Commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw

Commission de l'Economie, de la Politique scientifique, de l'Education, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture

 

van

 

dinsdag 22 september 2009

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

mardi 22 septembre 2009

 

Après-midi

 

______

 

 


De vergadering wordt geopend om 14.21 uur en voorgezeten door de heer Bart Laeremans.

La séance est ouverte à 14.21 heures et présidée par M. Bart Laeremans.

 

01 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de achterstallige betalingen van de FOD Economie" (nr. 14356)

01 Question de M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les retards de paiement du SPF Économie" (n° 14356)

 

01.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, hoewel ik deze vraag al lang geleden heb ingediend, blijft de kern ervan overeind: verschillende Belgische overheden zijn niet onmiddellijk stipte betalers. Dat blijft een oud zeer.

 

Met de uitdijende economische crisis krijgen de bedrijven het soms moeilijk. De overheid nam, met name op vraag van VOKA, een tijd geleden het engagement haar betalingen aan bedrijven sneller uit te voeren. Zo zou een eventuele betalingsachterstand niet langer wegen op de concurrentiekracht van de bedrijven. Ik herinner mij trouwens dat u hiervoor vragende partij was. Daarom is het teleurstellend te moeten vaststellen dat in het tweede kwartaal van 2009 ondanks de mooie beloften vooral de FOD Economie wat achterwege is gebleven.

 

Mijnheer de ministers, graag kreeg ik commentaar op de cijfers. Volgens Graydon betaalt de FOD Economie slechts 58 % van haar facturen op tijd. Is dat ondertussen wat verbeterd? Zij slaagt er bijvoorbeeld in 14 % van haar facturen meer dan 90 dagen te laat te betalen. Dat is met rode stip, zou ik zeggen.

 

Er was toch een actieplan om overheidsachterstallen weg te werken. Wat is er juist gebeurd, dat die plannen niet zijn uitgevoerd?

 

Ten slotte, welke maatregelen neemt u op korte termijn om die onaanvaardbare 14 % weg te werken? Wat is de stand van zaken op dit moment? Welke plannen zitten er nog in de kast?

 

01.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Logghe, er is inderdaad een actieplan om de overheidsachterstallen weg te werken. De tijdige betaling van overheidsfacturen werd op 23 januari van dit jaar opgenomen als een actiepunt in het relanceplan van de regering. Op mijn voorstel heeft de premier op 12 maart 2009 een omzendbrief gericht aan alle overheden om hun facturen binnen de wettelijke termijn te betalen. Daarnaast werd er een factuurcel opgericht, die erop toeziet dat alle overheidsdiensten de inspanning leveren hun facturen stipt te betalen.

 

In een rapport van 7 juli 2009 bevestigt Graydon dat het betaalgedrag van de overheid gevoelig is verbeterd. In het tweede trimester van 2009 werd 66 % van de overheidsfacturen op tijd betaald. Dat is een merkelijke verbetering in vergelijking met de 58 % van een jaar voordien.

 

Het aantal wanbetalingen is volgens Graydon teruggevallen van 23 % in het laatste trimester van 2008 tot 5 % in het tweede trimester van 2009. Daarmee doet de overheid volgens Graydon het op dit ogenblik beter dan het bedrijfsleven. Het gebeurt niet vaak dat de overheid het beter doet dan het bedrijfsleven. Mijnheer Valkeniers, u weet dat beter dan wie ook. 63 % van de facturen die de bedrijven aan elkaar factureren, werd tijdig betaald, en het aantal wanbetalingen aldaar bedraagt bijna 11 %.

 

Graydon stelt dat er verbeteringen mogelijk zijn, onder meer in de FOD Economie. In het tweede trimester waren er 58 % tijdige betalingen, 14 % van de facturen werd te laat betaald. Dat is een verbetering ten opzichte van het eerste trimester, toen werd maar 34 % van de facturen op tijd betaald en 40 % na meer dan 90 dagen. Er is dus een verbetering van 34 % naar 58 % tijdige betalingen. Is dat voldoende? Absoluut niet. Ik heb op verschillende tijdstippen een persoonlijk onderhoud met de verantwoordelijke gehad waarbij ik hem de instructie gaf om de betaaltermijnen te respecteren.

 

De meest recente cijfers waarover we beschikken zijn die van het tweede kwartaal, van de maanden april-mei-juni. In juni zien we in verband met de wettelijke betalingstermijn van dertig of vijftig dagen, naargelang de aard van de facturen, een verbetering tot een gemiddelde van 25 en 47 dagen. We zullen al in het derde trimester zien wat dat oplevert.

 

In het huisreglement van de FOD Economie heb ik een aantal maatregelen laten opnemen om de betalingen te optimaliseren: het aanstellen van factuurverantwoordelijken, een beter contact met de leveranciers, de striktere opvolging van de interne doorstroming van facturen, een beter contact met de externe diensten zoals het Rekenhof.

 

Het allerbelangrijkste is de aansluiting van de verschillende diensten op Fedcom, het geïnformatiseerde boekhoudingssysteem van de federale overheid. Fedict, een andere dienst die onder mijn bevoegdheid valt, is daar al op aangesloten en daar is er geen betalingsachterstand meer. Dat is het doel.

 

Ben ik dus tevreden? Neen. Is er verbetering? Ja. Moet het opgelost worden? Zeker.

 

01.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Ik dank de minister voor zijn volledige antwoord. Ik zie dat hij de zaak nauwlettend in het oog houdt.

 

Waarom promoot men elektronisch betalen bij particulieren als men het als overheid niet zelf uitvoert?

 

Is er een termijn vastgelegd waarop u alle overheidsdiensten wil aangesloten zien op Fedcom?

 

01.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik kan u niet onmiddellijk op die vraag antwoorden, omdat Fedcom door de FOD Budget en Beheerscontrole wordt gestuurd. U weet dat de voogdijminister intussen een partijgenoot is. Dat betekent niets, behalve dan dat u zeer snel een antwoord op uw vraag zal krijgen.

 

De overheid moet de ambitie hebben om de cijfers, die globaal gezien vrij positief zijn, de komende trimesters te verbeteren. Het besluit dat ik uit die nog niet volledig afgewerkte oefening trek: met enig management is de werking van de overheid te verbeteren.

 

Blijkbaar is er soms een crisis nodig om daartoe te komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Vraag nr. 14401 van mevrouw De Maght wordt op haar verzoek omgezet in een schriftelijke vraag.

 

02 Question de M. Xavier Baeselen au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la concertation éventuelle avec le secteur des centres de fitness" (n° 14509)

02 Vraag van de heer Xavier Baeselen aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het mogelijke overleg met de sector van de fitnesscentra" (nr. 14509)

 

02.01  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'interrogeais récemment M. Magnette sur la problématique des conditions et contrats relatifs au secteur des centres de fitness. Fréquemment, les conditions générales du contrat, les abonnements à prix réduit en cas de souscription sur place et l'obligation de payer par domiciliation bancaire posent problème. En outre, les conditions d'affiliation, les "joining fee", qui ne sont pas prévues dans les conditions générales du contrat sont parfois fonction de la tête du client. Les conditions de résiliation sont également peu claires. Ce sont donc toute une série d'infractions à la loi sur les pratiques du commerce qui d'ailleurs avaient été dénoncées dans une étude du CRIOC, le Centre de Recherche et d'Information des Organisations de Consommateurs, intitulée: "Les centres de fitness, des pratiques commerciales pas toujours saines".

