Commissie
voor de Landsverdediging |
Commission de la Défense nationale |
van woensdag 28 oktober 2009 Voormiddag ______ |
du mercredi 28 octobre 2009 Matin ______ |
De vergadering wordt geopend om 10.18 uur en voorgezeten door de heer Ludwig Vandenhove.
La séance est ouverte à 10.18 heures et présidée par M. Ludwig Vandenhove.
01 Question de M. Xavier Baeselen au ministre de la Défense sur "les problèmes de stockage du Musée de l'Armée" (n° 15073)
01 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Landsverdediging over "de opslagproblemen bij het Museum van het Leger" (nr. 15073)
01.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, je reviens sur un dossier que j'avais évoqué avec vous en février 2009 par le biais d'une question écrite sur le problème du stockage au Musée royal de l'Armée. Dans votre réponse, vous m'indiquiez qu'aucun inventaire ou choix des pièces qui pourraient faire l'objet d'une aliénation n'avait encore été dressé. Le problème de stockage dans les musées ne concerne d'ailleurs pas seulement le Musée royal de l'Armée mais puisque nous sommes en commission de la Défense, c'est ce point particulier que je voudrais aborder.
Vous ajoutiez à l'époque qu'il était prématuré d'affirmer que la destruction et donc la disparition définitive de pièces serait autorisée dans la mesure où le modus operandi devait encore être fixé.
Nous voilà sept à huit mois plus tard. Je souhaiterais savoir où nous en sommes dans ce dossier.
Avez-vous pu avancer, faire un inventaire des pièces qui pourraient éventuellement être vendues, d'autres qui devraient être transférées et/ou détruites?
01.02 Pieter De Crem, ministre: Cher collègue, pour donner suite à votre première intervention, ma collègue en charge de la politique scientifique fédérale élabore un arrêté royal concernant la possibilité d'aliéner certains éléments du patrimoine des institutions scientifiques fédérales. Cela n'a pas de sens de garder des pièces dont nous avons le plus souvent trois ou quatre exemplaires identiques. J'insisterai auprès de Sabine Laruelle pour qu'elle me fasse parvenir au plus vite le texte que je cosignerai.
Le Musée royal de l'Armée et de l'Histoire militaire établit pour l'instant l'inventaire des pièces susceptibles d'être aliénées. J'ai l'intention de publier cet arrêté le plus vite possible. Sans ces dispositions de l'arrêté, il m'est impossible d'agir mais cette tâche retient toute mon attention.
01.03 Xavier Baeselen (MR): Je remercie le ministre pour sa réponse.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Xavier Baeselen au ministre de la Défense sur "le port de signes religieux par des fonctionnaires ou des agents contractuels" (n° 15622)
02 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Landsverdediging over "het dragen van religieuze symbolen door ambtenaren of contractueel personeel" (nr. 15622)
02.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je reviens auprès de chaque ministre avec cette même question qui concerne le port de signes ostentatoires convictionnels ou religieux par des fonctionnaires ou des agents contractuels travaillant au sein des différents départements fédéraux.
Monsieur le ministre, au départ, toutes ces questions avaient été envoyées au ministre de la Fonction publique qui, en commission, n'a pas souhaité répondre pour ses collègues. Il s'est contenté de répondre pour son propre personnel du SPF Organisation. C'est pourquoi je pose la même question très simple et très courte à chaque ministre.
Existe-t-il des directives précises au sein de votre département en ce qui concerne le port de signes religieux ou convictionnels pour les agents statutaires ou contractuels?
Une distinction est-elle opérée entre les personnes qui sont en contact avec le public et celles qui ne le sont pas?
Considérez-vous que des directives précises doivent être prises en cette matière? Si c'est le cas, souhaitez-vous qu'elles soient prises au niveau de votre département ou au niveau de l'ensemble de la Fonction publique fédérale?
02.02 Pieter De Crem, ministre: Cher collègue, les agents statutaires et contractuels de la Défense sont, comme tout fonctionnaire, soumis aux directives que vous connaissez et en particulier celles qui sont reprises dans la circulaire 573 du 17 août 2007 relative au cadre déontologique des agents de la Fonction publique administrative fédérale.
L'article 15 de cette circulaire dispose que, dans l'exercice de leurs fonctions, les agents restent neutres. Dans le respect de leurs droits constitutionnels, ils font en sorte que leur participation à des activités politiques ou philosophiques ne porte pas atteinte à la confiance de l'usager, dans l'exercice impartial, neutre et loyal de leurs fonctions. Il n'existe donc pas d'autre directive à ce sujet.
À part cet insigne discret, je n'ai pas eu connaissance de signes distinctifs portés par des agents. Les directives de la circulaire susmentionnée sont applicables à l'ensemble des agents de la fonction publique administrative. Mon département n'envisage pas d'entamer une procédure pour l'introduction de directives complémentaires, étant donné qu'à ma connaissance aucun problème ne se pose.
L'incident est clos.
- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "het onderzoek naar de gevaren voor aanslagen via het gebruik van Google Earth" (nr. 15357)
- de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging over "de veiligheidsrisico's voor defensie uitgaande van 'Google Earth'" (nr. 15385)
- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "l'enquête sur les risques d'attentats liés à l'utilisation de Google Earth" (n° 15357)
- M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "le risque de sécurité que constitue 'Google Earth' pour la défense" (n° 15385)
03.01 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, Defensie heeft meegedeeld te onderzoeken of het internetprogramma Google Earth een gevaar vormt voor de veiligheid. Het is bekend dat inbrekers gebruik maken van het programma maar dat ook ondervraagde terroristen toegeven het programma te gebruiken bij de voorbereiding van aanslagen.
In Nederland en Amerika werden op vraag van de overheid militaire en andere plaatsen onzichtbaar gemaakt op Google Earth. In eigen land is een werkgroep begonnen met het bestuderen van het probleem.
Ik heb het programma al meermaals gebruikt, ook voor werkzaamheden in deze commissie. Toen we het hadden over het domein Westakkers kon ik nagaan hoe groot het domein was, hoeveel lege plaatsen er waren en of er nog een mogelijkheid was om een nieuwe gevangenis te zetten. Op die manier kan men zien hoe specifiek het programma kan worden gebruikt.
Men kan dan onmiddellijk de bedenking maken dat het voor mensen met slechte bedoelingen een heel handig programma is om te zien langs welke kant men de kazerne het gemakkelijkst kan binnenraken, waar bepaalde producten zijn opgeslagen en welke producten misschien een aanslag zullen vergemakkelijken. Het is ook heel gemakkelijk om bij particulieren te zien hoe men kan inbreken, waar er wel of niet rolluiken aan de woning zijn, enzovoort.
Ik kan die ongerustheid en de acties die er in Nederland en Amerika gekomen zijn om militaire en andere plaatsen in het programma onzichtbaar te maken dus zeker begrijpen.
Mijnheer de minister, kunt u ons meedelen wanneer het onderzoek werd opgestart en wanneer de resultaten zullen worden voorgelegd? Is een internationale aanpak in deze niet noodzakelijk?
03.02 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, ik heb ook de berichten gelezen in de krant dat het ministerie van Defensie zich zorgen maakt over Google Earth. Ik heb toen de proef op de som genomen. Collega Stevenheydens verwees immers naar de voorbeelden van Amerika en Nederland. Ik heb Google Earth gebruikt en ik heb daar inderdaad een aantal vragen bij. Toen ik inzoomde op Amerika kon ik bij manier van spreken zien of er niemand een sigaretje aan het roken was op het dak van het Pentagon. Toen ik echter bij de Nederlandse marinebasis van Den Helder keek, bleek het opeens plaatselijk helemaal niet meer zo helder te zijn. Toen ik inzoomde op de Nederlandse kerncentrale van Borssele met vlak daarnaast een even belangrijke olieopslagplaats was deze strategische site bij wijze van spreken te zien met “blue eyes”, vandaar mijn vragen.
Hoe worden de risico’s door Defensie ingeschat? Welke soorten sites komen er in aanmerking? Zijn dat enkel militaire of worden er ook industriële geviseerd, zoals kerncentrales of opslagplaatsen van olie en gas? Hoeveel militaire bases of andere terreinen zoals kerncentrales komen er in aanmerking? Heeft de NAVO, gezien haar aanwezigheid in België, eigenlijk al een vraag in die zin geformuleerd? Is er met andere woorden NAVO-overleg over dat toch wel ernstig veiligheidsprobleem?
03.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, de beschikbaarheid van de beelden op Google Earth en soortgelijke systemen voor het grote publiek houden volgens experts van Defensie een veiligheidsrisico in wanneer de beelden een resolutie van meer dan 50 centimeter hebben. Er wordt verwacht dat met de evolutie van de techniek beelden met een hogere resolutie dan 50 centimeter zullen voorkomen. Er moet bovendien worden gepreciseerd dat scherpe beelden in real time een groter veiligheidsrisico vormen dan gedateerde beelden, en dat Google Earth geen beelden in real time geeft.
Reeds in 2008 stelde ik de firma Google Incorporated voor zijn verantwoordelijkheid. Ik vroeg het bedrijf beelden van compounds van waaruit Belgische militairen in het buitenland opereren te vertroebelen. Ik maakte een lijst over van 146 militaire locaties in België, waarvan Defensie vraagt geen scherpe beelden, in een resolutie van maximaal 50 centimeter, aan het grote publiek aan te bieden. Mijn kabinet voert ook constructieve gesprekken met hetzelfde oogmerk met Microsoft over Bing Maps, een soortgelijke dienstverlening.
Op mijn initiatief werd in 2008 ook een interdepartementale werkgroep opgericht om de problematiek te bestuderen en een globale en structurele oplossing voor te stellen. Ik geef u hierna een overzicht van de belangrijkste resultaten van de werkzaamheden van de werkgroep.
Ten eerste, de algemene directie Juridische Steun en Bemiddeling van het ministerie van Landsverdediging werkt een voorontwerp van wet uit, samen met de Federale Overheidsdienst Justitie, om de toepassingssfeer van het artikel 120ter van het Strafwetboek uit te breiden, zodat ook de verspreiding van lucht- en satellietbeelden van militaire infrastructuur van toestemming afhankelijk kan worden gemaakt en het zonder toestemming verspreiden strafbaar wordt. Met het akkoord van de minister van Binnenlandse Zaken zou dat artikel ook kunnen worden uitgebreid tot bepaalde burgersites waarnaar u hebt verwezen.
Ten tweede, in het raam van de omzetting van de INSPIRE-richtlijn voor publiek verspreide geografische informatie zal een resolutiegrens van 50 centimeter worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid en de privacy. Een voorontwerp van wet wordt momenteel uitgewerkt onder voorzitterschap van het Nationaal Geografisch Instituut, dat ressorteert onder het ministerie van Defensie.
Ten derde, op vraag van de interdepartementale werkgroep heeft Defensie een vragenlijst voorgelegd aan de andere NAVO-lidstaten. Een internationale aanpak lijkt ons immers de meest ideale oplossing. Uit de ontvangen antwoorden blijkt dat, althans onder de NAVO-landen, geen unanimiteit bestaat over de ernst van het gestelde veiligheidsprobleem. De NAVO heeft als organisatie zelf geen vraag gesteld aan de Belgische defensie over Google Earth. Wij zullen met die vaststelling dus ook rekening houden.
03.04 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Het is spijtig dat er over dit probleem binnen de Navo geen unanimiteit is. Niet iedereen is blijkbaar van de ernst van de zaak overtuigd. U verwijst naar de wet en naar de mogelijkheid dat de bepalingen die u daarin voorziet zouden kunnen worden uitgebreid naar burgerinitiatieven op het internet. Zou kunnen worden uitgebreid, dat wil dus niet zeggen dat het daadwerkelijk zal gebeuren. Daarover ben ik ongerust.
U zegt dat de resolutiegrens van 50 cm in acht moet worden genomen. Ook al blijft men onder die grens, dan nog kan men op een eenvoudige computer aan die gevaarlijke informatie geraken. Ik pleit ervoor om het probleem zo ernstig mogelijk aan te vatten en vanuit Defensie bij de NAVO aan te dringen op een internationale aanpak, want internet is een internationaal gegeven. Anders staan we nergens.
03.05 Patrick De Groote (N-VA): Uw initiatieven om een structurele en globale oplossing uit te werken, zijn een goede zaak. Vanuit uw positie kunt u binnen de NAVO aandringen om de zaak ernstig te bekijken. Het zijn dan wel geen realtime beelden, ook gewone beelden zijn al voldoende om de structuur van kazernes of operaties weer te geven. Dat is voldoende voor een mogelijke aanslag. Ik zie dat u aan het probleem werkt en de nodige stappen onderneemt, waarvoor dank.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik stel voor dat we ondertussen een aantal collega’s bellen, want anders blijven we met de volgorde goochelen. Nu behandelen we vraag 15 van collega Stevenheydens en daarna vraag 17 van collega Flahaut, in de hoop dat er ondertussen nog een paar collega’s binnenkomen. Er zitten immers een paar samengevoegde vragen bij. Iemand moet de collega’s Geerts en De Vriendt contacteren.
04 Vraag van de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de onderbemanning van de medische diensten in het leger" (nr. 15514)
04 Question de M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la pénurie d'effectifs au sein des services médicaux de l'armée" (n° 15514)
04.01 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb het er al kort over gehad tijdens de bespreking van uw herstructureringsnota. Nu kunnen we daar iets dieper op ingaan.
