Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken en het Openbaar Ambt

Commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

 

van

 

dinsdag 10 november 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 10 novembre 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


Le développement des questions et interpellations commence à 15.20 heures. La réunion est présidée par M. André Frédéric.

De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 15.20 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer André Frédéric.

 

Le président: Chers collègues, la question n° 15952 de M. Blanchart est transformée en question écrite.

 

01 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de eindejaarspremie van de politieagenten" (nr. 16062)

01 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la prime de fin d'année des agents de police" (n° 16062)

 

01.01  Ben Weyts (N-VA): Mevrouw de minister, enige tijd geleden werd een nieuwe cao gesloten voor de federale ambtenarij. Die cao omvatte hoofdzakelijk voor de ambtenaren een verhoging van de eindejaarspremie met 7 procent voor alle federale ambtenaren.

 

Bij de politievakbonden is er wat protest gerezen. Ik heb vernomen dat de politievakbond NSPV naar eigen zeggen in overleg met uw voorganger was overeengekomen geen pecuniaire eisen te stellen voor de politieambtenaren, tenzij er beslissingen zouden worden genomen voor de gehele federale ambtenarij en er daarvoor in financiële middelen wordt voorzien. Blijkbaar is dat ook het geval. Desondanks hebben de politievakbonden de mededeling gekregen dat de verhoging van de eindejaarspremie toch niet zou gelden voor de politieambtenaren.

 

Mevrouw de minister, dienaangaande heb ik enkele vragen voor u. Vallen de federale politieagenten onder het sectoraal akkoord voor de federale ambtenaren?

 

Bevestigt u de afspraak dat er geen pecuniaire eisen zouden worden gesteld, tenzij er voordelen zouden worden toegekend voor de hele federale ambtenarij?

 

Met welke argumentatie wordt voor de verhoging van de eindejaarstoelage dan een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de politieambtenaren en anderzijds de klassieke ambtenaren? Soms loopt dat toch een beetje door mekaar.

 

Zullen de politieambtenaren dan toch een hogere eindejaarspremie krijgen? Via de pers heb ik begrepen dat de gesprekken ondertussen ertoe hebben geleid dat er wel degelijk een verhoging van de eindejaarspremie zou komen. Dat lees ik bij monde van uw woordvoerder. Een en ander diende echter nog te worden bevestigd op de Ministerraad. Er diende ook nog te worden bepaald wanneer en hoe een en ander zou worden uitbetaald. Kunt u ook daarover uw licht laten schijnen?

 

01.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het politiestatuut verwijst voor de eindejaarstoelagen integraal naar de regeling en de toekenningsvoorwaarden zoals die gelden voor het federaal openbaar ambt. Dat is in 2001 ingeschreven in het politiestatuut na overleg met alle actoren en met kennis van zaken.

 

Als een koninklijk besluit het federaal ambt wijzigt en voorziet in de verhoging van de toelagen, geldt dit ook voor de politiediensten.

 

Men moet kunnen respecteren dat een akoord, een akkoord is, tenzij er in bepaalde gevallen een overmacht zou zijn, maar in dat stadium zitten wij niet.

 

Bepaalde vakbonden hebben mij laten weten geen afzonderlijke, sectorale pecuniaire eisen te zullen stellen, maar zich eerder in te schrijven in die met betrekking tot de klassieke ambtenaren.

 

01.03  Ben Weyts (N-VA): Excuseer, mevrouw de minister, ik was even verrast door uw abrupt einde. (Hilariteit)

 

01.04 Minister Annemie Turtelboom: Het was kort en duidelijk hé, mijnheer Weyts.

 

01.05  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb begrepen dat, niettegenstaande de communicatie, effectief zeven procent verhoging van de eindejaarspremie zal worden toegekend. Het bevreemdt mij een beetje waar de consternatie dan aan ligt, vermits er toch wat heisa was. Er was zelfs een stakingsaanzegging.

 

Blijkbaar is er toch een en ander communicatief fout gelopen tussen uw diensten en de vakbonden. Het stemt mij tevreden dat het uiteindelijk toch is geregeld, misschien een communicatieve les voor de toekomst?

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Stefaan Vercamer aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de inplanting van een tweede Nederlandse kernreactor" (nr. 15383)

- mevrouw Cathy Plasman aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de crisisplannen bij nucleaire incidenten" (nr. 15568)

02 Questions jointes de

- M. Stefaan Vercamer à la ministre de l'Intérieur sur "la construction d'un deuxième réacteur nucléaire aux Pays-Bas" (n° 15383)

- Mme Cathy Plasman à la ministre de l'Intérieur sur "les plans de crise en cas d'incidents nucléaires" (n° 15568)

 

De voorzitter: Vraag nr. 15568 van mevrouw Plasman wordt omgezet in een schriftelijke vraag.

 

02.01  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, Nederland is van plan om de bestaande reactor in de Zeelandse gemeente Borssele uit te breiden met een tweede kerncentrale. Omdat deze inplanting vlakbij de Belgische grens ligt en heel wat gemeenten uit Oost- en West-Vlaanderen binnen een straal van 30 kilometer liggen van de nieuwe geplande kerncentrale, krijgen onze grensgemeenten de gelegenheid om opmerkingen en bezwaren te uiten. Op 28 september was er in Sint-Laureins een infoavond. Het is de Oost-Vlaamse gouverneur die deze infomomenten organiseert en de grensgemeenten bij het overleg wil betrekken.

 

Ik heb daarover volgende vragen.

 

Ten eerste, bestaat er momenteel reeds een overleg tussen België en Nederland over de geplande tweede kerncentrale in Nederland aan de grens met België? Is bij dat overleg het veiligheidsaspect aan bod gekomen?

 

Ten tweede, wat zouden de risico’s kunnen zijn voor de Belgische grensgemeenten?

 

Ten derde, wat is de rol van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle in deze aangelegenheid?

 

Ten vierde, wat zijn de eventuele gevolgen voor de nood- en interventieplanningen voor gemeenten en provincies? Voorziet u in nieuwe instructies als voornoemde tweede Nederlandse kerncentrale er effectief komt?

 

Ten vijfde, werd er overleg gepleegd met de gouverneurs van Oost- en West-Vlaanderen of met de provinciebesturen? Welke rol spelen zij?

 

Ten zesde, werden er aan de gouverneurs specifieke instructies of opdrachten gegeven in hun hoedanigheid van federaal commissaris, want dat zijn zij uiteindelijk, om initiatieven te nemen in deze aangelegenheid en zo ja, welke?

 

Ten zevende, hoe ziet u het verdere verloop van het overleg met Nederland en wat is uw houding ter zake?

 

Ten achtste, voorziet men in extra meetpunten in het TELERAD-netwerk indien de centrales zouden worden opgericht of volstaat de huidige dekking van het netwerk?

 

02.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het bedrijf Delta heeft inderdaad bij de Nederlandse autoriteiten de procedure gestart voor het bekomen van een vergunning voor de inplanting van een nieuwe kerncentrale op de site van Borssele.

 

Voor de bouw van nieuwe kerncentrales is het overigens zo dat de Nederlandse regering nog geen standpunt heeft ingenomen, maar dat er wel drie locatie werden geselecteerd waar zo’n centrale eventueel gebouwd kan worden, waaronder de plaats die wij net hebben genoemd.

 

De toekomstige bouwaanvraag voor het project zal vergezeld moeten zijn van een milieueffectenrapport dat vervolgens zal worden onderworpen aan een publieke raadpleging. Met het oog op het bekomen van richtlijnen vanwege de Nederlandse overheid hoe dit MER moet worden opgesteld en welke milieueffecten erin nader moeten worden onderzocht, werd op 29 juni 2009 door Delta een zogenaamde startnotitie ingediend. Dit is de eerste stap in de voorbereiding van de vergunningsaanvraag, die pas later zal worden ingediend.

 

Die startnotitie heeft van 22 juli tot 16 oktober zelf het voorwerp uitgemaakt van een openbare inspraakprocedure, waaraan ook de Belgische bevolking heeft kunnen deelnemen. Het FANC heeft mij onmiddellijk bij de aanvang van de openbare inspraakprocedure ingelicht. Gezien de ligging van de vestigingsplaats op minder dan 20 kilometer van de Belgische grens, wat wel vaker gebeurt bij centrales, hebben de Nederlandse autoriteiten in overeenstemming met de Europese en internationale regelgeving het Federale Agentschap voor Nucleaire Controle en de Vlaamse Milieueffectenrapportcel vooraf op de hoogte gebracht. Beide diensten werden door de Nederlandse overheid erkend als wettelijke adviseurs in de procedure. Echt overleg tussen beide landen kan natuurlijk pas op gang komen wanneer het Milieueffectenrapport beschikbaar is.

 

Het identificeren van risico’s voor de bevolking van de Belgische grensgemeenten maakt het voorwerp uit van het nog op te stellen Milieueffectenrapport, zodat het voorbarig zou zijn om er op dit ogenblik uitspraken over te doen. In algemene termen zijn de nucleaire risico’s natuurlijk dezelfde als degene die voortvloeien uit de werking van de bestaande kerncentrale te Borssele. De steden Antwerpen en Sint-Niklaas lopen analoge risico’s wegens de nabijheid van het kernpark te Doel.

 

Uit de ervaring van de Noodplanoefening Kerncentrale Borssele 2005 is de noodzaak gebleken van een Belgisch-Nederlands samenwerkingsakkoord, specifiek gericht op nucleaire noodsituaties met mogelijke grensoverschrijdende gevolgen. In 2007 werd daarom een Belgisch-Nederlandse werkgroep opgestart met het crisiscentrum als coördinator langs Belgische zijde en de VROM-inspectie, Afdeling Crisismanagement, als coördinator langs Nederlandse zijde.

 

In het kader van dit bilaterale overleg werden concrete afspraken gemaakt omtrent informatie-uitwisseling tussen de verschillende betrokken Belgische en Nederlandse instanties tijdens het crisisbeheer van nucleaire noodsituaties. Die afspraken werden getest tijdens de nucleaire noodplanoefening kerncentrale Doel 2009, waaraan ook door de Nederlandse overheid werd deelgenomen, zowel op nationaal als provinciaal vlak. Rekening houdend met de conclusies van de oefening, zal daarna het Belgisch-Nederlands overleg worden voortgezet met het oog op de officialisering van de afspraken inzake informatie-uitwisseling.

 

U begrijpt dat het dus voorbarig is om nu al te gaan speculeren over eventuele concrete aanpassingen van de nucleaire noodplannen. Hetzelfde geldt met betrekking tot het radiologisch toezicht via het TELERAD detectiesysteem. Wat dat laatste betreft, voeg ik eraan toe dat het FANC mij informeerde dat er bij de vernieuwing van TELERAD reeds rekening werd gehouden met een versterking van de detectiemogelijkheden aan de Nederlandse grens ter hoogte van de mogelijke nieuwe site.

 

Het FANC treedt op als wettelijke adviseur van het bevoegde gezag in Nederland. Het geeft zijn advies over de startnotitie die op 11 september 2009 werd voorgelegd aan de Wetenschappelijke Raad voor Ioniserende Stralingen, die als adviesinstantie optreedt bij de vergunningverlenging van gelijkaardige, Belgische projecten. Het advies is uitsluitend op de bescherming tegen ioniserende straling toegespitst. Het FANC zal ook bij het verdere verloop van de procedure betrokken blijven.