 

À mon grand étonnement, en réponse à ma question parlementaire, le ministre Magnette me signalait que, sur une septantaine de contrôles effectués auprès des centres de fitness, seuls quelques centres n'étaient pas en infraction par rapport à la loi sur les pratiques du commerce. Il concluait en signalant qu'il avait chargé ses services de la rédaction d'un projet d'arrêté royal relatif aux contrats de remise en forme et de bien-être pour les centres de fitness, l'objectif du projet étant de mieux répondre aux problèmes qui se posent sur le terrain. Il a toutefois précisé que ce texte nécessitait votre signature. Par conséquent, je souhaiterais savoir si une concertation avec le secteur est en cours. D'après M. Magnette, il semblerait que vous laissiez d'abord place à une concertation avec le secteur avant d'en arriver à des mesures de contrainte. Monsieur le ministre, où en est le processus?

 

02.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, monsieur Baeselen, je peux vous confirmer qu'une concertation a déjà eu lieu avec le secteur. La fédération professionnelle ainsi que les chaînes les plus importantes y étaient associées.

 

Grâce au contrôle intensif de l'Inspection économique, les acteurs majeurs du secteur ont modifié, après la concertation, certaines dispositions contractuelles en matière de résiliation, afin d'éviter toute pratique commerciale agressive. Le but est d'éviter toute pression sur le consommateur ayant décidé de mettre fin à son abonnement. La concertation a également abouti à deux autres engagements. Premièrement, sans obligation formelle dans la législation, quelques grandes chaînes ont marqué leur accord quant au fait de donner aux consommateurs une information transparente en matière de tarifs sur leur site internet. Le consommateur pourra ainsi avoir au préalable un bon aperçu des différentes offres qui lui sont faites.

 

À titre d'information, vous pouvez vous référer au site web de Passage Fitness et HealthCity qui ont déjà procédé à des adaptations sur ce plan. Le tarif de chaque abonnement est disponible en ligne.

 

En outre, l'association professionnelle assurera un meilleur soutien juridique aux membres. La Fédération mettra également sur pied des sessions de formation sur la réglementation économique pour les exploitants de centres de fitness. Une première session se déroulera normalement vers la fin de cette année.

 

Par ailleurs, la Fédération examine la possibilité de mettre en place sur le site une sorte de help desk, autoroute juridique, qui répondra aux questions des membres concernant les réglementations économiques.

 

Pour ma part, j'ai donné instruction à un expert économique de continuer à suivre ce secteur de très près.

 

On peut toujours voter des projets de loi, prendre des arrêtés, prévoir plus de réglementations. Je souhaite pour ma part que les lois existantes soient respectées. C'est la raison pour laquelle je me suis prononcé en faveur des contrôles. C'est ainsi que des contrôles ont été effectués et que nous sommes arrivés aux même constats que vous. En examinant les chiffres, j'ai été étonné et je suis arrivé à la conclusion que le secteur devait s'adapter et respecter la réglementation existante. Dans le cas contraire, d'autres réglementations plus strictes seront prises. Cela dit, pour ma part, je préfère penser qu'une fois sur papier, les choses sont en ordre. Mais attendons de voir!

 

Toutefois, je répète que la réglementation existante doit être respectée et que d'autres contrôles seront organisés. Si ces derniers n'indiquent pas une amélioration dans le secteur, il faudra prévoir – je le crains – une nouvelle réglementation.

 

02.03  Xavier Baeselen (MR): Monsieur le président, je remercie le ministre pour sa réponse.

 

En tant que libéral, je suis en faveur d'une concertation et je tiens à attirer l'attention sur les efforts faits à ce niveau.

 

Cela dit, je dois vous dire, monsieur le ministre, que, sur le terrain, les politiques agressives d'un certain nombre d'acteurs du fitness – vous avez d'ailleurs cité le nom des deux centres les plus problématiques – se poursuivent, même si on a pu constater des avancées en termes d'information du consommateur.

 

Comme vous l'avez dit, l'inspection économique doit être poursuivie. Et si les nouveaux constats s'avèrent aussi alarmants que ceux qui ont déjà été faits, il faudra prendre d'autres dispositions.

 

Voilà le secteur mis en garde!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "het akkoord tussen Sabam en het VBO betreffende bijkomende auteursrechten die bedrijven dienen te betalen" (nr. 14559)

- mevrouw Sofie Staelraeve aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de onderhandelingen tussen werkgevers en beheersvennootschappen inzake auteursrechten" (nr. 14796)

03 Questions jointes de

- M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "l'accord entre la SABAM et la FEB relatif aux droits d'auteur supplémentaires à payer par les entreprises" (n° 14559)

- Mme Sofie Staelraeve au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les négociations entre les employeurs et les sociétés de gestion en ce qui concerne les droits d'auteur" (n° 14796)

 

03.01  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ook op deze vraag staat ondertussen heel wat haar. Het conflict tussen Unizo en anderzijds het VBO en Sabam dateert van een maand geleden. U herinnert zich dat ongetwijfeld. Het ging over de overeenkomst waarbij Sabam en het VBO overeenkwamen dat er auteursrechten zouden moeten betaald worden voor muziek in ateliers, kantoorruimtes en bedrijfskantines.

 

De weerstand van Unizo tegen het akkoord kwam neer op vier argumenten.

 

Ten eerste, Unizo had Sabam een vrijstelling voorgesteld voor KMO's tot 10 werknemers. Het VBO en Sabam gingen maar tot vijf werknemers.

 

Ten tweede, Unizo vroeg een overzichtelijk KMO-tarief, administratief eenvoudig bij te houden.

 

Ten derde, Unizo drong ook aan op het combineren en samen innen van de auteursrechten en de billijke vergoeding. U herinnert zich dat ook.

 

Ten slotte had Unizo problemen met de terugwerkende kracht van het een en ander.

 

Mijnheer de minister, mijn concrete vragen aan u zijn de volgende.

 

Ik zou graag van u een stand van zaken krijgen in dat dossier.

 

Is er sinds die datum het een ander bewogen in dat dossier?

 

Bent u bereid om de complexe tariefstructuur, met zes verschillende tariefformules, te vereenvoudigen op termijn en zo ja, binnen welke termijn?

 

Mijnheer de minister, vindt u ook niet dat er een enkele inninginstantie zou moeten komen?

 

Ten slotte, bij die terugwerkende kracht zijn toch wel wat vraagtekens te plaatsen, zeker in bedrijfeconomisch moeilijke tijden.

 

03.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega, naar aanleiding van de aankondiging van Sabam midden augustus dat zij zou starten met een nieuw tarief voor ondernemingen voor het spelen van muziek op de werkvloer in bedrijfskantines en op bedrijfsfeesten, heb ik onmiddellijk een overleg georganiseerd met de verschillende werkgeversorganisaties.

 

Het overleg heeft opgeleverd dat Sabam zich engageert om de nieuwe inning voorlopig op te schorten tot 31 oktober 2009. Tot dan zullen ondernemingen die reeds een aangifte hebben gedaan geen factuur ontvangen en zullen ondernemingen die geen aangifte hebben gedaan geen rappels of controles ontvangen.

 

Het is de bedoeling om tijdens deze standstillperiode met alle betrokken partijen rond de tafel te zitten, wat wij ook doen, wij hebben reeds meerdere vergaderingen gehad, en een onderhandelde oplossingen vinden voor een reeks opmerkingen en bekommernissen die door de verschillende werkgeversorganisaties geuit werden omtrent deze nieuwe inning.

 

Het is uiteraard mijn bedoeling alle werkgeversorganisaties aan dezelfde kant te krijgen. De reden waarom er discussies ontstaan, is natuurlijk omdat één werkgeversorganisatie een akkoord heeft bekendgemaakt terwijl de andere daarbij niet waren betrokken. Ik heb gezegd dat het wijzer is om dat samen te doen.