Recente cijfers tonen aan dat binnen vijf jaar 40 procent van het huidig medisch personeel in het leger met pensioen is. Bij de geneesheren-specialisten is dat zelfs meer dan 50 procent. Nochtans is het medische kader momenteel slechts voor twee derde ingevuld. Ik heb de cijfers hier voor me: ik kreeg ze onlangs in antwoord op een schriftelijke vraag. Zowel voor geneesheren-generalist als arbeidsgeneesheren, geneesheren-specialisten, apothekers, dierenartsen en tandartsen in het leger, dus voor het hele medische korps, zien we de cijfers. Vanaf volgend jaar tot 2014 gaat 40 procent met pensioen.
Deze problematiek kwam al eerder aan bod in de commissie. U hebt toen gezegd dat dit een heel ernstig probleem is, waaraan de nodige prioriteit zal worden verleend. Dit probleem is al langer gekend.
Mijnheer de minister, kunt u toelichten wat er het voorbije jaar is gebeurd, in welke mate men nieuwe mensen heeft kunnen aanwerven en denkt dat de komende maanden nog te zullen doen of niet doen? Wat zijn de knelpunten? Een van de knelpunten is uiteraard dat medisch personeel best ook een praktijk behoudt om de competenties op peil te houden en mee te zijn en uiteraard is dat ook een probleem. Kunt u ons ook zeggen welke gevolgen deze onderbemanning zal hebben, aangezien buitenlandse operaties altijd vergezeld zijn door een aantal mensen uit het medisch-technisch korps? Kunt u kort zeggen welke inspanningen het voorbije anderhalf jaar zijn geleverd en hoe u de toekomst ziet?
04.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega, om het hoofd te kunnen bieden aan de problematiek van de onderbemanning van de medische dienst wordt in verschillende domeinen gewerkt. In het kader van de voltooiing van de transformatie van Defensie is er, ten eerste, een concentratiebeweging van de eenheden die zal plaatsgrijpen. De medische interventie-elementen zullen samengevoegd worden in medisch-operationele centra en deze worden belast met de curatieve zorgen. De andere medische entiteiten worden hervormd tot regionale medische centra die geografisch zullen worden ingeplant in de grootste garnizoenen. De territoriale medische steun waarvoor een zeker niveau van militaire expertise of kennis van het militaire beroep noodzakelijk is, zal verder verzekerd worden door militaire artsen. Een deel van de curatieve geneeskunde zal worden uitbesteed.
Voor wat betreft de werving wordt er in de mate van het mogelijke beroep gedaan op de aanvullende werving.
Studenten die reeds gevorderd zijn in hun vorming of op de werving op diploma zodat betrokkenen zo snel mogelijk kunnen renderen.
Voor de artsen werden in 2009 8 wervingen gedaan: 5 voor kandidaat-artsen via de Koninklijke Militaire School, een kandidaat in zijn vierde jaar, een kandidaat in zijn vijfde jaar en een reeds gediplomeerd arts.
Een wettelijk initiatief wordt gelanceerd om de laterale werving tijdens de loopbaan mogelijk te maken. Uiteindelijk wordt het mogelijk om eventuele tekorten van korte duur te overbruggen door een beroep te doen door het personeel van het reservekader. De wijziging op de wet van de reserve die ik heb doorgevoerd, komt ook in grote mate tegemoet aan de absolute vermindering van het aantal medisch-militairen in actieve dienst die wij door tal van redenen de laatste jaren hebben zien aankomen.
04.03 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Een bedenking en een vraag. U hebt het over de concentratiebewegingen, ook voor het medisch personeel, door het samenvoegen in een aantal kazernes. Volgens mij, maar wij moeten daarvoor nog de toekomst afwachten, zal dit leiden tot nieuwe problemen omdat een aantal artsen, die een huispraktijk hebben, grotere verplaatsingen zullen moeten doen naar hun nieuwe kazerne. Zij zullen dan misschien wel de beslissing nemen – ik heb het dan over mensen die niet binnenkort met pensioen gaan – om volledig te kiezen voor hun privépraktijk en niet langer te werken in het leger. Dat probleem bestaat en de vraag is hoe groot het gevaar is dat in het medisch-technisch korps toch nog een aantal artsen er binnenkort de brui zullen aan geven. Dat is een bedenking.
Ik heb ook nog een vraag. U zegt dat er vorig jaar 8 wervingen zijn geweest voor artsen. Is dat een bevredigend cijfer? Wat had u eigenlijk verwacht? Wat had men vooropgesteld? Dat cijfer zegt eigenlijk zeer weinig.
04.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, als ik even mag.
Wat de eerste vraag betreft, de problematiek die u aankaart, is een laterale problematiek. Eens artsen verbonden zijn aan Defensie en zij ook een huispraktijk hebben voor hetzij geneesheer-specialist, hetzij huisarts; de meesten van hen de combinatie van beiden aanhouden. Het grootste probleem is het motiveren van jongere artsen om de stap te zetten om deze activiteiten te combineren.
Ten tweede, het vooropgestelde wervingskader wordt door de medische component zelf in het vooruitzicht gesteld en na goedkeuring door de DGHR, human ressources, goedgekeurd. Het is op voorstel van de medische component dat de plaatsen worden gecreëerd en zij werden in deze allemaal ingevuld. Er is dus een evenwicht tussen de vooropgestelde plaatsen die op voorstel van de medische component en na goedkeuring door de DGHR vacant worden verklaard en de volledige invulling ervan.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05 Question de M. Daniel Bacquelaine au ministre de la Défense sur "les récents incidents impliquant des tirs d'hélicoptère en région liégeoise" (n° 15142)
05 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de minister van Landsverdediging over "de recente incidenten met schoten vanuit een helikopter in de Luikse regio" (nr. 15142)
05.01 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, ma question est relative à un incident survenu le 22 septembre dernier, date à laquelle des citoyens de la commune d'Aywaille (province de Liège) se sont plaints d'être victimes de la chute de douilles d'armes à feu dont certaines atteignaient la taille de 15 centimètres. Il ne s'agissait donc pas de petits projectiles. Ces douilles sont retombées à divers endroits de la commune. Elles étaient projetées par des armes embarquées à bord d'hélicoptères impliqués dans un exercice de l'OTAN appelé Pegasus, lequel se déroulait au-dessus d'un village de l'entité d'Aywaille.
À la demande du bourgmestre de la commune concernée, les services de police ont effectué une enquête dont il ressort que des exercices de ce type étaient bien prévus en province de Liège, mais pas au-dessus de la commune dans laquelle les incidents se sont produits.
Monsieur le ministre, mes questions sont les suivantes:
1. Est-il exact qu'aucun exercice n'était prévu au-dessus de cette commune?
2. S'il s'avère que l'exercice n'était pas censé se dérouler au-dessus de cette zone, comment expliquez-vous que des hélicoptères militaires aient pu se livrer à un exercice de combat aérien au-dessus d'un lieu non initialement prévu?
3. Les endroits prévus pour les exercices sont-ils choisis de manière à éviter le survol de lieux d'habitation?
4. Si tel n'est pas le cas, ne pensez-vous pas qu'il serait plus prudent, qu'à l'avenir, ce type de manœuvres se déroule, par mesure de sécurité, dans des endroits qui ne sont pas habités.
5. Où en est actuellement l'enquête afin de déterminer ce que faisaient ces hélicoptères à cet endroit et comment des pilotes ont-ils pu se livrer à un exercice de tir à blanc au-dessus d'un secteur à réelle densité de population?
6. Quelles suites comptez-vous donner à cet incident? Quelles mesures souhaitez-vous prendre pour l'avenir pour ce qui concerne ce type d'exercice?
05.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, c'est en date du 22 septembre dernier que trois exercices étaient programmés en province de Liège.
La zone d'exercice pour laquelle des droits de manœuvre avaient été demandés couvrait 30 des 84 communes de la province de Liège.
La commune d'Aywaille n'en faisait pas partie. Une enquête a donc été effectuée afin de déterminer les raisons précises pour lesquelles une action a été menée dans une commune qui n'était pas reprise dans le document relatif aux droits de manœuvre. Cette enquête est toujours en cours.
Il est cependant certain qu'il ne s'agissait pas d'un combat aérien, mais de l'identification et de l'engagement par des troupes belges au sol d'aéronefs étrangers en vol.
Un véhicule au sol a tiré environ 200 cartouches à blanc et environ 180 douilles belges ont été récupérées.
Bien que tout soit mis en œuvre pour éviter au maximum les zones habitées, les zones de vol et d'exercice ne peuvent éviter complètement les zones habitées au vu de la densité des zones d'urbanisation du territoire belge.
Je tiens à votre disposition, pendant cette commission, une photo de l'engagement qui démontrera que celui-ci a eu lieu au-dessus d'une zone inhabitée, à plusieurs centaines de mètres des habitations les plus proches.
05.03 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le ministre, merci beaucoup de cette réponse.
Effectivement, la plupart des exercices ont eu lieu dans des zones peu peuplées. Il n'empêche que ce sont les habitants de ces zones qui ont récolté ces douilles, sur le lieu de leur habitation. J'y vois donc une contradiction par rapport à votre réponse.
À l'avenir, il me semblerait normal que le bourgmestre de la commune concernée soit informé de l'enquête et qu'il puisse ainsi relayer les informations à ses administrés.
En règle générale, on doit pouvoir informer préalablement les autorités locales lorsqu'un exercice de ce type a lieu sur leur commune. Dans ce cas-ci, Aywaille n'était pas prévu dans la zone d'exercice, d'où le quiproquo.
De manière générale également, il me semble souhaitable d'éviter les zones à forte densité de population. C'est justement possible dans cette région où la densité de population n'est pas très forte.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de minister van Landsverdediging over "de Vierdaagse van de IJzer" (nr. 15259)
06 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au ministre de la Défense sur "les quatre jours de l'Yser" (n° 15259)
06.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een vraag over de Vierdaagse van de IJzer Dat is een internationale wandeltocht die sinds 1972, dus bijna 40 jaar, door de Belgische Defensie wordt georganiseerd. Deze jaarlijkse militaire oefening staat open voor burgers en militairen uit binnen- en buitenland en kan sinds 2005 op meer dan 10 000 deelnemers rekenen, gespreid over de vier dagen.
Het historisch belangrijke militaire erfgoed bezoeken en tegelijk een aanzienlijke fysieke inspanning leveren, is voor veel militairen en burgers een mooie jaarlijkse traditie. Het verleden krijgt op die manier de waardige plaats die het verdient. Dit is een goede zaak die onze nodige steun blijvend verdient.
Binnen de militaire gemeenschap van West-Vlaanderen en ook daarbuiten wordt echter gewag gemaakt van een mogelijke opschorting of terugschroeving van deze activiteit. De organisatie van deze wandeltocht zou in de toekomst volgens welingelichte bronnen eventueel slechts om de twee jaar plaatsvinden en alternerend met een activiteit in Wallonië worden georganiseerd.
In dit verband had ik graag een antwoord op volgende vragen, mijnheer de minister. Wordt binnen Defensie overwogen om de jaarlijkse Vierdaagse van de IJzer slechts om de twee jaar in te richten? Zo ja, welke beweegredenen worden hiervoor naar voren geschoven? Welk tijdspad wordt gevolgd? Welke budgettaire implicaties zal de organisatieverandering teweegbrengen?
06.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik zal kort zijn. De optie waarvan sprake is door de staf van Defensie overwogen. De beweegredenen hiervoor waren de nodige te verwezenlijken besparingen. Ik kan u zeggen dat ik niet akkoord zal gaan met een eventueel voorstel in die zin. De marsen zullen dus verder jaarlijks worden georganiseerd.
06.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dat is een kort antwoord dat mij tevreden stemt, en samen met mij veel West-Vlamingen en wandelaars die elk jaar opnieuw de mooie streek bezoeken. Ik denk ook aan de herdenking 2010-2014, de grote oorlog. Dat is belangrijke herdenkingsperiode voor ons.
06.04 Minister Pieter De Crem: (…) en andere burgemeesters bezorgd naar aanleiding van de medailleoverhandiging op de Grote Markt in Diksmuide, niet zo lang geleden.
De voorzitter: Opnieuw een blij mens. Het leven kan eenvoudig zijn.
L'incident est clos.
- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de acties van het fregat Louise-Marie ter bescherming van schepen tegen piraten" (nr. 15348)
- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de kandidatuur van Defensie om volgend jaar de operatie Atalanta te leiden" (nr. 15910)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de mogelijke commando over de operatie Atalanta in 2010 en het Belgisch voorzitterschap van de Europese unie" (nr. 16031)
- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "les interventions de la frégate Louise-Marie dans le cadre de sa mission de protection des bateaux contre les pirates" (n° 15348)
- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la candidature de la Défense à la direction de l'opération Atalanta l'an prochain" (n° 15910)
- M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "l'éventuel commandement de l'opération Atalanta en 2010 et la présidence belge de l'Union européenne" (n° 16031)
07.01 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik heb hierover twee vragen ingediend, een begin oktober en een vorige week. Ik zal ze na elkaar stellen.
Begin oktober was bekend dat het fregat Louise-Marie in actie is gekomen naar aanleiding van een oproep van een commercieel schip. Kan de minister toelichting geven bij die actie? Kan de minister ook toelichting geven bij alle acties die er al zijn geweest? Wat is de evaluatie van de gecoördineerde acties om de piraterij voor de kust van Somalië te bestrijden? Mijnheer de minister, de meningen daarover zijn verdeeld. Onze aanwezigheid heeft een ontradend effect maar is dat op lange termijn wel voldoende? Ik lees dat bijvoorbeeld Interpol twijfelt aan het nut van de operatie omdat de strijd op het water slechts het topje van de ijsberg is van de problemen op het vasteland van Somalië. De Somalische overheid heeft geen middelen of macht om de piraterij, die uiteraard van op het vasteland wordt georganiseerd, te bestrijden.