 

De gouverneur van Oost-Vlaanderen heeft op 8 september alle gemeenten waarvan het grondgebied door een straal van 30 km rond de mogelijke site wordt geraakt, voor overleg uitgenodigd. Het FANC en het crisiscentrum waren aanwezig om de nodige toelichtingen te verschaffen.

 

Voornoemd overleg zal in de toekomst samen met de gouverneur van West-Vlaanderen worden voortgezet om over de transparantie van de informatieverspreiding te waken.

 

Er werden ter zake geen instructies aan de gouverneurs gegeven.

 

Tot slot, de inplanting van een nieuwe kerncentrale aan onze grenzen is natuurlijk geen alledaagse gebeurtenis. Het belang van het overleg met Nederland overstijgt mijn bevoegdheden van federale veiligheidsautoriteit. Niettemin zal ik uiteraard de zaak blijven opvolgen. Ook de Vlaamse regering volgt met aandacht het dossier, zoals de minister-president op 28 september op actuele vragen in het Vlaams Parlement heeft geantwoord.

 

02.03  Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik moet ervan uitgaan dat wij het MER-rapport moeten afwachten, vooraleer er heel concreet, nader overleg over eventuele, bijkomende veiligheids- en andere instructies met de gemeente- en provinciebesturen kan gebeuren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de terroristische aanslag tegen Gents bouwbedrijf" (nr. 15870)

03 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "l'attentat terroriste contre une entreprise de construction à Gand" (n° 15870)

 

03.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, ik zou u graag ondervragen over de vrij brutale overval onlangs op een groot Gents bouwbedrijf dat overheidsopdrachten uitvoert en dat onder andere een nieuw transitcentrum bouwt voor mensen zonder papieren.

 

Ongeveer twintig gemaskerde personen zijn het gebouw binnengedrongen. De receptionist werd bedreigd. De inboedel werd kort en klein geslagen. Computers werden op de grond gegooid. Er werd een bijtend product over de vloer uitgegoten. De schade loopt in de duizenden euro's. De overvallers riepen de mensen van het bedrijf toe dat dat ervan komt aIs men gevangenissen bouwt voor mensen zonder papieren, waaruit een duidelijke politieke motivering blijkt.

 

Mevrouw de minister, zonder het geheim van het onderzoek te willen schenden, heb ik toch volgende vragen aan u. U bent natuurlijk op de hoogte van die terroristische actie met politieke achtergrond.

 

Welke maatregelen neemt u om bedrijven die dat soort overheidsopdrachten uitvoeren, in de toekomst te beschermen of beter te beschermen? Worden er maatregelen overwogen en zo ja, welke?

 

Werd er met de bouwsector overleg gepleegd? Het gaat toch over een bouwbedrijf. Of wordt er algemeen met organisaties, werkgeversorganisaties overleg gepleegd over dat soort zaken?

 

Kunt u reeds iets kwijt over eventuele sporen die worden gevolgd of is het onderzoek nog bezig?

 

Bouwt hetzelfde bedrijf verder aan het bedoelde transitcentrum? Is er in een 24-uurbescherming voor het bedrijf voorzien?

 

03.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, ik heb inderdaad kennisgenomen van de aanval op het filiaal van het bouwbedrijf Besix in Gent. Ik wens te benadrukken dat er een gerechtelijk onderzoek lopende is en dat ik hierover dus geen informatie vrij kan geven. Het behoort overigens toe aan het parket om de aanslag al dan niet als terroristisch te kwalificeren.

 

Ik informeer u ook dat het fenomeen van het anarchisme ook het onderwerp uitmaakt van de analyse en de opvolging door OCAD.

 

De algemene directie Crisiscentrum heeft op basis van een evaluatie van de dreiging de verschillende politiediensten op de problematiek gewezen. De verschillende politiezones wordt verzocht over te gaan tot een verhoogde sensibilisering van het politiepersoneel ten opzichte van mogelijke doelwitten en activiteiten van de anarchisten.

 

Voorts bestaat er reeds een earlywarningsysteem, wat toelaat in geval van dreiging de mogelijk bedreigde instellingen te informeren, zodat ze zelf beschermingsmaatregelen kunnen nemen of voorbereiden.

 

Hiervan is gebruikgemaakt om de ondernemingen die een link hebben met aan de gang zijnde of aanbestede bouwwerven die betrekking hebben op de uitbreiding of de renovatie van gevangenissen, gesloten centra en kraakpanden, in te lichten en om hen op te roepen tot verhoogde waakzaamheid. De verhoogde waakzaamheid heeft niet alleen betrekking op de gebouwen en filialen van die betrokken ondernemingen, maar ook op hun wagenpark en de bouwwerf in kwestie. Met de firma Besix in het bijzonder werd door de lokale politie per mail en telefonisch contact genomen. Ook de kwartieragent heeft het filiaal een bezoek gebracht. Op voorstel van de lokale politie heeft de firma Besix een aantal initiatieven genomen, zoals het verstrekken van interne veiligheidsvoorschriften aan hun verantwoordelijken op de bouwwerven in het hele land.

 

De lokale politie heeft voorts voorzien in een verhoogd patrouilletoezicht en de contactpersoon aangesteld met wie de verantwoordelijke van de firma contact kan nemen ingeval verdachte handelingen en incidenten. De werken aan het transitcentrum worden gewoon voortgezet. De controlerondes van de bewakingsondernemingen op hun terreinen et cetera werden geïntensifieerd op initiatief van de firma Besix zelf, naast het verhoogd patrouilletoezicht door de lokale politie.

 

03.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Uw antwoord is vrij volledig. Ik begrijp dat u niet de volledige sluier van het lopende gerechtelijke onderzoek kan lichten.

 

Ik noteer dat men een verhoogde waakzaamheid aan de dag legt via het earlywarningsysteem op de bedrijven die dat soort overheidsopdrachten uitvoeren.

 

Wat ik niet heb gehoord, mevrouw de minister, is dat er een 24 uursbescherming voor het bedrijf wordt verzorgd. Ik meen uit uw woorden te mogen begrijpen dat zulks niet het geval is. Misschien heeft het bedrijf dat ook niet gevraagd. Blijkbaar deinzen de daders voor heel weinig terug. Ze hebben al gedreigd om verdere acties te ondernemen. Als daar al niet voor is gezorgd, zou ik toch aandringen op meer politietoezicht, 24 op 24 uur, mocht dat nodig zijn.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de straatnamen in het CAD-systeem van het Communicatie-en Informatiecentrum te Antwerpen" (nr. 16070)

04 Question de M. Kristof Waterschoot à la ministre de l'Intérieur sur "les noms de rue dans le système CAD du Centre de communication et d'information d'Anvers" (n° 16070)

 

04.01  Kristof Waterschoot (CD&V): Mevrouw de minister, ik heb een vraag over het CAD-systeem van het Communicatie- en Informatiecentrum Antwerpen.

 

Sinds december 2008 worden de 101-oproepen in de zone 03 beantwoord vanuit één centrale. Van daaruit vertrekt de noodoproep naar de telecommandokamer van de juiste politiezone om de nodige actie te ondernemen. De opname van de gegevens bij de lokale politie Antwerpen heeft recent voor een paar problemen gezorgd die ook aan bod zijn gekomen in de Antwerpse gemeenteraad.

 

Het ging dan vooral over de relatief nieuwe straatnamen – die toch al enige jaren bestaan – die blijkbaar zeer moeilijk in dat systeem geraken. De Antwerpse burgemeester antwoordde op een vraag van de Open Vld-fractie in de Antwerpse gemeenteraad dat hij herhaalde keren had aangedrongen bij de federale politie om dat systeem aan te passen, maar dat het nog altijd niet in orde was. De voorbije dagen zijn er nog enkele controles geweest, maar het zou nog altijd niet in orde zijn.

 

Het gaat om een aantal straten in een wijk van Berchem die toch al enige tijd bestaat. Ik ga u de opsomming besparen. Die heb ik u schriftelijk gegeven.

 

Het gevolg is dat bij oproepen de dispatchingcentrale het adres niet kan ingeven, waardoor men moet gokken naar een straat in de buurt ervan, zodat men de politie er hopelijk naartoe kan sturen als men juist heeft gegokt, vandaar mijn volgende vragen.

 

Hoe lang duurt het eer een nieuwe straat wordt opgenomen in het CAD-systeem? Hoe verloopt dat eigenlijk? Welke organisatie is verantwoordelijk voor de invoer van de gegevens? En hoe wordt er omgegaan met de onvolkomenheden van de straatnamenlijst? Waarom duurt de reactie van het Antwerpse stadsbestuur op de klachten zo lang?

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: Beste collega, wanneer de CIC’s een tekortkoming in de kaart ontdekken, zorgt een operationele programmeur van de politie – de zogenaamde geoman – voor het verzamelen van alle aanvragen inzake de cartografie, dat om een onderscheid te maken tussen operationele programmering, gebruiksfouten, en aanvragen tot kaartaanpassing. De geoman van het CIC bezorgt ASTRID zijn verzameling kaartaanpassingsaanvragen en ASTRID en het Nationaal Geografisch Instituut voeren dan de correcties uit.

 

In september 2009 heeft ASTRID aan de federale politie en aan de FOD Binnenlandse Zaken een voorstel voorgelegd voor een aanpassing van de onderhoudsprocedure met het Nationaal Geografisch Instituut en de provinciale Communicatie- en Informatiecentra, om een regelmatige kaartaflevering mogelijk te maken. Dit voorstel houdt in dat vanaf december 2009 ASTRID met haar partners zal overgaan tot kaartinstallaties om de drie maanden in plaats van om de zes maanden, zoals tot nu toe het geval was.

 

Voor de verwerking van de vele cartografische aanpassingen – in 2009 waren het er 12 000 – werd een procedure ingesteld tussen de CIC’s, de NV ASTRID en het NGI. ASTRID is hierbij de coördinerende partij.

 

In het geval dat u meldt, blijkt uit de opvolgingstools dat de aanvraag voor de straat Hoogveld in Berchem op 25 augustus 2009 werd ingediend door de geoman van het CIC. In september 2009 heeft het NGI de aanvraag behandeld, waarbij het alle informatie betreffende deze straat natrok bij de gemeentelijke diensten: de nummering van de huizen, de exacte positie van de straat en alle straten in de omgeving.

 

Eind september 2009 werd de aangepaste kaart afgeleverd door het NGI. ASTRID heeft ze voor validatie ter beschikking gesteld van het CIC Antwerpen. Die aanpassing werd dus na ongeveer één maand gerealiseerd.

 

04.03  Kristof Waterschoot (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik vind het zeer verhelderend uw antwoord naast het antwoord van de Antwerpse burgemeester te leggen. Er zitten op zijn minst enige interpretatieverschillen in, om het beleefd te houden. Alle gekheid op een stokje, ik vind het wel belangrijk dat de combi de oproeper vindt, gelet op de hervormingen van de politie die ik absoluut steun. Ik kan elke verbetering in het systeem alleen maar toejuichen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de begeleiders van politiehonden" (nr. 16089)

05 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "les maîtres-chiens policiers" (n° 16089)

 

05.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, vertrekkende van een lokaal probleem, wil ik het probleem nationaal proberen open te trekken.

