Commissie
voor de Financiën en de Begroting |
Commission des Finances et du Budget |
van woensdag 21 oktober 2009 Namiddag ______ |
du mercredi 21 octobre 2009 Après-midi ______ |
De vergadering wordt geopend om 14.39 uur en voorgezeten door de heer Luk Van Biesen.
La séance est ouverte à 14.39 heures et présidée par M. Luk Van Biesen.
De voorzitter: Collega's, wij vatten onze werkzaamheden aan en ik heet de minister van Financiën welkom.
Er staan deze namiddag 88 vragen op de agenda en in principe beschikken wij over ongeveer twee uur om deze af te handelen. Ik verzoek aldus de leden hun vragen kort te houden en de minister een beknopt antwoord te verstrekken.
Elk lid krijgt de mogelijkheid om zijn vraag om te zetten in een schriftelijke vraag. De vice-eerste minister heeft zich ertoe verbonden het voorbereidend antwoord af te geven, wat de werkzaamheden zal versnellen. Ik zal later vragen wie hiertoe bereid is.
Ik zal nog even wachten met de behandeling van punt 5 van onze agenda, want mevrouw Lahaye-Battheu heeft laten weten dat zij onderweg is.
Ik kom tot punt 6 van onze agenda. De vraag nr. 14493 van de heer Baeselen wordt geschrapt aangezien hij niet aanwezig is.
Ik kom tot punt 7 van onze agenda. De vraag nr. 14497 van de heer Goyvaerts wordt omgezet in een schriftelijke vraag. Indien u dat wenst, dan kunt u het antwoord bekomen, mijnheer Goyvaerts.
Punt 8 van onze agenda is de vraag nr. 14541 van de heer Luyckx. Aangezien de heer Luyckx niet aanwezig is kan ik niet anders dan zijn vraag schrappen.
Monsieur le ministre, je suis obligé d'agir ainsi vu que ces membres ne sont pas présents.
01 Vraag van de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de boekhouding van de Koninklijke Munt" (nr. 14558)
01 Question de M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la comptabilité de la Monnaie Royale" (n° 14558)
01.01 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de maand augustus konden wij via de pers vernemen dat de Koninklijke Munt blijkbaar reeds jaren zonder boekhoudkundig verslag werkt. Het laatste boekhoudkundig verslag dat ter beschikking is, is dat van het jaar 2003. Naar verluidt is men volop bezig met het wegwerken van de achterstand voor de jaren 2004, 2005 en 2006, wat ten opzichte van het huidige jaar toch nog steeds een aanzienlijke achterstand is.
Mijnheer de minister, bijgevolg had ik daarover een aantal vragen aan u.
Ten eerste, wat is de oorzaak of zijn de oorzaken van de aanzienlijke achterstand in het jaarlijks opstellen en ter beschikking stellen van een boekhoudkundig verslag van de Koninklijke Munt?
Ten tweede, is het juist dat het laatste boekhoudkundig verslag gaat over het jaar 2003?
Ten derde, zo ja, wanneer werd dat ter beschikking gesteld?
Ten vierde, wat is de stand van zaken van het opstellen en vrijgeven van de boekhoudkundige verslagen na het jaar 2003?
Ten vijfde, wanneer zal de boekhoudkundige achterstand weggewerkt zijn?
Ten zesde, welke maatregelen of initiatieven hebt u het afgelopen jaar genomen om dergelijke wantoestand weg te werken?
Ten zevende, misschien wel de meest belangrijke van allemaal, bent u van oordeel dat een dergelijke manier van werken anno 2009 behoort tot een efficiënt beheer en een moderne werking van de diensten van de FOD Financiën?
Ik kijk uit naar uw antwoord, mijnheer de minister.
01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, inzake het probleem van de vertragingen in het neerleggen van de rekeningen, kan volgende historiek worden geschetst.
Vanaf 1997 heeft de Koninklijke Munt het statuut aangenomen van een staatsonderneming. Dit brengt de verplichting met zich mee een complexe boekhouding bij te houden. Naast de budgettaire boekhouding moet er een dubbele industriële boekhouding alsook een analytische boekhouding per product worden gehouden die met de fluctuaties van de metaalwaarden rekening dient te houden.
De toenmalige rekenplichtige ontwikkelde een boekhoudingsysteem dat met een informaticasoftware functioneerde die snel verouderd bleek. Hij was in feite de enige persoon die het boekhoudsysteem volledig kende.
In juni 2003 verliet deze rekenplichtige de dienst wegens dwingende gezondheidsredenen na geregeld afwezig te zijn geweest wegens ziekte.
In april 2004 werd een contractueel ambtenaar aangesteld als rekenplichtige bij de Koninklijke Munt. Deze rekenplichtige heeft een studie over de aankoop van geïntegreerde software uitgevoerd. Deze software werd in gebruik genomen begin 2006. In februari 2006 verliet hij echter de dienst doordat hij voor een examen geslaagd was. De ingebruikname van de nieuwe software, die onder zijn leiding had moeten gebeuren, heeft bijgevolg heel wat moeite gekost.
Gedurende heel deze periode werd het opstellen van de rekening van de boekjaren voorafgaand aan 2006 aan een ambtenaar van de Koninklijke Munt toevertrouwd. Deze moest zich niet alleen met het eerstgenoemde boekhoudsysteem vertrouwd maken, maar moest ook de versnipperde boekhoudkundige gegevens verzamelen. Deze werden aangeleverd op verschillende informatiedragers. Deze ambtenaar moest tegelijkertijd de functie van waarnemend rekenplichtige uitoefenen tussen februari 2006 en januari 2007. Dat was tot op het ogenblik waarop de huidige rekenplichtige in dienst is getreden bij de Koninklijke Munt.
De laatste neerlegging van de rekening betreft inderdaad deze van het jaar 2003. De rekening van 2003 werd op 20 november 2007 neergelegd bij de administratie van de Schatkist.
De rekening van 2004 van de Koninklijke Munt werd een eerste keer voorgelegd aan de bedrijfsrevisor, die in zijn advies van 3 juli 2008 opmerkingen heeft geformuleerd waaraan ondertussen is tegemoetgekomen. Indien het tweede advies van de revisor gunstig is, zullen we de rekening van 2004 op de eerstvolgende zitting van het beheerscomité voorlopig kunnen goedkeuren. Daarna moet ze voor definitieve goedkeuring naar het Rekenhof worden gestuurd.
De rekeningen van 2005 zijn klaar en hebben een eerste gunstig advies gekregen van het Muntfonds en van de inspectie van financiën. Aangezien de boekhouding vanaf 2006 wordt bijgehouden door middel van nieuwe geïntegreerde software, mag worden verwacht dat de rekening van het jaar 2006 tot en met 2008 de eerste maanden van 2010 klaar zullen zijn. De procedure voor het certifiëren en het goedkeuren van deze rekeningen zullen evenwel nog enige tijd in beslag nemen. Het is juist met het oog op het efficiënter maken van het beheer van de Koninklijke Munt, dat ik in de loop van het jaar 2005 een volledig geïntegreerd boekhoudsysteem heb besteld, dat in gebruik werd genomen begin 2006.
De gunstige weerslag hiervan op het neerleggen van de jaarrekening kan uiteraard pas volledig tot uiting komen eens de rekeningen voor het jaar 2005 zijn neergelegd.
Mijnheer de voorzitter, u bent ook voorzitter van een subcommissie van Financiën wat de boekhouding betreft. Enkele jaren geleden hebben we een akkoord gesloten met het Rekenhof en de Thesaurie in dergelijke subcommissie. In 1999 hadden wij tien jaar vertraging voor de rekening van de Staat. Tien jaar! Ik heb de eerste rekening aan de Kamer voorgesteld en die was, als ik mij niet vergis, van 1988, bij mijn aantreden als minister van Financiën. Ik heb gezegd dat we zouden evolueren, eerst en vooral naar samenwerking met de Thesaurie en het Rekenhof voor de rekening van de Staat. We zijn nu, na tien jaar, juist op tijd voor de rekening van de Staat. Dat wil zeggen dat we de vertraging met tien jaar totaal hebben weggewerkt.
Ten tweede hebben we gezegd dat we daarna dezelfde redenering zouden volgen voor een aantal instellingen. De twee samen was onmogelijk. Nu zijn we bezig met een aantal instellingen met dezelfde vertraging, meer dan tien jaar. Wat de Koninklijke Munt betreft, denk ik dat we nog een vertraging met een of twee jaar zullen hebben begin 2010. Ik zeg niet dat dit een uitstekend resultaat is, maar de afspraak met de Kamer was om eerst en vooral, wat normaal is, vooruitgang te boeken voor de rekeningen van de Staat. Tien jaar vertraging in 1999, dat was toch veel. Nu zijn we op tijd en we zullen in dezelfde richting gaan voor veel andere instellingen.
Het is niet zo gemakkelijk om dat te doen om één reden, en met die opmerking besluit ik. Wij moeten altijd de rekening van een jaar hebben met een goedkeuring door alle instanties, om naar het volgende jaar te gaan. Ik heb altijd de vraag gehoord waarom niet in één jaar de oefening voor twee, drie, vier of vijf jaren van de boekhouding te doen. Welnu, dat is onmogelijk. Wij moeten de goedkeuring hebben van het Muntfonds, van de inspectie van Financiën, van de revisoren en van het Parlement, en daarna starten wij met het volgende. Wij zullen tot en met het jaar 2008 gaan begin 2010.
01.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik ben er geen pleitbezorger van om meerdere boekhoudkundige jaren in een jaar te doen. Ieder jaar moet correct zijn voor men verder kan gaan. U houdt natuurlijk een pleidooi voor wat u met de staatsrekeningen hebt gedaan, maar ik meen begrepen te hebben dat het niet zo lang meer zal duren om de Koninklijke Munt af te schaffen. Laten we hopen dat tegen het moment waarop u ze gaat afschaffen, u al uw rekeningen hebt gemaakt om uw boekhoudkundig verslag klaar te hebben.
Ik wil alleen even het pijnpunt van de achterstand aanhalen en ik vind het frappant dat men over de instelling die de munten slaat, nog niet eens een boekhoudkundig verslag kan maken. Voor het overige heb ik kennis genomen van uw antwoord, mijnheer de minister.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "l'augmentation des primes d'assurance" (n° 14590)
02 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de verhoging van de verzekeringspremies" (nr. 14590)
02.01 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, je devais adresser ma question au ministre Van Quickenborne mais c’est finalement chez vous qu'elle atterrit, ce dont je me réjouis.
Nombre de compagnies d'assurances ont décidé d'augmenter leurs cotisations. Déjà, il serait intéressant d'en connaître les vraies raisons. Est-ce dû à une augmentation du nombre d'accidents en Belgique? Est-ce, plus prosaïquement, parce que les compagnies d'assurances ont à se refaire une santé suite à la crise des subprimes dans laquelle elles ont perdu beaucoup de plumes? À cet égard, le délégué de Ethias auprès de ma commune m‘a dit très clairement que c’était en partie dû à cela.
Toujours est-il qu'elles le font, me semble-t-il, sans respecter les procédures, à savoir annoncer l'augmentation dans un délai de trois mois imposé par la loi, de manière à permettre à l'assuré de changer d'assureur s'il le souhaite. Ainsi, l'assuré en question, lorsqu'il reçoit sa prime d'assurance ne peut changer d'assureur que l'année suivante. Monsieur le ministre, que comptez-vous faire pour que les assureurs se conforment désormais à la loi et qu’ils reprennent les dossiers dans lesquels ils ont eu l'indélicatesse de ne pas respecter la loi, soit en permettant à l'assuré de changer d'assureur, s'il le souhaite, soit en lui appliquant l'ancien montant avant augmentation, jusqu'à l'échéance à venir l'année suivante?
02.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, je voudrais préciser à M. Flahaux qu’un projet de loi va être déposé au Conseil des ministres en vue de régler le problème qu’il évoque.
Ce projet tend à réduire l’insécurité juridique lors de la modification des conditions contractuelles et de la prime en assurance. Afin de réduire les coûts liés à la notification, origine du non-respect de la procédure par les assureurs, l’utilisation des nouvelles technologies de communication sera autorisée, moyennant de nouvelles règles protectrices des preneurs d’assurance et des assureurs. Les assureurs qui ne respectent pas les délais de notification avant l’échéance (au moins trois mois) sont tenus d’appliquer l’ancien tarif jusqu’à l’échéance de l’année suivante. En cas de contestation, il y a lieu de s’adresser à l’ombudsman des assurances, compétent en matière de plaintes.
Je vous propose, lors du dépôt du texte au parlement, de revenir sur la situation que nous connaissons aujourd’hui et sur l’ensemble des mécanismes qui vont être mis en œuvre pour donner, en fonction des technologies nouvelles, une plus grande efficacité à la relation entre assureur et assuré mais aussi donner une meilleure protection à l’assuré face à un comportement d'un certain nombre de compagnies.
02.03 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, je suis pleinement satisfait par la réponse du ministre qui a précisé les mesures qui existent déjà et qui devraient être mieux communiquées à la population mais aussi par les perspectives qu’il a évoquées pour les modifications futures qui vont dans le sens souhaité.
L'incident est clos.
De voorzitter: Zoals ik daarstraks reeds had gemeld, kan men zijn vraag omzetten in een schriftelijke vraag en het antwoord bij de minister komen ophalen. Wij hebben 88 vragen en we willen dus snel voortmaken.
02.04 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik ga daarmee akkoord, want ik heb hiernaast nog een bespreking.
De voorzitter: Vraag nr. 14541 van de heer Luyckx wordt omgezet in een schriftelijke vraag.
03 Vraag van de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "een automatische kredietlijn bij Citibank" (nr. 14671)
03 Question de M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "une ligne de crédit automatique chez Citibank" (n° 14671)
03.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, Citibank is al een paar keer in onze commissie ter sprake gekomen. Citibank opent nu blijkbaar automatische kredietlijnen, ook voor klanten die er niet om hebben gevraagd. Dat is volgens mij toch iets nieuw in de bankwereld. De bank vindt dat een middel om het betaalgemak van de klanten te verhogen. Klanten die uit voorzichtigheid niet onder nul willen gaan, moeten nu eigenlijk zelf het initiatief nemen en de bank een brief sturen waarin zij melden geen kredietlijn te willen. Ik vind dat de wereld op zijn kop. Bovendien blijkt de bank voor het openen van de kredietlijn zelfs geen recente loonbriefjes op te vragen.
Ik geef heel kort mijn vragen en ik ben ervan overtuigd dat uw antwoorden even kort zullen zijn, mijnheer de minister. Ten eerste, kan Citibank zonder aanvraag van haar klanten zomaar kredietlijnen openen? Vindt u het normaal dat de klant expliciet en schriftelijk moet weigeren dat de bank zo'n kredietlijn opent?
Ten tweede, volgde Citibank de deontologische regels ter zake wel voldoende? Moet de bank voor het geven van krediet eerst niet een volledig en correct beeld krijgen van de klant? Moet zij dus bijvoorbeeld niet die loonbriefjes opvragen? Vindt u ook niet dat de regels van goed bestuur worden overtreden door de klant betalingsgemak aan te bieden, ook als de klant daarvoor eigenlijk geen vragende partij is? Als men de automatische kredietlijnen ongemoeid laat, welk argument heeft men dan nog als morgen een bank ongevraagd overschrijvingen voor allerlei particuliere verzekeringen zou doorsturen? Stel u voor dat de klant die dan per ongeluk betaalt en op de duur met dubbele verzekeringen zit.
