja, in welke richting wordt ter zake dan gedacht?

 

12.04 Minister Laurette Onkelinx: De Ministerraad van 13 november heeft zich akkoord verklaard met het wetsontwerp van collega De Crem.

 

Wat uw vragen betreft over de werkloosheidsvergoeding en het overleg met de regionale overheden kan ik u alleen verwijzen naar respectievelijk mijn collega van Werk, mevrouw Milquet, en mijn collega De Crem.

 

Wat de kinderbijslag betreft, wijs ik erop dat er noch betreffende de rechthebbenden, de personen die het recht op kinderbijslag openen op basis van hun sociale professionele situatie, noch betreffende de bijslagtrekkenden, de kinderen en jongeren voor wie de kinderbijslag wordt betaald, een nieuwe categorie wordt geschapen. Het recht op kinderbijslag blijft bijgevolg gebaseerd op de bestaande categorieën bijslagtrekkenden en rechthebbenden. Vermits men geen bijkomende uitgaven verwacht, moet er ook niet in een specifiek budget worden voorzien.

 

Het voorontwerp van wet wijzigt de reglementering van de kinderbijslag zodat de soldij, die de eerste zes maanden wordt betaald, geen gevolgen heeft voor het recht op kinderbijslag.

 

Wat tot slot het overleg met de sociale partners betreft, heb ik het advies gevraagd van het beheerscomité van de RSZ dat het nu vrijdag, 20 november, zou moeten geven. Het overlegcomité van de RKW zal zich op 9 december uitspreken.

 

De federale regering heeft tot nu toe geen project voor de uitbreiding van het vrijwilligerswerk tot andere segmenten van de overheid of de sociale organisaties.

 

12.05  Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, u geeft een aantal elementen van antwoord. Meest controversieel is natuurlijk de werkloosheidsreglementering. Over de vragen met betrekking tot beschikbaarheid en het kunnen worden opgenomen in buitenlandse missies, over het globale budgettaire verhaal hoor ik u niets zeggen. Toch zou het uw zorg moeten zijn dat u op die manier geen uitgaven uit de werkloosheidsverzekering betonneert in tewerkstelling binnen defensie. Ik hoor u daar niets over zeggen. Moet ik de vraag opnieuw stellen of mij richten tot mevrouw Milquet?

 

12.06 Minister Laurette Onkelinx: (…)

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

La réunion publique de commission est levée à 12.07 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.07 uur.