 

Roeselare beschikte tot voor enkele jaren over vier hondenpatrouilles met begeleiders. Ondertussen hebben wij de politiehervorming over ons heen gekregen. Allerlei maatregelen werden ingevoerd.

 

Mevrouw de minister, het aantal hondenpatrouilles zakte naar twee. Ondertussen verneem ik dat er plannen bestaan om voor een stad van bijna 60 000 inwoners voornoemd aantal naar één hondenpatrouille terug te brengen. Dat is een drama. Hondenpatrouilles hebben, naar ik van de politiemensen bij ons in Roeselare verneem, een kalmerend effect op de mensen op straat. Zij zorgen ervoor dat de overlast snel kan worden beteugeld.

 

Rijst hetzelfde probleem in andere gemeenten?

 

Ten tweede, het probleem ligt bij het feit dat er niet genoeg hondenbegeleiders worden gevonden. Ik heb mij laten vertellen dat het een loonprobleem is. De hondenbegeleiders worden te weinig betaald voor de effectieve uren die zij met de honden doorbrengen. Is de problematiek inderdaad aan de loonvoorwaarden gebonden?

 

Ten derde, een stad of gemeente verkeert in de onmogelijkheid om de hondenbegeleider uit eigen kas bij te betalen. Naar verluidt worden zij dan maar op slinkse manier bijbetaald, zoals bijvoorbeeld via het aankopen van hondenvoeding. Dat is de wereld op zijn kop. Bestaan er plannen om in de komende maanden of het komende jaar financieel tegemoet te komen aan de wensen van de hondenbegeleiders? Zal dus in de mogelijkheid worden voorzien om het aantal patrouilles op die manier op te drijven?

 

Het zou al te spijtig zijn mocht een nuttig en efficiënt instrument als de hondenpatrouilles, wegens financiële problemen in het hoekje worden geduwd. Aan het probleem moet toch een oplossing kunnen worden gegeven. Ik ben dus benieuwd naar uw antwoord.

 

05.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, uit cijfers uit de lokale bevraging van de lokale politie blijkt dat het aantal hondenteams begin 2008 in vergelijking met begin 2005 was gestegen. Vier jaar geleden werden driehonderdachtentwintig hondenteams bij de lokale politie geregistreerd, waaronder driehonderdenelf patrouillehondenteams. In 2008 werden driehonderdachtenvijftig teams geregistreerd, waaronder driehonderdzesendertig patrouillehondenteams.

 

Meer recente cijfers zijn nog niet beschikbaar. Wij kunnen evenwel van een duidelijke stijging spreken. Sommige hondengeleiders vragen een bijzondere functietoelage. In een dergelijke toelage is bij de geïntegreerde politie echter niet voorzien. De geleiders ontvangen per hond wel een reglementair vastgelegde vergoeding. Dat is geen toelage om het dier te voeden, te verzorgen en te herbergen.

 

De verzekering en eventuele kosten van de dierenarts worden gedragen door de Staat, door de federale politie of door de politiezone voor de lokale politie. Er bestaan momenteel geen plannen om een bijzondere functietoelage aan hondengeleiders toe te kennen. Iedereen wil trouwens af van de massa’s toelagen die er bestaan en wil evolueren naar een functionele all-inverloning. Dat is een werk van lange adem. Ondertussen gaan we natuurlijk geen nieuwe toelagen creëren.

 

Wel is het zo dat binnen bepaalde politiezones de meerwaarde van een hondenpatrouilleteam niet of onvoldoende is gekend. Daarom kan het verder sensibiliseren en informeren van de lokale politiediensten over de inzetbaarheid van de hondenteams, een taak die is weggelegd voor de federale dienst hondensteun en de provinciale politiescholen, bijdragen tot het in stand houden en mogelijk verhogen van het aantal teams, zoals dat al is gebeurd, en wat overigens blijkt uit de cijfers die ik u heb gegeven, tussen 2004 en 2008.

 

05.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, ik leer vooral uit uw antwoord dat wij blijkbaar in een pechgemeente of een pechstad wonen, waar het aantal hondenpatrouilles wel is gezakt, en nogal drastisch van vier naar twee en nu misschien naar slechts een.

 

Ik noteer ook dat het niet de bedoeling is om functietoelagen in te voeren of om allerlei begeleidingstoelagen uit te breiden of te voorzien, en dat u streeft naar een all-inverloning.

 

U zegt dat dit een werk is van lange adem en dat wil ik aanvaarden. Ik denk dat ik u in de loop van volgend jaar, februari-maart, opnieuw cijfers zal vragen over hondenpatrouilles en u zal vragen hoever het staat met dat werk van lange adem.

 

Ik vrees dat wij hier demotivatie in de hand werken. Ik kan u uit eigen ervaring zeggen dat hondenpatrouilles wel degelijk een kalmerend effect hebben op dreigende overlast, op mensen die zenuwachtig beginnen te worden en die beginnen te duwen en te trekken. Honden hebben dan een kalmerend effect, hoe raar dat ook klinkt. Het zou werkelijk spijtig zijn mochten wij in 2010 vaststellen dat de cijfers van 2009 zakken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "niet verzekerde en niet ingeschreven voertuigen" (nr. 16091)

06 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "les voitures non assurées et non immatriculées" (n° 16091)

 

06.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ook dit is een vraag over een oud zeer.

 

Al jaren wordt aangedrongen op het compatibel maken van de informaticasystemen van de Directie Inschrijvingen van Voertuigen (DIV), de verzekeringsmaatschappijen die in dit land actief zijn, en de politie. De bedoeling was natuurlijk duidelijk: terwijl de politie zich in het verkeer bevindt en overtredingen probeert vast te stellen, zou zij met één computerknop ook die voertuigen uit het verkeer kunnen halen, of in elk geval de voertuigen kunnen spotten die volgens de informatie van de Directie Inschrijvingen van Voertuigen en van de verzekeringsmaatschappijen, niet zijn verzekerd of niet reglementair zijn ingeschreven.

 

Hoewel het al enkele keren in deze commissie voor Binnenlandse Zaken is aangekondigd door voorgangers van u, blijkt de oplossing om de computers van politie, DIV en verzekeringsmaatschappijen op mekaar af te stemmen toch iets moeilijker. Blijkbaar wordt die oplossing niet gehaald.

 

Mevrouw de minister, daarover heb ik de volgende korte vragen. Ik veronderstel dat het antwoord ook zeer kort en bondig zal kunnen.

 

Wat is de stand van zaken, momenteel, inzake het compatibel maken van die computers?

 

Wat is het probleem om de informaticasystemen van die drie instellingen met mekaar compatibel te maken? Gaat het om een informaticaprobleem of ontbreekt de politieke wil?

 

Als er inderdaad nog geen compatibiliteit is van die drie systemen, wat is dan de tijdslijn om die maatregel uit te voeren? Wanneer worden die systemen eindelijk op elkaar afgestemd, zodat de politie vanuit haar wagen een check-up kan doen van de nummerplaten in de straat en met een oogopslag kan vaststellen welke voertuigen niet verzekerd zijn of niet rechtsgeldig zijn ingeschreven, zoals het nu eigenlijk in het buitenland al kan?

 

06.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Logghe, ik ben tevreden u te kunnen melden dat de situatie die u schetst, niet meer strookt met de realiteit. De databanken van DIV en de verzekeringsmaatschappijen zijn vlot toegankelijk voor de politiediensten.

 

De gegevens in het informaticasysteem van de Directie Inschrijvingen van Voertuigen dat alle in België ingeschreven voertuigen omvat, kunnen rechtstreeks geconsulteerd worden door de politiediensten.

 

Voor de niet-verzekerde voertuigen wordt gebruikgemaakt van de externe databank Veridas, beheerd door het gemeenschappelijk motorwaarborgfonds van de verzekeringsmaatschappijen. Die geautomatiseerde toepassing is sinds midden 2008 in gebruik en kan door alle politiediensten gelijktijdig worden geraadpleegd via de controle van de databank van de DIV, en dat zonder bijkomende handeling.

 

06.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord. Goed, men kan dus nog verbaasd worden in dit leven.

 

Ik zal nog eens terugkoppelen naar mijn politiecommissaris om te vragen wat er aan zijn politiewagens scheelt, omdat hij niet in die computersystemen kan. Ik houd u daarvan zeker op de hoogte.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: La question n° 16185 de M. Arens est reportée à sa demande.

 

07 Vraag van de heer Ben Weyts aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de federale dotatie aan de politiezones" (nr. 16202)

07 Question de M. Ben Weyts à la ministre de l'Intérieur sur "la dotation fédérale aux zones de police" (n° 16202)

 

07.01  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag handelt over de financiering van de politiezones. De financiële situatie van veel gemeenten is weinig rooskleurig. Die situatie wordt mee in de hand gewerkt door de stijgende gemeentelijke dotatie nodig voor de begroting van de politiezones. Een dreigend tekort moet altijd worden bijgepast door de gemeenten.

 

Wanneer 80 procent van de uitgaven op de politiebegroting loonkosten betreft, weet u dat die snel kunnen stijgen. Bijkomend, door een verhoging van het vakantiegeld en de eindejaarspremie, zullen die kosten in 2010 opnieuw fel uitstijgen boven het niveau van 2009. Zo wordt bijvoorbeeld de zone Ternat, Affligem, Roosdaal, Liedekerke, geconfronteerd met een stijging van bijna 4 procent. Dat is financieel toch een zware dobber.

 

In het verleden is de problematiek reeds in onze commissie aan bod gekomen. Uw voorganger De Padt heeft gepleit voor een “functionele financiering gebaseerd op de reële kost voor het vervullen door de lokale politie van zijn wettelijke opdrachten”. Daarbij is iedereen het erover eens dat de KUL-norm achterhaald is en dat wij een nieuw financieringssysteem moeten hanteren. Oud-minister De Padt heeft gezegd dat de noodzakelijke cijfergegevens voor zijn nieuwe functionele financiering nog ontbraken, maar dat de administratie ter zake aan het werk was gezet.

 

Ik heb dus volgende vragen. Gaat u akkoord met het uitgangspunt van uw voorganger en wil u dus ook het hele financieringssysteem voor de politiezones herzien, vertrekkende van een wit blad? Zo ja, hoever staat het daarmee?

 

Pleit u dus evenzeer voor de functionele financiering op basis van de reële kosten van de politiezones en zullen in dat kader ook de gemeenten en de VVSG betrokken worden, gelet op de financiële consequenties van de aanpassingen aan het politiestatuut? Wij hebben daarstraks eentje goedgekeurd, een nieuwe wijziging die ook implicaties heeft voor de financiering op lokaal niveau.

 

07.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, het wetenschappelijk onderzoek over het huidige financieringsmechanisme raadt een breuk met de KUL-norm ten stelligste aan en pleit voor een financiële verdeelsleutel, die rekening houdt met de kosten verbonden aan het verstrekken van de basispolitiezorg.

