Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen

Commission des Relations extérieures

 

van

 

dinsdag 20 oktober 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 20 octobre 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.00 uur en voorgezeten door de heer Herman De Croo.

La séance est ouverte à 14.00 heures et présidée par M. Herman De Croo.

 

01 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de inspectie door Turkse parlementsleden in een Belgische gevangenis" (nr. 14986)

01 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "l'inspection réalisée par des parlementaires turcs dans une prison belge" (n° 14986)

 

01.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, er bestaat in het Brussels Frans een uitdrukking die men in Charleroi misschien niet kent en ook niet in Mons: “Rire c’est rire, mais cracher dans mon cou et dire que je transpire, ça ce n’est plus rire”.

 

Ik kan er niet aan doen, maar het is aan die uitdrukking dat ik heb gedacht toen ik in De Morgen – en wie durft te twijfelen aan de ernst van die krant – en in Het Laatste Nieuws van 22 september moest lezen dat drie Turkse parlementsleden een bezoek aan de gevangenis van Ittre hadden gebracht. Aan het hoofd daarvan stond trouwens de voorzitter van het Comité voor de Mensenrechten van het Turkse parlement.

 

Zij wilden nagaan of de gevangenissen bij ons de mensenrechten wel voldoende zouden eerbiedigen. Alles had te maken met het feit dat een Turkse gedetineerde op 4 augustus in de gevangenis in Jamioulx was overleden.

 

Dat precies Turkije de gevangenissen bij ons komt controleren, is op zijn minst lachwekkend, humoristisch, want mensenrechten is niet echt een Turkse specialiteit. Lokum en schapenvlees aan het spit zijn Turkse specialiteiten, maar de mensenrechten zijn dat niet.

 

Turkije wordt trouwens regelmatig internationaal op de vingers getikt op het vlak van de mensenrechten. Het is onder meer omwille van het niet respecteren van de mensenrechten dat Turkije tot nu toe werd geweigerd toe te treden tot de Europese Unie.

 

Mijnheer de staatssecretaris, hoe komt het dat onze regering zo’n bezoek toestaat. Dat bezoek kan op zijn minst als vernederend worden beschouwd. Ik heb het woordje beledigend gebruikt, maar het woordje vernederend vind ik even erg. Ik weet het niet, maar het is net alsof de smokkelaars de politie komen inspecteren.

 

01.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, beste collega, het bezoek aan België van de parlementaire delegatie onder leiding van professor Zafer Üskül, voorzitter van de commissie voor de Rechten van de Mens van de Turkse grote nationale assemblee, was reeds lang gepland.

 

Dit bezoek sluit aan bij de bezoeken die deze commissie regelmatig brengt aan de lidstaten van de Europese Unie om van gedachten te wisselen en om best practices op het gebied van de mensenrechten in kaart te brengen.

 

De commissie voor de Rechten van de Mens van het Turkse parlement bracht ook reeds een bezoek aan Nederland in juni 2008, en aan Oostenrijk in mei 2009.

 

Het is vanuit deze optiek dat de Turkse parlementaire delegatie een Belgische gevangenis wenste te bezoeken. De beslissing om aan dit verzoek gevolg te geven valt onder de exclusieve bevoegdheid van de FOD Justitie.

 

01.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik had dat antwoord verwacht en heb ook een gelijkaardige vraag gesteld aan de minister van Justitie.

 

Hetgeen mij een beetje verbaast, is te vernemen van de regering dat dit een soort routinebezoek is, dat Turkse parlementsleden aan alle landen van de EU brengen met het oog op het bestuderen van het verbeteren van de mensenrechten in eigen land. Goed, dat is de versie van de regering. Ik vraag mij dan af hoe het komt dat in de kranten net het tegenovergestelde wordt verteld. Er wordt daar namelijk alleen maar gewag gemaakt van een inspectie over de toestand van de mensenrechten bij ons.

 

Het is bizar, maar ik zal het verder navragen bij de minister van Justitie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de Iraanse vluchtelingen in Irak" (nr. 15174)

02 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "les réfugiés iraniens en Irak" (n° 15174)

 

02.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, deze vraag heb ik gesteld op basis van een aantal documenten die naar alle parlementsleden werden gestuurd door de Council of Resistance of Iran. Het gaat erover dat Iraanse vluchtelingen, die zich in Irak bevinden omdat zij problemen hebben met het ayatollahregime in eigen land, door de Iraakse regering en het leger zeer zwaar worden aangepakt en dit ondanks de Amerikaanse bescherming die zij zouden moeten genieten. Dit zou alles te maken hebben met de verbetering van de betrekkingen tussen Bagdad enerzijds en Teheran anderzijds. Men heeft het onder meer over het doden van een aantal Iraniërs door het Iraakse leger naar aanleiding van een aanval die deze zomer werd uitgevoerd op de stad Ashraf.

 

Ik heb geen probleem met de verbetering van de betrekkingen tussen Irak en Iran. Zij hebben vroeger vreselijk veel oorlog gevoerd. Indien mensen die zijn gevlucht voor het ayatollahregime, waar het leven toch niet echt aangenaam is, het slachtoffer moeten zijn van die verbeterde betrekkingen, dan is er toch wat aan de hand. Om die reden wou ik naar het standpunt vragen van de Belgische regering ter zake.

 

02.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, de minister veroordeelt elk buitenmaats gebruik van geweld en is van mening dat bij elk noodzakelijk optreden met het oog op de ordehandhaving, de internationale basisregels in acht moeten worden genomen. Hij vroeg zijn diensten op 30 juli de ambassadeur van Irak te ontbieden om onze bezorgdheid te uiten over de aanval van het Iraakse leger op het kamp Ashraf op 28 en 29 juli.