Ten slotte, denkt u eraan om met Citibank te overleggen of wordt de CBFA hiervoor ingeschakeld? Welke andere mogelijkheden hebt u om op te treden?
Ik dank u voor uw antwoord.
03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, de vragen van de heer Logghe hebben betrekking op kredietverlening aan particulieren. De materie van het krediet behoort in de eerste plaats tot de bevoegdheid van mijn collega-ministers, de heer Van Quickenborne, die bevoegd is voor kredieten aan consumenten, en de heer Magnette, die bevoegd is voor consumentenbescherming en de problematiek van de overmatige schuldenlast. Bovendien is ook de wet op de handelspraktijken van toepassing. Die wetgeving valt eveneens onder de bevoegdheid van collega Van Quickenborne.
Het komt bijgevolg mijn collega’s minister toe die vragen te beantwoorden.
Wat vraag vier betreft, waarin naast de problematiek van de kredietverlening ook wordt verwezen naar verzekeringsproducten, kan ik u melden dat ik geen weet heb van praktijken waarbij banken zonder vraag of opdracht van hun klanten overschrijvingen zouden rondsturen waardoor deze klanten ongevraagd verzekeringsovereenkomsten zouden afsluiten.
Hoe dan ook voorziet de verzekeringswetgeving in een bescherming van de verzekeringsnemer. Artikel 12bis van de wet van 27 maart 1995 inzake de verzekerings- en herverzekeringsbemiddeling voorziet met name in een voorafgaande informatieplicht tegenover de kandidaat-verzekeringsnemer, en bepaalt dat diens verlangens en behoeften voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst moeten worden geïdentificeerd.
Kortom, wat uw specifieke vraag over krediet aan particulieren betreft, verwijs ik u naar mijn collega’s. Verder moet ik u zeggen dat wij, zoals aangekondigd door de eerste minister in de regeringsverklaring, een nieuwe organisatie voorbereiden van de reglementering van de bank- en verzekeringssector, en ook van de markt. In het raam van die nieuwe reglementering zal er een specifiek hoofdstuk zijn dat de consumenten betreft.
Misschien is het mogelijk tijdens de besprekingen daarover terug te komen op de details van uw vraag. Verder moet ik u echter zeggen dat uw eerste vragen bestemd zijn voor mijn twee collega’s.
03.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u. Ik heb genoteerd dat u bezig bent aan een wetsontwerp over verzekeringen. Ik weet niet of er al bekend is wanneer wij dat wetsontwerp over verzekeringen mogen verwachten?
Ik noteer dat vier van mijn vijf vragen voor minister Van Quickenborne zijn. Ik zal ze hem te gelegener tijd stellen.
Wat de verzekeringen betreft, kijk ik uit naar de nieuwe reglementering inzake de banken en de verzekeringsmaatschappijen.
Ik stel wel vast dat de banken enorm veel informatie krijgen van de klant, over betalingen aan hun verzekeringsmaatschappijen, enzovoort. Bij een aantal banken bestaat toch de bijna onweerstaanbare drang om daarvan gebruik te maken en de klanten toch soms ongevraagd informatie te sturen.
Kunt u mij zeggen wanneer het wetsontwerp over de verzekeringen te verwachten valt? U hebt er daarjuist tegen collega Flahaux iets over gezegd.
03.04 Minister Didier Reynders: Het is klaar voor de Ministerraad. Het komt op een van de volgende Ministerraden.
03.05 Peter Logghe (Vlaams Belang): Ik dank u.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de bedrijfsbelastingen" (nr. 14722)
04 Question de M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'impôt des sociétés" (n° 14722)
04.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 2 juli hebt u tijdens de plenaire zitting in de Kamer beloofd uw administratie een studie te laten maken over de 100 grootste bedrijven in België en meer bepaald hoeveel winst ze de voorbije tien jaar hebben gemaakt en hoeveel belastingen ze hebben betaald. U wist toen te vertellen dat dit zeer vlug kon gebeuren.
Mijnheer de minister, is die studie intussen afgewerkt?
Zo ja, kunnen wij die studie krijgen?
04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, hierbij bezorg ik u een overzicht van de evolutie van de door de 500 grootste ondernemingen betaalde vennootschapsbelasting voor de aanslagjaren 2001 tot en met 2008. Voor elk aanslagjaar wordt ook het aandeel van de top 500 in de totale opbrengst van de vennootschapsbelasting weergegeven.
Vanwege het beroepsgeheim werd er geopteerd voor de situatie van de 500 grootste ondernemingen in plaats van de situatie van de 100 grootste, aangezien uit de resultaten van de 100 grootste bedrijven de bewegingen van bepaalde individuele ondernemingen zouden kunnen worden ontleed.
Tevens wordt opgemerkt dat als criterium het omzetcijfer werd gehanteerd, zoals blijkt uit de neergelegde niet-geconsolideerde jaarrekeningen. Wij zijn echter bereid om andere statistieken te nemen.
Ik zal twee voorbeelden geven. Ik zal u een kopij geven van heel de lijst. Voor aanslagjaar 2001 bedroeg de globale vennootschapsbelasting van de 500 grootste ondernemingen 2 155 miljoen euro. Het aandeel van de top 500 in de globale vennootschapsbelasting bedroeg 22,9 procent. In 2008 was het 3 362 miljoen euro en 26,5 procent. Er zijn evoluties, het was 28,7 procent in 2006 en 21,6 procent in 2003. Voor 2006, 2007 en 2008 is het een raming van de situatie na afloop van de aanslagtermijn van drie jaar, artikel 354 van WIB 1992, op basis van de resultaten van de inkohiering tot en met augustus.
Uit bovenvermelde cijfers blijkt dat de grote ondernemingen wel degelijk een heel pak van de vennootschapsbelastingen voor hun rekening nemen, hoewel deze gegevens voorzichtig dienen te worden geïnterpreteerd. Daar het resultaat van enkele grote spelers de cijfers reeds gevoelig kunnen beïnvloeden, kunnen de volgende tendensen worden afgeleid.
Tijdens het aanslagjaar 2002-2003 kent de door de grote ondernemingen betaalde vennootschapsbelasting een dalend verloop, net als de globale opbrengst van de vennootschapsbelasting en dit ingevolge de economische laagconjunctuur.
Met ingang van het aanslagjaar 2004 geeft de tariefverlaging in combinatie met de economische heropleving een forse boost aan de door de grote ondernemingen betaalde vennootschapsbelasting. Dat was 26 procent, 27 procent en zelfs 28 procent in 2005.
De invoering van de aftrek voor risicokapitaal vanaf het aanslagjaar 2007 drukt de groei van de door de grote ondernemingen betaalde vennootschapsbelastingen. Desalniettemin kunnen voor het aanslagjaar 2007-2008 nog steeds positieve groeicijfers worden opgetekend.
De actuele economische crisis zal uiteraard pas tot uiting komen in de cijfers vanaf het aanslagjaar 2009 en volgende.
Ik herinner eraan dat deze analyse werd uitgevoerd op het niveau van rechtspersonen en dus voor consolidatie. Voor een volledig beeld van de door een grote onderneming betaalde vennootschapsbelasting dient eigenlijk de vennootschapsbelasting, betaald door alle Belgische entiteiten van de ondernemingsgroep in aanmerking te worden genomen en niet alleen de vennootschapsbelasting van de grootste spelers van de groep.
Indien deze werkwijze wordt gehanteerd, zal de door de grote ondernemingen betaalde vennootschapsbelasting uiteraard nog een heel stuk hoger liggen.
Ik beschik over de cijfers van 2001 tot en met 2008.
04.03 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik zal de gegevens met bijzondere aandacht bestuderen.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Valérie Déom au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le montant maximum des dépenses pour la loterie en ligne" (n° 14802)
05 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de maximuminzet bij de on-lineloterij" (nr. 14802)
05.01 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la loterie en ligne sera finalement disponible pour le grand public. Je vous ai déjà interrogé à de nombreuses reprises sur ce dossier tant les craintes, notamment en ce qui concerne la protection des joueurs – et principalement des jeunes joueurs, plus attirés par les jeux virtuels que leurs aînés – étaient nombreuses. Votre dernière interview à ce sujet nous rassure quelque peu, la Loterie ayant mis en place un certain nombre de règles de sécurité comme le contrôle préalable par le biais du registre national.
Néanmoins, s'il faut reconnaître que les mesures annoncées vont effectivement dans le bon sens, une question fondamentale demeure: celle du montant maximum des dépenses pour les futurs joueurs. En annonçant que ce montant était plafonné à 300 euros par semaine, vous vous montriez rassurant. Vous ajoutiez que le joueur pouvait lui-même diminuer ce montant, tout comme il lui était permis de s'auto-exclure du système.
Monsieur le ministre, je trouve, pour ma part, que ce montant est énorme. Et quant à la possibilité "offerte" au joueur de s'autoréguler, je me demande s'il faut applaudir une mesure permettant aux joueurs de ne pas jouer! Ou alors cette possibilité offerte au joueur de s'exclure lui-même du système, "comme on peut le faire au casino" pour reprendre vos propres mots, est un aveu de la Loterie face au risque accru de jeu pathologique engendré par la mise de ses produits en ligne, internet étant, de l'avis des experts, plus propice à engendrer un jeu à risque vu notamment l'absence de contrôle social? Auquel cas on en revient à s'interroger doublement sur le montant des dépenses permis par la Loterie. Cette question a d'ailleurs été abordée lors de l'audition récente de M. Pittevils au parlement, l'ensemble des groupes politiques jugeant d'ailleurs ce montant excessif.
Monsieur le ministre, les produits de la loterie en ligne restent des produits de la Loterie Nationale, c'est-à-dire des produits mis sur le marché par un organe censé réguler le jeu dans notre pays. Or, peut-on parler de régulation ou de pratique encadrée lorsque l'on permet à nos citoyens de jouer, via l'anonymat apaisant du web, 300 euros par semaine soit, au bout du mois, le salaire de nombre de nos citoyens?
Bref, monsieur le ministre, comptez-vous engager une réflexion ou un débat à ce propos avec la Loterie Nationale afin de revoir rapidement ce montant de dépenses excessif pour une entreprise publique censée réguler le jeu et non pas pousser à l'endettement?
05.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, chère collègue, avant de lancer les jeux de loterie sur internet, la Loterie Nationale a prévu un test de lancement. Il s'agit d'un lancement pour un groupe cible limité de joueurs afin de tester les fonctionnalités de la plate-forme et de voir les comportements et le feed-back des joueurs. Tous les services – marketing, sales, legal advise, ICT - seront concernés par ce test et les enseignements qu'il apportera avant le lancement grand public.
Nous voudrions mettre l'accent sur le fait que ces montants sont des maximums et que le joueur a la possibilité de revoir à la baisse trois de ceux-ci. Je vous ai cité les montants: pour les versements hebdomadaires maximums, 300 euros, la perte journalière, 10 euros maximum, et pour les gains, tous les gains supérieurs à 50 euros vont sur le compte bancaire. Pour les gains jusqu'à 50 euros, le joueur pourra choisir lui-même.
On met donc surtout en avant la possibilité pour le joueur de s'autoréguler tout en garantissant certains garde-fous. Ces montants sont des paramètres et la Loterie devra analyser les comportements de ces joueurs pour en tirer les leçons éventuelles et voir s'il faut corriger le tir. Une phase de test est donc lancée.
Le comparatif à ce qui se fait à l'étranger plaide largement en notre faveur. Seules deux autres loteries utilisent autant de modérateurs financiers. Les trois mentionnés, plus le solde maximum du compte joueur.
Si on prend les modérateurs un à un, seule une loterie est plus stricte que nous pour le contrôle des mises hebdomadaires: 250 euros au lieu des 300. Mais je pense que vous allez de toute façon dire que 250 euros, c'est encore beaucoup trop. Mais pour eux, il n'y a pas de possibilité de réduire, donc pas de self regulation. Nous avons prévu la possibilité pour un joueur qui estime ou qui reçoit le conseil qu'il est nécessaire de réduire sa tendance au jeu d'agir sur ce montant.
En dehors de l'aspect financier, on a aussi toute une série d'autres éléments implémentés pour le contrôle du jeu: exclusion temporaire, exclusion définitive, historique du joueur, contrôle de l'âge et de la territorialité, modérateur temporel pour les phases ultérieures, information complète sur les jeux, les chances de gains, des liens vers des aides extérieures, notamment des centres d'aide spécialisés.
Il est clair que les contraintes pour le jeu sur internet sont strictes, plus strictes que celles que l'on pratique aujourd'hui à l'étranger. J'ajouterai – je vous entends déjà dire que les pertes sont importantes – que les règles sur internet sont beaucoup plus strictes que celles qui existent sur le réseau classique.
(….): (…)
05.03 Didier Reynders, ministre: Vous le savez bien. Mais je répète qu'il n'est pas interdit de jouer des sommes beaucoup plus importantes dans le réseau classique alors que sur internet, il y aura des contraintes.
Mais je voudrais surtout vous préciser que l'administrateur délégué de la Loterie Nationale a écrit, le 21 octobre, au président de la commission des Finances. En effet, comme je l'avais annoncé, en vue d'informer le mieux possible les membres de la Chambre des représentants qui sont intéressés par les projets de jeu internet, il propose de recevoir à la Loterie, dans le courant du mois de novembre, les membres de la commission ou de venir devant cette dernière pour exposer à ses membres les enjeux et caractéristiques du projet "interactive gaming system". Le mieux serait, selon moi, de le rencontrer à la Loterie car vous aurez ainsi l'occasion de voir les projets de manière très concrète.
Après avoir décrit le fonctionnement de la plate-forme et les différents modérateurs de jeux, toutes les équipes se tiendront à la disposition des membres de la commission et répondront à toutes leurs questions à ce sujet. Ce courrier a été adressé par M. Ivan Pittevils, administrateur délégué, à M. François-Xavier de Donnea, le président de la commission. Je peux en faire parvenir une copie au secrétariat.
Nous avons des règles assez strictes. Il y a une plate-forme et elle a été testée; vous pouvez venir voir la manière dont les choses vont se passer.
05.04 Valérie Déom (PS): Je remercie le ministre pour sa réponse et pour l'invitation faite aux parlementaires d'aller voir comment tout cela se met en place. Je suppose que dans la foulée, nous aurons les résultats de cette période de test sur le groupe cible.
05.05 Didier Reynders, ministre: Bien entendu, tout cela se fait en toute transparence.
05.06 Valérie Déom (PS): J'entends bien que le jeu dans le secteur traditionnel est moins contrôlé que sur internet mais nul n'ignore que l'addiction est supérieure et totalement différente sur internet et que par ailleurs, cela attire un public plus jeune, même si les moins de 18 ans seront contrôlés.
L'autorégulation du joueur, je n'y crois qu'à moitié. J'aurais voulu vous poser une sous-question. Si vous n'avez pas la réponse, je la poserai à la Loterie. Qui décide d'inverser la limitation? Le joueur lui-même?
05.07 Didier Reynders, ministre: En autorégulation, oui. Cela n'empêche pas de se demander si la Loterie elle-même ne peut pas prendre des initiatives – c'est ce qu'on va vérifier avec le test – en connexion avec des centres d'aide aux joueurs que la Loterie finance d'ailleurs. Ce qui explique que la Loterie reçoive un monopole de la part de l'État, madame Déom, c'est justement cela: la volonté d'attirer les joueurs vers un système contrôlé et de tenter d'éviter des systèmes d'addiction au jeu. C'est pour cette raison que la Loterie finance des projets poursuivant cet objectif.