 

Het gaat hier om een onderzoek uit 2008 door een consortium van 5 universiteiten en hogescholen. Om tot de functionele benadering te komen, zal in samenwerking met de academische wereld een volgende studiefase worden gewijd aan het identificeren van de minimale operationele capaciteit noodzakelijk om de basispolitiezorg in elke zone uit te oefenen. Hierbij zal rekening worden gehouden met de omgeving en de kenmerken eigen aan de politiezone. In afwachting van de realisatie van een dergelijke nieuwe verdeelsleutel is er uiteraard geen andere mogelijkheid dan het verder toepassen van het huidige, actuele financieringsmechanisme.

 

De nieuwe werking van het sociaal secretariaat van de geïntegreerde politie zal in de toekomst toelaten om aan de hand van de nieuwe loonmotor de financiële implicaties van de aanpassingen aan het politiestatuut in detail te berekenen. Die informatie kan op hun vraag aan de lokale overheden ter beschikking worden gesteld. Afsluitend stip ik aan dat de contacten tussen mijn diensten en bijvoorbeeld de Vereniging van Steden en Gemeenten crescendo gaan. Er worden ook statutaire kwesties zoals de perequatie, tuchtregeling, eindejaarstoelagen met de vereniging besproken. Ik vind dat trouwens terecht. Het is wachten op de nieuwe wetenschappelijke studie om tot een nieuwe norm te komen.

 

Wat de timing betreft, ik meen dat de aanbestedingsprocedure momenteel loopt. Als ik mij niet vergis, zou men de aanbesteding nog dit jaar toekennen. Ik kan u dat laten weten.

 

07.03  Ben Weyts (N-VA): Dank u, mevrouw de minister, voor uw antwoord.

 

Ik heb goed begrepen dat men van een wit blad wil vertrekken. Men vertrekt dus niet van de bestaande toestand en zelfs niet van de toestand zoals die gold vóór de politiehervorming. Men is echt bereid om te vertrekken van een volledig wit blad, waarbij men de politiecapaciteit wil invullen naar gelang van de reële behoeften op het vlak van de basispolitiezorg. Dat stemt mij alleszins hoopvol en ik meen dat dat vooral ook veel Vlaamse gemeenten tevreden zal stellen, gelet op de scheefgetrokken communautaire situatie. Ik kijk uit naar de volgende stap. Ik hoop dat het toch wat sneller gaat, want ik heb al grosso modo hetzelfde antwoord gekregen van minister De Padt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de verhuisplannen van de federale politiediensten in Tongeren" (nr. 16204)

- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het brandveilig maken van het politiegebouw te Tongeren" (nr. 16232)

08 Questions jointes de

- Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "les projets de déménagement des services de la police fédérale à Tongres" (n° 16204)

- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la protection contre l'incendie du bâtiment de la police à Tongres" (n° 16232)

 

08.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, zoals u waarschijnlijk weet vond tijdens de laatste week van oktober 2009 een protestactie plaats in Tongeren. Het NSPV dreigde met een staking en een kort geding voor de rechtbank. De actievoerders meenden dat de overheid noodzakelijke ingrepen inzake brandveiligheid zou nalaten in een van de drie sites van de federale gerechtelijke politie in de Maastrichterstraat in Tongeren. Het NSPV vindt dat de federale gerechtelijke politie onveilig wordt gehuisvest. De elektriciteitsvoorzieningen zouden verouderd zijn, er zouden gevaarlijke producten in het labo opgeslagen liggen en er zou nergens een evacuatiemogelijkheid zijn.

 

De politievakbond heeft dus een stakingsaanzegging ingediend. Die zou aflopen op 30 november. Ook wil de vakbond via een kort geding de sluiting van het gebouw afdwingen.

 

De actie werd niet door iedereen gesteund. Een aantal groepen vindt dat er wel een aantal zaken moet worden aangepast, zoals brandveiligheid, maar met de nakende verhuizing naar de Ambiorixkazerne moeten er geen onnodige kosten meer worden gemaakt. De verhuisplannen waarvan sprake zijn echter altijd maar uitgesteld. Eerst was het gepland voor 2005, nu zou het eind 2010 – begin 2011 worden. Er zou zelfs sprake zijn van medio 2011.

 

Het probleem is eigenlijk tweeledig. Enerzijds blijven de verhuisplannen theoretisch, komt er geen schot in de zaak en blijven de personeelsleden onveilig gehuisvest. Anderzijds worden de verhuisplannen misbruikt om geen grote investeringen meer te doen in het gebouw.

 

Kunt u een duidelijk antwoord geven over de termijn van de geplande verhuis naar de Ambiorixkazerne?

 

Worden de personeelsleden in het geval van een sluiting van het gebouw dan overgeplaatst? Zo ja, naar welke locatie?

 

08.02  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de overheid wordt met de vinger gewezen over het brandveilig houden van de gebouwen. Daarom zou het NSPV een stakingsaanzegging hebben ingediend.

 

Volgt u dit op de voet?

 

Kunt u bevestigen dat het gebouw in Tongeren inderdaad onveilig is? Kan die toestand worden overgezet naar andere politiegebouwen?

 

Wat moeten we doen om ervoor te zorgen dat de elementaire beveiliging overal correct wordt opgevolgd?

 

08.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik werd op de hoogte gebracht van de manifestatie in Tongeren door een aantal leden van de federale gerechtelijke politie, die de onveilig geachte toestand van het gebouw in Maastrichterstraat wensten aan te klagen. Dat huurpand zal in 2011 worden verlaten, als de werkzaamheden aan de Ambiorixkazerne in Tongeren, die de toekomstige werkplek wordt, volgens de huidige planning verlopen.

 

Op het faillissement van de vorige aannemer werd onmiddellijk ingespeeld en het einde van de werken blijft voorzien voor 2011. De werkomstandigheden in het huidig gebouw zullen ondertussen worden verbeterd. In oktober werden al werken uitgevoerd door de eigenaar en door de federale politie. Op zeer korte termijn worden nog werken uitgevoerd die de toestand zullen verbeteren.

 

De eigenaarskosten zijn ten laste van de Regie der Gebouwen. Er werd recent beslist een brandladder te plaatsen. De opmeting hiervoor heeft ondertussen plaatsgevonden en de uitvoering volgt op korte termijn. Voorts werd een controle door de brandweer en de arbeidsinspectie gevraagd. In functie van de bevindingen van die diensten zullen noodzakelijke aanpassingswerken worden uitgevoerd, of zal er desgevallend naar een andere locatie in Tongeren worden gezocht.

 

Wat de veiligheidstoestand van andere gebouwen van de federale politie betreft, zou in een beperkt aantal gevallen de veiligheid moeten worden verhoogd. Ook hier liggen budgettaire beperkingen aan de oorsprong van de vertraagde realisatie van de nodige werken. Ze worden evenwel van nabij gevolgd en volgens dringendheid prioritair gerealiseerd.

 

08.04  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is begrijpelijk dat er in het gebouw geen grote investeringen meer worden gedaan, gezien de verhuisplannen. Wij dringen ook niet aan op onnodige investeringen. Dat geld kan ongetwijfeld elders en beter worden gebruikt.

 

Wij vinden het fijn dat u aandacht hebt voor het probleem en dat u op korte termijn concrete verbeteringen aanbrengt. Wij willen dat er spoed wordt gezet achter de verhuis. U spreekt van 2011, maar zal dat in het begin, in het midden of tegen het einde van het jaar zijn? Dat laat u in het midden. Wij zullen dus moeten afwachten.

 

Wij hopen dat er een nieuwe gecentraliseerde locatie zal worden gevonden. Voor een eventuele verhuis stellen wij een snelle verhuis in de richting van de Ambiorixkazerne voorop. Dat is de eerste vereiste. Wij houden het dossier in het oog.

 

08.05  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw reactie. Wij hebben tien jaar politiehervorming achter de rug. Er werd heel veel nadruk gelegd op het personeel. Ik heb het gevoel dat het lokaal en federaal een geweldige hap is in de budgettaire inspanningen die wij doen. De komende jaren zullen wij ervoor moeten opletten dat het investeringsniveau niet te fel verzwakt. In onze voortdurende evaluatie zal het een aandachtspunt moeten blijven ook de omkadering, de logistiek, de gebouwen en het comfort goed in het oog te houden.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de kwaliteit van politieopleidingen" (nr. 16234)

09 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la qualité des formations policières" (n° 16234)

 

09.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, we hebben toenmalig minister De Padt hier een tijdje geleden horen aankondigen dat hij nog dit jaar zou starten met het meten van de kwaliteit van de politieopleidingen in ons land. Hij meende ook dat een projectgroep nuttig zou kunnen zijn om een kijk te ontwikkelen op de toekomst van een politieopleiding die beter ingebed zou zijn in het regulier onderwijs. Vaak is immers de opmerking dat het te technisch is en dat de opleiding breder maatschappelijk moet zijn. Het was de bedoeling dat die projectgroep de voorwaarden zou scheppen om te komen tot een bachelor en master accreditering voor het politieonderwijs.

 

Hoever staat het nu met de meting van de kwaliteit? Kunnen daar al conclusies en resultaten van worden bekendgemaakt? Hoever staat het met de projectgroep? Zijn er al voorwaarden voor de typische accreditering bekend?

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: In het kader van de kwaliteitsbewaking werden op 30 september in alle erkende politiescholen 438 aspiranten aan eenzelfde proef onderworpen. De proef beoogt een meting van de cognitieve verworvenheden aan het einde van de basisopleiding. Dat is een première. Het is de eerste keer dat eenzelfde proef werd afgenomen over alle scholen heen. Ik heb daarop aangedrongen, want het is een van de instrumenten van de kwaliteitsbewaking. De resultaten van de proef, die momenteel door de directie van de opleiding van de federale politie worden verwerkt en geïnterpreteerd, zullen binnenkort worden bekendgemaakt.

 

Daarnaast wordt in het kader van de projectgroep “politie – een lerende organisatie”, die aanstaande vrijdag van start gaat – ik meen zelfs hier in het Parlement – een subproject kwaliteitszorgsysteem opgestart. Dat subproject beoogt een globale evaluatie van de kwaliteit van de basisopleidingen. Bij de evaluatie zullen dezelfde werkwijze en dezelfde criteria worden gebruikt als bij een evaluatie binnen het kwaliteitszorgsysteem van het hoger onderwijs, te weten een zelfevaluatie in iedere school gevolgd door het bezoek van een commissie bestaande uit onafhankelijke deskundigen. De zelfevaluatie van de erkende politiescholen zal reeds in 2010 plaatsvinden. Het eindrapport van het subproject dat zal worden opgesteld na het bezoek van de voormelde commissie aan de politiescholen, is gepland voor 2011.

 

Binnen de projectgroep “politie – een lerende organisatie” zal ten slotte een studie over de haalbaarheid van een mogelijke accreditering voor het politieonderwijs plaatsvinden. In het raam van de accreditering is het de bedoeling om eerst een wetenschappelijk onderzoek te organiseren naar de verschillende competentieniveaus die door de andere Europese landen worden gehanteerd voor de basisopleidingen. De vraag naar de voorwaarden is dus wat voorbarig. Zo’n accreditering is een werk van lange adem en dus veeleer een doelstelling op wat langere termijn. Dat alles toont aan dat men heel concreet zowel op korte als op langere termijn met de noodzakelijke kwaliteitsbewaking bezig is.

