|
Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de algemene Zaken
en het Openbaar Ambt |
Commission
de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique |
|
van dinsdag 20 oktober 2009 Namiddag ______ |
du mardi 20 octobre 2009 Après-midi ______ |
Le développement des questions et interpellations commence à 16.14 heures. La réunion est présidée par M. André Frédéric.
De behandeling van de vragen en interpellaties vangt aan om 16.14 uur. De vergadering wordt voorgezeten door de heer André Frédéric.
01 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "een moord en een overval die in het Gentse werden gepleegd door een illegaal in het land verblijvende persoon" (nr. 14753)
01 Question de M. Francis Van den Eynde au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "un meurtre et une agression commis à Gand par une personne en séjour illégal en Belgique" (n° 14753)
01.01 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het Parlement breekt soms records, zij het dan in traagheid. De feiten waarvan sprake, dateren van 12 juni 2009. Mijn vraag is op 16 juni 2009 ingediend aan de heer De Padt, een figuur uit de prehistorie, zo u wil.
Vandaag, 19 oktober 2009, alweer drie maanden later, komt ze pas aan bod. Was het een actualiteitsvraag, dan was ze ondertussen zinloos. Ik moet u bekennen dat de vraag niet enkel draait om de actualiteit, maar ook om mijn verontwaardiging.
In Gent werd op 12 juni 2009 een vrouw vermoord door een bij ons verblijvende, illegale Turk. Het betrof zijn ex-vriendin. Een dag eerder had dezelfde man in Destelbergen twee dames overvallen en aangerand. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat die misdaden niet zouden zijn gepleegd en er dus geen drie slachtoffers van ernstige feiten zouden zijn gevallen, indien de dader, consequent met de wetgeving, daadwerkelijk was uitgewezen. Op het ogenblik van de feiten had hij immers al lang het bevel gekregen om het land te verlaten.
Maar zoals gewoonlijk bleef dat bevel dode letter.
Wij hebben in de eerste dagen na de feiten bovendien kunnen vernemen dat de man illegaal en onder het bevel om het land te verlaten, niettemin een betrekking had en bovendien plannen had gemaakt voor een officieel huwelijk.
Dan is de vraag hoe dat in godsnaam mogelijk is. Ik zeg dat – ik herhaal het – met een zekere verontwaardiging, maar ik kan niet anders. Dat is dan ook de vraag die ik aan u stel.
01.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Van den Eynde, ik was verleden week al ter beschikking om een antwoord te geven op uw vraag, maar er bleef toch een lange termijn tussen de indiening van de vraag en het antwoord.
01.03 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Dat is ook uw schuld niet. Ik verwijt u dat niet.
01.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: De dienst Vreemdelingenzaken heeft aan betrokkene het bevel uitgereikt om het grondgebied te verlaten. De termijn van het BGV bedroeg 30 dagen. Het onderzoek in het huwelijksdossier was immers nog lopende en er was nog geen huwelijksdatum bekend.
Het huwelijksrecht staat los van het verblijfsrecht. Conform artikel 8 van het EVRM mag aan een vreemdeling zonder wettig verblijf het recht om te huwen niet worden ontzegd.
De ambtenaar van de burgerlijke stand zal evenwel op het moment van de huwelijksaangifte, op basis van de rondzendbrief van 13 september 2005, het huwelijk melden bij de dienst Vreemdelingenzaken. De DVZ treedt op als meldpunt voor de lokale besturen en informeert de verschillende burgerlijke standen over mogelijk eerder ondernomen huwelijkspogingen. Die meldingsplicht kadert in de strijd tegen de schijnhuwelijken.
01.05 Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, eerst en vooral wil ik zeggen dat ik er uiteraard niet voor pleit om iemand te verbieden te huwen. Zo’n verbod is uiteraard in strijd met het EVRM. Maar daar gaat het mij niet om.
Ik heb de kwestie aangehaald om mee te delen dat het zeer goed geweten was dat die man illegaal in het land was gebleven, vermits hij al stappen had gezet om te trouwen. Er kon dus geen sprake van zijn dat hij ondergedoken zat, want anders had hij dat niet kunnen doen.
Ten tweede, ik heb mijn vraag ingediend – ik herhaal dit – uit verontwaardiging, omdat een striktere toepassing van niets meer en niets minder dan wat in de wet is vastgelegd, in dit geval een moord en twee brutale aanrandingen had kunnen vermijden. Helaas wordt die toepassing heel vaak vergeten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Le président: Les questions nos 14997 et 14998 de Mme Dierick sont transformées en questions écrites. La question n° 15222 de Mme Muylle est transformée en question écrite.
02 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la détention des familles avec enfants et le statut des maisons pour familles de Zulte et de Tubize" (n° 15236)
02 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het opsluiten van gezinnen met kinderen en het statuut van de huizen voor gezinnen te Zulte en Tubeke" (nr. 15236)
02.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Le Soir publiait ce mardi 29 septembre un article concernant une famille congolaise détenue au centre 127bis à laquelle le délégué général aux Droits de l'Enfant Bernard de Vos a rendu visite.
Dès que vous avez appris cela, vous avez pris la décision de libérer cette famille.
Il semble néanmoins que des familles soient toujours détenues malgré les grandes déclarations de votre prédécesseur.
Monsieur le ministre, vous avez dit que vous alliez vous pencher sur un projet d'arrêté royal pour accorder un statut d'extraterritorialité aux maisons de Zulte et de Tubize mises en place par Mme Turtelboom.
Pour quelles raisons souhaitez-vous accorder un tel statut? On s'est rendu compte que cela pouvait avoir des conséquences dommageables. Par exemple, en matière de compétence judiciaire, quel juge de la jeunesse serait compétent pour les personnes qui se trouvent dans ces maisons? Quel bourgmestre serait compétent si elles souhaitent introduire une demande de régularisation?
Le fait de sortir tous les enfants des centres est un bonne chose mais faut-il forcément passer par ce statut d'extraterritorialité?
02.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Genot, la famille congolaise à laquelle vous faites référence a été libérée le 29 septembre 2009.
S'agissant du maintien des familles, mon prédécesseur, Mme Turtelboom, a déclaré plusieurs fois au parlement que les familles ne seraient plus maintenues dans les centres fermés à partir du 1er octobre 2008, excepté à la frontière. J'en veux pour preuve un certain nombre de réponses en séance plénière en 2009.
Ainsi, actuellement, pourraient encore être détenues des familles avec enfants qui font l'objet d'une décision de refoulement parce qu'elles ne remplissent pas les conditions nécessaires pour entrer sur le territoire belge.
Nous sommes donc en train d'examiner la possibilité de les accueillir dans les différentes maisons d'accueil existantes.
Une des possibilités envisagées, à laquelle vous avez d'ailleurs fait référence, pour éviter que ces familles soient détenues en centre fermé tout en continuant à permettre à l'État belge de demander l'application de la Convention de Chicago, est de déclarer certaines de ces maisons comme situées à la frontière, comme le prévoit l'article 74/5 de la loi du 15 décembre 1980.
Il s’agit de les déclarer situées à la frontière et non pas en situation extraterritoriale. Les questions de compétence ne se poseraient donc plus.
02.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je ne suis pas une juriste spécialisée dans ces questions mais cela me semble être une bonne solution.
Het incident is gesloten.
03 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la détention des demandeurs d'asile à la frontière" (n° 15237)
03 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de detentie van asielzoekers aan de grens" (nr. 15237)
03.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, on constate qu'actuellement la détention des demandeurs d'asile à la frontière est la règle et non l'exception. Lorsqu'une personne introduit sa demande d'asile à la frontière, l'Office des étrangers lui refuse automatiquement l'accès au territoire et prend une décision de détention au centre de transit 127, le temps de l'examen de la demande d'asile à la frontière.
Il a été confirmé, lors de l'une des réunions de contact régulières qui se tiennent au sein du Comité belge d'aide aux réfugiés (CBAR) avec plusieurs intervenants dont un représentant de l'Office des étrangers, que ces décisions ne connaissent pas d'exceptions. Ceci est contraire aux recommandations émises par le Haut Commissariat aux Réfugiés des Nations unies, la Commission européenne et les lignes directrices du Comité des ministres du Conseil européen.
Le commissaire aux Droits de l'homme du Conseil de l'Europe conteste la pratique de la détention des demandeurs d'asile et invite les autorités à permettre aux personnes ayant demandé l'asile à la frontière de bénéficier des mêmes droits, délais et procédures que les autres demandeurs.
Cette pratique est également contraire à la directive européenne relative à l'accueil des demandeurs d'asile qui prévoit que la détention est une exception à la règle générale de la libre circulation, la détention ne pouvant être utilisée que lorsque cela s'avère nécessaire.
Par conséquent, le placement automatique en centre fermé des demandeurs d'asile à la frontière, et donc sans évaluation de la situation personnelle des demandeurs d'asile concernés, est contraire à cette directive. La Commission européenne a relevé le défaut d'application de cette directive 'accueil' pour les demandeurs d'asile placés en détention dans sept États membres dont la Belgique.
Cette problématique de la détention des demandeurs d'asile est très bien expliquée dans une fiche juridique du CBAR.
Monsieur le secrétaire d'État, que comptez-vous faire pour remédier à cette pratique de la détention systématique des demandeurs d'asile à la frontière?
