Commissie
voor de Financiën en de Begroting |
Commission des Finances et du Budget |
van woensdag 28 oktober 2009 Namiddag ______ |
du mercredi 28 octobre 2009 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 16.15 uur en voorgezeten door de heer Luk Van Biesen.
La séance est ouverte à 16.15 heures et présidée par M. Luk Van Biesen.
01 Interpellatie van de heer Dirk Van der Maelen tot de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het besluit van 22 juni 2009 houdende de benoemingen van de gewestelijk directeurs" (nr. 347)
01 Interpellation de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'arrêté du 22 juin 2009 concernant les nominations des directeurs régionaux" (n° 347)
01.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vicepremier, ik wil – ik doe dat niet vaak – u interpelleren, maar ik wil via deze interpellatie uitmaken of er al dan niet ministeriële verantwoordelijkheid in het spel is in de benoemingstrein van 22 juni 2009.
Om mijn collega’s de gelegenheid te geven om mee te oordelen, wil ik starten met een schets van de situatie. De feiten zijn de volgende. In 1999 ontdekt het ministerie van Financiën dat een ambtenaar, ik zal hem maar X noemen, bij zijn aangifte 1997 nihil schrijft in het vak bij de vraag of hij een buitenlandse rekening heeft. In 1998 meldt hij niets. Er wordt een onderzoek ingesteld door de fiscus en deze stelt voor om een administratieve boete op te leggen. Ambtenaar X tekent beroep aan bij de ambtenaar aangeduid door de gewestelijke directeur. Het beroep wordt afgewezen. Daarop dient hij in juni 2001 een verzoekschrift in bij de rechtbank van eerste aanleg.
Bij die feiten heb ik een aantal vragen te stellen.
Bezit u, mijnheer de minister, en uw departement, de historiek van die rekening? Betrokken ambtenaar zegt dat op die rekening nooit meer dan 125 euro heeft gestaan. Dat verhaal is bijzonder ongeloofwaardig. Wie opent nu een rekening in Luxemburg voor 125 euro?
Klopt het dat die ambtenaar heeft geweigerd om het ministerie van Financiën volledig inzicht te geven in de rekening en dat hij zich dus met andere woorden verscholen heeft achter het Luxemburgs bankgeheim?
Is er, kort na de gebeurtenissen zoals ik ze hier heb geschetst, een tuchtonderzoek geweest of een administratief onderzoek?
Vanaf dan begint de wonderbaarlijke klim van die ambtenaar binnen het ministerie van Financiën. In 2000 krijgt hij een boete. Hij gaat tegen die boete in beroep. Maar dan is er dat eerste wonderbaarlijke feit, in 2003. De betrokken ambtenaar wordt bevorderd tot directeur van de belastingen.
Mijnheer de minister, is het gebruikelijk dat een ambtenaar tegen wie een rechtzaak loopt wegens verdenking van fraude, in uw departement een bevordering krijgt? Ik weet uit een nog niet zo ver verleden dat andere ambtenaren zodra zij ook maar een voet scheef zetten een tuchtsanctie kregen en dat sommigen – onder meer iemand die in een gelijkaardig geval verkeerde en een rekening in het buitenland had – twee graden werden teruggezet. Dat was voor uw tijd. Nu moet ik vaststellen dat in 2003, onder uw leiding al andere zeden golden.
Ik schuif door naar 18 december 2007. Een directiecomité stelt voor dat diezelfde ambtenaar wordt benoemd tot gewestelijk directeur. Die benoeming gaat uiteindelijk niet door omdat de samenstelling van het directiecomité door de Raad van State ongeldig wordt verklaard en alle beslissingen die het had genomen, worden verbroken.
Op 13 juni 2008 spreekt de rechtbank van eerste aanleg zich uit over het beroep dat de betrokken ambtenaar had aangetekend tegen de beslissing van zijn eigen administratie. Ik lees u de sleutelpassage voor uit het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg.
“(…) kan het niet betwist worden dat er sprake is van kwade trouw en/of opzet om de belastingen te ontduiken.”
Mijnheer de minister, kan een vonnis duidelijker zijn? De rechter stelt ontduiking van belastingen vast.
Mijnheer de minister, ik heb ook in de krant gelezen dat er, vooraleer de betrokken ambtenaar op 8 mei 2009 door u werd benoemd, een tuchtonderzoek zou hebben plaatsgevonden. Klopt dat? Klopt het dat het bewuste tuchtonderzoek op acht dagen tijd is afgehandeld? Zulks wekt de indruk dat men gauw voor de uiteindelijke benoeming administratief in orde wou zijn.
Indien het voorgaande klopt, is de benoeming tot directeur van belastingen, toen er nog geen tuchtonderzoek was geweest, dan wel geldig?
Mijnheer de minister, ik kom nu bij de ministeriële verantwoordelijkheid. Uit het verslag van het directiecomité van 8 mei 2009 blijkt dat uw twee kabinetchefs, de heren Volders en Wunsch, persoonlijk aanwezig waren op het directiecomité waar de betrokken ambtenaar tot benoeming van gewestelijk directeur werd voorgedragen.
Mijnheer de minister, wisten uw kabinetchefs, vooraleer zij de beslissing in het directiecomité namen, van het bestaan van een vonnis dat de betrokken ambtenaar van belastingontduiking beschuldigde?
Mijnheer de minister, hebben uw twee kabinetchefs u, vooraleer u uw handtekening onder het besluit zette, verwittigd dat er met de betrokken ambtenaar een probleem kon zijn?
Mijnheer de minister, u hebt in de krant aangekondigd dat u aan uw administratie een rapport zal vragen om een onderzoek in te stellen. Ik zal met veel belangstelling luisteren naar het antwoord dat u op mijn vragen geeft en naar het verslag dat u van het onderzoek in kwestie zal brengen.
01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, de procedure voor bevordering naar niveau A wordt geregeld door het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel. Daarin wordt bepaald dat voor elke bevordering die afhankelijk is van het vacant zijn van een betrekking, een voorstel door het directiecomité wordt uitgebracht. Het omvat maximum 5 kandidaten per vacante betrekking en de voorrang wordt gegeven aan degene van de kandidaten die bij eenparigheid door het directiecomité werd voorgedragen.
In het door de heer Van der Maelen vermelde geval heeft het directiecomité slechts een kandidaat voor de in competitie gestelde betrekking voorgedragen. Overeenkomstig het bovengenoemde besluit heb ik het voorstel van het directiecomité gevolgd. Geen enkel proces-verbaal van dat comité maakt melding van de feiten die de heer Van der Maelen ter sprake brengt. Ik wens te verduidelijken dat zowel op strafrechterlijk als op tuchtrechterlijk vlak geen gevolg aan deze zaak werd gegeven.
In het raam van de benoemingsprocedure voor de gewestelijke directeurs bij een fiscaal bestuur heeft het directiecomité alle kandidaten geëvalueerd en gerangschikt naar het profiel op grond van de verschillende competentiecriteria op generiek en technisch vlak, en rekening houdend met hun beroepsloopbaan en de verschillende adviezen. Op basis van de verschillende elementen in het dossier oordeelde het comité dat de voorgedragen kandidaat het geschiktst was om de in competitie gestelde functie uit te oefenen.
01.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, u doet alsof u een vreemde bent in dat proces. Ik heb hier het besluit van 22 juni 2009.
Mijnheer de minister, de handtekeningen van u en van de koning staan er onder. U draagt de verantwoordelijkheid voor die benoemingen. Uw twee kabinetschefs zaten in het directiecomité en hebben die voordracht mee gedaan.
Ik denk niet dat ik u moet zeggen dat onze Grondwet stelt dat een minister politiek verantwoordelijk is voor de daden van zijn naaste medewerkers en van zijn kabinetschefs. Ik stel vast dat u die benoeming onderschrijft. Ik stel vast dat u geen antwoord geeft op mijn vragen. Daarom zal ik een motie van aanbeveling indienen waarbij ik aan de Kamer vraag dat de leden van de commissie van Financiën, onder de formule van geheimhouding, volledig inzicht zouden krijgen in de benoemingsprocedure van de betrokken ambtenaar. Zo kan men vaststellen hoe ernstig die zaak is.
U zit weer te lachen, mijnheer de minister. U eveneens, mijnheer Van Biesen. Uw lichaamstaal is een illustratie van uw houding tegenover dat dossier. Een ambtenaar, zoals een gewestelijk directeur, die wordt belast met de strijd tegen de fraude kan de opheffing van het bankgeheim vragen. U vindt het geen probleem dat zo een ambtenaar zichzelf achter het bankgeheim heeft verscholen, en weigert om zijn eigen administratie volledig inzicht te geven in een rekening. U maakt daar geen probleem van.
Ik ga door op deze zaak. Ik reken op mijn collega’s wanneer wij binnen veertien dagen in de plenaire vergadering over de motie van aanbeveling zullen stemmen. Ik wil dat de commissie Financiën, onder de formule van de geheimhouding, inzicht krijgt in dat benoemingsdossier.
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Dirk Van der Maelen en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Dirk Van der Maelen
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen,
beveelt aan
de leden van de commissie Financiën inzage te verlenen in het onderzoeksdossier dat door de minister werd opgevraagd bij zijn administratie met betrekking tot de benoeming van een gewestelijk directeur."
Une motion de recommandation a été déposée par M. Dirk Van der Maelen et est libellée comme suit:
“La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Dirk Van der Maelen
et la réponse du vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles,
demande
que les membres de la commission des Finances puissent consulter le dossier d’enquête concernant la nomination d’un directeur régional que le ministre a requis auprès de son administration.“
Een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Marie Arena en door de heren Olivier Hamal, Luk Van Biesen en Kristof Waterschoot.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme
Marie Arena et par MM. Olivier
Hamal, Luk Van Biesen et Kristof Waterschoot.
Over de moties zal later worden gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La discussion est close.
02 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het uitblijven van de evaluatie van de CO2-aftrekbeperking van bedrijfswagens" (nr. 15264)
02 Question de M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'absence d'évaluation de la déductibilité CO2 restreinte pour les voitures de société" (n° 15264)
02.01 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, bij de invoering van artikel 198 bis WIB92 met de programmawet van 2007, werd in de toelichting een tweejaarlijkse evaluatie van de nieuwe maatregel ingesteld. In mijn mondelinge vraag van 17 juni 2008 heeft de heer Clerfayt het voornemen om een evaluatie door te voeren bevestigd. Ik verwachtte mij dan ook aan een evaluatierapport. Niets bleek minder waar te zijn. Ook het Rekenhof liet mij weten dat er nog steeds geen evaluatie werd uitgevoerd.
Ik heb op die evaluatie aangedrongen, niet alleen om te kijken op welke manier het wagenpark wordt vervangen, maar ook om te kijken wat het effect is op de verhouding tussen de aankoop van dieselwagens en benzinewagens. We moeten immers ook de problematiek van het fijn stof in rekening brengen.
Daarnaast ontstaan door de maatregel een aantal zeer zware administratieve lasten voor ondernemingen, boekhouders en fiscale ambtenaren. Deze moeten alle kosten van het wagenpark fiscaal uitsplitsen, verwerken en controleren.
Vandaar dat ik heb aangedrongen op die evaluatie. Kan de minister mij zeggen wanneer hij die evaluatie, die oorspronkelijk voor eind 2008 was voorzien, uiteindelijk zal uitvoeren? Zal u bij deze evaluatie ook rekening houden met de door mij vermelde elementen zoals fijn stof en dergelijke meer? Ik dank u.
02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, wat de door de heer De Potter geviseerde evaluatie van de doeltreffendheid van artikel 198bis van het WIB92 betreft, deelt mijn administratie mij mee dat de voorrang die aan de administratieve vereenvoudiging wordt verleend, een belemmering vormt voor een duidelijke evaluatie van de milieu-effectiviteit van de maatregel. De aangifte voor de vennootschapbelasting vermeldt slechts één rubriek, waarin de niet-aftrekbare autokosten en minderwaarden op autovoertuigen in hun geheel dienen te worden vermeld. Hieruit kunnen dan ook weinig sluitende conclusies worden getrokken. Er zijn echter wel indicaties dat de maatregel effect sorteert.
Sta mij in de eerste plaats toe het begrip bedrijfswagen duidelijk te omschrijven. Er rijden volgens de DIV meer dan 4 miljoen voertuigen op onze wegen. Ten minste 320 000 of 8 procent van die 4 miljoen voertuigen zijn bedrijfsvoertuigen, als dusdanig aangegeven bij de RSZ. De bedrijfsvoertuigen voor bedrijfsleiders, die niet bij de RSZ moeten worden aangegeven, zijn niet meegerekend.
Een laatste kenmerk van de bedrijfswagens is dat het veel recentere modellen zijn dan het gemiddelde voertuig dat op onze wegen rondrijdt. Dankzij de recente ecologische vooruitgang en de ingevoerde aftrekbaarheid met betrekking tot de emissies, behoren ze tot de properste wagens qua uitstoot.
Het sociaal secretariaat SD Worx deed een onderzoek bij 236 Belgische organisaties. De resultaten van het onderzoek geven aan dat de maatregel, samen met andere door de overheid genomen maatregelen, gedurende de voorbije drie jaar wel degelijk een invloed had op de wagenpolitiek van de bedrijven: 39,8 procent van de organisaties stuurde haar bedrijfswagenpolitiek bij, 23,43 procent plande een aanpassing op korte termijn, in minder dan een jaar, en 13,6 procent plande een aanpassing op langere termijn, na meer dan een jaar. Voor 67 procent van de organisaties waren de fiscale, sociale en juridische maatregelen van de overheid de belangrijkste redenen om dat te doen.