 

09.03  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor de preciseringen. Het is ook in de evaluatie aangehaald als een teer punt dat we, naast de cognitieve vaardigheden, ook de attitudevorming en maatschappelijke houding in onze opleiding extra in het oog moeten houden. Men voelt ook dat het op het terrein een noodzakelijk geheel vormt. Het is goed dat we met een eerste veralgemeende proef zijn gestart, omdat we op termijn onze krachten en tendensen veel meer moeten bundelen en die opleiding zoveel mogelijk conform moeten maken, zodat we de sterke en zwakke punten van elkaar leren kennen en er vooral voor zorgen dat we goed opgeleide agenten in een steeds moeilijkere maatschappelijke omgeving kunnen afleveren.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Chers collègues, nous revenons au point 21 de notre ordre du jour.

 

M. Vanhie ayant fait savoir qu'il ne nous rejoindrait pas, sa question n° 16343 est retirée.

 

La question n° 16229 de Mme Muylle est reportée.

 

10 Samengevoegde vragen van

- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "overlastboetes voor zwartrijders" (nr. 16233)

- de heer Paul Vanhie aan de minister van Binnenlandse Zaken over "administratieve geldboetes bij de NMBS" (nr. 16283)

10 Questions jointes de

- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "les amendes pour incivilités infligées aux resquilleurs" (n° 16233)

- M. Paul Vanhie à la ministre de l'Intérieur sur "les amendes administratives à la SNCB" (n° 16283)

 

10.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik denk dat het geen slecht idee is om naar aanleiding van een uitspraak van een politierechter van Verviers om zwartrijders bij het spoor een boete op te leggen via het systeem van de administratieve sancties. Dat blijkt ook goed te werken.

 

Bij De Lijn wordt dat reeds sinds 2007 toegepast en ook in zes gemeenten op tien wanneer ze moeten optreden tegen vandalisme of kleine overlast, is dat een nuttig instrument.

 

Blijkbaar zou u een wetsontwerp klaar hebben om controleurs de bevoegdheid te geven om pv's op te stellen tegen zwartrijders. Een beroep tegen dergelijke administratieve sanctie zou ingediend kunnen worden bij de politierechter.

 

Ik wou vragen of u bij dat ontwerp wat meer toelichting kon geven en of er daarvoor op termijn opleiding is voorzien?

 

10.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega, mijn diensten hebben inderdaad een normerende tekst opgesteld die voorziet in het opleggen van administratieve sancties aan personen die overlast plegen of bepaalde laakbare gedragingen begaan in Belgische stations en/of tegen het spoorwegmaterieel.

 

Dat tekstvoorstel dat samen met de FOD Mobiliteit, de federale politie en de NMBS-Holding werd voorbereid, werd al op 2 april 2009 bezorgd aan mijn collega die bevoegd is voor Overheidsbedrijven, minister Vanackere.

 

Op mijn aandringen is er nu op donderdag 12 november een overleg gepland met de minister van Overheidsbedrijven, de minister van Justitie en de minister van Mobiliteit om nog een aantal juridische vragen uit te klaren.

 

De tekst noemt de verplichtingen op waaraan reizigers en de aanwezigen in de stations zich dienen te houden en sanctioneert onder meer ook het zwartrijden.

 

Ook de ganse procedure die moet worden gevolgd bij het opleggen van een administratieve geldboete wordt uitvoerig beschreven. Een eventuele opleiding kan voorzien worden in een uitvoeringsbesluit.

 

Ik kan nog niet ten volle en gedetailleerd ingaan op de ontwerptekst omdat er nog verder overleg zal plaatsvinden.

 

In elk geval kan ik verzekeren dat de aanpak van overlast in en rond de stations voor mij een prioriteit is en dat ik binnen afzienbare tijd hoop een gefinaliseerde tekst te kunnen voorleggen waarover een zo breed mogelijke consensus bestaat.

 

Ik denk dat iedereen positieve ervaringen heeft met het voorbeeld van adminstratieve sancties bij De Lijn en de gemeenten.

 

10.03  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, dank u voor deze vooruitzichten. Ik meen dat het een goed instrument is. Het is een hanteerbaar, nuttig en goed toepasbaar instrument. Ik ben blij te horen dat u zwanger bent van die oplossing. De vraag is alleen wanneer wij de geboorte mogen verwachten. Dit jaar nog? Of begin volgend jaar?

 

10.04 Minister Annemie Turtelboom: Het zal van ons overleg afhangen. Wij hebben het in april reeds doorgestuurd naar de bevoegde collega. Hoe sneller wij verder kunnen, hoe beter.

 

Op ons niveau zijn wij zo goed als klaar.

 

10.05  Michel Doomst (CD&V): Wij zullen ook minister Vanackere achter de veren zitten.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "buitensporig politiegeweld" (nr. 16235)

- mevrouw Annick Ponthier aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het voorstel van de politiescholen om jonge agenten te laten begeleiden door ervaren politiemensen" (nr. 16259)

11 Questions jointes de

- M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "les violences policières excessives" (n° 16235)

- Mme Annick Ponthier à la ministre de l'Intérieur sur "la proposition des écoles de police d'encadrer les jeunes agents par des policiers expérimentés" (n° 16259)

 

11.01  Michel Doomst (CD&V): We hebben nogal vaak bedenkingen bij buitensporig politiegeweld. Recent werd in Antwerpen op korte tijd twee keer een persoon in een crisissituatie door de politie doodgeschoten. Dan laait de discussie van het buitensporig politiegeweld op. Enerzijds wordt gezegd dat de agenten niet voldoende zijn opgeleid. Anderzijds, en dat horen we op alle niveaus, ook in de korpsen, is er misschien een nijpend probleem aan discipline en deontologie. Blijkbaar dienen veel meer mensen dan vroeger een klacht in bij het Comité P. Even vaak blijkt die niet gegrond.

 

De politiescholen zouden tijdens de opleiding trouwens voldoende aandacht schenken aan deze problemen. Jonge agenten op het terrein hebben het moeilijk om met die steeds ingewikkeldere maatschappelijke omstandigheden om te gaan. Begin mei 2009 heb ik in deze commissie een vraag gesteld over onervaren agenten in de grootsteden. Een studie van de VUB heeft toen aangetoond dat er meer omkadering voor jonge agenten moest komen. Uw voorganger heeft gezegd na te kijken welke verbeteringen er mogelijk waren.

 

Wat is uw visie op deze problematiek?

 

Er is misschien nood aan meer meterschap en peterschap. Ouderen met meer ervaring moeten jongeren met minder ervaring mee op stap nemen.

 

Hebt u al actie ondernomen om die jongeren een betere omkadering te geven?

 

11.02  Annick Ponthier (VB): De politiescholen hebben een voorstel ingediend om jongere politieagenten te laten begeleiden door een ervaren peter of meter, een oude rot in het vak die het jonge geweld in het gareel moet houden. De laatste tijd zijn er problemen met pas afgestudeerde jonge agenten die een gebrek aan discipline en deontologie zouden hebben. De politiescholen spelen hierop in door hun lessenpakket aan te passen en hieraan meer aandacht te besteden. De problemen komen pas echt tot uiting wanneer zij zich op het terrein begeven en daar aan hun lot worden overgelaten. Zij missen intensieve begeleiding op het terrein.

 

Bent u op de hoogte van de problematiek? Ik veronderstel van wel.

 

Wat vindt u van het voorstel van de politiescholen?

 

Wat zijn de concrete maatregelen die u hiervoor kan ondernemen?

 

11.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik ben op de hoogte van het voorstel van de politiescholen in verband met de praktijkstages van de toekomstige politiemensen. Daarbij staat de deontologische code van de politie centraal. Via talrijke diverse opleidingen trachten wij een zo breed mogelijke verspreiding van die filosofie te bewerkstelligen.

 

Het komende jaar wordt de deontologie nog meer dan vroeger een rode draad doorheen alle politieopleidingen. In het raam van het project lerende organisatie, waar ik daarstraks ook naar heb verwezen, zal ook de versterking van de begeleiding van de agenten op het terrein prioritair worden ontwikkeld. Dat moet een quick win worden. Dat project wordt aanstaande vrijdag boven de doopvont gehouden. Ik zal ook een prioritaire aandacht vragen voor dat aspect.

 

Het aantal opgeleide mentors bij de politiekorpsen is de jongste jaren gevoelig gestegen. De opleiding van mentor beoogt die personeelsleden de nodige competenties te verstrekken om aspiranten te kunnen omkaderen en te evalueren tijdens hun opleidingsstages. Wat het basiskader betreft, werden in 2007 262 mentoren opgeleid. In 2008 werden er 408 mentoren opgeleid. U ziet dus toch echt een gevoelige stijging, een stijging met 60 tot 70 procent.

 

Zoals reeds gezegd, we moeten verder gaan. Ook de fase na de opleiding moet worden gevolgd. Ik hoop echter vooral ook dat de start van het project lopende organisatie aanstaande vrijdag ook echt een injectie kan zijn om die zaken op te volgen.

 

11.04  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt. We horen graag primeurs. Wij zijn blij dat komende vrijdag het project van start gaat.

 

Het is juist dat het niet alleen gaat over de opleiding, maar ook over de manier waarop wij op het terrein de mensen die wij nieuw het veld insturen, goed begeleiden. Dat is terreinwerk, dat is veldervaring.

 

Ik denk dat we het misschien ook eens moeten zoeken in de richting van een aantal pilootprojecten. Een en ander doet men namelijk niet in theorie, maar in de praktijk. Een korpsorganisatie is een essentieel element om meer kwaliteit uit het werk te halen in een steeds moeilijkere maatschappelijke omgeving.

 

Ik denk dus dat wij moeten nagaan of wij, via een aantal experimenten op het terrein, goede voorbeelden kunnen maken die anderen kunnen inspireren om dat na te volgen.

 

11.05  Annick Ponthier (VB): Mevrouw de minister, wij zijn erover verheugd dat u het probleem erkent en dat u er aandacht voor zult hebben. In de moeilijke omstandigheden waarin politiemensen vandaag hun functie moeten uitoefenen, is het des te harder nodig dat jonge mensen bewust met hun beroep omgaan en dat zij zich bewust zijn van hun voorbeeldrol. Dat zij daarin worden begeleid, lijkt mij niet meer dan logisch.

 

Wij kijken dan ook uit naar het project dat u volgende vrijdag zult voorstellen. Dat is vrijdag de 13de, maar ik hoop niet dat die datum iets te maken zal hebben met de uitvoering van dat project. Ik ben er zeker van dat het een gunstig gevolg zal krijgen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het gesjoemel met medicijnen" (nr. 16237)

12 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "les pratiques frauduleuses concernant des médicaments" (n° 16237)

 

12.01  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, nu we onder ons zijn een vraag over wat stilaan verspreid nieuws is, namelijk het gerucht als zou er met medicijnen worden gesjoemeld. Bepaalde media suggereren dat er jarenlang door de medische dienst van de politie gratis medicijnen zijn uitgedeeld. In een tijdperk waarin we moeten opletten aan wie er vaccins worden uitgedeeld, blijkt dus dat sommige agenten er met dozen zetpillen of griepvaccins vandoor gaan. Ook neusdruppels en hoestsiropen zijn er geliefd.