Tijdens een bezoek maakte u bekend dat België zich kandidaat zal stellen om volgend jaar de antipiratenoperatie Atalanta te leiden. Kunt u deze kandidatuurstelling toelichten? In hoeverre is er hierover een gemeenschappelijke visie in de regering? Het leiden van deze operatie zal ongetwijfeld zware financiële consequenties hebben. Welke? Voor dit jaar zijn de kosten van onze actie naar ik meen begroot op 12,5 miljoen euro. Hoeveel zal dat voor volgend jaar zijn? Hoeveel zou dat zijn als wij die operatie zouden leiden? Ik verneem dat men er om de extra uitgaven niet te laten oplopen aan denkt om een beroep te doen op een Nederlands fregat omdat we zelf niet in staat zouden zijn om een fregat dat geschikt is om het commando te voeren naar ginder te sturen. Is die informatie correct? Mijnheer de minister, is het aangewezen om zich kandidaat te stellen voor het leiden van een operatie terwijl men om budgettaire of materiële redenen eigenlijk niet in de mogelijkheid verkeert om extra materieel in te zetten?
07.02 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, op zondag 18 oktober pakte u uit met het voorstel om in de tweede helft van 2010 het commando over de Europese marineoperatie Atalanta over te nemen. Wij vinden net als u dat de voorzitter van de Europese Unie een tandje bij moet steken door een aantal extra inspanningen te leveren binnen Europese samenwerkingsprojecten. Het commando over een militaire operatie voeren willen wij niet uitsluiten.
Het moet dan echter om een zinvolle operatie gaan die past in een bredere, duurzame strategie gericht op institution building en civiele ontwikkeling. Wij zijn er niet van overtuigd dat Atalanta aan deze voorwaarden beantwoordt. Bovendien is piraterij geen probleem dat met militair ingrijpen alleen kan worden teruggedrongen. Dat het probleem zich verplaatst is daar ons inziens een voldoende illustratie van. Piraten zoeken volgens het Internationaal Maritiem Bureau nieuwe regio’s op zoals de zuidelijke Rode Zee en de kust van Oman. Bovendien heerst er een grote consensus dat de wetteloosheid en de armoede in Somalië aan de oorsprong liggen van de piraterij. U gaf zelf al aan dat het militair optreden eigenlijk geen oplossing op de lange termijn biedt en dat we eigenlijk aan symptoombestrijding doen.
Daarom roepen wij u en de regering op om het in het kader van het Europese voorzitterschap niet alleen de leiding te nemen in de militaire aanpak, maar ook in de diplomatieke en politieke aanpak. Het ene kan niet zonder het andere, als we consequent willen zijn en succes willen nastreven, in plaats van louter aan imagebuilding te doen.
Ik heb een aantal vragen.
Ten eerste, is de regeringsbeslissing over het commando over Atalanta al genomen?
Ten tweede, hoe schat u de effectiviteit van Atalanta in, in het licht van de cijfers van het Internationaal Maritiem Bureau? Ziet u resultaten in het terugdringen van de piraterij?
Ten derde, hoe vaak intervenieerde de Louise-Marie reeds? Wat was de aard van de uitgevoerde acties? Waren die acties succesvol? Hoe verhouden die interventies zich tot het totaal van de uitgevoerde acties van de hele Atalantavloot?
Ten vierde, wat zal de kostprijs zijn voor het voeren van het commando over Atalanta? Wat is vandaag de kostprijs van onze deelname aan Atalanta? Is in de begroting al in een budget voorzien voor een bijkomende inspanning of zult u middelen moeten vrijmaken? Waar zult u dat geld halen? Betekent het dat België zijn inspanningen in andere missies zal moeten terugdringen?
Ten vijfde, zal België ook de leiding nemen in het aanpakken van de structurele oorzaken van piraterij? Welke voorstellen en diplomatieke initiatieven zal de regering ontplooien om de armoede en wetteloosheid in Somalië tegen te gaan?
Ten slotte, mijnheer de voorzitter, welke andere initiatieven plant het departement van de minister voor het Belgische voorzitterschap? Hoe wil Landsverdediging dat voorzitterschap invullen? Welke ideeën doen momenteel de ronde?
07.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, er zijn de jongste dagen en weken een aantal interessante artikelen verschenen over onze opdracht in het kader van Atalanta. U hebt waarschijnlijk kennisgenomen van die artikelen. Er staat deze week ook een interessant artikel in het weekblad Knack, onder de titel “De Louise-Marie lost een schot”, waarin een aantal zaken over onze aanwezigheid in Atalanta duidelijk worden beschreven, ook met betrekking tot het mandaat. Dat is een beetje achtergrondinformatie.
Ten tweede, morgen zal in de commissie voor de opvolging van buitenlandse missies een diepgaander overzicht worden gegeven van onze aanwezigheid en aanpak in de Hoorn van Afrika, wat niet wegneemt dat ik een aantal antwoorden zal geven op de vragen die hier vandaag zijn gesteld.
Ik zal het antwoord aan de collega’s Stevenheydens en De Vriendt in één keer naar voren brengen.
Mijnheer de voorzitter, collega’s, conform het mandaat en de inzetregels van de Atalantavloot, is de opdracht van het fregat Louise-Marie het escorteren van de schepen van het World Food Program, alsook het beschermen van andere koopvaardijschepen tegen acties van piraterij.
Bovendien kan de Louise-Marie schepen controleren die verdacht worden van kapingen, die kapingen zouden kunnen uitvoeren, die kapingen uitvoeren of die kapingen hebben uitgevoerd. Op dit moment is de Louise-Marie aan een patrouilleopdracht bezig in de Golf van Aden, meer specifiek in de international recommended transit corridor.
De aanwezigheid van militaire schepen heeft zeker een afschrikkingeffect op de piraten, maar wegens de uitgestrektheid van de operatiezone kunnen niet alle piratenacties worden verhinderd. Na een aanval in de international recommended transid corridor werd de Louise-Marie aangeduid om het piratenschip te gaan opsporen. Een verdachte skiff werd gevonden, maar deze wilde niet stoppen, ondanks de nodige en herhaalde aanmaningen van de Louise-Marie. Er moesten dus waarschuwingsschoten worden afgevuurd en eenmaal de skiff was gestopt, werd er een inspectie aan boord uitgevoerd. Bij gebrek aan bewijsstukken mocht de skiff verder varen.
Ondanks het feit dat het aantal aangevallen schepen op dit ogenblik nog constant blijft, is sinds het begin van de operatie-Atalanta het aantal schepen dat effectief werd gekaapt zeer sterk gedaald. Het effect van Atalanta is dus zeer concreet.
Ons land heeft zich altijd bijzonder overtuigend opgesteld inzake het belang een sterke Europese eigenheid te ontwikkelen wat veiligheid en defensie betreft. Wij trachten bijgevolg de bevordering daarvan te bezorgen bij elke passende gelegenheid. Het spreekt vanzelf dat deze boodschap gebracht moet worden binnen een daadwerkelijke operationele inzet, binnen de beschikbare middelen, en wanneer de behoefte zich voordoet.
Ons voorzitterschap van de Europese Unie tijdens het tweede semester van 2010 vormt een mooie gelegenheid om onze actieve inzet en een betekenisvolle bijdrage aan het Europese veiligheids- en defensiebudget te betuigen. Daarom heb ik aan de regering voorgesteld van augustus tot december 2010 de commandobevoegdheden waar te nemen over de Europese zeemacht die belast is met de antipiraterij, de ondertussen gekende operatie-Atalanta.
Ons fregat, de Louise-Marie, zou ook worden ingezet ten voordele van deze operatie in dezelfde tijdsspanne. De regering zou deze bijdrage binnenkort formeel moeten goedkeuren.
De meerkosten die gepaard gaan met de commandofunctie van de operatie-Atalanta bedragen volgens de huidige raming 339 000 euro. 15 bijkomende militairen moeten worden ontplooid om het commando waar te nemen.
Binnen de succesvolle versterkte samenwerking met Nederland in de schoot van het admiraalschap Benelux, werd mijn collega Eimert van Middelkoop, de Nederlandse minister van Defensie, verzocht België toe te laten haar commandobevoegdheden uit te oefenen vanaf een geschikt Nederlands maritiem platform. Wij verwachten spoedig een antwoord. Ik heb reeds meerdere keren de gelegenheid gehad daarover van gedachte te wisselen met mijn Nederlandse collega.
Gezien de relatief geringe meerkosten, gezien het belang van de inzet tijdens ons Europees voorzitterschap een voortrekkersrol te spelen op het gebied van de Europese defensie en gezien het voorbeeld van de multinationale samenwerking inzake defensie die de inzet van middelen van het admiraalschap Benelux zal vertonen, acht ik de kandidaatstelling aan het hoofd van de operatie-Atalanta bijzonder relevant.
De gecoördineerde antipiraterijacties ter hoogte van de Somalische kust en in de Golf van Aden oefenen een onbetwistbare en significante invloed uit op de activiteiten van de piraten. Het succespercentage van pogingen tot enteren en het onwettig overmeesteren van koopvaardijschepen is behoorlijk afgenomen.
Maar toch moeten wij vaststellen dat er dit jaar een bijna verdubbeling van de pogingen was tegenover het vorige jaar, alsook een significante uitbreiding en zelfs verplaatsing van de operatiezone van de piraten. Zij opereren voortaan tot op meer dan 1 000 kilometer afstand van de Somalische kust, onder meer ten oosten van de Seychellen. Er werden kapingen gerapporteerd halfweg tussen de Seychellen en de Malediven. Indien die trend wordt bevestigd, zullen de beperkte middelen van de internationale antipiraterijzeemacht het hoofd moeten bieden aan een nieuwe, steeds grotere en steeds veeleisender uitdaging.
Ik kom tot een duidelijk politiek besluit. U hebt gezegd: “kurieren am Symptom”. Ik heb ook gezegd dat de piraterij gedeeltelijk ook een symptoom is van een diepergaand probleem op het Afrikaanse vasteland, niet het minst in het niet-toegewezen territorium dat nu Somalië wordt genoemd. De internationale gemeenschap, niet het minst de Europese Unie, zal in samenspraak met de Verenigde Naties daaromtrent dringend initiatieven moeten nemen.
07.04 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, los van het extra budget van 339 000 euro vind ik het bijzonder merkwaardig welk figuur wij daar slaan door het commando op ons te nemen, maar toch aan Nederland te moeten vragen om daarvoor het geschikte schip te willen leveren.
Dat is niet het hoofdpunt van mijn bedenkingen. U zegt dat de actie een afschrikkingeffect heeft en dat het er in die zin toe heeft geleid dat er minder kapingen zijn geweest, en dat klopt ook. U geeft ook toe dat de kapers hun strategie zullen aanpassen aan de operatie-Atlanta.
Ik merk echter geen visie op lange termijn. Ik vind dan ook wanneer we volgend jaar de operatie leiden, wij moeten vertrekken van een visie en ze niet als een extraatje mag worden voorgesteld, omdat we op dat ogenblik ook de EU leiden.
07.05 Minister Pieter De Crem: Ik deel uw analyse, mijnheer Stevenheydens. De operatie is nu verlengd, maar u hebt gelijk. Alleen het franjewerk – daarmee doe ik oneer aan het werk van onze mariniers –, alleen het verhogen van de zichtbaarheid is niet de optie. Het verhogen van onze zichtbaarheid mag slechts het gevolg zijn van onze daadwerkelijke bijdrage in de bestrijding van de piraterij.
Ik herhaal echter dat het een verschijningsvorm is van een problematiek die zich elders voordoet en ook elders moet worden opgelost. Ik denk dat wij daarin tijdens ons Europees voorzitterschap een belangrijke rol moeten spelen.
07.06 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u uiteraard voor uw antwoord, maar ik blijf toch met een vreemd gevoel zitten. Het lijkt mij allemaal toch wat dweilen met de kraan open. Er worden inderdaad bepaalde pogingen tot kapen verhinderd, dat zou er nog aan mankeren. Voor mij is het echter geen oplossing voor de piraterij in die regio.
Ik stel toch ook vast dat er andere cijfers circuleren. U spreekt over een constante of een daling van het aantal aanvallen, maar het Internationaal Maritiem Bureau, Interpol en een aantal Somalische autoriteiten – voor zo ver we van autoriteiten kunnen spreken – stellen toch dat Atalanta eigenlijk geen impact heeft op het aantal gevallen van piraterij. Zij spreken over een verdubbeling van het aantal gevallen van piraterij in de Golf van Aden van 51 in de eerste negen maanden van 2008 naar 100 in dezelfde periode dit jaar. Voor de Somalische kust spreken zij van een verviervoudiging van het aantal aanvallen van 12 naar 47. Dat duidt er op dat in een aantal individuele gevallen inderdaad een poging tot kaping kan worden verhinderd door de aanwezigheid van fregatten, waaronder het onze, maar dat het aantal gevallen van piraterij nog altijd stijgt. Het lijkt mij niet echt een goede oplossing te zijn maar eerder wat imagebuilding dan een echte oplossing voor het probleem.
Er is ook een serieuze meerkost. U spreekt over een relatieve meerkost, maar het gaat om 339 000 euro voor het opnemen van het commando over Atalanta. U hebt niet geantwoord op mijn vraag wat de huidige kostprijs is voor onze deelname vandaag en welk bedrag begroot is.