03.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: (Intervention hors micro) (…) qui tente de pénétrer dans le Royaume sans satisfaire aux conditions fixées par l'article 2 et qui introduit une demande d'asile à la frontière. La directive 2003/9 relative à des normes minimales pour l'accueil des demandeurs d'asile dans les États membres va également dans le même sens, à savoir que l'article 6 § 2 dit: "Les États membres peuvent exclure l'application du présent article quand le demandeur d'asile est maintenu en détention et pendant l'examen d'une demande de protection internationale présentée à la frontière ou dans le cadre d'une procédure visée à déterminer le droit du demandeur d'asile à entrer légalement sur le territoire d'un État membre."
Par contre, l'étranger qui satisfait aux conditions d'accès au territoire et qui demande l'asile à la frontière a accès au territoire, où il peut poursuivre sa procédure d'asile. Comme déjà mentionné, nous analysons actuellement la possibilité de ne plus détenir les familles avec enfants à la frontière. C'est une première étape qui va dans la bonne direction.
Dans le même temps, nous cherchons à améliorer les conditions de détention et l'aide juridique en centres fermés pour ces personnes, afin de faire en sorte que leur séjour dans les centres fermés se passe dans les meilleures conditions possibles. La commission se saisira d'ailleurs de ce dossier dans le cadre des discussions que nous aurons demain matin avec les médiateurs fédéraux.
03.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): On constate une injustice claire selon que les gens arrivent par la route ou par avion. Les gens qui arrivent par la route vont faire leur demande d'asile et puis sont dirigés vers un centre ouvert et les gens qui arrivent en avion se retrouvent en centre fermé. À l'heure actuelle, je ne vois aucun élément qui justifie la différence de traitement et l'enfermement systématique pour ces catégories-là. Elles ne vont pas plus s'enfuir que l'autre et il n'y a pas d'éléments tangibles qui, pour moi, justifient la différence de traitement. Le recours à la détention ne devrait se justifier que dans des cas extrêmes, ce qui n'est manifestement pas le cas de ces demandeurs d'asile qui, bien souvent, viennent avec des dossiers comme les autres.
03.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Si ce n'est que la directive elle-même prévoit la situation spécifique des personnes qui ne sont pas encore entrées sur le territoire et qui sont à la frontière. C'est l'application ici d'une situation où il y a une différence objective entre la situation de certains qui sont sur le territoire et d'autres qui sont à la frontière.
03.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Humainement, que les gens soient à l'aéroport de Zaventem ou devant l'Office des étrangers ne change strictement rien à la question qui est: cela se justifie-t-il que l'on détienne ces gens? Pour moi, la détention ne peut se justifier que dans des cas ultimes.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le vade-mecum Régularisation" (n° 15235)
04 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het vademecum Regularisatie" (nr. 15235)
04.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, une deuxième version de votre vade-mecum a paru il y a quelques jours sur laquelle je voudrais vous poser des questions de procédure.
Premièrement, le vade-mecum prévoit que les personnes qui ont introduit une demande de régularisation en vertu de la loi du 15 décembre 1980 pour laquelle une décision n'a pas encore été prise par l'Office des étrangers ne doivent pas introduire une nouvelle demande mais compléter la demande pendante sur la base des critères prévus dans l'instruction du 19 juillet. S'agit-il uniquement des personnes avec une demande de régularisation 9bis en cours ou est-ce aussi valable pour les demandes 9ter (pour raisons médicales) en cours?
Deuxièmement, le vade-mecum prévoit aussi que les personnes en possession d'un titre de séjour à durée limitée toujours valable et qui peuvent se faire valoir d'un des critères prévus dans l'instruction ne doivent pas introduire une nouvelle demande mais compléter leur dossier par e-mail sur la base des critères d'instruction. Toutefois, on ne précise pas quels sont ces séjours de durée limitée. Pour être tout à fait sûrs, cela concerne-t-il les CIRE d'étudiants, les CIRE liés à un permis de travail, les CIRE limités suite à un regroupement familial, les personnes détentrices d'une attestation d'immatriculation dans le cadre d'une demande d'asile et les personnes sous annexe 35?
Troisièmement, au sujet de l'organisation pratique du traitement des régularisations, il est évident qu'il y aura des dossiers basés sur l'ancrage durable complets du point de vue des documents requis mais qui étant manifestement non fondés devront être envoyés devant la commission consultative des étrangers. Avez-vous donc prévu de renforcer les effectifs de cette commission? Combien de chambres comptera-t-elle? Pour l'instant, cette commission se réunit peu, vu que ses compétences sont relativement limitées. Comment va-t-on l'étendre? Comment va se dérouler l'appel à candidature? Qui nommera ses membres?
Quant au personnel de l'Office des étrangers, à combien d'engagements supplémentaires allez-vous procéder pour faire face à l'afflux des demandes de régularisation? J'ai entendu dire qu'il s'agissait principalement de mobilité interne. Cela suffira-t-il?
04.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Genot, au sujet de vos deux premières questions, une note sur la procédure à suivre pour l'introduction d'un complément à une demande et l'introduction d'une nouvelle demande est disponible en ce moment sur le site de l'Office des étrangers. Si d'autres questions surgissent à ce sujet, j'y répondrai avec plaisir.
Quant au personnel et à l'organisation pratique, un appel à candidature sera publié au Moniteur belge dans les jours prochains pour le milieu associatif et un courrier a été adressé à l'OBFG et à l'OVB pour l'appel à candidature des avocats qui seraient prêts à siéger au sein de la commission consultative des étrangers. Je serai ensuite appelé à faire mes choix entre les candidats en vue de constituer deux chambres, la chambre néerlandophone et la chambre francophone.
Pour votre dernière question portant sur le personnel de l'Office des étrangers, 60 personnes supplémentaires vont être engagées à l'Office des étrangers pour faire face à la surcharge de travail: 40 de niveau 1 et 20 personnes en soutien. Nous avons examiné les possibilités de mobilité externe mais je crois que cela n'a recueilli aucune réponse favorable. La procédure est donc clôturée et nous passons par le biais classique. Il me semblait normal de recourir d'abord à la mobilité interne si cela était possible.
04.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Combien de chambres y aura-t-il? Combien de personnes?
04.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: On verra. Il y aura une chambre francophone et une chambre néerlandophone car la loi le prévoit. Les appels à candidature sont lancés. On devra avoir plus de personnes au sein de la commission consultative simplement du fait des nombreux dossiers qui devront y être traités.
L’instruction prévoit, dans certains cas de figure, lorsque l’ancrage local durable n’a pas pu être constaté par l’Office des étrangers, une consultation obligatoire de la commission consultative. En fonction du nombre de dossiers qui seront déposés, il faudra adapter le nombre de personnes qui siègeront dans ces différentes chambres. Mais on a demandé une disponibilité assez importante dans le chef des personnes candidates pour siéger dans la commission consultative.
Het incident is gesloten.
05 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le risque d'expulsion des demandeurs de régularisation" (n° 15238)
05 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het risico op uitwijzing voor regularisatieaanvragers" (nr. 15238)
05.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, la situation sur le terrain des demandeurs d'asile reste encore parfois confuse. Ces derniers reçoivent des ordres de quitter le territoire relatifs à d'anciennes demandes de régularisation. Ils voudraient savoir dans quel cas ils peuvent être certains de ne pas être éloignés.
Avez-vous l'intention de donner instruction à l'Office des étrangers de ne pas procéder à des arrestations administratives et ce jusqu'au 15 décembre 2009 pour laisser à toute personne en situation précaire la possibilité d'introduire une demande, et donner la même instruction après le 15 décembre pour les personnes qui sont en attente d'une décision quant à leur demande de régularisation introduite sur base de l'instruction?
De plus, il semblerait que toutes les communes ne délivrent pas les accusés de réception. Pourriez-vous également donner instruction aux administrations communales de délivrer ces accusés de réception?
05.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Chère collègue, l'Office des étrangers fait actuellement preuve de la prudence nécessaire lorsqu'il prend ces décisions d'éloignement. Il va de soi que, si un étranger est susceptible d'entrer en considération pour une régularisation, cette possibilité de régularisation est d'abord examinée. Bien entendu, si la personne s'est rendue coupable d'atteintes à l'ordre public graves, une mesure d'éloignement sera prise, même si cette personne peut entrer dans les critères de régularisation. Je rappelle que ces problèmes d'ordre public sont mentionnés dans le vade-mecum sur l'instruction.
Les communes importantes ont des difficultés à remettre chaque fois un accusé de réception. Une réunion avec l'Union des villes et communes de Wallonie et avec l'Association de la Ville et des communes de la Région de Bruxelles-Capitale doit avoir lieu dans le courant de ce mois pour aborder cette problématique. L'ensemble des éléments avait été évoqué lors de la réunion d'information organisée à l'Office du 9 au 11 septembre. D'un point de vue pratique, il faut continuer à avancer pour solutionner ce problème des accusés de réception, principalement pour les dossiers qui doivent être introduits avec des dates déterminées au sein de l'instruction.
05.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Il est important de répéter à l'Office des étrangers que, lorsque les personnes sont susceptibles d'entrer dans une procédure de régularisation, elles ne doivent pas être expulsées ni détenues en vue d'une expulsion, puisque dans ces cas-là elles peuvent difficilement constituer leur dossier. Et on sait que cela demande beaucoup de travail.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de gevolgen voor Oostende van de sluiting van het kamp 'jungle' te Calais" (nr. 15268)
06 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les conséquences pour la ville d'Ostende de la fermeture du camp 'la jungle' à Calais" (n° 15268)
06.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik zal mevrouw Genot even rust gunnen. Ik denk dat dit haar ten goede zal komen.
Naar aanleiding van de sluiting van de zogenaamde jungle van Calais werd in Oostende een serieuze toestroom aan illegalen verwacht. Er was afgesproken dat de politie, in samenwerking met de Dienst Vreemdelingenzaken, er de volgende dagen extra identiteitscontroles zou houden. Wij hebben het hierover al verschillende keren gehad in de commissie. Het CAW heeft in april en mei aan de alarmbel getrokken. De transmigratie blijft voor de stad natuurlijk een serieus groot probleem.