 

Ik wil mij op dit ogenblik natuurlijk niet uitspreken over de verschillende elementen aangezien zij het voorwerp vormen van onderhandelingen. Ik heb echter de indruk dat de discussies grondig zijn en in de goede richting evolueren.

 

Ik kan u wel zeggen dat de beheersvennootschappen, Sabam maar ook Simim en Uradex, zich uitdrukkelijk geëngageerd hebben om zo spoedig mogelijk een eengemaakte site voor de elektronische aangifte voor het gebruik van muziek in ondernemingen te implementeren. Op deze webstek zal een onderneming al haar aangifteverplichtingen inzake auteursrechten en billijke vergoeding kunnen voldoen.

 

In verband met de concrete timing en uitwerking die meegenomen wordt in het overleg, er zal rekening moeten gehouden worden met de technische mogelijkheden en beperkingen. Ik dring er echter op aan dat dit zo snel mogelijk zal gebeuren.

 

03.03  Peter Logghe (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt nog tot 31 oktober, nog een maand om rond te geraken met alle discussiepunten. Ik veronderstel dat wij via de pers of via uzelf meer informatie zullen vernemen. Het blijft toch uitkijken naar een regeling voor kmo’s tot 10 werknemers. We zullen zien wat er uit de bus komt.

 

Het zal u niet ontgaan dat het VBO zich eerder toelegt op de grotere bedrijven en dat Unizo, een zelfstandigenorganisatie, per definitie bedrijven met minder werknemers in zijn rangen verzamelt. Het blijft toch even uitkijken welk compromis uit de rondetafelgesprekken uit de bus zullen komen. Ik dank in elk geval de minister voor zijn uitgebreid antwoord.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Jean-Jacques Flahaux au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "l'évolution de l'e-commerce" (n° 14589)

04 Vraag van de heer Jean-Jacques Flahaux aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de groei van de e-commerce" (nr. 14589)

 

04.01  Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, le commerce électronique, objet de débats entre ses divers protagonistes, fabricants, distributeurs, consommateurs, a une croissance de plus de 20 % par an et voit la crise booster encore son développement. C'est positif!

 

Ce dernier s'est accompagné de la mise en place d'un cadre et d'une sécurisation des transactions. Pourtant, le potentiel de l'e-commerce est encore sous-exploité, du fait de plusieurs obstacles. Certains sont liés à l'architecture de sites n'offrant pas d'accès en plusieurs langues, à la segmentation géographique mais aussi à la réglementation, notamment en matière de distribution sélective de produits pour lesquels cela ne se justifie guère, ou à l'interdiction de vente en ligne. Cela exclut de fait les plates-formes en ligne et les "pure players" qui travaillent uniquement sur internet.

 

Cette réglementation, mise en place en 1999 et qui doit être actualisée en 2010, avait pour but d'assurer une sécurité pour le consommateur, en obligeant les vendeurs en ligne à avoir un magasin physique, et de préserver l'image de certains produits ou leur utilisation appropriée lorsqu'elle nécessite des conseils particuliers. Ceci a bien souvent abouti à l'apparition de réseaux parallèles et de mise en situation anticoncurrentielle.

 

L'évolution des technologies permet aujourd'hui de satisfaire aux critères de présentation claire des produits et de conseils ciblés. L'e-commerce peut donc mettre en place des règles qui permettent qualité, sécurité et satisfaction du client, tout en établissant des normes en matière de qualité des sites, de stockage et de logistique.

 

Monsieur le ministre, quels sont vos projets en matière d'amélioration et développement de l'e-commerce? Quelles propositions comptez-vous faire lors des réunions des ministres compétents en la matière au niveau europeen? Quelles évolutions envisagez-vous, notamment à la lueur de la présidence belge de l'Union européenne?

 

04.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, monsieur Flahaux, il est vrai que le commerce électronique connaît une croissance importante dans notre pays. Ceci est notamment dû au fait que la majorité des sites commerciaux sont fortement sécurisés, efficaces et respectueux des droits de leurs clients.

 

Bien entendu, comme on peut également l'observer dans les commerces classiques, il existe une minorité de commerces virtuels moins respectueux des règles élémentaires de sécurité ainsi que des droits des consommateurs, voire des commerces en ligne ayant des pratiques frauduleuses. Face à cette situation, mon administration agit de plusieurs manières en vue de réduire les cas problématiques et de protéger les internautes qui commandent en ligne: concertations et poursuite des infractions, projets de sensibilisation et adaptation de la réglementation lorsqu'un vide juridique est constaté face à des problématiques nouvelles.

 

En vue d'informer les internautes de ces droits et obligations, l'administration de l'Économie a élaboré de nombreux outils de sensibilisation soit sous forme de brochures, soit de sites web didactiques à caractère pédagogique. En guise d'exemple, on peut citer les mesures suivantes qui sont disponibles gratuitement en deux, voire quatre langues sur le site web de mon administration: le guide pour les utilisateurs, le guide pour les titulaires des sites web, le "spamming" en 24 questions et réponses ainsi que la légalité du "marketing viral".

 

En outre, il y a aussi la mise en ligne, début 2009, du site web didactique de bonne pratique du commerce électronique. L'adresse est la suivante: infoshopping.be.

 

Par ailleurs, mon administration participe au groupe de réflexion "spamsquad" composé de personnes issues du monde académique, des représentants des pouvoirs publics et des professionnels du secteur qui met à disposition sur son site web spamsquad.be de nombreuses fiches pratiques dont bon nombre sont consacrées aux différentes fraudes sur Internet.

 

En ce qui concerne les obstacles liés à la réglementation en matière de distribution sélective, les règles européennes de concurrence, qui s'appliquent notamment aux contrats de distribution, sont actuellement revues par la Commission européenne car le régime actuel expire en mai 2010.

 

Le 27 juillet dernier, la Commission a publié ses propositions. Elle attend maintenant les commentaires de toutes les parties concernées pour le 28 septembre 2009.

 

Le régime proposé n'est pas très différent du régime actuel. La Commission propose une adaptation pour faciliter le commerce via Internet. Je soutiens donc la Commission dans cette démarche de réforme.

 

Toujours dans le but de lever les obstacles au développement du commerce en ligne, je travaille actuellement avec les services compétents du SPF Économie et du Fedict sur un dossier relatif aux services de confiance.

 

Vu la nécessité d'une harmonisation européenne sur ces questions, je compte élever la discussion relative à celles-ci au niveau européen.

 

Enfin, dans la modernisation prévue de la loi sur les pratiques de commerce, on a enlevé un des plus importants obstacles pour le commerce électronique. Je pense notamment à suppression de l'interdiction de demander le paiement avant la fin du délai de rétractation.

 

Monsieur le président, j'espère déposer ce projet de loi au Parlement avant le congé de Toussaint.

 

04.03  Jean-Jacques Flahaux (MR): Monsieur le président, remercie le ministre pour sa réponse très complète.

 

Cela étant, il est important que le citoyen lambda puisse, quand il initie un achat en ligne, directement se référer à un site protégé. Peut-être faudrait-il donc imaginer d'organiser une réflexion sur tous les sites de vente en ligne et sur la possibilité de pouvoir se référer d'un clic à une sorte d'organisme européen chargé de le protéger.