 

Nog diezelfde dag werd een gelijkluidend perscommuniqué gepubliceerd. De ambassadeur van Irak heeft met name verklaard dat de bewoners van Ashraf niet naar Iran zullen worden teruggestuurd. Irak is echter opnieuw een soevereine staat, die de openbare orde op zijn grondgebied moet garanderen. Welnu, sommige leden van de Organisatie van de Mujahedin van het Iraanse volk (OMPI) die in het kamp Ashraf aanwezig zijn, zijn gewapend. Deze informatie werd bevestigd door Amnesty International, alsmede door een aantal diplomatieke bronnen.

 

Het is dan ook begrijpelijk dat de regering van Nouri al-Maliki ongerust is, temeer daar de internationale gemeenschap haar steunt bij haar pogingen om de verschillende Iraakse milities te ontwapenen.

 

Het statuut van de bewoners van kamp Ashraf is trouwens complex. De Verenigde Naties en het Internationaal Comité van het Rode Kruis maken een principieel onderscheid tussen de strijders van de OMPI, die als leden van een paramilitaire organisatie worden beschouwd, en de gewone bewoners van het kamp. Laatstgenoemden zijn als individuele burgers beschermd door de basisregels van het internationaal humanitair recht, met name het Vierde Verdrag van Genève.

 

Deze individuele burgers genieten het recht te worden beschermd tegen terugsturing naar Iran, waar zij vervolgd dreigen te worden, en hebben het recht op toegang tot de basisvoorzieningen. Zij hebben daarentegen niet het statuut van beschermde personen. Dit statuut wordt alleen verleend in het geval van een internationaal conflict. De OMPI van haar kant is een buitenlandse politiek-militaire organisatie.

 

Zij mag in principe haar activiteiten niet op het grondgebied van het gastland uitoefenen. Ze heeft zelfs geen toelating om tegen het advies van de regering van het betrokken land in op diens grondgebied te verblijven. Het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties erkent het statuut van vluchtelingen trouwens niet voor leden van de OMPI.

 

Naar verluidt is het echter mogelijk om op het terrein leden van de OMPI te onderscheiden van de bewoners van het kamp Ashraf. Inmiddels bracht een gezamenlijke onderzoeksmissie van het OCHA en van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties op 10 augustus 2009 een bezoek aan het kamp. De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties bracht op 8 en 9 september 2009 andermaal een bezoek aan het kamp.

 

De minister meent dat het voortzetten van de diplomatieke contacten met de Irakese regering de beste manier is om een oplossing voor voornoemd probleem uit te werken. Er moet naar worden gestreefd de situatie te stabiliseren, een nieuwe, Irakese strijd, die weliswaar weinig waarschijnlijk is, te voorkomen en te garanderen dat humanitaire hulp het kamp bereikt. Ook moet een oplossing op lange termijn worden uitgewerkt.

 

De minister verzekert u dat zijn diensten de situatie in kamp Ashraf met de nodige waakzaamheid zullen blijven opvolgen.

 

De voorzitter: Ik dank u voor uw omvangrijke antwoord.

 

02.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ook ik dank de staatssecretaris voor zijn omvangrijke antwoord. Ik heb er slechts een punt aan toe te voegen.

 

Ik heb begrip voor het feit dat de minister van Buitenlandse Zaken van België niet de hele wereld permanent op de vingers kan kijken. Voor Irak hebben wij een enigszins sterke positie.

 

De voorzitter: De vorige minister deed een ernstige inspanning om de hele wereld op de vingers te kijken.

 

02.04  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Hij deed dat wel, maar het was, indien ik het in het Engels mag uitdrukken, in vain.

 

Voor de problematiek in Irak staan wij evenwel een klein beetje sterker dan elders, vermits de Irakese regering – laat ons eerlijk zijn – bij de genade van het Westen aan het bewind is, hoewel België geen troepen in Irak heeft.

 

Mijnheer de voorzitter, mag ik doorgaan?

 

De voorzitter: Is uw vraag beëindigd? Indien u immers over genade spreekt, voel ik mij altijd enigszins ongemakkelijk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "huwelijken in het buitenland" (nr. 15432)

03 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "les mariages célébrés à l'étranger" (n° 15432)

 

03.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, dit is een intrigerende zaak. Ik ben op deze materie gewezen door mensen van de burgerlijke stand van de stad Gent. Die mensen vertelden mij dat tot 1996 een Belgische man die in het buitenland met een buitenlandse vrouw wilde trouwen op een Belgische ambassade, dat zonder meer kon, maar dat het toen onmogelijk was voor een Belgische vrouw die in een Belgische ambassade, in het buitenland uiteraard, in het bootje wilde stappen met een man van vreemde nationaliteit.

 

Dat is ondertussen aangepast, maar ik word geïnformeerd over het volgende. Wanneer een Belgische vrouw in het buitenland op een ambassade zou willen trouwen met notariële bevoegdheid, dus mits het sluiten van een huwelijkscontract, zij toch nog altijd veel meer documenten moet voorleggen dan wanneer een mannelijke landgenoot aldaar zou trouwen met een vrouwelijke buitenlandse.

 

Klopt dat? Als de regering dat bevestigt, vanwaar komt die vorm van discriminatie? Waarin werd voorzien om dit te verhelpen, als deze gegevens kloppen?

 

03.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, beste collega, het probleem schuilt in artikel 5.2 van de wet van 10 juli 1931 aangaande het consulair notariaat. Dat artikel bepaalt dat op een ambassade of consulaire post, huwelijkscontracten betreffende Belgische onderdanen en vreemde vrouwen kunnen worden opgesteld. Daarnaast kunnen ook huwelijkscontracten worden opgesteld waarbij enkel Belgen partij zijn.