Ik heb u niet gehoord over een aanpak van uw kant van de structurele oorzaken of initiatieven of overleg dat u daaromtrent hebt gevoerd met uw collega van Buitenlandse Zaken. Ik heb ook geen antwoord gekregen op mijn vraag welke eventuele andere initiatieven uw departement plant in het kader van het Belgische voorzitterschap. Ik weet niet of dat het geval is. Misschien kunt u daar toch een antwoord op geven.
07.07 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, in telegramstijl. De regering legt dezer dagen en de komende week een vergadermoment vast om onze agenda en onze intenties met betrekking tot het Europese voorzitterschap vast te leggen voor de verschillende departementen, dus inclusief Defensie. Ik stel voor om wanneer die vergadering is doorgegaan, het daar terug over te hebben. Tijdens het Europese voorzitterschap zal Atalanta daar natuurlijk een belangrijk deel van uitmaken.
Ten tweede, zonder echt in te gaan op de details: piraterij is ook seizoensgebonden. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zullen we worden geconfronteerd met een toename van het aantal piraterijacties, die al dan niet te maken hebben met het moessonseizoen, de windrichting en wat weet ik nog.
Dat kan misschien een beetje lapidair lijken, maar het heeft er wel mee te maken.
Wat de kosten betreft, is het zo dat we een stuk netto kost hebben van de operatie. Ik wil u die cijfers gerust mededelen na berekening. Enerzijds zitten die cijfers natuurlijk in het globale deel van militaire operaties in het buitenland van het budget defensie, anderzijds kan je de netto meerkost berekenen in functie van hun specificiteit. Dat komt omdat de vaardagen en personeelskosten eigenlijk reeds inbegrepen zitten in de financiering van de marine.
Ten slotte wilde ik nog antwoorden op een heel specifieke vraag. Het gaat een beetje over het verhaal van het half volle of half lege glas. Je doet iets, of je doet iets niet. Ik moet wel zeggen dat de hoofdbedoeling van de operatie Atalanta het begeleiden is van de schepen die worden ingezet in het kader van het World Food Program. Iets meer dan 70 procent van de activiteiten draait daarrond. Wat dat betreft mogen we, zonder met tremolo’s te spreken, van een absoluut succes spreken.
Omdat die operatie, op een wateroppervlakte zo groot als Oost- en West-Europa samen, succesvol was, heeft men een uitbreiding van de opdracht voorgesteld. Die uitgebreide opdracht is natuurlijk veel moeilijker. Dat heeft ook te maken met het feit dat niet ieder schip dat zich in de transitzone bevindt, ook effectief laat weten dat ze in die transitzone zit. Ook doen ze niet altijd een beroep op de dienstverlening die Atalanta kan verschaffen. De redenen hiervoor laat ik in het midden.
07.08 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Bedankt mijnheer de minister voor uw aanvulling.
Wat betreft uw eerste antwoord op mijn vraag, namelijk hoe vaak de Louise-Marie tot hiertoe intervenieerde, hebt u de beschrijving gegeven van één interventie. Betekent dit dat tot hiertoe de Louise-Marie slechts één keer heeft geïntervenieerd?
07.09 Minister Pieter De Crem: Er zijn twee taken. Je hebt enerzijds het escorteren van schepen en de patrouilles, wat natuurlijk gebeurt. Anderzijds heb je een ingreep, waarbij daadwerkelijk volgens de geijkte procedures met waarschuwingsschoten wordt ingegrepen. Dat laatste is effectief één keer gebeurd, nadat heel het besluitvormingsproces via het hoofdkwartier in Northwood en binnen de Europese Unie in werking was gesteld. Dat proces werkt overigens heel goed. Atalanta is niet alleen een operatie van enkele landen van de Europese Unie, maar voor het eerste een operatie van de Europese Unie op zich. Het zijn niet wat lidstaten, maar de Europese Unie zelf die de operatie in gang heeft gestoken en begeleid met een heel duidelijk en goedwerkend commandocentrum.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mevrouw Vautmans laat haar vraag nr. 14 538 omzetten in een schriftelijke vraag. De heer Bellot laat zijn vragen nrs. 15 251, 15 252, 15 253 en 15 254 uitstellen. De heer Geerts, tenzij hij binnenkomt, laat zijn vragen nrs. 15 310, 15 397 en 16 038 ook omzetten in schriftelijke vragen.
08 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de militaire samenwerking met Benin" (nr. 15365)
08 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "la coopération militaire avec le Bénin" (n° 15365)
08.01 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, onder impuls van uw voorganger werd er een militaire samenwerking met het Midden-Afrikaans land Benin georganiseerd, volgens mij tot ieders tevredenheid, en zeer zeker tot tevredenheid van Benin, dat die samenwerking altijd erg heeft gewaardeerd.
Benin had uiteraard nog een bijkomend voordeel voor België, zoals iedereen weet: de centrale ligging en ook dat het toevallig niet zo heel ver van Congo af ligt.
Uit een aantal verklaringen van de stafchef en ook van u, mijnheer de minister, heb ik begrepen dat een aantal samenwerkingen toch eens tegen het licht moest worden gehouden. Ook Benin kan daaraan niet ontsnappen.
Graag had ik met u dus van gedachte gewisseld over wat juist de impact zou zijn. Die samenwerking is misschien niet langer nodig; dat laat ik in het midden.
Welke impact zou de stopzetting van die samenwerking echter hebben voor de inzet van een Benins bataljon in Congo in het raam van de MONUC? Dat is namelijk wel belangrijk. Wij hebben altijd gebruik kunnen maken of er mee de voordelen van kunnen plukken als de Beniners zich daar ontplooiden. Als zij zich daar ontplooiden, dan was het vooral met logistieke steun en ook materiaal, dat goedjongstig ter beschikking werd gesteld van de Belgische defensie.
Mijnheer de minister, graag zou ik van u weten in hoeverre dat al is onderzocht. In hoeverre gaat die samenwerking nog door?
Vooral belangrijk, in hoeverre is er samenspraak geweest met onze partners die in MONUC hun troepen ontwikkelen? Dat is volgens mij nogal cruciaal. Als de steun wegvalt van België aan het MONUC-bataljon, dan zal dat de facto toch een verzwakking betekenen van de MONUC in Oost-Congo. Ik denk dat we dat toch ook niet willen. Hoe kunt u die eventueel negatieve gevolgen opvangen?
Een belangrijk voordeel van onze samenwerking met Benin was ook dat wij onze militairen terreinkennis konden geven die wij uiteraard in eigen land niet kunnen geven, dus terreinkennis van Afrika.
Mijnheer de minister, graag verneem ik uw visie en in hoeverre dat al is onderzocht.
08.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Sevenhans, de samenwerking van de Belgische Defensie die in de tweede helft van het laatste decennium van de twintigste eeuw werd opgestart, heeft de vorm van een evenwichtig partnerschap aangenomen. Ze beantwoordt aan onze gemeenschappelijke inspanningen voor de vrede en de veiligheid in Afrika.
In het raam van voornoemd evenwichtig partnerschap draagt elke partij bij en moet elke partij van het partnerschap in volledige transparantie en op basis van de eigen mogelijkheden bijdragen. De Belgische Defensie vervulde daarbij steeds haar deel van het militaire samenwerkingsakkoord met Benin.
Op het vlak van de technische bijstand die het onze partners moet toelaten de logistieke autonomie te bereiken, levert Defensie nog altijd belangrijke bijdragen. Overhandigd materiaal – geschonken en verkocht – wordt inderdaad nog met Belgische bijstand onderhouden.
Er werd reeds aangekondigd dat de bijstand in kwestie wegens de kostprijs en de uitputting van de wisselstukken in tijd beperkt was. Ook werd aangekondigd dat het Beninse leger de desbetreffende taken vanaf midden 2010 diende over te nemen.
Wel zal er alles aan worden gedaan om de operationaliteit van de Beninse bataljons na voornoemde datum op zich niet in gevaar te brengen. Defensie zal immers gedurende een redelijke termijn het overgangsproces en de onvermijdelijke organisatie achteraf begeleiden.
Ik wens eveneens te benadrukken dat het beëindigen van de steun aan de detachementen MONUC en ONUCI geen invloed heeft op het militaire partnerschap voor de andere bilaterale activiteiten, die bovendien nog steeds worden voortgezet in een goede samenwerking onder de voorwaarden die ik daarnet heb geschetst en die voor beide partijen gunstig moeten zijn.
08.03 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uw antwoord stelt mij gerust.
L'incident est clos.
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de kostprijs van de 3 vliegtuigen die worden ingezet voor de heiligverklaring van Pater Damiaan te Rome" (nr. 15397)
- de heer Dirk Vijnck aan de minister van Landsverdediging over "de inzet van regeringsvliegtuigen naar aanleiding van de heiligverklaring van Pater Damiaan in Rome" (nr. 15694)
- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "het gebruik van militaire vliegtuigen om de heiligverklaring van pater Damiaan bij te wonen" (nr. 15893)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "les coûts engendrés par l'utilisation de 3 avions dans le cadre de la cérémonie de canonisation du Père Damien à Rome" (n° 15397)
- M. Dirk Vijnck au ministre de la Défense sur "l'utilisation d'avions du gouvernement lors de la canonisation du Père Damien à Rome" (n° 15694)
- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "l'utilisation d'avions militaires pour assister à la canonisation du père Damien" (n° 15893)
09.01 Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, naar aanleiding van de heiligverklaring van onze landgenoot pater Damiaan reisde een omvangrijke Belgische delegatie op 11 oktober 2009 naar Rome af. Naast het koningspaar woonden ook verschillende federale ministers en andere hoogwaardigheidsbekleders de heiligverklaring in de Sint Pietersbasiliek bij. Volgens de pers werd een Airbus A310 ingezet om 29 personen te vervoeren naar aanleiding van de heiligverklaring.
Klopt het dat een Airbus A310 werd ingezet om 29 personen te vervoeren? Zo ja, wie was aan boord en in welke hoedanigheid waren zij aan boord van die vlucht?
Waren er geen andere kleinere regeringsvliegtuigen beschikbaar? Waarom wel of waarom niet?
We hebben ook in de pers kunnen lezen dat naast de Airbus A310 andere regeringsvliegtuigen werden ingezet. Kan de minister eens opsommen welke vliegtuigen er werden ingezet? Hoeveel bedroeg de kostprijs van iedere vlucht? Hoeveel personen waren aan boord van iedere vlucht?
Hoeveel hebben alle vluchten naar aanleiding van de heiligverklaring van pater Damiaan ons gekost?
09.02 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik heb dezelfde vraag. Op 11 oktober waren zowel leden van het koningshuis als leden van de regering aanwezig in Rome voor de heiligverklaring van pater Damiaan. Er waren uiteraard nog veel andere mensen. Er waren ook parlementsleden, maar die deden dat op eigen kosten. Het gaat mij niet om de aanwezigheid ginder. Het gaat mij ook niet om de persoon, integendeel. Het gaat mij wel om het feit hoe de leden van het koningshuis en hoe de leden van de regering ginder aanwezig waren voor een activiteit die niets met Defensie te maken heeft.
Kan de minister meedelen hoeveel en welke militaire vliegtuigen hiervoor werden ingezet? Wat is de capaciteit van deze vliegtuigen en uit hoeveel leden bestond de delegatie in elk vliegtuig? Wat was de kostprijs van de verplaatsing per vliegtuig en in totaal?
Ik vraag niet dat er in het vervolg kleinere vliegtuigen zouden worden ingezet, ik vraag alleen dat de militaire vliegtuigen enkel voor Defensie worden ingezet.
Als zulke verplaatsingen moeten gebeuren, moeten die op eigen kosten of op andere manieren gebeuren. Er zijn genoeg burgervliegtuigen.
Hoe vaak worden militaire vliegtuigen ingezet voor verplaatsingen die niets met Defensie te maken hebben? Is het mogelijk te berekenen wat zulke verplaatsingen de afgelopen vijf jaar hebben gekost voor Defensie?
De voorzitter: Er zijn nog zaligverklaringen op komst, zo te horen.
09.03 Minister Pieter De Crem: Het zijn heiligverklaringen.
De voorzitter: Ik ben daar niet zo in thuis.
09.04 Minister Pieter De Crem: Dat is bij leven. Om heilig te zijn moet men eerst dood zijn. Naar aanleiding van de heiligverklaring van pater, en nu moeten wij zeggen Sint-Damiaan, op zondag 11 oktober 2009, werd op vrijdag 9 oktober 2009 een gedeelte van de Belgische genodigden officieel begroet door zijne Heiligheid Paus Benedictus XVI.
Die begroeting werd gevolgd door een audiëntie bij kardinaal-staatssecretaris Tarcisio Bertone, die trouwens met een prachtige Ferrari Bertone in zijn kantoor stond, maar dat geheel terzijde.
Gelet op de spreiding van het programma, bleek het noodzakelijk om een heenvlucht te organiseren op 9 oktober en een vlucht op 11 oktober. De gehele delegatie, bestaande uit 73 passagiers, kwam terug met een vlucht op 11 oktober.
Het vluchtschema zag er dus als volgt uit. Een Embraer 145 op 9 oktober voor de genodigden die audiëntie werd verleend bij Zijne Heiligheid de Paus en kardinaal-staatssecretaris Tarcisio Bertone. Een Airbus A310 op 11 oktober voor de heenvlucht van de andere genodigden, die enkel aan de heiligverklaring deelnamen. Een gezamenlijke terugvlucht op dezelfde dag.
De kosten van de zendingen worden geschat, voor de Embraer, op 6 688 euro, en voor de Airbus A310 op 28 628 euro.