Bij het schatten van de effecten moet uiteraard rekening worden gehouden met een zekere tijdspanne die nodig is om een wagenpark te vernieuwen. De levenscyclus van een bedrijfswagen bedroeg volgens de FOD Mobiliteit in 2007 gemiddeld 4,3 jaar.
Ten slotte moet worden opgemerkt dat het beperkte aanbod aan CO2-zuinige wagens de effectiviteit van de maatregelen hindert. Van de 7 958 beschikbare automodellen – de situatie in juni 2008 – laat amper 222 of 2,8 procent een hogere aftrek toe dan de vroegere vaste aftrek van 75 procent.
Voor het overige worden momenteel verschillende mogelijkheden tot wijziging van het stelsel voorzien bij artikel 198bis overwogen. De toepassing van een enkel aftrekpercentage wordt hier evenwel voorlopig niet geviseerd. Wij kunnen misschien tijdens de volgende maanden een inspanning doen om een betere evaluatie te krijgen, maar er is al een effect op de markt.
02.03 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik hoop dat die evaluatie er snel komt want ik blijf natuurlijk met het punt zitten dat het absoluut geen administratief eenvoudige operatie is voor ondernemers, boekhouders en fiscale ambtenaren. Ook inzake controle is het systeem vrij moeilijk controleerbaar. Ik zal samen met u het antwoord nog eens doornemen en ik wacht op een diepgaandere evaluatie.
L'incident est clos.
De voorzitter: Wij komen nu aan de samengevoegde vragen van de heer Van der Maelen nr. 15293 en van mevrouw Arena nr. 16028.
02.04 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, om redenen van collegialiteit kondig ik u aan dat ik genoegen neem met een schriftelijk antwoord op mijn vragen nrs. 15293, 15295 en 15298. Het zal ons toelaten sneller bij punt 13 op de agenda te komen. De buitenwacht wacht immers op een reactie van de minister.
De voorzitter: Mevrouw Arena, sluit u zich bij de heer Van der Maelen aan?
02.05 Marie Arena (PS): Dans le même état d'esprit, je prendrai la réponse écrite.
De voorzitter: Dus die vragen worden omgezet in schriftelijke vragen.
03 Question de M. Olivier Hamal au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le précompte mobilier sur les droits d'auteur dans la presse quotidienne" (n° 15306)
03 Vraag van de heer Olivier Hamal aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de roerende voorheffing op auteursrechten in de dagbladpers" (nr. 15306)
03.01 Olivier Hamal (MR): Monsieur le vice-premier ministre, il ne m’apparaît pas utile dans la présente question de vous rappeler les problèmes que la presse quotidienne francophone et germanophone et même sans doute néerlandophone rencontre à l’heure actuelle et les défis qui sont les siens.
Vous avez certainement pris connaissance de ce mémorandum du mois de juin dernier des éditeurs de la presse quotidienne francophone et germanophone. Un certain nombre de mesures y sont suggérées dans différents domaines qui permettraient de rencontrer leurs préoccupations.
Il y va notamment du précompte immobilier sur les droits d'auteur. La loi du 16 juillet 2008 qualifie en revenus immobiliers, jusqu'à un certain seuil, les droits d'auteur perçus par des personnes physiques et les soumet à un précompte mobilier de 15 %.
Personne ne conteste que ce nouveau régime de fiscalisation des droits d'auteur soit une avancée positive pour le secteur de la presse, puisque son application devrait permettre de soumettre la partie "droits d'auteur" à ce précompte mobilier.
Pour les nouveaux engagements, son application ne pose pas de difficultés majeures, quoiqu’une clarification avec l'administration fiscale soit sans doute opportune pour éviter des conflits déstabilisants pour la gestion des ressources humaines de ces entreprises.
Pour les journalistes déjà employés, par contre, l’application est beaucoup plus problématique puisque même en cas d'accord entre employé et employeur sur la proportion de la rémunération relevant du droit d'auteur, il ne peut être fait application de cette loi sans heurter le principe de l'interdiction de la requalification.
Pour les journalistes indépendants, son application ne pose pas de difficultés particulières, tant pour les existants que pour les futurs, puisque les parties peuvent s'accorder sur la partie représentant la rémunération du droit d'auteur. Toutefois, là aussi, une clarification de l'administration fiscale pourrait s’avérer opportune.
La difficulté principale de la nouvelle législation réside donc vis-à-vis des journalistes employés à l’heure actuelle déjà qui ne peuvent pas bénéficier de ce régime fiscal avantageux, ce qui est dommage et source de discrimination entre les différents statuts journalistiques.
Les éditeurs demandent dès lors que la législation puisse s'appliquer aux auteurs déjà sous contrat d'emploi pour autant que l'employeur et l'employé s'accordent sur la partie de la rémunération représentant la valeur de la cession des droits d'auteur, et ce dans le respect des prescrits de la loi. Le ministre pourrait-il me dire relativement au point soulevé ci-avant, quelle est sa position et les initiatives qu'il pourrait envisager de prendre dans le cadre de ses compétences pour répondre à cette préoccupation des éditeurs de la presse?
03.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, cher collègue, la loi du 16 juillet 2008 modifiant le Code des impôts sur le revenu 1992 et organisant une fiscalité forfaitaire des droits d'auteur et des droits voisins a pour objet de modifier, de clarifier et de simplifier le régime fiscal des droits d'auteur et des droits voisins en alignant le droit fiscal sur le droit commun.
Les revenus visés par la loi précitée ne peuvent plus, à concurrence de 37 500 euros, montant indexé, être qualifiés de professionnels mais sont toujours considérés comme des revenus mobiliers.
La loi crée essentiellement une nouvelle catégorie de revenus mobiliers et n'a pas pour but de disqualifier de véritables revenus professionnels, en l'occurrence des rémunérations de travailleurs, en revenus mobiliers.
Ainsi, les revenus qui étaient auparavant imposables au titre de revenus professionnels et qui ne constituaient pas des droits d'auteur continuent à constituer la contre-partie de l'activité professionnelle exercée dans le cadre d'un contrat de travail et conservent, en principe, leur qualité de rémunérations imposables sur le pied des articles 30, 1° et 31 du CIR 92.
Certains contrats peuvent cependant être ambigus. Le critère important est de savoir si le contrat comporte une cession ou une concession d'un droit d'auteur ou d'un droit voisin en contre-partie de laquelle un droit d'auteur est versé.
Dans un certain nombre de cas, le fait que des revenus puissent être de droits d'auteur ou de droits voisins dépend des circonstances de fait et de droit propres à chaque cas.
En tout état de cause, le fait qu'à la lumière du contrat de travail, des revenus apparaissent comme étant des rémunérations de travailleurs exclut toute qualification de revenus mobiliers. Je peux évidemment donner plus de détails sur base d'exemples concrets. J'avais déjà répondu en ce qui concerne en tout cas la situation d'un certain nombre de journalistes.
03.03 Olivier Hamal (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour les précisions qu'il vient de m'apporter.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. Olivier Hamal au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les vêtements professionnels" (n° 15307)
04 Vraag van de heer Olivier Hamal aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "beroepskledij" (nr. 15307)
04.01 Olivier Hamal (MR): Monsieur le vice-premier ministre, la question ainsi que la réponse précédente à la question parlementaire susmentionnée peuvent semer un doute auprès des contribuables. En effet, l'on croit comprendre, à la lecture de la réponse, que tout vêtement payé par la société, pour un membre de la direction ou travailleur salarié, est à considérer automatiquement comme avantage de toute nature dans le chef du bénéficiaire.
Ni la question ni la réponse ne font expressément mention du caractère de vêtements professionnels non spécifiques. S'il s'avère exact que seuls les vêtements professionnels spécifiques sont déductibles en charges professionnelles, il semble, selon moi, que les vêtements professionnels non spécifiques ne sont, par contre, pas des avantages de toute nature. Il s'agit bien là d'une dépense professionnelle non déductible en vertu de l'article 53, 7° du Code des impôts sur les revenus.
Cette approche est confortée par la lecture de la déclaration fiscale en page 3, cadre II, qui reprend, parmi les dépenses non admises, sous h) un poste "frais de vêtements professionnels non spécifiques". Cette rubrique est en contradiction avec la réponse à la question parlementaire du mois d'avril 2008.
Une certaine jurisprudence confirme également qu'une dépense, dont le caractère déductible en charges professionnelles ne peut être démontré, n'est pas automatiquement une dépense privée, pour peu que ladite dépense ait été effectuée à l'occasion de l'activité professionnelle.
Monsieur le ministre, voudriez-vous, dès lors, avoir l'amabilité, afin d'éviter toute confusion, de préciser votre position?
04.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, la question de M. Hamal porte sur le régime d'imposition appliqué aux vêtements professionnels non spécifiques qu'une société paie à un administrateur ou à un employé.
J'ai l'honneur d'informer M. Hamal à ce propos que sont considérés comme indemnités imposables dans le chef du travailleur, tous les avantages découlant de la prise en charge par l'employeur de dépenses privées propres au travailleur, comprenant notamment l'achat de vêtements professionnels non spécifiques.
La disposition de l'article 53, 7° du Code des impôts sur les revenus 1992 ne s'applique d'ailleurs pas aux vêtements professionnels non spécifiques achetés par une société ou un employeur pour les membres du personnel lorsque ces frais donnent lieu à la taxation d'un avantage de toute nature dans le chef des bénéficiaires.
Ces frais ont, dans ce cas, un caractère de rémunération, voir à ce sujet le n° 53/116 du commentaire du Code des impôts sur les revenus 1992. S'agissant d'une rémunération, le montant de l'avantage sera en principe déductible dans le chef de l'employeur.
De toute façon, le fait que certaines dépenses soient considérées comme dépenses non admises ne les empêchent aucunement de constituer un avantage de toute nature imposable dans le chef du travailleur.
04.03 Olivier Hamal (MR): Je remercie le vice-premier ministre pour les précisions qu'il vient de m'apporter.
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Olivier Hamal au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les différentes mesures fiscales demandées par les éditeurs de la presse quotidienne francophone et germanophone dans leur mémorandum du mois de juin 2009" (n° 15308)
05 Vraag van de heer Olivier Hamal aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verschillende fiscale maatregelen die de uitgevers van de Franstalige en Duitstalige dagbladpers vragen in hun memorandum van juni 2009" (nr. 15308)
05.01 Olivier Hamal (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai déjà eu l'occasion d'aborder cette problématique lors d'une précédente question.
Les éditeurs de la presse quotidienne francophone et germanophone préconisent un certain nombre de mesures fiscales pour les soutenir durant cette période où ils rencontrent des difficultés.
Tout d'abord, au niveau de la distribution qui est un des enjeux cruciaux, pour atteindre les lecteurs, où qu'ils se trouvent, il est impératif de disposer d'un réseau efficace, au maillage aussi serré que possible. Il semblerait cependant que la disparition des points de vente se soit accélérée ces dernières années. Les charges de plus en plus lourdes pour les libraires mettraient gravement en péril la pérennité de leurs activités. Les éditeurs plaident dès lors pour que ces derniers puissent bénéficier d'un statut favorable tant d'un point de vue fiscal que social.
Ensuite au niveau de leur personnel, et plus précisément de leurs journalistes salariés, les entreprises de presse demandent des allègements fiscaux. Lesdites entreprises sont de loin celles qui emploient le plus grand nombre de journalistes. Il en résulte une importante valeur ajoutée en termes de contenus, d'analyses, de crédibilité. Ceci renforce le rôle démocratique de la presse quotidienne. Cette réalité est vraie tant au Sud qu'au Nord du pays.
Il est dans l'intérêt des pouvoirs publics de promouvoir les emplois journalistiques surtout dans le contexte de mutations technologiques que nous traversons. Les éditeurs demandent, en tant qu'employeurs pleinement inscrits dans la société de la connaissance, à pouvoir bénéficier d'une exonération partielle du précompte professionnel des journalistes travaillant dans les conditions pour être reconnus conformément à la loi du 30 décembre 1963. Une telle exonération pourrait être calquée sur le régime développé à l'origine pour le secteur public mais graduellement élargi aux entreprises privées qui emploient des chercheurs.
Enfin, il y a la problématique de la TVA applicable à la fourniture de quotidiens par la voie électronique, soit 21 % contre 0 % pour les journaux vendus sur support papier. Les entreprises d'édition demandent bien entendu que le taux de 0 % soit d'application comme au Danemark, en Finlande et au Royaume-Uni.
Monsieur le ministre, pourriez-vous me dire relativement aux points soulevés ci-avant votre position et les initiatives que vous pourriez envisager de prendre dans le cadre de vos compétences pour répondre aux préoccupations des éditeurs de la presse quotidienne?
05.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur Hamal, conformément à l'article 98, § 2, 1er alinéa de la directive 2006/112/C du Conseil du 28 novembre 2006 relative au système commun de la taxe sur la valeur ajoutée, les États membres peuvent seulement appliquer un taux de TVA réduit pour les livraisons de biens et les prestations de services énumérés dans une liste limitative reprise à l'annexe 3 de cette directive. C'est notamment le cas pour la livraison de livres sur tout type de support physique, de journaux et périodiques, à l'exclusion du matériel consacré entièrement ou d'une manière prédominante à la publicité (catégorie 6 de l'annexe précitée).
