Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen |
Commission
des Relations extérieures |
van donderdag 8 oktober 2009 Namiddag ______ |
du jeudi 8 octobre 2009 Après-midi ______ |
La séance est ouverte à 13.32 heures et présidée par M. Georges Dallemagne.
De vergadering wordt geopend om 13.32 uur en voorgezeten door de heer Georges Dallemagne.
01 Vraag van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de aanhouding van een mensenrechtenadvocaat in China" (nr. 14755)
01 Question de Mme Mia De Schamphelaere au ministre des Affaires étrangères sur "l'arrestation en Chine d'un avocat spécialisé dans la défense des droits de l'homme" (n° 14755)
01.01 Mia De Schamphelaere (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, deze vraag is eigenlijk al oud. In de aanhef staat zelfs nog de vorige minister van Buitenlandse Zaken vermeld. Het is echt wel toeval dat de vraag op het moment van het hoge Chinese bezoek aan ons land wordt behandeld. Dat is niet zo door mij getimed, maar het is misschien een goed moment om te antwoorden op onze bezorgdheden in verband met het Chinese mensenrechtenbeleid.
Mijn vraag gaat meer bepaald over de advocaat Gao Zhisheng, die gearresteerd werd door de Chinese veiligheidsdiensten. Elk spoor van hem ontbreekt. Zijn familie weet niet waar de man wordt vastgehouden. De ambassadeur in de Verenigde Staten heeft wel officieel verklaard dat meester Zhisheng tijdelijk onder toezicht staat, maar preciezere informatie ontbreekt.
De arrestatie van die advocaat is, volgens buitenlandse organisaties, waarschijnlijk vooral ingegeven door zijn optreden als verdediger van mensenrechtenactivisten en religieuze minderheden. Hij schreef ook reeds verschillende open brieven aan de Chinese president en de eerste minister. Hij klaagt onder meer de vervolging van Falun Gongleden aan en hij beschrijft hoe zij worden mishandeld, gefolterd en soms zelfs vermoord.
Hij beschrijft ook de systematische vormen van seksueel misbruik door Chinese veiligheidsdiensten.
Hij heeft een hele documentatie aangelegd over getuigenissen en hij noemt de houding van de Chinese regering immoreel op zichzelf.
De advocaat beweerde ook dat hij zelf gefolterd is geweest tijdens een langdurige arrestatie in 2007. Ook die gebeurtenissen heeft hij publiek gemaakt en uitvoerig beschreven in een open brief aan de Chinese regering.
De echtgenote van meester Zhisheng heeft ondertussen politiek asiel gekregen in de Verenigde Staten en heeft samen met haar kinderen China verlaten. De informatie die zij en de mensenrechtenorganisaties de afgelopen vijf maanden hebben ontvangen over haar man, is erg summier en weinig geruststellend.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb de volgende vragen voor de minister van Buitenlandse Zaken. Kan hij op basis van zijn directe contacten, die nu misschien al aan de gang zijn, de genoemde informatie bevestigen, weerleggen of nuanceren?
Bestaat de mogelijkheid dat de Belgische regering er bij de Chinese autoriteiten op aandringt om meer informatie vrij te geven over de huidige toestand van meester Gao Zhisheng?
Kunt u kort schetsen wat de houding is van de Europese Unie tegenover Peking in dergelijke dossiers?
01.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, Gao Zhisheng is inderdaad een prominente mensenrechtenadvocaat die in februari verdween kort nadat zijn familie naar de VS was gevlucht. Algemeen wordt aangenomen dat hij door de politie wordt vastgehouden. Gao nam de verdediging op van aanhangers van Falun Gong en de ondergrondse christelijke kerken.
De onmiddellijke reden voor zijn verdwijning was zijn open brief, waarin hij het geweld beschreef dat veiligheidsagenten in februari 2007 tegen hem gebruikten.
De Belgische overheid onderschrijft in deze aangelegenheid de Europese inspanningen. De EU-trojka voerde op 14 augustus 2009 op het niveau van zaakgelastigden een demarche uit bij de Chinese autoriteiten in Peking op het niveau van de adjunct-directeur. De Chinese autoriteiten wensten de trojka niet op een hoog niveau te ontvangen.
Tijdens deze demarche ontkenden de Chinese autoriteiten dat Gao wordt vastgehouden Hij zou zelfs Nieuwjaar hebben gevierd met zijn familie. Wel werd er gezegd dat zijn politieke rechten werden beperkt omdat hij tot een voorwaardelijke gevangenisstraf was veroordeeld.
De Chinese autoriteiten gingen echter niet verder in op wat dat betekende.
Naast de mensenrechtendialoog die semestrieel in Peking plaatsvindt tussen China en de EU en waar met enige moeite wordt gepoogd om een lijst van meer dan zestig individuele gevallen te bespreken, vinden ook ad hoc demarches plaats na intern Europees overleg in Brussel en Peking. Voor Gao Zhisheng gebeurde dit zoals gezegd op 14 augustus, evenwel zonder veel succes. In Brussel en in Peking wordt door de EU-lidstaten verder nagedacht over de meest efficiënte manier waarop de Chinese autoriteiten over zulke belangrijke en schrijnende dossiers, en dat van Gao Zhisheng in het bijzonder, kunnen worden benaderd. Daarnaast staan mensenrechten systematisch, en in individuele gevallen wanneer noodzakelijk, op de agenda van politieke ontmoetingen tussen Europese en Chinese gezagsdragers.
01.03 Mia De Schamphelaere (CD&V): Bedankt voor het antwoord. Het is natuurlijk moeilijk om hier in deze parlementaire commissie van de minister van Buitenlandse Zaken precies te vernemen wat er zal worden gezegd in zijn gesprek met de hoge Chinese autoriteiten die hij op dit moment ontvangt. Ik zal hem daarover naderhand verder ondervragen.
L'incident est clos.
Le président: La question n° 14758 de M. Van der Maelen est retirée.
02 Vraag van mevrouw Martine De Maght aan de minister van Buitenlandse Zaken over "Russisch protectionisme en het bedrijf Case New Holland" (nr. 14763)
02 Question de Mme Martine De Maght au ministre des Affaires étrangères sur "le protectionnisme russe et l'entreprise Case New Holland" (n° 14763)
02.01 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik verwijs uiteraard naar de antwoorden op mijn eerdere vraag in verband met dezelfde case New Holland, die ik al had gesteld. Nochtans is het zo dat de directie van Case New Holland, vandaag de grootste werkgever in West-Vlaanderen met 2.500 werknemers, nu 1.500 werknemers extra lang op economische werkloosheid plaatst wegens de tegenvallende bestellingen van balenpersen en hakselaars vanuit Rusland. De belangrijkste achterliggende reden van de sterk gedaalde bestellingen is een reeks eenzijdige protectionistische maatregelen waarmee Rusland de eigen producenten afschermt tegen internationale concurrentie.
Op 14 januari van dit jaar interpelleerde de minister voor Ondernemen zijn Russische ambtgenoot over de specifieke invoerrechten op maaidorsers tijdens de Gemengde Commissie van de Belgisch Luxemburgse Economische Unie en Rusland. Samen met zijn toenmalige collega van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht schreef de minister betreffende dit dossier in april een brief aan Russische ambtgenoten in aansluiting op onze vraag.
De minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen verklaarde in zijn antwoord op mijn eerdere mondelinge vraag met betrekking tot hetzelfde onderwerp dat België de reactie van de Russische autoriteiten van nabij zou blijven opvolgen. Ook u, mijnheer de staatssecretaris, stelde dat de regering het dossier over de maaidorsers en Case New Holland op de voet zou volgen.
Wij zijn vandaag begin oktober 2009 en tot mijn grote spijt moet ik vaststellen dat er in dat dossier toch niet veel is gebeurd. Ik had in dat verband dan ook enkele vragen.
Kan u de stand van zaken vandaag in verband met dit dossier toelichten?
Kreeg de minister en/of zijn collega bevoegd voor Ondernemen en Vereenvoudigen reeds een antwoord op het schrijven dat in april aan de Russische ambtgenoten werd gericht? Zo ja, kan u mij dat antwoord bezorgen of minstens de communicatie toelichten? Zo neen, welke maatregelen zullen dan nu worden genomen door u of door uw collega?
De termijn voor invoertaksen zou aflopen op 30 september, dat was vorige week. Kan de minister garanderen dat deze termijn niet zal worden verlengd? Of is die intussen al verlengd? Worden met het doel van een dergelijke garantie maatregelen genomen door de regering?
02.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, naar aanleiding van de globale financiële crisis hebben de Russische autoriteiten sinds eind 2008 een groot aantal protectionistische maatregelen genomen. Een daarvan was een verhoging van de invoerrechten op maaidorsers, die rechtstreeks de West-Vlaamse onderneming Case New Holland treft.
Een jaar eerder startte het Russische ministerie van Nijverheid en Handel een officieel onderzoek om na te gaan of een vrijwaringsmaatregel ten bate van de Russische maaidorsersector gerechtvaardigd was. Het onderzoeksrapport van deze minister heeft op 15 februari bevestigend geantwoord op de vraag. Op 1 juni werd het rapport officieel aangenomen door de federale regering van Rusland. Toch hebben de Russische autoriteiten beslist om voorlopig geen vrijwaringsmaatregelen te nemen, zolang de eerder genomen beslissing om de invoerrechten te verhogen, nog van kracht is. Het decreet over de verhoging van invoerrechten bepaalt immers dat na een minimumperiode van negen maanden waarin het wordt toegepast, de economische situatie van het land opnieuw zal worden bestudeerd om te bepalen of de verhoging van de invoerrechten al dan niet moet worden behouden.
De Russische ministeries van Economische Ontwikkeling en van Nijverheid en Handel hebben dit standpunt officieel bevestigd. Daarnaast hebben de Russische autoriteiten gepreciseerd dat Rusland niet gebonden is door WTO-verplichtingen, zolang het daarvan geen lidstaat is. Begin juli, tijdens het bezoek van mijn collega, minister Van Quickenborne, aan de heer Andrei Dementiev, de Russische viceminister van Nijverheid en Handel, werd dit standpunt bevestigd.
Zoals u aangeeft, duurt de toepassingsperiode voor de verhoging van de invoerrechten minstens tot 30 september en kan die nog worden verlengd. Volgens onze informatie zal de nieuwe, door de Russische autoriteiten gevoerde studie van de economische situatie niet voor die datum voorhanden zijn.
Ten slotte wil de minister beklemtonen dat de Europese Commissie en de EU-lidstaten de verhoging van de invoerrechten, die kwalijke gevolgen heeft voor tal van Europese exporteurs, al herhaaldelijk hebben aangekaart bij de Russische autoriteiten.
De Europese autoriteiten staan ook in regelmatig contact met de vertegenwoordigers van de sectoren in België, zo ook met Agoria en de Belgische producenten op 22 juli. Volgens de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Russische Federatie en de Europese Unie, moet op voorhand over elke belastingverhoging bij invoer worden beraadslaagd tussen de partners. In dit dossier is dit niet gebeurd. De Europese Unie blijft bij de Russische autoriteiten de nadruk leggen op de noodzaak van dergelijke beraadslaging.
De Europese Unie blijft ook benadrukken dat de Russische maatregelen inbreuk plegen op het door Rusland in het kader van de G20 aanvaarde stand stillverbintenis inzake het protectionisme, alsook op de geest van de kandidaatstelling van dit land bij de WTO. Dit dossier, dat verband houdt met de evolutie van de toetredingsonderhandelingen van de Russische Federatie bij de WHO, wordt door ons departement nauwgezet opgevolgd in het kader van het comité 133 van de Raad van de EU, die de Europese Commissie bijstaat bij de uitoefening van het gemeenschappelijke handelsbeleid.
02.03 Martine De Maght (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik heb goed geluisterd. Gezien u niet hebt aangegeven dat er iets zou gewijzigd zijn, ga ik er van uit dat die maatregelen vandaag opnieuw van toepassing zijn. Die gingen tot 30 september. Vandaag is het 8 oktober en ik veronderstel dat die vandaag nog altijd van toepassing zijn.