Ne nous y trompons pas: sur internet, il est des jeux totalement illégaux qui entraînent une addiction extraordinaire de la part des joueurs. Ce qu'on essaie de faire, c'est d'attirer ce public vers des jeux contrôlés et d'éviter les phénomènes d'addiction à travers les jeux classiques, des loteries à deux tirages ou des jeux de grattage. Voilà la démarche. Sinon, il faut interdire le jeu. Mais voyez ce qui se passe avec d'autres types d'interdictions. Vous allez créer alors essentiellement du jeu clandestin.
05.08 Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, il n'est pas anormal que nous soyons attentifs à ce que la Loterie respecte cette mission. Je suis d'accord avec vous, il s'agit des mêmes objectifs que ceux de la nouvelle loi sur les jeux de hasard, pour lesquels nous avons été très attentifs.
Het incident is gesloten.
06 Question de Mme Valérie Déom au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les dégâts collatéraux des jeux en ligne de la Loterie Nationale sur le secteur des libraires" (n° 14803)
06 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de collateral damage van de on-linespelen van de Nationale Loterij voor de dagbladhandelaars" (nr. 14803)
06.01 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je reviens une nouvelle fois vers vous pour aborder le lancement prochain des jeux de la Loterie sur internet.
Ma question traite des conséquences de ce lancement pour les libraires, partenaires historiques. Vous avez, à ce sujet, toujours tenu des propos rassurants et présenté ce lancement comme parfaitement "indolore" financièrement pour le secteur des libraires. Malheureusement, ces propos optimistes se trouvent quelque peu nuancés par divers éléments récents.
En effet, la presse s'est fait l'écho de diverses études ou estimations, parvenues par des vents "favorables" et qui tendent à démontrer que le jeu en ligne, quant à lui, ne sera en aucun cas favorable pour le secteur des libraires. Je citerai brièvement une étude de Synovate, commanditée par la Loterie elle-même, qui tendrait à démontrer la parfaite adéquation entre l'offre d'une entreprise sérieuse, telle que la Loterie, et le profil type de joueurs en ligne traditionnellement méfiant; le plan d'affaires de la Loterie dans lequel l'entreprise estimerait qu'environ 200 000 joueurs passeront par internet pour valider leur bulletin de jeux ou le plan financier de la Loterie nationale qui, selon certaines informations, prédirait même que près de 80 % des joueurs existants de la Loterie passeront à moyen terme sur internet. À cela s'ajoutent encore les sombres estimations des fédérations du secteur (francophone et néerlandophone) qui, en se référant à une étude européenne consacrée au sujet, estiment que la Loterie sur le net entraînera une perte de 20 % pour les libraires!
Monsieur le ministre, pourriez-vous me donner les précisions suivantes.
Quelles sont les conclusions réelles de l'étude réalisée par Synovate à la demande de la Loterie Nationale, dont les résultats ont été repris par la presse francophone en août dernier, notamment sur le profil des joueurs belges face au jeu sur internet en général et face au lancement prochain des jeux de la Loterie on line en particulier? Cette étude constate-t-elle une "cannibalisation" probable des jeux en ligne de la Loterie au détriment des libraires? Pourrions-nous avoir les résultats de cette étude?
À propos du système de cartes prépayées mentionné dans votre interview, les librairies seront-elles les seuls points de vente de ces cartes? Quelle sera la marge bénéficiaire des libraires pour la vente de ce produit? Cette marge est-elle fixe ou soumise à un quelconque objectif de vente? Ce système de cartes prépayées est-il ou sera-t-il limité dans le temps?
Enfin, où en est-on de la table ronde que vous organisez conjointement avec la ministre Mme Laruelle? Le jeu "spécial libraires" verra-t-il prochainement le jour afin de soutenir ce secteur dont on connaît les difficultés? D'autres pistes sont-elles à l'étude?
06.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, madame Déom, le profil des joueurs actuels participant à des jeux de hasard payants sur internet est plutôt masculin, âgé entre 18 et 34 ans, francophone et provenant de différentes classes sociales.
Dans ce segment, la Loterie Nationale est confrontée à des concurrents plus nombreux. De plus, la pénétration des jeux de hasard sur internet est en augmentation.
Par ailleurs, pour le groupe cible que je viens d'évoquer (18 - 34 ans), la part de marché de la Loterie Nationale est en général considérablement moins élevée (56 %) que pour tous les autres groupes cibles. La source est effectivement l'étude Synovate.
Chaque année, dans le cadre d'une étude stratégique, la Loterie Nationale fait analyser le comportement de jeu des Belges, ainsi que la place occupée par ses produits dans ce contexte. Les résultats de cette étude sont présentés au conseil d'administration et ne sont pas rendus publics par la suite. En revanche, je peux vous communiquer un certain nombre de conclusions qui démontrent la nécessité du lancement des jeux de la Loterie Nationale sur internet. Si vous avez d'autres questions, n'hésitez pas à les poser à l'occasion de votre visite à la Loterie Nationale.
L'évolution du comportement de jeu des Belges âgés entre 18 et 34 ans est telle que la part de marché que représente cette tranche d'âge pour la Loterie diminue de plus en plus: 56 %, par rapport à plus de 75 %, qui est la part de marché des plus de 50 ans. En d'autres termes, ce groupe cible (les 18 – 34 ans) éprouve de moins en moins d'attrait pour le réseau de vente traditionnel – les magasins de journaux – et se laisse très tôt, soit dès 15 - 16 ans, séduire par l'offre de jeu proposée sur internet par toute une série de fournisseurs illégaux.
La Loterie Nationale doit donc s'acquitter de son obligation de canalisation vis-à-vis de ce groupe cible, non seulement afin d'offrir des jeux socialement responsables dans lesquels sont intégrés les modérateurs de jeu rappelés en réponse à la question précédente, mais aussi pour assurer que le revenu de ces jeux serve en partie à soutenir de nombreuses causes, en matière sociale, culturelle, sportive ou autre.
Le business plan de la Loterie Nationale estime qu'au bout d'un an ou deux, 200 000 joueurs participeront aux jeux de la Loterie Nationale via son système de jeu interactif, soit 5 % des 4 millions de Belges qui achètent au moins plusieurs fois par mois des produits de la Loterie, et certainement pas 80 %, comme cela a parfois été dit au Parlement.
En ce qui concerne la cannibalisation, différentes études ont démontré que le joueur fidèle continuera à se rendre dans sa librairie habituelle pour jouer. La Loterie Nationale estime que 80 % des 200 000 joueurs qui joueront sur internet ont un jour acheté les produits de la Loterie dans les commerces traditionnels et que les 20 % restants seront des nouveaux joueurs.
Sur les 6,6 millions de Belges qui achètent au moins plusieurs fois par an un produit de la Loterie Nationale dans un magasin de journaux, le canal traditionnel perdra, selon cette estimation, 160 000 joueurs occasionnels au profit d'internet.
À l'étranger, nous avons cependant remarqué que les libraires qui fonctionnent bien ne voyaient pas baisser leur chiffre d'affaires suite au lancement des jeux sur internet. Bien au contraire, en adoptant une approche plus dynamique, ces libraires ont pu voir leur chiffre d'affaires augmenter. La Loterie Nationale ne compte dès lors pas réduire ses efforts de marketing et ses efforts commerciaux vis-à-vis de son réseau traditionnel.
La participation aux jeux de tirage sur internet passera par l’ouverture d’un compte joueur unique sur lequel le joueur éligible, c’est-à-dire âgé d’au moins 18 ans et résidant en Belgique, devra verser des disponibilités avant de pouvoir commencer à jouer.
Le joueur interactif pourra alimenter son compte joueur de diverses manières – je l’ai déjà évoqué au Parlement – soit en utilisant sa carte de débit, soit en effectuant un virement off line.
Ce n’est qu’après avoir obtenu la garantie de recevoir l’argent du joueur interactif que la Loterie Nationale autorisera ce dernier à miser dans les limites imposées par les garde-fous mis en place, ce qui rend impossible le jeu à crédit.
Pour des motifs de jeu responsable, la carte de crédit ne sera pas autorisée comme méthode de versement de disponibilités sur le compte joueur.
Pour alimenter son compte joueur – et c’est là que tous les points de vente traditionnels interviennent – le joueur interactif disposera également de la possibilité de se rendre dans un point de vente physique de la Loterie nationale pour y acheter des "e-tickets" de 10, 20, 25 ou 50 euros, imprimés à partir du terminal Altura (montants indicatifs). Sur chaque "e-ticket" vendu, le point de vente percevra une commission fixe de 6 %. Cette commission ne sera pas soumise à un objectif de vente.
Les "e-tickets" pourront être utilisés uniquement pour alimenter le compte joueur ouvrant l’accès au jeu sur internet. Ils ne pourront être ni convertis en espèces ni échangés. Ils seront valables pendant 365 jours à compter du jour de la transaction dans le point de vente.
Cette manière supplémentaire d’alimenter le compte joueur (que beaucoup d’autres loteries n’ont même pas prévue à travers l’Europe ou le monde) démontre que la Loterie Nationale a tenu à associer tous ses points de vente traditionnels – et donc, pas seulement les libraires avec lesquels elle collabore – au nouveau canal de distribution.
J’ai multiplié les contacts avec les libraires, encore à l’occasion du 75e anniversaire de la Loterie que l’on vient de célébrer et qui sera encore célébré dans les prochains mois. Les contacts entre la Loterie et les fédérations de presse sont donc fréquents. Une proposition d'un jeu spécifique offert uniquement dans les librairies est attendue des fédérations. Prodipresse a rappelé récemment dans une interview qu'ils allaient présenter un projet à la Loterie Nationale.
Je répète donc que je reste totalement, comme la Loterie, disponible pour recevoir cette proposition. Nous leur avons proposé qu'un nouveau jeu soit spécifiquement dédicacé aux libraires, mais ils nous ont dit qu'ils allaient nous faire une proposition. Je l'attends et ne vais évidemment pas la formuler à leur place.
06.03 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre pour l'ensemble de ses informations.
Je souhaite simplement obtenir une petite précision. Par qui sont réalisées les différentes études que vous avez citées?
06.04 Didier Reynders, ministre: Ce sont des sources Synovate.
06.05 Valérie Déom (PS): Il s’agit donc bien de cette étude-là dont on parle. Par rapport à cela et malgré les études, il est vrai qu’il y a d’autres études européennes qui citent des chiffres plutôt inquiétants et contraires. On peut quand même comprendre la crainte des libraires. C’est un secteur de petits indépendants aussi touchés par la situation économique. Si on ne conteste pas la légitimité de la loterie de lancer des produits en ligne étant entendu que de toute façon, il y a une frange de la population qui joue déjà sur un certain nombre de jeux illégaux.
C’était d’ailleurs également l’objectif de la nouvelle loi sur les jeux de hasard. Je pense que nous devons être attentifs à la fois à la mission de canalisation du jeu et non pas simplement à l’attrait commercial et par ailleurs à la compensation pour les partenaires historiques que sont les libraires. Par rapport à la commission de 6 % sur la carte prépayée comme on le dit dans le jargon, pour le moment, il n’y a pas de limitation dans le temps au niveau de la disponibilité?
06.06 Didier Reynders, ministre: (Intervention hors micro).
L'incident est clos.
- de heer Peter Luykx aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de verlenging van de btw-verlaging in de bouwsector" (nr. 14897)
- de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de btw-verlaging in de bouwsector die afloopt op 31 december" (nr. 14949)
- de heer Peter Luykx aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het verlaagd tarief voor vernieuwbouw" (nr. 15789)
- M. Peter Luykx au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la prolongation du taux de tva réduit dans le secteur de la construction" (n° 14897)
- M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la diminution de la TVA dans le secteur de la construction, dont l'échéance est fixée au 31 décembre" (n° 14949)
- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le taux réduit pour les travaux de rénovation" (n° 15789)
07.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het kader van het herstelplan ging op 1 januari 2009 de maatregel van kracht om tot en met 31 december 2009 een btw-verlaging van 6 procent op privéwoningen en sociale huisvesting in te lassen. Dit initiatief werd in de bouwsector vanzelfsprekend op veel enthousiasme onthaald.
De regering heeft nu meegedeeld dat zij deze maatregel tot 31 maart 2010 zal verlengen.
Ik heb begrepen dat men als bijkomende voorwaarde heeft gesteld dat de bouwaanvraag voor 31 maart 2010 moet binnen zijn.
Zijn de modaliteiten van deze verlenging dezelfde als de oorspronkelijke maatregel? Dit om alle mogelijke onduidelijkheid weg te nemen.
Moet een particulier binnen een bepaalde tijdspanne de werken laten uitvoeren of een factuur daarvan ontvangen, om te genieten van het verlaagde btw-tarief? Kan dat bijvoorbeeld tot en met 2012 of 2013?
Zijn er cijfers bekend over het aantal aanvragen die er dit jaar dienaangaande zijn ingediend?
Veel mensen vragen zich af of zij in aanmerking komen voor deze maatregelen. Werden er initiatieven genomen om de burger in te lichten? Zal dat in de toekomst gebeuren?
07.02 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de vraag is gedeeltelijk zonder onderwerp, mijnheer de minister, omdat u de verlenging van de verlaging van 6 procent in de bouwsector pas vorige week heeft afgekondigd. De eerste twee vragen vallen dus sowieso weg. Ik spring over naar de derde vraag.
Worden de voorwaarden versoepelt, zodanig dat er meer bouwwerken onder deze maatregel vallen?
De bouwsector is uitdrukkelijk geïnteresseerd om meer en versoepelde voorwaarden te krijgen, zodanig dat de impuls volledig kan doorwerken.
Zijn er al resultaten van de afgekondigde btw-verlaging?
De regering moet toch simulaties hebben gemaakt van de resultaten van een verlenging van de btw-verlaging in de bouwsector, bijvoorbeeld op het vlak van behoud van werkgelegenheid, bedrijfsresultaten of faillissementen die niet plaatsvinden. Kunt u ons een zicht hierop geven?
07.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, er is natuurlijk ook nog het verlaagd tarief voor de vernieuwbouw.
Blijft dat tarief ook van toepassing voor de particulieren voor 31 maart van volgend jaar?
Wordt die regeling voor de particulieren die in 2009 reeds van het verlaagd tarief genoten, ook verlengd, of moeten zij een nieuwe aanvraag indienen?
Ten slotte, is er ook een einddatum waarbinnen de werkzaamheden voldaan moeten zijn, ook voor die vernieuwbouwwerken, om van het verlaagd tarief te kunnen genieten? Die materie was niet heel duidelijk bij de aankondiging. Het was niet duidelijk of dat verlaagd tarief van kracht blijft.
07.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Luykx, ik zal mijn antwoord in twee delen opsplitsen, namelijk eerst de huidige maatregelen en vervolgens de verlenging ervan.
Men kan niet ontkennen dat de maatregelen in het raam van het relanceplan positieve effecten hebben voor de bouwsector. Ik kan alleen maar bevestigen dat de regering over de eventuele verlenging of uitbreiding van die maatregelen een beslissing heeft genomen bij de voorbereiding van de begroting voor 2010, maar ik kan nu meer zeggen in dat verband dan op het moment dat u uw vraag indiende, te weten op 21 september. In de tekst van het voorbereide antwoord staat “zal nemen”, maar ik kan u nu zeggen dat die beslissing is genomen.
Voor concrete, tastbare resultaten, is het nog wat vroeg.