 

De diensten van de minister hebben een voorontwerp van wet klaargemaakt waarin onder meer ook die ongelijkheid tussen vrouwen en mannen ongedaan wordt gemaakt.

 

03.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de uitlevering van de dader van de moord op een juwelier in Lede" (nr. 15433)

04 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "l'extradition de l'auteur du meurtre d'un bijoutier à Lede" (n° 15433)

 

04.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, volgens een toch wel verbazend verhaal in de kranten zou de moordenaar van een juwelier uit Lede bij Aalst, die van Marokkaanse oorsprong is, naar zijn land zijn gevlucht. Hij is daar tot nu toe niet aangehouden, hoewel ik moet toegeven dat die informatie is verzameld op 4 oktober. Dat is niet lang geleden, maar men weet nooit of er ondertussen iets is veranderd.

 

De gerechtelijke autoriteiten van Dendermonde laten verstaan dat ze een zeer sterk vermoeden hebben dat de betrokkene de Marokkaanse politie en justitie heeft omgekocht, omdat men in Marokko normalerwijs zeer streng optreedt tegen mensen die in het buitenland een misdaad hebben gepleegd. Dat zou hier niet zijn gebeurd.

 

Mijnheer de voorzitter, het parket van Dendermonde zal toch niet over één nacht ijs zijn gegaan om zo’n sterke beschuldiging uit te spreken. Men zal toch over elementen beschikken die de bewering kunnen staven.

 

Is de regering van de zaak op de hoogte? Kunt u dat bevestigen, mijnheer de staatssecretaris?

 

Werden er inmiddels in dat verband initiatieven genomen tegenover Marokko, want we kunnen dat natuurlijk niet zomaar laten voorbijgaan?

 

04.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, de diensten van de minister van Buitenlandse Zaken hebben geen aanwijzingen dat Mohamed Hachem de Marokkaanse politie en justitie zou hebben omgekocht. De Belgische initiatieven in de zaak verlopen via de bevoegde gerechtelijke autoriteiten in beide landen en worden vanuit de Belgische ambassade in Rabat ondersteund en gefaciliteerd, meer in het bijzonder door de Belgische verbindingsmagistraat en verbindingsofficier, die zich ter plaatse bevinden.

 

Over verdere elementen beschikt de minister in de zaak niet, die behoort tot de bevoegdheid van zijn collega van Justitie.

 

De voorzitter: Dat is nog maar eens een voor Justitie dan.

 

04.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, ik had dat voorzien en heb de vraag al ingediend voor de minister van Justitie. Hoe dan ook dank ik de staatssecretaris voor het antwoord, omdat mij dat ook zal helpen bij mijn vraag aan de minister van Justitie.

 

De voorzitter: Ziedaar, een klein land heeft een groot buitenland.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: We komen al aan de twaalfde vraag.

 

04.04  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Wij zijn er bijna door, mijnheer de voorzitter.

 

05 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het akkoord tussen Armenië en Turkije" (nr. 15537)

05 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "l'accord entre l'Arménie et la Turquie" (n° 15537)

 

05.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, deze vraag heeft betrekking op het recent gesloten akkoord tussen Armenië en Turkije. Ongeveer een tiental dagen geleden hielden de internationale media ons tijdens het weekend permanent op de hoogte van de evolutie van de onderhandelingen tussen Armenië en Turkije die in Genève plaatsvonden in het bijzijn van onder meer mevrouw Clinton, dit met betrekking tot het heropenen van de grenzen tussen beide landen. Ze maakten daar een boeiend feuilleton van want op een zeker ogenblik werd aangekondigd dat het akkoord om 18 u zou worden ondertekend. Om 18.30 u vernamen we dat alles was uitgesteld en in de late avond werd ons uiteindelijk meegedeeld dat het was ondertekend. Iedereen was blij en tevreden, het was iets dat men al lang nastreefde en waar men eindelijk in geslaagd was.

 

De vreugde was echter van heel korte duur want de volgende dag mochten we al vernemen dat de minister van Buitenlandse Zaken van Turkije liet weten dat het akkoord maar kon in werking treden onder bepaalde voorwaarden, namelijk met betrekking tot het deel van Azerbeidzjan dat door Armenië werd veroverd omdat er een meerderheid van Armeniërs woont, Nagorno Karabach.

 

De problematiek van Nagorno Karabach kwam nochtans niet ter sprake bij de onderhandelingen die werden gevoerd met betrekking tot het sluiten van het akkoord. Deze voorwaarde is er pas post factum aan toegevoegd. Men kan natuurlijk begrijpen dat Turkije een zeker sympathie heeft voor Nagorno Karabach. Enerzijds vechten ze tegen de Armeniërs waar de Turken ook problemen mee hebben en anderzijds zijn de Azeri mensen van Turkse oorsprong die een Turkse taal spreken en islamitisch zijn. Er zijn dus allerlei redenen voor die sympathie.

 

Niettemin is er nooit gewag van gemaakt tijdens de onderhandelingen en het is vrij merkwaardig dat men na het paraferen van het akkoord – het moest immers nog worden goedgekeurd door de parlementen van beide landen – er onmiddellijk een voorwaarde aan toevoegde.

 

Wij hebben de indruk dat dit wel werd geparafeerd, misschien onder druk van onder meer de VS, maar dat dit helemaal niet gemeend was en dat eigenlijk niets is opgelost. Ik wou informeren naar het standpunt van de regering ter zake.

 

05.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, er is geen onmiddellijk verband tussen de protocollen betreffende de toenadering tussen Turkije en Armenië die op 10 oktober 2009 werden ondertekend en de mogelijke vooruitgang die kan worden geboekt tijdens de onderhandelingen onder leiding van de Groep van Minsk aangaande het conflict rond Nagorno-Karabach tussen Armenië en Azerbeidzjan. In de protocollen staat trouwens geen enkele expliciete verwijzing naar dit conflict.