Het verheugt mij uiteraard dat er enige moeite wordt gedaan vanuit de EU om toch ook de Belgische ondernemers te vrijwaren van dergelijke protectionistische maatregel. Wat mij wel een beetje verbaast, is dat wij vanuit België toch zo weinig initiatief nemen om hetzelfde te doen. Er zijn wel gesprekken geweest, maar uiteindelijk worden er geen acties ondernomen, ondanks het feit dat u aangeeft dat er inderdaad een inbreuk is op de G30-maatregel die zij toch ook mee hebben ondertekend. Het spijt mij enorm dat er van de federale regering zo weinig ondersteuning komt voor die bedrijven die vandaag door die maatregel van Rusland worden getroffen.
Europa is een zaak, maar wij hebben ook een
verantwoordelijkheid tegenover de bedrijven die zich in België situeren. Ik
denk dat ik mag vaststellen dat dit vandaag onvoldoende wordt opgevolgd of
gegarandeerd voor die mensen. Het is inderdaad voor iedereen crisis.
Het incident is gesloten.
03 Question de Mme Zoé Genot au ministre des Affaires étrangères sur "l'ambassade belge en Iran" (n° 15105)
03 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de Belgische ambassade in Iran" (nr. 15105)
03.01 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, à propos de cette ambassade belge en Iran, tout d'abord, il semble qu'en 2006, une employée a vendu des visas à 3 000 euros pièce et qu'elle a été licenciée à la suite de cela. Cependant, l'État belge n'aurait pas porté plainte contre elle et n'aurait pas essayé de récupérer les sommes indûment perçues. Je voudrais connaître votre opinion à ce sujet.
Ensuite, quelle est la politique de rendez-vous à l'ambassade d'Iran? À l'heure actuelle, pour obtenir un visa, il faut faire la file pendant plus de 24 heures, rester debout, quel que soit votre âge, sans accès aux toilettes. Il semblerait que l'ambassade de France ou celle d'Allemagne par exemple procèdent différemment, qu'elles appliquent une politique de rendez-vous grâce à laquelle on attend peut-être quelques heures mais pas 24.
Quelles sont vos réactions quant à ces deux aspects du fonctionnement de l'ambassade de Belgique en Iran?
03.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame Genot, je vous remercie pour votre question qui est beaucoup plus précise que la version écrite que vous nous avez fait parvenir.
Premier point, un cas de fraude au visa a bien été découvert début 2006 à l'ambassade de Belgique à Téhéran. Le monitoring "visas" de notre département s'y est rendu pour examiner l'affaire en détail. Une secrétaire recrutée en Iran a été licenciée. Elle agissait par pur intérêt économique personnel et, selon nos informations, il n'était pas question d'un réseau organisant la traite d'êtres humains.
Quant à votre question – que je découvre à l'instant – au sujet de l'opportunité d'intenter une action pour récupérer un quelconque préjudice, je ne peux vous communiquer aucune information puisque vous n'avez pas formulé votre demande par écrit.
Deuxièmement, la section Visas de l'ambassade à Téhéran travaille effectivement sans système de rendez-vous: les demandeurs de visa peuvent toujours se présenter pendant les heures d'ouverture. L'avantage pour l'intéressé est qu'il peut se présenter librement et qu'il n'y a pas de temps d'attente pour l'introduction du dossier. L'inconvénient est qu'en périodes chargées, la demande de visa ne peut être traitée le jour même. Néanmoins, notre ambassade arrive à traiter les demandes endéans les 24 heures en période creuse, de la mi-septembre à fin mai, et endéans les 48 heures en période de pointe, de juin à mi-septembre.
Ainsi, l'ambassade de Belgique à Téhéran est l'une des ambassades Schengen où les demandeurs peuvent introduire leur demande le jour même. Ce n'est pas très beau de dénigrer les autres mais puisqu'on me demande de vous le dire, pour les autres pays Schengen, il y a souvent un temps d'attente de plusieurs semaines.
Dernière précision, la salle d'attente de la section Visas n'est peut-être pas très grande mais elle est confortable et peut accueillir une douzaine de personnes. En outre, on trouve des installations sanitaires à côté de cette salle qui participent au confort des personnes qui doivent y patienter.
J'ajoute que de l'eau filtrée est mise à la disposition des demandeurs de visa au cas où ils auraient soif.
03.03 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, il semblerait malheureusement que, pour atteindre cette fameuse salle avec ses 12 sièges et ses toilettes, il faille attendre plus de 24 heures. J'ai rencontré un couple de personnes âgées qui ont attendu pendant 24 heures et ont dû dormir dans la rue. Ce devait être en période de grande affluence.
Je me réjouis que l'ambassade de Belgique en Iran soit un exemple au niveau du traitement des dossiers. Néanmoins, il me semble utile de réfléchir à la politique de rendez-vous. En effet, il ne s'agit pas d'un cas isolé car j'ai eu plusieurs échos de ce type. Surtout pendant les mois d'été, des personnes ont dû faire la file pendant 24 heures dans la rue devant l'ambassade. Or, il semblerait que cela ne se produise pas dans les autres ambassades.
Même si je me réjouis du traitement rapide des demandes, il faut améliorer la politique des visas.
Pour ce qui est des poursuites, j'introduirai une question écrite.
03.04 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Madame Genot, pourriez-vous me faire parvenir par écrit le récit ou le témoignage de ces personnes car ce que vous me dites contraste assez fort avec les informations que me donne le département?
03.05 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Je vous le transmettrai.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Josée Lejeune au ministre des Affaires étrangères sur "le concours diplomatique" (n° 15163)
04 Vraag van mevrouw Josée Lejeune aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het diplomatiek examen" (nr. 15163)
04.01 Josée Lejeune (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, la présidence du Conseil de l'Union européenne est exercée à tour de rôle par chaque État membre pour une durée de six mois. À partir de juillet 2010, notre pays assurera cette fonction, présidant ainsi l'ensemble des réunions et jouant un rôle essentiel dans l'organisation des travaux de l'institution, notamment au niveau de l'impulsion du processus de décision législatif et politique. Ce sera, en outre, l'occasion de rechercher des compromis entre les différents États membres.
Il est important de noter qu'un des points capitaux du succès de la présidence belge reposera en partie sur l'action de ses diplomates. Ainsi, leurs capacités de négociation, qui dépendent directement de leurs connaissances linguistiques, devront s'exprimer pleinement.
Dans ce contexte, la connaissance de la langue allemande est un atout. Rappelons qu'on se trouve devant 100 millions de locuteurs, et devant la langue maternelle la plus parlée en Europe.
En ce qui concerne notre pays, sa diversité linguistique lui offre un potentiel de candidats diplomates maniant parfaitement la langue de Goethe. Cependant, l'accès à la fonction diplomatique, lié à la réussite d'un concours d'une haute exigence, leur est rendu difficile. En effet, il s'avère que ledit concours n'est organisé qu'en français et en néerlandais. Le candidat germanophone au concours diplomatique sera de facto désavantagé par rapport à son homologue francophone ou néerlandophone, raison pour laquelle je me permets de vous interroger.
Monsieur le secrétaire d'État, vu l'importance de la langue allemande sur la scène diplomatique européenne et internationale et la possibilité dont dispose la Belgique de bénéficier de diplomates parlant parfaitement cette langue, ne serait-il pas opportun d'organiser le concours diplomatique également dans la langue de Goethe?
Quelles sont les contraintes éventuelles liées à l'organisation d'un tel concours?
Disposez-vous de statistiques sur le nombre de candidats germanophones qui se sont présentés au concours en 2005? Dans l'affirmative, quel était leur pourcentage de réussite?
Soutenez-vous une modification de l'arrêté royal du 25 avril 1956?
04.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, chère collègue, la langue allemande est certes importante en Europe et le ministre des Affaires étrangères est convaincu de la nécessité d'en promouvoir l'usage parmi les membres des carrières extérieures de son département.
Le statut des membres du personnel des carrières extérieures du ministère des Affaires étrangères et du Commerce extérieur est repris dans l'arrêté royal du 25 avril 1956 fixant le statut des agents du ministère des Affaires étrangères et du Commerce extérieur, complété par ses mises à jour ultérieures, qui stipule dans l'article 6, § 3 le programme de l'examen diplomatique tel que fixé par le ministère des Affaires étrangères sur conseil du Selor: un examen écrit consistant en un résumé et commentaire critique d'une présentation sur un sujet d'importance politique ou économique internationale, un examen oral ayant trait aux problèmes politiques et économiques internationaux, leur origine et historique, en particulier en relation avec la Belgique, un examen de connaissance suffisante du néerlandais ou du français, selon la langue maternelle, et de l'anglais. Ces examens consistent en une partie écrite et une partie orale.
Conformément aux lois sur l'emploi des langues en matière administrative du 18 juillet 1966, article 47, § 5, alinéa 2, les emplois affectés à l'ensemble des services établis à l'étranger sont répartis en nombre égal et à tous les degrés de la hiérarchie entre les rôles linguistiques français et néerlandais. Même si l'article 43, § 4, alinéa 4 des lois sur l'emploi des langues en matière administrative du 18 juillet 1966 stipule que les candidats qui ont fait leurs études dans la région de langue allemande peuvent présenter leur examen d'admission en allemand à condition de subir en outre un examen portant sur la connaissance du français ou du néerlandais selon qu'ils désirent être affectés au rôle français ou au rôle néerlandais, il faut constater qu'il n'y a pas d'enseignement de niveau universitaire en région germanophone. Par conséquent, les candidats originaires de la région germanophone se présentent à l'examen diplomatique sur la base d'un diplôme d'une université soit francophone, soit néerlandophone.
La question relative à l'opportunité d'organiser des examens en allemand pour la fonction publique est d'une autre nature, qui va au-delà de l'organisation spécifique de l'examen diplomatique.
Considérant que les examens pour la fonction publique sont organisés par le Selor, il appartient au ministre de la Fonction publique de répondre spécifiquement à cette question.
Je vous signale en outre que je ne dispose pas des renseignements demandés sur le nombre de candidats germanophones qui se sont présentés au concours diplomatique en 2005. Les inscriptions à l'examen diplomatique se font directement au Selor et les candidats s'inscrivent soit sur le rôle linguistique néerlandophone, soit sur le rôle linguistique francophone, en fonction le plus souvent possible de l'origine de leur diplôme. Le Selor me signale ne pas avoir de vision sur qui est germanophone.
04.03 Josée Lejeune (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. Je comprends la difficulté d'obtenir des statistiques. Si je vous ai bien entendu, les candidats s'inscrivent au Selor et s'orientent, par la suite, vers le rôle linguistique francophone ou néerlandophone. En la matière, il est évident qu'il n'est pas possible d'obtenir des statistiques.
Néanmoins, je m'interroge quant à l'opportunité de réfléchir à une modification de l'arrêté royal du 25 avril 1956 en organisant, par exemple, uniquement l'examen écrit en allemand. Par la suite, les candidats opteraient pour le rôle linguistique francophone ou néerlandophone.
À cet égard, je voudrais rappeler que mon collègue sénateur, M. Berni Collas, a déposé une proposition de loi en ce sens. Je reviendrai ultérieurement sur cette problématique.
L'incident est clos.
- de heer Bruno Tuybens aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de criminalisering van homosexualiteit in Afrika" (nr. 14592)
- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de strafbaarstelling van de homoseksualiteit in Afrika" (nr. 14603)
- de heer Xavier Baeselen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de criminalisering van homoseksualiteit in Burundi" (nr. 15161)
- de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de standpunten van de heer Ali Abdussalam Treki, voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN, over de rechten van de LGBT's en de decriminalisering van homoseksualiteit" (nr. 15324)
- M. Bruno Tuybens au ministre des Affaires étrangères sur "la criminalisation de l'homosexualité en Afrique" (n° 14592)
- Mme Hilde Vautmans au ministre des Affaires étrangères sur "la criminalisation de l'homosexualité en Afrique" (n° 14603)
- M. Xavier Baeselen au ministre des Affaires étrangères sur "la criminalisation de l'homosexualité au Burundi" (n° 15161)
- M. Jean-Jacques Flahaux au ministre des Affaires étrangères sur "les positions de M. Ali Abdussalam Treki, président de l'Assemblée Générale de l'ONU, sur les droits des LGBT et la décriminalisation de l'homosexualité" (n° 15324)
05.01 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag gaat over een belangrijk onderwerp, namelijk de criminalisering van homoseksualiteit in Afrika.