Voor het aantal ingediende aanvragen bij de diverse btw-controles, zijn er eveneens nog geen cijfers bekend. Mijn administratie is evenwel bereid om, indien u dat wenst, de desbetreffende cijfers op te vragen. Dat zal dan voor het begin van volgend jaar zijn. Het is namelijk beter om dat te doen voor het hele jaar 2009.
Er verloopt inderdaad meestal toch enige tijd tussen het nemen van een fiscale maatregel en in casu de investeringsbeslissing.
Bovendien speelt niet enkel het btw-tarief een rol bij de investeringsbeslissing. Factoren als de mate van jobzekerheid, de rentetarieven, de liquiditeiten van de financiële markten met de eventuele repercussies daarvan op de toekenningsnelheid van hypothecaire leningen, spelen evenzeer een rol.
Maatregelen die in binnen- en buitenland genomen zijn gedurende het afgelopen jaar hebben dan ook globaal — dat is van belang — bijgedragen tot de actuele evolutie, ook die in de bouwsector. Maand na maand blijkt ook daar een lichte verbetering van de toestand. Dat is vooral zichtbaar in de tewerkstelling. Op basis van gegevens van de FOD Economie zou de tewerkstelling in de bouwsector in het tweede trimester lichtjes zijn gestegen, zowel in relatie tot het eerste trimester van 2009, plus 0,5 procent, als in relatie tot het tweede trimester van 2008, plus 0,3 procent.
Mijnheer Luykx, de folder over 6 procent btw voor privéwoningen en sociale huisvesting heeft betrekking op de btw-tariefverlagingen die van toepassing zijn in de onroerende sector vanaf 1 januari tot en met 31 december 2009. Die folder kan worden gedownload of besteld via de website minfin.fgov.be. De publicatie kan worden aangevraagd op de verschillende adressen van het departement. Ik zal de verschillende adressen niet opnoemen. Er is ook een contactcenter in de North Galaxy in Brussel. Meer gespecialiseerde publicaties in dit verband kunnen worden geconsulteerd op Fisconet.be. Er wordt inzonderheid verwezen naar specifieke informatie. In dat verband, zal ik de twee leden een kopie van de gegevens bezorgen.
Concreet zal ik alle cijfers geven voor 2009 maar een van de redenen voor de verlenging is juist het feit dat we moesten vaststellen dat een jaar misschien te kort was om een echt effect te krijgen. Dat was de vraag van de ganse sector. De regering heeft dus beslist de verlaging van het btw-tarief voor de werken in roerende staat en de ermee gelijkgestelde handelingen bedoeld in de artikelen 1quater, 1quinquies en 1sexies van het koninklijk besluit nr. 20 inzake het btw-tarief, te verlengen tot en met 31 december 2010 op voorwaarde dat er voor 1 april 2010 een stedebouwkundige vergunning wordt aangevraagd.
Wij vragen dus niet, zoals in 2009, een werf met een aantal betalingen maar alleen een stedebouwkundige vergunning die wordt aangevraagd. De budgettaire weerslag voor 2010 wordt geraamd op 150 miljoen euro. Over deze maatregel zal voldoende worden gecommuniceerd, onder meer via een brochure en de website van de Federale Overheidsdienst Financiën, in samenwerking met de federatie van de bouwsector. De plaatselijke btw-kantoren kunnen ook de nodige inlichtingen verschaffen.
Ik heb de regering gezegd dat dit een goede maatregel was voor 2009 maar dat wij een verlenging nodig hadden om een echt effect te verkrijgen. Een verlenging die alleen vereist dat men een aanvraag stuurt naar de stedelijke administratie is beter dan een die een echte werf vereist. Tot en met eind maart kunnen we dus een echte boost geven aan de sector. Er is dus een verlenging tot 2010 maar de aanvrager moet voor 1 april 2010 een aanvraag tot stedebouwkundige vergunning indienen.
07.05 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
Indien de werken pas na 31 december 2010 zouden starten, om welke reden ook, is de toelage niet meer van toepassing. Het is dus aangewezen dat de bouwheer en de architect het dossier snel in orde maken en ervoor zorgen dat zij zeker voor 2010 met de werken starten.
07.06 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Heb ik het goed begrepen dat de aanvraag binnen moet zijn en niet de vergunning zelf?
07.07 Minister Didier Reynders: Ja.
07.08 Peter Logghe (Vlaams Belang): Aan de voorwaarden van de oorspronkelijke aanvraag is dus niets gewijzigd? Goed.
07.09 Peter Luykx (N-VA): Voor de renovatie geldt dus dezelfde regeling? Dat is zeer duidelijk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: (…)
08 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de grensinspectiepost Linkeroever in de Antwerpse Haven" (nr. 14915)
08 Question de M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le poste d'inspection frontalier Linkeroever au port d'Anvers" (n° 14915)
08.01 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, onlangs is in de haven van Zeebrugge een nieuwe grensinspectiepost ingehuldigd. We hebben er op dit moment nog eentje op overschot, die ongeveer twee jaar in ruwbouw staat en op het punt staat om open te gaan. De federale politie heeft er zijn intrek al genomen.
Mijn vraag is heel eenvoudig. Wanneer zal die grensinspectiepost eindelijk, na een lange lijdensweg die ik ken en die u mij niet moet uitleggen, kunnen worden ingehuldigd? Wanneer zal Douane en Accijnzen zijn intrek in de grensinspectiepost kunnen nemen?
08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, op de grensinspectiepost Linkeroever moeten alleen nog een beperkt aantal technische infrastructuurwerkzaamheden worden uitgevoerd, in opdracht van de stafdienst ICT van de FOD Financiën. De toelating om die werken aan te vangen werd door de verhuurder pas gegeven vanaf het ogenblik dat het huurcontract daadwerkelijk was goedgekeurd door de Ministerraad.
De ingebruikname is door de Administratie der Douane en Accijnzen gepland tegen 1 november 2009.
Ik heb nog een zeer belangrijke inlichting voor u, mijnheer Waterschoot. De feestelijke inhuldiging zal waarschijnlijk later plaatsvinden, afhankelijk van de afspraken die ter zake zullen worden gemaakt met alle partners die gebruikmaken van het GIP.
Normaal starten wij op 1 november met de ingebruikname.
08.03 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, ik ben blij met dit heuglijk nieuws. Ik wil nog zeggen dat het mij echt niet om het feestje te doen is, maar veeleer om de bedrijven die nog via de Antwerpse files – wat vandaag ook actueel is – naar de rechteroever moeten om daar naar de grensinspectiepost te rijden.
08.04 Minister Didier Reynders: Wij zullen geen brug bouwen, maar toch…
08.05 Kristof Waterschoot (CD&V): Wie weet.
08.06 Minister Didier Reynders: Financiën zal dat niet doen. Dat is zeker.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Christian Brotcorne en mevrouw Katrien Partyka zijn niet aanwezig. De samengevoegde vragen nrs. 14926 en 15506 worden geschrapt.
09 Vraag van mevrouw Sabien Lahaye-Battheu aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de bevoegdheden van de Regie der Gebouwen inzake de gebouwen van Justitie" (nr. 14911)
09 Question de Mme Sabien Lahaye-Battheu au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les compétences de la Régie des Bâtiments en ce qui concerne les bâtiments de la Justice" (n° 14911)
09.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, naar aanleiding van de ontsnappingen uit zowel de gevangenissen van Brugge en Merksplas als uit het justitiepaleis van Brussel afgelopen zomer, kwam de commissie voor de Justitie eind augustus vervroegd bijeen. Uw collega, minister van Justitie De Clerck, pleitte tijdens die commissievergadering niet alleen voor samenwerking tussen enerzijds de Regie der Gebouwen als de bouwheer van gevangenissen en gerechtsgebouwen en anderzijds Justitie als gebruiker ervan, maar ook voor een groter budget en een grotere verantwoordelijkheid voor Justitie om in de gebouwen waar Justitie permanent aanwezig is, de nodige stappen te kunnen zetten als er problemen zijn. Ik noem bijvoorbeeld de dagelijkse opvolging van de veiligheidsproblematiek of het rechtstreeks ingrijpen in infrastructuurwerken.
Minister De Clerck wees er ook op dat die visie op de gerechtsgebouwen vervat zit in de hele filosofie van de hervorming van het gerechtelijk landschap, die nu heel actueel is. Immers, Justitie wil de facility manager, de gebouwenmanager, ook onder zijn hoede hebben. Minister De Clerck zei letterlijk: "Als wij dat organiseren als facility manager, dan moeten wij daarvoor ook een budget hebben."
Mijnheer de minister, gaat u akkoord met het standpunt van uw collega, de minister van Justitie, om een deel van de bevoegdheid die nu bij de Regie der Gebouwen zit, over te hevelen naar Justitie?
Zo ja, hoe ziet u dan die bevoegdheidsverdeling? Binnen welke tijdspanne kan die nieuwe methode worden toegepast?
Zo niet, wat zijn uw overwegingen?
09.02 Minister Didier Reynders: Mevrouw Lahaye-Battheu, ik zal de huidige relatie tussen de Regie der Gebouwen en Justitie toelichten.
De samenwerking tussen de Regie der Gebouwen en de federale overheidsdiensten in het algemeen wordt in de eerste plaats geregeld door het administratief onderhoudsreglement, dat de wederzijdse rechten en verplichtingen inzake het gebruik, de inrichting, het onderhoud van de staatsgebouwen en de gehuurde gebouwen definieert. Dat reglement legt nu al een aantal belangrijke facilitaire verantwoordelijkheden en opdrachten bij de FOD’s. Dat is ook zo bij de FOD Justitie. Ruw geschetst komt het hierop neer dat de regie de verplichtingen van de eigenaar op zich neemt en de FOD die van de huurder.
De Regie der Gebouwen heeft het initiatief genomen om dat document te actualiseren en heeft in dat kader aan de FOD's, waaronder de FOD Justitie, de gelegenheid gegeven om op het voorstel van herwerkte tekst opmerkingen te formuleren. De FOD’s, waaronder Justitie, hebben dat ook gedaan. Hun opmerkingen werden verzameld. Zij zullen resulteren in een nieuw reglement, waarin de wederzijdse rechten en verplichtingen van FOD’s en de regie inzake bezetting, onderhoud en inrichtingen van staatsgebouwen en gehuurde gebouwen zullen worden geherdefinieerd.
Het nieuwe reglement laat bovendien ruimte om met elke FOD, zo ook met de FOD Justitie, een aanvullende overeenkomst te sluiten die inspeelt op de specificiteiten van elke FOD. In het nieuwe reglement wordt ook de beslissing van de Ministerraad van 6 februari 2004 inzake de verdeling tussen de regie en de FOD’s van de tenlasteneming van de eerste installatiekosten geïntegreerd. Dat is een zeer lang verhaal op de Ministerraad, voor alle departementen.
Het volledige nieuwe reglement zal over afzienbare tijd, na advies van de inspectie van Financiën, voor goedkeuring aan de Ministerraad worden voorgelegd. Ik moet u zeggen dat er op vraag van de FOD’s meer bevoegdheden komen voor de verschillende FOD’s in relatie tot de regie.
De relatie tussen de Regie der Gebouwen en de FOD Justitie dient er in de eerste plaats een te zijn van goede samenwerking, dewelke ertoe strekt dat bovenvermelde bevoegdheidsverdeling goed functioneert en leidt tot een zo efficiënt mogelijk gebouwenbeheer.
Hiertoe werden er tussen de FOD Justitie en de Regie der Gebouwen dan ook twee samenwerkingsprotocollen gesloten, één voor de gevangenissen en één voor de gerechtsgebouwen. Er werd een task force ingesteld die wekelijks samenkomt, met vertegenwoordigers van de beleidscellen van Financiën en Justitie en van de administraties van de regie en de FOD Justitie om de samenwerking te optimaliseren.
Terwijl de verdeling van de verantwoordelijkheden, zoals eerder gezegd, thans in grote mate gelijk is aan die tussen een verhuurder en een huurder, is het de ambitie van de regie om in de toekomst voldoende capaciteit en competentie te verwerven om alle aan gebouwen verbonden facilitaire diensten aan de FOD’s te kunnen aanbieden.
Voor de FOD Justitie, om meer precies te zijn, hebben wij ook een meerjarenplan voor investeringen. Wij zullen nu een aantal herberekeningen maken, na de begrotingsbeslissingen. Wij proberen dezelfde timing aan te houden, waarbij de verschillende geplande investeringen gewaarborgd zijn.
Ik heb alle details gegeven en ik ben bereid om het Parlement alle teksten toe te sturen na de goedkeuring in de Ministerraad.
09.03 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor het duidelijk antwoord. Ik heb een puntje van repliek. U stelt dat het reglement wordt geactualiseerd. Er zijn opmerkingen gekomen van Justitie en binnenkort komt er een nieuw reglement dat erin zal bestaan dat ook de FOD Justitie meer bevoegdheden krijgt. Hebt u een timing in dat verband?
09.04 Minister Didier Reynders: Wij wachten nu op het advies van de inspectie van Financiën en daarna gaan we naar de Ministerraad. Er is echter al een akkoord. We zijn dus al bezig met de toepassing ervan.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "Belgacap, de aanvullende verzekering bij de kredietverzekering" (nr. 14959)
10 Question de M. Peter Logghe à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "Belgacap, l'assurance complémentaire supplétive à l'assurance-crédit" (n° 14959)
10.01 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in kredietverzekeringen zit een stuk verzekeringen. Ik denk dat de vraag terecht bij u voorligt, hoewel zij was gesteld aan minister Laruelle. Voor de export zijn kredietverzekeringen natuurlijk zeer belangrijk. België is vooral een exportland en dat maakt het nog belangrijker. Exporteurs kunnen zich indekken. U kent de techniek beter dan ikzelf. Het is al een tijd geweten dat kredietverzekeraars hun voorwaarden aan het aanscherpen zijn en dat zij steeds meer werken met verlaagde dekkingen. Daarvoor werd door de federale overheid Belgacap opgericht, de Belgische aanvullende kredietverzekering.
Hoeveel aanvragen werden sinds het oprichten van Belgacap ontvangen? Hoeveel uitkeringen werden er toegestaan? Kunt u mij een idee geven van de uitkeringen, en dat mag eventueel op papier?
Heeft de overheid ook een bedrag bepaald als maximale uitkering op jaarbasis? Het is ook belangrijk voor personen die een beroep zouden willen doen op kredietverzekeringen te weten wat de pot van Belgacap inhoudt.
Belgacap dekt de leverancierskredieten van ondernemingen aan België en aan debiteuren in de Europese Economische Ruimte. Dat is het principe van Belgacap. Wanneer ik echter kijk naar de webstek van Belgacap, staat er: “Tot nader officieel bericht van de Belgische Staat kan het systeem niettemin enkel worden gebruikt voor Belgacaplimieten op Belgische klanten. Zodra de Europese Commissie Belgacap verenigbaar heeft verklaard met de gemeenschappelijke markt” – blijkbaar is dat nog niet gebeurd – “zullen de Belgacaplimieten kunnen worden aangevraagd op alle klanten binnen de Europese Economische Ruimte”.
Mijnheer de minister, heb ik het goed begrepen dat de uitkering van Belgacap momenteel alleen geldig is voor Belgische bedrijven inzake betaalproblemen met Belgische klanten? Met andere woorden, wat is dan het nut van deze bijkomende verzekering? Kredietverzekeringen zijn bedoeld om export in te dekken. Als ik het goed lees en goed heb begrepen, gaat het hier alleen over contracten tussen Belgische klanten en Belgische klanten.