Flypooling is altijd een van de beoordelingsfactoren van Defensie bij de planning van vluchten. In dat geval zijn alle genodigden, inbegrepen zij die met de Embraer 145 hebben gereisd, op 11 oktober met de Airbus A310 teruggekeerd.
Defensie verzekert met zijn luchtvloot in de eerste plaats de verplaatsingen van zijn personeel in het raam van de uitvoering van de opdrachten.
Daarnaast stelt het departement in functie van de beschikbaarheid van de toestellen de transportcapaciteit tegen terugbetaling ter beschikking van de andere leden van de regering voor een verplaatsing in het raam van de uitoefening van hun mandaat en van internationale organisaties op basis van overeenkomsten, zoals de NAVO en de Europese Commissie.
Ten slotte verzekert Defensie binnen de hem toegewezen middelen het luchttransport voor de verplaatsingen van het Staatshoofd, en dat in de eerste plaats om de veiligheid tijdens die verplaatsingen te garanderen – de kostprijs van die verplaatsingen werd overigens reeds herhaalde malen medegedeeld – en de staatsbezoeken en de verplaatsingen van de eerste minister in het raam van de uitoefening van zijn ambt.
09.05 Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de minister, ik dank u voor de cijfers die u mij hebt bezorgd.
09.06 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik ben even aan het optellen. U hebt de kosten genoemd voor de heenvluchten, en ik kom op een bedrag van 35 000 euro, maar over de terugvlucht hebt u niets gezegd. Of zit de terugvlucht in die bedragen begrepen?
09.07 Minister Pieter De Crem: Ja.
09.08 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, het gaat om een plaatje van 35 000 euro voor drie vluchten: twee heen en een terug.
Ik heb ook gevraagd hoe vaak in de voorbije vijf jaar militaire vliegtuigen werden ingezet voor verplaatsingen die niets met Defensie te maken hebben. Is het mogelijk om te berekenen wat zulke verplaatsingen in de afgelopen vijf jaar hebben gekost voor Defensie?
Die vragen had ik op die manier ingediend. Hebt u dat antwoord, of zult u mij dat later bezorgen?
09.09 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik daarop al met vele details heb geantwoord, maar vragen naar specifieke cijfergegevens moeten – als ik mijn niet vergis – volgens de gewoonte in het Parlement deel uitmaken van een schriftelijke vraag. Ik ben graag bereid om daarop te antwoorden, maar dan moet u daarvoor het middel van de schriftelijke vraag gebruiken.
09.10 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Ik zal dat doen. Het was uiteraard niet mijn bedoeling om louter cijfergegevens te krijgen. Ik wou u ook een raad geven. Landsverdediging zit in een besparingsronde. Daarom lijkt het mij overduidelijk dat men in de eerste plaats moet besparen op de zaken die niets met defensie te maken hebben. Men geeft in één weekend 35 000 euro uit voor verplaatsingen die niets met defensie te maken hebben. Op een jaar tijd zal het bedrag ontelbare keren groter zijn. Begin daar alvast te besparen.
De voorzitter: Ik ga ervan uit dat de vraag naar specifieke cijfergegevens schriftelijk wordt gesteld.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Landsverdediging over "de wet rond uraniumwapens" (nr. 15448)
10 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre de la Défense sur "la loi relative aux armes à uranium" (n° 15448)
10.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, dit is een korte vraag. De Belgische wapenwet bepaalt dat tegen 20 juni 2010 eventuele voorraden van wapens met verarmd uranium op Belgisch grondgebied moeten vernietigd zijn. Nu zijn er twee mogelijkheden: ofwel hebben wij geen wapens met verarmd uranium en bestaat het probleem niet, ofwel – ik weet het niet – zijn er wel zulke wapens. Dan is mijn vraag: hoever staat het met het vernietigingsproces?
10.02 Minister Pieter De Crem: Dat is een korte vraag die een kort antwoord behoeft. De Belgische Defensie heeft geen munitie met verarmd uranium in haar voorraden en heeft niet de intentie die te verwerven.
10.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "le comité d'avancement d'officiers supérieurs" (n° 15660)
11 Vraag van de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "het bevorderingscomité voor hoofdofficieren" (nr. 15660)
11.01 André Flahaut (PS): Monsieur le président, ma question sera courte.
Monsieur le ministre, est-il exact qu'il y aura un comité d'avancement le 3 décembre prochain? Si c'est le cas, préalablement à ce comité d'avancement et conformément à ce qui avait été décidé notamment en kern et annoncé dans cette commission, le ministre a-t-il pu introduire des propositions de mesures structurelles pour corriger le déséquilibre linguistique constaté et reconnu par lui-même à la suite du dernier comité d'avancement?
11.02 Pieter De Crem, ministre: Cher collègue, le comité d'avancement pour les grades d'officier supérieur se réunira le 4 décembre prochain, la réunion ayant été postposée d'un jour.
11.03 André Flahaut (PS): C'est la Sainte-Barbe!
11.04 Pieter De Crem, ministre: En effet. Sainte-Barbe, la patronne des mineurs et des pompiers!
Toutefois, il n'y aura pas de comité supérieur pour les candidats généraux-majors ou lieutenants-généraux. Quant à l'équilibre linguistique des officiers généraux, il faut tout d'abord que plus de colonels francophones participent aux épreuves et réussissent les examens de connaissance approfondie de l'autre langue nationale. Ce sont les intéressés qui doivent prendre l'initiative.
Pour les officiers plus jeunes, diverses initiatives sont à l'étude afin d'encourager le bilinguisme, par exemple la priorité pour le choix d'armes aux officiers bilingues ou une condition de connaissance de la deuxième langue nationale pour pouvoir participer à certains cours.
Le nombre d'officiers n'est nullement augmenté. Le comité d'avancement vise à remplacer les officiers supérieurs qui quittent la Défense. Dans l'élaboration des nouveaux tableaux organiques correspondant à la transformation, il va de soi que la répartition des effectifs par catégorie de personnel sera réévaluée. Je renvoie une nouvelle fois à ma réponse à des questions antérieures sur ce sujet.
11.05 André Flahaut (PS): Monsieur le ministre, on risque de désigner des personnes et de constater par la suite un trop grand nombre d'officiers. Il aurait été plus prudent d'inverser la séquence en commençant par l'élaboration des tableaux organiques avant de se livrer aux remplacements. Nous allons procéder au remplacement personne par personne, sauf si vous me dites que le taux est inférieur à 1 pour 1, alors que j'entends des propositions, notamment dans la fonction publique, d'un ou deux remplacements pour trois départs. J'ai l'impression qu'on se prépare à nous mettre une nouvelle fois devant le fait accompli.
Quant aux dispositions visant à l'incitation, je ne suis pas sûr que la réponse soit satisfaisante et j'estime qu'une discussion au kern est nécessaire sur cette question, notamment avec la fonction publique fédérale, parce que cela concerne tout le monde.
L'incident est clos.
De voorzitter: Ik word verwacht in de Conferentie van voorzitters. Mag ik vragen dat de heer Kindermans en of de heer Sevenhans het voorzitterschap waarnemen?
Président: Gerald Kindermans
12 Vraag van de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "het rapport van de Verenigde Naties over de drugshandel in Afghanistan" (nr. 15909)
12 Question de M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "le rapport des Nations unies concernant le trafic de drogue en Afghanistan" (n° 15909)
12.01 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uit een recent rapport van de VN blijkt dat de Taliban momenteel meer aan de drughandel verdienen dan wanneer zij zelf aan het bewind waren. Dat kan op een of andere manier worden gerelativeerd, want ik herinner mij een periode dat zij principieel tegen drugs waren, maar dat zij nadien de bocht hebben genomen omdat zij op die manier hun machtspositie konden verstevigen en hun oorlog konden voortzetten.
Volgens het rapport wordt per jaar 3 500 ton opium door de Taliban en andere rebellen uit Afghanistan gesmokkeld. Dat is een zeer dramatische evolutie. Dat is ongeveer 92 % van de wereldproductie volgens het rapport.
Door de corruptie en het onvoldoende controleren van de grenzen wordt slechts een fractie onderschept. De opbrengst van de drughandel voor de Taliban wordt op 160 miljoen euro geschat, voldoende middelen om de oorlog en de uitbouw van hun terreurnetwerk te kunnen voortzetten. Jaarlijks sterven er volgens het VN-rapport 100 000 druggebruikers aan een overdosis Afghaanse drugs.
De conclusies uit het rapport zijn dat de drugvoorraden op grote schaal dienen te worden vernietigd en dat de grenzen beter dienen te worden gecontroleerd.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van de inhoud van dit rapport? Wat is uw visie op de huidige machthebbers die door corruptie mee verantwoordelijk zijn voor de drughandel vanuit Afghanistan? Hebt u voldoende vertrouwen in de huidige machthebbers in Afghanistan, los van het feit dat wij binnenkort een tweede ronde van de presidentsverkiezingen krijgen? Welke conclusies worden er uit het rapport getrokken? Wordt er door de bondgenoten wel voldoende aandacht geschonken om van de bestrijding van de drughandel en de daaruit voortvloeiende opbrengsten voor de Taliban een prioriteit te maken?
12.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Stevenheydens, het rapport van de United Nations Office on Drugs and Crime is getiteld "Addiction, Crime and Insurgency: The Transnational Threat of Afghan Opium". Hierbij wordt de Afghaanse drugproblematiek beschreven en er wordt verwezen naar de internationale gevolgen ervan.
De analyse heeft tot doel de internationale gemeenschap erop te wijzen dat de volledige drugsketen moet worden aangepakt, van landbouwerproducent, verwerker, handelaar tot gebruiker.
Defensie schrijft zich volledig in voor deze DDDLO-aanpak. Dat is de Diplomacy, Defence, Development, Law and Order-benadering van conflicten. Een belangrijke pijler van het antidrugbeleid vormt het promoten van een wettelijke basis en dat is de rule of Law, met inbegrip van de uitbouw van een efficiënt en niet-corrupt gerechtelijk apparaat en het ondersteunen van de lokale Afghaanse politie en de economische ontwikkeling.
De internationale gemeenschap speelt hierin natuurlijk een belangrijke rol. ISAF ondersteunt het wettelijk Afghaanse gezag en vergemakkelijkt de heropbouw van het land. Naar aanleiding van de beslissing van de ministers van Defensie van de NAVO in Boedapest op 10 oktober 2008 steunt ISAF anti-drugoperaties van de Afghaanse autoriteiten. Dit gebeurt telkens op de specifieke vraag van deze laatste. Een onmiddellijk gevolg hiervan is dat de Afghaanse regering haar autoriteit heeft kunnen uitbreiden naar landelijke zones, waar dit voordien onmogelijk was.
Aldus is in Afghanistan het aantal papavervrije provincies toegenomen van 18 naar 20 en is de papaverteelt gedaald met 22 procent en de opiumproductie met 10 procent.
Het United Nations ODC bevestigt in het rapport de beperkte impact van de ISAF-operatie op de Afghaanse opiummarkt. Er is wel degelijk een afschrikkingseffect. Het elimineren van de drugslabo’s, de stockering, de distributienetwerken en de transporten zou een groter effect hebben dan het vernietigen van opiumvelden. Het vernietigen van opiumvelden, wat ook een optie is die soms naar voren wordt geschoven, blijkt om een aantal wetenschappelijke en zeer gefundeerde redenen contraproductief. We moeten dus elders in de keten ingrijpen.
12.03 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik vind het nogal bedroevend dat we na zeven à acht jaar strijd spreken van een beperkte impact van onze operaties op het drugsgebeuren dat de Taliban toch altijd van nieuwe financiën voorziet om hun strijd verder te zetten.
U zegt dat er op andere terreinen wel goede resultaten zijn geboekt. Ik zie toch allerlei berichten die dat tegenspreken. Ik merk ook de huidige escalatie van het geweld en ik stel vast dat tijdens de afgelopen maand de meeste doden zijn gevallen bij de Amerikaanse strijdkrachten gedurende de hele looptijd van het conflict.
Ik vind dus dat de impact op de drugshandel bedroevend is. Ik heb de indruk dat we in Afghanistan van kwaad naar erger gaan en dat we daar met de kraan open dweilen. U kent onze houding over dat conflict en u kent onze standpunten over de Taliban. Ik vraag mij af welke resultaten er nu zullen geboekt worden. Ik zal u hierover binnenkort nieuwe vragen stellen.
12.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik ga het debat niet uit de weg. Ook de organisatie van de tweede ronde van de verkiezingen, die misschien een verrassing kan inhouden, zal een belangrijke rol spelen bij het tot stand brengen van de rule of law, van het echte staatkundige en gerechtelijke weefsel in Afghanistan. Het is geen geheim dat daar de knoop ligt. Pas dan kan men immers de uitbouw van nieuw economisch weefsel gaan bewerkstelligen. Het nieuw economisch weefsel zal dus echt de waarborg zijn om tot – een echt opium- of papavervrij Afghanistan is waarschijnlijk niet haalbaar – een aanvaardbare reductie te komen van de impact van die papaverteelt op het bnp en van de export en de verwerking ervan.
12.05 Bruno Stevenheydens (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, u verwijst naar de tweede ronde van de presidentsverkiezingen. U hebt niet geantwoord op dat deel van mijn vraag. Een groot probleem is ook dat er bij de huidige machthebbers heel veel corruptie is. Veel corrupte mensen die wij steunen liggen mee aan de bron van het gegeven dat die drugshandel zo slecht wordt bestreden.
L'incident est clos.