 

Hoewel er in deze protocollen geen sprake is van een regeling voor de kwestie Nagorno Karabach, is het niettemin duidelijk dat de ondertekening van beide Turks-Armeense protocollen een stap is naar de normalisering van de Armeens-Turkse relaties, wat potentieel een regionale dynamiek inhoudt met de hoop op een spillover effect naar andere kwesties zoals het conflict rond Nagorno-Karabach.

 

De Zuid-Kaukasische regio heeft nood aan positieve ontwikkelingen en de Turks-Armeense toenadering kan hierin een belangrijke, stimulerende rol spelen. Deze hoop heeft de minister ook verwoord in het communiqué dat hij tien dagen geleden verspreidde.

 

De minister wil er tot slot nog op wijzen dat de preambules van de protocollen van 10 oktober 2009 in algemene termen het hernieuwde engagement van beide partijen bevestigt om regionale en internationale geschillen op een vreedzame manier en conform de regels en principes van het internationaal recht te beslechten.

 

05.03  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik herhaal dat ik niet zal eisen dat de Belgische regering de grensconflicten tussen Turkije en Armenië gaat regelen, en ook niet de grensconflicten tussen Armenië en Nagorno Karabach. Ik vond het alleen de moeite om hier een vraag over te stellen om toch aan te tonen dat het misschien minder gemakkelijk is te onderhandelen met Turkije dat bij Europa wil aansluiten dan men ons soms wel voorstelt. Daarmee ben ik tevreden.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het WK Voetbal dat in 2010 in Zuid-Afrika georganiseerd wordt" (nr. 15538)

06 Question de M. Francis Van den Eynde au ministre des Affaires étrangères sur "la Coupe du Monde de football organisée en Afrique du Sud en 2010" (n° 15538)

 

06.01  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, de Wereldbeker Voetbal zal in 2010 in Zuid-Afrika worden georganiseerd.

 

Zuid-Afrika is op dit ogenblik het meest criminele land van de wereld of, beter gezegd, het land waar de hoogste criminaliteitscijfers worden gehaald. Verkrachtingen, moorden en diefstallen zijn er schering en inslag. Ik meen te weten dat daar vijftig moorden per dag gebeuren en naar verluidt zou dat een verbetering zijn.

 

Ik vestig er uw aandacht op dat het bevolkingscijfer van Zuid-Afrika niet hoger ligt dan 30 miljoen. We spreken dus niet over een reusachtig land als de Verenigde Staten. Indien het “maar” vijftig moorden per dag zijn, is dat al erg genoeg. Dan heb ik het nog niet over de verkrachtingen en alle andere misdaden. Met andere woorden, de Belgische voetbalsupporters die uiteraard geneigd zullen zijn om dat wereldkampioenschap mee te maken, moeten op zijn minst worden gewaarschuwd voor de situatie in dat land. In dat verband had ik graag geweten in welke maatregelen de regering voorziet.

 

06.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, beste collega, Zuid-Afrika moet als gastland beantwoorden aan een gedetailleerd lastenboek met betrekking tot de infrastructuur en de organisatie van het kampioenschap, alsook inzake de opvangcapaciteit voor de verwachte bezoekers. De FIFA heeft zich tot nu toe tevreden getoond over de voorbereidingen

 

De strijd tegen criminaliteit en geweld is een van de prioriteiten van de Zuid-Afrikaanse regering die zich zeer bewust is van de noodzaak om voor het Wereldkampioenschap Voetbal de veiligheid te verzekeren. Er is overigens reeds een zekere ervaring met het organiseren van belangrijke internationale sportevenementen, met name van rugby en cricket.

 

Het huidige reisadvies van de FOD Buitenlandse Zaken bevat duidelijke verwijzingen naar de criminaliteitsproblematiek en zal in de aanloop naar het WK Voetbal in 2010 nog verder worden aangevuld met specifieke raadgevingen, gericht op WK-bezoekers.

 

Ter informatie, wegens de afwezigheid van de Belgische nationale ploeg, blijft de toename van Belgische reizigers naar Zuid-Afrika in die periode mogelijk beperkt.

 

De voorzitter: Ik wil eerst even meedelen dat mij wordt gevraagd om de vraag nr. 15758 van mevrouw De Bont om te zetten in een schriftelijke vraag.

 

06.03  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, voulez-vous la réponse?

 

De voorzitter: Dat zou goed zijn.

 

Mijnheer Van den Eynde, gelieve mij te verontschuldigen voor deze onderbreking.

 

06.04  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Geen probleem, mijnheer de voorzitter.

 

Mijnheer de staatssecretaris, om te beginnen met uw laatste opmerking, België speelt inderdaad niet mee in deze wereldbeker, waardoor dit WK misschien minder aantrekkingskracht zal hebben op de voetbalsupporters.

 

Ik wil er toch de aandacht op vestigen dat Zuid-Afrika het tweede land in Afrika is wat migratie betreft vanuit België. Er wonen voor zover ik weet 25 000 mensen met de Belgische nationaliteit in Zuid-Afrika, en het is mogelijk dat familieleden en kennissen het feit dat deze zomer de Wereldbeker Voetbal aldaar plaatsvindt, aangrijpen om naar daar op reis te gaan.