 

Ik heb al eerder een vraag gesteld over medische spookdiensten binnen het politieapparaat. Ik wou u gewoon vragen of u op de hoogte bent van deze zaken. Zijn die praktijken inderdaad correct en al een tijdje gekend? Is er al iets te zeggen over de stand van zaken wat het instellen van een onderzoek betreft?

 

12.02 Minister Annemie Turtelboom: Er zijn inderdaad zware aantijgingen tegen de medische dienst. Die werden altijd serieus genomen en ook onmiddellijk aangepakt. Er werd tweemaal zonder aarzelen een proces-verbaal van inlichtingen opgesteld hetgeen ertoe heeft geleid dat er thans twee gerechtelijke onderzoeken lopen. Ik kan uiteraard geen verder commentaar geven over een lopend gerechtelijk onderzoek en wacht dus de resultaten af.

 

Ondertussen heeft de directeur-generaal van de ondersteuning ook duidelijke richtlijnen verspreid over de te respecteren dienstregeling. Er was al een audit lopende met betrekking tot de medische dienst. Die wordt natuurlijk wat doorkruist door de gerechtelijke onderzoeken. Beide moeten dus nu op elkaar worden afgestemd.

 

De controle van de stock van medicijnen die wordt verstrekt in de infrastructuur van de medische dienst van de geïntegreerde politie gebeurt door middel van een geïnformatiseerd systeem en onder supervisie van een apotheker van de medische dienst. Daarenboven gebeuren er op regelmatige basis stockcontroles ter plaatse. Die stockcontroles brachten a priori geen gegevens aan het licht die zouden wijzen op gesjoemel met medicijnen. Ook in de toekomst zullen wij die controles die regelmatig worden gehouden strikt en op regelmatige basis blijven uitvoeren. Nu is het natuurlijk aan de audit en het gerechtelijk onderzoek om er effectief uitsluitsel over te geven of onze stockcontroles die niet wezen op gesjoemel worden bevestigd.

 

12.03  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, dank u dat u de ziekte van de medicijnen daadwerkelijk bestrijdt. De audit is dus op komst. Betekent dit dat dit voor de komende maanden is?

 

12.04 Minister Annemie Turtelboom: De audit zal nu samen met het gerechtelijk onderzoek gebeuren. Het kan zijn dat de audit aan de onderzoeksrechter wordt doorgegeven. Beide zitten nu op een juridisch niveau dat wij uiteraard respecteren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 16259 van mevrouw Ponthier werd al behandeld.

 

13 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de calogisering en verwerking van overtredingen" (nr. 16266)

13 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "la calogisation et le traitement des infractions" (n° 16266)

 

13.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in de strijd tegen overdreven snelheid werden vorig jaar en dit jaar een aantal digitale snelheidscamera's geplaatst. Dat is vaak de beste oplossing op het terrein om op bepaalde zwakke plekken iets te doen aan overmatige snelheid. Er werd afgesproken om met de middelen uit het verkeersveiligheidfonds van 2008 dit jaar een grondige analyse te maken van de geïntegreerde werking en van het uitvoerbaar maken van een aantal strategieën in de verwerkingcentra in Antwerpen, Gent en Namen.

 

Voor de administratieve taken bij de politie, werd in 2003 het project van calogisering opgestart, wat zou betekenen dat tegen het einde van 2009 1 080 operationele personeelsleden die een administratieve taak of logistieke taak bekleden, hun functie dienen te verlaten.

 

Hoever staat het met het implementeren van die verwerkingcentra?

 

Wat leert de analyse van de geïntegreerde werking op dat vlak?

 

Hoeveel personen werken momenteel in de verwerkingcentra?

 

Wat is de stand van zaken van het calogiseringproject?

 

13.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de drie centra, te Gent, Antwerpen en Daussoulx, staan effectief in voor de verwerking van de gegevens die via de digitale snelheidscamera’s binnenkomen. Ze zijn echter nog wel in een opstartfase. Vermits de vraag handelt over de geïntegreerde werking ga ik ervan uit dat daarmee de samenwerking met de lokale politie wordt bedoeld.

 

Momenteel draaien er proefprojecten met twee politiezones, namelijk de zone Brakel en de zone Sambreville. Met de politiezone Brakel zijn de eerste tests effectief van start gegaan in augustus 2009. Met de politiezone Samson zitten wij in de fase van bespreking van het protocolakkoord. Het spreekt dus voor zich dat een analyse bij de huidige stand van zaken nog een beetje voorbarig is.

 

Gezien de opstartfase is het personeelseffectief van de verwerkingscentra nog niet ingevuld. Zodra de nieuwe personeelsformatie van de federale politie wordt goedgekeurd, zullen de plaatsen officieel vacant worden.

 

Momenteel worden de verwerkingcentra bemand met de medewerkers van de provinciale technische secties van de wegpolitie, versterkt met enkele gedetacheerde personeelsleden die dit werk verrichten boven op hun gewone taken. Deze personen behoren hoofdzakelijk tot het operationeel kader, gezien er in de verwerkingsprocedure van gerechtelijke gegevens nog geen leden van het Calog mogen worden ingezet. Dit is nog ter bespreking met het College van procureurs-generaal.

 

In verband met de stand van zaken van het calogiseringproject kan ik u meedelen dat er sinds 2004 reeds 944 bedienden werden gecalogiseerd op een streefcijfer van 1 080. Dat kan eigenlijk toch wel tellen.

 

13.03  Michel Doomst (CD&V): Dank u, mevrouw de minister, voor de cijfers en de details. Dat wordt een instrument waar we de komende jaren nog meer gebruik van zullen moeten maken. Ik voel op het terrein aan dat inzake zwakke plekken in het beheer van de snelheid op de weg men nu aan het zoeken is naar tal van obstructies en creatieve middelen om de snelheid te breken, terwijl het gebruik van de digitale camera een heel objectieve, heel accurate en menselijke aanpak is om de automobilisten op de toe te passen regels te wijzen. We moeten, mijns inziens, de grote zorg om de omkadering en de goede afwerking in de toekomst zeer sterk blijven behartigen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

14 Vraag van de heer Michel Doomst aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het nationaal begeleidingscomité" (nr. 16267)

14 Question de M. Michel Doomst à la ministre de l'Intérieur sur "le comité national d'accompagnement" (n° 16267)

 

14.01  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ongeveer twee jaar geleden heeft commissaris Koekelberg aangekondigd dat voor de 39 000 leden van de federale en lokale politie er een vorm van nationaal begeleidingscomité zou komen. Het doel was om bepaalde schandalen die zich zouden kunnen voordoen, maximaal te voorkomen. Bedoeling was een klankbord te creëren waar politiemensen met mekaar in contact komen, ook met bepaalde privéondernemingen. Dat zou dus als overlegplaats dienst kunnen doen.

 

Mevrouw de minister, wat is op dit ogenblik de stand van zaken van dat begeleidingscomité?

 

Heeft er reeds een evaluatie plaatsgevonden?

 

In welke mate wordt dat comité effectief als klankbord beschouwd?

 

Welke preventieve maatregelen of adviezen heeft dat comité al aangebracht?

 

14.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer Doomst, eerst en vooral wens ik aan te stippen dat het niet gaat om een nationaal begeleidingscomité, maar om een expertise- en adviespunt integriteit, dat ten dienste staat van de mandaathouders van de geïntegreerde politie.

 

Het gaat om een intern en niet-permanent orgaan dat adviserend en ondersteunend werkt binnen een proactieve of preventieve context.

 

Het is samengesteld uit personeelsleden van de lokale en de federale politie.

 

Het expertise- en adviespunt integriteit wordt bijeengeroepen telkens er een concrete vraag of casus inzake integriteit voorligt en het verstrekt een niet-bindend advies.

 

Tot nu toe heeft het expertise- en adviespunt een viertal adviezen verstrekt die sloegen op een aantal uitnodigingen die een politieambtenaar had gekregen, alsook inzake de organisatie van een aantal activiteiten intern in het korps.

 

Ik bekijk momenteel hoe dat integriteitspunt in synergie met een deontologische commissie verder kan worden ontwikkeld.

 

14.03  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, bedankt voor uw antwoord.

 

Ik denk inderdaad dat wij op dat vlak die twee pistes op elkaar moeten afstemmen. Het is een goed idee om de beide met mekaar te integreren.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: La question n° 16270 de Mme Lalieux est transformée en question écrite à sa demande.

 

15 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "l'augmentation de l'intervention financière due par les particuliers demandant une intervention des services de la Sécurité civile" (n° 16303)

15 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "het optrekken van de financiële bijdrage verschuldigd door particulieren die een beroep doen op de diensten van de Civiele Veiligheid" (nr. 16303)

 

15.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, le particulier qui demande une certaine aide à la sécurité civile, peut le faire pour convenance personnelle ou par obligation. S'il peut sembler normal qu'un particulier demandant l'assèchement d'un puits privatif, doive payer les frais liés à sa requête, il nous semble moins pertinent que le SPF Intérieur envoie une facture au particulier obligé de recourir au service de la sécurité civile. À titre d'exemple, je me bornerai à ne mentionner que quelques interventions qui sont actuellement payantes: le soutien au service d'ambulance devant transporter une personne pesant un certain poids, la livraison d'eau potable à un particulier n'ayant plus accès à l'eau courante ou l'intervention pour l'enlèvement d'un nid de guêpes.

 

D'une façon générale, peu de particuliers sont informés que ces différents services leur seront facturés. En effet, ces interventions sont souvent liées à la sécurité des individus et sont très souvent perçues comme des services publics. Il m'est revenu que depuis un certain temps, les montants facturés suite à ces interventions auraient été multipliés en moyenne par six. En ces temps de crise et de difficultés financières pour de nombreux ménages, une augmentation aussi importante du montant facturé interpelle. En effet, il semblerait que, dorénavant, le coût de certaines interventions, en y incorporant les frais de déplacement, pourrait être facturé à des montants pouvant facilement atteindre le millier d'euros.

 

Si je peux éventuellement comprendre une augmentation des frais liés à l'indexation et à l'augmentation de coûts comme celui des carburants, je m'interroge sur des augmentations aussi importantes, si elles sont avérées.

 

Madame la ministre, quel est le montant total des recettes de la sécurité civile consécutives à ces facturations pour les trois dernières années? À quoi sont-elles affectées? Confirmez-vous l'augmentation du coût pour les particuliers des interventions de la sécurité civile? Quand est intervenue cette augmentation? Pouvez-vous mentionner le coût de cette augmentation pour les particuliers pour ce qui concerne les interventions les plus classiques réalisées par la sécurité civile? Quelles logiques sous-tendent cette augmentation? Existe-t-il un inventaire tarifaire officiel des coûts des interventions de la sécurité civile? Est-il public et accessible aux citoyens? Des modalités de dispenses de facturation existent-elles au sein de vos services lorsque des situations particulièrement problématiques sont constatées, notamment sur le plan social?