Wanneer komt er groen licht vanwege Europa? Wanneer zal Belgacap efficiënt kunnen beginnen werken?
10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, tot nu toe zijn 52 dossiers bij het Participatiefonds ingediend, waarvan er vier door de kredietverzekeraar werden ingetrokken. Er zijn dus 48 aanvaarde dossiers, die samen goed zijn voor 4 921 000 euro, zijnde gemiddeld ongeveer 100 000 euro per dossier. Van voornoemde 48 ingediende dossiers werd het merendeel bij Euler ingeschreven. De rest is verdeeld onder Coface en Atradius.
Het voorziene systeem berust op een staatswaarborg die onder bepaalde voorwaarden aan de ondernemingen wordt verleend. De gevraagde premie, die momenteel 1 procent van de gedekte bedragen is met een dekking op halfjaarlijkse basis, werd op grond van een hoger schadelastrisico berekend.
Voorts kan Belgacap pas worden geactiveerd, indien de premievoet van de kredietverzekeraar lager is dan de premievoet van Belgacap, wat de dekking van een aantal heel specifieke risico’s uitsluit. Paradoxaal genoeg worden bedoelde risico’s dankzij nicheproducten nog steeds gedekt.
Belgacap komt enkel aanvullend op een verzekeringsovereenkomst tussen. Hetzelfde geldt bij een schadevergoeding.
In 2009 werd geen enkel bedrag ingeschreven. Het is uitermate onwaarschijnlijk dat er meteen schadegevallen opduiken die nog dit jaar om een schadevergoeding zouden vragen. Hoe dan ook komt het Participatiefonds precies tussen om de voorfinanciering van het systeem te verzekeren.
Voor 2010 heb ik voorgesteld om 3 miljoen euro als uitgaven en als ontvangsten in een nieuwe basisallocatie te begroten. Zoals ik echter al vermeldde, zullen wij alles in het werk stellen om Belgacap self-supporting te maken.
Wij hebben, zodra het koninklijk besluit was goedgekeurd, de Europese Commissie van onze bedoelingen op de hoogte gebracht. De Europese Commissie wou bij een case team een dossier voor staatssteun openen. Er werden meerdere vragen gesteld, waarop ik een antwoord verstrekte. Op dezelfde wijze heb ik een reeks bijkomende vragen beantwoord.
Gezien de tijd die de diensten van de Europese Commissie voor voornoemd onderzoek namen, heeft mijn kabinet contact opgenomen. Vorige week vond dan ook een onderhoud plaats.
Niets lijkt de geldigverklaring van Belgacap in de weg te staan. Ik ben hopelijk realistisch, wanneer ik verklaar dat wij binnen de twee weken eindelijk een gunstig antwoord mogen verwachten.
Tot slot is het vermeldenswaardig dat de Nederlandse overheid, die ook een aanvullende kredietverzekering invoerde, onlangs de toestemming van de Europese Commissie kreeg.
10.03 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
Ik neem nota van het feit dat men erop rekent binnen twee weken groen licht te krijgen van Europa. U hebt gezegd dat Nederland ook een dergelijke aanvullende kredietverzekering heeft ontwikkeld en dat zij al antwoord hebben gekregen van Europa. Hoe komt het dat wij nog geen antwoord hebben gekregen en Nederland wel?
Ik zal u binnen twee weken opnieuw ondervragen om te horen of u groen licht hebt gekregen.
10.04 Minister Didier Reynders: Doe dat maar binnen drie weken. Ik zal hierover pas binnen twee weken iets meer vernemen.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het internetgebruik bij FOD Financiën" (nr. 15126)
11 Question de M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'utilisation d'internet au SPF Finances" (n° 15126)
11.01 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, enkele maanden geleden verscheen in de pers dat de inspecteurs van Financiën gebruikmaakten van sociale websites en van Google om gegevens over belastingbetalers te bemachtigen.
Ik heb van die inspecteurs een aantal vragen gekregen. Zij hebben vastgesteld dat die toegang niet meer werkt. Zij stellen dat vooral in hun onderzoeken naar gegevens in verband met een bijberoep het heel nuttig kan zijn over Google te beschikken. Zij betreuren dan ook deze evolutie.
Vandaar volgende korte vragen: wat is de reden voor de recente beperking van het internetgebruik? Hoe staat u tegenover het gebruik van internet als informatiebron voor deze inspecteurs? Bent u bereid die beperking te laten opheffen voor bepaalde doelgroepen?
Ik wil, om efficiënt te kunnen werken, vermelden dat ik het antwoord heb gelezen dat u in de Senaat hebt gegeven op een schriftelijke vraag van de heer Wille. Maar ik zou hier graag nog aanvullende informatie over hebben.
11.02 Minister Didier Reynders: Ik heb het antwoord bij mijn administratie opgevraagd. Tot een jaar geleden werd de toegang tot het internet alleen verleend aan de ambtenaren die het gebruik ervan konden rechtvaardigen. Sindsdien heeft de FOD Financiën een deontologische ICT-code vastgelegd met regels over de aanwending van de informaticamiddelen. Het internetgebruik wordt in hoofdstuk 4 van de deontologische ICT-code beschreven.
Sinds de invoering van deze deontologische ICT-code wordt de toegang tot het internet standaard aan alle ambtenaren van de FOD Financiën verleend. Toch werd de toegang tot een aantal sites zoveel mogelijk geblokkeerd. Het gaat dan vooral over sites met weinig professionele doeleinden of met een mogelijk gevaar, sites die te veel bandbreedte in beslag nemen of in strijd zijn met de wetgeving op de auteursrechten.
Onderstaande
internetcategorieën werden geblokkeerd: intimate apparels, swimsuits, nudity,
peer to peer, pornography, proxy avoidance, sex education, audio- or video
clip, block personal page, shut instant messaging, entertainment, gambling,
games, social networking, sports and recreation, TV- and video streams,
violence, hate, racism.
It's
normal. I must confirm this list.
Ik moet u zeggen dat ik dit ook in het Frans en het Nederlands heb. Het is normaal dat dit gebeurt in een administratie. Dat is er gekomen op vraag van een aantal mensen uit de administratie om te komen tot een betere werking in een aantal diensten. Het betreft een deontologische ICT-code.
Ik denk dat het misschien mogelijk moet zijn om een algemene deontologische ICT-code in te voeren voor alle FOD's. Dit zou misschien nog beter zijn. Het lijkt mij toch normaal om zoiets te doen.
11.03 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de minister, zoals u het nu voorstelt, is het natuurlijk de meest normale zaak. Mocht het soort websites dat u opsomt niet geblokkeerd zijn, zou dit mij aanzetten om u daarover een vraag te stellen.
Ik zal dit nog eens navragen bij de mensen in kwestie want ik zou niet begrijpen dat een aantal zoekmachines niet toegankelijk zijn terwijl dit volgens uw lijst wel het geval moet zijn. De mensen gebruikten dat in de praktijk om te controleren of mensen al dan niet een bijberoep hebben. Op dit moment zou dit niet meer kunnen. Ik zal het navragen en desnoods uw kabinet daarover contacteren.
11.04 Minister Didier Reynders: Om een aantal sites te blokkeren, is er een voorafgaande beslissing nodig. Er gebeurt daarvoor geen controle van het gebruik van het internet door de ambtenaren. Er is een voorstel van een controle a posteriori. Dit wil zeggen dat alle activiteiten van de ambtenaren op internet moeten worden geverifieerd. Wat mij betreft, maar ik ben misschien te liberaal, ik ben voorstander van een preventieve aanpak met de blokkering van verschillende sites in plaats van een verificatie van alle activiteiten van de verschillende ambtenaren.
11.05 Kristof Waterschoot (CD&V): Heel kort. Ik ben het absoluut eens met uw technische benadering. Ik zal mijn informatie nog eens checken bij de mensen die mij hebben gecontacteerd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: M. Gilkinet, je propose de vous donner la réponse écrite à votre question inscrite au point 24. La question sera publiée dans le Bulletin des questions écrites.
11.06 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je suis d'accord si en plus je puis avoir la réponse précédente aussi. Ce serait parfait.
12 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de procedures van de centrale dienst selecties bij de administratie douane en accijnzen" (nr. 15127)
12 Question de M. Kristof Waterschoot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les procédures du service central de sélection auprès de l'administration des douanes et accises" (n° 15127)
12.01 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, mocht u het nog niet weten, dan weet u het nu: Douane en Accijnzen is mijn favoriet onderwerp.
Sinds 14 september zijn er nieuwe procedures bij de CDS van Douane en Accijnzen van kracht. Die centrale dienst beslist welke zendingen een bijkomende verificatie moeten ondergaan. De expediteurs klagen dat zij zeer laat worden verwittigd wanneer hun zending een bijkomende verificatie moet ondergaan. Zelfs als een container al letterlijk op de kaai staat om op het schip te worden geladen, zou het bericht nog doorkomen om die controles te doen. Dat zou te wijten zijn aan een slechte elektronische communicatie en het gebrek aan een toepassing die daarvoor zou zijn ontwikkeld. Elke gewestelijke directie zou zijn plan moeten trekken in de communicatie aan de expediteurs.
Klopt dat verhaal van de private sector?
Wanneer zal het opgelost zijn?
Zal de minister erop toezien dat nieuwe informaticatoepassingen, vooral voor Douane en Accijnzen, eerst werken voordat ze worden geïmplementeerd, want er is ondertussen al een lange lijst met contentieux?
12.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Waterschoot, eerst wil ik erop wijzen dat de centrale dienst Selecties, CDS, enkel werkzaam is in de haven van Antwerpen.
Wat de tijdsduur betreft in verband met de verwittiging van de selectie voor controle, maakt het geen verschil uit of die beslissing door de CDS of de verificatiediensten wordt doorgegeven aan de expediteurs. Inzake de selectie voor controle is er niets fundamenteel gewijzigd. Er is dus geen vertraging ten opzichte van de situatie vóór de inwerkingtreding van de CDS. Desalniettemin blijft het algemeen probleem om de aangevers zo vlug mogelijk in te lichten over het resultaat van de selectie voor controle. In het raam van het project MASP wordt nagegaan hoe hieraan een oplossing kan worden gegeven.
Op 29 september 2009 heeft de gewestelijke directeur der Douane en Accijnzen te Antwerpen reeds rond de tafel gezeten met de economische operatoren, waar de problematiek en de antwoorden daarop werden uiteengezet. Een definitieve oplossing zal er pas zijn als het project MASP volledig geoperationaliseerd is. Vanaf volgende week zal met een specifieke communicatie worden gestart.
De administratie der Douane en Accijnzen tracht steeds om alleen maar nieuwe informaticatoepassingen te lanceren wanneer de vlotte en efficiënte werking nagenoeg gegarandeerd kan worden. In de regel worden er dan afspraken gemaakt met de handel wanneer het gaat om toepassingen waarbij de handel rechtstreeks betrokken is. Hoe dan ook kan voor om het even welke toepassing nooit worden gegarandeerd dat er geen opstartproblemen zullen zijn.
Er is ook in een hoorzitting voorzien in verband met douane. Ik denk dan het volgende week dinsdag is. U kunt dan misschien nog een aantal preciseringen krijgen over de douane.
12.03 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eerste minister, ik wil u toch op een klein puntje tegenspreken. Er zou geen verschil zijn tussen voor de CDS en na de CDS. De informatietoepassing is gewijzigd. Ik kan u kort vertellen waar het probleem zit. Het probleem zit in een informaticatoepassing die elke keer moet worden opgeladen in de verificatiekantoren.
Vroeger werden de berichten per e-mail of per post, letterlijk met een bode, afgeleverd voor controle. Nu gaat het met een slecht werkende informaticatoepassing, waar er letterlijk iemand op een kaaibureau heel de tijd op de knop zou moeten drukken om te kijken of er een bericht is binnengekomen. Ik hoop dat u het met mij eens bent dat dit niet meer van deze tijd is. Ik kijk dan ook uit naar de oplossing.
L'incident est clos.
- mevrouw Katrien Partyka aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de gedragscode met betrekking tot de hospitalisatieverzekeringen" (nr. 15141)
- de heer Peter Logghe aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de hospitalisatieverzekeringen" (nr. 15309)
- mevrouw Sofie Staelraeve aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de hospitalisatieverzekeringen" (nr. 15832)
- Mme Katrien Partyka au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le code de conduite relatif aux assurances hospitalisation" (n° 15141)
- M. Peter Logghe au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les assurances hospitalisation" (n° 15309)
- Mme Sofie Staelraeve au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'assurance hospitalisation" (n° 15832)
13.01 Katrien Partyka (CD&V): Mijnheer de de minister, we hebben het er al vaak over gehad dat de wet-Verwilghen of de nieuwe wet-Reynders over de verzekeringen een onbedoeld pervers effect heeft gehad. Met name vijfenzestigplussers werden geconfronteerd met onbetaalbare of heel hoge premies voor hun hospitalisatieverzekering, waardoor zij de facto eigenlijk geen verzekering meer hadden vermits zij ook niet meer van polis konden veranderen.
Wij hebben het daar vaak over gehad bij de bespreking van het wetsontwerp en u hebt dan uiteindelijk met de commerciële hospitalisatieverzekeraars een afspraak gemaakt, een regeling in de vorm van een eenzijdige gedragscode. Daardoor engageerden zij zich om alternatieve verzekeringspolissen aan te bieden aan mensen die werden geconfronteerd met onbetaalbare premies, met een alternatieve dekking. Het ging om een tijdelijke regeling, namelijk van 1 juli 2009 tot en met 30 september. In die periode zou een alternatief worden voorgesteld voor mensen die tussen 1 januari 2008 en 1 juli 2009 hun verzekering hebben beëindigd. Daar waren ook enkele voorwaarden aan verbonden.
Hebt u er zicht op in welke mate de gedragscode kenbaar is gemaakt? Zijn de betrokkenen persoonlijk aangeschreven? Hoeveel mensen hebben gebruikgemaakt van de regeling? Hoeveel mensen hebben hun hospitalisatieverzekering stopgezet in die periode en gebruikgemaakt van de alternatieve regeling? Zijn daar klachten over gekomen bij de ombudsman voor de verzekeringen?
Oorspronkelijk was het de bedoeling de vraag einde september te stellen. Door de snelheid waarmee wij hier soms werken, komt de vraag nu pas aan bod. De laatste vraag is of u van plan bent de regeling te verlengen. Ik weet niet wat uw mening daarover is. Erkent u de noodzaak om de regeling langer aan te houden?
13.02 Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, de welsprekendheid van collega Partyka is spreekwoordelijk, dus kan ik voor de inleiding verwijzen naar haar inleiding. Ik wil nog wijzen op het tijdelijke karakter van de overgangsmaatregel en daar mijn vragen op baseren.
Mijnheer de minister, het is ondertussen bijna november en de termijn van de overgangsregeling is verstreken. Hoe moet het nu verder? Welke stappen zult u de komende maanden doen om te komen tot een definitieve regeling inzake betaalbare hospitalisatieverzekeringen? Wanneer mogen we een initiatief verwachten? Hoever staat het daarmee?
Is er sinds de invoering van de overgangsmaatregel in de vorm van een alternatieve verzekeringspolis overleg geweest met de verzekeringssector? Ik hoop van wel. Wat was het resultaat daarvan?
In de lijn van mevrouw Partyka vraag ik naar de oplossing op de korte termijn. Ondertussen zijn we 30 september voorbij. Is er in een overgangsmaatregel voorzien voor de periode tussen 30 september en de datum van de goedkeuring van een eventueel definitief voorstel van u ter zake? Zo ja, welke?