 

Een tweede zaak is het feit dat de Zuid-Afrikaanse regering ongetwijfeld naar aanleiding van deze wereldbeker zal proberen om de criminaliteit in te dijken. Dat staat buiten kijf. We moeten ons enkel de vraag stellen of dit mogelijk is. Ten eerste is er heel wat corruptie in Zuid-Afrika, ook op het niveau van de politie. Ten tweede is de misdaad er zeer sterk ontwikkeld. Ik zag vorige week nog op de BBC dat de Zuid-Afrikaanse regering speciale bussen heeft laten bouwen om supporters veilig naar de voetbalstadia te brengen. Het gaat bijna om gepantserde bussen. Deze werden reeds tijdens een oefenrit beschoten, doordat taxichauffeurs niet gelukkig zijn met deze bussen.

 

De situatie is niet zo eenvoudig. Ik ben blij dat men de mensen zal waarschuwen, maar ik dring erop aan dat dit op een ernstige manier gebeurt, aangezien de criminaliteit daar het grootste probleem is en blijft.

 

De voorzitter: De bussen werden dus getest.

 

06.05  Francis Van den Eynde (Vlaams Belang): Inderdaad.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Mijnheer de staatssecretaris, wij hebben een klein technisch probleem. Normaal gezien komt de heer Van den Eynde in anciënniteit na mevrouw Dieu. De heer Van den Eynde echter de vergadering laten voorzitten terwijl er niemand is om een vraag te stellen, is een nutteloze oefening.

 

M. Van den Eynde ayant épuisé non sa personne mais ses questions, je n’ai d’autre choix que de suspendre la réunion jusqu’à ce que M. Flahaux arrive. Il a eu la gentillesse d’annoncer son arrivée, mais l’annoncer est encore autre chose qu’arriver …

 

M. Flahaux, posez votre question, puisque vous venez d’arriver.

 

07 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au ministre des Affaires étrangères sur "l'évolution de la situation en Irak" (n° 15471)

07 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de evolutie van de toestand in Irak" (nr. 15471)

 

07.01  Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, de nombreuses informations en provenance d'Irak sont très inquiétantes. Elles font état de violences faites aux homosexuels, violences physiques entraînant la mort. Elles font aussi état de décisions officielles prises sous la pression de groupes politiques chiites qui demandent une application stricte de la charia.

 

À la suite du départ des troupes occidentales, tout semble indiquer que l'Irak, loin de se normaliser en devenant une démocratie au sens occidental du terme, est en passe de verser dans l'islam radical, avec des risques d'alliance avec la République islamique d'Iran voisine; avec, aussi, le risque de guerre civile entre la forte minorité sunnite, la partie kurde du pays, et les provinces chiites du Nord et du Sud. Il y a donc un risque d'embrasement de cette région, avec les conséquences humaines, matérielles et potentiellement militaires susceptibles d'en découler.

 

Monsieur le secrétaire d'État, lors de votre séjour onusien et des différents contacts que vous avez eus, avez-vous obtenu des informations concernant les évolutions de cette situation? Pouvez-vous nous informer à ce sujet? Quelles positions avez-vous défendues au nom de la Belgique, notamment sur le respect des droits de l'homme, et tout particulièrement des minorités, qu'elles soient religieuses, sexuelles ou autres, dans ce pays, non seulement par les populations, mais aussi par les responsables politiques aujourd'hui à la tête de cette nation?

 

07.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Cher collègue, en ce qui concerne votre première question relative à l'influence radicale de l'Iran et le risque de guerre civile, la réponse du ministre des Affaires étrangères est nuancée.

 

En guerre avec son voisin irakien de 1980 à 1988, l'Iran continue à suivre de près l'évolution de ce pays. Il souhaite le maintien d'un Irak uni, mais suffisamment faible pour ne pas représenter une menace. Le maintien d'un chaos contrôlé en Irak sert cet objectif iranien, tout comme il permet d'exercer une pression utile sur les États-Unis. En Irak, l'Iran a des liens avec tous les partis politiques chiites, mais ces liens sont variables.

 

Lors des élections régionales de janvier 2009, le Dawa du premier ministre al-Maliki a pris ses distances avec le régime iranien. La situation entre Kurdes et Arabes, principalement sunnites, est tendue dans les territoires contestés entre le gouvernement central et la région kurde autonome.

 

Ces derniers mois, on a cependant pu noter un apaisement de cette tension grâce à la modération des dirigeants kurdes et au souci de Nouri al-Maliki d'obtenir le soutien des partis kurdes au lendemain des élections législatives de janvier 2010 pour former un nouveau gouvernement fédéral.

 

À propos de l’adoption de décisions officielles sous la pression de groupes radicaux chiites, malgré les efforts du gouvernement et les campagnes menées afin de rétablir son contrôle sur l’ensemble du pays, les milices chiites radicales restent influentes, notamment au niveau local. Bien que dominée par les chiites majoritaires dans le pays, la coalition parlementaire fédérale comprend aussi entre autres des représentants de partis kurdes et arabes sunnites. Cette représentation des différentes communautés au niveau national et la participation accrue de la communauté sunnite au processus politique doivent être la meilleure garantie contre des choix politiques qui seraient unilatéralement marqués par le chiisme radical.

 

J’en viens aux violences faites aux minorités sexuelles et confessionnelles. Ces violences se poursuivent. Elles sont imputables aux milices, et au-delà, à la fragilité de l’État de droit prévalant encore en Irak.

 

L’Union européenne et la Belgique soutiennent la consolidation de l’État de droit en Irak, notamment au travers de l’action commune de l’Union européenne appelée EUJUST LEX qui, depuis 2005, forme des magistrats, des policiers et des responsables pénitentiaires irakiens.

 

La Belgique participe à EUJUST LEX Depuis son lancement en accueillant notamment des stagiaires irakiens sur son sol pour des périodes brèves et en co-organisant des séminaires de formation avec nos partenaires du Benelux.

 

07.03  Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, je remercie M. le secrétaire d’État pour sa réponse. La situation est complexe et fragile tant en Irak que dans tout le Proche- et le Moyen-Orient.