13 Vraag van mevrouw Rita De Bont aan de minister van Landsverdediging over "de graafwerken voor het dieper leggen van een NAVO-pijplijn in Kontich" (nr. 15676)
13 Question de Mme Rita De Bont au ministre de la Défense sur "les travaux de terrassement en vue de l'enfouissement à une plus grande profondeur d'un pipe-line de l'OTAN à Kontich" (n° 15676)
13.01 Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de bewoners van de Helenaveldstraat in Kontich blijven al twee jaar in het ongewisse in verband met een aanvraag van werkzaamheden voor het dieper leggen van de NAVO-pijplijn in hun achtertuin. Die graafwerken zouden rond deze periode moeten aanvangen. Daarom heb ik mijn schriftelijke vraag, die ergens was blijven hangen, omgezet in een mondelinge vraag. Planten, berghokjes en tuinhuisjes in hun tuinen zouden daarvoor moeten worden opgeofferd, terwijl de pijplijn gemakkelijk iets verder zou kunnen worden verschoven naar een weiland. Dat zou dan echter moeten worden aangekocht door de bewoners zelf aan de kostprijs van 122 000 euro.
Vindt u het normaal dat privépersonen zouden moeten opdraaien voor onkosten aan een NAVO-pijplijn, die bovendien later door Defensie aan particulieren zou kunnen worden verhuurd?
Worden ook bij ons, zoals in Nederland, leidingnetwerken van Defensie aan particulieren verhuurd? Zo ja, wat zijn de jaarlijkse opbrengsten hiervan voor Defensie?
Indien wij de opbrengsten hebben of zouden kunnen hebben, is het niet logisch dat Defensie de kosten voor de onteigening van het weiland voor haar rekening neemt?
Bestaat de mogelijkheid dat Defensie tot onteigening van die wei kan overgaan, eventueel onder de noemer van openbare veiligheid?
13.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, geachte collega, Defensie stelt het pijpleidingnetwerk ter beschikking van de Belgian Pipeline Organisation, de BPO, die in opdracht het Central European Pipeline Management Agency, de CEPMA, de exploitatie van het leidingwerk op zich neemt. Er wordt dus niet aan particulieren verhuurd.
Bij de aanleg van de pijpleiding werd de ondergrond reeds onteigend. De erfdienstbaarheden op de bovengrond werden toen eveneens bij notariële akte gevestigd. Die erfdienstbaarheden bestaan uit een strook land van 2 meter breed aan weerskanten van de hoofdlijn van de pijpleiding. In het kader van de openbare veiligheid is bij de onteigening en vastlegging van die erfdienstbaarheden duidelijk vastgelegd dat er op de betrokken zone geen hinderlijke constructies op beplantingen mogen worden uitgevoerd. Op het moment van het verlijden van de akte werden zo de gepaste vergoedingen vastgelegd en betaald aan de betrokkenen.
De voorziene werken van de verdieping van de NAVO-pijpleiding in Kontich zullen enkel de erfdienstbaarheidszone treffen. De onkosten worden door de exploitant van de pijpleiding gedragen. Enkel daar waar de pijpleiding op vraag van de inwoners in de weide achter de tuinen was omgelegd, hadden deze de meerkost moeten dragen. Gezien er steeds een onteigening is uitgevoerd bij de aanleg van een pijpleiding is er geen nieuwe onteigening nodig.
13.03 Rita De Bont (Vlaams Belang): Kunt u mij zeggen wanneer die onteigening is gebeurd? Dan kan ik nagaan of de eventuele bouwwerken van na die tijd illegaal zijn uitgevoerd.
13.04 Minister Pieter De Crem: Dat is een heel specifieke vraag, maar als ik mij niet vergis dateert de aanleg van het hele systeem van de NAVO-pijpleidingen van de jaren zestig. Dat netwerk en de bevoorradingszekerheid van havens, particuliere en industriële sites, waren essentieel in de logica van de Koude Oorlog. Ik zal u daarop schriftelijk antwoorden want ik ken het niet uit het hoofd.
13.05 Rita De Bont (Vlaams Belang): Goed, dan zal ik die informatie doorgeven.
L'incident est clos.
- de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging over "de oprichting van een task force" (nr. 15968)
- mevrouw Juliette Boulet aan de minister van Landsverdediging over "de uitvoering van het plan 'De voltooiing van de transformatie'" (nr. 16036)
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de opzet van een task force" (nr. 16038)
- de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "de timing van het nieuwe hervormingsplan en de begeleiding van het betrokken personeel" (nr. 16042)
- de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de sociale begeleiding van personeel getroffen door het hervormingsplan" (nr. 16048)
- M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "la création d'une task force" (n° 15968)
- Mme Juliette Boulet au ministre de la Défense sur "l'exécution du plan 'La finalisation de la transformation'" (n° 16036)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le projet de création d'une task force" (n° 16038)
- M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "le calendrier prévu pour le nouveau plan de réforme et l'accompagnement du personnel concerné" (n° 16042)
- M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "l'accompagnement social proposé au personnel touché par le plan de réforme" (n° 16048)
14.01 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in De Morgen van 24 oktober 2009 wordt de oprichting van een task force, werkgroep of voogdijraad aangekondigd. De task force zou de legerhervorming in goede banen moeten leiden.
Toen ik in het persbericht een aantal namen las van personen die in de task force zouden moeten zetelen, vroeg ik mij af of het wel de goede baan naar een correcte uitvoering van uw plan was dan wel of het veeleer een baan was met de bedoeling het plan richting koelkast te verwijzen.
Voorts las ik in de nieuwsbrief van de ACMP dat voornoemde informatie door de voormalige minister van Defensie, de heer Flahaut, werd vrijgegeven.
Mijnheer Flahaut, het is inderdaad een slechte bron, of beter gezegd een plezante bron.
Daarom stel ik aan u de volgende vragen.
Kan u de oprichting van een dergelijke task force bevestigen?
Wie heeft de task force opgericht? Waar en wanneer is ze opgericht of is de task force fictief?
Wat is het statuut van de task force?
Is de samenstelling van de task force reeds gekend?
14.02 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'aurais aimé que vous apportiez quelques éclaircissements à la mise en application du plan. Lors de notre dernière réunion de commission, nous avions débattu longuement, et – durant la pause de midi - nous avions appris que le plan avait été approuvé en kern.
J'ai repris le compte rendu de votre réponse aux interrogations des parlementaires. Vous vous félicitiez que le budget du plan ait été adopté. Cela dit, j'ai suivi les bulletins d'information, dans lesquels vos partenaires de la majorité prétendaient que vous n'aviez pas dit la vérité en affirmant que seules les lignes budgétaires avaient été adoptées et qu'un groupe de travail serait mis en place pour discuter du reste.
Dès lors, monsieur le ministre, qui dit la vérité? Pourrons-nous revenir en arrière quant aux fermetures de casernes? Est-il exact que seule la ligne ait été approuvée? J'aimerais vous l'entendre dire. Vous êtes la personne la mieux placée pour pouvoir y répondre.
En ce qui concerne la concertation sociale, dans vos réponses, vous aviez signifié votre volonté d'organiser des discussions plus rapprochées avec les partenaires sociaux. La presse a relaté leur mécontentement, puisqu'ils prétendaient n'avoir pas pu s'exprimer ni poser des questions précises. Ils estiment avoir encore moins reçu de réponses précises quant à un budget qui pourrait être dégagé en vue de financer le plan social. Qu'en est-il?
14.03 Gerald Kindermans (CD&V): Als niemand bezwaren heeft, zal ik mijn vraag vanuit mijn voorzitterszetel stellen. Het is een samengevoegde vraag en behandelt hetzelfde onderwerp: de timing van het nieuwe hervormingsplan en de begeleiding van het personeel.
Vorige week namen we kennis van uw hervormingsplan dat na jaren talmen eindelijk zal worden voltooid. We zijn ervan overtuigd dat het zeer ver gaat en dat het een grote inspanning vraagt van het personeel. Nochtans steunen wij de herstructureringsplannen omdat ze de efficiëntie van de strijdkrachten maar ook de veiligheid van de militairen op het terrein ten goede komt. De concentratie van manschappen en materieel zal immers de onderlinge samenwerking en training met deze wapensystemen aanzienlijk verbeteren. Voorwaarde is evenwel dat er een inspanning wordt geleverd door het kabinet en Defensie op het vlak van sociale begeleiding en de opvang van de militairen en hun families die van kazerne en/of van functie zullen moeten veranderen.
Wij verwelkomen de aangekondigde individuele begeleiding, het geplande structurele overleg met de vakbonden en de maandelijkse debriefing in de commissie Defensie. Graag willen wij van de minister weten wat de precieze timing zal zijn betreffende de begeleiding van het personeel en dit zowel op het vlak van de niet-gedwongen afvloeiingen als van de overplaatsing naar andere kazernes en/of functies die in dit persoonlijk begeleidingsplan worden toegekend.
14.04 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de minister, om medische redenen heb ik mij nog niet kunnen uitspreken over het voorlopig laatste hervormingsplan. Dat zal ik ook vandaag niet doen. De volgende begrotingsbespreking zal wellicht een goede gelegenheid zijn.
Vandaag beperk ik mij tot de gevolgen van dit plan. Ik heb alle commentaren daaromtrent gelezen. Ik word een beetje ongerust over uw plan omdat ook collega Flahaut het goedkeurt.
Ik heb de commentaar van het personeel gelezen. Ik begrijp dat er heel wat onvrede is. Ik heb daar alle begrip voor en ik denk van u hetzelfde. Het zijn vooral de militairen die worden gedwongen om te verhuizen of lange verplaatsingen te ondernemen. Die beroepscategorieën hebben niet de hoogste lonen. Als die mensen een paar uur per dag aan verplaatsingen moeten besteden, dan zal op een bepaald moment het sop de kool niet meer waard zijn.
Dat plan is niet van dag op dag tot stand gekomen, ik neem aan dat daar ernstig is over nagedacht. Ik neem aan dat u een idee zal hebben over hoeveel mensen het precies gaat.
Ik heb begrepen – en dat vind ik zeer positief – dat u vooropgesteld hebt dat u zelf in individuele begeleiding wil voorzien voor mensen die in die situatie terechtkomen. Het is belangrijk dat daar zeer snel klaarheid over komt. Ik begrijp dat u klaarheid wil scheppen tegen 15 november, maar misschien kunt u nu al een tipje van de sluier oplichten? In hoeverre kunt u die mensen geruststellen?
Uiteraard, collega Kindermans heeft er al op gewezen dat het nooit zal gaan om gedwongen ontslagen of gedwongen mutaties. Maar ik zou toch graag zo vlug mogelijk duidelijkheid van u krijgen.
14.05 Minister Pieter De Crem: Collega’s, inzake de vraag die de heer De Groote heeft gesteld, kan ik duidelijk zijn. Ik heb gezegd dat er een parlementaire consultatie zal plaatsvinden in de vorm van een maandelijkse rapportage inzake de tenuitvoerlegging van deze nota en de voltooiing van de transformatie.
Daarin zal de uitwerking van het individueel begeleidingstraject vooropstaan en zal ook de stand van zaken van de mutaties in aantallen, graden en machten worden uitgetekend.
Wat de andere vragen betreft, kan ik het volgende zeggen over de vermindering, collega’s Kindermans, Sevenhans en Boulet.
La diminution des effectifs à 34 000 sera réalisée par des départs naturels et la suspension volontaire des prestations. Ce volet ne nécessite dès lors aucune mesure d'accompagnement spécifique. Le nombre de mutations engendré par la finalisation de la transformation est de l'ordre de 6 000, dont un certain nombre sans déplacement géographique. Ce sont les autres mutations qui nécessitent un plan d'accompagnement auquel nous travaillons avec les syndicats.
Comme annoncé lors de la réunion de la commission du 21 octobre dernier, la réunion avec les organisations syndicales a effectivement eu lieu le 22 octobre. Les finalités du plan d'accompagnement et du plan de carrière individuel y ont été rappelées. Il y a été précisé qu'outre les mesures existantes en cas de mutation, les réaffectations entraînant des mutations géographiques feront l'objet de mesures spécifiques indispensables pour la réussite de la transformation.
De vakbonden werd gevraagd om hun eventuele suggesties te bezorgen. Twee vakbonden hebben hieraan ondertussen beantwoord.
Er werd afgesproken om wekelijks over het begeleidingsplan samen te komen. De volgende vergadering vindt plaats op 30 oktober 2009. De bedoeling is om tegen 15 november 2009, en gezien het belang van de datum zal het 16 november 2009 zijn, de inhoud van het plan vast te leggen.
De Generale Staf zal tegen het einde van het jaar de organieke tabellen, overeenkomstig met de nieuwe structuur, vastleggen. Dit zal toelaten om vanaf het begin van 2010 een catalogus van vacante plaatsen open te stellen. In het raam van een grondige individuele consultatie zal deze aan het personeel kenbaar worden gemaakt. Deze consultatie biedt de mogelijkheid om voor iedereen een individueel professioneel traject vast te leggen, zoals ik het heb aangekondigd.
Le trajet permettra ainsi à chacun de connaître son futur. Il est indispensable que cela se fasse dans les meilleurs délais et ce, afin de lever au plus vite l'inquiétude du personnel. Les premières mutations interviendront dès 2010.
Het bedrag van de budgettaire enveloppe dat zal worden voorbehouden voor de begeleidingsmaatregelen, staat in verhouding met de inhoud van deze maatregelen. Die enveloppe zal worden bepaald wanneer alle begeleidingsmaatregelen definitief zijn vastgelegd en wanneer het exacte aantal potentiële rechthebbenden is bepaald.