En Belgique, les livraisons et les acquisitions intracommunautaires et les importations de journaux sont, en principe, soumises au taux réduit de TVA de 6 % sur la base de la rubrique 19 chiffre 2 du tableau A de l'annexe à l'arrêté royal n° 20 relatif au taux de TVA. S'il s'agit toutefois de journaux qui sont édités dans un but de réclame ou qui sont consacrés surtout à la publicité, ils sont soumis au taux normal de TVA, qui s'élève actuellement à 21 %.
La circulaire n° 82 du 15 décembre 1970, telle que modifiée par la circulaire n° 21 du 30 septembre 1993, et son addendum du 5 janvier 1994 exemptent de la taxe, sous certaines conditions et à des stades déterminés de commercialisation, les livraisons et les acquisitions intracommunautaires et les importations en Belgique de quotidiens et d'hebdomadaires.
Ce régime existe depuis l'instauration de la TVA en Belgique. Il est actuellement maintenu sur la base de l'article 110 de la directive 2006/112/C, mais ne peut pas être étendu. Selon le deuxième alinéa de l'article 98, § 2 de cette directive, sont cependant exclus expressément de l'application des taux réduits, les services visés à l'article 56, § 1er, point K de la même directive. Il s'agit des services fournis par voie électronique qui sont énumérés à l'annexe 2.
Les États membres doivent donc appliquer un taux normal de TVA aux abonnements en ligne ainsi qu'aux journaux et livres téléchargés digitalement. Sur le plan européen, il n'a pas été possible d'aboutir à un consensus pour apporter une quelconque modification dans cette matière. Le seul petit changement à la réglementation communautaire qui semble acceptable à tous les États membres est la récente modification sur la base de laquelle les États membres peuvent appliquer un taux réduit de TVA, non seulement pour la livraison des livres papier, mais aussi pour celle de livres sur tout type de support physique, par exemple le cd-rom (voir la directive 2009/47/C du Conseil du 5 mai 2009, dans laquelle les termes de la catégorie 6 de l'annexe 3 de la directive 2006/112/C ont été adaptés).
L'application d'un taux réduit de TVA pour les livres exige par conséquent toujours une livraison d'un support physique de données en excluant la possibilité pour les États membres d'appliquer un taux réduit de TVA au transfert complètement digitalisé de tels produits. Compte tenu de la sensibilité politique du débat concernant les taux réduits de TVA dans un certain nombre d'États membres, les chances de voir reprendre avec succès un débat dans cette matière semblent particulièrement minces. Voilà en ce qui concerne les impôts indirects.
En ce qui concerne les impôts directs, une mesure structurelle de dispense de versement de précompte professionnel existe déjà, notamment pour les journalistes, à savoir l'article 275/7/7° du CIR 1992. Cet article prévoit que le précompte qui ne doit pas être payé au Trésor s'élève à 0,25 % du montant brut des rémunérations avant retenue des cotisations personnelles de sécurité sociale. Depuis le 1er juin, en application de la loi du 27 mars 2009 de relance économique, ce pourcentage a été porté à 0,75 %. À partir du 1er janvier 2010, il sera de nouveau augmenté à 1 % de la rémunération.
Pour le surplus, le gouvernement ne dispose pas pour l'instant de la marge budgétaire nécessaire afin d'introduire des mesures évoquées dans la question. Cependant, il est loisible à chaque parlementaire de déposer une proposition de loi en la matière qui pourra être discutée en commission voire en plénière et sur laquelle je suis prêt, avec mes services, à collaborer.
05.03 Olivier Hamal (MR): Je remercie le ministre pour les précisions qu'il m'a apportées.
L'incident est clos.
De voorzitter: Punt 9 van de agenda, vraag nr. 15353, vervalt omdat de heer Van de Velde ze schriftelijk stelt. Dat is een voorbeeld dat zeker navolging verdient. Indien er nog collega’s zijn die hun mondelinge vragen in schriftelijke willen willen omzetten, kan dat. Zij krijgen het antwoord van de minister reeds mee bij het verlaten van de zaal.
06 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de werking van het nationaal forum van de administratie douane & accijnzen" (nr. 15473)
06 Question de M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le fonctionnement du forum national de l'administration des douanes et accises" (n° 15473)
06.01 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb niet de goedheid die vraag om te zetten, maar ik zal zo vriendelijk zijn om van mijn vijf vragen over dat onderwerp alleen de laatste vraag te stellen.
Het nationaal forum douane & accijnzen werd in 2003 in het bijzijn van de minister opgericht met als doelstelling een performant overlegorgaan op te richten om op een gestructureerde en geïnstitutionaliseerde manier overleg op gang te brengen tussen de vertegenwoordigers van de handel, andere overheidsdiensten en de administratie der douane en accijnzen.
Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat onlangs het nationaal forum een nieuwe doorstart heeft gekregen. De vragen over het verleden zijn daarom volgens mij weinig relevant. Ik heb ook gemerkt dat het VBO, VOKA en de Vlaamse Havenvereniging zeer positief zijn over de opstart van dat nationale forum. Ik zou u enkel nog willen vragen of het correct is dat de gewestelijke directeurs van douane en accijnzen het verbod hebben gekregen om een structureel overleg met de private sector te organiseren. Ik zou dit heel sterk betreuren.
06.02 Minister Didier Reynders: U kunt het antwoord op de vier eerste vragen zonder probleem schriftelijk krijgen.
De leidende principes van het Nationale Forum zijn de volgende: er is een aansporing van de gewestelijke directeurs om regionale problemen regionaal aan te pakken, maar de directieoverschrijdende problemen moeten naar het Nationale Forum worden doorverwezen. Dat moet de gelijke behandeling van bedrijven ten goede komen.
Dat was mijn antwoord op uw vijfde vraag, maar ik heb de antwoorden van de vier andere vragen ook op papier.
06.03 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik begrijp dat de gewestelijke directeurs de lokale problemen van douane en accijnzen nog wel in lokaal overleg kunnen bepalen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de afbouw van de financiële steun van de Nationale Loterij aan vzw Intro" (nr. 15532)
- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de afbouw van de steun aan vzw Intro" (nr. 15558)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de verlaging van de subsidie van de Nationale Loterij voor de vzw Intro" (nr. 15810)
- M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la réduction du soutien financier de la Loterie Nationale à l'ASBL Intro" (n° 15532)
- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la réduction de l'aide financière accordée à l’ASBL Intro" (n° 15558)
- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la diminution de la subvention de la Loterie Nationale à l'ASBL Intro" (n° 15810)
07.01 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, in een nieuwsbericht, onder andere van de vzw Intro, konden we lezen dat de financiële steun van de Nationale Loterij voor het project “Festivals voor Iedereen” zal worden afgebouwd. Nochtans hebben Intro en de Nationale Loterij met dat project de voorbije jaren een zeer goede reputatie opgebouwd op het vlak van toegankelijkheid voor personen met een handicap op diverse evenementen. Dat is voor de integratie van personen met een lichamelijke handicap in het maatschappelijk leven bijzonder belangrijk.
De vereniging helpt zo bijvoorbeeld organisatoren van festivals hun terrein toegankelijk te maken voor personen met een handicap en verleent hun ook een financiële tussenkomst indien zij extra inspanningen doen voor toegankelijkheid. In 2009 maakten bijvoorbeeld 200 festivalorganisatoren hiervan gebruik. De beslissing om te snoeien in die uitgaven zal ongetwijfeld grote gevolgen hebben voor de toegankelijkheid van een aantal festivals in Vlaanderen en Wallonië.
Wat is de reden voor de afbouw van de subsidies? Welke subsidies zullen nog worden verkregen door de groep Intro? Hoeveel verdwijnt er?
Ten tweede, kan er op een of andere manier sprake zijn van een andere vorm van financiering?
Ten derde, wat is het resultaat van uw gesprek met de betrokken minister van de Vlaamse Gemeenschap omtrent het dossier?
07.02 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, het spreekt voor zich dat mijn vraag in dezelfde lijn ligt.
Het betreft een belangrijk project, omdat het personen met een handicap de kans geeft om ook zomerfestivals mee te maken. Ik ben met dat project gestart toen ik nog voogdijminister van de Nationale Loterij was. Ik heb ook de kans gehad om een aantal zomerfestivals te bezoeken. Ik hoop dat u dat ook hebt gedaan.
Mijnheer de minister, vooraleer u hebt beslist om het budget voor festivals voor iedereen te verminderen, hoop ik dat u de kans hebt gevonden om een zomerfestival te bezoeken, zodat u zou hebben gezien hoe een en ander in zijn werk gaat. Als u dat had gedaan, had u het bedrag waarschijnlijk niet verminderd, want het is een heel belangrijk project.
Mijnheer de minister, welke redenen liggen ten grondslag van de beslissing om de middelen voor de vzw Intro af te bouwen? Zijn er andere, louter financiële redenen? Is de vzw Intro ook bij die beslissing betrokken geweest? Welk subsidiebedrag wordt vanaf volgend jaar ter beschikking gesteld van de vzw?
07.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, les subsides de la Loterie Nationale permettent de soutenir des projets très intéressants comme celui de l'accessibilité des personnes moins valides ou des handicapés aux festivals comme celui d'Esperanza à Floreffe qui se déroule l'été. Il s'agit d'un excellent festival.
Je m'étonne donc que les subsides qui ont été octroyés à une ASBL qui travaille dans cet esprit, en l'occurrence l'ASBL Intro, ont été remis en cause par la Loterie Nationale.
Monsieur le ministre, pouvez-vous me dire si ce genre de remise en cause est un choix politique délibéré ou si, au contraire, vous comptez poursuivre votre politique éventuellement avec d'autres associations car ce n'est pas la seule qui soit concernée par la question de l'accessibilité aux événements culturels ou sportifs? La Loterie Nationale fait là œuvre utile avec ses bonis.
07.04 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, chers collègues, il s'agit d'une situation dans laquelle on doit examiner les compétences du fédéral et des Communautés puisque, comme vous le savez, la Loterie Nationale verse une part importante des moyens destinés aux subsides directement aux Communautés avant de faire ses propres choix.
Dans les matières comme celles concernées par la question, il y a une possibilité d'intervention en direct par la Loterie ou à travers les subsides versés aux Communautés.
Sinds 2007 organiseert de vzw Intro dankzij de middelen van de Nationale Loterij het project “Festivals voor Iedereen” in Vlaanderen en in Wallonië. Dat project was bedoeld om muziekfestivals toegankelijk te maken voor personen met een handicap en om de organisatoren financieel en inhoudelijk te ondersteunen. Bij het project “Festivals voor Iedereen” ontving de organisator een forfaitair bedrag voor de geleverde inspanning op gebied van toegankelijkheid op hun festival, minimaal 1 500 euro en maximaal 5 000 euro. Die tegemoetkoming gebeurt via de vzw Federatie van muziekfestivals in Vlaanderen. De coördinatie van de projecten en de kwaliteitsbewaking op het festival worden verzorgd door de vzw Intro.
De bevoegde dienst van de Nationale Loterij deelt mij mede dat de vzw Intro en de vzw Federatie van muziekfestivals in Vlaanderen in het verleden belangrijke subsidies ontvingen voor de organisatie van de toegankelijkheid van minder mobielen op festivals. Die toelagen werden indertijd toegekend als starttoelagen: 907 273 euro. Dankzij die starttoelagen hebben die verenigingen de middelen gekregen om de projecten op te starten en uit te bouwen gedurende drie jaar. Bijgevolg werd voorgesteld om in 2009 een afbouwende subsidie toe te kennen van 150 000 euro, en een laatste toelage van 75 000 euro in 2010.
De vzw Intro werd als initiatiefnemer daarvan op tijd verwittigd en werd verzocht om andere partners aan te trekken, zoals de Gemeenschappen.
Bien entendu, si pour l'année 2010, on devait constater l'impossibilité pour les Communautés de participer à un tel projet, je suis évidemment prêt à maintenir un niveau d'intervention comparable à celui prévu pour 2009. Mais à nouveau, je ferai remarquer qu'en ce qui concerne de nombreux dossiers présentés à la Loterie, on intervient dans un certain nombre de compétences, qui relèvent plus directement du domaine d'intervention des Communautés ou en tout cas, d'un domaine d'intervention partagé quand on voit les thèmes abordés ici.
Je le répète, si on pouvait trouver une formule de partenariat avec les Communautés pour prendre chacun une part de la démarche, la Loterie pourrait encore poursuivre son intervention. Mais dans le cas qui nous préoccupe, il s'agissait bien de subsides de démarrage visant à permettre la mise sur pied du projet et son organisation pendant les trois premières années.
07.05 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, ik stel vast dat er een vrij forse daling van het toegekende budget is.
Op het einde meldt u dat u voor 2010, mochten er problemen zijn, eventueel een extra inspanning zou willen doen, wat ik uiteraard alleen maar kan toejuichen. Anderzijds moet ik blijven betreuren dat wij een forse daling meemaken, hoewel ik weet dat de Gemeenschappen ter zake ook een belangrijke bevoegdheid hebben.
“Festivals voor Iedereen” was en is een project dat maatschappelijk bijzonder waardevol is en in België zijn nut heeft bewezen. Het project staat bekend voor de toegankelijkheid van zijn festivals. Op dat vlak ligt er dus een grote uitdaging.