13.03 Sofie Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de minister, voor de zomer werd een gedragscode voor betaalbare hospitalisatieverzekeringen overeengekomen. Na de afsluiting van de overgangsperiode had ik graag wat meer info gekregen over het aantal mensen en het aantal dossiers waarop die gedragscode van toepassing is geweest.
Hoeveel mensen hebben ingetekend op het aanbod van Assuralia of van de verzekeringsondernemingen inzake de dekking die kon worden herbekeken voor een eenpersoonskamer die voor iedereen van toepassing is? Hoeveel mensen hebben dat gedaan voor het gedeelte dat van toepassing is op de plus-65-jarigen?
Graag had ik ook wat meer info gekregen over het feit dat er minder bescherming wordt geboden, waarvan sprake in de code? In welke mate is daarin een lijn in trekken? Waaruit bestaat het feit dat er minder bescherming wordt geboden?
Hoe moet het nu verder? Welke definitieve maatregelen zullen er worden genomen om de betaalbaarheid van de hospitalisatieverzekeringen te verzekeren, ook in de toekomst? Met andere woorden, hoe evalueren we die gedragscode en wat zullen we doen in de toekomst?
13.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, ik zal eerst de vragen van de heer Logghe beantwoorden.
Het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de medische index werd onlangs door de bevoegde ministers goedgekeurd en wordt naar de Raad van State verstuurd. Intussen is enkel het indexcijfer van de consumptieprijzen van toepassing.
Mijn kabinet heeft contact gehad met de organisaties die de patiënten en de consumenten verdedigen om hun aandacht te vestigen op de bepalingen van de gedragscode en op het feit dat de geïnteresseerden tot 30 september 2009 hun aanvraag aan de verzekeringsondernemingen kunnen richten. Ter herinnering werd de gedragscode hospitalisatieverzekering op de website van Assuralia, de beroepsvereniging van verzekeringsondernemingen, gepubliceerd. De meest diverse websites van onder andere de ombudsman voor verzekeringen, de pers, de vakbonden, de patiëntenorganisaties, de verbruikersorganisaties en ook politieke partijen verwijzen naar de tekst van de gedragscode. Bovendien is in de geschreven pers herhaaldelijk aandacht besteed aan het initiatief.
Wij denken nu na over verschillende mogelijkheden, onder meer een fiscale maatregel om de sluiting van dergelijke polissen aan te moedigen.
Wij zoeken ook oplossingen voor de dekking van de voorafgaande toestanden, de overdraagbaarheid van de reserves. Dat gebeurt via het wetsontwerp dat de regeling voor producten van het ziekenfonds en die voor producten van verzekeringsondernemingen op elkaar zal afstemmen. De komende weken zal ik samen met mijn collega die bevoegd is voor volksgezondheid, dat ontwerp in tweede lezing aan de Ministerraad voorleggen, na advies van de Raad van State.
De gedragscode in verband de hospitalisatieverzekering werd op tal van websites gepubliceerd. Een eenvoudige zoekopdracht via een populaire zoekrobot gaf in september 1 600 resultaten in het Nederlands, en 4 080 resultaten in het Frans. De gedragscode werd toch ruim gecommuniceerd. De meest diverse websites, zelfs een persoonlijke website van parlementslid Partyka refereert eraan. Kunnen we nog meer doen? Ik denk dat dat moeilijk wordt. Bovendien is in de geschreven pers herhaaldelijk aandacht besteed aan het initiatief.
Ten slotte werd de dienst FOD Economie regelmatig telefonisch gecontacteerd door personen die over het onderwerp meer uitleg wensten.
De gedragscode bevat geen documentair deel; de gegevensverzameling voor de toepassing van de code loopt hoofdzakelijk via de beroepsvereniging Assuralia. Het aantal personen met een hospitalisatieverzekering bedroeg 5,3 miljoen in 2008, waarvan 1, 3 miljoen individueel verzekerd was en vier miljoen collectief. 99 procent hiervan geniet een dekking voor opname in een eenpersoonskamer.
Ongeveer 5 000 verzekerden hebben een wijziging van de voorwaarden als alternatief aanvaard, of zelf aangevraagd, en dan gaat het vooral om een verhoging van de franchise. Minder dan 500 onder hen zijn senioren.
Het aantal verzekerden aan wie het alternatief voor de te hoge premie werd aangeboden, is tot nu toe onbekend omdat zulks in eerste instantie door de makelaars wordt opgevangen. Het aantal verzekerden waarvan het contract tussen 1 januari 2008 en 30 juni 2009 werd opgezegd en die voortzetting hebben gevraagd in het kader van de conventie die afliep op 30 september 2009, blijft tot nu toe onbekend.
Mijnheer de voorzitter, ik beschik niet over alle gegevens. Ik zal dus een aantal vragen schriftelijk beantwoorden.
13.05 Katrien Partyka (CD&V): Een groep die speciaal was getroffen, was de kwetsbare groep van de plus-65-jarigen, die niet bekend staan om hun vlot surfgedrag. Verwijzingen naar websites lijkt me dan ook niet zinvol. Dat is geen verwijt naar u toe. Ik beschouw het niet als uw opdracht om de maatregel bekend te maken. Assuralia moest dat doen. Het was ook niet mijn opdracht om dat via mijn persoonlijke website bekend te maken.
De indruk leefde sterk dat hieraan heel weinig ruchtbaarheid werd gegeven. Het was ook een moeilijke periode, midden in de zomervakantie. Ik vrees dat we het doel zijn voorbijgeschoten. De boodschap is niet tot bij de doelgroep geraakt.
U beschikt niet over gegevens over het aantal personen dat van de regeling gebruik hebben gemaakt. Wij zouden het op prijs stellen mocht u ons die schriftelijk bezorgen. Dan nog zou het geen indicatie zijn voor het aantal personen dat er een beroep op zou doen, vermits ik sterk de indruk heb dat de regeling niet bekend was.
U hebt niet geantwoord op de vraag of u enigszins van plan was om de regeling voort te zetten.
13.06 Peter Logghe (Vlaams Belang): Ik sluit mij aan bij de repliek van mevrouw Partyka. Wordt de overgangsregeling voortgezet?
Ik blijf ook op mijn honger zitten. Ik denk dat twee fundamentele problemen in de hospitalisatieverzekering overeind blijven, de problematiek van de betaalbaarheid van de premies en de overgangsregeling.
Wij zullen met veel aandacht het cijfermateriaal van uw diensten bekijken. Ik vrees dat wij nog terugkomen op deze zaak. Dat is hiermee niet afgerond.
13.07 Sofie
Staelraeve (Open Vld): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, …(zonder micro)
U hebt verwezen naar een wetsontwerp, maar ik had daarover graag iets meer gehoord in uw antwoord.
Het incident is gesloten.
14 Question de Mme Karine Lalieux au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la participation de la Loterie Nationale au jeu concours 'Cross d'Or'" (n° 15156)
14 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de deelname van de Nationale Loterij aan de 'Gouden Cross'-spelwedstrijd" (nr. 15156)
14.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, 'No balls, no glory"; c'est sous ce slogan très raffiné que la Loterie Nationale affiche sa participation au jeu en ligne "Cross d'Or", organisé par le site d'information 7SUR7.be en collaboration avec Sport/Foot Magazine. Le but de ce jeu est simple puisqu'il s'agit de constituer une équipe cycliste. Je vous épargne les détails.
Monsieur le ministre, la Loterie Nationale est régulièrement amenée à subsidier ou à parrainer diverses initiatives sociales, humanitaires, scientifiques ou différents projets culturels. Cela fait partie de ses missions sociales. Cependant, c'est à mon sens la première fois que la Loterie subsidie, d'une manière ou d'une autre, un jeu concours organisé par deux partenaires privés. Certes, la Loterie s'investit énormément dans le cyclisme et c'est très bien mais il est étonnant de voir qu'à quelques mois du lancement en ligne de ses propres produits, la Loterie parraine et encourage nos concitoyens à jouer en ligne à des jeux organisés par d'autres.
Monsieur le ministre, est-il dans les habitudes de la Loterie Nationale de sponsoriser d'une manière ou d'une autre des jeux ou concours en ligne qu'elle n'organise pas elle-même? Quel est l'objectif de la Loterie Nationale en proposant ce type de soutien? Ce type de partenariat à des jeux ou concours organisés par des entreprises privées est-il encadré par le contrat de gestion existant? N'est-il pas regrettable qu'un jeu concours parrainé par la Loterie ne mentionne d'aucune manière l'interdiction de jouer pour les mineurs d'âge?
14.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, madame Lalieux, "Cross d'Or" est un concours auquel il est possible de participer tant en ligne que hors ligne. L'organisateur, le journal Het laatste Nieuws diffuse ce concours dans ses propres pages et sur ses sites internet (www.hln.be et www.7SUR7.be).
Ce concours porte sur le cyclo-cross. D'autres concours similaires ont été organisés pour le Tour de France, la compétition de football et le championnat de F1. En outre, leurs confrères de Het Nieuwsblad organisent, eux aussi, des concours de ce genre. En tant que sponsor, la Loterie Nationale est très active dans le domaine du cyclisme. Dans cette optique, elle a jugé opportun d'être également le partenaire de ce type de concours qui s'adresse à un large public. La Loterie Nationale est donc partenaire du concours "Cross d'Or" et des concours "MegaBike" du journal Het Nieuwsblad mais ceux-ci n'ont absolument rien en commun avec les paris et les jeux de hasard en ligne. Ces concours n'enfreignent d'aucune façon les dispositions du contrat de gestion.
En sponsorisant ce type de concours, la Loterie Nationale évite en outre que les fournisseurs de paris sportifs illégaux, tels que Unibet ou Bwin influencent les consommateurs via ce canal en plaçant des bannières sur internet. Les prix qui sont décernés par la Loterie Nationale par le biais de ces concours ne peuvent pas être emportés par des mineurs d'âge.
J'attirerai l'attention de la Loterie sur votre remarque concernant l'information à l'égard des mineurs d'âge.
Je veux par ailleurs féliciter également la Loterie pour les choix judicieux qu'elle a faits en matière de sponsoring dans le domaine du cyclisme. En effet, cela nous a permis d'avoir un vainqueur de trois courses d'affilée! Il s'agit de Philippe Gilbert qui vient notamment de remporter non seulement Paris-Tour mais aussi le Tour de Lombardie. Je vous remercie déjà de vous joindre aux félicitations que je lui adresse.
14.03 Karine Lalieux (PS): Bien entendu, monsieur le ministre! Je ne remets d'ailleurs aucunement en cause le sponsoring du cyclisme et je suis ravie, sans doute plus que vous, que le Tour de France 2010 passe par Bruxelles.
Mais ici il ne s'agit pas de cyclisme; il s'agit de payer 7, 13, 18 ou 25 euros pour former des équipes. C'est un jeu en ligne qui ne sponsorise pas une mission sociale, sportive ou autre. Tout cet argent servant à financer ce jeu aurait pu servir peut-être à promouvoir un sport pour les jeunes.
Je sais que vous trouvez souvent des excuses à la Loterie et vous avez bien raison en tant que ministre de tutelle, mais ceci dépasse totalement ses missions de sponsoring. Je ne partage dès lors pas votre analyse sur ce sujet.
14.04 Didier Reynders, ministre: Chère collègue, faites bien la distinction entre le sponsoring et les subsides. Vous dites, par exemple, qu'il faudrait promouvoir le sport auprès des jeunes. Cela, nous le faisons au travers des subsides octroyés par la Loterie Nationale. Je vous rappelle que 225 millions d'euros annuels sont distribués sous forme de subsides, dont d'ailleurs une part significative va aux Communautés qui peuvent la destiner aux jeunes.
Ici, il s'agit de sponsoring, donc de décisions de la Loterie dans ses activités commerciales. Il est évident qu'insérer des produits de la Loterie dans les journaux, c'est avant tout une manière de sponsoriser et donc de développer l'activité commerciale.
Mais je ferai part de vos remarques au président du conseil d'administration de la Loterie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Wij gaan nog door met de agenda tot punt 31 en dan gaan we over naar de wetsontwerpen want die zijn wel vrij dringend te behandelen. Ik herhaal nog even dat alle leden de vragen die ze mondeling hadden gesteld, kunnen omzetten in een schriftelijke vraag en automatisch het antwoord krijgen hier in de vergadering. U moet weten dat de kans dat deze vragen ook volgende week niet kunnen worden behandeld vrij groot is en de week erna is het herfstvakantie. Degenen die het niet doen, hebben veel kans dat ze de vragen binnen de drie weken niet zullen beantwoord krijgen.
Nous passons
à la question de Mme Lalieux au point 29.
14.05 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je la transforme en question écrite si le ministre me donne la réponse la semaine prochaine.
Le président: Vous recevrez directement la réponse écrite.
14.06 Didier Reynders, ministre: C'est comme un jeu à gratter. Si vous choisissez la réponse écrite, vous l'avez tout de suite. Si vous choisissez de jouer à un jeu à tirage c'est peut-être pour la semaine prochaine.
Le président: Transformons-nous votre question orale en question écrite?
14.07 Karine Lalieux (PS): Je crois que c'est trop long comme question et comme réponse. Donnez-moi la réponse et si jamais je veux réagir sur la réponse, je reviendrai vers vous. Je fais cela pour alléger les travaux.
De voorzitter: De vraag nr. 15156 van mevrouw Lalieux wordt opgenomen in het Bulletin van Schriftelijke Vragen en Antwoorden.
La question n° 15194 de Mme Déom et la question n° 15822 de M. Gilkinet sont transformées en questions écrites.
14.08 Guy Coëme (PS): Monsieur le président, je suis également d'accord de transformer mes questions en questions écrites.
Le président: La réponse est disponible.
Vraag nr. 15351 en vraag nr. 15475 van de heer Coëme worden omgezet in schriftelijke vragen.
Wij komen dan aan punt 31 op de agenda, zijnde een hele reeks samengevoegde vragen, die wij nog behandelen, vooraleer wij overgaan tot de bespreking van de wetsontwerpen.
- de heer Jenne De Potter aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de toepassing van de regularisatie-aangifte" (nr. 15196)
- de heer Georges Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscale regularisatie en de werking van het Contactpunt regularisaties" (nr. 15200)
- de heer Hagen Goyvaerts aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de afhandeling van fiscale regularisaties" (nr. 15205)
- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het Contactpunt regularisaties bij de administratie van Financiën" (nr. 15206)
- de heer Dirk Van der Maelen aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscale regularisaties" (nr. 15208)
- de heer Jan Jambon aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscale regularisatie" (nr. 15227)
- mevrouw Meyrem Almaci aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscale regularisatie van zwart geld" (nr. 15269)
- de heer Alain Mathot aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscale regularisatie van de programmawet van 27 december 2005" (nr. 15284)
- M. Jenne De Potter au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'application de la déclaration de régularisation" (n° 15196)
- M. Georges Gilkinet au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la régularisation fiscale et le fonctionnement du Point de contact-régularisation" (n° 15200)
- M. Hagen Goyvaerts au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le traitement des régularisations fiscales" (n° 15205)
- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le Point de contact-régularisation au sein de l'administration des Finances" (n° 15206)
- M. Dirk Van der Maelen au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les régularisations fiscales" (n° 15208)
- M. Jan Jambon au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la régularisation fiscale" (n° 15227)
- Mme Meyrem Almaci au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la régularisation fiscale de l'argent noir" (n° 15269)
- M. Alain Mathot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la régularisation fiscale de la loi programme du 27 décembre 2005" (n° 15284)
15.01 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, na de eenmalige bevrijdende aangifte werd met de programmawet van 27 december 2005 ook de regularisatie-aangifte ingevoerd. Die wet bepaalt dat niet-aangegeven inkomsten kunnen worden geregulariseerd, mits het betalen van het normale belastingtarief dat erop van toepassing was, verhoogd met een administratieve geldboete van 10 procent.