Wij hebben de problematiek in de commissie al heel vaak besproken, zowel met u als met de minister van Buitenlandse Zaken. Ook de minister van Ontwikkelingssamenwerking hebben wij verschillende keren gevraagd om aandacht voor het probleem te hebben en actie te ondernemen.
Wij stellen vast dat een en ander absoluut de verkeerde kant uitgaat. Immers, 38 van de 53 Afrikaanse landen stellen seksueel contact met een partner van hetzelfde geslacht strafbaar. In Mauretanië, Soedan en Nigeria kan men daarvoor zelfs de doodstraf krijgen. In andere landen is de straf levenslange of jarenlange opsluiting.
Ik hoef u niet te overtuigen dat de criminalisering van homoseksualiteit een schending van de mensenrechten is. Zulks stemt niet overeen met het internationaal verdrag voor de burgerlijke en politieke rechten.
Wij hebben indertijd heel veel actie ondernomen voor het strafwetboek van Burundi.
Mijnheer de staatssecretaris, het is heel belangrijk dat wij het punt op de internationale agenda houden. België moet ter zake ook een voortrekkersrol spelen. In al onze internationale contacten met Afrikaanse landen moeten wij erop wijzen dat wij het niet aanvaardbaar vinden dat maatregelen zouden worden getroffen om homoseksualiteit strafbaar te stellen.
Daarom heb ik de volgende vragen, die eigenlijk aan de minister van Buitenlandse Zaken zijn gericht. Ik hoop dus dat u namens de minister van Buitenlandse Zaken zal antwoorden.
Ten eerste, hebt u in uw persoonlijke contacten met leiders van Afrikaanse landen over de criminalisering van homoseksualiteit en de schending van de mensenrechten gesproken?
Ten tweede, er werden door de Europese Unie al verschillende verklaringen afgelegd. De Europese Unie stelde inderdaad ook dat discriminatie op basis van seksuele geaardheid onaanvaardbaar is.
Welke bijkomende acties werden op Europees of internationaal niveau ondernomen om de negatieve evolutie die nu in Afrika merkbaar is, tegen te houden?
Heeft het periodiek universeel onderzoek effectief al tot positieve resultaten geleid ten aanzien van de bedoelde discriminatie op basis van seksuele geaardheid in Afrika?
Mijnheer de staatssecretaris, wij stellen hier met verschillende leden vragen. Ik hoop echt waar dat u aan onze minister van Buitenlandse Zaken de bezorgdheid van de commissie voor de Buitenlandse Zaken zal mededelen. Wij zijn erg bezorgd over de evolutie in Afrika en vragen echt wel actie.
Toekijken heeft geen zin. Wij moeten aan onze ambassadeurs vragen om effectief actie te ondernemen.
05.02 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb op 27 augustus een vraag gericht aan de heer Leterme. Ik begrijp dat u die zult beantwoorden.
Toen bereikten ons alarmerende berichten dat er ook in Rwanda plannen zouden bestaan voor een wet die homoseksualiteit strafbaar zou maken. Daarmee zou Rwanda het kwalijke voorbeeld van Burundi volgen. Wij hebben het daarover recent in de Kamercommissie gehad.
Volgens een wetsvoorstel zouden Rwandese homoseksuelen tot twee jaar cel riskeren. Indien het Rwandese parlement tot dat besluit zou komt, is het president Kagame die de wet van toepassing zal maken.
Ook in Oeganda is er momenteel veel beroering over homoseksualiteit. Vorig jaar werden drie homorechtenactivisten gearresteerd tijdens een hiv/aidsconferentie in Kampala. Senegalese media roepen naar verluidt op homo's aan te vallen. In Zimbabwe, waar president Mugabe homoseksuelen erger dan varkens en honden vindt, kunnen homo's zelfs voor het tonen van affectie worden vervolgd.
Klaarblijkelijk wordt homoseksualiteit door talrijke Afrikaanse gezagsdragers aanzien als een uiting van Westerse decadentie, zoals de Zimbabwaanse president Mugabe het omschrijft, en als dusdanig on-Afrikaans.
De criminalisering van homoseksualiteit is zonder twijfel een schending van de fundamentele mensenrechten en strookt niet met de bepalingen van het Internationaal Verdrag voor Burgerlijke en Politieke Rechten, dat onder meer door Burundi werd geratificeerd.
Dergelijke landen hebben echter nagelaten het Facultatief Protocol bij het Internationaal Verdrag voor Burgerlijke en Politieke Rechten te ratificeren, dus een individuele klacht is uitgesloten. Misschien kan een individuele klacht bij de Afrikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens en Volkeren soelaas bieden.
Ongetwijfeld zullen de wetswijzigingen aan bod komen bij de beoordeling van het volgende rapport in de concluding observations van de bevoegde VN-comités, zoals het Mensenrechtencomité.
De criminalisering wakkert de homofobie bij de Afrikaanse bevolking aan en bemoeilijkt het bereiken van mannelijke homoseksuelen voor hiv/aidspreventie. Ook dat is een erg kwalijke vaststelling.
Mijnheer de staatssecretaris, wat zal de Belgische regering doen, al dan niet in EU-verband, om de criminalisering van homoseksualiteit in Afrikaanse landen aan te klagen? Welke gevolgen hebben dergelijke beslissingen op de relaties tussen de betrokken landen en ons land? Welke stappen kan en zal ons land zetten in het kader van het huidige voorzitterschap van de VN-Mensenrechtenraad en het aanstaande voorzitterschap van de algemene vergadering van de VN en of de EU om de problematiek te bespreken en uitdrukkelijk dergelijke wetgeving te veroordelen?
Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord.
05.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, j'ai demandé que ma question soit jointe à celles des orateurs précédents car, si le débat en la matière est d'ordre général, il est un cas plus particulier que nous avons eu l'occasion de traiter ici tant avec le ministre des Affaires étrangères qu'avec le ministre de la Coopération au Développement.
En effet, tous deux s'étaient montré fermes par rapport à la situation de la criminalisation de l'homosexualité au Burundi. Avec plusieurs membres de cette commission, nous avons eu des échanges, des rencontres sur cette thématique. Les deux ministres précités s'étaient engagés à maintenir la pression par voie de contacts tantôt bilatéraux tantôt plus diplomatiques et officiels avec le Burundi pour faire en sorte que ce pays aille de l'avant par rapport à la criminalisation de l'homosexualité.
Effectivement, un certain nombre de pays africains connaissaient déjà la criminalisation de l'homosexualité. Nous devons poursuivre les contacts avec ces pays. Par ailleurs, d'autres pays, qui ne connaissaient pas la criminalisation de l'homosexualité, sont tentés de l'introduire dans leur législation pénale. Dans la mesure où la Belgique a pris une part importante au processus entamé aux Nations unies concernant la décriminalisation universelle de l'homosexualité, notre pays doit être en pointe en ce qui concerne ces questions, certainement avec les pays avec lesquels nous entretenons des liens plus étroits notamment sur le plan de la coopération au développement, comme le Burundi.
Monsieur le secrétaire d'État, depuis les derniers contacts relatés, quelles sont les initiatives prises pour favoriser l'évolution en la matière au Burundi?
05.04 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Baeselen, le nouveau Code pénal burundais, adopté le 22 avril 2009, érige en effet les relations homosexuelles en infraction en son article 567.
België en de Europese Unie hebben via een aantal demarches en verklaringen fel protest aangetekend tegen de goedkeuring door Burundi van deze wet tot strafbaarstelling van homoseksualiteit.
Bien que celles-ci n'aient pas empêché son adoption, le gouvernement burundais n'est pas resté sourd à nos préoccupations. En effet, le ministre burundais des Affaires étrangères a effectué des visites dans plusieurs pays occidentaux pour aborder le sujet.
À plusieurs reprises, les autorités burundaises nous ont laissé entendre que ce nouvel article du Code pénal ne connaîtrait pas une application rigoureuse, ce qui semble se vérifier pour l'instant puisque aucun homosexuel ne s'est jusqu'à présent retrouvé en prison au Burundi pour avoir enfreint cet article, à l'exception d'un cas où cette disposition a été utilisée à des fins de chantage.
De minister heeft deze vraag ook persoonlijk te berde gebracht bij de tweede vice-president van Burundi op 24 september laatstleden in New York. Hij was zich terdege bewust van de grote bekommernis omtrent dit onderwerp in Westerse landen en in België in het bijzonder. Hij verzekerde de minister dat de nieuwe wet nauwelijks zou worden toegepast, maar dat de Burundese politieke klasse tijd nodig heeft om de bevolking te overtuigen dat een strafbaarstelling onnodig is. De minister neemt hiervan akte, maar blijft onze Afrikaanse partners op deze problematiek wijzen.
L'homosexualité est cependant encore largement taboue dans de nombreux pays et est également un thème fort délicat dans les enceintes internationales. Le ministre des Affaires étrangères estime qu'il est important d'encourager le dialogue pour favoriser la compréhension mutuelle et faire tomber les tabous sur ce sujet.
Als lid van diverse internationale instellingen buigt België zich ook over dit vraagstuk in het raam van het zogenaamde periodiek universeel onderzoek van de derde landen in de VN-Mensenrechtenraad, zoals het dat onlangs ook deed voor Senegal en Burundi.
Également membre du Conseil des droits de l'homme, notre pays aborde ce sujet dans le cadre d'une intervention à l'occasion de chaque session. Notre dernière déclaration dans ce cadre date du mois de septembre. Nous y avions indiqué que nous continuerions à plaider pour une forte condamnation de la discrimination sur base de l'orientation sexuelle et que la Belgique était d'autant plus déterminée à mettre l'accent sur cette problématique que, non seulement de nombreux pays continuaient à criminaliser les relations entre personnes de même sexe, mais que, par ailleurs, cette liste s'était allongée de manière significative ces derniers temps.
La Belgique a ainsi soutenu l'adoption de la déclaration relative aux droits de l'homme, à l'orientation sexuelle et à l'identité de genres à l'Assemblée générale des Nations unies en décembre dernier.
Daarenboven is de kwestie van de uitroeiing van discriminatie op basis van seksuele geaardheid, op Europees vlak een prioriteit van het huidige Zweedse voorzitterschap. Zij hielden hierover ook een side event in de marge van de algemene vergadering van de VN.
Le ministre des Affaires étrangères n'était pas au courant des déclarations de M. Treki et il les déplore vivement.
Chers collègues, la lutte contre toutes les formes de discrimination et spécifiquement celle basée sur l'orientation sexuelle est une priorité de notre pays. Le ministre des Affaires étrangères peut vous assurer que la Belgique continuera à promouvoir et à protéger les droits des personnes homosexuelles dans les enceintes internationales et dans le cadre de ses relations bilatérales.
05.05 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik wil de minister uiteraard bedanken voor de inspanningen die al geleverd zijn. Ik vrees alleen dat onze inspanningen niet zullen volstaan en dat wij echt coalities moeten sluiten met andere landen binnen Europa. Wij moeten op die spijker blijven kloppen om hem in het hout te drijven. Wij vragen hiervoor blijvende aandacht, zowel van Buitenlandse Zaken als van Ontwikkelingssamenwerking. Niet alleen aandacht overigens, maar echt actie. Wij moeten daar zeker aandacht voor hebben.