Het is jammer, maar ik hoop niettemin dat de festivals in kwestie alsnog een en ander kunnen doen, zodat ook personen met een handicap kunnen genieten van hun aanbod.
07.06 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, u voegt eraan toe dat het om een startbudget gaat. Ik ga er in dat geval vanuit dat er na de startperiode een evaluatie komt.
Welke klaarblijkelijk negatieve evaluatie heeft ertoe geleid dat voornoemd project niet voort wordt gefinancierd?
Wat ik uit uw antwoord moet vaststellen, is dat de regering er geen belang aan hecht dat personen met een handicap zomerfestivals bezoeken.
Daarom vroeg ik ook of u ten minste de moeite hebt genomen een dergelijk zomerfestival te bezoeken en te zien hoe het project werkt en effectief een toegevoegde waarde biedt. Indien u dat had gedaan, was u immers niet tot uw huidige conclusie gekomen.
U doet als minister van Financiën echter zoveel zaken niet, wat ook zal blijken uit de vragen die straks op de agenda staan.
07.07 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. La question se pose de la transparence de l'affectation des subsides de la Loterie Nationale et de la capacité des associations soutenues à développer leurs activités sur le long terme.
Il y a, au départ, un montant de subsides très important et ensuite on assiste à une diminution brutale qui fait en sorte que des activités socialement utiles disparaissent.
Je peux considérer positivement votre position qui est de dire que s'il n'existe aucun autre moyen de subvention, la Loterie Nationale peut envisager d'augmenter le subside pour 2010. Je vous dirais d'agir en ce sens directement, sans attendre qu'on crie à la catastrophe.
On parle ici du domaine d'activités important qui est l'accessibilité à des événements culturels pour les moins valides. Je trouve que cela mérite un autre type de traitement, une subvention structurelle voire une collaboration avec l'ensemble des associations actives dans le secteur.
La Loterie Nationale ferait œuvre utile en la matière mais elle est un peu aveuglée par sa logique de non-récurrence. Je trouve qu'il serait particulièrement intéressant que la Loterie consacre une partie de ses bénéfices à des projets socialement utiles qui ne peuvent être financés d'une autre manière.
L'incident est clos.
- de heer Robert Van de Velde aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fraude door een rekenplichtige van het btw-ontvangkantoor te Brussel 4" (nr. 15545)
- de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de miljoenenfraude bij Financiën" (nr. 16093)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "een ambtenaar die de Schatkist 110 miljoen euro zou hebben gekost" (nr. 16096)
- mevrouw Magda Raemaekers aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de vermeende fraude van een ambtenaar van de FOD Financiën" (nr. 16100)
- mevrouw Marie Arena aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "een ernstige tekortkoming van een ambtenaar van de FOD Financiën" (nr. 16114)
- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de niet-invordering van 110 miljoen euro" (nr. 16115)
- M. Robert Van de Velde au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la fraude commise par un comptable du bureau de recettes de la TVA de Bruxelles 4" (n° 15545)
- M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la fraude portant sur plusieurs millions au sein des Finances" (n° 16093)
- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "un fonctionnaire qui aurait coûté 110 millions au Trésor" (n° 16096)
- Mme Magda Raemaekers au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la fraude présumée d'un fonctionnaire du SPF Finances" (n° 16100)
- Mme Marie Arena au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "un manquement important de la part d'un fonctionnaire du SPF Finances" (n° 16114)
- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le non-recouvrement de 110 millions d'euros" (n° 16115)
08.01 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, mijn vraag van 12 oktober aangaande de vermeende corruptie van een rekenplichtige van het btw-ontvangkantoor Brussel 4 heeft u wellicht al een stukje voorsprong gegeven, dus ik verwacht dat wij vandaag tot een oplossing zullen komen in deze zaak.
Het betreft hier een zaak in schijfjes. De feiten dateren van de periode van 1990 tot 2005. In 2008 werd er trouwens reeds een correctionele uitspraak gedaan in een van de zaken, waarbij de rekenplichtige werd veroordeeld tot twaalf maanden met uitstel en een geldboete van 5 500 euro. Een belangrijk element is dat al op dat moment door de Staat geen volledige schade werd begroot. Dat moet een eerste flikkerlicht geweest zijn, want waarom is er op dat moment ook niet verder ingegaan op die zaak? Ondanks het feit dat we duidelijk met een corruptiezaak te maken hadden, was het op dat moment blijkbaar niet belangrijk genoeg om de volledige schade te begroten.
Achteraf is er dan toch een administratief onderzoek gekomen. Dat onderzoek heeft een vaststelling gemaakt van een totale schade, een totale kost aan de Staat, van 110 miljoen euro. Er rezen op dat moment zowel bij de btw-administratie als bij het Rekenhof vraagtekens over hoe het nu verder moest. Een van uw directeurs heeft dan de inspanning gedaan om het Rekenhof ten eerste op de hoogte te brengen, en ten tweede te vragen hoe het nu verder moest. Vervolgens heeft het Rekenhof een heel duidelijke uiteenzetting gegeven over de verschillende mogelijke stappen in dat dossier. Op dit moment staan ze ook buiten spel en hebben ze geen mogelijkheid om in te grijpen. Wat dat betreft verwijs ik naar artikel 8 van de wet van 1846, dat bepaalt dat u als minister de enige bent die de eerste stappen kan zetten om de rekenplichtige te dagvaarden.
Daar is een tweede knipperlicht dat duidelijk begint te schijnen als we kijken naar de gang van zaken. Ten eerste heeft het lang geduurd voordat er een administratief onderzoek werd opgestart. Dat is er dan toch gekomen en uiteindelijk is het bedrag bekend. Gezien de begrotingssituatie kan ik me voorstellen dat u in uw positie toch wel enig belang hecht aan dat bedrag en aan de mogelijkheid om het te recupereren. Zoniet denk ik dat we met een groter probleem zitten. In elk geval, het tweede flikkerlicht is dat er een aantal verjaringstermijnen spelen, zowel in het dossier ten aanzien van de rekenplichtige als in het dossier naar de belastingplichtige.
Ik ga mijn vragen beperken tot de essentie, mijnheer de minister.
Ten eerste, ik had graag van u een verklaring gekregen voor het getalm, tot twee keer toe. Waarom kwam het administratieve onderzoek eerst niet van de grond en dan toch wel? Waarom werden er geen verdere stappen ondernomen eens de resultaten duidelijk waren? Welke procedure of procedures zult u als minister opstarten, zowel ten aanzien van de rekenplichtige als van de belastingplichtige?
Het Rekenhof is duidelijk ter zake, ik citeer: "Het Rekenhof vestigt er evenwel uw aandacht op dat, overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, eerste tot vierde lid, van de geciteerde wet" — dat is de wet van 1846 — "een rekenplichtige van de Staat slechts door de bevoegde minister kan worden gedagvaard voor het Rekenhof met het oog op de terugbetaling van het tekort, nadat dit tekort door de daartoe aangewezen raadsheer van het Rekenhof werd vastgesteld in een aan het Rekenhof voorgelegde rekening". Dat betekent dat het Rekenhof wacht op de rekeningen. Ik veronderstel dat u ondertussen voldoende tijd hebt gehad om die over te maken.
Aangezien er nu duidelijk sprake is van een bedrag van 110,5 miljoen euro veronderstel ik dat u ook een lijst met probleemgevallen hebt. Wat doet u om deze bedragen in te vorderen en, in de marge daarvan, wat is er nog invorderbaar? Misschien zijn een aantal zaken al verjaard door nalatigheid.
Voor de volledigheid lijkt het mij ook gepast om de huidige status van de ambtenaar kort toe te lichten. Wat is er expliciet met die persoon gebeurd?
08.02 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de heer Van de Velde heeft al veel gezegd, daarom een korte situering van de feiten.
Nadat eind 2005 aan het licht kwam dat een
ambtenaar van Financiën uit het btw-ontvangkantoor 4 zich had laten omkopen,
blijkt nu na een intern administratief onderzoek dat de ambtenaar nog meer
zware fouten en ernstige tekortkomingen ten laste kunnen worden gelegd. Geschat
wordt dat de ambtenaar tussen 1990 en 2005 voor ongeveer
110 miljoen euro aan btw niet zou hebben ingevorderd. Hoewel de klok
van de verjaringstermijn tikt, zou u nog steeds niet de nodige stappen hebben ondernomen om de ambtenaar
voor het Rekenhof te laten dagvaarden.
Mijnheer de minister, waarom hebt u de nodige stappen nog niet gezet zodat een dagvaarding mogelijk is? Althans, dat is wat het Rekenhof laat weten. Wat zal er gebeuren met de niet-ingevorderde btw? Overweegt u deze nog in te vorderen? Hoeveel van de 110 miljoen euro is reeds verjaard? Dat gevaar is immers reëel.
Welke fouten in de interne controle lieten toe dat een dergelijke grootschalige fraude tussen 1990 en 2005 nooit werd ontdekt? Welke stappen werden ondernomen om de werking van de Inspectie van Financiën op dat punt te verbeteren zodat ze sneller en beter controleert? Waarom liet Financiën na om tijdens het eerste proces in 2008 de totale schade van de fraude te onderzoeken? Wat is de reden van de laattijdige opstart van het administratief onderzoek?
08.03 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, vous savez l'importance que notre groupe accorde à la question de la lutte contre la fraude fiscale. Nous avons proposé la mise en place de cette commission qui a abouti au mois de mai à des conclusions largement adoptées par ce parlement. Maintenant, il s'agit de les rendre exécutoires. Nous attendons toujours. Il est plutôt inquiétant que ce soit le signal contraire que nous recevons. Que ce soit la déclaration de M. Anthonissen ou encore l'étude commandée à des avocats fiscalistes par votre adjoint, M. Clerfayt, nous pouvons nous demander s'il y a une réelle volonté d'agir pour essayer de récupérer une partie de ces quelques milliards de fraude.
Le dernier exemple en date auquel je pense est relaté dans l'article fort bien documenté que De Tijd a publié ce matin. Il nous décrit la situation d'un contrôleur au Bureau de Bruxelles 4, dont les agissements auraient coûté 110 millions d'euros au Trésor public en raison de recettes TVA non perçues. Toujours selon ce journal, il ressort d'un échange épistolaire confidentiel entre l'administration des Finances et la Cour des Comptes que des anomalies sérieuses et de lourdes fautes commises par ce fonctionnaire entre 1990 et 2005 vont coûter 110 millions d'euros. De plus, vous seriez informé de la situation depuis le mois de juillet. Vous auriez été averti par écrit de la situation et vous deviez prendre une initiative pour que ce fonctionnaire puisse comparaître devant la Cour des Comptes. Par ailleurs, cet agent avait déjà été impliqué dans une affaire de détournement de fonds, mais pour un montant inférieur.
Monsieur le ministre, que pouvez-vous nous dire à propos de cette affaire? À en juger par votre attitude, vous semblez remettre en cause ces informations. Ces faits sont-ils avérés? Quel est le degré de responsabilité du fonctionnaire mis en cause et de l'ensemble du bureau concerné? Depuis quand êtes-vous informé de cette situation en tant que ministre des Finances? Qu'avez-vous fait depuis le moment où vous avez pris connaissance de ces informations pour corriger la situation et récupérer les sommes perdues par le Trésor public? Si ce n'est pas encore fait, qu'allez-vous entreprendre à ce sujet?
08.04 Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de voorzitter, een topambtenaar van Financiën kost op dit ogenblik de Belgische Schatkist meer dan 110 miljoen euro. De feiten speelden zich af tussen 1990 en 2005 nadat de centrale anticorruptiedienst van de federale politie hierop een onderzoek instelde.
Ondertussen werd de brave man veroordeeld, maar wat nog erger is, is dat na een administratief onderzoek nog meer zware fouten en ernstige tekortkomingen werden vastgesteld. Als topinvorderaar, wat deze ambtenaar toch is, kost hij nu meer dan 110 miljoen euro.
Financiën heeft tijdens het proces voor de correctionele rechtbank nagelaten de totale schade te berekenen. Dit hebben ze nu wel gedaan en hiervoor, mijnheer de minister, hebben ze u gewaarschuwd in juli van dit jaar. Het Rekenhof heeft u schriftelijk hiervan op de hoogte gebracht en u gevraagd hiervoor maatregelen te nemen.
Mijnheer de minister, het is toch onbegrijpelijk, u die de mond vol hebt over het opsporen van fiscale fraude, en gelet op het enorme gat in onze begroting, dat u tot op heden nog niets hebt ondernomen in deze aangelegenheid!
Mijnheer de vice-premier, wat zult u ter zake ondernemen? Hoe meent u dit nog in te vorderen? Zult u dat doen of houdt u deze man een hand boven het hoofd? Graag kreeg ik uitleg hieromtrent.
Wanneer zult u ter zake ageren?
08.05 Marie Arena (PS): Monsieur le président, comme mes collègues, je m’étonne de lire dans la presse qu’un fonctionnaire du SPF Finances "coûte" 110 millions d’euros pour ne pas avoir perçu des recettes TVA. Je dirais plutôt "coûterait" en attendant que vous puissiez confirmer ou infirmer cette information.
Je m’inquiète pour plusieurs choses. La première, c’est le temps dont vous disposez pour rencontrer ce fonctionnaire, étant donné les délais de prescription. Il faut donc que vous donniez rapidement des informations. S’agit-il d’une information correcte? Quand comptez-vous assigner ce fonctionnaire pour pouvoir agir dans un délai le plus rapide possible?