Ofschoon het Verenigd Koninkrijk ook is gestart met de invoering van een identiteitskaart blijft het nog een aantrekkingspool. De samenwerking tussen de verschillende diensten – Vreemdelingenzaken, scheepvaartpolitie en lokale politie – is natuurlijk erg goed en leidde ook tot gecoördineerde actie. Minister Turtelboom zou nagaan in welke mate er actie kon worden ondernomen tegen de tussenpersonen die niet op het terrein aanwezig zijn.
Ik had willen vragen wat die verschillende acties hebben opgeleverd. Hoeveel illegalen werden er dit jaar reeds opgepakt in Oostende? Hoeveel illegalen zijn er geplaatst in gesloten centra? Hoeveel illegalen kregen een bevelschrift om het land te verlaten? Wat is de stand van zaken omtrent het initiatief van minister Turtelboom naar de tussenpersonen? Worden er extra acties ondernomen om aan de toename de nodige gevolgen te geven?
06.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Doomst, ik begin bij uw laatste vraag. De laatste maanden werden er aan de Belgische kust verschillende gecoördineerde acties ondernomen. Het betreft de zogenaamde Mistralacties. Tot eind september ging het om zes acties. Deze acties leverden in totaal volgende resultaten op: 116 personen zonder wettig verblijf werden opgepakt, waarvan 47 opsluitingen, 1 directe repatriëring, 27 bevelen om het grondgebied te verlaten, 15 vreemdelingen mochten beschikken en 26 niet-begeleide minderjarigen werden overgedragen aan de voogdijdienst van de FOD Justitie.
Zo kom ik tot uw tweede en derde vraag. In de maanden januari tot en met september 2009 zijn er in Oostende reeds 729 intercepties geweest. Er worden geen statistieken bijgehouden over de beslissingen die werden genomen. Dit is enkel het geval voor de specifieke Mistralacties. De mogelijkheid om op te treden tegen de tussenpersonen valt onder de bevoegdheid van mijn collega's van Binnenlandse Zaken en Justitie, verantwoordelijk voor respectievelijk de politionele en gerechtelijke materie.
Uw laatste vraag. Wij volgen dit van nabij op en zullen de gepaste maatregelen treffen over de acties die zullen worden ondernomen om aan de toename het nodige gevolg te geven.
06.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het blijkt over een serieuze problematiek te gaan, met name over ongeveer 700 tot 800 betrokkenen.
Zijn de acties waarover wordt gesproken, nog voor de komende periode of maanden? Over welk type acties gaat het?
06.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat moeten wij, na verschillende evaluaties en zoals steeds in overleg met Justitie en de politie, nog bekijken.
06.05 Michel Doomst (CD&V): In dat geval zullen wij de vraag verder opvolgen.
06.06 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat is het probleem met statistieken. Het gaat vooral over de acties en niet over het gehele cijfer. Voor het overige kan ik u enkel het gehele cijfer geven.
Het incident is gesloten.
07 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "certaines notions de l'Instruction Régularisation" (n° 15314)
07 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "een aantal bepalingen uit de regularisatie-instructie" (nr. 15314)
07.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, le vade-mecum de l'instruction en matière de régularisation précise qu'un chef de famille peut introduire une demande concernant tous les membres de sa cellule familiale pour autant qu'ils soient mineurs ou majeurs à charge. Un frère handicapé est-il aussi concerné, par exemple? S'agit-il uniquement des enfants en droite ligne? Pouvez-vous préciser la notion de personne à charge?
Pour ce qui concerne les circonstances exceptionnelles invoquées, les demandeurs doivent-ils réexpliquer en quoi leur dossier correspond à des circonstances exceptionnelles? Ou bien considère-t-on d'office qu'il s'agit de circonstances exceptionnelles dans le cadre de cette nouvelle procédure et que les avocats ne doivent pas y ajouter des pages justifiant lesdites circonstances?
Il est ensuite question de la connaissance d'une des langues nationales ou de la fréquentation de cours d'alphabétisation. Je me plaignais déjà qu'à Bruxelles, des gens attendent six mois pour accéder à ces cours. Il semble que ce soit pire en Wallonie, si bien que de nombreux centres sont saturés. En région liégeoise, on me parle ainsi de trois années d'attente! Ces tentatives d'inscription peuvent-elles servir d'arguments pour les demandeurs? Je signalerai ce problème à mes collègues de la Communauté française et de la Région wallonne pour les inviter à soutenir ces centres.
Enfin, je voudrais aborder l'exigence d'un séjour ininterrompu en Belgique d'une durée de cinq ans. Vous semblez estimer qu'une absence de moins de trois mois ne serait pas une véritable interruption. Dans cette hypothèse, une demande de régularisation pourrait-elle quand même être introduite?
07.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Genot, la notion d'enfant à charge se réfère à l'enfant qui est financièrement à charge et dont l'éducation et l'entretien sont assurés. Dans ce contexte, la preuve de filiation devra évidemment être produite.
L'article 9bis de la loi sur les étrangers impose notamment que pour demander une autorisation de séjour, l'étranger concerné démontre qu'il se trouve dans des circonstances exceptionnelles.
L'intéressé qui satisfait aux exigences techniques légales, par exemple l'introduction correcte du dossier auprès de la commune, et qui prouve qu'il est dans les conditions formulées dans l'instruction du 19 juillet 2009, fournit ainsi la preuve requise pour les circonstances exceptionnelles.
En matière de connaissances linguistiques, le vade-mecum qui reprend l'énumération d'éléments indicateurs d'ancrage éventuel cite les connaissances linguistiques comme élément factuel d'ancrage. Il s'agit en effet de constater la réalité de celles-ci et non d'une quelconque volonté ou disposition.
Il incombe à l'étranger concerné de produire la preuve de tout élément qu'il invoque à l'appui de sa demande. C'est également le cas pour le séjour ininterrompu. Il y aura évidemment une approche globale par rapport à la matérialisation de ce séjour ininterrompu.
Je tiens enfin à rectifier l'élément qui figure dans votre question. On parle d'une présence en Belgique depuis le 31 mars 2007 et non depuis le 31 juillet 2007, comme vous le mentionnez pour la procédure 2.8 B.
07.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour ces précisions.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "le refus de visite en centre fermé" (n° 15315)
08 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de weigering van een bezoek in een gesloten centrum" (nr. 15315)
08.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, un citoyen actif, par ailleurs fonctionnaire pensionné des Affaires étrangères, souhaitait rendre visite à une détenue en centre fermé, ce qu'il fait très régulièrement. Il a donc effectué les démarches habituelles auprès de la direction du centre en indiquant le nom de la personne à qui il désirait rendre visite et en faxant une copie de sa carte d'identité. Mais sa demande de visite a été rejetée sur base de deux motifs: la détenue ne le connaissait pas et il y avait application de l'article 31.3 du "koninklijk besluit".
Quand on parcourt cet article, on s'aperçoit qu'il permet de justifier des refus de visite en cas d'indices sérieux que le contact entre un occupant et un visiteur constitue un danger pour la sécurité nationale, la sécurité publique ou l'ordre public, ou quand la prise de mesures de prévention contre des faits punissables, la protection sanitaire ou des bonnes mœurs, la protection des droits et libertés d'autrui ou la protection et la sécurité du centre le commandent.
Monsieur le secrétaire d'État, j'aimerais savoir ce que recouvre exactement cette notion d'indices sérieux. Ne pensez-vous pas que l'énoncé de cet article laisse une grande place à l'arbitraire dans son application? Une décision de refus basée uniquement sur l'énonciation de l'arrêté semble très peu motivée. Quelles sont les possibilités de recours? Avez-vous l'intention de modifier cet arrêté ministériel?
08.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, je voudrais tout d'abord signaler que vous faisiez erreur lorsque vous affirmiez dans le texte que vous m'avez transmis que le règlement relatif au centre fermé est repris dans un arrêté ministériel. Il n'est pas repris dans un tel arrêté, mais bien dans un arrêté royal; cependant, vous avez rectifiez vous-même votre erreur en parlant aujourd'hui de "koninkklijk besluit".
En ce qui concerne les éléments de fait contenus dans votre question, il convient de préciser que l'accès a en effet été refusé à une personne qui fait partie d'une organisation qui avait prévu une manifestation au centre 127bis, le 27 septembre 2009. De plus, dans le formulaire de demande, l'intéressé n'avait pas indiqué la date de visite souhaitée. Enfin, le refus consistait à éviter que l'intéressé vienne faire sa visite le jour de la manifestation prévue; une telle visite aurait pu énerver les résidents.
Conformément à la procédure, la décision a été motivée et communiquée par téléphone au demandeur. Une visite ultérieure à la journée d'action prévue le dimanche 27 septembre 2009 n'aurait évidemment pas posé de problème.
Pour répondre à la question posée, je souhaite communiquer ce qui suit.
Les termes "indices sérieux" utilisés dans l'article 31, alinéa 1er, troisièmement de l'arrêté royal relatif au fonctionnement des centres fermés n'a pas été explicité dans le rapport au Roi. Il convient donc de les comprendre dans leur acceptation normale. Il doit s'agir de faits objectifs et vérifiables qui, pour toute personne normalement constituée, peuvent être à l'origine des problèmes cités.
Contrairement à ce que vous affirmez, il ne s'agit donc pas d'une décision arbitraire. La mesure doit d'ailleurs toujours poursuivre la finalité expliquée dans l'arrêté royal. En outre, elle doit toujours être motivée en fait et en droit.