14.06 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
U hebt niet geantwoord op mijn vraag over de oprichting van een task force. U stelt dat er een maandelijkse evaluatie komt. Daarom vermoed ik dat die task force alleen een droom van sommigen was. Misschien zou het goed zijn dat in deze commissie een aantal parlementsleden zich verenigen in een task force of een voogdijraad met de opdracht sommige ongeleide projectielen in de commissie in goede banen te leiden.
14.07 Minister Pieter De Crem: (…)
14.08 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, dat is een goede zaak. Het wordt dus tijd dat iedereen zich bezint over concrete realistische begeleidingsmogelijkheden. Ik sluit mij aan bij collega Kindermans, in het belang van onze militairen, liever dan politiek spelletjes te spelen. Zoals wij nu bezig zijn, vind ik het een goede zaak dat wij een maandelijks rapport krijgen om alles keurig te volgen.
14.09 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, j'aurais aimé que vous puissiez me confirmer quelques points. Vous semblez parler de la mise en application du plan et des conséquences qu'il peut avoir sur le personnel.
Nous sommes une étape plus loin, ce qui a été adopté en kern va au-delà du budget et le kern a donné son accord sur votre plan, tel que vous nous l'avez présenté. C'est ce que j'ai pu comprendre lors du débat en commission de la Défense. Je vous avoue que j'ai eu du mal à percevoir la réaction des autres partenaires. J'ai eu peur de me tromper en me disant que des choses allaient encore bouger dans le plan que vous avez mis en place.
Si on peut revenir sur des fermetures ou des maintiens d'implantations en Belgique, quels seront les critères d'application? Je vous avoue qu'un flou assez important règne tant du côté politique que du côté du personnel. Il serait nécessaire que vous puissiez préciser à nouveau les choses.
Pour ce qui concerne la concertation sociale, je souhaiterais que vous reveniez rapidement avec des affectations budgétaires sur ce qui sera mis en place pour l'application de votre plan.
14.10 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer minister, als reactie wil ik meegeven dat duidelijkheid en snelheid natuurlijk belangrijk zijn maar dat ook rechtszekerheid van groot belang is. Ik meen dat heel wat militairen wat hervormingsmoe zijn omdat men de laatste jaren regelmatig in grote onzekerheid heeft geleefd. De snelheid van de informatie moet, mijns inziens, ondergeschikt zijn aan de duidelijkheid en de kwaliteit van de informatie.
Indien iemand nu getroffen wordt door deze maatregelen, is het, mijns inziens, van groot belang dat men echt weet waar men aan toe is en dat dit zes maanden later niet opnieuw in vraag wordt gesteld. Veel mensen snakken naar die duidelijkheid. Toen u een aantal mensen uit Diest te woord hebt gestaan, hebben we gehoord dat ze begrepen dat de maatregelen niet te vermijden waren maar dat ze wilden weten waar ze aan toe waren. Ter zake enige rechtszekerheid rond krijgen is voor het personeel belangrijk.
14.11 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij graag aan bij deze wijze woorden. Ik begrijp dat de minister logischerwijze de sociale en praktische gevolgen tot een minimum wil beperken. Wanneer we het over de consultatie van het personeel hebben, komen we vrij snel bij de vakbonden. Bij mijn weten is er slechts één militaire vakbond, spottend door sommige mensen van de oppositie de regeringsvakbond genoemd. Ik wil echter benadrukken dat de militairen ook hun bezorgdheid kwijt kunnen via de personeelsdienst. Ik neem tenminste aan dat ze niet verplicht worden naar een vakbond te lopen. Sommige vakbonden hebben er in het verleden immers duidelijk louter een politiek spel van gemaakt. Ik wil deze vraag dus gebruiken om erop te wijzen dat ze moeten weten dat ze niet bij de duivel te biecht gaan. De militairen moeten weten dat hun belangen ook kunnen worden verdedigd door andere organismen.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Landsverdediging over "de reglementering rond veiligheidszones rond radars" (nr. 16030)
15 Question de M. Wouter De Vriendt au ministre de la Défense sur "la réglementation concernant les zones de sécurité à proximité des radars" (n° 16030)
15.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ruim twee jaar geleden richtten 14 bedrijven van de industriezone Zaubeek op het grondgebied van de gemeenten Zulte en Kruishoutem de bedrijvenvereniging Zaubeek vzw op. Er werd een onderzoek gevoerd naar de mogelijkheid om een windturbinepark te ontwikkelen in de industriezone langs de E17. Na de positieve voorstudie werd in eerste instantie een bouwvergunning aangevraagd voor vier windturbines. Alle adviezen van bevoegde instanties, ook van de burgerluchtvaart, waren positief. Alleen Landsverdediging adviseerde negatief, vanwege de mogelijke interactie met de radar van Semmerzake-Gavere. Dat advies kwam er acht maanden na de aanvraag. De verantwoordelijke officier eist een totaal verbod van windturbines in een straal van 15 kilometer rond de radar. Voor lage windmolens kan een subtiele afwijking van enkele meters worden toegestaan.
Er werd daarna een aangepaste vergunning gevraagd voor kleinere molens. Opnieuw werden alle mogelijke adviezen na twee of hooguit drie maanden officieel verkregen, behalve opnieuw van Landsverdediging. We zijn nu acht maanden verder en mondeling, via niet-officiële weg, is de aanvrager te weten gekomen dat een van de vier turbines een positief advies zou krijgen. De andere drie zouden opnieuw een negatief advies krijgen, omdat ze 3 meter te hoog zijn en op een afstand van 14,8 kilometer van de radar zijn gelegen in plaats van de vereiste 15 kilometer. Drie meter en 200 meter op een afstand van 15 kilometer is toch een zeer kleine marge.
Uit de informatie die wij kregen, spreekt het vermoeden dat in Melle langs de E40 drie nieuwe windturbines worden gebouwd die wel in de straal van 15 kilometer rond de bewuste radar komen.
Wij hopen dat u met het antwoord op onderstaande vragen de vragen van de bedrijvenvereniging kunt wegnemen.
Ten eerste, krijgt Landsverdediging vaak aanvragen tot advies voor de bouw van windturbines? Om hoeveel gevallen gaat het? Hoeveel gevallen werden positief beoordeeld en hoeveel gevallen negatief, in 2008 en 2009? Waarop is de weigering gebaseerd?
Ten tweede, zijn die adviezen bindend?
Ten derde, hoe komt het dat het leveren van de adviezen door uw administratie in dat geval veel langzamer verloopt dan bij andere administraties? Wat was de gemiddelde wachttijd in 2008 en, voorlopig, in 2009? Vindt u niet dat de reactietijd van Landsverdediging moet worden ingekort?
Ten vierde, klopt het dat er in een straal van 15 kilometer rond een radar een no-gozone voor de bouw van windmolens geldt? Klopt het dat drie van de vier aanvragen zullen worden afgekeurd voor de industriezone Zaubeek? Is er in dat geval sprake van overtredingen van 3 meter in de hoogte en 200 meter in vogelvlucht?
Ten vijfde, is de interferentie met de radar dermate hoog dat zelfs zulke kleine overtredingen tot een bindend negatief advies moeten leiden van Landsverdediging? Is er geen mogelijkheid om flexibeler op te treden? Welke criteria worden gehanteerd bij het beoordelen van de aanvragen? Zijn de Belgische criteria strikter dan die van onze collega EU- en NAVO-lidstaten?
Tot slot, klopt het dat er in Melle drie nieuwe windturbines gebouwd worden die wel binnen die straal van vijftien kilometer van diezelfde radar liggen? Waarom hebben die windturbines dan wel een positief advies gekregen?
15.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, waarde collega, de dienst geomatica binnen het directoraat-generaal van material ressources van Landsverdediging behandelt alle overgemaakte aanvragen. Deze omvatten zowel de officiële aanvragen komend van de FOD Mobiliteit en Transport als officieuze aanvragen of toch aanvragen die komen van gemeenten, projectontwikkelaars en anderen. In 2008 en 2009 werden respectievelijk 171 en 288 aanvragen behandeld. In totaal werden respectievelijk 26 en 31 negatieve adviezen en 23 en 26 adviezen met beperkingen afgeleverd. Alle andere adviezen waren gunstig. De negatieve beperkende adviezen werden hoofdzakelijk afgeleverd omdat de projecten ofwel gelegen waren in militaire trainingszones voor vliegtuigen en heli’s, ofwel omdat zij de goede technische werking van radar en navigatiemiddelen hypothekeren.
Een officiële vergunning per project wordt door de verantwoordelijke regionale overheid afgeleverd. Voor elk officieel project wordt onder andere aan Landsverdediging het advies gevraagd. Hoewel deze adviezen niet juridisch bindend zijn, worden ze systematisch gevolgd door de Gewestelijke overheden om redenen van openbare veiligheid. De adviezen van Landsverdediging worden gegeven na consultatie van diverse interne autoriteiten, zoals de Belgian Parkline Organisation, de diensten die verantwoordelijk zijn voor radars en telecommunicatie en de militaire overheden. De officiële aanvragen worden beantwoord conform de door de Gewesten opgelegde termijnen van 30 tot 60 kalenderdagen. De officieuze aanvragen worden in tweede prioriteit behandeld. Een adviestermijn van acht maanden is uitzonderlijk.
Sinds 2005 past Landsverdediging een uitsluitingzone toe met een straal van 15 kilometer rond de radars van Landsverdediging, in toepassing van de aanbeveling van een Europese werkgroep ter zake. Wat de industriezone Zaubeek betreft, werden vier aanvragen ingediend en alle vier kregen ze een ongunstig advies. Bij gebrek aan een wetenschappelijke basis om daarvan af te wijken, past Landsverddiging op een strikte wijze de norm van 15 kilometer toe. Op te merken valt dat in de ons omringende landen een veel strengere norm wordt toegepast, namelijk 30 tot 40 kilometer rondom de radars. Het windmolenproject in Melle bevindt zich inderdaad op minder dan 15 kilometer van de radar van Semmerzake. Dit park heeft een gunstig advies ontvangen voor 2005, wanneer de toegepaste norm nog 10 kilometer was. Deze oude norm werd opgesteld zonder enige wetenschappelijke basis bij het begin van het opkomen van windmolenprojecten in ons land. Tot daar mijn antwoord.
15.03 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord.
Ik wil wel nog even verwijzen naar een parlementaire vraag van Vlaams volksvertegenwoordiger Robrecht Bothuyne van uw partij, waarop Vlaams minister Freya Van den Bossche antwoordde dat een vierde van de oppervlakte van de provincie Oost-Vlaanderen eigenlijk uitgesloten is van windenergie. Het is uw partijgenoot die op zijn website verwees naar de strenge houding van Defensie. Hij noemde die houding van Defensie verwonderlijk omdat in een aantal andere Europese landen een veel minder strenge houding wordt aangenomen. Hij sprak over Duitsland, waar turbines worden toegelaten vanaf 10 km afstand van een radar, en Oostenrijk, waar men windmolens toelaat vanaf 5 km afstand van een radar.
Mijnheer de minister, u weet dat de problematiek van hernieuwbare energie, CO2-uitstoot, klimaatopwarming en dergelijke urgent is. Europa eist dat België in 2010 6 procent van zijn energievoorziening haalt uit hernieuwbare energiebronnen. In België moet dat aandeel tegen 2020 13 procent bedragen. Dat is een minimale doelstelling, en een doelstelling die volgens ons te weinig ambitieus is.
Ik wil maar zeggen: wij zullen die windturbines nodig hebben, ook bij ons, ook op het land, niet alleen offshore. Daarom willen wij minstens pleiten voor een snellere behandeling van de adviezen die van Defensie moeten komen. Wij willen ook voor minimale no-go-zones rond radars, zeker nu er blijkbaar buurlanden zijn die de straal beperken: geen 15 km maar 10 km of 5 km afstand. Misschien kan Defensie de wetenschappelijke basis nog eens onderzoeken en kijken of er wat meer soepelheid aan de dag kan worden gelegd.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "het aantal VOP-plaatsen" (nr. 16039)
16 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "le nombre de places IVP" (n° 16039)
16.01 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het gaat over de VOP-plaatsen, de Vrijwillige Onderbreking van Prestaties. In het verleden heeft dat heel wat succes gekend. In het jaar 2009 werden de 750 vacante plaatsen ruim overschreden. Dit jaar was in 500 plaatsen voorzien, waarvan 220 voor vrijwilligers, 260 voor onderofficieren en 20 voor officieren.
Ik heb deze vraag schriftelijk ingediend op 2 september. Ik heb het antwoord kunnen lezen in de kranten op 22 september. Ik neem aan dat het ondertussen is veranderd, gelet op het plan dat door u werd gepresenteerd, mijnheer de minister. Misschien kunt u uw perscommuniqué van 22 september aanvullen en een juiste stand van zaken meedelen in verband met de VOP-plaatsen?
16.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Sevenhans, voor het jaar 2009 werden in totaal 1 139 aanvragen voor de vrijwillige opschorting van de prestaties goedgekeurd. U weet welke omstandigheden en welke voorwaarden vereist zijn om daarop te kunnen ingaan.
Op basis van een schatting van het aantal geïnteresseerden werden initieel 500 VOP-plaatsen opengesteld voor 2010. Gezien het succes van deze maatregel, overschreed het aantal inschrijvingen het aantal opengestelde plaatsen. Daarom heb ik beslist om het aantal plaatsen op te trekken naar 1 500, verdeeld als volgt: hoofd- en opperofficieren: 25, lagere officieren: 20, onderofficieren: 690, vrijwilligers: 765.
Deze aanpassing werd op 30 september in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. In totaal zijn er nu 1 150 mensen op ingegaan.