Je rejoins les propos de M. Gilkinet, par rapport au travail que nous menons dans le cadre de la lutte contre la fraude fiscale, j'espère qu'il s'agit certes d'un cas grave mais unique au sein du SPF Finances. En effet, travailler sur des recommandations en matière de lutte contre la fraude fiscale et se retrouver avec pareil cas qui pourrait se reproduire à l’intérieur SPF Finances est assez inquiétant
Quelles sont les procédures de contrôle interne que vous avez pu déjà mettre en place ou que vous comptez mettre en place pour éviter des situations telles que celles-là?
08.06 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, de feiten zijn intussen voldoende toegelicht. Ik wil mijn vraag focussen op de controle binnen het departement.
Kunt u ons uitleggen hoe de terechtheid van de niet ingevorderde sommen wordt gecontroleerd in de loop van die operaties? Om de hoeveel tijd vindt zo’n controle plaats?
Blijkbaar is de controle niet sluitend genoeg. Mijn vraag is dus welke maatregelen u zult nemen om deze in de toekomst meer sluitend te maken?
Ten slotte, hoe is het mogelijk dat die persoon gedurende vijftien jaar een positieve evaluatie krijgt, maar ondertussen met zijn handen flink in de kas zit?
08.07 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je souhaiterais d'abord répondre aux différents commentaires que j'ai entendus sur la lutte contre la fraude et sur le fait que le ministère des Finances ne ferait rien. Si vous êtes au courant de ce cas via la presse, c'est bien parce que des enquêtes internes ont permis de révéler ce cas et qu'en outre, des enquêtes judiciaires ont dévoilé un certain nombre d'autres manquements dans le chef du fonctionnaire. Un receveur est responsable personnellement de ses actes. C'est bien la détection par l'administration d'une faute commise par ce receveur qui entraîne toute une procédure.
Monsieur Gilkinet, je trouve un peu fatigant de vous entendre sans cesse reprocher qu'il ne se passe rien en termes de contrôle, alors que les dossiers dont vous avez connaissance sont dus au contrôle interne et au contrôle judiciaire liés à l'activité du département. À un moment donné, il faut arrêter de vouloir faire uniquement des effets de manche sur ce sujet. Heureusement, nous ne vous avons pas attendu! Ni la Justice, ni mes fonctionnaires, ni moi-même ne vous avons attendu pour réagir fortement dans ce dossier! Manifestement, quelle que soit la réponse que je vous donne, cela n'a aucune influence. Je l'ai vu lors de ma réponse précédente en matière de régularisation, étant donné que, dans votre introduction, vous y revenez encore! Pourtant, l'ensemble des chiffres vous a été transmis. Cela ne sert donc pas à grand-chose. Je vais néanmoins tenter de donner les éléments de réponse au cas où cela intéresserait l'un ou l'autre de vos collègues.
Un ancien comptable du bureau des recettes TVA de Bruxelles 4 a en effet été condamné le 24 avril 2008 par le tribunal correctionnel de Bruxelles pour corruption passive. Le condamné a fait appel de ce jugement devant la cour d'appel de Bruxelles et l'affaire est toujours pendante. Entre-temps, l'administration a déterminé définitivement le montant du préjudice pour le Trésor dans cette affaire fort complexe. Comme la procédure le prévoit, l'administration a communiqué, le 11 mai 2009, par lettre à la Cour des Comptes, qui a le pouvoir juridictionnel sur la responsabilité d'un receveur comptable pour sa gestion déficitaire, le montant du préjudice pour le Trésor ainsi qu'une description des différents dossiers concernés.
Een nota van vijfentwintig bladzijden met een definitieve opgave waarin het bedrag van het deficit per dossier is weergegeven, werd op dat moment ook aan het Rekenhof overgemaakt.
Om aan de vraag van het Rekenhof te voldoen verzamelt de administratie momenteel de laatste details die zij eerstdaags aan het hof zal overmaken zodat de daartoe aangewezen raadsheer van het Rekenhof een administratief arrest over het deficit kan vellen. Dat arrest zal mij dan toelaten om de ontvanger effectief te dagvaarden voor het Rekenhof. Dat is de normale procedure.
Er bestaat dus tot op heden, in tegenstelling tot wat er in de pers van vandaag wordt beweerd, geen enkel gevaar voor verjaring van de feiten, die pas intreedt na vijf jaar te rekenen vanaf het einde van het beheer, hetzij op 19 oktober 2010.
Eerlijkheidshalve moet ik eraan toevoegen dat het geciteerde bedrag in hoofdzaak bestaat uit één belastingdossier dat wegens een procedurefout van de ontvanger in kwestie door de belastingplichtige wordt betwist. In een vonnis van 28 november 2008 werd de belastingplichtige in het gelijk gesteld door de rechtbank van eerste aanleg te Brussel. De administratie is tegen dat vonnis in beroep gegaan en hoopt vooralsnog op een gunstige uitspraak zodat zij de betwiste som in hoofde van de belastingschuldige nog kan invorderen.
Vu le nombre de questions posées, monsieur le président, je me contenterai de répéter que nous avons transmis les éléments de poursuite à la Cour des Comptes et que nous pourrons respecter les délais sans aucun risque de prescription. Je viens de donner le délai qui sera écoulé le 19 octobre 2010. J'ai ajouté que le montant cité en principal (107 millions d'euros) est une seule dette d'impôt qui a été contestée par le contribuable en raison d'une erreur de procédure commise par le receveur en question. Il s'agit d'une dette unique portant sur ce montant.
Le tribunal de première instance de Bruxelles a donné raison au contribuable dans un jugement du 28 novembre 2008. L'administration a fait appel de ce jugement et escompte encore une issue favorable, de sorte qu'elle puisse recouvrer cette dette contestée dans le chef d'un contribuable dont la solvabilité est incontestable.
L'administration n'est pas restée inactive dans cette affaire: elle a immédiatement mis un terme, le 19 octobre 2005, à la gestion du bureau de recettes par le fonctionnaire concerné dès qu'elle a été informée par la police fédérale des faits répréhensibles. Ce fonctionnaire est aujourd'hui à la retraite. Cela ne l'empêchera pas de voir les poursuites le concernant se mettre en marche. Bien entendu, nous n'avons pas attendu 2009. Dès octobre 2005, il a été écarté du bureau de recettes dont il avait la charge.
De administratie heeft zich uiteraard ook burgerlijke partij gesteld. Zonder de definitieve uitspraak van het hof van beroep af te wachten met betrekking tot de veroordeling voor passieve corruptie, heeft zij trouwens al stappen ondernomen om een deel van de geleden schade voor de Schatkist te recupereren. Hiertoe werd zelfs een beroep gedaan op de mogelijkheden die de internationale invorderingsbijstand voor EU-listaten biedt.
Je tiens vraiment à être très clair sur ce point, monsieur le président. Si de tels dossiers sont portés au grand jour, c'est simplement parce qu'à l'issue d'enquêtes menées à l'intérieur de l'administration, voire avec la collaboration du parquet, des décisions judiciaires et administratives sont prises.
Je suis évidemment très impressionné de lire que l'on vient de se rendre compte que des décisions pénales ont été prises en 2008, que des dossiers ont déjà été transmis à la Cour des Comptes. Mais si tout cela été fait, c'est bien parce que l'administration n'est pas restée inactive en ce domaine.
Pour le reste, je tiens à préciser que s'il existe bien une affaire de corruption, le montant cité ne concerne qu'un dossier et qu'une faute de procédure du receveur. D'après la loi, ce dernier dispose d'une capacité d'action et surtout d'une responsabilité importante que je peux invoquer devant la Cour des Comptes. Si vous le souhaitez, nous pouvons examiner le statut des receveurs. Mais, même si c'est peine perdue pour une partie de l'assemblée, j'aimerais que l'on arrête de mélanger des dossiers dits "de fraude fiscale" avec une erreur de procédure, et donc une faute professionnelle, commise par un fonctionnaire. Que des cas de corruption existent, oui, mais je signale qu'en l'occurrence, une condamnation a été prononcée. Ne nous reprochez donc pas de ne pas avoir détecté ce cas!
Pour ce qui concerne la faute professionnelle, elle entraîne une responsabilité du receveur, qui sera poursuivi. Il reste que le plus important est que l'administration ait persévéré dans la procédure judiciaire pour tenter d'obtenir la récupération auprès du contribuable concerné.
Si nous voulons dialoguer un peu correctement, il convient de ne pas mélanger des concepts totalement différents.
Ik herhaal dat mijn administratie, zeer vlug, een aantal maatregelen heeft genomen en dat niet alleen op administratief vlak maar ook inzake de recuperatie van de bedragen en een vervolgingsproces van de bewuste ontvanger. Dat lijkt mij maar normaal en bovendien ook klaar en duidelijk.
De voorzitter: Dat is inderdaad duidelijk, mijnheer de vice-eerste minister.
08.08 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u stelt het zeer mooi voor; alleen denk ik dat de waarheid op een andere manier moet worden geïnterpreteerd of dat de waarheid ergens anders ligt. Wij moeten de zaken ook niet omdraaien. U zegt dat, precies omdat er goed onderzoek werd gevoerd, deze zaak en de cijfers vandaag bekend geraakten. Ik stel mij toch vragen bij het onderzoek van de cel Fraudebestrijding, die deze zaak gedurende jaren heeft onderzocht. Tijdens de zitting over het gedeelte corruptie zijn er op geen enkel vlak andere elementen aangebracht. Achteraf is er plots iemand die besluit om dat toch verder te onderzoeken. Vervolgens komt men tot de vaststelling dat er een lijst met gegevens, van vijfentwintig pagina's, werd overgemaakt. En u komt ons vertellen dat het slechts over één belastingplichtige gaat.
08.09 Minister Didier Reynders: Nee, ik heb gezegd dat er een lijst werd overgemaakt na de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg . Er is een andere zaak waarin sprake is van een professionele fout van een ontvanger in een dossier. Ik heb beide data gegeven.
U kunt mij allerlei uitspraken in de schoenen schuiven maar ik heb dat niet gezegd. Ik heb gezegd dat er een eerste beslissing is genomen door de rechtbank op 24 april 2008 voor passieve corruptie en dat er een tweede procedure werd opgestart op fiscaal vlak, met een vonnis van 28 november 2008 voor een specifiek dossier. Dat is geen probleem van passieve corruptie, maar een professionele fout van een ontvanger en de betwisting ervan door een belastingplichtige.
Er zijn twee verschillende zaken. U kunt uiteraard altijd bepaalde beweringen doen, maar u moet luisteren.
08.10 Robert Van de Velde (LDD): Mijnheer de minister, wij luisteren, laat dat duidelijk zijn.
U antwoordt dat verjaring geen issue is, maar verjaring is wel een issue. Uiteindelijk verliepen er vier jaar, vooraleer nu op een deftige manier het dossier onder de aandacht is gekomen. Tegelijk speelt de zaak nu gedurende enkele maanden. U hebt echter nog geen verdere stappen ondernomen. De Kamer heeft het recht u te vragen verdere stappen in het dossier te zetten.
Een van uw opmerkingen is dat wij de status van de ontvangers eens goed moeten bekijken. Wij en u, de minister — nu bent u het, maar volgend jaar is het misschien iemand anders —, moeten echter ook eens goed kijken naar de status van de heel oude wet over het Rekenhof, inzake de procedure die moet worden gevoerd om te dagvaarden. Voornoemde procedure moet grondig worden herzien. Het is telkens hetzelfde. Het komt ook telkens opnieuw in het blunderboek naar voren. Het Rekenhof wijst erop dat er veel te weinig wordt gedaan aan het dagvaarden, het sturen en het controleren van de rekenplichtigen.
Het zou volgens mij niet onverstandig zijn de zaken op uw btw-ontvangkantoor Brussel 4 nader te bekijken en een beter onderzoek te voeren naar de activiteiten die er plaatsvinden.
08.11 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw omstandige antwoord.
Ik noteer dat u eerstdaags effectief zult dagvaarden, nadat u een aantal dossiers hebt afgerond.
Ik blijf wel nog zitten met de vraag op welke manier de interne controle precies gebeurt. U merkt op dat de interne controle heeft gewerkt, aangezien het dossier naar boven is gekomen. Daarbij mogen echter de nodige vragen worden gesteld, zeker over de termijn van vijftien jaar, die ondertussen is verstreken.
Ik weet ook wel dat het Rekenhof werkt aan een studie over de manier waarop invorderbare schulden worden opgeëist. Ter zake zijn er nog een aantal problemen, die wij mogelijkerwijze in de komende jaren op wetgevend vlak zullen moeten oplossen. Ook inzake het aansturen van de rekenplichtigen is nog het nodige werk te verrichten.
08.12 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je ne vous en veux pas particulièrement, je voudrais simplement une lutte plus efficace contre la fraude fiscale. Telle était d'ailleurs l'objet de mon intervention. C'est vous qui mélangez les choses. Il y a donc confusion.
Comme je vous l'ai dit la semaine passée quand nous avons discuté des déclarations de M. Anthonissen, la régularisation à des taux tels qu'ils sont pratiqués encourage la fraude. Nous attendons d'autres signaux dans la lutte contre la fraude fiscale, étant entendu qu'il y a des fonctionnaires qui font très correctement leur travail.