Toutefois, si vous deviez quand même estimer qu'il y aurait eu la moindre infraction, je tiens à vous signaler qu'un recours est toujours possible à l'encontre de la décision de refus. Ce recours peut être introduit auprès dudit centre et aussi à l'intention de son supérieur hiérarchique, c'est-à-dire à la Direction générale de l'Office des étrangers. En outre, comme pour toute décision administrative, il est toujours possible d'introduire un recours au Conseil d'État.
Notons que l'arrêté royal relatif au fonctionnement des centres a été modifié récemment par l'arrêté royal du 8 juin 2009. Cette modification visait à aligner l'arrêté royal sur le recours en annulation du Conseil d'État n° 178.705 du 10 décembre 2008. Je tiens à mentionner expressément que l'article concerné n'a pas été annulé par le Conseil d'État.
Enfin, il convient de souligner qu'un tel refus de visite reste très exceptionnel. Les seuls refus concernaient des cas dans lesquels le visiteur avait tenté d'introduire des substances et des médicaments stupéfiants dans le centre et avait tenté de dresser d'autres visiteurs contre le personnel de sécurité et les surveillants ou encore dans les cas dans lesquels la demande n'avait pas été introduite correctement.
08.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Je pense donc que c'est vraiment important qu'en cas de refus, il soit notifié par écrit avec l'indication claire des raisons du refus. Dans ce cas-ci, le refus a été oral et basé sur l'arrêté royal, sans préciser qu'il s'agissait uniquement pour cette date. Il faut vraiment que la pratique soit éclaircie en la matière afin qu'on exprime clairement que tel jour, on n'acceptera pas de visite de ce type.
La personne avait l'impression que c'était un refus généralisé et qu'elle ne pourrait plus jamais se rendre dans un centre fermé. C'est un vrai problème de motivation de la décision. Quand il s'agit de droits aussi fondamentaux, il me paraît important de présenter une motivation écrite et claire.
08.04 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Pour éviter tout quiproquo quant à l'introduction de la demande, il serait bon d'inscrire la date, surtout quand il s'agit d'un jour qui risque d'être 'chaud' à cause de l'organisation d'une manifestation, par exemple.
08.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Peut-être pourrions-nous préciser le jour où l'on ne viendra pas. Nous ne savons pas toujours avec exactitude le jour où nous aurons le temps de nous y rendre, surtout que nous sommes des gens actifs.
Het incident is gesloten.
09 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la preuve de l'identité des demandeurs de régularisation" (n° 15316)
09 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het voorleggen van een identiteitsbewijs door regularisatieaanvragers" (nr. 15316)
09.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, en principe, la personne qui souhaite introduire une demande de régularisation doit apporter la preuve de son identité sous peine d'irrecevabilité de la demande. Elle doit produire un passeport ou une carte d'identité nationale. Deux exceptions sont prévues: d'une part, pour la personne dont la procédure d'asile est en cours et, d'autre part, pour le demandeur qui apporte la preuve de I'impossibilité de se procurer les documents requis.
Il existe diverses situations particulières, dont celle des ressortissants de la République démocratique du Congo (RDC). Pendant de longs mois l'ambassade de RDC était en rupture de stock de passeports. Beaucoup de Congolais sont donc sans passeport. La situation est aujourd'hui en partie débloquée. Néanmoins, il faut plusieurs mois avant d'obtenir un passeport.
D'autres ambassades sont particulièrement désagréables vis-à-vis des demandeurs d'asile. Par exemple, quand un demandeur d'asile iranien se rend à son ambassade, il est prié de signer un document certifiant que le régime politique iranien est absolument parfait, avant de lui délivrer le moindre document.
Les dossiers relatifs à ces personnes sans papiers doivent pouvoir avancer. Quel sera le sort réservé à ces cas malheureux? La production d'un formulaire de demande est-elle suffisante pour démontrer l'impossibilité de se procurer les documents requis?
09.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Genot, il est exact qu'une copie de passeport ou de carte d'identité nationale doit accompagner la demande introductive sous peine de voir celle-ci irrecevable, exceptés les deux cas que vous évoquez dans votre question.
La situation en ce qui concerne la rupture de stock congolaise est bien connue. Pour autant que le formulaire en question permette de constater un lien physique avec la personne concernée, ce formulaire est accepté pour la demande de régularisation. Cependant, il faut remarquer qu'il ne semble pas correct d'affirmer que de nombreux pays sont concernés par une rupture de stock de passeports dans leur représentation en Belgique.
Par rapport au cas que vous évoquez relatif aux demandeurs d'asile qui devraient faire signer un document à leur ambassade, il convient de renvoyer à ce que vous avez vous-même fait remarquer dans votre question. Ce sont précisément ces demandeurs d'asile qui jouissent de l'exception à l'obligation de produire un passeport pour une demande de régularisation.
09.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Dans de nombreuses communes, on continue à exiger ce document pour pouvoir introduire valablement leur demande. Votre réponse sera de ce fait un élément utile pour clarifier la situation.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "la régularisation et les personnes vulnérables" (n° 15350)
10 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "regularisatie en kwetsbare personen" (nr. 15350)
10.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Les sans-papiers qui travaillent comme internes du matin au soir chez des privés ont peu d'occasions de développer un ancrage local. Pourtant, ces personnes, souvent des femmes, sont particulièrement exploitées et méritent de sortir de l'ombre. Peut-on considérer qu'elles entrent dans la catégorie des personnes vulnérables?
10.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Genot, un examen individuel est garanti dans le traitement des demandes de régularisation humanitaire. Dans ce contexte, il ne peut être question de décisions collectives reposant sur l'appartenance ou la non-appartenance à un groupe cible déterminé et en fonction du travail qui serait effectué sur le territoire belge. En effet, il serait en ce cas impossible de tenir compte des éléments spécifiques de chaque dossier et de la vulnérabilité particulière de la personne qui introduit le dossier. Les dossiers seront donc examinés au cas par cas pour vérifier si les étrangers concernés peuvent bénéficier d'une autorisation de séjour. Je vous demande de comprendre que je ne peux pas transformer une catégorie de personnes qui travaillent en interne du matin au soir chez des privés en élément pouvant témoigner d'une vulnérabilité particulière.
10.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): J'espère alors que l'ensemble des travailleurs qui vont traiter ces demandes seront bien conscients de ce fait qui à mon avis ne concerne pas beaucoup de personnes mais des gens exploités qui méritent une attention particulière.
Het incident is gesloten.
11 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'ancrage local durable prévu dans l'instruction du 19 juillet 2009" (n° 15380)
11 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de duurzame lokale verankering bepaald in de instructie van 19 juli 2009" (nr. 15380)
11.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, lorsqu'une demande de régularisation est fondée sur l'ancrage local durable, le demandeur doit étayer sa demande en faisant état de son passé professionnel et de sa volonté de travailler en Belgique.
Monsieur le secrétaire d'Etat, les personnes qui entendent apporter cette preuve en établissant qu'elles ont travaillé de manière non déclarée depuis leur arrivée sur le territoire belge ont-elles la garantie que les informations qu'elles donneront à ce sujet ne quitteront pas la sphère de leur demande de régularisation? En d'autres termes, existe-t-il un risque de poursuites ou de sanctions pour l'employeur et/ou pour le travailleur si ces personnes révèlent avoir travaillé de manière non déclarée en Belgique? Rappelons que la majorité n'ont aucune sorte de revenus, à part ceux du travail au noir.
L'énoncé d'un background de compétences professionnelles acquises au pays d'origine sera-t-il pris en compte dans l'analyse du dossier? Selon quels critères?
Le vade-mecum de l'instruction en matière de régularisation réaffirme le principe selon lequel la contrariété à l'ordre public constitue un motif d'exclusion de la régularisation. Par le passé, une certaine jurisprudence de l'Office des étrangers considérait que le travail effectué de manière non déclarée était un comportement contraire à l'ordre public. Quelle position entend adopter dorénavant l'Office des étrangers lorsqu'un demandeur fera état d'un travail au noir pour appuyer sa demande de régularisation? Pareille révélation constituera-t-elle un motif d'exclusion de la régularisation?
11.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Chère collègue, l'Office des étrangers doit examiner la demande basée sur les points 2.8 A ou 2.8 B uniquement dans le but de prendre une décision sur le séjour de la personne en Belgique. Dans le cadre d'une demande fondée sur le point 2.8 B, le dossier devra aussi faire l'objet d'un examen par les Régions, compétentes pour l'octroi d'un permis de travail.
Je ne peux évidemment pas répondre à la place des Régions. Cependant, sachez que je n'ai pas donné l'instruction à mon administration de transmettre des données issues de ces dossiers à d'autres administrations.
L'examen de l'ancrage local durable se fait à la lumière de plusieurs éléments. La volonté de travailler ou un passé professionnel sont des éléments qui sont pris en compte. Un curriculum vitae, des compétences professionnelles, des formations, des diplômes constituent des éléments qui sont également examinés par l'Office des étrangers et qui peuvent amener à prouver la perspective d'exercer un travail.
L'examen de l'exclusion pour contrariété à l'ordre public se fait au cas par cas. De façon générale, je peux vous dire que le travail au noir ne sera pas une motivation d'exclusion dans le cadre de l'analyse de l'ancrage local durable.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Zoé Genot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "l'usage d'une couche culotte pour adulte lors des expulsions" (n° 15446)
12 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "het gebruik van pampers voor volwassenen bij uitwijzingen" (nr. 15446)
12.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, il me revient que des couches culottes sont mises aux personnes le jour de leur expulsion pour éviter à la police de devoir les mener aux toilettes. Si l'utilisation de couches culottes est envisageable pour des personnes incontinentes, elle est vécue ici comme une atteinte traumatisante et dégradante. Lors de certaines manifestations, nous avons pu voir des langes être balancés à travers les barreaux du centre 127bis.