Ik vraag het ook aan alle collega-parlementsleden wanneer zij spreken met delegaties uit die landen of wanneer zij ginds met zending zijn. Wij hebben ter zake een belangrijke taak. Wij moeten niet alleen naar de regering kijken. Ieder van ons moet het in zijn contacten met die Afrikaanse parlementsleden en met de Afrikanen die wij kennen onder de aandacht brengen. Dat is de enige manier, meen ik, waarop wij het – hopelijk – een halt kunnen toeroepen.
05.06 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb twee opmerkingen.
Ten eerste, het is toch onwaarschijnlijk dat de Burundese vicepresident zegt dat hij in zijn land een wet heeft ingesteld om de bevolking erop voor te bereiden dat de strafbaarstelling van die wet eigenlijk niet nodig is. Daar moeten wij toch eens goed over nadenken. Het is toch onwaarschijnlijk dat België zo’n antwoord van de Burundese overheid gewoon noteert en er verder niets mee doet?
Ik herhaal: er wordt een wet ingesteld om de mensen erop voor te bereiden dat de strafbaarstelling van die wet niet nodig zal zijn. Ik weet niet met wat voor kluitjes andere landen onze minister van Buitenlandse Zaken in het riet sturen, maar dit is toch heel straf! Ik stel mij de vraag of België zulke nonsensantwoorden van een staatshoofd of een vicepresident wel zomaar kan noteren en overgaan tot de orde van de dag?
Ten tweede, in het antwoord is erop gewezen dat er in Burundi al één veroordeling is geweest inzake deze wetgeving, namelijk in verband met chantagedoeleinden. Misschien kan de minister ons daar meer toelichting over geven?
Ik meen dat het goed zou zijn dat deze bijkomende informatie aan de commissie voor de Buitenlandse Zaken wordt meegedeeld.
Ik begrijp uit het antwoord ook dat België zich naar aanleiding van het onderzoek naar situaties in Senegal en Burundi heeft uitgesproken. Voorzitter, mag ik vragen dat u de minister van Buitenlandse Zaken verzoekt de rapporten ter beschikking te stellen, zodat wij kunnen nagaan welke rol België ter zake heeft gespeeld?
Ik zou aan de voorzitter van de commissie willen vragen om die twee elementen van het antwoord van de staatssecretaris ter beschikking te stellen van de Kamercommissie.
05.07 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je ne doute évidemment pas des efforts de la Belgique sur la scène internationale dans nos contacts bilatéraux et multilatéraux pour faire pression sur ces pays qui criminalisent à nouveau l'homosexualité.
Néanmoins, nous ne pouvons nous contenter de la réponse du ministre des Affaires étrangères burundais, qui aurait fait une tournée en Europe pour rassurer certains pays et nous dire que son pays a voté une loi, mais qu'elle ne serait pas appliquée.
D'abord, sur le plan des principes, c'est le fait d'avoir introduit dans l'arsenal législatif burundais la criminalisation de l'homosexualité qui pose problème; c'est évident. Ensuite, même s'il n'y a pas d'emprisonnement ou d'arrestation, c'est souvent un outil à disposition de la police, des services d'État pour faire en sorte que la vie quotidienne d'un certain nombre d'homosexuels dans ces pays ne puisse pas se dérouler normalement, par exemple, dans des bars ou associations où ces personnes pourraient se rencontrer.
Je ne doute pas de nos efforts en la matière. Cependant, comme Charles Michel qui ne l'avait pas exclu dans sa réponse et l'avait même appuyée, il faudra peut-être aller jusqu'à la menace par rapport à divers outils dont nous disposons, à savoir la coopération au développement. C'est sans doute l'étape ultime, mais il faut poursuivre dans cette voie.
Toujours est-il que je vous remercie d'y être attentif et je sais que vous l'êtes.
05.08 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, j'étais en retard mais c'était pour accueillir un hôte étranger. Vous auriez pu m'appeler, vous savez que je suis toujours là.
Le président: Monsieur Flahaux, votre question a été reportée deux fois déjà. J'étais sans nouvelles de vous. Je vous donne la parole alors que le Règlement ne le prévoit pas. Prenez-la dans le cadre de la réplique.
05.09 Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, peut-être est-ce le sujet qui vous pose des problèmes.
Entendre le président de l'Assemblée générale de l'ONU – et je ne doute pas que le futur président aura une attitude tout à fait différente – affirmer, dans une interview, que la dépénalisation de l'homosexualité, signée par 66 États, n'est pas acceptable dans la majeure partie du monde, même si quelques pays l'ont adoptée, pensant que c'était une forme de démocratie, mérite de notre part, comme de la part des 65 autres pays signataires, une mise au point extrêmement ferme et précise.
J'ai bien entendu la réponse du secrétaire d'État, M. Chastel, disant que les Affaires étrangères y seraient particulièrement attentives. Je souhaiterais qu'il y ait aussi une réaction de l'ensemble des 66 pays qui ont signé ensemble face à la réaction d'un État qui, pour le moins, ne fait pas montre de grande démocratie, même en interne.
L'incident est clos.
Le président: M. Van der Maelen a reporté sa question n° 14652.
Aan de orde zijn nu de samengevoegde vragen van mevrouw Vautmans (nr. 14761) en de heer Tuybens (nr. 14779) over de betrekkingen tussen België de Democratische Republiek Congo.
05.10 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik verzoek u mijn vraag op de agenda te willen plaatsen van een vergadering waarop de minister zelf aanwezig is. De problematiek is te belangrijk om slechts een uitgeschreven en voorgelezen antwoord te krijgen. De situatie wijzigt minuut na minuut. Daarom dring ik erop aan om aan de minister van Buitenlandse Zaken te vragen om zijn voortgangsrapport Afrika, waarop wij al heel lang wachten, zo spoedig mogelijk in deze commissie voor te stellen. Daaraan kan dan het debat worden gekoppeld over de relaties met de Democratische Republiek Congo.
Le président: Monsieur Tuybens, êtes-vous sur la même longueur d’onde?
05.11 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, in wezen ben ik het eens met collega Vautmans. Het onderwerp van deze vragen is te belangrijk om er een voorbereid antwoord op te krijgen. Deze vragen kunnen het startpunt zijn van een discussie en in die zin sluit ik mij aan bij wat mevrouw Vautmans zei.
Le président: Je ne vous cacherai pas que je n'ai pas déposé de question moi-même sur ce sujet car cela me paraissait devoir faire l'objet d'un débat avec le ministre des Affaires étrangères.
05.12 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Ce n'était pas à moi de vous le suggérer mais nous étions, le ministre des Affaires étrangères et moi-même, en Hongrie hier. Dans l'avion du retour, je lui ai suggéré qu'il fasse une réunion spéciale sur le Congo en particulier et l'Afrique en général, pour y regrouper les questions et interpellations déjà à l'ordre du jour. Il avait marqué son total accord sur le sujet mais on n'a probablement pas encore communiqué à la commission cette décision.
Le président: Nous prendrons contact avec le ministre pour convenir d'une date rapidement.
06 Question de M. Xavier Baeselen au ministre des Affaires étrangères sur "les camps de vacances du Hamas" (n° 14861)
06 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de vakantiekampen van Hamas" (nr. 14861)
06.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, la presse a relaté ces faits et différents courriers ont été adressés à différents parlementaires concernant le déroulement d'un certain nombre de camps de vacances organisés par le Hamas à destination de jeunes Palestiniens.
Sous couvert d'activités et d'animations pour la jeunesse, ces camps de vacances sont en fait des lieux d'endoctrinement et d'entraînement pour un prochain combat armé.
Les organisateurs de ces camps en parlent comme de lieux de préparation de la jeunesse à la lutte armée: "Des camps destinés à produire de futurs soldats." De l'aveu même des organisateurs de ces camps, leur but est d'éduquer de futurs combattants de l'islam, de créer de futurs prêcheurs et de garder le contact avec eux.
Les descriptions et les images qui ont circulé sur internet et dans différents quotidiens et hebdomadaires européens décrivent des entraînements avec armes factices, la glorification de l'attentat suicide, des slogans scandés et des lectures effectuées par des activistes du Hamas.
Il s'agit de comportements qui ne sont certainement pas de nature à favoriser la construction d'une paix durable au Moyen-Orient, vous en conviendrez.
Je sais que nos moyens d'action ne sont pas très importants en la matière.
Avez-vous eu des informations concernant de tels camps?
S'ils devaient exister, ce dont je ne doute pas, quelles sont les mesures que vous préconisez afin de mettre fin à cet endoctrinement?
J'ose espérer qu'aucun euro ou aucun dollar des sommes envoyées vers les Territoires palestiniens ne sert à financer, en tout ou en partie, de telles activités. J'aurai l'occasion d'y revenir à l'occasion d'une autre question parlementaire.
06.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Cher collègue, le ministre des Affaires étrangères ne dispose malheureusement d'aucune information directe, concrète, de première main portant sur l'existence de ces camps. L'accès à Gaza est strictement limité, contrôlé par les forces de sécurité d'Israël. En outre, aucun gouvernement de l'Union n'entretient de contacts officiels – ni officieux, d'ailleurs – avec le Hamas. La situation humanitaire à Gaza reste particulièrement pénible, selon tous les rapports de la Commission européenne ou des Nations unies. L'Union européenne et les États-Unis ne cessent de lancer des appels pour inciter Israël à lever le blocus.
Dans ces circonstances très difficiles, l'Agence des Nations unies pour les réfugiés de Palestine organise, elle, des camps de vacances. Dans ces camps, les principes des Nations unies sont appliqués: le pluralisme, les droits de l'homme, l'égalité des genres. Les jeunes garçons et les jeunes filles jouent ensemble. Il est fort probable que les camps du Hamas soient une réaction au succès des camps des Nations unies pour les réfugiés de Palestine. Sans vouloir dire que les 10 % restants sont organisés par le Hamas, on estime que 90 % des camps sont organisés par l'UNRWA.
06.03 Xavier Baeselen (MR): Je remercie le secrétaire d'État pour sa réponse. Je me doutais bien qu'il n'y avait pas d'information officielle. Cela dit, les informations qui nous parviennent confirment l'existence de tels camps qui ne sont pas seulement une réaction aux camps licites et souhaitables mais la marque d'une volonté du Hamas de continuer à former des soldats et à entretenir la haine à l'égard d'Israël. On ne peut que le déplorer et espérer encore une fois que l'argent envoyé vers les Territoires palestiniens ne soit pas détourné à de telles fins.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
Le président: M. Dirk van der Maelen a retiré ses questions nos 14758, 14652, et 15108. Mme Valérie Déom a fait de même avec sa question n° 15210.
- de heer Bruno Tuybens aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het rapport Goldstone en de VN-Mensenrechtenraad" (nr. 14913)
- de heer Wouter De Vriendt aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het Goldstone-rapport" (nr. 15090)
- de heer Fouad Lahssaini aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het Belgische standpunt over het rapport van de UN fact-finding mission over het Gazaconflict" (nr. 15326)
- mevrouw Martine De Maght aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het Goldstone-rapport" (nr. 15395)
- M. Bruno Tuybens au ministre des Affaires étrangères sur "le rapport Goldstone et le Conseil des droits de l'homme de l'ONU" (n° 14913)
- M. Wouter De Vriendt au ministre des Affaires étrangères sur "le rapport Goldstone" (n° 15090)
- M. Fouad Lahssaini au ministre des Affaires étrangères sur "la position de la Belgique sur le rapport de la Mission d'établissement des faits de l'ONU sur le conflit de Gaza" (n° 15326)
- Mme Martine De Maght au ministre des Affaires étrangères sur "le rapport Goldstone" (n° 15395)
07.01 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de staatssecretaris, de VN-Mensenrechtenraad gaf na de oorlog in Gaza een commissie de opdracht mogelijke schendingen van de mensenrechten te onderzoeken. Het vierkoppige team werd geleid door Richard Goldstone, zelf joods en een gerespecteerd rechter uit Zuid-Afrika. Goldstone stelde op 15 september jongstleden, na 5 maanden onderzoek, het rapport voor.