Cela dit, on ne peut pas dire qu'il n'y ait pas actuellement de lutte contre la fraude fiscale. Le groupe Ecolo-Groen! voudrait simplement qu'elle soit plus efficace.
En ce qui concerne le cas précis, il est de mon devoir de parlementaire qui doit contrôler le travail de l'exécutif de vous interroger, dès lors que l'information est parue dans De Tijd de ce matin, afin de savoir ce qu'il en est concernant un cas précis.
Je note que si vous avez fait référence au délai maximum de prescription de l'affaire, autrement dit au temps maximum dont vous disposez pour saisir la Cour des Comptes, vous n'avez pas répondu à deux questions précises:
- depuis quand êtes-vous informé?
- quand avez-vous saisi la Cour des Comptes?
Pour ma part, je suis convaincu que vous n'avez pas encore saisi cette dernière même si vous avez encore du temps pour le faire. Je vous encourage donc à le faire le plus rapidement possible. En effet, toute "cette petite musique" autour de la possibilité de frauder l'impôt encourage finalement des comportements qui ne sont pas citoyens et découragent les fonctionnaires qui font leur travail correctement.
08.13 Didier Reynders, ministre: Je ne sais pas s’il est utile que je vous donne une réponse. Vous dites que je ne réponds pas et que je ne dis pas quand cela a été transmis.
Comme la procédure le prévoit, vous ai-je dit, l’administration a communiqué le 11 mai 2009 par lettre à la Cour des Comptes, qui a le pouvoir judirictionnel. On a envoyé également une note de 25 pages. Le conseiller demande un certain nombre de compléments d'information. On les lui fait parvenir pour pouvoir lancer la procédure. Je ne vois pas à quoi cela sert de vous donner une réponse.
Vous dites que pour la régularisation, cela favorise la fraude. La régularisation, c’est l’application de la loi. Si vous considérez que la loi, c’est la fraude, le débat ne va pas très loin. On n’arrive pas à s’entendre.
08.14 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, excusez-moi, mais je voudrais une réponse précise. La Cour des Comptes dit qu’elle attend un signal de votre part par rapport à la possibilité d’exercer son rôle de juridiction à l’égard du fonctionnaire qui a commis cette erreur professionnelle et vous avez répondu que le délai maximum dans lequel vous deviez répondre était le 19 octobre 2010.
Je m’interroge donc par rapport à cette situation. De façon globale, je voudrais qu’un autre signal soit donné par rapport à la volonté réelle de lutter contre la fraude fiscale.
08.15 Magda Raemaekers (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, hoewel ik daar heel wat twijfels bij heb. Ik zal ze niet herhalen, want het zijn dezelfde als die van mijn collega’s.
Mijnheer de minister, dat zijn toch heel wat dikke vijgen na Pasen. Ik denk dat iedereen die hier aanwezig is met een wrange nasmaak blijft zitten. Indien dit niet in de openbaarheid was gekomen en men u het mes op de keel had gezet, hoe zou u dan dat dossier hebben behandeld? Dit blijft bij mij toch wel heel erg hangen.
08.16 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ik kan het antwoord ook schriftelijk geven; het is misschien gemakkelijker om het te lezen.
De voorzitter: De akoestiek in de zaal is niet zo goed en misschien hoort niet iedereen het antwoord. Er is wel een systeem aanwezig om de vertaling te horen. Op die manier kan iedereen het antwoord horen en wordt er vermeden dat dezelfde vragen worden gesteld.
08.17 Marie Arena (PS): Monsieur le président, je tiens à remercier M. le ministre pour les informations qui nous ont été données. Ma question portait plus particulièrement sur le contrôle interne. Effectivement, si nous avons pu finalement identifier cette situation anormale, c'est en raison d'une enquête et c'est tant mieux! Cela signifie que ces mécanismes fonctionnent.
Bien entendu, il ne faut pas mélanger la faute professionnelle avec la fraude fiscale. Mais si nous voulons lutter contre la fraude fiscale, il faut que les fonctionnaires soient correctement formés. Investir dans leur formation pour qu'ils soient irréprochables est très important pour lutter contre la fraude. D'ailleurs, la personne dont question a été condamnée pour corruption. Il ne s'agit donc pas seulement d'une faute professionnelle, mais de corruption. Tout cela va de pair avec une volonté de fraude en matière de TVA.
Continuons à oeuvrer à la réalisation des recommandations de la commission d'enquête sur la fraude fiscale et continuons à mettre tout en œuvre pour lutter contre de tels comportements!
08.18 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik denk dat het in zo'n omvangrijke administratie zoals Financiën niet uit te sluiten is dat er hier en daar mensen tussen zitten met minder bonafide intenties. Waar het mij om te doen is, is hoe men dat controleert. De zaken zijn inderdaad aan het licht gekomen, maar ze hebben wel vijftien jaar aangesleept vooraleer ze aan het licht kwamen. Daar heb ik toch nog vragen bij.
Er was een belastingplichtige met een gigantisch bedrag van 107 miljoen euro bij. Als het over een miljoen kleine getallen gaat, kan ik begrijpen dat dit in het controlesysteem niet direct bovenkomt, maar 107 miljoen euro moet toch vrij snel boven water komen.
Mijnheer de voorzitter, misschien moeten wij hier toch eens een hoorzitting houden om inzicht te krijgen in hoe de controles bij de FOD Financiën gebeuren. De heer Gilkinet zegt terecht dat het onze taak is om te controleren. Welnu, ik zou graag de controles controleren.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega's, de administratie heeft mij erop attent gemaakt dat de interpellatie nr. 367 van de heer Weyts en de interpellatie nr. 371 van de heer Landuyt hetzelfde onderwerp hebben. Ik stel voor om ze samen te voegen. Geen bezwaar? (Neen)
09 Samengevoegde interpellaties van
- de heer Ben Weyts tot de vice-eerste minister en minister van Ambtenarenzaken, Overheidsbedrijven en Institutionele Hervormingen over "vermeende corruptie in de federale overheid" (nr. 367)
- de heer Renaat Landuyt tot de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de recente huiszoekingen bij ambtenaren van de Regie der Gebouwen en de werking van de Regie der Gebouwen" (nr. 371)
- M. Ben Weyts au vice-premier ministre et ministre de la Fonction publique, des Entreprises publiques et des Réformes institutionnelles sur "la corruption présumée au sein des autorités fédérales" (n° 367)
- M. Renaat Landuyt au vice-premier ministre et ministre des Finances et Réformes institutionnelles sur "les perquisitions effectuées récemment chez des fonctionnaires de la Régie des bâtiments et sur le fonctionnement de celle-ci" (n° 371)
09.01 Ben Weyts (N-VA): Bedankt mijnheer de voorzitter, ik heb, voor alle duidelijkheid, geen problemen met de samenvoeging, maar ik heb ter zake vandaag nog contact genomen met het kabinet van de heer Reynders om te verduidelijken dat mijn vraag vooral ging over preventie van corruptie. Daarom hangt het ook samen met de vragen die daarnet zijn gesteld geweest en de thematiek die aan bod kwam.
Enerzijds heeft men het corruptiedossier bij de administratie Financiën, anderzijds is er de zaak van dinsdag 13 oktober waarbij het gerecht op grote schaal en in het hele land huiszoekingen bij verschillende federale, Brusselse en Vlaamse ambtenaren heeft uitgevoerd. Dat zou een uitloper van het corruptieonderzoek zijn dat werd opgestart in het kader van het onderzoek naar de Regie der Gebouwen in 2006.
Ik vraag u om dienaangaande enige duidelijkheid te verschaffen en een stand van zaken te geven. In welke mate zijn de federale overheid en uw diensten betrokken in dat dossier?
Voorts wil ik het hebben over de preventie van corruptie. Het is niet toevallig dat de twee diensten, die onder uw bevoegdheid sorteren, namelijk de Regie der Gebouwen en de administratie Financiën, gevoeliger zijn voor corruptie dan andere diensten. Bij Financiën kan de beslissing van een ambtenaar, zoals daarstraks nogmaals is aangetoond, verregaande financiële gevolgen hebben voor de federale overheid. Het gaat soms over miljoenen. De Regie der Gebouwen is een gigantisch grote dienst met een begroting van 1 miljard euro, die meer dan duizend gebouwen en een totale oppervlakte van 5 miljoen vierkante meter beheert. Er zijn altijd grote bedragen in het spel bij die dienst. Als gevolg daarvan dreigen die ambtenaren sneller benaderd te worden met oog op corruptie en dreigen ze ook sneller in verleiding te raken. Daarom ook mijn vraag naar een specifiek integriteitsbeleid voor die ambtenaren, met het oog op preventie van corruptie.
Er is een staatssecretaris van Fraudebestrijding, maar die houdt zich niet bezig met de preventie van corruptie.
Daarnaast is een regeringscommissaris die voor iets gelijkaardigs bevoegd is, maar van wie we nog geen resultaten hebben gezien. Het heeft weinig zin om te wachten op een horizontaal, overkoepelend, federaal beleid. Er is een bureau voor ambtelijke ethiek en deontologie op federaal niveau. Het telt vijf personeelsleden voor 84 000 ambtenaren.
Hoe zit het met het integriteitsbeleid bij uw diensten, de Regie der Gebouwen en Financiën? Is er in een specifieke opleiding voor uw ambtenaren voorzien, vermits de kans groter is dat zij worden blootgesteld aan verzoeken tot corruptie?
Hoe staat het met het systeem van de dubbele handtekening bij de FOD Financiën of de Regie der Gebouwen? Daarstraks was er het concrete dossier over 100 miljoen euro. Eens een bepaald gedrag in het geding is, zouden niet een maar meerdere ambtenaren hun handtekening moeten zetten, vooraleer een beslissing kan worden genomen.
In het kader van het systeem van klokkenluider is het wachten op een horizontale beslissing. Die wordt al sinds januari 2007aangekondigd. We hebben er nog steeds niets van gezien. Kunnen de ambtenaren van Financiën en van de Regie der Gebouwen terecht bij hun superieuren of bij een onafhankelijk persoon voor klachten inzake corruptie?
09.02 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik ben een beetje zenuwachtig, omdat ik niet de gewoonte heb om u te interpelleren. Ik volg meestal justitiedossiers, maar wie justitiedossiers volgt, komt alsmaar vaker de Regie der Gebouwen tegen, enerzijds wegens de perikelen inzake de toekomstige en huidige bouwwerken waarvoor de regie verantwoordelijk is – ik verwijs naar het gerechtsgebouw in Antwerpen, waarvan een extern auditrapport wees op zware budgetoverschrijdingen – en anderzijds wegens de voor de Belgische overheid enorm vervelende toestand dat een belangrijke dienst zoals de Regie der Gebouwen nu al drie jaar voortdurend betrokken is in gerechtelijke onderzoeken, om nog niet te spreken van het aantal mensen dat de gevangenisgebouwen tot binnen in de cellen persoonlijk kent.
Er zijn onderzoeken lopende in de arrondissementen Brugge, Gent, Brussel, Mechelen en Antwerpen. Dat is op zichzelf een heel vervelende toestand. Bovendien worden we telkens opnieuw geconfronteerd met corruptiedossiers lastens medewerkers van de Regie der Gebouwen gespreid over minstens het noorden van het land. We kunnen dat moeilijk als normaal aanzien, vandaar mijn vragen.
Wat zijn de conclusies die u hier in de loop der jaren uit trok? Anders uitgedrukt, welke maatregelen hebt u menen te moeten nemen sinds 2006, sinds het opstarten van de diverse gerechtelijke onderzoeken?
Meer algemeen, dringt zich geen onderzoek en evaluatie op naar de Regie der Gebouwen? Is er geen nood aan een hervorming van de hele Regie der Gebouwen?
Ik kijk uit naar…
Mijnheer de voorzitter, ik wil de heer Baeselen niet storen in zijn beleefdheid ten opzichte van zijn voorzitter.
De voorzitter: De heer minister kan meer dan een ding tegelijk. Daarom is hij dan ook minister.
09.03 Renaat Landuyt (sp.a): Ja, maar dat wordt steeds meer gecontesteerd in zijn groep. Daar wil ik mij echter niet in mengen.
Mijnheer de voorzitter, dat waren mijn vragen. Ik wil ze wel herhalen, maar misschien heeft de minister ze gehoord terwijl hij zijn ondergeschikte aan het groeten was.
09.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het onderzoek naar fraude dat in 2006 werd gestart, loopt nog. De gerechtelijke politie legt verdere vertakkingen binnen de regie en nu blijkbaar ook binnen andere federale en Vlaamse besturen bloot.
Wij hopen dat de gerechtelijke politie die fraudezaak zo snel en volledig mogelijk kan blootleggen, zodat de regie die onverkwikkelijke periode definitief achter zich kan laten en zich op de correcte uitvoering van haar missie kan concentreren.
In verband met dat lopend corruptieonderzoek bij de Regie der Gebouwen had de Regie der Gebouwen al in 2006 een externe audit laten uitvoeren naar corruptiegevoelige plekken in haar organisatie. Die audit heeft geleid tot enkele aanbevelingen die werden vertaald in actieplannen. De Regie der Gebouwen en haar management hebben de nodige lessen getrokken uit die audit.
De opdracht die het auditteam kreeg, was als volgt omschreven. Ten eerste, een analyse uit het oogpunt van de gevoeligheid voor misbruik van de procedures, de werkwijzen en de opvolgingsmethoden. Ten tweede, het oplijsten van de vastgestelde risico’s. Ten derde, de formulering van voorstellen tot verbeteringen.