Monsieur le secrétaire d'État, pourriez-vous me dire si cette pratique a eu lieu et, dans l'affirmative, quelles sont vos intentions pour y mettre fin?
12.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Madame Genot, selon vous, une délégation aurait vu quelqu'un agiter un lange pour adultes. Je tiens à vous dire que les couches culottes sont utilisées dans les centres uniquement pour des raisons médicales, par exemple pour soulager des personnes souffrant de problèmes d'incontinence, comme vous l'évoquiez dans votre question.
Après examen, nos services n'ont pas été informés du séjour récent d'un étranger se trouvant dans de telles conditions au centre 127bis. Nous démentons donc cette information.
12.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Il sera intéressant d'éclaircir la situation. Il importe de ne pas utiliser ces couches culottes. Ayant vu les photos, je vous garantis qu'elles n'étaient pas destinées à des enfants.
Au moins, les choses sont claires: elles ne pourront pas être utilisées. C'est très bien.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Kristof Waterschoot aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "de zogenaamde 'Spanjeroute'" (nr. 15572)
13 Question de M. Kristof Waterschoot au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "ce que l'on appelle la 'filière espagnole'" (n° 15572)
13.01 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij hebben in België al een aantal immigratiegolfjes gekend die via andere EU-landen zijn georganiseerd. Een voorbeeld is Nederland.
De pers in het Antwerpse maakte onlangs gewag van een nieuwe, via Spanje georganiseerde route. In Spanje slaat de economische crisis immers heel hard toe. Er gaan in Spanje de komende twee jaar ongeveer 1,9 miljoen banen verloren.
Ik kan zelf vaststellen dat, letterlijk achter de hoekjes waar ik zelf woon, aan het Marokkaanse consulaat in Antwerpen een lange rij wachtende, Spaanssprekende Marokkanen staat. Ook bij het OCMW van Antwerpen zou het aantal aanvragen voor een leefloon van Spaanssprekende of Spaanse Marokkanen sterk zijn toegenomen.
Bijkomend signaleert het OCMW van Antwerpen dat sommige aanvragers zich als illegalen zouden voordoen, terwijl zij in Spanje wel degelijk over een verblijfsvergunning zouden beschikken.
Zoals u merkt, stel ik mijn vragen heel voorwaardelijk. Ik hoop dat u dan ook enige opheldering kan geven bij de vraag of er van alle, voornoemde verhalen iets aan is.
Daarom heb ik de volgende vragen.
Zijn er in de dossiers voor regularisatieaanvragen die tot nu toe zijn binnengekomen, opvallend meer mensen met de Marokkaanse nationaliteit?
Hebben uw diensten aanwijzingen dat de Spanje-piste effectief bestaat?
Hebt u gegevens dat er opvallend meer Spanjaarden naar België emigreren?
Specifiek worden er een aantal pistes van mogelijke fraude geopperd. Gebeurt er een doorgedreven controle op de echtheid van de beroepsstukken in het raam van de bewijsstukken voor de regularisatie? Gebeurt voormelde controle systematisch of steekproefsgewijs? Hoe wordt ze georganiseerd?
Wordt ook gecontroleerd of de persoon in kwestie een verblijfstitel in een andere EU-lidstaat bezit?
13.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Waterschoot, ik ben tevreden dat ik op uw eerste twee vragen kan antwoorden.
Binnen de Dienst Vreemdelingenzaken wordt maandelijks met vertegenwoordigers van alle relevante uitvoeringsbureaus een rondetafelgesprek rond illegale immigratie, mensensmokkel en mensenhandel georganiseerd. Voornoemd project werd reeds eind 2004 opgestart.
Voormelde werkmethode draagt bij tot het ontdekken van nieuwe fenomenen en tendensen in de migratiestromen en tot een multidisciplinaire aanpak ervan.
Indien er dus zoiets zou bestaan als een “Spanje-route” dan zal dit binnen dit project verder worden onderzocht en opgevolgd.
Er worden door de Dienst Humanitaire Regularisaties geen cijfers bijgehouden naargelang de nationaliteit van de personen of het land waar zij afkomstig van zijn. Spanjaarden, dus Europese burgers, hebben recht van vrij verkeer. Het is voor ons onmogelijk om te achterhalen welke origine de bij ons gevestigde Spanjaarden hebben. Ik kan dan ook niet antwoorden op uw vraag.
In het raam van de recente regularisatie-instructies heeft de Dienst Vreemdelingenzaken speciale aandacht voor controle op de echtheid van de neergelegde stukken. Wanneer zich duidelijk een fraudegeval voordoet, wordt deze informatie doorgestuurd naar de bevoegde parketten.
13.03 Kristof Waterschoot (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb best begrip dat u niet kan beschikken over de gegevens over de EU-burgers. Ik betreur dat er inzake de regularisatieaanvragen geen gegevens beschikbaar zijn over waar deze mensen vandaan komen.
Voor alle duidelijkheid, ik benader dit niet vanuit een angstreactie maar positief. Ik hoop dat dit verhaal niet waar is en dat het overleg dat u hebt aangehaald niet tot deze vaststelling zal komen. Te gepasten tijde zal ik u opnieuw ondervragen over de verdere evolutie van het dossier en of er aanwijzingen in die richting zijn. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik van harte hoop dat het niet zo is.
Het incident is gesloten.
14 Question de M. Jean-Jacques Flahaux à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile sur "l'harmonisation des politiques européennes en matière d'immigration et de droit d'asile" (n° 15470)
14 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over "de harmonisatie van de Europese beleidslijnen inzake immigratie en asielrecht" (nr. 15470)
14.01 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous interroge au sujet des politiques d'immigration européennes. En effet, tous les pays européens sont concernés par cette problématique. Ils le sont toutefois de manière différente, selon qu'ils ont des accès proches des pays de départ ou qu'ils sont situés plus loin. Ils y apportent donc des réponses liées à la fois à leur situation géographique et à la situation politique et économique de leur pays. Ils délivrent aussi chacun un document d'autorisation de rester sur leur territoire en fonction de ces politiques et dans la langue de leur pays.
Or, les migrants, du fait de la libre circulation de l'espace Schengen, se déplacent dans tout l'espace européen, se confrontant du coup à des législations différentes. Ils y rencontrent aussi des forces de police auxquelles ils montrent en toute bonne foi des papiers les autorisant à séjourner sur le territoire d'un des pays européens, avec la difficulté, hélas, étant rédigés dans une langue étrangère, de les lire pour les agents de police, qui ne sont pas tous multilingues, et aussi, même lorsqu'ils arrivent à les comprendre, de les interpréter à la lumière de la législation nationale.
Il semble donc nécessaire, face à un problème commun, même si les réponses doivent être adaptées aux contextes nationaux, de construire une politique d'immigration et de droit d'asile commune, de manière que, quel que soit l'endroit où un clandestin ou un migrant se présente, une réponse identique lui soit offerte par l'Union européenne. Il semble aussi nécessaire de mettre au point un document type d'autorisation de rester et de circuler dans l'espace européen, document rédigé dans la langue du pays délivrant et dans une ou plusieurs des langues officielles de l'Europe, afin que les forces de l'ordre de chaque pays puissent les lire sans difficulté.
Monsieur le secrétaire d'État, quelle position comptez-vous défendre dans le cadre d'un débat avec vos collègues européens, sur la nécessaire harmonisation des politiques d'immigration et de leur traduction dans la manière de les gérer politiquement et administrativement?
14.02 Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur Flahaux, en réponse à votre question, je tiens à citer quelques-uns des projets belges et européens qui existent déjà. Ceux-ci font une distinction en fonction du fait que les mesures portent sur des étrangers non européens, des citoyens de l'Union européenne ou des membres de leur famille.
En ce qui concerne les étrangers non européens, je tiens à préciser que le règlement européen 1030/2002 prévoit déjà que toute autorisation délivrée à un ressortissant d'un pays tiers pour séjourner légalement sur le territoire doit être établie selon un modèle uniforme. En Belgique, ce règlement fut l'occasion de remplacer les cartes en carton pour étrangers par des cartes électroniques semblables aux cartes d'identité électroniques délivrées aux citoyens belges.
En effet, depuis le 5 novembre 2008, l'ensemble des communes belges a adopté ce nouveau système que vous connaissez de par votre pratique communale. Désormais, seules les cartes électroniques sont délivrées aux étrangers autorisés ou admis au séjour de plus de trois mois ou à l'établissement.
Ainsi, au début du mois d'octobre 2009, 520 000 cartes électroniques pour étrangers avaient déjà été délivrées. Comme déjà mentionné, ces cartes sont établies selon un modèle européen harmonisé et ce modèle répond en outre aux questions que vous avez soulevées: les cartes sont établies dans la langue du pays qui les délivre. Les cartes délivrées par les autorités belges respectent donc la législation relative à l'emploi des langues en matière administrative. Toutefois, elles peuvent aussi contenir certaines mentions dans les autres langues nationales ainsi qu'en anglais.
De cette manière, le contrôle des documents s'uniformise dans le contexte européen. L'agent de police contrôleur pourra toujours retrouver des données d'identité de l'intéressé au même endroit sur la carte, quel que soit l'État membre qui a délivré le document.