 

A la lumière d'un reportage télévisé que j'ai vu hier soir, il semble que les questions soient du même type envers la situation en Russie, bien que ce pays soit européen.

 

Monsieur le secrétaire d'État, pour l’instant, je suis satisfait de votre réponse et de l’attention que le gouvernement belge porte à cette question.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Monsieur Flahaux, je suis tenu à une vérité biologique et celle-là fait que, pour l’instant, à part moi, vous êtes l’aîné de cette auguste réunion puisque vous êtes le trente-sixième sur la liste des naissances que j’ai le bonheur de conduire.

 

07.04  Jean-Jacques Flahaux (MR): Il ne fallait pas le dire!

 

Le président: Ce qui est amusant, c'est que vous êtes, à un mois près, du même âge que votre pseudo-homonyme!

 

07.05  Jean-Jacques Flahaux (MR): On ne dirait pas; on dirait que c'est mon père!

 

Le président: Vous avez des nuances "decrémiennes".

 

Il y a heureusement 50 membres de la Chambre qui n'étaient pas encore nés quand j'ai pu prêter serment. Parmi ceux-là, il y a M. Baeselen.

 

Monsieur Flahaux, au nom du droit d'aînesse, je vous invite à venir présider la commission.

 

Président: Jean-Jacques Flahaux.

Voorzitter: Jean-Jacques Flahaux.

 

Monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, j'ai l'impression que nous sommes tous de la même couleur mais ce n'est pas grave.

 

08 Question de M. Xavier Baeselen au ministre des Affaires étrangères sur "la suite du cas de l'ambassadeur belge de Russie" (n° 15404)

08 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de gevolgen van de zaak van de Belgische ambassadeur in Rusland" (nr. 15404)

 

08.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'Etat, avec le précédent ministre des Affaires étrangères, M. De Gucht, nous avions eu l'occasion d'évoquer la situation de l'ambassadeur belge en Russie.

 

Comme vous le savez, Bertrand de Crombrugghe, l'ambassadeur belge en poste à Moscou avait été rappelé à Bruxelles pour avoir délivré des visas de complaisance et, lors de la séance du 12 juin 2009, le prédécesseur de M. Leterme m'avait indiqué que deux options s'offraient à lui à l'époque: rappeler l'ambassadeur ou prendre une mesure d'ordre. Cette mesure d'ordre revenait à rappeler M. de Crombrugghe et à lui donner une fonction de même niveau. Comme je n'aime pas les histoires sans fin, je voulais m'enquérir de la suite qui avait été réservée à la décision du ministre des Affaires étrangères.

 

08.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Cher collègue, à question précise, pour une fois réponse précise!

 

Par arrêté royal du 8 juin 2009, le baron Bertrand de Crombrugghe de Pickendaele a été déchargé de ses fonctions d'ambassadeur et de consul général de Belgique en Fédération de Russie et en République de Belarusse. Il a été adjoint à l'administration centrale du SPF Affaires étrangères où il exerce une fonction au sein de la DG Affaires bilatérales.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Xavier Baeselen au ministre des Affaires étrangères sur "l'implication du SPF Affaires étrangères dans l'incarcération des détenus belges à Tilburg" (n° 15405)

09 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de betrokkenheid van de FOD Buitenlandse Zaken bij de opsluiting van Belgische gedetineerden in Tilburg" (nr. 15405)

 

09.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, cette question revient régulièrement au devant de l'actualité. Il s'agit de l'incarcération sur une terre étrangère – en l'occurrence les Pays-Bas – de détenus belges, en tout cas de personnes détenues sur ordre de la Belgique.

 

J'ai eu l'occasion d'interroger le ministre de la Justice à ce sujet. On lui avait reproché par voie de presse que le ministère des Affaires étrangères n'avait pas été associé à cette démarche. Le Conseil d'État avait formulé des remarques sur le projet du ministre de la Justice au sujet de l'incarcération de détenus belges aux Pays-Bas et il avait relevé notamment qu'un traité devait être signé entre la Belgique et les Pays-Bas pour formaliser les modalités de coopération pour ces détentions. Le ministre de la Justice estimait que ce n'était pas nécessaire mais, compte tenu des remarques du Conseil d'État, il avait fait savoir que la question était à l'étude.

 

Le ministre des Affaires étrangères a-t-il été consulté par son collègue de la Justice sur ce projet de détention aux Pays-Bas? Ce problème de détention à l'étranger va poser des questions d'ordre juridique et de droit international. Des questions de territorialité vont se poser. Va-t-il y avoir une forme d'extraterritorialité de l'établissement des Pays-Bas dans lequel seront détenus des prisonniers belges? Comment vont se régler ces questions? Voilà pourquoi je m'adressais au ministre des Affaires étrangères.

 

09.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, j'entrevois dans votre question orale bien plus de questions que je n'ai pu en lire dans votre question écrite. Je me bornerai à vous livrer les réponses de mon département suite aux questions que vous aviez posées par écrit.

 

Plusieurs services du département des Affaires étrangères ont été associés à la préparation de cette convention, notamment le service juridique et la Direction de la coopération judiciaire internationale. Vous avez évoqué la raison de cette collaboration. Leurs remarques sur les aspects consulaires ont été prises en compte par le SPF Justice dans l'élaboration du projet.

 

Par contre, les négociations sur les aspects techniques de cette convention ont été menées au niveau administratif entre le SPF Justice et le ministère de la Justice des Pays-Bas. Le SPF Affaires étrangères n'a pas du tout été impliqué à ce niveau.

 

09.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, je conviens que j'ai dépassé le cadre de ma question écrite. Je pense que si le projet se concrétise, comme cela semble être le cas, un certain nombre de questions juridiques vont se poser sur le plan des relations bilatérales entre la Belgique et les Pays-Bas. Cette question mérite certainement un approfondissement de la part du département des Affaires étrangères.