 

15.02  Annemie Turtelboom, ministre: Les services de la sécurité civile sont constitués, d'une part, des unités de la protection civile et, de l'autre, des services publics d'incendie. Ces derniers ressortissent aux communes. Leur facturation incombe donc à ces dernières, qui sont les seules à pouvoir répondre à la question relative à leurs recettes en ce domaine.

 

S'agissant des unités opérationnelles de la protection civile, le montant total des recettes en rapport avec la facturation de leurs missions s'élève à 390 573 euros pour l'année 2006, 597 794 euros pour l'année 2007 et 437 881 euros pour l'année 2008.

 

La réglementation prévoit que ces recettes sont affectées au Fonds de sécurité contre l'incendie et l'explosion qui finance la formation professionnelle des membres des services d'incendie et de la protection civile, la recherche et l'information en matière de prévention et de lutte contre les incendies et les explosions, et l'octroi de subventions aux communes pour les besoins de leurs services d'incendie.

 

L'arrêté royal du 16 juillet 2009 modifiant l'arrêté royal du 25 avril 2007 déterminant les missions des services de secours qui peuvent être facturées et celles qui sont gratuites a effectivement concrétisé une augmentation du montant facturé pour les interventions de la protection civile. Cette augmentation s'applique aux interventions réalisées depuis le 6 septembre 2009. La tarification applicable est publique puisqu'elle est publiée au Moniteur belge. La tarification précédemment applicable était fixée par un arrêté royal du 27 janvier 1978 et était totalement dépassée. Je peux vous montrer les deux arrêtés royaux: la différence entre les deux est énorme. Les frais d'utilisation du matériel, par exemple, n'étaient pas liés à l'index.

 

De nombreuses missions sont obligatoirement effectuées gratuitement tant par les services d'incendie que par ceux de la protection civile. La liste exhaustive des missions effectuées à titre gratuit est fixée par l'arrêté royal du 25 avril 2007. Il s'agit à titre d'exemple de la lutte contre le feu et les explosions, de la lutte contre les calamités et les catastrophes et les interventions urgentes en vue de sauver ou de protéger des personnes. Il n'existe aucun mécanisme de dispense de paiement pour les missions qui doivent être facturées mais mes services sont attentifs au fait que les personnes en difficulté puissent payer en plusieurs mensualités.

 

15.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je suis surpris par la fin de la réponse de la ministre. Un changement fondamental est en effet intervenu. Vous ne pouvez pas confirmer l'augmentation mais je déduis de vos propos qu'il y a une forte augmentation, que vous estimez légitime puisque le cadre précédent datait d'il y a plus de trente ans. Est-ce bien comme cela que je dois interpréter vos paroles? Cela peut être justifié, ne serait-ce que pour financer des missions aussi importantes que celles que vous avez décrites.

 

Néanmoins, ayant été interpellé par quelques citoyens, il me semble qu'il y a un défaut de publicité au sujet de cette augmentation. Nul n'est censé ignorer la loi mais tout le monde ne lit pas le Moniteur tous les matins. Je le consulterai avec intérêt. Moi-même, j'ai cherché l'information. Je n'ai peut-être pas été assez appliqué mais je ne l'ai pas trouvée. Il est important de faire preuve de transparence et de pédagogie dans cette matière comme dans d'autres, pour éviter les sursauts et les réactions négatives, surtout à l'égard de services aussi importants que la sécurité civile.

 

15.04  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, je peux publier l'arrêté royal sur le site web. Par exemple, je peux vous dire que les frais de déplacement sont remboursés à concurrence de 1,5 euro par kilomètre pour une voiture, ce qui n'est pas exceptionnel. Les frais sont actualisés mais pas de façon anormale. Je peux vous transmettre le nouvel arrêté royal.

 

15.05  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je le lirai avec intérêt et je me réjouis qu'il soit publié prochainement sur le site du SPF Intérieur.

 

Vous estimez que les frais sont raisonnables – et le montant que vous avez cité l'est –, mais je vous informe que des citoyens ont été étonnés de voir des factures qui avoisinaient les 1 000 euros.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

16 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "les audits sur des dysfonctionnements au SPF Intérieur" (n° 16309)

16 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de audits met betrekking tot disfuncties in de FOD Binnenlandse Zaken" (nr. 16309)

 

16.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, à la suite de diverses questions posées par mon ex-collègue Jean-Marc Nollet – c'est toujours mon collègue mais il n'est plus au Parlement fédéral ‑, notamment le 27 mai dernier, votre prédécesseur, M. De Padt, a déclaré avoir demandé un audit quant à la rédaction d'un projet d'arrêté royal de promotion au grade de conseiller général par le bénéficiaire de cette promotion.

 

En ce qui concerne la rédaction par cette conseillère générale de son propre arrêté de promotion, des mails dont des extraits ont été publiés par le journal La Libre Belgique montrent à suffisance que ladite conseillère a pris l'initiative d'analyser le projet d'arrêté la nommant conseiller général; qu'elle a réécrit elle-même son arrêté de nomination; qu'elle a motivé sa nomination sur la base non pas des considérations émises par le comité de direction mais sur la base de motifs qu'elle a inventés, s'assimilant pour ce faire à l'autorité de nomination; que le responsable du personnel lui a demandé son accord à différentes reprises; qu'elle a mis la présidente du SPF Intérieur au courant de ses interventions. Ce sont des faits très graves. Je vous rappelle la venue de nombreuses caméras ici même pour des questions similaires en ce qui concernait des adjoints du chef de la police fédérale.

 

Manifestement, cela n'inquiète pas grand monde. Peut-être cet audit nous en dira-t-il plus.

 

Je voudrais savoir si cet audit qui a débuté en avril est terminé. Sinon quels sont les motifs de ce retard?

 

Si l'audit est terminé, pouvez-vous me dire qui l'a mené? S'agit-il d'une autorité indépendante de la direction du SPF Intérieur?

 

Y a-t-il eu un rapport intermédiaire et dans l'affirmative de quand date-t-il?

 

De quand date le rapport final contenant les conclusions de cet audit?

 

À quelle date ces rapports vous ont-ils été communiqués?

 

Êtes-vous disposée à mettre ces rapports à la disposition du Parlement et si non, pour quels motifs?

 

Quelles sont les conclusions du rapport final?

 

16.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le député, le service interne d'audit et d'inspection a remis à mon prédécesseur un premier rapport en avril 2009 et un rapport complémentaire en juillet 2009. Par définition, ce type de document est à usage exclusivement interne.

 

Il en ressort que, dans un premier temps, la candidate a reçu, comme le veut l'usage, l'extrait du compte rendu du comité de direction portant sur l'évaluation de ses titres et mérites personnels. Elle a, de droit, formulé les observations qu'elle jugeait utiles et en a informé la présidente du comité de direction.

 

Dans un deuxième temps, le fonctionnaire concerné a, à la demande de la direction P&O du SPF, émis un avis relatif à la version finale de son arrêté de promotion.

 

Contrairement à ce que vous affirmez, il ne ressort pas du dossier que la présidente ait été informée de cette demande. Par ailleurs, la démarche de la direction P&O n'a eu aucune influence sur la décision, étant donné le moment où elle se situait dans la procédure.

 

Les suites qui s'imposaient ont été données à cette affaire en interne, sur la base des conclusions et des recommandations du service d'audit.

 

16.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, j'ai vu les pièces, qui entrent en totale contradiction avec votre réponse. Les suites qui ont été données ont consisté en une nouvelle promotion de la fonctionnaire concernée. Vous parlez d'observations utiles. Pour ma part, j'ai trouvé un arrêté qui a été réécrit par l'intéressée. Et vous faites semblant de rien. Je trouve cela difficilement acceptable.

 

Ce n'est ni la première ni la dernière fois que je vous interroge sur la façon dont est dirigé le SPF Intérieur. Je me demande s'il est réellement dirigé politiquement et si une certaine déontologie y est de mise. Quels sont les critères de nomination de ses dirigeants? Plusieurs pièces me donnent à penser que les choses ne sont pas aussi roses que vous voulez le décrire.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

17 Question de M. Georges Gilkinet à la ministre de l'Intérieur sur "les arrêts du Conseil d'État par la section du contentieux administratif" (n° 16311)

17 Vraag van de heer Georges Gilkinet aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de arresten van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State" (nr. 16311)

 

17.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, le 17 février 2009, la 8e chambre du Conseil d'État a rendu un avis rejetant une requête en annulation de la décision du Selor de classer "moins apte" la candidature du requérant, et demandant également l'annulation de la désignation de la Directrice générale du département Énergie du SPF Économie.

 

Il me revient que l'instruction du dossier n'avait pas abouti aux mêmes conclusions que celles du président. Cette situation a été dénoncée dans un courrier adressé au Premier président du Conseil d'État, dont le ministre a reçu copie. Elle a également fait l'objet d'une publication dans diverses revues.

 

Par ailleurs, cet avis intervenant presque trois ans après la requête a été rendu par un siège composé d'un seul président. Un autre arrêt, daté du 1er avril, modifie cet arrêt, mentionnant une erreur "matérielle" qu'il y a lieu de corriger. Selon ce second arrêt, le siège aurait en fait été composé de trois personnes, outre le greffier.

 

Je m'interroge tout à la fois sur cette différence entre l'instruction du dossier et les conclusions du Conseil d'État, sur le fait que cet avis a été rendu par un siège constitué d'une seule personne et sur l'absence de réaction du ministre de l'Intérieur face à cette situation. Le Conseil d'État est tout de même sous sa tutelle.

 

Dans un strict respect du rôle de chacun, je pense que le ministre de l'Intérieur – votre prédécesseur – aurait pu avoir un geste d'apaisement envers les requérants ainsi qu'un geste d'interpellation envers le Conseil d'État, sans toutefois intervenir sur le contenu de l'avis.

 

Madame la ministre, pouvez-vous préciser quelles sont les requêtes qui peuvent être traitées par une Chambre du Conseil d'État composée d'une seule personne?

Dans le dossier présent, comment expliquez-vous le délai de trois ans entre la requête et l'arrêt, la décision finale différente de la proposition issue de l'instruction et la décision finale prise par un siège composé d'une seule personne?

Quel est votre sentiment sur le second arrêt daté du 1er avril?

Comment votre prédécesseur a-t-il réagi au courrier dénonçant ces faits? Avez-vous eu connaissance de ce courrier? Quel est votre sentiment à ce sujet?

Envisagez-vous des modifications du fonctionnement du Conseil d'État pour éviter de tels problèmes à l'avenir? Je pense ici à la durée de traitement des dossiers et aux changements de jurisprudence sous la responsabilité d'une seule personne.

 

17.02  Annemie Turtelboom, ministre: Mon prédécesseur a été effectivement interpellé au sujet des arrêts auxquels vous faites référence rendus par la huitième chambre du Conseil d'État le 17 février 2009. Les requérants avaient émis de violentes critiques sur la manière avec laquelle ces arrêts avaient été prononcés. Ils soutenaient notamment qu'ils emportaient un revirement de jurisprudence et qu'à ce titre, l'assemblée générale du Conseil d'État aurait dû être consultée avant qu'ils ne soient rendus.