Je souhaite également vous faire part des observations suivantes. Certains documents sont exclus du champ d'application de ce règlement, notamment les documents délivrés à l'étranger quand la demande de séjour est en cours d'examen. Dès lors, ces documents ne sont pas délivrés selon un modèle européen standardisé. Aucune standardisation n'est exigée puisque l'étranger ne peut se déplacer sur le territoire de Schengen avec ces documents. De ce fait, ils ne doivent pas être contrôlés par les autorités d'autres États membres de l'Union européenne.
À la suite du règlement 380/2008 modifiant le règlement 1030/2002, les empreintes digitales et la photo biométrique devront être intégrées dans les cartes pour étrangers. Le contrôle des cartes par toutes les autorités de l'Union européenne en sera facilité.
Enfin, il convient de souligner que les titres de séjour délivrés à ces étrangers ne remplacent jamais leurs documents d'identité nationaux. Leur pays d'origine est en effet exclusivement compétent pour constater l'identité de ses propres ressortissants. Si les cartes belges pour étrangers facilitent les voyages au sein de l'Union, l'étranger doit toujours être en possession de ses documents d'identité nationaux.
Pour les citoyens de l'Union européenne, la loi du 25 avril 2007 intègre dans la loi belge sur les étrangers la directive 2004/38 relative aux droits des citoyens de l'Union et des membres de leur famille de circuler et de séjourner librement sur le territoire de l'Union européenne. Sur la base de cette directive, les citoyens de l'Union européenne résidant en Belgique sont mis en possession d'une attestation d'enregistrement, d'un document attestant de la permanence du séjour. S'ils le souhaitent, ils peuvent également obtenir ce document sous la forme d'une carte à puce. Ces cartes ne sont pas harmonisées selon un modèle européen, ce qui n'est pas nécessaire d'ailleurs puisque les citoyens de l'Union qui voyagent en Europe doivent utiliser leurs documents nationaux et non leur carte belge d'étranger.
Afin d'harmoniser le tout, il ne faudrait donc pas modifier les cartes d'étranger pour les ressortissants de l'Union européenne qui séjournent dans un autre État membre. Une approche globale consisterait à harmoniser les cartes d'identité nationale que chaque État membre délivre à ses propres citoyens. Cependant, l'Union ne dispose pas des bases juridiques nécessaires pour imposer cette démarche aux États membres. Je pense pourtant, à titre personnel, qu'une telle harmonisation serait hautement souhaitable. Cela pourrait en outre procurer un élément d'appartenance à une citoyenneté et une identification européenne encore plus forte, ce que je soutiens totalement.
En outre, des cartes sont délivrées aux membres de la famille de citoyens de l'Union européenne qui ne sont pas eux-mêmes des citoyens européens; par exemple, le partenaire marocain d'un ressortissant ou d'une ressortissante français qui vient de s'établir en Belgique. Ces cartes pour membre de la famille ne peuvent être délivrées selon le modèle européen uniformisé par le règlement 1030/2002. Cependant, si une harmonisation de ces cartes était également envisagée, il serait nécessaire de trouver une solution pratique qui s'aligne sur le règlement 1030/2002.
C'est uniquement en travaillant de la sorte que nous pourrons être certains que la modification n'aura pas d'impact pratique et budgétaire contraire à l'objectif que, je pense, nous poursuivons et que nous avons en commun.
14.03 Jean-Jacques Flahaux (MR): Je vous remercie pour votre réponse complète, fouillée et fournie. On voit par ce fait-là qu'il y a encore du pain sur la planche et j'espère que nous pourrons profiter de ce momentum qu'est la présidence belge de l'Union européenne pour avancer. Je vous remercie.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "asielzoekers die artsen onder druk zetten" (nr. 15747)
15 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les demandeurs d'asile qui exercent des pressions sur les médecins" (n° 15747)
15.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, sinds de nieuwe regularisatieperiode blijken artsen veelvuldig bezoek te krijgen van asielzoekers die op zoek zijn naar een bewijs dat zij al meer dan vijf jaar in België verblijven.
Artsen klagen er ook over dat zij onder druk worden gezet om dat broodnodige attest te verkrijgen. In die kringen groeit de vrees dat men in de problemen zou geraken.
Bent u op de hoogte van die praktijken en problemen?
Is er overleg voorzien met artsen en tandartsen?
Wordt er indien nodig een oplossing geboden?
15.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, u gewaagt van druk die door asielzoekers op artsen zou worden uitgeoefend, teneinde medische getuigschriften te verkrijgen die hen zouden helpen een vijfjarig verblijf in België aan te tonen.
Ik kan geenszins tussenkomen in de relatie tussen arts en patiënt, noch privéartsen dirigeren in wat zij al dan niet horen te doen. Ik zie dan ook niet in wat een voorafgaand overleg met de medische sector had kunnen opleveren.
Ik kan een arts, die om welke reden dan ook werd bedreigd of geïntimideerd, enkel aanbevelen meteen bij de politie klacht in te dienen.
Ik moet uw stelling, dat een arts het bewijs kan leveren dat iemand vijf jaar in België verblijft, corrigeren. Het komt mij voor dat een arts in zijn hoedanigheid van arts, via de door hem afgeleverde attesten een uitspraak kan doen over het gezondheidsstatuut van een persoon en diens voorgeschiedenis als patiënt bij hem. Zulks kan hij in geen geval doen over de duur van het verblijf van die persoon in België, laat staan dat hij garanties kan bieden dat dit verblijf ononderbroken was.
Natuurlijk kan een arts steeds getuigenissen afleggen in zijn hoedanigheid van particulier. Ik laat het aan de nationale Orde over om te appreciëren of hij dit mag via medische getuigschriften.
15.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.
Ik denk dat het inderdaad gaat over consultaties waarbij de betrokken persoon wellicht via het medisch bezoek een bewijs wil leveren van het tijdstip waarop hij daar aanwezig was.
Ik neem er akte van dat men zich moeilijk tussen de deontologie van de arts kan wringen. Dat is natuurlijk ook zo. Ik stel echter voor deze problematiek de komende weken op de voet te volgen en na te gaan of de overheid bepaalde instructies of aanmaningen tot voorzichtigheid moet bezorgen aan de medische wereld.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "illegalen in psychiatrische ziekenhuizen" (nr. 15748)
16 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les illégaux dans les hôpitaux psychiatriques" (n° 15748)
16.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, illegalen en asielzoekers met psychische problemen uit gesloten centra kunnen vanaf nu voor een kortstondige opname in psychiatrische ziekenhuizen terecht. Bij bewoners van gesloten centra worden inderdaad soms psychische problemen vastgesteld, blijkbaar vaak veroorzaakt door traumatische ervaringen in het moederland. Zij zouden nu in gespecialiseerde instellingen worden opgevangen, omdat het erg moeilijk is daarvoor aangepaste instellingen te vinden.
Kunt u wat meer uitleg geven over dat nieuw initiatief? Gaat het hier over een proefproject? Hebt u zicht op het aantal personen dat zou moeten worden opgenomen? Wat gebeurt er met personen die een dergelijke aandoening eventueel veinzen? Wat als men een dergelijke opname eventueel weigert?
16.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet : Mijnheer de voorzitter, (...)
Recent werd een overeenkomst gesloten tussen de DVZ en een organisatie waaronder een aantal verzorgingsinstellingen ressorteren, met als doelstelling bewoners van de gesloten centra voor een korte periode in de psychiatrie op te nemen, teneinde hen te observeren en hun gepaste medicatie te geven of een gepaste behandeling op te starten en hen te stabiliseren.
Hoewel het niet als een proefproject is opgevat, wordt de overeenkomst uiteraard geëvalueerd en, indien nodig, bijgestuurd.
Het aantal plaatsingen wordt geraamd op een vijftiental gevallen op jaarbasis.
Indien wordt vastgesteld dat personen een aandoening veinzen, zullen ze naar een gesloten centrum worden teruggebracht. Indien men de opname weigert, moet natuurlijk een andere oplossing worden gezocht.
Ik kan u ook nog meedelen dat in elk gesloten centrum een psycholoog aanwezig is en ernaar wordt gestreefd om op vaste basis met een psychiater samen te werken.
16.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord, dat zeker niet geveinsd is, maar dat duidelijk zegt dat het over een beperkt aantal personen gaat.
Ik neem aan dat de samenwerkingsovereenkomsten toch de juiste oplossing moeten kunnen bieden, zeker wanneer de betrokkenen met voldoende psychologische begeleiding worden gekanaliseerd naar de toevluchtsoorden waar zij het best worden geholpen.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "asielzoekers met TBC" (nr. 15750)
17 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les demandeurs d'asile atteints de la tuberculose" (n° 15750)
17.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in het kader van de opvang van asielzoekers met tbc was er begin dit jaar wat commotie rond de publicatie van een artikel in de Artsenkrant. Om de aanpak te coördineren, was gezegd dat er een overleg zou plaatsvinden tussen de Dienst Vreemdelingenzaken en de FOD Volksgezondheid. Ook zou er worden overlegd tussen het Vlaams en het federaal niveau om na te gaan of voor die specifieke gevallen de Vlaams Gemeenschap niet kon samenwerken met het militair hospitaal.
Mijnheer de staatssecretaris, in opvolging van een vorige vraag, wil ik de volgende vragen voorleggen.
Wat heeft dat overleg tussen Vreemdelingenzaken en de FOD Volksgezondheid opgeleverd?
Zijn er ook resultaten van het overleg tussen het Vlaams en het federaal niveau?
17.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet : Mijnheer de voorzitter, mijnheer Doomst, voor uw eerste vraag, op 30 juni 2006 vond in Merksplas een vergadering plaats tussen DVZ, de FOD Volksgezondheid en de VRGT. Er was tevens een longarts van het nabijgelegen Sint-Elisabethziekenhuis.