 

Le président: À moins de faire de Tilburg une enclave belge!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de M. Xavier Baeselen au ministre des Affaires étrangères sur "l'interview de l'ambassadeur du Maroc en Belgique" (n° 15422)

10 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het interview met de Marokkaanse ambassadeur in België" (nr. 15422)

 

10.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, j'ai été assez surpris à la lecture des propos de l'ambassadeur du Maroc en Belgique. Si ces propos avaient été tenus par une personnalité belge, ils auraient certainement été fustigés et considérés comme mal à propos ou inconvenants.

 

Voici ces propos recueillis à l'occasion d'une interview, le 28 septembre dernier. À la question: "Comment l'islam marocain va-t-il pouvoir reconquérir les jeunes intellectuels de l'immigration qui ont été séduits par les 'Frères musulmans'?", I'ambassadeur du Maroc en Belgique a répondu que "la tâche serait rude, car le mouvement s'est insinué dans la politique belge (…). Le Maroc, à lui seul, ne peut avoir qu'une action limitée (…), l'intégrisme a déjà pris pied dans la société belge, il faut en être conscient".

 

Ces propos laissaient insinuer un certain laisser-faire de la part des autorités politiques belges sur la question de l'islam radical dans notre pays.

 

C'est pourquoi je souhaitais interroger le ministre sur la portée de tels propos de la part de l'ambassadeur, notamment sur l'implication de la société secrète des 'Frères musulmans' dans les arcanes de l'État belge. Le ministre des Affaires étrangères s'est-il enquéri ou compte-t-il s'enquérir auprès de I'ambassadeur du Maroc en Belgique de la portée exacte de ses propos?

 

10.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, moi-même, j'avais été très attentif à l'interview donnée au Vif/L'Express par I'ambassadeur du Maroc, d'abord, parce que l'interview m'intéressait, mais aussi parce que je rencontrais l'ambassadeur le lendemain. Je n'ai pas manqué à cette occasion de lui apporter toute ma considération sur cette interview, en signalant que je l'avais trouvée particulièrement importante et courageuse.

 

La réponse que me fournit mon département m'indique – et c'est bien normal – que le ministre des Affaires étrangères doit commencer par souligner que les propos de l'ambassadeur du Maroc n'engagent que lui et qu'il ne lui appartient pas de les juger ou de les interpréter.

 

Sur l'aspect spécifique des 'Frères musulmans' et du mouvement du même nom, il s'agit d'un mouvement d'origine égyptienne, aujourd'hui structuré de manière internationale. Ce mouvement, il est vrai, est également implanté en Belgique. L'influence des 'Frères musulmans' sur la communauté musulmane en Belgique reste toutefois limitée et ne doit en aucun cas être exagérée.

 

Il est exact que ce mouvement suit attentivement la politique belge et européenne et tente de l'influencer, notamment par des activités de lobbying. Mais il serait erroné de conclure que les 'Frères musulmans' seraient parvenus à s'infiltrer dans les structures de l'État belge de manière systématique et organisée.

 

Voilà l'état des connaissances du département des Affaires étrangères.

 

10.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je note comme vous un certain courage dans l'interview de l'ambassadeur du Maroc en Belgique. Cela prouve, en tout cas, que nous devons coopérer avec ces pays d'où sont issus plusieurs jeunes immigrés. Il s'agit d'éviter que l'islam radical ne s'implante dans notre pays. Je prends donc acte de votre réponse.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de M. Xavier Baeselen au ministre des Affaires étrangères sur "le port de signes religieux par des fonctionnaires ou des agents contractuels" (n° 15623)

11 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het dragen van religieuze symbolen door ambtenaren of contractueel personeel" (nr. 15623)

 

11.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, cette question était initialement adressée à chacun des ministres du gouvernement. Elle a chaleureusement été renvoyée par les différents ministres au ministre de la Fonction publique, M. Vanackere. Mais lorsque j'ai interrogé ce dernier en commission de l'Intérieur dans le cadre de questions jointes, il n'a pu répondre qu'aux questions concernant son propre département, renvoyant ainsi la balle aux autres ministres. J'ai donc réintroduit chacune de mes questions aux différents ministres.

 

Je souhaite que l'on fasse le point à ce sujet dans les différents SPF qui relèvent des compétences de notre parlement.

 

Pouvez-vous me dire si le port de signes religieux est autorisé ou non au sein de l'administration des Affaires étrangères? Certains fonctionnaires ou agents portent-ils au travail un signe distinctif religieux? Une distinction est-elle faite au niveau de la circulaire ou de recommandations internes au département entre les personnes qui sont en contact avec le public et celles qui ne le sont pas? Considérez-vous que des directives précises doivent être prises en la matière? Si c'est le cas, au niveau de votre département ou des départements de la fonction publique en général?

 

11.02  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, cher collègue, votre question a suscité, hier, dans l'avion qui me conduisait – et me ramenait – ainsi que le premier ministre et le ministre des Affaires étrangères à Vienne, une discussion à ce sujet. En effet, dans l'avion, le ministre des Affaires étrangères préparait la réponse à un certain nombre de questions dont celle-ci. Nous étions accompagnés d'un certain nombre de fonctionnaires de notre département. Et en regardant les vestons de ces fonctionnaires, je n'ai pas remarqué de signe distinctif religieux.

 

Vous avez raison de poser la question à tous les départements. En effet, les sensibilités peuvent y être différentes.