 

Pour terminer, monsieur le ministre, je ne peux qu'approuver les propos que vous avez tenus au sujet de l'ouverture du commerce en ligne et j'espère que la commission de l'Économie aura l'occasion de plancher sur les propositions faites par la Commission européenne.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Jenne De Potter aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de gemeentelijke inkomensstatistieken" (nr. 14644)

05 Question de M. Jenne De Potter au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les statistiques des revenus des communes" (n° 14644)

 

05.01  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten kaart in haar nieuwsbrief van 1 september 2009 de trage opmaak en vrijgave van de gemeentelijke inkomensstatistieken aan. Die statistieken geven een aanwijzing van de sociaaleconomische samenstelling van de bevolking en zijn voor de gemeentelijke bestuurders een bijzonder belangrijk instrument voor het uitstippelen van hun financieel en fiscaal beleid. Daarom betreurt de VVSG dat die gegevens zo lang op zich laten wachten. Pas op 1 september 2009 maakt de FOD Economie de statistieken bekend van de inkomens per gemeente, verdiend in het jaar 2006. Dat is drie jaar na datum, terwijl het fiscale aanslagjaar 2007, dat de gegevens voor 2006 oplevert, eigenlijk al sinds 30 juni 2008 is afgesloten. Dat is toch een vrij ruime tijdsinterval, wat enigszins vreemd overkomt, maar misschien is er een goede verklaring voor, vandaar mijn vragen aan u.

 

Ten eerste, waarom worden de statistieken zo laat bekendgemaakt?

 

Ten tweede, op welke manier wordt de info verzameld en verwerkt?

 

Ten derde, welke initiatieven zal de minister nemen om de werkwijze in de toekomst te verbeteren? Is daarover al overleg gepleegd met de minister van Financiën? Is er een kans dat de gemeentelijke inkomensstatistieken in de toekomst sneller zullen worden bekendgemaakt?

 

05.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega, de relatieve laattijdigheid van de statistieken over de fiscale inkomsten wordt veroorzaakt door de huidige verwerkings- en validatieprocedure. Begin juli van elk jaar ontvangt de FOD Economie alle op dat moment verwerkte aangiften van de personenbelasting van de FOD Financiën. Het gaat om een honderdtal cassettes met zeer grote bestanden, die worden geback-upt en ingelezen. Dat neemt tijd in beslag.

 

De rol van de FOD Financiën in het proces is het aanleveren van de individuele gegevens. De verwerking van de ruwe gegevens is in handen van de FOD Economie.

 

Vervolgens gebeurt er een eerste controle op verwerkingsfouten. Men gaat, bijvoorbeeld, na of alle gemeenten aanwezig zijn en of er geen dubbels voorkomen.

 

Uit de ruwe gegevens worden dan de belangrijkste variabelen geselecteerd en verwerkt. Zoals u weet, verandert er elk jaar wel iets aan de aangifte, op voorstel van de regering of van dierbare parlementsleden. Ik wacht nog altijd op het eerste wetsvoorstel om een aftrekpost af te schaffen. Dat heb ik nog altijd niet gezien. Misschien wordt men dan niet meer verkozen.

 

Telkens moeten de programma’s worden aangepast aan de nieuwe variabelen.

 

Daarna wordt het bestand gecontroleerd op statistische fouten. Vervolgens wordt het resultaat ervan nog eens gevalideerd. Pas dan kan het worden gepubliceerd.

 

Men ziet echter maar het topje van de ijsberg. Statistieken van de tien rijkste of tien armste gemeenten samenstellen, lijkt eenvoudig, maar in de achterliggende database dienen een groot aantal verrichtingen te gebeuren alvorens men tot de verschillende exploitaties kan overgaan. Nadien bevat een degelijke database wel heel wat informatie voor beleidsmakers en onderzoekers.

 

Zoals u zelf zegt, u moet rekening houden met de vervaldata. Voor de inkomsten van 2006 doet men zijn aangifte in juni 2007, werkt men met boekhouders, dan heeft men tijd tot oktober 2007. De verwerking gebeurt nu sneller, dat hebt u ook al opgemerkt. Men weet sneller of men iets tegoed heeft of nog iets moet bijbetalen. Men heeft tijd tot 2008 om dat allemaal rond te hebben. Dan worden alle gegevens pas doorgegeven naar de FOD Economie en dan heeft men een jaar tijd.

 

Er is wel degelijk een objectieve verklaring, maar volgens mij is die niet voldoende. Bij de volgende oplevering, vanaf juni 2010, zullen verschillende vereenvoudigingen worden doorgevoerd. Enerzijds zullen in de toekomst en in overleg met Financiën de gegevens via een efficiëntere manier worden aangeleverd, met name via SFTP, Secured File Transfer Protocol, lees internet. Internet zal dus als het ware zijn intrede doen in de FOD Financiën en de FOD Economie. Ongelooflijk!

 

Dat betekent dat Financiën bestanden direct op ons netwerk zal kunnen opladen en het betekent ook dat het ontvangen van de gegevens kan worden versneld. Ook statistieken zullen sneller kunnen worden gepubliceerd. Bij de publicatie worden in eerste instantie de belangrijkste gegevens gepubliceerd via onder andere excell-bestanden. Nadien worden brochures gepubliceerd met meer gedetailleerde gegevens, zoals onder andere verdeling per grafische eenheid en per inkomensklasse, interdecielenverdeling zoals dat bij de statistieken heet. Statistiek is een kunst, we zijn er trouwens de uitvinders van.

 

U hebt gelijk, het gaat hier ook over modernisering bij Financiën. Naarmate meer en meer mensen elektronische aangiftes zullen doen, des te sneller wij over de gegevens zullen beschikken en des te sneller wij de verwerking zullen kunnen doen en de statistieken gemaakt kunnen worden.

 

Volgens mij zal er de komende tijd wel verbetering ter zake merkbaar zijn.

 

05.03  Jenne De Potter (CD&V): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Het was inderdaad ook een vraag naar de exacte procedure omdat die voor buitenstaanders niet altijd eenvoudig en klaar te doorzien is. Ik hoop dat die modernisering, onder andere bij Financiën, zich de komende tijd zal doorzetten, want dat is absoluut nodig. Wie weet kunnen wij volgend jaar die statistieken op een vroeger tijdstip bekijken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van de heer Bruno Valkeniers aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de toekomst van de Opel-fabriek in Antwerpen" (nr. 14777)

06 Question de M. Bruno Valkeniers au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "l'avenir de l'usine Opel à Anvers" (n° 14777)

 

06.01  Bruno Valkeniers (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een goede week geleden kondigde de onderhandelaar van General Motors, John Smith, aan dat in de overnameplannen van Opel door Magna voor Antwerpen in het uitdoofscenario is voorzien. Aanvankelijk werd dat bericht geminimaliseerd door de vakbonden en de directie. Gaandeweg klonken de berichten over de sluiting van de vestiging van Opel in Antwerpen steeds luider, ook bij de toplui van de Magnagroep.

 

Gisteren stelde de voorzitter van GM Europe dat de kans klein is dat Antwerpen open blijft. Vandaag is men daarover verwonderd, maar u weet – en iedereen weet – dat Magna al vanaf de eerste dag, toen het samen met RHJ en Fiat als kandidaat op de proppen kwam, heeft gezegd geen toekomst te zien in Antwerpen. En toch heeft iedereen altijd de Magnakaart getrokken. Begrijpe wie kan. Wanneer het slechtste scenario realiteit wordt, zal de geschiedenis een hard oordeel vellen.