 

Je confirme à cet égard la réponse que j'ai donnée à la question écrite de votre collègue Eric Libert relative au même objet. Je précise que les arrêts rectificatifs du 1er avril 2009 font apparaître que les arrêts du 17 février 2009 ont été rendus par la huitième chambre dans sa formation habituelle de trois conseillers d'État et non comme indiqué tout d'abord par erreur par son seul président. Les cas dans lesquels les chambres de la section du contentieux administratif siègent à un membre sont énumérés dans l'article 90 des lois coordonnées sur le Conseil d'État, à savoir notamment pour l'examen des demandes de suspension et de mesures provisoires, lorsque le recours doit être déclaré sans objet ou appelle un désistement ou une radiation du rôle ou encore lorsqu'il s'agit du traitement de requêtes n'entraînant que des débats succincts.

 

Il est vrai que les arrêts contestés ont été rendus sur avis contraire d'un auditeur-rapporteur mais bien que relativement rare, cette circonstance n'a rien d'anormal. Dans la mesure où il ne revient pas au ministre de l'Intérieur de s'immiscer dans le traitement des causes portées devant le Conseil d'État, il ne m'appartient pas de me prononcer sur la question de savoir si en l'occurrence, le délai de trois ans doit être considéré comme raisonnable. Pour les mêmes raisons, je ne peux me substituer à l'appréciation du Conseil d'État quant à la question de savoir si une cause doit être renvoyée à l'assemblée générale de la section du contentieux administratif sur la base de l'article 92 des lois coordonnées sur le Conseil d'État.

 

Je me garderai donc bien d'émettre un quelconque jugement de valeur sur les arrêts que vous incriminez. Le Conseil d'État est une juridiction administrative indépendante et comme toute juridiction du reste, elle statue sans devoir en référer préalablement ou a posteriori au pouvoir exécutif.

 

Mon prédécesseur avait été interpellé par ces deux requérants et s'était enquis auprès du premier président du Conseil d'État des suites qu'il entendait réserver à leurs doléances.

 

Le 1er août 2009, je les ai personnellement informés de ma position telle que je viens de l'exposer, confirmant en cela le courrier que le premier président du Conseil d'État leur avait lui-même adressé le 15 avril 2009. Il n'y a donc pas lieu, à mon estime, de légiférer en la matière.

 

17.03  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, je prends acte de votre réponse. Je peux vous suivre dans la séparation des rôles, je l'ai mentionné dans ma question. Au-delà du fond de cette affaire, qui me laisse un arrière-goût de décision partisane, il est un élément sur lequel, en votre qualité de ministre de référence pour le Conseil d'État, vous devriez vous pencher, ce sont les délais de décision.

 

Si le Conseil d'État fonctionne de façon autonome, ce qui est important dans un État de droit, il faudrait à tout le moins veiller à des délais raisonnables et qui permettent aux requérants de faire valoir leurs droits. Qu'ils soient déboutés ou pas, une attente de trois ans est très longue et on se trouve finalement face à des situations acquises, face auxquelles on s'interroge quant à l'utilité d'encore transiger.

 

En l'occurrence, il s'agit d'une affaire de nomination, comme il en arrive souvent. La personne est en place et il est difficile de revenir en arrière. Au-delà de la question du fond, il serait donc utile que les choses évoluent. J'ignore si c'est une question de priorité de travail, mais vous devriez, à mon sens, y être attentive.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: La question n° 16343 de M. Vanhie est transformée en question écrite à sa demande.

 

18 Vraag van mevrouw Ilse Uyttersprot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de personeelswerving voor bepaalde diensten binnen de lokale politie" (nr. 16348)

18 Question de Mme Ilse Uyttersprot à la ministre de l'Intérieur sur "le recrutement de personnel pour certains services de la police locale" (n° 16348)

 

18.01  Ilse Uyttersprot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, bepaalde taken binnen de lokale politie vereisen personeel met een zekere vorm van specialisatie. Om de bedoelde specialisatie op een normale en efficiënte manier aan te wenden, moet de desbetreffende dienst zoveel mogelijk op een exclusieve manier worden uitgevoerd. Voorbeelden daarvan zijn onder andere de wijkinspecteurs en hondenbegeleiders maar ook de verkeersdienst, de preventiedienst en de wapenregistratie.

 

Aan de bediening van voormelde diensten zijn weinig of geen extra prestaties tijdens weekends en/of nachten verbonden, zodat zij financieel minder aantrekkelijk zijn. Daardoor worden er onvoldoende of zelfs geen kandidaten gevonden.

 

Indien aan de betrokken personeelsleden toch wordt toegelaten om occasioneel weekend- en nachtprestaties te presteren, zijn zij te lang afwezig op hun eigen dienst. Dergelijke prestaties moeten immers worden gerecupereerd om het aantal overuren te beperken.

 

Met andere woorden, de huidige regeling biedt voor de functies in kwestie geen soelaas.

 

Mevrouw de minister, daarom vraag ik aan u het volgende.

 

Zijn er bepaalde voorstellen van uw kant om mensen toch te motiveren zich voor voormelde knelpuntfuncties, wat zij toch zijn, kandidaat te stellen?

 

18.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, in 2008 verrichtte de Vaste Commissie van de Lokale Politie op vraag van de Adviesraad van burgemeesters een bevraging onder de lokale politiediensten. De volgende conclusies over de wijkwerking werden getrokken.

 

Ten eerste, een bijzondere aandacht is nodig voor het herwaarderen van de functie en het imago van de wijkinspecteur.

 

Ten tweede, de promotie van de functie van wijkpolitie moet worden gestimuleerd.

 

Ten derde, de lokale politieleiding moet voldoende aandacht hebben voor een kwalitatieve personeels- en taakinvulling van de wijkpolitie.

 

Ten vierde, de ondersteunende diensten van de federale politie moeten zorgen voor een kwaliteitsvolle selectie, opleiding en vorming in verband met de wijkwerking.

 

Ten vijfde, de zuivere, administratieve taken moeten worden afgebouwd.

 

Een uitgebreide bevraging van het politiepersoneel heeft uitgewezen dat een financiële motivatie voor een bepaalde functie bij de lokale politie secundair is. Belangrijker is de taakinhoud van de functie en de erkenning van het belang van de functie door de overheden en de hiërarchie en door de andere collega’s.

 

Voorgaande bevinding strookt trouwens met het sociologische onderzoek over arbeidsmotivatie, waaruit blijkt dat geld enkel een tijdelijk motiverende factor is, indien het echt onvoldoende aanwezig is.

 

Ik ben ervan overtuigd dat een gelijkaardig resultaat wordt bekomen, mocht dezelfde bevraging gebeuren over de andere functies, zoals hondengeleider, verkeersdienst, milieudienst, preventiedienst en wapenregistratie. Zulks neemt niet weg dat er goede praktijkvoorbeelden bestaan in politiezones waar de politie erin is geslaagd om via organisatorische maatregelen het loonverschil voor de operationele functies met de interventiedienst of de recherche te beperken.

 

Voor de eerder administratieve functies, zoals preventie en wapenregistratie, ligt het voorgaande uiteraard minder voor de hand. Voor de desbetreffende functies kan echter ook de vraag worden gesteld of de betrokken taken wel degelijk hoofdzakelijk door het politiepersoneel moeten worden uitgevoerd dan wel of zij door Calogpersoneel moeten kunnen worden uitgeoefend.

 

18.03  Ilse Uyttersprot (CD&V): Mevrouw de minister, die maatregelen zijn inderdaad terecht. Aangezien er op dit moment veel wordt gebruik gemaakt van de mobiliteit tussen de verschillende politiezones, merken we dat we voor sommige functies geen kandidaten meer krijgen en dat men zich liever kandidaat stelt voor iets beter betaalde functies.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

19 Vraag van mevrouw Ilse Uyttersprot aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de invloed van de hervorming van het gerechtelijk landschap op de KUL-norm" (nr. 16349)

19 Question de Mme Ilse Uyttersprot à la ministre de l'Intérieur sur "l'effet de la réforme du paysage judiciaire sur la norme KUL" (n° 16349)

 

19.01  Ilse Uyttersprot (CD&V): Mevrouw de minister, naar aanleiding van de op til staande hervorming van het gerechtelijk landschap maar ook het bijbouwen van nieuwe gevangenissen, zijn bij mij een aantal bedenkingen gerezen inzake de huidige KUL-norm.

 

De KUL-norm bepaalt eigenlijk de dotatie voor een gemeente of een politiezone die tussenkomt in de kosten van de politiesterkte. Indien er een penitentaire inrichting wordt opgericht op het grondgebied van een gemeente waar voordien geen dergelijke inrichting aanwezig was, wordt de KUL-norm dan aangepast om de uitbreiding van de verantwoordelijkheden van de politie te ondervangen?

 

Zal de politiecapaciteit binnen de politiezone, bijvoorbeeld bij de oprichting van een nieuwe penitentaire instelling, overeenkomstig de normen worden aangepast?

 

19.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, de gevangeniscapaciteit is inderdaad een varibele die in de regressie-analyse van de KUL-norm werd behouden en dat één en ander sinds de instelling van de lokale politie niet aan de realiteit is aangepast.

 

Ik verwijs daarvoor naar een vraag die ik eerder vandaag heb beantwoord van collega Weyts rond het wetenschappelijk onderzoek en de KUL-norm.

 

Zoals ik u reeds verschillende keren heb geantwoord, ben ik, net zoals de wetenschappelijke onderzoekers, voorstander van een functionele financiering gebaseerd op de reële kost van de lokale politie voor het vervullen van de wettelijke opdrachten. Om tot deze functionele benadering te komen, zal eerst in samenwerking met de academische wereld de minimale operationele capaciteit noodzakelijk om de basispolitiezorg in elke zone uit te oefenen worden geïdentificeerd. Hierbij zal worden rekening gehouden met de omgeving en de kenmerken eigen aan de politiezone.

 

Maar tot zolang – we de zijn in afwachting van dat wetenschappelijk onderzoek dat zal starten – zal de KUL-norm behouden blijven.

 

19.03  Ilse Uyttersprot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is zeker zo dat er in Vlaanderen een aantal plaatsen zijn waar men nu spreekt van een nieuwe gevangenis. U moet weten dat een gevangenis toch wel zeer belastend is voor politiediensten. Dat wil zeggen dat een aantal politiezones volgens de KUL-norm te veel manschappen zullen hebben of te veel dotatie zullen ontvangen indien de gevangenis niet binnen hun zone blijft. Andere zones of gemeenten waar er een gevangenis komt, zullen natuurlijk nog aan de oude berekening vastzitten.

 

Ik hoop toch dat indien er sprake is van een aantal nieuwe gevangenissen in gemeenten die voorheen geen gevangenis hadden, dat daarmee zal rekening worden gehouden en er enigszins een wijziging komt in de dotatie want er zullen zeker en vast tussen één en twee jaar nieuwe politiekosten op die politiezones afkomen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 16173 van mevrouw Déom wordt uitgesteld.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 16.59 uur.

La réunion publique de commission est levée à 16.59 heures.