 

En l'occurrence, aux Affaires étrangères, le règlement de travail du SPF n'interdit pas le port de signes religieux. La circulaire 573 du 17 août 2007 relative au cadre déontologique des agents de la fonction publique administrative fédérale qui est entièrement d'application dans notre administration énonce que, dans l'exercice de leur fonction, les agents restent neutres. Dans le respect de leur droit constitutionnel, ils font en sorte que leur participation à des activités politiques ou philosophiques ne porte pas atteinte à la confiance de l'usager dans l'exercice impartial, neutre et loyal de leur fonction.

 

Les textes précités s'appliquent à tous les membres du personnel de notre département, y compris les agents ayant un contact avec le public.

 

Quant à savoir s'il y a quelque chose à corriger dans le règlement ou dans les dispositions en vigueur, c'est au ministre de la Fonction publique de vous répondre à ce propos, puisque le cadre porte sur l'ensemble des SPF concertés. Le ministre de la Fonction publique appréciera si des initiatives supplémentaires sont nécessaires.

 

11.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le ministre, je peux déjà vous répondre que le ministre de la Fonction publique estime qu'il ne faut pas apporter de clarifications. Le groupe MR a quant à lui déposé des textes en la matière, considérant qu'il conviendrait de clarifier la réglementation pour les fonctionnaires de manière générale, qu'ils soient ou non en contact avec le public. Mais c'est effectivement une considération d'ordre politique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de M. Xavier Baeselen au ministre des Affaires étrangères sur "l'ex-détenu de Guantanamo recensé comme dangereux" (n° 15736)

12 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de voormalige Guantanomogevangene die als gevaarlijk werd beschouwd" (nr. 15736)

 

12.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, j'en suis à ma dernière question et je vais bientôt partir.

 

Le président: Cela ne pose pas de problème, étant donné que la plupart des parlementaires qui doivent encore interpeller sont absents ou ont déjà reporté leur question.

 

12.02  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je souhaiterais revenir sur la question de l'ex-détenu de Guantanamo accueilli chez nous, question déjà abordée au parlement que ce soit en séance plénière ou en commission d'ailleurs. En ce qui nous concerne, nous avons toujours dit que nous étions favorables à l'accueil de détenus de Guantanamo sur notre territoire, à condition de respecter toutes les exigences en termes de sécurité publique.

 

Des rumeurs en sens divers ont circulé ces derniers jours concernant le cas particulier de l'ex-prisonnier de Guantanamo arrivé en Belgique voici deux semaines.

 

Il y a quelques jours, la presse néerlandophone précisait que l'intéressé avait figuré sur la liste du FBI qui reprend la majorité des terroristes dangereux. L'homme a été appréhendé en 2001 par les troupes américaines lors de la chute de Kandahar en Afghanistan. Le FBI pensait à l'époque avoir mis la main sur un terroriste d'importance, sans pour autant parvenir à l'établir.

 

D'un autre côté, le quotidien Le Soir publiait un article détaillé sur cette question ce week-end, démantelant un peu ces rumeurs et disant que l'intéressé avait effectivement été arrêté mais qu'aucune charge sérieuse ne pesait contre lui. À l'occasion de ces différentes sources journalistiques et articles dont le public a pu prendre connaissance, je souhaitais clarifier la situation. Nous n'avons jamais eu l'opportunité d'évoquer le cas individuel de l'intéressé en commission avec le ministre des Affaires étrangères, si ce n'est pour nous dire qu'effectivement on s'était entouré de toutes les conditions.

 

Monsieur le secrétaire d'État, avez-vous plus d'informations sur le sujet à nous communiquer aujourd'hui? Pouvez-vous nous confirmer que l'intéressé n'est pas considéré par l'État belge comme étant dangereux pour la sécurité publique de notre pays, qu'il a bel et bien été screené par la Sûreté de l'État et qu'il le sera encore, le ministre des Affaires étrangères ayant également évoqué le rôle de la Sûreté de l'État par rapport à ce dossier?

 

12.03  Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, je tiens d'abord à dire à notre collègue qu'il est terriblement difficile d'empêcher les rumeurs sur un tel dossier, d'autant que le gouvernement belge a souhaité la plus grande discrétion au sujet de l'identité et de la localisation. Selon moi, c'est une mesure sage qui vise notamment à faciliter l'intégration de l'individu lui-même. Il n'est pas sain qu'il soit pourchassé par la presse de notre pays pour en faire une vedette.

 

Selon nos informations, oui, il a été capturé à Kandahar. Dès le début, les versions étaient très différentes sur son implication. Je dois simplement dire qu'un jugement américain de juin 2009 nous informe clairement que la personne en question avait été détenue à Guantanamo illégalement et qu'on ne pouvait lui imputer une quelconque implication dans quelque acte terrorisme que ce soit.

 

Le ministre des Affaires étrangères l'avait déjà dit. Tant la Sûreté de l'État que l'OCAM faisaient tous les deux partie de la mission s'étant rendue à Guantanamo en août dernier pour s'entretenir avec cette personne, étudier son dossier et son éventuel transfert sur le territoire belge. Les deux instances se sont accordées sur le fait qu'aucun problème de sécurité n'empêchait l'admission de cet ex-détenu de Guantanamo sur le territoire belge.

 

Je puis difficilement en dire plus. Je pense que la Sûreté de l'État et l'OCAM ont fait leur travail tout à fait consciencieusement et qu'ils ne font pas prendre aux citoyens belges de risques inutiles.

 

12.04  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je suis rassuré par la réponse donnée par M. le secrétaire d'État.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Étant donné que M. Luykx ne nous a pas encore rejoints, je propose que sa question n° 15449 soit reportée. M. Tuybens et M. Schoofs ont demandé de reporter les questions qu'ils ont déposées, à savoir les questions n°s 15550, 15704 et 15705.

 

La réunion publique de commission est levée à 15.01 heures.

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.01 uur.