 

Mijnheer de minister, wij kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat het plan om alle Opelvestigingen in Duitsland open te houden en die van Antwerpen te sluiten niet alleen maar vooral is ingegeven door politieke bedenkingen en argumenten. Opel heeft van de Duitse regering een staatswaarborg van 4,5 miljard gekregen om alle vestigingen in Duitsland open te houden. Of dat zal lukken, is een andere vraag. Sinds gisteren weten wij immers dat er ongeveer 11.000 werknemers in Europa moeten verdwijnen. Het is twijfelachtig. Het is echter een feit dat die staatssteun tegen de EU-regels zou indruisen. Wij weten immers dat Opel Antwerpen een van de productiefste fabrieken van Opel is.

 

Mijnheer de minister, ten eerste, hoe zit het nu eigenlijk met de Opelvestiging in Antwerpen? Hebt u meer informatie over de eventuele voortzetting van de activiteiten? Of beschikt u over informatie dat de vestiging in Antwerpen inderdaad zal moeten sluiten?

 

Ten tweede, wat heeft de federale regering de voorbije maanden gedaan om de Opelvestiging in Antwerpen open te houden? Zijn er door de federale regering, naast de Vlaamse regering, gesprekken gevoerd met Magna? Zijn er gesprekken gevoerd met de Duitse regering en met de Europese Commissie, zoals met Verheugen en met Neelie Kroes? Die gesprekken heeft de Vlaamse minister-president wel gevoerd. U weet echter evengoed dat Peeters slechts de chef van een regering van een regio is, die helaas niet hetzelfde gewicht in de schaal kan leggen als een EU-lidstaat. Heeft de Belgische regering haar volle politieke gewicht in de schaal gegooid?

 

Ten derde, welke andere initiatieven heeft de federale regering sinds de bekendmaking van de keuze voor Magna ondernomen om een mogelijke sluiting te verhinderen? Werd er bijvoorbeeld geprotesteerd tegen de alles-voor-zich-politiek van Duitsland? Werd er een klacht neergelegd bij de Europese Commissie? Weet u of de rapporten die door Kris Peeters werden opgevraagd, zijn aangekomen? Hebt u er kopieën van? Zijn die in ons bezit?

 

Ik heb nog bijkomende vragen die ik niet op voorhand heb ingediend. Ik ga ervan uit dat u, als u kunt, erop zult antwoorden. Wat zijn de concrete gevolgen van een sluiting op het terrein met betrekking tot de jobs?

 

Wat zijn de mogelijkheden voor de Antwerpse vestiging om als autonoom, innoverend assemblagebedrijf te overleven? Werd dat onderzocht? Is de Belgische overheid bereid om een initiatief ter zake van de Vlaamse overheid te ondersteunen?

 

06.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik herinner mij de auto-rondetafel nog als de dag van gisteren. Die werd op voorstel van de Vlaamse minister van Economie op haar kabinet georganiseerd. In het gezelschap van de verschillende actoren kregen wij, bij monde van Herwig Jorissen van het ABVV, het onrustwekkende bericht dat Opel een probleem had. Dat was begin 2009. Ik heb toen de reflex gehad om contact op te nemen met de Duitse regering omdat men kon voelen dat het dossier in de politieke richting zou worden geduwd. Ik nam contact op met de minister van Economie, die toen net werd vervangen door mijnheer Zu Guttenberg, de CSU’er die intussen naar het schijnt een van de meest populaire politici is in Duitsland, en ook met de staatssecretaris voor Economie Jochen Homann. Ik kan u een aantal data geven om aan te tonen dat we het dossier wel degelijk van dag tot dag hebben opgevolgd.

 

Ik had telefonisch contact met de heer Homann op 9 februari 2009. Ik ontmoette hem persoonlijk op 19 februari 2009 in Brussel. Ik heb hem nog eens ontmoet op 5 maart 2009 in Brussel. Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen heb ik het standpunt ingenomen dat de Europese Commissie iets moest ondernemen. Op verzoek van onze regering vond er op 13 maart 2009 een eerste informele EU-top plaats, inzake General Motors Opel in Brussel. De twee bevoegde commissarissen, Neelie Kroes en Günter Verheugen, waren daar aanwezig. Ik heb toen ook contact gehad met de heer Ian Pearson, de Britse minister van Economie.

 

In mei 2009 heb ik de heer Zu Guttenberg een brief gestuurd met de boodschap dat België aandringt op overleg met alle betrokken lidstaten. Op 29 mei 2009 vond er een tweede EU-top plaats, met de betrokken lidstaten, en daar hadden we een persoonlijk onderhoud met de staatssecretaris Peter Hintze. Op 18 juni 2009 heb ik de heer Homann ontmoet in Berlijn, in het gezelschap van de Vlaamse minister van Economie.

 

Ten eerste, van in het begin hebben wij de Vlaamse regering op alle mogelijke manieren in haar acties gesteund. De federale regering heeft gefaciliteerd, maar u weet dat garanties en staatswaarborgen een bevoegdheid zijn van de regio’s en dat we die ook moeten respecteren.

 

Ten tweede, we hebben de Europese instanties met brieven van onze eerste minister en met onze initiatieven duidelijk gemaakt dat dit dossier dreigde mis te lopen. U weet dat er dan verschillende overnamekandidaten geweest zijn. Ik herinner mij nog zeer goed dat de vakbond enthousiaster was over Magna dan over de andere kandidaten.

 

Magna heeft inderdaad van bij het begin gecommuniceerd dat men voor fabrieken uitkeek naar reconversiemogelijkheden. Uiteindelijk heeft de Duitse regering een beslissing genomen.

 

Concluderend, wat is de toekomst van Opel Antwerpen? Ik hoed mij ervoor daarover uitspraken te doen, omdat, ten eerste, de boodschappen ter zake zeer diffuus zijn. Bekijk de uitspraken van gisteren nog maar. Ten tweede moeten wij ons baseren op het definitief businessplan van Magna, dat nog steeds niet in het bezit is van de regering. Er zijn wel rechtstreekse contacten geweest tussen Magna en de Vlaamse regering, met name met Kris Peeters.

 

Bovendien was de respons van de Europese Commissie in het dossier toch wel traag. Dat is ook gebleken naar aanleiding van uiteenzettingen in het Europees parlement van onder andere de fractie waartoe u behoort. Pas op instigatie van sommige lidstaten, waaronder België, is er een en ander ondernomen.

 

Pas later heeft men begrepen dat er niet alleen economische, maar ook politieke elementen in het dossier zouden meespelen.

 

De Europese Commissie moet erover waken dat alle regels worden nageleefd. Op het ogenblik is er ter zake nog geen duidelijkheid.

 

Hoe moet het nu verder? Europa moet, ten eerste, de zaak nauwkeurig opvolgen. Wat kan de federale regering doen? Van de rondetafelconferentie is mij bijgebleven dat de autoconstructie in ons land nog een toekomst heeft. Getuige ervan is de Audivestiging in Brussel, die concurrentieel is. De voorbije jaren hebben we herhaaldelijk, hand in hand met de andere regeringen van het land, inspanningen geleverd op het vlak van loonlasten en innovatie. Ik deel het defaitisme niet dat er in België of Vlaanderen geen plaats is voor autofabricage. Er zijn wel degelijk mogelijkheden.

 

Anderzijds zijn er grenzen aan wat de politieke wereld kan doen. We moeten onder andere de Europese limieten respecteren. Natuurlijk is het ook aan autoproducenten om te investeren in innovatie en te kiezen voor producten die de consument wil kopen.

 

Wat wordt het lot van de arbeiders? Ik stel voor dat u die vraag herhaalt aan collega Milquet, die als minister van Werk het dossier op dat vlak zal opvolgen. Hoe dan ook zijn er voor bedrijven in herstructurering regels over de manier waarop werknemers bij sluiting moeten worden opgevangen.