Zowel Israël als Palestijnse militante groepen hebben zich schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden, aldus het rapport. Zo hebben de Palestijnen raketten afgeschoten op Zuid-Israël, zonder onderscheid te maken tussen militaire doelwitten en burgerdoelwitten. Maar het gros van het rapport onderzoekt in minutieus detail de talrijke beschuldigingen aan het adres van Israël, van de inzet van witte fosfor tegen burgerdoeleinden, via het lukraak doden van burgers, tot de bewuste vernietiging van de Palestijnse economische en burgerlijke infrastructuur in Gaza, zelfs scholen.
De Israëlische president zei naar verluidt dat het rapport Goldstone neerkomt op een “bespotting van de geschiedenis”, omdat het geen rekening houdt met het Israëlische recht op zelfverdediging. Israël had zelf elke medewerking aan het onderzoek geweigerd.
Volgens een Israëlische krant startten Israëlische toppolitici een diplomatieke campagne, vooral tot de 5 permanente leden van de VN-Veiligheidsraad. Met haar diplomatiek offensief probeert de Israëlische regering nu te voorkomen dat het rapport al te schadelijke gevolgen zou krijgen.
Ik heb een drietal vragen voor u.
Ik meen dat het billijk is te zeggen dat aan beide zijden echt wel schendingen van de rechten van de mens hebben plaatsgevonden tijdens de oorlog in Gaza. Ik meen dat het ook billijk is te stellen dat het geweld vanwege Israël, binnen die willekeurigheid, buitenproportioneel is geweest. Bent u ook, als minister van Buitenlandse Zaken, die mening toegedaan?
Het rapport beveelt aan dat, als Israël en Hamas geen maatregelen nemen tegen de eigen schendingen van het humanitair recht, de zaak zou worden doorverwezen naar de VN-Veiligheidsraad en desnoods uiteindelijk naar het Internationaal Strafhof in Den Haag. Welke overgangstermijnen zijn in het rapport vermeld? Wat is bij uw weten de houding van de VN-Mensenrechtenraad? Hebt u of hebben uw diensten in dat verband contacten gelegd met voorzitter Alex Van Meeuwen of zijn entourage? Met welke instructie desgevallend?
Is ons land, via een lid van de regering of via diplomatieke kanalen, reeds gecontacteerd door de Israëlische president of een van de leden van de regering in dat kader? Wat was de houding van ons land tijdens een dergelijk contact?
07.02 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn collega heeft de achtergrond reeds geschetst. In de Mensenrechtenraad van de VN werd eind september het rapport van het Goldstone-onderzoek behandeld. Dit rapport gaat over verschillende incidenten ten tijde van de Israëlische inval in Gaza waarbij onder andere infrastructuur en personeel van de Verenigde Naties werd beschoten en diverse oorlogsmisdaden werden gepleegd. Er is een aantal aanbevelingen geformuleerd in het rapport, onder andere de aanbeveling om Israël en Hamas op te roepen om zelf onpartijdige onderzoeken te starten en de verantwoordelijken voor de inbreuken op het internationaal recht voor de rechter te brengen. Indien Israël en Hamas blijven verzaken aan hun plicht om dit te doen is er de aanbeveling om de zaak over te maken aan het internationaal Strafhof. Er is eveneens een aanbeveling gericht aan de algemene vergadering van de Verenigde Naties om deze zaak naar het internationaal gerechtshof door te verwijzen voor een advies over een effectief mechanisme van rekenschap voor schendingen van het internationaal humanitair recht.
Mijn vraag is tweevoudig. Wat is het Belgische standpunt ter zake? Welk standpunt werd verdedigd met betrekking tot de aanbevelingen uit het rapport? Indien er een Europees standpunt ter zake werd opgemaakt, wil ik graag informeren naar het Belgische standpunt voorafgaand aan een eventuele Europese consensus. Ik had ook graag zicht gekregen op de posities die de diverse Europese landen hebben ingenomen en op de belangrijkste breuklijnen in het debat.
07.03 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil eerst en vooral de specifieke rol van de voorzitter van de Mensenrechtenraad in herinnering brengen. Ambassadeur Van Meeuwen moet samen met zijn vier vice-voorzitters uit andere regionale groepen de goede werking van de zittingen uit procedureel oogpunt verzekeren. In dit opzicht kan de voorzitter de achtergronddebatten niet bevorderen of blokkeren.
Het is in de hoedanigheid van lid dat België zijn positie verdedigt, dit voor zover mogelijk in overeenstemming met de partners van de EU. Vorige week, tijdens de twaalfde zitting van de Mensenrechtenraad in Genève, werd het Goldstonerapport voorgesteld.
Er was eveneens een interactieve dialoog met de leden van de missie. De landen die een resolutie hadden ingediend over dit Goldstone-rapport –l'Organisation de la Conférence islamique, de Arabische groep, de Afrikaanse groep, le Mouvement des non-alignés – hebben niettemin aan het einde van de zitting aangekondigd dat zij de behandeling van deze resolutie liever uitstelden tot de volgende zitting van de Mensenrechtenraad in maart 2010. Zij vonden dat dit de Raad toeliet het rapport grondiger te bestuderen. Bovendien zal op 14 oktober een open debat plaatsvinden binnen de Veiligheidsraad van de VN over het rapport-Goldstone.
In de Mensenrechtenraad heeft het Zweedse voorzitterschap een interventie gedaan in naam van de 27 lidstaten en dus ook in naam van België. Ik citeer u een fragment: "De EU is vastberaden het rapport en de aanbevelingen daarin grondig te evalueren. Dat zal gebeuren op basis van de duidelijke standpunten ingenomen door de EU betreffende het verloop van het conflict en het belang dat de EU hecht aan duurzame vrede. De EU betreurt het vallen van slachtoffers in het Gaza-conflict, in het bijzonder de burgerslachtoffers, diep. De EU heeft alle partijen steeds herinnerd aan hun verplichtingen aangaande de mensenrechten en het internationaal humanitair recht. Met betrekking tot een mogelijk antwoord van de Mensenrechtenraad op dit rapport benadrukt de EU het belang van juiste en geloofwaardige onderzoeken naar mogelijke schendingen van de mensenrechten en van het internationaal humanitair recht door de partijen in dit conflict, overeenkomstig internationale normen en zich uitdrukkelijk richtend tot zowel Israëli's als Palestijnen. De Raad moet een toepasselijke follow-up verzekeren door te controleren of beide zijden zelf grondig onderzoek hebben gedaan.
De Europese Unie zal zich actief blijven engageren in de onderhandelingen over een resolutie van de Mensenrechtenraad in opvolging van voornoemd rapport en van het rapport van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten.
De minister werd daaromtrent niet aangesproken door een lid van de Israëlische regering. Uiteraard zijn er tussen onze twee landen voortdurend diplomatieke contacten op diverse niveaus. Daarbij besteedde ons land aandacht aan het respect voor de mensenrechten en het internationaal, humanitair recht en aan het beëindigen van de straffeloosheid voor misdaden tegen de menselijkheid en voor oorlogsmisdaden, die tot de Belgische prioriteit behoren.
07.04 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het antwoord is tot nu toe weinig inhoudelijk geweest op het vlak van het standpunt van België of van de Europese Unie in desbetreffend kader. Ik vrees dat de reactie heel diplomatiek en weinig scherp zal zijn.
Indien het uitstel van de bespreking tot maart 2010 tot een sterkere dossierkennis en als dusdanig ook tot een scherpere mening ter zake zal leiden, is het uitstel misschien nog niet zo slecht. Het zou niettemin van belang zijn geweest dat de Europese Unie of België reeds een scherpe veroordeling zou hebben uitgesproken.
Mijnheer de staatssecretaris, dat is vooral zo, omdat de minister van Buitenlandse Zaken op 26 september 2009 tijdens zijn toespraak voor de Verenigde Naties heel uitdrukkelijk heeft gesteld dat België in de strijd tegen straffeloosheid heel actief zou zijn.
Daarom hoop ik dat België alsnog vóór maart 2010 het rapport van Goldstone zou bekrachtigen.
07.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, het antwoord is bijzonder teleurstellend. Een en ander wordt duidelijk op de lange baan geschoven, met name naar maart 2010. Nochtans dateert de inval in Gaza ondertussen ook al van een tijd geleden.
Er komt nu een gedragen onderzoek met gedragen aanbevelingen naar voren.
De interventie van de Zweedse voorzitter lijkt mij niet sterk genoeg. Het is sterk dat zulks ook namens België is gebeurd. Dat betekent immers dat België geen ander standpunt dan de interventie van het Zweedse Voorzitterschap heeft ingenomen. Nochtans gaat bedoelde interventie niet ver genoeg. Er is bijvoorbeeld geen uitspraak geweest over de aanbeveling om de zaak naar het Internationaal Strafhof door te verwijzen.
Eerlijk gezegd, mijnheer de staatssecretaris, ik wil het debat over Israël en Palestina ook wel eens voeren met de minister van Buitenlandse Zaken zelf. Ik begrijp het niet. Het is een zaak die mij beroert. Men heeft het hier over een land dat het internationaal recht aan zijn laars lapt en blijft lappen, waardoor een oplossing voor dat conflict in het algemeen niet dichterbij komt. We moeten ons toch echt wel eens beraden over verdergaande diplomatieke stappen, want er is een totale impasse die zich uitstrekt over heel het Midden-Oosten.
Ik wil echt wel aandringen op een sterker standpunt van de Belgische regering. Ik geef u een voorbeeld. De Europese Unie financiert de luchthaven van Gaza en die wordt platgebombardeerd. Wat is dan de diplomatieke reactie van de Europese Unie? Die is veel te laks. Ik ben lid van de oppositie, jammer genoeg: ik kan alleen maar aandringen op een forser standpunt van de meerderheid en van de Belgische regering. Zoals ik al zei, ik wil echt wel eens het debat aangaan met de minister van Buitenlandse Zaken.
07.06 Fouad Lahssaini (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je n'ai pas entendu complètement la réponse du secrétaire d'État. J'aimerais savoir quelle position adoptera la Belgique s'il apparaît au mois de mars que ces enquêtes n'auront pas été menées. La Belgique soutiendra-t-elle l'idée de mécanismes internationaux destinés à combattre l'impunité? Vous en avez peut-être parlé dans votre réponse.
07.07 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Non, pas de manière spécifique. Nous espérons qu'une enquête sera diligentée. Il est inutile de vous dire aujourd'hui comment nous agirons en mars si aucune enquête n'est menée. Je suggère la tenue d'un débat. Le ministre des Relations extérieures précisera lui-même ses intentions en la matière.
L'incident est clos.
08 Vraag van mevrouw Lieve Van Daele aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het ontzeggen door Litouwen aan kinderen van informatie over homoseksualiteit" (nr. 14760)
08 Question de Mme Lieve Van Daele au ministre des Affaires étrangères sur "l'interdiction faite par la Lituanie d'informer les enfants sur l'homosexualité" (n° 14760)
08.01 Lieve Van Daele (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, dit is eigenlijk een vervolg op een vraag die ik stelde op 23 juni in de commissie over een discriminerende wet die het Litouwse parlement op dat moment had goedgekeurd. De wet zou elke vorm van positieve belichting van homoseksualiteit, biseksualiteit of polygamie verbieden.
De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, de heer De Gucht, antwoordde dat de wet op dat moment nog niet was bekrachtigd door de Litouwse president en dat die nog de mogelijkheid had om zijn veto daarover uit te spreken. Hij zou die zaken in de komende dagen daarop van dichtbij volgen. Na een onderhoud met het hoofd van de EU-missie zou de Litouwse president hebben verklaard dat hij het dossier zorgvuldig zou bestuderen. Gelet op de toen vastgestelde termijnen, was er nog een intern debat in Vilnius mogelijk.
Ondertussen is die vraag, maar vooral ook het antwoord, door de feiten achterhaald. In juli stelde de aftredende president inderdaad zijn veto en werd de wet verworpen, maar de parlementsleden hebben dat presidentieel veto weggestemd met 87 tegen 6. Het feit dat 48 parlementsleden zich onthielden van de stemming of afwezig waren, is misschien toch ook een teken van interne onenigheid of protest daartegen.