Naast de benoeming van een nieuw directiecomité begin 2008, werden reeds de volgende stappen gezet, zoals de installatie van een integriteitbeleid met onder andere procedures ter controle van belangenvermenging, de invoer van een gedragscode, een permanente werkgroep integriteit, de introductie van hulpmiddelen en systemen die beheersgegevens kunnen aanleveren en die een uniforme procedure en opvolging van de bestellingen en de betalingen voor de dossiers, via Omega, Delta en Paymaster, mogelijk maken.
De bovenstaande maatregelen werden genomen voor de Regie der Gebouwen als geheel. Een eerste belangrijke stap werd al genomen in het beheersen van de risico’s. In samenwerking met de FOD Begroting en Beheerscontrole werd ook een project opgestart om alle interne controlemechanismen binnen de Regie der Gebouwen op te volgen en hun toepassing te optimaliseren en aanvullende maatregelen te implementeren.
Op basis van dat werk zal de directie interne audit de zesde managementsfunctie zijn die voor de nieuwe Regie dient te worden geïnstalleerd in de loop van 2010. Sinds 2006 tot nu werden ook talloze andere maatregelen genomen, zoals de uitvoering van een externe audit met betrekking tot de bouw van het gerechtsgebouw te Antwerpen, het verstrengen van de interne controlemechanismen inzake de organisatie en de gunning van overheidsopdrachten binnen de Regie der Gebouwen in samenwerking met de Inspectie van Financiën, geaccrediteerd bij de Regie der Gebouwen, en een grotere transparantie en concurrentie bij de organisatie en de gunning van overheidsopdrachten met een waarde kleiner dan 5 500 euro.
In het raam van de hervorming van de Regie der Gebouwen en ten gevolge van de oprichting van een actiegroep Integriteit worden dus nieuwe initiatieven genomen, onder meer een interne publicatie over het federale deontologische kader dat ook van toepassing is op de Regie der Gebouwen, duidelijk interne richtlijnen met betrekking tot de kilometervergoeding en de representatiekosten, het verbod op het aanvaarden van geschenken en giften van derden zoals vermeld in het federale deontologische kader, met inbegrip van een interne sensibilisering en een externe communicatie daarover aan de aannemer en de klanten van de Regie der Gebouwen, een verplichte integriteitsopleiding georganiseerd door de KU Leuven voor alle leidinggevende ambtenaren, en de opname van een integriteitsclausule in de bestekken van de Regie der Gebouwen.
Het is duidelijk dat dit project nog niet is afgewerkt en dat er nog maatregelen zullen worden genomen.
Met betrekking tot de voorgestelde hervorming van de Regie der Gebouwen vanaf 2004 na de doorlichting van de organisatie van de Regie der Gebouwen en met de oprichting van een nieuw directiecomité vanaf februari 2008, werden het managementplan en het bijbehorende personeelsplan einde 2008 opgesteld en goedgekeurd. De implementatie ervan is momenteel aan de gang. We zijn nu dus aan het begin van de uitvoering gekomen.
De nieuwe structuur van de Regie der Gebouwen werd goedgekeurd en is in uitvoering. Bijkomende regels en procedures in het raam van interne controle zijn al toegepast of in voorbereiding binnen de organisatie. Een personeelsplan is ontwikkeld en moet eerstdaags in uitvoering worden gebracht. Het personeelsplan voorziet in een daling van het personeelsbestand van de Regie der Gebouwen met ongeveer 20 procent over de volgende vier jaar en het aantrekken van de nodige administratieve en technische competenties om haar taak op een professionele manier te kunnen uitvoeren.
Dus niet alleen sinds 2006, maar zelfs sinds 2004 zijn er al tal van maatregelen genomen, niet alleen om corruptie te bestrijden, maar ook om een beter management te hebben bij de Regie der Gebouwen. Dat was niet zo evident met een nieuwe wet en een aantal nieuwe maatregelen, maar nu hebben we een nieuw directiecomité en tevens veel nieuwe regels binnen de regie. We moeten daarin nog verder gaan.
09.05 Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
Ik verneem dat er plannen zijn, nog geen volledige implementatie, maar een stapsgewijze uitvoering ervan.
Mijn vraag ging niet alleen over de Regie der Gebouwen, maar ook over de administratie van Financiën. Het is misschien nuttig om alle stappen en procedures die u net hebt toegelicht ook van toepassing te maken op Financiën.
Ik heb ook niets gehoord over een systeem met een dubbele handtekening noch over een klokkenluiderregeling of een onafhankelijk meldpunt waar ambtenaren terechtkunnen om bepaalde onregelmatigheden van collega's of hogergeplaatsen te kunnen melden. Ik hoop dat ook daarvan werk zal worden gemaakt bij de respectievelijke administraties, zowel bij de Regie der Gebouwen als bij de administratie van Financiën.
09.06 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de minister, uw antwoord bevat goede zaken. Het bevat echter ook een punt dat ik helemaal niet begrijp.
Enerzijds antwoordt u dat er tal van nieuwe regels zijn, terwijl de overtreden strafregels al heel oud zijn. Mijn punt is echter dat er voortdurend over integriteit en de moraliteit van de medewerkers wordt gesproken. Men wil dat bijsturen en de medewerkers daartoe zelfs in de Katholieke Universiteit Leuven lessen laten volgen. Is de vraag hier echter niet op zijn plaats of er bij de Regie der Gebouwen een structureel probleem is?
Ik merk geen enkele verandering in de zware werkprocessen en in de manier waarop een en ander wordt georganiseerd binnen de Regie der Gebouwen.
U spreekt over integriteit en moraliteit. Wordt er in dat geval dan van uitgegaan dat in Brugge, in het Gentse, in het Brusselse, in het Mechelse of in het Antwerpse alle medewerkers een probleem van moraliteit hadden? Zou het niet kunnen dat er een probleem met de structuur is?
09.07 Didier Reynders, ministre: J'en pense la même chose que vous mais la plupart de ces agents étaient en fonction avant mon arrivée.
In 2004 ben ik gestart met een aantal nieuwe maatregelen. Dat zorgde voor een nieuwe wind in de Regie der Gebouwen. Nu is er een nieuw directiecomité. Ik heb gepoogd om dat zo vlug mogelijk te doen. Ik hoop dat er in de toekomst minder problemen zullen zijn dan in het begin van de jaren 2000, of nog vroeger.
09.08 Renaat Landuyt (sp.a): U sprak over een audit naar de corruptiegevoelige situatie van na 2006. Als ik de conclusie hoor is het alsof de personen corruptiegevoelig zijn, wat ook zo is. Het vlees is zwak. Is dat de enige conclusie van die audit?
Is er een mogelijkheid om die audit te ontvangen en een mededeling te krijgen?
09.09 Minister Didier Reynders: Ik zal het vragen aan de regie.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de schade aan de containerscanner in de haven van Antwerpen" (nr. 15609)
10 Question de M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les dégâts au scanner pour conteneurs au port d'Anvers" (n° 15609)
10.01 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik verneem vanuit verschillende bronnen dat de containerscanner gelegen aan de Tijsmanstunnel in de Antwerpse haven, ernstig is beschadigd door wateroverlast. Door een hevig onweer kwam de scanner gedeeltelijk onder water te staan. Technisch gezien is de verticale beeldvorming kapot. Die moet worden vervangen. Alleen de horizontale beeldvorming zou nog werken. Daardoor zou de scanner geen goede beelden meer afleveren die voldoende betrouwbaar zijn om de controles correct uit te voeren.
Zulke ongelukken kunnen gebeuren. Dat is op zich geen probleem. Ik was alleen heel verbaasd te vernemen dat de herstelling enkele maanden tot een jaar in beslag zou nemen. Bovendien vernam ik dat er geen onderhoudscontract zou gesloten zijn voor de scanner, wat de schade nog groter zou hebben gemaakt.
Daarom heb ik de volgende vragen, mijnheer de minister.
Kunt u de schade bevestigen?
Kunt u bevestigen dat door een beter onderhoud het voorval had kunnen vermeden worden?
Hoe lang zal de herstelling van de containerscanner in beslag nemen? Ik hoop korter dan een jaar. Wanneer zal het gebeuren?
Ik weet dat het tegen een aantal algemene principes ingaat, maar zou het niet beter zijn om zulke hoogtechnologische, heel gespecialiseerde infrastructuur te verzekeren op de private markt, zodat herstellingen budgettair heel snel kunnen worden uitgevoerd?
Hoe zal de situatie met de slechte beelden intussen worden opgevangen, zodat de veiligheid van het internationaal handelsverkeer toch kan worden gegarandeerd? Er wordt op dit moment nog wel gescand, maar de beelden zouden abominabel slecht en onbruikbaar zijn.
Hoe zult u erover waken dat de private sector geen hinder van da voorval ondervindt?
10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Waterschoot, op uw eerste vraag kan ik ja antwoorden.
Wat uw volgende vraag betreft, kan uw stelling niet worden bevestigd, aangezien het expertiseonderzoek nog niet volledig is afgesloten.
De herstelling zal tien dagen in beslag nemen. De termijn waarbinnen de herstelling zal worden uitgevoerd, hangt af van de bepaling van de aansprakelijkheid.
Precedenten van schade aan hoogtechnologische apparatuur hebben aangetoond dat verzekeringen op de private markt in geen geval een snellere herstelling garanderen.
Intussen wordt de situatie opgevangen door nog steeds gebruik te maken van de containerscanner in kwestie. Het horizontale beeld is niet beschadigd en levert voldoende informatie op om de beeldschermoperatoren toe te laten een betrouwbare analyse te maken.
Vanaf november van dit jaar kan gebruik worden gemaakt van de nieuwe dubbele scantunnel op linkeroever.
Ik heb ook een antwoord op uw zesde vraag: door ervoor te zorgen dat de scancapaciteit van de haven van Antwerpen niet in het gedrang komt.
10.03 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt om te verwijzen naar uw antwoord. Het is natuurlijk de wereld op zijn kop wanneer linkeroever nu eindelijk zou opengaan en men naar rechteroever zou moeten rijden. Ik zou echt willen aandringen op de snelheid van het herstellen. Ik ben zelf ter plaatse geweest en de operatoren betwijfelen de officiële versie van de douane dat de beelden, die momenteel worden afgeleverd, wel bruikbaar zijn en of daaraan iets kan worden gedaan. Ik dring echt aan op een hele snelle herstelling van deze apparatuur.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la simplification des factures électroniques" (n° 15615)
11 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de vereenvoudiging van de elektronische facturen" (nr. 15615)
11.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, les prescriptions technologiques et de sécurité en vigueur vis-à-vis de la facture électronique sont particulièrement strictes. La raison invoquée est d'éviter toute fraude TVA liée à cette pratique.
Les organisations patronales belges ont rédigé une note commune, demandant qu'à partir du 1er janvier 2010, la facture électronique soit simplifiée et égale à son pendant papier. La Commission européenne a déposé en janvier 2009 une proposition d'harmonisation des règles de facturation. Les représentants belges des indépendants et des employeurs demandent au gouvernement d'appuyer cette proposition, notamment dans la perspective de la présidence belge de 2010.
Lors d'une récente question similaire adressée à votre collègue, le ministre de l'Entreprise, ce dernier m'a répondu que la Commission européenne a en effet proposé une modernisation et une simplification, ce qui placerait la facture électronique sur un pied d'égalité avec la facture papier, avec à la clef des retombées économiques de l'ordre de 3 milliards d'euros. Voilà qui nécessite une adaptation de la directive. Il m'a donc indiqué que cette proposition était débattue pour le moment par les ministres européens des Finances, compétents en la matière.
Monsieur le ministre, où en est ce débat? Pouvons-nous espérer que la Belgique porte ce projet à l'aune de la présidence belge de l'Union?
11.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, monsieur Baeselen, la proposition de directive de la Commission comprend plusieurs volets, dont l'un concerne la transmission et la mise à disposition de factures par voie électronique.
S'il est vrai que la proposition initiale de la Commission européenne consacrait le principe de l'égalité de traitement entre la facture papier et la facture électronique, force est de constater que les avis des États membres sont, sur ce point, plutôt partagés.
Certains États membres sont en effet favorables à un traitement égalitaire des factures papier électroniques, tandis que d'autres y sont opposés ou souhaitent y ajouter certaines modulations. Outre ce point de désaccord entre les États membres, d'autres problèmes suscités par le texte proposé restent encore à trancher.
Ainsi, bien que ce dossier ait été considéré par l'actuelle présidence suédoise comme l'une de ses priorités, il est difficile à ce stade de se prononcer sur l'issue qui lui sera réservé sur son timing. Il semblerait que la future présidence espagnole ait l'intention de reprendre ce dossier comme un dossier prioritaire. Par conséquent, son traitement sous la présidence belge dépendra de l'état d'avancement des travaux dans ce domaine.
En tout état de cause, la Belgique est favorable à ce que les factures papier et les factures électroniques soient traitées de manière identique et donc préconise une approche neutre sur le plan technologique, assortie de moyens accrus de contrôle a posteriori pour l'administration.