Op dat principe zijn een aantal beperkingen. Zo mag het niet gaan om ernstige en georganiseerde fiscale fraude. En er mag nog geen regularisatie-aangifte zijn geweest. Dat is de theorie. In de praktijk zou het systeem echter veel minder sluitend zijn, althans volgens de directeur van de BBI. Volgens die directeur werkt de Belgische Staat massaal mee aan het witwassen van zwart geld tegen bradeerprijzen. Er zouden grootschalige regularisaties worden gedaan tegen heffingen van 3 tot 5 procent, die dus lager zijn dan de tarieven gehanteerd bij de EBA.
In de pers hebt u al verklaard dat volgens de dienst Voorafgaande Beslissingen de gemiddelde heffingsvoet van de in 2009 geregulariseerde dossiers 31,5 procent bedraagt, ogenschijnlijk en duidelijk hoger dan de 6 of 9 procent van de EBA. Ik heb een aantal vragen om die onduidelijkheid uit de weg te helpen en vanuit het principe dat iedereen gelijk moet worden behandeld, eventueel met de noodzaak de wet van 2005 te hervormen.
Ten eerste, is de vergelijking met het toegepaste tarief bij de EBA, wanneer het gaat om roerende inkomsten wel objectief? Immers, als men het normale tarief toepast op ontdoken roerende voorheffing, via het contactpunt regularisaties, betaalt men dan niet 15 of 25 procent, naargelang de aard van het roerend inkomen, terwijl het bij de EBA slechts 6 of 9 procent was. Wordt het ook zo toegepast door het contactpunt regularisaties? Met andere woorden, verloopt de toepassing van de wet overal correct?
Ten tweede, wordt de 3 tot 5 procent, waarvan in het artikel sprake, verkeerdelijk berekend op de waarde van het kapitaal? Als men het kapitaal als basis neemt, kwam men dan niet uit op percentages ten opzichte van het kapitaal van ongeveer 1 procent? Met andere woorden, kunt u verduidelijken welke stelling uit het artikel correct is?
Ten derde, als de BBI de toepassing van de regularisatie-aangifte wil verhinderen, volstaat het dan niet dat zij wat sneller belastingplichtigen schriftelijk in kennis stelt van specifieke onderzoeksdaden die zij ten aanzien van hen wenst te verrichten?
15.02 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, d'après les propos de M. Anthonissen, directeur de l'ISI de Gand, recueillis par le journal De Tijd, votre administration "collabore au blanchiment à des prix bradés. Le point de contact Régularisation mis sur pied en 2006 aurait accordé l'absolution aux fraudeurs pour des prélèvements de 3 à 5 %". Je crois qu'on prend comme référence le capital et les intérêts. Pour rappel, la DLU fixait des taux entre 6 et 9 %.
Un rapport de la Cour des comptes datant de novembre 2007 pointait déjà les carences de votre administration en matière de régularisation des revenus ayant échappés à l'impôt. Selon ce rapport, votre administration ne respectait pas la loi sur la régularisation permanente en vigueur depuis le 1er janvier 2005 et continuait à appliquer l'ancienne procédure. Toujours selon la Cour des comptes, "dans ces cas de déclarations spontanées les services ont continué à appliquer le plus souvent le tarif prévu par l'article 225 du Code des impôts sur les revenus de 1992, même pour des revenus qui auraient pu faire l'objet d'une DLU et auraient dû être sanctionnés d'un accroissement minimum de 100 % de l'impôt éludé".
Les déclarations de M. Anthonissen ainsi que le rapport de la Cour des comptes, semblent démontrer que de façon répétée, votre administration s'emploie à épargner les fraudeurs, leur infligeant des sanctions bien inférieures aux normes légales.
Monsieur le ministre, j'aimerais vous poser les questions suivantes.
Pouvez-vous me fournir des explications quant à la nature exacte des transactions qui ont eu lieu au niveau du point de contact Régularisation? De combien de dossiers s'agit-il et à combien s'élève le montant total des impôts éludés et des sanctions appliquées depuis 2006?
Confirmez-vous l'information selon laquelle une cinquantaine de Belges détenteurs d'avoirs non déclarés au Liechtenstein ont bénéficié de ce type de régularisation après juin 2008?
Quelles sont les sanctions prévues par la loi pour des revenus qui n'ont pas été déclarés et pour lesquels une déclaration de régularisation est introduite auprès du service des décisions anticipées? Estimez-vous qu'elles soient correctement appliquées en l'occurrence? Comment expliquer la différence entre ces sanctions et celles prévues dans le régime général prévu à l'article 444 du CIR 1992, qui fixe des montants beaucoup plus élevés en cas de fraude ou même encore par rapport à celles prévues dans le cadre de la DLU?
Quelle est la validité juridique d'un accord conclu avec le service des décisions anticipées lorsque les modalités de celui-ci sont contraires à la loi? Y a-t-il des possibilités de recours, notamment de la part du judiciaire? De quel ordre?
Quelles suites ont été données au rapport de la Cour des comptes de novembre 2007 qui pointait déjà ces problèmes?
15.03 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u zult het met mij eens zijn dat de verklaringen van Karel Anthonissen, de gewestelijk directeur bij de BBI, toch enige verduidelijking vragen. De voorgaande collega’s hebben reeds voldoende toelichting gegeven over de forse kritiek die hij had over de manier waarop de fiscale regularisaties worden afgehandeld.
Ten eerste, bent u van oordeel dat er een gelijkvormige behandeling, interpretatie en toepassing van de fiscale regels bij fiscale regularisaties door respectievelijk de BBI en het Contactpunt Regularisaties dient te gebeuren?
Ten tweede, bent u van oordeel dat de huidige manier van werken bijdraagt tot een rechtvaardige fiscus?
Ten derde, wat is het resultaat geweest van het overleg hierover met uw staatssecretaris voor de coördinatie van de Fiscale Fraude, Carl Devlies, die zich ook publiekelijk heeft uitgesproken tegen de huidige gang van zaken?
Ten vierde, welke initiatieven bent u van plan te nemen om tot een gelijke manier van interpreteren en toepassen van regels inzake fiscale regularisatie te komen binnen uw diensten?
Ten vijfde en ten slotte, hoe gaat u op die gelijke manier van interpreteren en toepassen toezien? Dat is ook een van die elementen. Ik zeg niet dat u er steeds moet bij zijn om een dossier te evalueren, maar u zou toch moeten toezien op de correcte toepassing en interpretatie van de wet.
Mijnheer de voorzitter, ik ben uitermate benieuwd naar het antwoord.
15.04 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vais me référer à ce que mes collègues ont dit. Je voudrais m'arrêter sur la manière dont fonctionnent les rapports entre le service des décisions anticipées et le monde judiciaire. Il semble que le point de contact ait décidé de s'expliquer auprès du monde judiciaire. Je voudrais connaître votre point de vue à ce sujet.
Ma question porte aussi sur le fait de savoir si, en théorie, le service des décisions anticipées n'a pas le pouvoir d'évaluer la véracité de la déclaration de non-blanchiment. Est-il en mesure de vérifier s'il y a, oui ou non, une procédure pénale en cours avant de proposer une régularisation? Bref, comment s'organisent les rapports entre ce monde et le monde judiciaire?
Il serait aussi intéressant de connaître le montant des sommes frauduleuses récupérées par le même service.
Depuis la mise en place de ce service, en 2006, une évaluation a-t-elle été réalisée? Les résultats engrangés sont-ils à la hauteur des espérances? Sinon, que comptez-vous faire pour éventuellement améliorer ce service?
En ce qui concerne le taux de 3 ou de 5 % dont on avait fait état dans les médias, vous avez déjà apporté certaines réponses que j'ai pu lire dans la presse.
15.05 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil beginnen met een pleidooi om de wet van 2005 en de toepassing ervan te laten evalueren door het Rekenhof. Het was trouwens een van de aanbevelingen van de Fraudecommissie, met name aanbeveling 104.
Er zijn verschillende redenen waarom ik daarvoor pleit. Ik zal ze even opsommen.
Ten eerste, wij stellen vast dat iemand als Karel Anthonissen – die toch een vrij goede reputatie heeft bij iedereen die met fiscaliteit bezig is – beweert dat er wordt geregulariseerd tegen percentages tussen 3 en 5 procent. Een paar dagen geleden daarentegen, heb ik een interview gelezen waarin de minister zei dat er wordt geregulariseerd tegen percentages boven 25 procent. Als ik mij niet vergis, sprak de minister zelfs van 31 procent.
Eén van die twee cijfers klopt niet. Ik kan onmogelijk oordelen wie in deze gelijk heeft. Dat is een eerste reden waarom ik vind dat wij aan het Rekenhof moeten vragen de toepassing van de wetgeving te evalueren.
Ten tweede, wordt er voor zover mij informatie bereikt nog steeds op redelijk grote schaal geregulariseerd via lokale controles. Ik herinner mij dat toen wij in 2005 de wetgeving bespraken in de Kamer gezegd is: “Vanaf het moment dat de wet van 2005 van toepassing is, is het gedaan met de regularisaties via lokale controles.”
Vanuit het veld krijg ik informatie dat er nog op redelijk grote schaal lokaal wordt geregulariseerd, tegen percentages die zeker lager liggen dan die welke de minister heeft geciteerd. Dat is een tweede reden waarom ik vind dat ook dat moet worden bekeken. Tegen welke percentages wordt er geregulariseerd?
Ten derde, heb ik vernomen bij het bestuderen van dat dossier dat de regularisatie niet wordt doorgegeven aan de lokale controle. Ik heb specialisten gehoord die onze wet van 2005 toelichtten. Misschien is er wel een onduidelijkheid in de wetgeving, want die wet zegt niets over de kapitalen. Sommigen zeggen: “Onze wetgeving is er nu een van: hoe minder men zelf aanbiedt te regulariseren” – want het is het aanbod van de betrokkene dat bepalend is – “hoe lager het percentage is.” Natuurlijk is men daardoor niet vrijgepleit van eventuele gerechtelijke gevolgen of eventuele latere onderzoeken naar de bron van die inkomsten.
Als men die informatie niet doorgeeft aan de fiscus, kan men ook geen onderzoek doen naar de bron van de inkomsten die wordt geregulariseerd. Mij lijkt het de moeite waard om het Rekenhof te vragen of de interpretatie van die specialisten klopt.
Wat mij betreft kan regularisatie. Ze bestaat trouwens in alle andere landen. Regularisatie mag echter nooit tot gevolg hebben dat degene die wordt geregulariseerd, er beter vanaf komt dan degene die altijd correct zijn belastingen heeft betaald. Ik heb de indruk dat er wat dat betreft in België wel iets fout zou kunnen zitten.
15.06 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik zal niet herhalen wat de collega’s allemaal hebben gezegd, maar ga onmiddellijk over tot de vragen.
De regeling waarnaar de heer Anthonissen heeft verwezen, kunt u daarover wat meer details geven? Niet alleen qua aantallen, zoals de collega’s hebben gevraagd, maar ook qua aard. Ging het om spontane regularisaties die door belastingplichtigen werden ingediend? Of werden er regelingen getroffen met houders van bijvoorbeeld zwarte bankrekeningen in Liechtenstein die waren opgenomen in de lijst die door de Duitse fiscus aan ons land werd overhandigd?
Wat zijn eigenlijk de voorwaarden waarvan de belastingplichtigen gebruik kunnen maken om de procedure van spontane regularisaties in gang te zetten? Is het wettelijk mogelijk om spontane regularisaties in te dienen nadat het parket al een proces-verbaal heeft opgesteld voor bepaalde verdachten? Mocht het contactpunt regularisaties regelingen treffen met houders van zwarte rekeningen na het tijdstip waarnaar ook de heer Van der Maelen heeft verwezen, waarop de fiscale administratie op de hoogte was gebracht van het bestaan van de rekeningen?
Wat zijn de gevolgen van de regelingen op het vlak van de gerechtelijke procedures die mogelijk lopen? Kan de administratie alsnog gangbare boetes opleggen voor belastingontduiking indien de belastingplichtigen schuldig worden bevonden aan witwaspraktijken of andere strafbare feiten?
Ook ik stel ten slotte de vraag naar de eventuele evaluatie van de wetgeving, conform de aanbevelingen van de fiscale fraudecommissie.
15.07 Didier Reynders, ministre: Un vrai plaisir, monsieur le président. D'abord, pour situer le dossier, j'ai eu l'occasion de réagir lorsque des informations ont été diffusées dans la presse par un fonctionnaire de l'ISI qui – je tiens à le préciser – ne m'a jamais envoyé de sa propre initiative la moindre remarque sur ce système. J'ai donc demandé – ce qui a été fait, et j'y reviendrai – que l'administrateur en charge l'interroge, au moins. Je voudrais confirmer devant le Parlement que tout fonctionnaire ayant le sentiment d'un dysfonctionnement au sein de mon département peut me contacter avant de téléphoner à M. Van der Maelen ou de s'exprimer dans la presse. Je sais que M. Van der Maelen a beaucoup de contacts téléphoniques mais on ne doit pas hésiter à m'envoyer éventuellement de temps en temps une remarque par la voie interne. Je constate que je découvre dans la presse des remarques qu'un responsable important du département devrait, selon moi, faire parvenir en premier lieu à son ministre.
C'est une remarque préliminaire.
Ma deuxième remarque est que, bien entendu, je n'interviens pas dans les dossiers individuels. Je demande donc de mesurer certains commentaires quand j'entends parler de la manière dont on favorise ou développe la fraude; disant cela, vous vous attaquez aux fonctionnaires qui gèrent les dossiers de manière individuelle. Je n'interviens en rien dans ces dossiers et les fonctionnaires sont priés d'appliquer la loi; je l'ai rappelé à plusieurs reprises. Ce n'est heureusement pas au ministre à intervenir en la matière.
Si vous avez le sentiment que certains services de contrôle facilitent la fraude, je peux vous dire que ce n'est pas le message que je reçois de la part de beaucoup de contribuables. J'attire votre attention sur le fait que, mettant systématiquement cela en cause, vous attaquez en fait les fonctionnaires du département, ce que je regrette parce que, à mon avis, la plupart des fonctionnaires en charge de ces rôles de contrôle exercent correctement leur activité et le font en appliquant la loi, que vous avez d'ailleurs vous-même, dans un grand nombre de cas, votée.
Troisième élément de cadrage, et je répète aujourd'hui beaucoup de choses: je remets à la disposition de la commission le communiqué de presse que j'ai diffusé le 7 octobre. Il précise en effet qu'ayant demandé un rapport au service des décisions anticipées, contrairement à ce qui a été dit ou écrit (taux moyen de taxation de 2 ou 3 %), ce rapport établit un taux moyen de taxation relatif aux dossiers régularisés en 2009 qui est de 31,47 %. En moyenne annuelle depuis 2006, ce taux se situe à 24,79 %. Il apparaît clairement que le taux de taxation applicable en matière de régularisation est beaucoup plus élevé que lors de la déclaration libératoire unique (DLU), à savoir 6 à 9 %.