 

Het allerbelangrijkste wat ik uit dat alles onthoud, is, ten eerste, dat Europa in deze te laat tussenbeide gekomen is en, ten tweede, dat de federale regering – maar u kunt uw collega’s ook laten interpelleren in het Vlaams Parlement – te allen tijde de Vlaamse regering heeft gesteund in het dossier. Wij willen hier immers geen communautair, maar een economisch dossier van maken. De fabriek in Antwerpen is, zoals u zelf gezegd hebt, een zeer performante fabriek, die economisch gezien volgens mij wel degelijk een toekomst heeft.

 

06.03  Bruno Valkeniers (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw open en omstandig antwoord. De conclusie is helaas dat wij nog altijd wachten op resultaat. Wij weten het niet, u weet het niet, de werknemers weten het niet. Voor hen is het natuurlijk al maanden lang afwachten wat de toekomst zal bieden.

 

Ik deel evenmin het defaitisme inzake de toekomst van de autosector in Vlaanderen. Natuurlijk is er buiten de geschetste problematiek ook het feit dat er een enorme kloof is met de ons omringende landen, vooral Duitsland, wat de loonlast betreft. De autosector is inderdaad niet beperkt tot Opel. Er is ook Audi – waar het er voorlopig gelukkig goed uitziet –, maar er zijn ook Ford en Volvo en de nevenbedrijven.

 

Mijn bijkomende vraag is dus of de regering voorziet in een algemeen plan tot reductie van de lasten op arbeid. Volgens het jongste rapport van Metena, de denktank van VKW, blijkt die kloof hemelsbreed, en ze neemt alleen maar toe. Ik meen dat de regering zich ter zake ernstige bedenkingen moet maken en dat zij voorstellen moet doen om te vermijden dat er een cascade van slecht nieuws komt in de autosector, trouwens, niet alleen daar, maar in onze economie in het algemeen. Zij moet vermijden dat er een cascade komt van slecht nieuws in deze economische crisis, waardoor u verplicht zou worden van het ene dossier naar het andere te hoppen. Er zal dus een globaal plan gemaakt moeten worden.

 

06.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Collega, het volgende is misschien interessant. Ik heb de tabellen niet bij me, maar uit het overleg dat op dit ogenblik gevoerd werd en dat sinds de wissel in de Vlaamse regering voort gevoerd wordt – en wij moeten zien wat dat verder oplevert –, kwamen tabellen voort, die werden bevestigd door de mensen van de sector. Daaruit blijkt dat wij op het vlak van de loonkosten, na de inspanning die wij geleverd hebben inzake nacht- en ploegenarbeid, waarvoor de bedrijfsvoorheffing sterk gedaald is, op dit ogenblik competitief zijn. Uiteraard hebt u gelijk: wij moeten kijken wat Duitsland in de toekomst doet. Komt daar een nieuwe coalitie? Zal die verdere inspanningen leveren? Maar op dit ogenblik zijn wij wel competitief met Duitsland inzake autofabricage.

 

Dat gezegd zijnde, is het evident dat wanneer beslissingen worden genomen die niet alleen economisch maar ook politiek gemotiveerd blijken te zijn – ik druk mij voorzichtig uit –, niet met gelijke wapens wordt gestreden.

 

De realiteit is dat de Duitse regering op een bepaald ogenblik een kredietlijn van ettelijke miljarden euro ter beschikking heeft gesteld. Het is niet zomaar dat de Duitse regering een dergelijke actie onderneemt. Wij voelden dan ook toen al aan dat er wel degelijk een probleem zou kunnen rijzen.

 

Ik hoop in elk geval ten stelligste dat mevrouw Kroes, die de voorbije jaren in Europa sterk heeft aangetoond dat zij wel degelijk lef en durf tegenover een aantal fenomenen aan de dag legt, dat ook in het betreffende dossier doet. Wie weet, kunnen wij dan het resultaat voor onze Opelfabriek merken.

 

06.05  Bruno Valkeniers (Vlaams Belang): Mijnheer de minister, ik ben het er natuurlijk mee eens dat wij tegen miljardensteun moeilijk kunnen opboksen.

 

Mijnheer de minister, inzake uw vergelijking van de loonlasten moeten de mensen uit de autosector waarmee u nu praat, hun violen stemmen met de denkers van Metena, die duidelijk niet op dezelfde lijn zitten.

 

06.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, ik zal de tabellen bezorgen.

 

De voorzitter: Dat zou interessant zijn.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Questions jointes de

- M. François Bellot au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les amendes infligées à Proximus pour distorsion de concurrence" (n° 14808)

- M. François Bellot au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les amendes infligées à Proximus pour distorsion de concurrence" (n° 14858)

07 Samengevoegde vragen van

- de heer François Bellot aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de boetes die Proximus boven het hoofd hangen wegens concurrentievervalsing" (nr. 14808)

- de heer François Bellot aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de aan Proximus wegens concurrentieverstoring opgelegde boetes" (nr. 14858)

 

07.01  François Bellot (MR): Monsieur le président, en préambule, je tiens à signaler qu'il s'agit d'une seule et même question.

 

Monsieur le ministre, le Conseil de la concurrence vient d'infliger à Proximus une amende de 66 millions d'euros pour abus de position dominante sur le marché des clients professionnels. Cela concerne les années 2004 et 2005.

 

Il apparaît que, depuis, Proximus n'a pas modifié ses pratiques sur le marché business et, en conséquence, risque d'être lourdement condamnée pour les années 2006 à 2009.

 

Ajouté à des actions menées par d'autres opérateurs envers Proximus devant le tribunal de commerce, ce n'est pas moins d'un milliard d'euros dont il est question aujourd'hui si on cumule les requêtes introduites par les concurrents et les intérêts de retard sur les amendes à percevoir éventuellement.

 

Monsieur le ministre, quelles mesures comptez-vous prendre pour exiger de Belgacom un dispositif interne à Proximus afin d'éviter que de telles actions soient entamées en indemnisation devant le Conseil de la concurrence ou devant les tribunaux de commerce? Quand je parle d'un dispositif interne, il ne s'agit évidemment pas d'exercer des pressions pour éviter les actions judiciaires. En effet, dans ce dossier-là comme dans d'autres, nous sommes soumis au principe de la séparation des pouvoirs. En fait, je pense à une adaptation des mécanismes internes.

 

07.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, monsieur Bellot, la décision du Conseil de la concurrence du 26 mai 2009 condamnant Proximus pour abus de position dominante fait l'objet d'un appel devant la cour d'appel de Bruxelles tant de la part de Proximus que de Base.

 

Dans ce contexte, je ne peux que garder ma réserve quant à savoir si certains comportements commerciaux de Proximus constituent bien des pratiques abusives illégales. Je tiens cependant à souligner que l'auditorat du Conseil de la concurrence est chargé du suivi des décisions et qu'à cet égard, il étudie attentivement les pratiques commerciales en cours dans le secteur de la téléphonie mobile dont celles de Proximus en particulier.

 

En ce qui concerne les actions en dommages et intérêts et la hauteur des montants réclamés, elles n'entrent pas dans le cadre d'une application stricte du droit de la concurrence et, en tout état de cause, elles ne peuvent pas être un motif d'atténuation de l'application de ce droit.

 

Enfin, il n'est pas du ressort de mes compétences de m'immiscer dans la conduite par Proximus de ses relations commerciales en créant un dispositif censé éviter les demandes d'indemnisation futures. Je ne peux que me borner à encourager Proximus à respecter tant le droit à la concurrence que ses obligations réglementaires afin d'éviter dans le futur de telles demandes.