Tijdens die vergadering benadrukte de VRGT dat de zaak vooral niet gedramatiseerd mag worden. Zij benadrukte het belang van een goede informatieverstrekking ten aanzien van de betrokken vreemdelingen en engageerde zich om, indien bij een vreemdeling een tbc-besmetting wordt vastgesteld en als hij overgebracht dient te worden naar een ziekenhuis, een extra inspanning te leveren om de betrokkene nog beter te informeren over zijn toestand en om hem te motiveren voor het volgen van de therapie.
Voor uw tweede vraag, het resultaat van het overleg tussen de Vlaamse overheid en de FOD Volksgezondheid werd niet aan mij meegedeeld.
17.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord.
In de komende periode zou ik graag het resultaat van het overleg met de Gemeenschap bijkomend willen kunnen opvragen.
L'incident est clos.
18 Vraag van de heer Michel Doomst aan de staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen over "illegalen die drugs dealen" (nr. 15751)
18 Question de M. Michel Doomst au secrétaire d'État au Budget, à la Politique de migration et d'asile, à la Politique des familles et aux Institutions culturelles fédérales sur "les illégaux qui vendent de la drogue" (n° 15751)
18.01 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris. Antwerpen en Charleroi hebben een akkoord bereikt met de Dienst Vreemdelingenzaken om een aantal plaatsen vrij te houden in gesloten centra voor delinquenten, zoals bijvoorbeeld drugsdealers. Blijkbaar is ook met Oostende een dergelijke afspraak gemaakt, die na een bepaalde tijd geëvalueerd zou worden. Uw collega mevrouw Turtelboom zei dat ze dit eventueel ook naar andere steden en gemeenten wilde doortrekken.
Hoe wordt deze samenwerking voorlopig geëvalueerd, heeft ze ook wat opgeleverd, en hebben andere steden of gemeenten er al interesse voor getoond?
18.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer Doomst, de samenwerking met de steden Antwerpen en Charleroi is in het algemeen heel goed verlopen, en kan als positief worden beschouwd.
Vooraf is er steeds een voorbereidende vergadering geweest met alle partners, waaronder de DVZ, de politie, het parket, en voor Antwerpen met de veiligheidsadviseurs en de kabinetchefs van de stad. Nadien zijn er nog tussentijdse vergaderingen geweest om de acties te evalueren. De intense samenwerking heeft ervoor gezorgd dat heel wat personen zijn vastgehouden. De verwijdering van deze personen is iets moeilijker wegens een gebrek aan elementen om de identiteit vast te stellen. De resultaten worden hieronder weergegeven.
De actie Fortuna in Antwerpen met bijstand van de Dienst Vreemdelingenzaken, heeft plaatsgevonden vanaf 1 april 2009 tot 27 april 2009. Tijdens deze actie heeft de lokale politie van Antwerpen zich gericht op drugsdelinquenten zonder wettige verblijf in België, die in 80 % van de gevallen de Algerijnse en Marokkaanse nationaliteit hadden. Gedurende deze periode zijn er vijftien acties geweest, waarbij telkens twee plaatsen in het gesloten centrum van Merksplas werden voorbehouden om mensen op te sluiten. Dat gebeurde steeds met bijstand van de gerechtelijke sectie van DVZ.
Tijdens deze acties zijn er in totaal 55 personen opgepakt waarvoor een administratief verslag werd opgemaakt door de politie en waarvoor de DVZ een beslissing heeft genomen. Twintig personen zijn opgesloten waarvan negen personen effectief naar hun land van herkomst werden gerepatrieerd, namelijk 5 Marokkanen, 1 Algerijn, 1 Georgiër, 1 Serviër en een Rus, 2 weliswaar met ION.
We mogen ook niet vergeten dat 12 van de 55 personen door het parket zijn weerhouden. Actie Phénix te Charleroi heeft plaatsgevonden van 15 juli 2009 tot 31 augustus 2009. De DVZ heeft hiervoor per dag twee plaatsen voorbehouden in het gesloten centrum te Vottem. Tijdens deze acties zijn in totaal 75 personen opgepakt waarvoor een administratief verslag is opgemaakt door de lokale politie van Charleroi en voor wie de DVZ een beslissing heeft genomen. 62 personen werden uiteindelijk opgesloten. Slechts 15 zijn er nog steeds opgesloten met het oog op hun verwijdering naar het land van herkomst. De andere zijn in vrijheid gesteld omwille van het niet identificeren van de betrokkenen. Momenteel zijn er ook voorbereidingen met de stad Mons tegen drugsdelinquenten zonder wettig verblijf in België. Mons moet worden vertaald als Bergen zoals u weet.
18.03 Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat die acties blijkbaar resultaat hebben. Dat is zeker goed voor Antwerpen dat wel wat goed nieuws kan verdragen. Verder ben ik blij te horen dat men ook op andere steden mikt. Ik denk dat dit de manier van werken is die wij moeten blijven propageren en die in de toekomst ook voor andere eventuele gegadigden een goed model kan zijn.
L'incident est clos.
19 Vraag van mevrouw Martine De Maght aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over "de verdwijning van tien Afrikaanse deelnemers aan het internationale scoutskamp 'Flamboree'" (nr. 15478)
19 Question de Mme Martine De Maght à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile sur "la disparition de dix participants africains du camp de scouts international 'Flamboree'" (n° 15478)
19.01 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, gelieve mij eerst en vooral te excuseren voor mijn laattijdige aankomst die te wijten is aan de interventie die ik nog moest doen in de commissie voor de Sociale Zaken. Ik dank u voor uw begrip.
In de media werd bericht dat zeven Oegandezen en drie Burundezen die in augustus hebben deelgenomen of meegewerkt aan het internationale scoutsontmoetingskamp Flamboree in Sint-Joris-Weert, nadien niet naar hun land zijn teruggekeerd. Dat werd gepubliceerd in de Standaard van 7 oktober jongstleden. Alle vermisten zouden meerderjarig zijn en in het bezit van een visum voor een kort verblijf. Een woordvoerder van Scouts en Gidsen Vlaanderen vermoedt dat betrokkenen jammer genoeg in de illegaliteit zijn terechtgekomen.
Mijnheer de staatssecretaris, kunt u bevestigen dat deze informatie klopt? Kunt u ze eventueel toelichten? Kunt u de screeningsprocedure van de Dienst Vreemdelingenzaken verduidelijken voor het verlenen van visa voor een kort verblijf?
Het is blijkbaar niet de eerste keer dat Afrikaanse deelnemers aan de Flamboree verdwijnen en terechtkomen in de illegaliteit. Dat gebeurde ook bij de edities van zes en van vijf jaar geleden. Welke veranderingen werden er sinds de vorige edities en dus ook de reeds eerdere vaststellingen van niet meer terugkeren naar het land, doorgevoerd? Welke maatregelen werden er genomen in verband met het verlenen van visa voor een kort verblijf? Hoe werd dit verbeterd door de Dienst Vreemdelingenzaken?
Werden de personen die bij de edities van vijf en zes jaar geleden verdwenen, ooit teruggevonden? Zo ja, waar verblijven die personen vandaag? Zijn dat geregulariseerde Belgen? Werden zij teruggestuurd naar hun land van herkomst?
Wie aan het kamp wilde deelnemen, moest bewijzen dat hij in zijn land lid is van een scoutsvereniging, moest van tevoren inschrijvingsgeld betalen en moest goed verzekerd zijn. Zijn er afspraken gemaakt met de landen van herkomst in verband met deze screening? Zo ja, kunt u dit dan toelichten?
Werd door de Dienst Vreemdelingenzaken onderzocht of de vermiste personen familieleden hebben die in ons land wonen? Zo ja, wat was het resultaat van dit onderzoek? Wat is de exacte leeftijd van de verdwenen personen?
19.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw De Maght, vooreerst wens ik op te merken dat de informatie die in de pers is verschenen niet volledig correct bleek te zijn. Concreet was er immers sprake van zeven Oegandezen, twee Burundezen en een Congolees. Er is dus geen sprake van drie Burundezen.
Het visum voor de Oegandezen blijkt ambtshalve te zijn afgeleverd door de bevoegde diplomatieke post. De visumaanvragen voor de drie andere personen verliepen via de Dienst Vreemdelingenzaken. Wat de procedure betreft om visa kort verblijf af te leveren, kan worden verwezen naar de bestaande Schengenreglementering. De materie van het kort verblijf wordt immers op Europees niveau geregeld door de zogenaamde Schengeninstructies. Deze instructies kunnen niet zomaar worden gewijzigd op basis van elke gebeurtenis.
De Europese criteria in het kader van de toekenning van visa kort verblijf zijn momenteel de volgende.
Ten eerste, in het bezit zijn van een of meerdere geldige reisdocumenten of documenten die recht geven op grensoverschrijding.
Ten tweede, in het bezit zijn van een geldig visum indien dit is vereist op grond van de Europese verordening 539/2001 van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van de plicht zijn vrijgesteld. Wie houder is van een geldige verblijfsvergunning is vrijgesteld van deze visumplicht.
Ten derde, het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden moeten worden gestaafd. Dit is ook het geval voor het kunnen beschikken over voldoende bestaansmiddelen, zowel de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van herkomst, of voor de doorreis naar een derde land.
Dat is ook het geval voor het kunnen beschikken over voldoende bestaansmiddelen – zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor de terugreis naar het land van herkomst of voor de doorreis naar een derde land, waar de toegang is gewaarborgd – dan wel voor het in staat zijn voornoemde middelen eigenmachtig te verwerven.