16.03 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u. Dan is momenteel ruim aan de behoefte voldaan, als er niets wijzigt.
16.04 Minister Pieter De Crem: (…)een VOP-voorstel voor het jaar 2011 vast te leggen.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de asociale houding van CDSCA" (nr. 16041)
17 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "l'attitude asociale de l'OCASC" (n° 16041)
17.01 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de minister, deze vraag ligt in de lijn van mijn vorige vragen, waarin ik uw aandacht vestigde op de asociale houding van de CDSCA ten aanzien van oud-rijkswachters, nu leden van de geïntegreerde politie, die destijds een CDSCA woning huurden.
U liet mij weten dat de CDSCA geen weet heeft van een belofte van de minister van Landsverdediging van toen, uw geachte collega de heer Delcroix, om de rechten en verworvenheden van de rijkswachters te vrijwaren, ook na de demilitarisatie van de rijkswacht. Nochtans bestaat dat document.
Vandaag zijn wij weeral een stap verder. Oud-rijkswachters, nu leden van de geïntegreerde politie, die wegens de belofte van minister Delcroix, geen gevolg hadden gegeven aan de opzegbrief van CDSCA, kregen van de advocaat van CDSCA 15 dagen om hun woning te verlaten. Zo niet zouden ze voor de vrederechter gedagvaard worden.
Het is mijn overtuiging dat CDSCA alles gedaan heeft om aan de woonbehoeften van de prioritaire gerechtigden niet te kunnen voldoen. Na de onbegrijpelijke verkoop te Brasschaat van een deel van het Park Officieren in 2006, zag CDSCA zich genoodzaakt om 24 families plots te herhuisvesten. Op die manier werd de wachtlijst uiteraard ineens veel langer.
Als compensatie beloofde CDSCA een complex van 24 nieuwe woningen aan de grens van het Park Officieren, in de Antwerpenlei, te bouwen. De verkavelingsaanvraag die CDSCA bij het gemeentebestuur indiende, werd echter in juni 2008 ingetrokken. De omstandigheden waarin de intrekking gebeurde, hebben de burgemeester van Brasschaat, uw partijgenoot Dirk de Kort, ertoe aangezet zijn ongenoegen te uiten bij de regeringscommissaris bij CDSCA. Ik citeer hem: “Ons bestuur kan zich hierbij niet van de indruk ontdoen dat het van meet af aan in haar communicatie naar de toenmalige inwoners-huurders in Brasschaat, bewust op het verkeerde spoor werd gezet en dat de destijds genomen besluiten (het bouwen van 24 nieuwe woningen) louter ‘intuiti pecuniae’ werden genomen om het verzet tegen de toenmalige verkoop van het parkdomein tot een minimum te perken”. Ik kan mij ook niet van die indruk ontdoen.
Volgens CDSCA is de intrekking van de verkavelingaanvraag gerechtvaardigd door het feit dat er in Brasschaat geen behoefte aan bijkomende woningen meer zou bestaan. De paradox van de situatie zal u zeker niet ontgaan. Enerzijds wil men geen nieuwe woningen bouwen, omdat er zogezegd geen behoefte meer is, anderzijds zet men oud-rijkswachters en gepensioneerde militairen aan de deur, omdat er een wachtlijst zou bestaan. Waar is de logica?
Naargelang de plaats worden er dan weer om allerlei reden uitzonderingen toegestaan om toch te blijven. Er is dus duidelijk sprake van willekeur.
Mijnheer de minister, beseft u dat de visie van CDSCA over dat dossier fundamenteel verschilt van uw eigen visie?
Gelet op het geringe aantal – het gaat nog over enkele tientallen –, stel ik voor dat u die situatie een uitdovend karakter zou geven, met andere woorden, dat u toch nog enige rechtszekerheid zou geven en de beloften of de toegevingen die uw voormalige collega heeft gedaan, toch uitvoert.
Ik hoop op een positief antwoord.
17.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Sevenhans, ik verwijs u naar vorige antwoorden die ik op door u gestelde vragen heb gegeven, meer bepaald mijn antwoord op uw vraag van 30 juni 2008.
Ook verwijs ik naar het schrijven van mijn regeringscommissaris bij CDSCA, gericht aan de heer burgemeester en het schepencollege van Brasschaat, waarin duidelijk de redenen worden uiteengezet waarom CDSCA geen extra woningen bouwt in zijn gemeente.
De visie van CDSCA over de problematiek – ik haal aan: behoud van woningen van gewezen rijkswachters – verschilt niet van mijn visie, uiteengezet in mijn aan u gericht antwoord.
Op die plaatsen waar er een wachtlijst van rechthebbenden bestaat en waar mogelijkerwijze oud-rijkswachters en/of burgers een woning huren, zal, rekening houdend met de vigerende wetgeving, eerst de vooropzeg worden gegeven aan de burgers en daarna pas, en indien nodig, aan de oud-rijkswachters.
CDSCA biedt geen levenslange huisvesting aan de huurders. Soms is het noodzakelijk voor prioritaire aanvragen of aanvragers om, naar gelang van de evolutie van de gezinssamenstelling van de huurders, bestaande huurcontracten niet te verlengen.
Op plaatsen waar er geen wachtlijst bestaat, kunnen oud-rijkswachters hun woning blijven huren tot op het ogenblik dat een mogelijke rechthebbende een aanvraag indient voor het verkrijgen van een woning.
Dat is de lijn die ik in dat dossier aanhoud en ook in de toekomst zal blijven aanhouden.
17.03 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de minister, ik heb er uiteraard begrip voor dat er voor de woningen een prioriteit geldt, onder andere voor rijkswachters. Dat is niet de eerste, dat weet ik ook.
Specifiek voor Brasschaat blijf ik toch met een vreemd gevoel zitten bij een bericht dat ook recent in de pers gestaan heeft. Een rijkswacht kreeg een opzeg, terwijl naast hem een woning al meer dan een jaar leeg staat. Dat duidt er toch op dat er met een dubbele agenda wordt gewerkt. Enerzijds is er de visie die u hier vandaag ontwikkelt, anderzijds de visie van CDSCA.
Voor de situatie in Brasschaat geldt dat ook de burgemeester – hij heeft dat nog eens verklaard in de pers, vorige week – zich in heel dat dossier bedrogen voelt door CDSCA.
Ik blijf dus mijn vraag herhalen. Er is duidelijk een afspraak gemaakt die momenteel niet meer wordt nageleefd.
Gelet op het aantal mensen waarover we spreken – een tiental rijkswachters, echt niet meer –, zou u toch eens moeten nagaan of zij geen hogere prioriteit kunnen krijgen. Dan is het probleem de facto opgelost.
Ik begrijp dat er een reorganisatie nodig is voor de CDSCA-woningen als het infrastructuurplan wordt uitgevoerd. Wellicht zullen ook daar verschuivingen komen.
Dat was toch een verworvenheid van militairen en ook rijkswachters toen ze in de beginperiode dienst namen. Toen was het een gewoonte die niet op papier stond, dat is juist. Als ik zie dat er vele woningen leeg staan en dat de vraag vrij beperkt is, dan is er een dubbele agenda.
U moet er blijven voor pleiten, mijnheer de minister. U moet rechtszekerheid scheppen voor die enkele militairen en oud-rijkswachters.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De minister moet ons verlaten. Op zijn vraag zullen we de vier laatste vragen uitstellen naar een volgende commissievergadering. Dat zijn vraag nr. 16 046 van mezelf, vraag nr. 16 047 van collega De Groote en ook vragen nrs 16 054 en 16 055 van collega Vijnck. De collega’s zijn dus niet verplicht te blijven.
18 Vraag van de heer Luc Sevenhans aan de minister van Landsverdediging over "de openbare verlichting in het Park Officieren te Brasschaat" (nr. 16040)
18 Question de M. Luc Sevenhans au ministre de la Défense sur "l'éclairage public dans le 'Park Officieren' à Brasschaat" (n° 16040)
18.01 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de voorzitter, ben ik vandaag de hekkensluiter?
De voorzitter: Neen, ik stel nog vraag nr. 16 043.
18.02 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de minister, mijn vraag dateert van 26 augustus 2009. Het was een schriftelijke vraag, die ik vervolgens naar een mondelinge vraag heb omgezet, omdat de vraag bleef hangen. Ik stel ze vandaag, zodat zij eindelijk van de baan is.
Het betreft de verlichting in het Park Officieren te Brasschaat, waarover ik daarjuist heb gesproken.
Ten eerste, de verlichting is al hersteld. Mijn vraag heeft dus wellicht nog enig nut gehad.
Ten tweede, ik heb mijn vraag nogmaals geagendeerd. Soms wordt verwezen naar het niveau van bepaalde vragen, die beter in een schriftelijke vraag zouden worden omgezet. Ik zou ervoor durven pleiten dat dergelijke zaken niet meer gebeuren. Mijn vraag is nu immers door de feiten compleet achterhaald. Er moet dus worden bekeken of het systeem niet vlugger en beter kan worden georganiseerd. U gaat er immers zelf steeds prat op dat u in uw hoedanigheid van minister het best en zo snel mogelijk vragen beantwoordt. Mijn huidige vraag is een voorbeeld van de vaststelling dat er toch nog gaten in het net zitten.
18.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Sevenhans, het Officierenpark in Brasschaat is aan het immobiliënkantoor Venice Estate Company verkocht. De Luiklei valt dus niet langer onder de bevoegdheid van CDSCA.
Niettegenstaande het voorgaande werd er met de gemeente contact opgenomen. De gemeente heeft ondertussen de nodige stappen voor de herstelling van de verlichting in voornoemde straat ondernomen. De verlichting is sedert donderdag 15 oktober 2009 opnieuw in werking.
De Prinses Marie-Josélei is een militaire straat. Bij de verkoop van het Officierenpark werd het militaire elektriciteitsnet afgesloten. CDSCA heeft in een afzonderlijk net voorzien. CDSCA neemt eventueel de nodige contacten met de firma Eandis om de verlichting opnieuw op haar netwerk aan te sluiten.
De studie is lopende. De aansluiting zou binnenkort worden uitgevoerd. Ik zal niet nalaten u van de aansluiting op de hoogte te houden.
Hetzelfde antwoord werd reeds gegeven op uw schriftelijke vraag van 21 september 2009.
18.04 Luc Sevenhans (onafhank.): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord en voor uw inspanningen bij CDSCA.
Jammer genoeg zijn vraag en antwoord blijven hangen. Ik heb het antwoord immers nooit gezien. Ik verontschuldig mij daarvoor.
L'incident est clos.
19 Vraag van de heer Gerald Kindermans aan de minister van Landsverdediging over "een zoekactie naar drie Belgische piloten die in 1965 vermist raakten boven het Congolese oerwoud" (nr. 16043)
19 Question de M. Gerald Kindermans au ministre de la Défense sur "les recherches pour retrouver les dépouilles de 3 pilotes belges disparus en 1965 au-dessus de la forêt vierge congolaise" (n° 16043)
19.01 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in 1964 kwam de toenmalige, nog jonge Congolese regering onder druk te staan door een opstand van de Simba's. Er werd toen Belgisch materieel ingezet, transport, helikopters enzovoort.
Op 27 juni 1965 is een H21-helikopter, vertrokken uit Stanleystad, met aan boord piloot Jacobs, tweede piloot Allaeys en boordwerktuigkundige Bordon in de problemen gekomen.
Het doel van de missie was Buta, een stadje op 325 kilometer ten noorden van Stanleystad, waar een kleine groep kloosterzusters net door het regeringsleger was bevrijd en moest worden ontzet.
De helikopter heeft echter nooit zijn bestemming bereikt. De vlucht had een drietal uur moeten duren, maar na een uur en twintig minuten ontving de controletoren van Stanleystad al een radioboodschap dat de helikopter wegens het slechte weer rechtsomkeer zou maken. Twintig minuten voor de verwachte landing stuurde de helikopter nog een laatste bericht, maar het toestel is nooit op de luchthaven van Stanleystad aangekomen. In de weken en maanden die daarop volgden, werd de regio door Belgische piloten uitgekamd.
Ik ga mijn vraag niet volledig herhalen, want ik heb ze ook al schriftelijk meegedeeld en wij hebben daarover ook al zaken in de media vernomen.
Mijnheer de minister, kunt u bevestigen dat uw departement van plan is om op zoek te gaan naar het wrak dat in juni 1965 in de buurt van Stanleystad verdween, om zo de lichamen van de drie Belgische piloten te repatriëren? Kunt u een beeld geven van de haalbaarheid en de kostprijs van een dergelijke operatie en de risico's die ermee verbonden zijn? Kunt u schetsen in hoeverre dat plan concreet is en of het zich nog maar in een initiële fase bevindt?
19.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Kindermans, ik verwijs ter zake ook naar het antwoord op de schriftelijke vraag van de heer Vijnck.
Het plan waarvan sprake bevindt zich nog in een initiële fase. Vooraleer te kunnen overgaan tot de uitvoering van een zoekactie moeten wij het akkoord van de Congolese autoriteiten krijgen. Dat is momenteel lopende.
De geplande activiteit zal vervolgens kunnen plaatsvinden ter gelegenheid van een andere activiteit in de regio, samen met onze Congolese partners, zodat de logistieke ondersteuning al gedeeltelijk ter plaatse zal zijn.
Het is momenteel nog te vroeg om een precieze raming van de kosten van een dergelijke operatie te maken. Ik meen wel dat het mijn politiek morele plicht is om militairen die in buitenlandse operaties zijn omgekomen terug naar België te repatriëren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 12.18 uur.
La réunion publique de commission est levée à 12.18 heures.