 

07.03  François Bellot (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie. Nous attendrons les résultats de l'action en appel. Entre-temps, j'imagine que Proximus va réfléchir à la manière dont il pourra procéder à des adaptations. Si l'action en appel devait être perdue par Proximus, cela engendrerait des actions collatérales pour les années suivantes.

 

Vous dites que vous ne pouvez pas intervenir mais je rappelle quand même que l'État belge est actionnaire majoritaire de Belgacom et que Proximus en est une filiale.

 

07.04  Vincent Van Quickenborne, ministre: Vous pouvez éventuellement poser la question à mon collègue Vanackere, responsable des Entreprises publiques. Je suis responsable de la politique de la concurrence, que certains collègues me demandent sans cesse de renforcer, ce que j'essaie de faire.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer David Geerts aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de btw-verlaging in de horeca" (nr. 14881)

- de heer Patrick De Groote aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de btw-verlaging in de horeca" (nr. 14901)

- mevrouw Rita De Bont aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de aanhoudende twijfel rond de mogelijke btw-verlaging in de horeca" (nr. 14942)

08 Questions jointes de

- M. David Geerts au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la réduction du taux de TVA applicable au secteur horeca" (n° 14881)

- M. Patrick De Groote au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la réduction de la TVA dans l'horeca" (n° 14901)

- Mme Rita De Bont au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le doute persistant relatif à l'éventuelle réduction de la TVA dans l'horeca" (n° 14942)

 

08.01  David Geerts (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op maandag 14 september waren er een aantal koks op de Zavel. Het was wel een symbolische actie, maar het duidde op vijf na twaalf voor de leefbaarheid binnen de sector. Er werden cijfers gegeven van de eerste vijf maanden, met de vermelding van ongeveer 700 faillissementen. Daar dit bedrag enkel op de eerste vijf maanden betrekking heeft, is een verdere stijging van het aantal zaken dat failliet zal gaan te verwachten.

 

Ondertussen komt men dus op straat. Uw collega Reynders had reeds een verbintenissenverklaring getekend. Vandaag zien we daar evenwel geen concrete resultaten van.

 

In een bepaalde studie vermeldt de sectororganisatie om twee modellen te presenteren, met de terugverdieneffecten van een btw-verlaging van 21 naar 6 %, en een maximaal en een minimaal scenario. In die studie wordt berekend dat de btw-verlaging tussen 723 en 754 miljoen euro zal kosten.

 

Belangrijk hierbij is het terugverdieneffect te kennen van de brutokosten van die btw-verlaging. Het terugverdieneffect is onder andere terug te vinden in het regulariseren van grijze omzet, het regulariseren van irreguliere arbeid en het creëren van extra jobs, wat ongeveer op een 18 000 werd geschat. Natuurlijk is er ook het feit dat een kader wordt gevormd voor extra-investeringen, wat de economie van die sector gedeeltelijk zal doen opleven.

 

Er worden een aantal argumenten aangehaald om die btw-verlaging te staven. In andere Europese landen, onder andere in Frankrijk, is dat ook gebeurd, ook daar was er een engagementsverklaring tot de verlaging van de prijs, zodat de consument zelf het voordeel heeft.

 

Mijn vraag is heel eenvoudig en ik hoop hetzelfde van het antwoord. Wat is het standpunt van de regering ten opzichte van deze studie? Ik heb uw collega Reynders herhaalde malen dezelfde vraag gesteld.

 

Welke concrete stappen zal de regering zetten inzake het btw-verhaal? Wat is de timing die door de regering wordt vooropgesteld?

 

08.02  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, enige tijd geleden ontvingen wij – mijn collega heeft er al naar verwezen – de studie-Deloitte waarin het terugverdieneffect voor een mogelijke btw-verlaging voor de horecasectoer, van 21 % naar 6%, werd berekend.

 

De regering beloofde reeds meermaals het dossier van de btw-verlaging in de horeca aan te pakken. Zoals de heer Geerts heeft aangehaald, was er inderdaad een verbintenisverklaring van minister Reynders. Het blijft echter uiteindelijk bij beloftes.

 

Een btw-verlaging zou, gezien het hoge aantal faillissementen in de eerste vijf maanden van 2009, een ideaal middel voor de economische heropleving van voornoemde sector kunnen zijn. Er zijn dus maatregelen nodig. Het is echter een als-alsverhaal.

 

U zal waarschijnlijk niet ontkennen dat de engagementen die de horecasector bereid is aan te gaan, niet van de minste zijn.

 

De sector heeft, enerzijds, engagementen ten opzichte van de consument genomen, met name de beoogde prijsverlaging voor de consument. Anderzijds heeft de sector zich ook op het vlak van de duurzaamheid geëngageerd, met name inzake investeringen op het gebied van de uitrusting en de modernisering van de infrastructuur. Zulks lijkt mij geen onbelangrijk engagement. De sector heeft bovendien niet alleen engagementen ten aanzien van de consument maar ook ten aanzien van de overheid genomen. De sector engageert zich om de reguliere tewerkstelling, weliswaar binnen een periode van drie jaar, te verhogen met een equivalent van 15 000 werknemers, wat opnieuw niet niks is. De sector heeft zich ook bereid verklaard de strijd tegen de fiscale fraude te steunen en heeft het ook gehad over een controlenorm die door de overheid zou kunnen worden vastgelegd en die als een controlemiddel voor zowel de fiscale als de sociale fraude zou kunnen dienen.

 

Mijnheer de minister, ik heb ter zake vier vragen.

 

Ten eerste, is er budgettaire ruimte voor een verlaging van de btw in de horeca of past bedoelde verlaging in het federale relanceplan?

 

Ten tweede, zijn de scenario’s van de terugverdieneffecten, die door de horecafederaties zijn gepresenteerd, volgens u realistisch?

 

Ten derde, wanneer krijgt de horecasector duidelijkheid omtrent voornoemde zaak?

 

Ten vierde, wanneer zou de eventuele verlaging ten vroegste kunnen ingaan? Zal de maatregel eenduidig zijn of zal er opnieuw een onderscheid tussen restaurants en cafés met of zonder borrelnootjes worden gemaakt?

 

08.03  Rita De Bont (Vlaams Belang): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vragen zijn ongeveer dezelfde.

 

Ik heb u ook al vóór het reces ter zake ondervraagd. U antwoordde toen dat ik een beetje ongeduldig was. De btw-verlaging is nochtans al ongeveer tien jaar beloofd. Ik weet niet of er dan nog van ongeduld kan worden gesproken. Europa was echter altijd de dwarsligger. Ik heb u toen ondervraagd, net nadat Europa het licht op groen had gezet, waarvan Frankrijk onmiddellijk gebruik heeft gemaakt.

 

U antwoordde dat de procedures dienden te worden gevolgd. U moest ondertussen ook nog een gesprek met de sector hebben. Het gesprek is inmiddels achter de rug. De sector is, gezien de economische toestand waarin wij zijn terechtgekomen, zeker vragende partij voor het dringend doorvoeren van de btw-verlaging. Hij heeft ondertussen Deloitte ook een studie laten uitvoeren, waarnaar de vorige sprekers reeds hebben verwezen.

 

Die studie zou een aanzienlijk terugverdieneffect op het vlak van fiscaliteit aantonen.

 

Hoever staat men dus met de bespreking in de regering over een mogelijke btw-verlaging?

 

Mijnheer de minister, deelt u de conclusies van de studie, die u ongetwijfeld bekend is?