Mijnheer van der Maelen, u kunt vragen om een nieuwe operatie en een dubbele aangifte te organiseren om een lagere kost te vragen aan de verschillende indieners. Maar ik herhaal de cijfers: het gemiddelde tarief voor 2009 is meer dan 31 procent, en niet zoals gezegd en geschreven twee à drie procent.
Tot slot wil ik beklemtonen dat ik na de publicatie bereid ben om een hoorzitting te organiseren met de voorzitter van het contactpunt om alle details te geven. Het gaat toch om een vraag naar individuele dossiers, behandeld door ambtenaren. Ik heb er geen probleem mee om aan de voorzitter van het contactpunt te vragen om naar hier te komen en meer uitleg te geven.
Ik zal een meer gedetailleerd antwoord geven inzake de meer specifieke vragen. Vermits een krantenartikel van 30 december de aanleiding was voor deze mondelinge vraag, wens ik vooral te benadrukken dat de BBI-directeur op eigen initiatief handelde zonder dat daarover vooraf binnen de BBI overleg plaatsvond. Er was geen contact met de minister of zijn kabinet. De betrokkene wordt in dat verband om een toelichting gevraagd door de administrateur fraudebestrijding.
Het kan nuttig zijn een summiere vergelijking te maken tussen enerzijds de regularisatieprocedure EBA, ingevoerd bij de wet van 31 december 2003, en anderzijds de fiscale regularisatieprocedure, ingevoerd bij de programmawet van 27 december 2005. De regularisatieprocedure EBA bood aan natuurlijke personen de mogelijkheid om hun fiscale toestand volledig te regulariseren door bepaalde in de wet gedefinieerde tegoeden aan te geven, waarvan de fiscale administratie niet op de hoogte was. Dit diende te gebeuren tussen 1 januari en 31 december 2004. Rechtspersonen waren dus uitgesloten van de maatregel. De fiscale regularisatieprocedure, ingevoerd bij de programmawet van 27 december 2005, is zowel op natuurlijke personen als rechtspersonen van toepassing, uitgezonderd deze onderworpen aan de rechtspersonenbelasting.
Het toepassingsgebied inzake belastingen is quasi identiek, maar het voorwerp van aangifte is conceptueel verschillend. Bij de EBA werd aangegeven over bepaalde gelden of tegoeden te beschikken. Bij de fiscale regularisatie daarentegen dient de indiener zeer concreet aan te geven welke inkomsten hij niet had aangegeven en thans wenst te regulariseren.
Ook inzake het aanslagtarief, zijn beide maatregelen verschillend. Waar de EBA twee forfaitaire tarieven van negen procent als basistarief en zes procent hanteert, betaalt men bij de fiscale regularisatie precies het belastingtarief dat werd ontdoken. Dit kan eventueel worden verhoogd met een aantal procentpunten indien het niet gaat om beroepsinkomsten maar wel om overige inkomsten.
Dus, het gaat om het belast tarief dat ontdoken werd, en niet om een forfaitair tarief van 6 of 9 procent.
Wat mogelijke strafrechterlijke gevolgen aangaat, is de kerngedachte van beide maatregelen de volgende.
Het attest beschermt de betrokkene tegen vervolging van alle fiscale misdrijven, deze die in het Fiscaal Wetboek vermeld staan. Het attest beschermt de betrokkene niet tegen strafvervolging voor andere misdrijven zoals diefstal, gewone valsheid in geschrifte, laat staan witwasmisdrijven. Ik heb gehoord dat er een probleem zou zijn met de regularisatie van witwasmisdrijven. Neen, het is perfect mogelijk om een vervolgingsprocedure in te stellen, zelfs na een regularisatie in dat verband.
Het lijkt mij vanzelfsprekend dat gelijkvormige behandeling, interpretatie en toepassing van de regels in het raam van de fiscale regularisatie, voorop moeten staan. Daartoe werd een interne instructie uitgevaardigd op 7 september 2007, die duidelijk aangeeft op welke wijze de controlediensten, inclusief de BBI, de juistheid van de regularisatieattesten, evenals de inkomsten waarop de regularisatie slaat, te weten kunnen komen. Zo kunnen de controlediensten hun eigen vaststellingen confronteren met de attesten die door een belastingplichtige worden voorgelegd, zowel wat het tijdstip van aangifte tot regularisatie betreft, de volledigheid ervan, of de rechtsgeldigheid van het inroepen van het attest gelet op de wettelijk voorziene uitzonderingsgronden.
Het lijkt mij ook geen goede praktijk dat de BBI belastingplichtigen voortijdig in kennis zou stellen van een lastens hen lopend onderzoek, met als enige bedoeling een regularisatieaangifte te verhinderen. Een beslissing tot onderzoek wordt voorafgegaan door een analyse en beoordeling van de informatie waarover de administratie beschikt. Inzonderheid, bij de BBI, waar de selectie op belangrijke fraudezaken wordt toegespitst, wordt, vanuit efficiëntieoogpunt en bezorgdheid om goed bestuur, vermeden dat vanaf een eerste signaal of gerucht reeds lopende onderzoeken worden aangekondigd waarvoor kort nadien geen voldoende motivering blijkt te bestaan.
De heer Gilkinet en mevrouw Almaci brachten in hun vraag de problematiek ook in verband met de Liechtenstein-zaak. Precies vanuit een bekommernis voor gelijke behandeling, worden voor die zaak door de centrale diensten van de BBI ook op regelmatige basis coördinatievergaderingen georganiseerd. Er werd niet getalmd met het vooronderzoek. De betrokkenen werden direct nadien van het lopend onderzoek in kennis gesteld. Slechts een beperkt aantal onder hen heeft tot nu toe attesten voorgelegd van een fiscale regularisatie of van een eenmalig bevrijdende aangifte in de vroegere regeling.
Een en ander wordt door de BBI beoordeeld in al zijn aspecten zoals ik hiervoor uiteenzette.
Om rekening te houden met de aanbevelingen van het Rekenhof in zijn rapport van november 2007 naar aanleiding van de wetgeving met betrekking tot de eenmalig bevrijdende aangifte – wet van 31 december 2003 – heeft de AOIF in het raam van de wetgeving inzake fiscale regularisatie – programmawet van 27 december 2005 – twee instructies opgesteld, respectievelijk op 5 september en 27 oktober 2008, waarin in het bijzonder richtlijnen inzake de fiscale procedure en de toepassing van sancties zijn opgenomen evenals de stappen die de taxatiediensten van de fiscale administratie moeten ondernemen wanneer zij worden geconfronteerd met de vraag tot spontane regularisatie door een belastingplichtige.
Verder wens ik op te merken dat de Dienst der Voorafgaande Beslissingen die tussenbeide komt in de beoordeling van de dossiers inzake fiscale regularisatie een autonoom orgaan vertegenwoordigt dat losstaat van de werking van de gerechtelijke diensten.
Momenteel voert het Rekenhof overigens een evaluatie van de werking van deze dienst door. Het is dus nuttig om nog een vraag te sturen maar er is al een evaluatie georganiseerd door het Rekenhof van deze dienst.
Ten slotte wens ik te verwijzen naar de statistieken van de geregulariseerde dossiers. Dit zijn de volledig afgehandelde regularisatieaanvragen op 25 september 2009. Uit deze statistiek blijkt dat het budgettair jaar 2009 een bestaande heffing van 24 266 927,34 euro op een totaal bedrag aan geregulariseerde inkomsten van 77 120 211,09 euro kende. Dit staat gelijk met een gemiddelde aanslagvoet van 31,47 procent. U kunt herhalen dat dit niet zoveel is en dat het een te laag tarief is maar ik heb de cijfers ook per categorie van inkomsten. Ik herhaal dat dit een exacte toepassing is van de wet. Ik herhaal ook dat ik bereid ben om een hoorzitting te organiseren met de voorzitter van het contactpunt over alle details in dat verband.
Ik zal de wet niet voorlezen, dat is misschien niet nuttig. Wat de vragen van mevrouw Almaci betreft, staan er ook een aantal antwoorden in de wet zelf. Ik herhaal dat men tot zo’n hoorzitting kan overgaan. Na dergelijk commentaar vraag ik om vanuit de diensten zelf de juiste cijfers naar de buitenwereld te sturen. Het is niet nodig om steeds te herhalen dat het om 2 of 3 procent gaat na een dergelijke evaluatie met een precieze berekening. Ik herhaal dat het in 2009 om meer dan 31 procent ging. Juist is juist, misschien jammer voor een aantal mensen die aan een lager tarief hadden gedacht.
15.08 Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord.
Ik noteer de cijfers die u hebt gegeven. Het blijft natuurlijk merkwaardig dat iemand van de BBI een totaal andere verklaring de wereld instuurt. Dat draagt uiteraard niet bij tot het vertrouwen dat mensen die normaal hun belastingen betalen, stellen in Financiën. Vandaar dat ik die hoorzitting absoluut nuttig acht. Als er onjuiste gegevens de wereld worden ingestuurd, vind ik dat niet correct. Aan de andere kant moeten wij echter ook de mogelijkheid hebben om dit te controleren. Vandaar dat die hoorzitting nuttig kan zijn.
15.09 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse complète.
Il me semble assez logique de vous interroger, suite à la lecture d'un article comme celui-là et les propos qui engagent une personne qui, a priori, connaît bien la matière. Même si vous avez publié un communiqué à ce sujet, il me semblait intéressant de vous interroger en commission car il me semble que c'est le bon endroit pour effectuer ce genre d'exercice.
Je me demande si on ne compare pas des pommes et des poires, si vos taux ne concernent pas les intérêts et les taux de M. Anthonissen (le capital et les intérêts). Cela pourrait expliquer cette différence qui est assez forte.
15.10 Didier Reynders, ministre: Monsieur Gilkinet, on régularise tous les types de revenus. Par exemple, il y a des taux – cela ne va pas vous surprendre – de plus de 50 % pour des revenus du travail. Ne parlez donc pas sans arrêt de capital et d'intérêts. C'est le total des sommes régularisées et la moyenne statistique des paiements. Mais on va évidemment de paiements à des tarifs plus réduits, s'il s'agit d'appliquer la loi qui prévoit des tarifs plus réduits pour certains revenus jusqu'à des tarifs – et il y a des gens qui l'on fait – de plus de 50 % lorsque l'on se situe dans l'impôt sur les revenus et donc l'application de l'impôt sur les revenus. Je crois simplement que vous aimeriez que l'on remette en place une DLU pour les revenus du capital. Mais tel n'est pas le but. Le but de la régularisation concerne tous les types de revenus: TVA, impôt sur le revenu. C'est cela que l'on régularise. Il est donc normal qu'en TVA, on arrive à des tarifs qui ne soient parfois pas très loin de 21 %, par exemple. Et il est normal qu'en matière d'impôt sur les revenus, on dépasse les 50 %. Je sais bien qu'un certain nombre de parlementaires aimerait qu'on autorise à nouveau une opération de régularisation pour le capital. Mais j'avais annoncé à l'époque que l'opération était unique.
15.11 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je ne suis pas à placer parmi ceux qui souhaitent une nouvelle DLU. Je voudrais vous rassurer sur ce point.
Je trouvais utile de faire le point sur le dossier. Votre réponse mériterait éventuellement une analyse précise, peut-être dans le cadre de travaux ultérieurs de la commission Fraude fiscale qui poursuit ses travaux.
15.12 Hagen Goyvaerts (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik had in mijn toelichting gezegd dat het mij nuttig lijkt dat u enige verduidelijking geeft. U hebt dat deels gedaan. Ik denk dat de hoorzitting met de mensen van het Contactpunt Regularisaties noodzakelijk is.
Ik ben ook zeer benieuwd naar het rapport van het Rekenhof. Het Rekenhof doet momenteel al een studie. Ik neem aan dat u daarover wordt ingelicht. Ik weet niet of u al weet wanneer de studie zal worden afgerond, zodat wij dit tegelijkertijd of op een later moment kunnen bespreken.
Ik heb niet de indruk dat alle pijnpunten of alle mogelijke problemen rond taxaties en heffingen zijn uitgeklaard. Die twee elementen lijken mij nuttig om daarop een beter zicht te krijgen.
15.13 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik onthoud uit het antwoord van de minister dat hij zegt dat er een doorlichting van het Rekenhof bezig is. Tenzij ik mij vergis, en dan zou ik willen dat men dat nu onmiddellijk rechtzet, gaat de doorlichting van het Rekenhof over de dienst Voorafgaande Beslissingen. Volgens mij gaat de doorlichting niet over de manier waarop het Contactpunt Regularisaties de regularisatieaanvragen behandelt. Als ik mij vergis, betekent dit dat wij binnenkort een rapport krijgen. Als ik mij niet vergis, dring ik er nogmaals op aan dat wij het Rekenhof vragen om eens te kijken op welke manier het Contactpunt Regularisaties de wet van 27 december 2005 toepast. Ik denk dat dit de enige manier is om een zicht te krijgen op de toepassing van die wet.
De minister heeft gelijk als hij zegt dat het hier over individuele beslissingen van individuele burgers gaat, waarin een commissie van Financiën zijn neus niet kan steken. Voor een dergelijke situatie is een instrument als het Rekenhof echter nuttig en kan het zeer zinvol zijn dat zij een dergelijke oefening maken.
Iedereen hier in deze commissie heeft vertrouwen in het Rekenhof. Dan zullen wij stoppen met welles-nietesspelletjes en zullen wij de vaststellingen van het Rekenhof respecteren. Ik zal mij daaraan alleszins houden
De minister heeft gezegd dat hij nog meer gedetailleerde gegevens heeft. Als die niet worden gepubliceerd in het Bulletin van Vragen en Antwoorden, denk ik dat het goed zou zijn dat die zouden worden gekopieerd zodat wij die kunnen inkijken.
15.14 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, je suis satisfait des explications du ministre. L'émoi suscité par ce haut fonctionnaire était compréhensible dans le chef des parlementaires. À ce stade, je suis rassuré. L'avenir nous dira si c'était fondé.
15.15 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kijk erg uit naar de hoorzitting met de voorzitter van het contactpunt, omdat ze misschien een licht kan werpen op het tegensprekelijke debat dat nu tussen de minister en een aantal van zijn eigen medewerkers gaande is, niet het minst BBI-directeur Karel Anthonissen zelf.
Het is niet alleen voor het Parlement maar zeker ook voor het publiek bijzonder interessant te weten te komen vanwaar de tegenspraak komt en vooral waarom ze er is en wat er achtersteekt. In dat licht ben ik ook erg benieuwd naar de resultaten van de doorlichting van het Rekenhof.
In ieder geval hoop ik dat wij het antwoord van de minister snel – eventueel zelfs nu in kopie – kunnen krijgen, zodat wij het puntsgewijs kunnen vergelijken met de informatie die wij zelf al hadden en wij ons beter kunnen voorbereiden op de hoorzitting, waarnaar ik ten zeerste uitkijk.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Wij komen hierbij aan het einde van het eerste agendapunt. Wij zullen zo dadelijk overgaan tot de bespreking van de ontwerpen.
Ik wil de vele collega’s danken die hun vragen in schriftelijke vragen hebben omgezet. Zulks heeft ons de mogelijkheid gegeven om zowat 60 van de 88 vragen te kunnen behandelen. Dat maakt het makkelijker om onze werkzaamheden van volgende week voor te bereiden.
De behandeling van de vragen en interpellaties eindigt om 17.04 uur.
Le développement des questions et interpellations se termine à 17.04 heures.