Ten vierde, de betrokkene mag niet in het Schengeninformatiesysteem met het oog op weigering van toegang gesignaleerd zijn. Dat is de SIS-informatie.
Ten vijfde, de betrokkene mag niet worden beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van een van de lidstaten. Hij mag met name niet om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang in de nationale databank van de lidstaten gesignaleerd staan.
Een visum kan dus niet zomaar worden geweigerd. Er moet voor het concrete, individuele geval een sluitende motivering zijn om te weigeren, en zulks op basis van de reeds vernoemde, Europese criteria. Alle beslissingen zijn bovendien, zoals het in een rechtstaat past, voor beroep vatbaar.
Bij dat alles moet men er zich bovendien bewust van zijn dat nooit het onzekere kan worden uitgesloten. Bepaalde categorieën van aanvragen vormen een hoger risico. Solide garanties zijn er omzeggens nooit.
Er kunnen bijvoorbeeld nog steeds problemen rijzen bij vreemdelingen die elk onderzoek hebben doorstaan en waarvoor de uitnodigende instanties totaal borg staan. Dat gezegd zijnde, is het evenwel belangrijk te benadrukken dat er veel bonafide reizigers zijn. Dat geldt zelfs voor personen uit migratiegevoelige regio’s zoals Afrika.
Het is bijgevolg belangrijk steeds een objectieve en individuele beoordeling te garanderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het concrete dossier, met de Europese regelgeving en met de jurisprudentie ter zake.
Enkel zo kan willekeur worden vermeden.
Wat uw derde vraag aangaat, in antwoord op uw vraag of er lessen worden getrokken uit het verleden, dien ik vooreerst nogmaals aan te halen dat die materie op Europees niveau is geregeld. De weigeringbasis voor een visum kort verblijf kan dus niet zomaar worden veranderd door een van de lidstaten.
Natuurlijk wordt er rekening gehouden met de realiteit op het terrein, maar in concreto kan de visumaanvraag enkel worden geweigerd wanneer daar een legale basis voor bestaat.
In elk geval wens ik aan te geven dat de aanvragen van de vorige en de huidige edities op dezelfde legale basis worden beoordeeld.
Voorts beschik ik niet over bijkomende informatie omtrent de personen die betrokken zijn in de vorige edities.
Ik kom tot uw vierde vraag. Inzake de mogelijke afspraken die de lokale ambassades en consulaten hebben met de landen waarin zij zich bevinden, verwijs ik u door naar de bevoegde minister van Buitenlandse Zaken.
Ten vijfde, zoals opgemerkt, verliepen de aanvragen van de zeven Oegandezen via de FOD Buitenlandse Zaken. Voor die dossiers zou dus de bevoegde minister van Buitenlandse Zaken mogelijk rechtstreeks kunnen worden aangesproken.
Daarbij kan evenwel worden opgemerkt dat het feit dat er in dezen sprake was van ambtshalve afgegeven visa, er reeds op wijst dat de betrokkenen in de praktijk hebben voldaan aan de daarnet opgesomde Europese voorwaarden tot afgifte van een visum kort verblijf. Aangenomen kan worden dat zij bijgevolg over een goed en volledig dossier konden beschikken.
Aangaande de drie aanvragen die verliepen via de DVZ, kan ik meedelen dat in de mate van het mogelijke steeds de achtergrond van de uitnodigende partij wordt gecontroleerd. In deze concrete gevallen waren er echter geen indicaties dat er familieleden waren.
Ik kom tot uw laatste vraag. De zeven Oegandezen hebben de leeftijd van 21, 25, 27, 29, 30, 32 en 44 jaar, de twee Burundezen waren 18 en 20 jaar en de Congolees was 23 jaar oud.
19.03 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de staatssecretaris, bedankt voor uw antwoord. Uiteraard, als men afspraken maakt met de lidstaten, moet men zich daaraan houden.
Wat ik niet heb gevraagd, maar wat misschien interessant is, is het volgende. Hebt u enig zicht op het percentage? Er is over het feit in de media bericht en op basis daarvan heb ik mijn vraag geformuleerd. Als het inderdaad de enigen zijn, kan men daar geen beleid op afstemmen. Dan begrijp ik dat ook. Het zou een ander verhaal zijn als er frequent van een visum voor een kort verblijf misbruik wordt gemaakt om hier in de illegaliteit te verdwijnen en later een regularisatie af te dwingen.
Ik zal mijn vragen op een ander moment stellen. Ik begrijp dat u mij er vandaag geen antwoord op kunt geven. Later zal er misschien een duidelijker zicht zijn op de vraag of het al dan niet noodzakelijk is dat België, afhankelijk van het percentage, pleit voor de aanpassing van de screeningvoorwaarden voor visa voor een kort verblijf.
L'incident est clos.
- mevrouw Martine De Maght aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over "de integratie-eis voor gezinshereniging" (nr. 15485)
- mevrouw Martine De Maght aan de vice-eerste minister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid over "de inkomenseis voor gezinshereniging" (nr. 15486)
- Mme Martine De Maght à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile sur "le critère d'intégration dans le cadre du regroupement familial" (n° 15485)
- Mme Martine De Maght à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile sur "le critère de ressources dans le cadre du regroupement familial" (n° 15486)
20.01 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de regeringspartijen bereikten nog steeds geen globaal akkoord over het asiel- en migratiebeleid inzake gezinshereniging. Er zou wel een definitief akkoord zijn over de inkomenseis. Dat vernamen we via de media.
Wie een gezinslid wil laten overkomen, zou voortaan over een inkomen moeten beschikken dat gelijk staat aan het leefloon, zoals het tegenwoordig zo mooi wordt gezegd, vermeerderd met een bedrag per persoon ten laste.
Mijn vragen komen voort uit mijn ervaring bij mijn OCMW-werkzaamheden.
Kunt u bevestigen dat er een inkomenseis is vastgesteld en dat die wordt berekend door het leefloon te vermenigvuldigen met een bedrag per persoon ten laste?
Welke inkomensbronnen komen in aanmerking om aan deze inkomenseis te voldoen? Gaat het hierbij enkel om een inkomen uit arbeid of ook om inkomens uit uitkeringen, zoals onder andere leeflonen en invaliditeitsuitkeringen.
Wordt de stabiliteit van de inkomensbron, voorafgaand aan de eventuele gezinshereniging, in aanmerking genomen? Moet die inkomenseis voldoen aan een minimumperiode? Dat was in het verleden zo.
De inkomensvoorwaarde alleen is niet voldoende, ook de huisvesting moet worden gegarandeerd. De toepassing van het huidige OCMW-decreet is afhankelijk van het feit of degene die het inkomen garandeert, ook een woonst kan aanbieden in het kader van de gezinshereniging. In welke mate wordt daarmee rekening gehouden? Is er een specifieke huisvestingseis gesteld? Kunt u die toelichten? Zo ja, zijn er dan contacten op Vlaams niveau om het OCMW-decreet als dusdanig aan te passen?
20.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet : Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Maght, inzake gezinshereniging kwam het kernkabinet op vrijdag 10 oktober het volgende overeen.
Er komt een invoering in de wet van een inkomenseis, zoals voorzien in richtlijn 2003/86, voor degene die zich laat herenigen met zijn echtgenoot of partner. Dit bedrag stemt overeen met het leefloon plus één persoon ten laste. Er wordt evenwel een uitzondering voorzien voor de erkende vluchtelingen, overeenkomstig de bepalingen voorzien in artikel 10, § 2, alinea 4, van de wet op het verblijf.
Met het oog op de oplossing van de problemen op het terrein zullen de bepalingen met betrekking tot de andere voorwaarden voor de gezinshereniging, namelijk huisvesting en ziekteverzekering, het voorwerp uitmaken van een herziening in het kader van hetzelfde wetsontwerp.
Gezinshereniging dient te worden gebonden aan een integratieverplichting. In dit kader dienen samenwerkingsakkoorden gesloten te worden met de verschillende Gemeenschappen van ons land.
Mijn medewerkers werken momenteel aan een voorontwerp van wet dat de eerste twee punten van dit akkoord zal concretiseren. De tekst van het voorontwerp zal worden voorgelegd aan de Ministerraad vooraleer bestudeerd te worden door het Parlement.
In de loop van de komende weken zal de werkgroep Samenwerkingsakkoorden een eerste keer samenkomen, om in te gaan op het laatste punt, over integratie.
20.03 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb begrepen dat er dus nog heel veel moet worden uitgewerkt en dat alleen de fundamenten van het voorstel gelegd zijn. Ik heb het waarschijnlijk niet goed gehoord, mag het of moet het inkomen zijn uit arbeid of zijn vervangingsinkomens ook toegestaan.
20.04 Staatssecretaris Melchior Wathelet : Inzake de ziekteverzekering zullen wij de verplichting vervangen door een bedrag dat gelijk is aan het leefloon met één persoon ten laste. Dat zullen wij vervangen in de wettekst. Dat staat ook in de verklaring van de premier. Hij heeft dat zo vermeld. Dat is het akkoord dat wij op 10 oktober hebben gesloten.
20.05 Martine De Maght (LDD): Over de huisvestingseis is niets vooropgesteld dat past in het ganse integratieproject? Dan heb ik het goed begrepen.
Het incident is gesloten.
20.06 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik kom tot mijn volgende vraag in verband met documenten afgeleverd door artsen en tandartsen voor een regularisatieaanvraag.
De voorzitter: Die is verwezen naar de commissie voor de Volksgezondheid.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 17.44 uur.
La réunion publique de commission est levée à 17.44 heures.