Daarom stel ik nu de vraag naar de stand van zaken. Wij hebben vernomen dat op dit moment de wet zou worden besproken in het Litouwse parlement, maar dat men zelfs nog een stap verder zou gaan en overweegt om amendementen toe te voegen, zodanig dat niet alleen de positieve belichting van homoseksualiteit zou worden verboden, maar dat homoseksualiteit zelf strafbaar zou worden.
Mijnheer de staatssecretaris, mijn vragen aan de minister zijn de volgende.
Klopt die informatie? Kunt u dat bevestigen?
Als dat klopt, is die wet dan niet duidelijk in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met de EU-kaderrichtlijnen?
Wordt dat op dit moment op Europees niveau besproken? Worden daartoe van hieruit de nodige stappen toe gezet?
08.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van Daele, er is inderdaad een terechte bezorgdheid inzake de overeenstemming van die wetgeving met het in de EU geldende non-discriminatiebeginsel.
In december 2008 steunde de Unie een verklaring inzake de rechten van de mens, de seksuele geaardheid en de genderidentiteit in de algemene vergadering van de Verenigde Naties. Met de steun van 67 landen, waaronder Litouwen, werd die verklaring goedgekeurd.
Daarin wordt opnieuw bevestigd dat de rechten van de mens op gelijke wijze op elke persoon van toepassing zijn, ongeacht diens seksuele geaardheid of genderidentiteit.
Amnesty International is ook van oordeel dat de betreffende wetgeving indruist tegen de internationale verplichtingen die Litouwen heeft krachtens de Europese verdragen en de internationale instrumenten betreffende de rechten van de mens, waarin dat land partij is.
Ten tweede, de Belgische ambassadeur in Riga en de andere EU-ambassadeurs hebben eind juli de nieuwe president ontmoet en hun bezorgdheid rechtstreeks bij haar aangekaart. De president heeft dan duidelijk haar eigen afkeuring van de wet geuit, net als haar spijt dat het een slecht imago aan haar land geeft, een land dat slechts zelden in het internationale nieuws komt.
Grondwettelijk had de president geen andere keuze dan de wet, die in maart 2010 in werking moet treden, te ondertekenen. Ze beoogt niettemin zelf de wet te kunnen verbeteren met voorstellen geformuleerd door een speciaal daartoe opgerichte werkgroep. Volgens de grondwet kan de president ook beroep aantekenen bij het grondwettelijk hof tegen de wet, maar dit zal alleen als laatste uitweg worden gebruikt.
Gelet op het persoonlijke engagement van de president en het feit dat het interne democratische debat nog niet is afgerond, acht de minister momenteel geen nieuwe nationale of Europese demarche noodzakelijk. Zijn diensten blijven niettemin de evolutie in Vilnius van nabij volgen en houden hem op de hoogte.
08.03 Lieve Van Daele (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, wij zijn het er allemaal over eens, ook ondersteund door Amnesty International, dat de situatie tegenstrijdig is met de Europese richtlijnen en met de Europese waarden.
Ik ben blij te horen over het initiatief van de Belgische en de andere ambassadeurs. Ik ben vooral blij te horen dat de nieuwe president zich inderdaad ook zelf engageert om er iets aan te doen.
Ik ben er uiteraard voorstander van om het intern democratisch debat alle kansen te geven, maar daar moet uitdrukkelijk het engagement tegenover staan om het van nabij te volgen. Voor een land dat op het vlak van mensenrechten in Europa een belangrijke voortrekkersrol wil spelen, is dat absoluut belangrijk.
Ik ben enerzijds blij met het interne debat en het engagement van de nieuwe president, maar anderzijds moet van hieruit de nodige opvolging gebeuren en moeten, indien nodig, de nodige stappen worden gezet.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Peter Luykx aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het voorstellen van België als volledig Franstalig land in het buitenland in een recente brochure van de FOD Buitenlandse Zaken" (nr. 15032)
09 Question de M. Peter Luykx au ministre des Affaires étrangères sur "la présentation de la Belgique comme un pays intégralement francophone à l'étranger dans une brochure éditée récemment par le SPF Affaires étrangères" (n° 15032)
09.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in een recente publicatie van de FOD Buitenlandse Zaken, getiteld Belgium at the heart of Europe, staat op bladzijde 4 een kaart van België, opgedeeld in provincies. De namen van de steden in de Vlaamse provincies zijn, ongelooflijk maar waar, telkens in het Frans. Zo heeft men het op de kaart over Ostende, Dixmude, Furnes, Courtrai, Ypres, en tal van andere steden tot Tongres toe. Ook de lijfspreuk van België is alleen in het Frans weergegeven.
Deze brochure wordt zo in het buitenland verspreid, wat de indruk geeft dat België eentalig Frans is. Dat willen wij toch niet, niet waar?
Mijnheer de staatssecretaris, hoeveel van deze brochures zijn er gemaakt? Waar zijn ze verspreid?
Van deze druk bestaat ongetwijfeld een digitale versie. Gaat u de FOD verzoeken deze fout in de digitale versie recht te zetten zodat, indien er een volgende druk komt, deze fout niet meer voorkomt en mocht er geen volgende druk meer komen, de brochure correct van de webstek kan worden gedownload?
Wil men de waarheid recht aan doen, dan zou in alle toekomstige publicaties waarin België aan het buitenland wordt voorgesteld duidelijk melding moeten worden gemaakt van het feit dat dit land tweetalig is. Wat bent u van plan te doen om te vermijden dat in de toekomst nog dergelijke feitelijke onjuistheden de wereld worden ingestuurd?
Indien dit gaat om een vergissing, vindt u het dan niet vreemd dat dergelijke vergissingen nooit in de andere richting worden gemaakt?
Ik dank u bij voorbaat voor uw antwoord.
09.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Luykx, de publicatie Belgium at the heart of Europe dateert van 2000. Het is geen recente publicatie.
Deze brochure verscheen in meerdere talen, Nederlands, Frans, Duits en Engels, en is destijds in een oplage van enkele duizenden exemplaren naar onze posten gestuurd. Er zijn geen exemplaren meer voorradig.
Er dient inderdaad te worden vastgesteld dat er in de Engelse versie een aantal ongerijmdheden voorkomt.
De minister wil erop wijzen dat de brochure niettemin wel degelijk duidelijk de meertaligheid van België in de verf zet.
De kaart staat op pagina 4, maar op pagina 5 volgt een schets van de taalkundige situatie in ons land. Er staat uitdrukkelijk vermeld dat zes miljoen Vlamingen Nederlands spreken. Een taartdiagram laat zien welke talen er in België worden gesproken. Daaruit blijkt dat de meerderheid – in het geel aangeduid – Nederlands spreekt.
Ten vierde. Deze brochure uit 2000 wordt hoe dan ook niet meer verspreid en is evenmin nog bestelbaar. Ze bestaat niet in digitale vorm. Momenteel verspreidt de FOD Buitenlandse Zaken de brochure Belgium at a glance, die net zoals Belgium at the heart of Europe België onmiskenbaar voorstelt als een meertalig land.
09.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, het stelt mij gerust dat u kunt bevestigen dat er inderdaad een fout is gemaakt bij het weergeven van de plaatsnamen in deze brochure. Het stelt mij ook gerust dat deze brochure niet verder wordt verspreid. Desalniettemin werd dit ons niet zo lang geleden gerapporteerd: blijkbaar gaat de brochure goed mee en wordt ze nog altijd gelezen.
Los van het feit of die brochure nu meertalig is en los van het feit of die brochure nu wel of niet verwijst naar de samenstelling van de taalgroepen in ons land: Limburg is Limburg, Hasselt is Hasselt en Tongeren is Tongeren. De namen van de Nederlandstalige plaatsen dienen ook gewoon in het Nederlands te worden weergegeven, of het nu een Engelse, een Franstalige, een Duitse of zelfs een Chinese brochure is. Maar toch bedankt voor uw antwoord.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
10 Question de M. Xavier Baeselen au secrétaire d'État aux Affaires européennes, adjoint au ministre des Affaires étrangères sur "les budgets et manifestations majeures en lien avec la Présidence belge de l'Union européenne au second semestre de 2010" (n° 15068)
10 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de middelen voor het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie tijdens het tweede semester van 2010 en de grote manifestaties in dat verband" (nr. 15068)
10.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, il peut vous sembler prématuré de penser à l'organisation de la présidence belge de l'Union européenne d'un point de vue formel – mais je sais que vous y travaillez quant au fond. Je veux parler de la manière dont notre pays apparaîtra aux yeux des autres capitales européennes.
Comme nous sommes en pleine période de discussions budgétaires, j'ignore si vous pourrez nous donner des chiffres précis. Néanmoins, j'aimerais connaître l'ordre de grandeur des budgets réservés à cette présidence.
J'aimerais aussi obtenir une esquisse des événements majeurs qui seront organisés à cette occasion sur le territoire belge.
10.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le député, le budget de la présidence belge en 2010 reste évalué à un peu plus de 70 millions d'euros – 74 lors de la dernière évaluation, pour être précis. Ce montant ne comprend pas les coûts de sécurité qui sont évalués à 16 millions d'euros.
Nous sommes, il est vrai, en plein débat budgétaire, et nous saurons mardi prochain à 14 h 30 à quelle sauce les différents budgets seront engloutis. En tout cas, j'espère qu'aucun changement important n'affectera l'enveloppe destinée à la présidence belge pour 2010. En effet, dès le départ, nous avions conçu une présidence sans "bling bling" - que d'aucuns qualifieront de peu ambitieuse. Si, d'aventure, nous devions réduire le montant, il nous serait difficile d'organiser des événements majeurs, sinon inévitables. Cette somme est équivalente à celle qui fut consacrée à la présidence de pays dont la taille est assez comparable à celle du nôtre, tels le Portugal ou l'Autriche.
Dans ces 70 millions, 5 millions seront mis en réserve, tandis que les 65 autres se répartissent premièrement entre la Chancellerie du premier ministre et le SPF Affaires étrangères, pour assurer les coûts transversaux, et deuxièmement entre les autres SPF, pour les événements obligatoires de la présidence qui leur sont propres. Le partage des moyens est en train d'être négocié.
Nous évaluons actuellement le travail par forfait, une forfaitarisation des coûts en fonction du nombre notamment pour les Conseils formels et informels. Ce principe de cofinancement du budget de la présidence est aussi valable pour les Communautés et les Régions. Là aussi, les modalités de mise en œuvre sont actuellement négociées. Voici globalement l'ébauche du budget Je pourrai vous confirmer ces chiffres dans les prochains jours.
Il y a généralement 5 à 10 Conseils formels et informels habituels dont je viens de parler. Évidemment, plus on en organise, plus cela coûte cher. On évalue à 400 000 euros le coût d'un Conseil. Outre, ces Conseils formels et informels, nous aurons des évènements majeurs à organiser pendant notre présidence. Parmi ceux-ci, les deux plus importants sont, d'une part, le 8ème Sommet de l'ASEM qui réunira à Bruxelles quarante chef d'État et de gouvernement européens et asiatiques, les 4 et 5 octobre 2010. Voici 24 heures, j'entendais dans l'avion que ce Sommet allait coûter 11 millions d'euros à lui tout seul. D'autre part, aura lieu un Sommet Europe-Afrique que nous coorganiserons en Libye, étant donné qu'il s'organise, comme l'ASEM, tantôt en Europe, tantôt au sein d'un pays concerné.
Il est encore un peu tôt pour discuter du fond, étant donné qu'on achève à peine le programme du trio. Une version du programme trio, à la fois cadre stratégique et programme opérationnel, a été arrêtée le 22 juin dernier. Or, la semaine dernière, il nous est revenu du secrétariat général du Conseil après avis de la Commission. Nous aurons à retravailler, ces prochaines semaines, ce double document pour qu'il puisse être définitivement approuvé au Conseil Affaires générales du lundi 7 décembre prochain. Ceci clôturera notre travail en trio avec l'Espagne et la Hongrie avant d'entamer, après la consultation et la clôture de la consultation de la société civile, le programme propre à la Belgique, fin de cette année, début de l'année prochaine, et de dégager les priorités qui seront à mettre en évidence pendant nos six mois de présidence.