La proposition de la Commission a été accompagnée d'une série d'analyses qui estiment que la suppression des obstacles liés à la TVA entravant le recours à la facturation électronique se traduirait, à moyen terme, par une réduction des charges pouvant aller jusqu'à 18 milliards d'euros, pour autant que toutes les factures soient envoyées par voie électronique. Un rapport établi par la FEB et transmis à mon administration soutient que le passage à l'envoi, la réception et l'archivage des factures par la voie électronique peut représenter une économie de coûts pouvant aller jusqu'à 240 milliards d'euros et estime que ce montant pourrait s'élever pour les entreprises belges à plus de 3,5 milliards d'euros.
11.03 Xavier Baeselen (MR): Je note avec satisfaction que la Belgique oeuvrera en ce sens. Nous pourrons peut-être, si le dossier n'est pas résolu sous la présidence espagnole, faire progresser les choses. Je vous remercie.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Xavier Baeselen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le port de signes religieux par des fonctionnaires ou des agents contractuels" (n° 15618)
12 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het dragen van religieuze symbolen door ambtenaren of contractueel personeel" (nr. 15618)
12.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, je suis désolé de vous ennuyer avec cette question. En réalité, l’ensemble des questions que j’avais adressées aux membres du gouvernement avait été envoyé au ministre de la Fonction publique fédérale en commission de l’Intérieur qui devait donc répondre pour l’ensemble de ses collègues.
Ceci étant dit, celui-ci n’a pas souhaité répondre pour chacun des départements. Il s’est contenté d’une réponse en ce qui concerne le SPF Personnel et Organisation, estimant sans doute politiquement qu’il ne fallait pas une réglementation homogène. C’est en tout cas son point de vue pour l’ensemble de la Fonction publique fédérale.
C’est pourquoi je me permets d'interroger à nouveau chacun des membres du gouvernement concernant l’administration sous sa responsabilité.
J’aurais voulu savoir si les directives en ce qui concerne votre SPF étaient claires par rapport à la possibilité de porter les signes religieux ou convictionnels. Une distinction est-elle opérée entre les fonctionnaires et les contractuels, qu’ils soient ou non en contact avec le public?
Estimez-vous qu’une réglementation homogène au niveau de la Fonction publique fédérale est opportune en la matière?
12.02 Didier Reynders, ministre: Cher collègue, dans un premier temps, je devais attirer votre attention sur le fait que la problématique à laquelle vous faites référence se pose pour toute la Fonction publique fédérale et de ce fait, relève de la compétence du ministre de la Fonction publique. Il appartient donc de prendre si nécessaire des mesures générales.
Mon collègue en charge de la Fonction publique vient d’ailleurs de répondre récemment à une question sur le port du voile dans les services publics fédéraux en séance plénière du 25 juin 2009.
En réponse à cette question, il est fait mention de l’article 8, §1er, alinéa 2 de l’arrêté royal du 2 octobre 1937 portant sur le statut des agents de l’État qui dispose que "lorsqu’il (l’agent) est dans le cadre de ses fonctions en contact avec le public, il évite toute parole, toute attitude, toute présentation qui pourrait être de nature à ébranler la confiance du public en sa totale neutralité, en sa compétence ou à sa dignité". Je partage évidemment ces considérations qui sont appliquées au sein de mon département.
Bien entendu, elles doivent s’appliquer tant aux agents statutaires que contractuels.
Il serait très probablement opportun qu’une réglementation générale pour l’ensemble de la Fonction publique vienne confirmer à nouveau cette situation, peut-être en précisant le contenu. Posons-nous également la question de savoir si la distinction du contact ou non avec le public peut réellement être aussi déterminante, quand on sait que de très nombreux agents, même s’ils ne sont pas de manière régulière en contact avec le public, peuvent être confrontés à cette situation à l’occasion de leurs prestations.
12.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, je partage bien évidemment votre point de vue. Le ministre de la Fonction publique fédérale me répondait que, dans son propre département, certains agents portent des signes convictionnels. Ils ne sont pas en contact avec le public mais pourraient être amenés à l'être au cours de leur carrière. Ceux-ci sont chargés de la formation d'autres collègues du même département.
Je plaide pour une réglementation uniforme qui rappellerait les dispositions du statut Camu, ce qui ne semble malheureusement pas être le point de vue du ministre de la Fonction publique.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscale behandeling van walstroom voor zeeschepen" (nr. 15672)
13 Question de M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le traitement fiscal pour l'utilisation de courant de quai par les navires" (n° 15672)
13.01 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, dat is misschien wel een technische vraag over een onderwerp waarvan wellicht 99,9 procent van de bevolking niet wakker ligt, maar die 0,1 procent, die in de maritieme sector aanwezig is, wel.
In de wereld van de scheepvaart heeft de zorg voor het leefmilieu de voorbjie jaren sterk aan belang gewonnen. Een van de belangrijke elementen van vervuiling in de zeehavens door de zeeschepen is de emissie gegenereerd door de hulpmotoren voor de energievoorziening van de schepen zelf. Een goed alternatief daarvoor is dat die schepen zich aansluiten op walstroom. Technisch is dat zeer eenvoudig: ze steken gewoon hun schip in het stopcontact.
De scheepsbrandstof is vrijgesteld van accijnzen en belasting. Walstroom is dat echter niet. Aangezien de installatie voor walstroom veel duurder is dan de fuel voor zeeschepen, zien we dat er in de sector niet echt een doorbraak is voor de walstroominstallaties.
Mijnheer de minister, mijn vraag is dan ook heel simpel. Bent u bereid om te onderzoeken of het verschil in fiscale behandeling tussen walstroom en de fuel voor zeeschepen weg te werken of te verkleinen is?
Aangezien dat materie is waarvoor enige Europese afstemming nodig is, zult u nu al, of eventueel gebruikmakend van het Europees voorzitterschap van België, dat punt aankaarten en oplossen?
13.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Waterschoot, op uw eerste vraag kan ik positief antwoorden, doch de realisatie ervan zal maar mogelijk zijn binnen het kader van een herziening van de richtlijn 2003/96 EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit.
Op dit ogenblik beraadt de Commissie zich over die herziening en het is de bedoeling dat er een voorstel zou worden geformuleerd zodra de nieuwe Commissie geïnstalleerd zal zijn.
Veel zal afhangen van het tijdstip waarop het Commissievoorstel aan de Raad zal worden voorgelegd, op welke wijze de lidstaten daarop zullen reageren en binnen welke termijn er een consensus kan worden bereikt.
Wij zijn bereid om aan zo’n consensus te werken.
13.03 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik kan er alleen maar over verheugd zijn dat u dat mee wil ondersteunen. Ik hoop dan ook dat u, wanneer het punt ter sprake komt, bij de Belgische permanente vertegenwoordiging erop zult aandringen om hieraan de nodige aandacht te besteden.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Van der Maelen is niet meer aanwezig, zijn vraag nr. 15684 wordt geschrapt. Vraag nr. 15691 van de heer Waterschoot wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Vraag nr. 15839 van de heer Terwingen is omgezet in een schriftelijke vraag. Aangezien de heer Van der Maelen niet aanwezig is, wordt zijn vraag nr. 15841 geschrapt. Vraag nr. 15916 van de heer Luykx is ingetrokken. Vraag nr. 15923 van de heer Jambon wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
14 Vraag van mevrouw Dalila Douifi aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de aankoop van woonmodules voor de opvang van asielzoekers" (nr. 15945)
14 Question de Mme Dalila Douifi au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'achat de modules préfabriqués pour l'accueil des demandeurs d'asile" (n° 15945)
14.01 Dalila Douifi (sp.a): Mijnheer de vice-eerste minister, ik kom bij u terecht voor een vraag over de opvang van asielzoekers.
U en wij weten allen dat inzake de opvangcapaciteit in de reguliere sector alle plaatsen reeds bezet zijn. Er is zelfs een ernstig probleem van overcapaciteit. Op dit ogenblik worden zowat 1 200 mensen in hotels opgevangen. Sinds veertien dagen worden mensen ook opnieuw gewoon de straat opgestuurd, omdat er een gebrek is aan opvangplaatsen. Bijgevolg kan de overheid niet meer tegemoetkomen aan haar opvangwet van enkele jaren geleden, die duidelijk stipuleert dat elke asielzoeker materiële opvang moet worden gegarandeerd.
Het principe of het voorstel van de wooncontainers of woonmodules is ondertussen verworven, ook door de huidige regering. De nodige begrotingsmiddelen ter zake zouden voor het jaar 2010 ook reeds zijn ingeschreven. Zij zijn op de post van de Regie der Gebouwen geparkeerd.
Mijnheer de vice-eerste minister, daarover heb ik een aantal specifieke vragen.
Ten eerste, hoeveel geld voor de aankoop van woonmodules is er precies in de begroting 2010 ingeschreven?
Heel belangrijk is te weten hoe de procedure er zal uitzien. Zal u de gewone procedure inzake overheidsopdrachten volgen of zal er een beroep worden gedaan op de hoogdringendheid?
Welke dienst van de Regie der Gebouwen zal met het redigeren van het lastenboek, het gunnen van de opdracht en de opvolging van de uitvoering van de opdracht of opdrachten worden belast?
Zult u de opdracht in zijn geheel laten aanbesteden of ziet u de mogelijkheid om in loten of met opeenvolgende opdrachten te werken?
Op welke wijze wordt de synergie tussen de federale overheidsdienst Maatschappelijke Integratie en de Regie der Gebouwen geconcretiseerd? Met andere woorden, hoe zal men de behoeften van de bouwheer en die van de dienst Maatschappelijke Integratie op elkaar aftstemmen?
14.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, wat de eerste vraag betreft, het volgende.
Voor de opvang van asielzoekers in woonmodules werden, in overleg met Fedasil, twee pistes onderzocht, namelijk huur en aankoop. In geval van aankoop is een budget nodig van 7 123 270 euro. In het geval van huur is het vereiste budget geraamd op 1 076 875 euro per jaar. Beide bedragen dienen te worden vermeerderd met een eenmalig bedrag van 712 327 euro voor de installatie- en aansluitingskosten.
Gezien het hoge bedrag zal de wetgeving rond overheidsopdrachten worden toegepast en de Europese mededinging worden gerespecteerd.
Teneinde een gelijk kwaliteitsniveau van de containers te bekomen zal de studiedienst van de Regie der Gebouwen met de algemene beschrijving en lastenboek van de containers worden belast.
In verband met de individuele inplanting en de plaatsing op de diverse sites, funderingen, aansluitingen van water en elektriciteit, en andere, zullen de onderscheiden buitendiensten van de Regie der Gebouwen een aanvullend technisch lastenboek opstellen en aanbesteden, en de werfopvolging verzekeren.
Ten vierde, in samenspraak met Fedasil zal nog worden beslist of de markt zal worden geconsulteerd via enkele grote aanbestedingen en hoe er maximaal kan worden samengevoegd tot grotere loten, waarbij steeds rekening zal worden gehouden met de specifieke eigenschappen en mogelijkheden van de onderscheiden locaties.
Ten vijfde, de Regie der Gebouwen en Fedasil werken reeds gedurende verscheidene jaren nauw samen. Het directoraat-generaal Klantenbeheer van de Regie der Gebouwen verzamelt de behoeften en prioriteiten van Fedasil en bezorgt die vervolgens voor onderzoek en uitvoering aan respectievelijk het directoraat-generaal Strategie en Vastgoedbeheer en het directoraat-generaal Operationele Dienst van de Regie der Gebouwen. Daarenboven zullen specifiek voor het betreffende project een of meerdere werkgroepen van de regie en Fedasil worden samengesteld.
14.03 Dalila Douifi (sp.a): Dank u, mijnheer de minister. Als ik het goed heb begrepen, zal er niet met hoogdringendheid worden gewerkt. U zegt niet met deeloffertes te zullen werken en nog te moeten afspreken. Als de gewone procedure zal worden gevolgd, zullen we waarschijnlijk ten vroegste tot implementatie kunnen overgaan in de zomer van 2010. Dat klopt toch?
14.04 Minister Didier Reynders: Wij zullen de procedures volgen om nieuwe vragen van de heren Van der Maelen en Landuyt over de procedures bij de Regie der Gebouwen te vermijden. Ik mag alleen dat zeggen. Zodra de werkgroepen aan het werk zijn, kan ik misschien meer details geven over de timing. Wij zullen de normale en gewone procedures volgen.
14.05 Dalila Douifi (sp.a): Betekent dit dat u binnenkort zult samenzitten in werkgroepen om eventueel te kijken of er toch een versnelde beslissing kan vallen door andere procedures van hoogdringendheid toe te passen?
14.06 Minister Didier Reynders: Als dat wettelijk mogelijk is wel. Ik heb gezegd dat wij de normale procedure zullen volgen, maar in de normale procedure zijn er verschillende mogelijkheden.
14.07 Dalila Douifi (sp.a): Het wordt dus onderzocht. Dank u.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Van der Maelen is niet aanwezig en zijn vraag nr. 15951 wordt geschrapt.
De vragen nr. 15955 en nr. 15956 van mevrouw Almaci worden op haar verzoek omgezet in schriftelijke vragen.
De heer Van de Velde is niet aanwezig en zijn vragen nrs 16015, 16016, 16017 en 16018 worden geschrapt.
De vraag nr. 16029 van de heer Blanchart wordt geschrapt.
De vraag nr. 16049 van de heer Gilkinet werd op zijn verzoek omgezet in een schriftelijke vraag en zijn vraag nr. 16050 gaat naar de commissie voor de Sociale Zaken.
Zo komen wij aan het einde van een heel boeiend vragenuurtje.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 18.23 uur.
La réunion publique de commission est levée à 18.23 heures.