10.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour la précision de votre réponse.
Nous aurons sans doute l'occasion de revenir sur le déroulement des événements début de l'année prochaine.
Si je peux me le permettre, je plaiderai pour que le Parlement soit associé à la démarche organisationnelle de la présidence, même dans ses modalités, tant que faire se peut, symboliques et pratiques.
Par ailleurs, j'ose espérer que la population de notre pays – dont les Bruxellois – aura l'occasion de s'approprier l'Europe et la présidence belge. À cette fin, j'imagine que l'on peut prévoir des événements, sans trop de "bling bling", comme par exemple un feu d'artifice ou en tout cas une fête populaire. Je suppose que vous y avez pensé.
Le président: Avant de vous laisser répondre, monsieur le secrétaire d'État, je voudrais juste vous informer que je suis intervenu auprès du président de la commission afin d'envisager des moyens permettant au Parlement de prendre éventuellement quelques initiatives propres, comme d'autres parlements le font dans le cadre de la présidence européenne. J'ai eu l'occasion de me rendre en Suède. Aussi, que ce soit à la charge du budget que vous avez établi ou à la charge du budget du Parlement, je trouverais utile que le Parlement puisse, dans le cadre de cette présidence, prendre éventuellement certaines initiatives concertées sur des thèmes spécifiques.
10.04 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, nous gardons à l'esprit cette concertation avec le Parlement fédéral, les parlements régionaux, mais aussi le Parlement européen. Évidemment, certaines manifestations sont de nature à sensibiliser notre population à la présidence, quelle que soit la nature de l'organisation, notamment avec une grande manifestation populaire le vendredi ou le samedi qui verra le début de notre présidence, c'est-à-dire le 2 ou le 3 juillet si j'ai bonne mémoire.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Xavier Baeselen au ministre des Affaires étrangères sur "la reconstruction de Gaza et l'aide belge promise lors de la conférence de Charm el-Cheikh (Egypte)" (n° 15070)
11 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de wederopbouw van Gaza en de Belgische steun die tijdens de conferentie in Sharm el-Sheikh (Egypte) werd beloofd" (nr. 15070)
11.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, lors de la Conférence internationale des donateurs pour l'économie palestinienne et la reconstruction de Gaza à Charm el-Cheikh (Egypte), début de cette année, le ministre Karel De Gucht, promettait d'octroyer 6 millions de dollars supplémentaires sur le budget déjà prévu cette année pour les Territoires palestiniens.
S'en sont suivis des problèmes d'interprétation de cette ligne budgétaire et de l'affectation des moyens tantôt en séance plénière, tantôt en commission. En effet, il avait semblé en commission des Relations extérieures du 25 mars 2009 que l'aide promise proviendrait de l'allocation de base 54.413.526, intitulée "action de transition, reconstruction et consolidation de la société", une ligne commune à la fois au ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Coopération au développement. Reste que le ministre de la Coopération au développement avait indiqué que les montants supplémentaires prévus ne seraient pas pris sur les budgets de son département.
En outre, la condition sine qua non à cette aide était la réouverture immédiate et inconditionnelle de tous les points de passage.
Monsieur le secrétaire d'État, il est fréquent que, lors de conférences internationales, les pays s'engagent pour des montants après lesquels suivent des conférences de presse pour annoncer au monde tous les milliards qui seront versés pour la reconstruction; ensuite, à l'étude des chiffres concrets, on observe que la promesse n'est pas toujours suivie d'effet.
Pouvez-vous davantage nous indiquer aujourd'hui où en est l'aide belge? De quel(s) département(s) provient cet argent supplémentaire? Quelle somme a-t-elle déjà été réellement versée?
11.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, c'est encore moins précis que la dernière fois!
On me fait d'abord dire, mais vous le savez, que la fermeture des frontières de Gaza par Israël reste quasiment totale; que le dernier rapport du représentant du Secrétaire général des Nations unies est assez clair sur le sujet, comme nous le savons tous de longue date; que la situation humanitaire à Gaza est pénible, mais c'est l'évidence; que l'Union européenne et les États-Unis ne cessent de lancer des appels incitant Israël à lever le blocus, comme je l'ai dit dans ma réponse à une question précédente.
Dans ces circonstances, aucun projet international d'aide à Gaza n'a pu être mis en œuvre, ce qui n'inspire rien de bon. Voilà qui nous amène à un financement total des actions d'aide humanitaire en Palestine à 2,5 millions d'euros sur le budget d'aide alimentaire de 2009.
Ces différents dossiers participent à la réalisation de la promesse d'aide faite par la Belgique en faveur de Gaza lors de la Conférence de Charm el-Cheikh.
Le dossier reste à l'examen auprès des différents services compétents en attendant une levée du blocus autour de Gaza.
Si je comprends bien la réponse, on semble avoir changé de ligne budgétaire et les 2,5 millions d'euros ont bel et bien été utilisés sur base du budget d'aide alimentaire pour 2009.
11.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je conviens avec vous que les réponses sont de moins en moins claires au plus on avance dans le dossier.
La Belgique s'était engagée pour un budget de 6 millions de dollars supplémentaires par rapport au budget déjà prévu pour les Territoires palestiniens. Les 2,5 millions d'euros dont vous parlez sont, sous réserve de vérification, prévus dans la ligne budgétaire traditionnelle. J'en déduis qu'à ce stade, aucune aide supplémentaire n'a été versée.
Je propose d'interroger prochainement votre collègue des Affaires étrangères.
11.04 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Je vais demander une réponse claire sur ce sujet.
Le président: On pourrait éventuellement joindre votre question au débat sur le Proche-Orient que d'autres collègues appellent de leurs vœux
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Xavier Baeselen au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile sur "la transposition des directives européennes" (n° 15075)
12 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid over "de omzetting van de Europese richtlijnen in nationaal recht" (nr. 15075)
12.01 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le secrétaire d'État, lors de la séance du 10 juin 2009, j'avais interrogé le premier ministre sur les résultats de transpositions. Il m'indiquait que les résultats du dernier scoreboard n'étaient pas encore publiés. En disposez-vous aujourd'hui?
Sommes-nous descendus au déficit de 1 % de transpositions? Pour rappel, on avait 1,3 % en juin, ce qui correspondait à l'époque à 16 directives non encore transposées.
Dans ma question, je demandais au premier ministre s'il s'était penché sur un certain nombre de mesures proactives à prendre pour l'avenir, notamment la création de groupes de travail "transposition" au sein des différents cabinets et la possibilité de déterminer rapidement les niveaux de compétence concernés par les directives.
12.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Cher collègue, ce sujet est important, surtout au vu du rapprochement de la présidence belge de l'Union européenne.
L'objectif du gouvernement est d'atteindre 1 % sinon au prochain scoreboard de décembre, avec comme date limite de transposition le 10 novembre prochain, au plus tard au scoreboard de juillet prochain avec comme date limite le 11 mai 2010.
En juillet dernier, on n'a pas atteint 1 %. On était à 1,4 %.
Toutefois, les choses s'améliorent. J'ai bon espoir d'atteindre cet objectif de 1 % car non seulement on a mis en place toute une série de mesures pour améliorer la transposition des directives – c'est un processus que nous suivons de près ‑ mais aussi, sous l'impulsion de notre premier ministre Herman Van Rompuy, on a effectivement mis sur pied un groupe de travail "transposition", composé de membres des cabinets ministériels et des administrations concernées. Une réunion a d'ailleurs lieu le 13 octobre prochain.
Par ailleurs, en vue d'accélérer la détermination des compétences, les départements fédéraux sont à présent obligés d'indiquer, dans le mois qui suit la publication de la directive, leurs compétences, leur planning de transpositions, les coordonnées du gestionnaire dans notre base de données Eurtransbel.
En pratique, ces derniers mois, mon administration communique bien plus vite que demandé, étape par étape, la façon dont les transpositions se réalisent. J'ai d'ailleurs le plaisir, à chaque réunion de gouvernement à laquelle je participe, de faire le point sur le dossier des transpositions au niveau fédéral et je participe à chaque comité de concertation pour sensibiliser les Régions et les Communautés sur leur participation à ces transpositions tant pour des directives qui leur sont propres que pour les directives mixtes.
Le processus se poursuit. Je faisais d'ailleurs récemment le point au gouvernement. Il restait, avant l'échéance de fin de ce mois, huit directives à transposer pour atteindre ce chiffre de 16 directives non transposées, qui correspond à environ 1 % des 15 022 directives que les États de l'Union se devaient de transposer pour la fin octobre 2009. Tout semble avancer pour que l'on puisse à tout le moins se rapprocher ou atteindre, je l'espère, le taux de 1 % de directives non transposées en juin prochain, d'autant que, pour la première fois, on a déjà fait connaître à toutes les administrations et aux cabinets ministériels l'ensemble des directives qui doivent être transposées lors des six premiers mois de 2010. Ceci n'avait jamais été fait auparavant tant que le semestre précédent n'était pas achevé. Nous avons aujourd'hui une vue à beaucoup plus long terme sur le travail à mettre en œuvre.
Enfin, pour être efficaces et pour concentrer le travail sur ce qui donnera des effets tangibles en matière de transposition, nous sommes parvenus à segmenter ce que l'on considérait comme transposable dans les délais imposés et ce qui, de toute façon, ne le serait pas au vu des processus de concertation, du passage des textes législatifs au Parlement, etc. Tant pour cette période-ci que pour la prochaine, nous avons scindé ce que l'on a estimé être faisable dans les temps de ce qui ne l'était de toute façon pas, pour se concentrer sur ce qui est réalisable et atteindre ainsi le taux de 1 % de directives non transposées.
12.03 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie M. le secrétaire d'État pour sa réponse très précise. Je constate que l'on s'approche effectivement de l'objectif. Je me réjouis également de la mise en place de cette procédure proactive visant à éviter d'accumuler du retard.
Het incident is gesloten.
12.04 Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je souhaite transformer ma question n° 15249 en question écrite.
13 Vraag van de heer Peter Luykx aan de minister van Buitenlandse Zaken over "het omzeilen van de taalwet bij het benoemen van Philippe Bostem tot consul-generaal te Marseille" (nr. 15352)
13 Question de M. Peter Luykx au ministre des Affaires étrangères sur "le contournement des lois linguistiques dans le cadre de la nomination de Philippe Bostem en qualité de consul général à Marseille" (n° 15352)
13.01 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in antwoord op mijn vraag van vorige week zei u dat de heer Bostem geen taalcertificaat nodig heeft. Uit onze opzoekingen is echter gebleken dat de heer Bostem niet bij KB is benoemd tot consul-generaal op de post in Marseille, maar via artikel 35E van het organiek reglement van het departement. Volgens ons wordt via dit achterpoortje de wet op het gebruik van talen in bestuurszaken omzeild. Wij zijn van mening dat de taalwet in bestuurszaken, die van openbare orde is, niet omzeild kan worden door een artikel te gebruiken uit het reglement van een departement.
Bovendien stelt artikel 35E, vierde lid letterlijk: "Ze worden voor het overige gelijkgesteld, rekeninghoudend met de hun toevertrouwde functies, met de ambtenaren van de carrière buitenlandse dienst of de kanselarijcarrière." Uit dit artikel leiden wij dan ook af dat, behalve de techniek van de detachering op zich, al de overige rechten en plichten gelijk blijven. De ambtenaren behouden dus hun wedde en hun rechten op bevordering in wedde, maar ook hun verplichting om aan een taaltest te voldoen bij het opnemen van een diplomatieke of consulaire post, of een post als attaché.
Mijnheer de staatssecretaris, ik heb volgende vragen.
Het is overduidelijk dat de heer Bostem tegen de algemene geest van de wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken werd benoemd. Vindt u het kunnen dat een volslagen Nederlandsonkundige ambtenaar een land vertegenwoordigt waarvan hij de taal van de meerderheid niet eens spreekt? Een simpel ja of neen volstaat natuurlijk niet. Wij zouden ook graag weten welke motivatie u daarbij hanteert.
Hoeveel ambtenaren van de binnendienst zijn er op dit moment op basis van artikel 35E "gedetacheerd" naar posten in het buitenland? Wij vermoeden dat mevrouw Martine Van Dooren, gedetacheerd in Rome, zich in hetzelfde geval bevindt. Graag hadden wij een lijst bekomen van de gedetacheerde consuls, diplomaten en attachés die niet bij KB zijn benoemd, maar door eenvoudige detachering en dus aan wie zonder taalbrevet een post werd toegewezen. In deze lijst zouden wij graag niveau, taalkader, naam en voornaam en aantal jaren dienst zien.
Het antwoord dat op mijn vorige mondelinge vraag werd gegeven, bevatte nogal wat onjuistheden. Dat leidde voor ons tot wat moeilijkheden bij het opzoekingswerk. Zo werd het KB van 12 april 1956 vermeld als rechtsbasis, terwijl dit het KB van 25 april 1956 is en werd er gewag gemaakt van artikel 35F van het KB van 3 juni 1999, terwijl dat artikel volgens het elektronisch Staatsblad niet bestaat. Mogen wij erop vertrouwen dat in de toekomst de beantwoording van de vragen, zelfs schriftelijk, meer accuraat gebeurt? Waarvoor dank.
13.02 Staatssecretaris Olivier Chastel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Luykx, de heer Bostem is wel degelijk benoemd als consul-generaal bij KB van 12 juli 2009 met als juridische basis het artikel 35F van het KB van 3 juni 1999 betreffende het organiek reglement van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking.
In de Nederlandstalige versie van het KB ontbreekt echter de vermelding F, wat overigens niets verandert aan de tekst van de bepalingen zelf.
De minister van Buitenlandse Zaken wijst erop dat dit artikel 35F geen specifieke, taalgerelateerde voorwaarden aan deze benoeming oplegt.
Bovendien voorzien de gecoördineerde wetten op het gebruik van taal in bestuurszaken of de uitvoeringsbesluiten, niet in een specifieke taalkennis voor de aanstelling op post van ambtenaren van de carrière hoofdbestuur.
De minister wenst er nogmaals op te wijzen dat artikel 14 van het KB van 8 maart 2001, dat betrekking heeft op het taalexamen af te leggen door de titularissen van de betrekkingen die voor de gezamenlijke buitenlandse diensten zijn aangewezen en dat de voorwaarde vastlegt voor de aflevering van de taalbrevetten, slechts het statutair personeel van de drie buitenlandse loopbanen beoogt met uitsluiting van de ambtenaren van de carrière hoofdbestuur.
In alinea 3 van artikel 35F staat: “Tijdens de duur van hun opdracht behouden de ambtenaren hun wedde, hun rechten op bevordering in wedde en hun aanspraak op bevordering. Ze worden voor het overige gelijkgesteld, rekening houdend met de hun toevertrouwende functie met de ambtenaren van de carrière buitenlandse dienst of de carrière kanselarij”. Deze bepaling heeft geen betrekking op de specifieke voorwaarden voor de aanstelling, maar wel op de rechten en plichten gedurende de duur van hun opdracht.
Zonder enige afbreuk te doen aan wat voorafgaat, acht de minister het wenselijk om de mogelijkheid te laten onderzoeken om de wetgeving, meer bepaald de bepalingen van het daarnet vermelde koninklijk besluit van 3 juni 1999, te laten aanpassen, in die zin dat ambtenaren van de carrière hoofdbestuur die voor opdrachten naar het buitenland worden gestuurd op basis van artikel 35F, evenzeer aan de gepaste taalvereisten moeten voldoen. De minister heeft daartoe reeds instructie gegeven aan zijn diensten.
Eén ambtenaar van het hoofdbestuur is sedert 2006 bij koninklijk besluit aangesteld tot permanent vertegenwoordiger. Daarnaast zijn er twaalf statutaire ambtenaren van het hoofdbestuur benoemd bij ministerieel besluit, die momenteel gedetacheerd zijn in Belgische diplomatieke of consulaire posten of bij internationale organisaties. De meesten onder hen werken bij permanente vertegenwoordigingen van ons land te Brussel.
De minister wijst er volledigheidshalve nog op dat een aantal FOD’s eveneens eigen ambtenaren die geen deel uitmaken van de buitenlandse carrières, detacheert naar onze posten. Het gaat om Binnenlandse Zaken, Justitie, Financiën, Economie en Landsverdediging.
In antwoord op uw opmerking over de exacte datum van het koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, gaat het inderdaad om 25 april 1956 in plaats van 12 april 1956.
13.03 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, u ontkent niet dat de benoeming van de heer Bostem ingaat tegen de geest van de wet die bepaalt dat een vertegenwoordiger van dit land in het buitenland tweetalig moet zijn. Dat vind ik op zich al belangrijk.
Wij interpreteren het artikel 35F wel degelijk als is de betrokkene voor het overige in het gelijk gesteld, zoals u het zelf citeerde, zowel wat zijn rechten als zijn plichten aangaat.
Een van die plichten is ook zijn bekwaamheid als Nederlandstalige. Dat heeft hij in dit geval niet gedaan. Hij voldoet dus niet aan zijn verplichtingen en zou dan ook niet mogen worden benoemd. Er is wel degelijk een probleem. Wij hebben dat ontdekt en aangekaart. Wij zijn constructief want wij hebben ter zake ook een wetsvoorstel ingediend. Ik begrijp uit de toelichting die u gaf met betrekking tot de houding van de minister dat u ons wetsvoorstel wel zeker zult kunnen steunen. Vermits wij hetzelfde beogen, namelijk een aanpassing van de wet om dit soort van mistoestanden te vermijden, zal het wetsvoorstel in eerste orde aan de minister worden bezorgd.
De N-VA-fractie blijft er echter bij dat de benoeming van de heer Bostem moet ongedaan worden gemaakt omdat zij niet wettelijk is.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
14 Question de Mme Karine Lalieux au ministre des Affaires étrangères sur "la révision de la stratégie américaine à l'égard de la junte birmane" (n° 15362)
14 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister van Buitenlandse Zaken over "de herziening van de Amerikaanse strategie ten aanzien van de militaire junta van Myanmar" (nr. 15362)
14.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, récemment, les États-Unis ont remis en question l'efficacité des sanctions occidentales à l'égard de la junte birmane, considérant que les sanctions "n'ont pas produit les résultats espérés" dixit la secrétaire d'État américaine, H. Clinton. Les États-Unis souhaitent à présent associer sanctions et dialogue.
Alors qu'au mois d'août dernier, l'Union européenne a renforcé ses sanctions suite à la condamnation de l'opposante Aung San Suu Kyi par la junte, les États-Unis, quant à eux, ont dépêché en Birmanie le sénateur américain, Jim Webb, pour une rencontre inédite avec le chef de la junte.
Ce vendredi 2 octobre, nous avons appris que la junte birmane a rejeté l'appel déposé par le prix Nobel de la paix, qui contestait sa condamnation à 18 mois supplémentaires d'assignation à résidence. L'avocat de cette dernière souhaite porter l'affaire auprès de la Cour suprême. Il y a deux jours encore, sur les marches de l'hôtel de ville de Paris, il y avait une forte mobilisation pour soutenir ce prix Nobel de la paix et demander à la communauté internationale d'enfin s'atteler à la tâche.
Monsieur le secrétaire d'État, comment la Belgique et l'Union européenne se positionnent-elles vis-à-vis de cette nouvelle politique américaine "dialogue/sanctions"? En outre, si l'Union européenne opte pour la même stratégie, quelle serait la façon la plus appropriée de structurer ce dialogue? Convient-il d'y associer les pays voisins tels que la Chine et l'Inde?
Lors de la présidence européenne, la Belgique accueillera le prochain Sommet ASEM. J'étais déjà intervenue en ce sens en soulignant que le représentant à ce Sommet était la Birmanie et j'avais demandé au ministre des Affaires étrangères d'agir à l'égard des autres pays asiatiques pour signaler que la présence de ce pays "bandit" n'était plus désirée pour représenter l'Asie en général.
Y a-t-il une avancée dans cette demande? À mon avis, il ne devrait plus se trouver à la table des négociations.
Pouvez-vous nous fournir une évaluation des sanctions européennes actuellement appliquées?
14.02 Olivier Chastel, secrétaire d'État: Monsieur le président, chers collègues, le ministre des Affaires étrangères ne peut évidemment que déplorer le rejet de l'appel déposé par Aung San Suu Kyi. Il aurait souhaité que cette affaire puisse connaître un dénouement heureux si elle avait été portée devant la Cour Suprême.
Le ministre avait espéré, suite à la libération de 122 prisonniers politiques le 18 septembre, qu'un geste allait également être posé pour Mme Aung San Suu Kyi. Il n'en fut malheureusement rien.
Le ministre a pris acte de la nouvelle politique américaine envers la Birmanie. Il relève particulièrement le besoin soulevé par celle-ci de mieux se coordonner au niveau de la communauté internationale, notamment entre les acteurs ayant un régime de sanctions à l'égard de la Birmanie.
Un débat sur la Birmanie au regard de la nouvelle politique américaine, notamment le dialogue direct avec les autorités birmanes, devrait bientôt prendre place dans les instances de l'Union européenne pour dégager si possible une attitude commune en la matière. L'idée d'un dialogue avec les acteurs régionaux n'est pas nouvelle. L'Union européenne y est depuis longtemps favorable. Les nombreux voyages de l'envoyé spécial de l'Union européenne pour la Birmanie auprès des Nations unies en Chine, en Inde et dans les pays de l'ASEAN peuvent en témoigner. Malheureusement, il n'a pas encore reçu l'autorisation des autorités birmanes de se rendre sur le territoire birman.
Quant aux sanctions de l'Union européenne, le ministre rappelle qu'elles ont été renforcées récemment, suite à la condamnation d'Aung San Suu Kyi. Il est favorable à leur pleine application. Cependant, le ministre estime qu'il est nécessaire de procéder à une évaluation de leur impact politique et économique en tenant compte du poids limité de l'Union européenne qui ne représenterait que 15% environ des investissements étrangers en Birmanie, ce qui peut relativiser les sanctions en vigueur aux yeux des responsables birmans. Il ajoute que l'Union européenne comme les États-Unis restent disposés à modifier ces sanctions en cas de développements positifs en Birmanie.
En réponse à votre question précise sur la représentation birmane en vue du Sommet des 4 et 5 octobre 2010, je dois malheureusement répondre ne disposer encore d'aucune précision quant aux demandes et aux réponses éventuellement reçues.
14.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre. J'avoue ne pas croire au dialogue avec la junte birmane, mais je ne suis pas diplomate et je ne fréquente pas les instances européennes. J'ai vraiment du mal à croire qu'un dialogue fonctionnerait puisque rien n'a jamais fonctionné jusqu'à présent avec cette junte.
Le vice-président chinois est aujourd'hui sur notre sol et inaugurera Europalia. Je ne dis pas qu'il faut l'importuner durant cette cérémonie, mais il conviendrait peut-être de profiter d'un éventuel dialogue avec lui, acteur régional, pour lui parler de la Birmanie et du soutien chinois envers ce pays pour la vente d'armes. C'est auprès des acteurs régionaux qu'il faut insister.
À un moment, il faudra peut-être en arriver à un durcissement envers les entreprises qui se développent sur ce sol et qui apportent beaucoup d'argent, comme TotalFina, à la junte birmane. Des pressions européennes devraient être activées, surtout sous la présidence belge: quand on a la main, il est plus facile d'inscrire certains points à l'agenda.
Je reviendrai auprès du ministre à propos du représentant birman au Sommet ASEM.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à 15.37 heures.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.37 uur.