 

Wordt er in de komende een btw-verlaging ingeschreven? Zo ja, wanneer zal de sector, die toch al lang in het ongewisse verkeert, daarover zekerheid krijgen? Zo neen, hoe kunt u dat in de huidige omstandigheden rechtvaardigen, te meer gelet op de belofte over een btw-verlaging in het regeerakkoord?

 

08.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mevrouw De Bont, u verwijst naar uw vraag van destijds waarop ik had geantwoord dat een en ander zou worden beslist in het kader van de begrotingsbesprekingen. Needless to say dat dat opnieuw mijn antwoord is.

 

Ik zal geen andere verklaringen afleggen. Hoed u, politici, ervoor om verklaringen af te leggen, want u wordt er later mee geconfronteerd.

 

Verwijzend naar het antwoord van de eerste minister herhaal ik dat in het kernkabinet van 5 juni 2009 werd afgesproken dat er een werkgroep onder leiding van de minister van Financiën komt, die heel het dossier ten gronde onderzoekt, in het kader van de Europese reglementering, inbegrepen de voorstellen van de sector zelf.

 

Intussen hebben we in het debat een evolutie vastgesteld: in tegenstelling tot vroeger zou men nu wel openstaan voor prijsverlagingen voor de consument.

 

De werkgroep is op 17 juni en nu weer, in september, bijeengekomen. Er worden ook bijkomende vergaderingen met de sectororganisaties georganiseerd waarop de studie zal worden besproken. Het is dus voorbarig om daarover uitspraken te doen; het onderwerp is nu eenmaal gelieerd aan begrotingsbesprekingen.

 

Hoe denk ik over de desbetreffende studie? Het is een zeer interessante studie. Enerzijds is er de bevestiging van het terugverdieneffect. Anderzijds mag niet worden vergeten dat er een budgettaire inspanning nodig is die naar gelang van het scenario groter of kleiner is. Dat heeft De Tijd er zelfs toe aangezet om in het hoofdartikel op basis van de studie-Deloitte te besluiten dat de btw-verlaging er niet mocht komen! In ieder geval werken we hard aan het dossier.

 

Ik meen dat het belangrijk is dat de sector de bereidheid toont – dat verheugt mij – iets te doen voor de consument en iets te doen voor de tewerkstelling. In deze tijden van economische recessie doen wij aan jobcreatie. Wij doen ook iets tegen zwartwerk. Ik heb een zekere voorgeschiedenis met voorstellen ter zake. Maar goed, soms heeft men te vroeg gelijk. Zo gaat dat in de politiek, men moet daarmee opletten. Er zitten waarschijnlijk nog een paar mensen rond de tafel die zeggen: wanneer komt het?

 

Maar goed, er is bereidheid in de sector om bepaalde dingen te doen. Hopelijk kunnen wij in dit dossier landen. Dat zal gebeuren naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen en de verklaringen ter zake in het Parlement, de tweede dinsdag van oktober.

 

De voorzitter: Dat is een hoopvol antwoord, neem ik aan, mijnheer Geerts?

 

08.05  David Geerts (sp.a): In het Engels heet dat “government by announcement”. Wij beslissen niet. Het is tot nader order nog altijd de regering die dat doet. Die verklaringen zijn door onder andere uzelf en uw collega Reynders afgelegd. Telkens werd er gezegd dat de zesde btw-richtlijn ons niet toelaat die aanpassingen te doen.

 

Ik herinner mij een vraag in de plenaire vergadering, waar ik uw collega Reynders heb gezegd dat hij mij dat nu al een aantal maanden of zelfs jaren antwoordt, terwijl ik vaststel dat de Franse regering het wel doet en dat daar de zesde btw-richtlijn wel kon worden aangepast.

 

Ik ben het volledig eens met bijvoorbeeld de voorstellen inzake minimale fiscale normen en dergelijke. Ik meen dat dit belangrijk is voor de sector zelf. Ik ben ook verheugd dat dit nu al publiekelijk wordt gezegd. Ik weet niet of alle horecaondernemers ervan overtuigd zijn, maar het is duidelijk dat de federaties ter zake hun engagementen nakomen.

 

Ik meen dat de irreguliere bedrijven eruit moeten voor een transparante horecasector. Ik meen dat wij het daarover eens zijn.

 

Was het een hoopvol antwoord? Wij zullen zien. U zegt dat wij na de begrotingsbesprekingen landen. Ik kan uit uw antwoord echter nog niet opmaken of u zult landen op een landingsbaan of in het water.

 

08.06  Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw uitgebreid antwoord. De horeca wacht al een tijdje. Wij zullen dan ook maar wachten tot de tweede dinsdag van oktober. Er zit niets anders op.

 

Ik wil er alleen nog naar wijzen dat de federale regering in het relanceplan van december 2008 heeft voorgesteld een aantal maatregelen uit te werken om zuurstof te verschaffen aan de ondernemingen en om bijkomende werkgelegenheid te creëren en te verzekeren, alsook om de koopkracht te versterken en te investeren in duurzame groei. In het begin van mijn vraag heb ik daar reeds naar verwezen. Al deze zaken zitten vervat in wat de sector biedt. Door de verlaging van de btw zal men inderdaad zuurstof verschaffen aan de horeca. De sector engageert zich tot prijsverminderingen. Dat is al aangehaald. Dat is een goede zaak. Ik vind dat het van twee kanten moet komen.

 

De werkgelegenheid wordt verzekerd en uitgebreid en er is een daling van de prijs van sommige producten. De duurzaamheid wordt bereikt doordat men de exploitaties gaat moderniseren. Ik denk dat het van beide kanten heel duidelijk is. Alleen de beslissing is nog nodig, waarvan ik hoop dat ze inderdaad positief zal zijn.

 

08.07  Rita De Bont (Vlaams Belang): Ik deel ook niet onmiddellijk de hoop van onze voorzitter. We zullen het er nog eens over hebben.

 

Mijnheer de minister, u ontgoochelt mij wel een beetje, want u doet uw naam geen eer aan. De onderhandelingen in de regering verlopen niet bepaald “quick”. U hebt misschien ook een beetje vakantie genomen. U hebt daar recht op, maar in die periode zijn er op een ander vlak wel belangrijke beslissingen genomen. Ik had gehoopt dat er ook op dit vlak een beslissing zou kunnen worden genomen. We zullen nog wachten tot de tweede dinsdag van oktober.

 

Unizo heeft vandaag nog het bericht verspreid dat de bodem van de crisis nog altijd niet is bereikt. Het aantal faillissementen neemt nog steeds toe. Daarom wil ik erop aandringen dat u daarmee ernstig rekening zult houden wanneer u uiteindelijk de beslissing neemt, hopelijk vóór de tweede dinsdag van oktober.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de Mme Karine Lalieux au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "le prix du lait dans les grandes surfaces" (n° 14947)

09 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de melkprijs in de supermarkten" (nr. 14947)

 

09.01  Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai déposé des questions qui concernent le prix du lait en parallèle à tous les ministres car on ne sait plus qui est compétent pour quoi, hormis Mme Laruelle et M. Magnette!

 

Si l'on constate aujourd'hui des embellies au niveau de certains prix, d'autres augmentent de manière phénoménale et, de toute façon, les médias nous montrent constamment des producteurs de lait au bord du désespoir.

 

Fin juin, j'avais interpellé M. Magnette au sujet de l'évolution du prix du lait et demandé une nouvelle analyse par l'Observatoire des prix. En effet, l'analyse existante ne montrait pas la structure du prix du lait, donc aucune information sur les marges bénéficiaires des différents intervenants dans ce secteur.

 

La crise du lait est emblématique du niveau de responsabilité de l'Union européenne: on assiste à une dérégulation du marché et à la fin de la politique des quotas.

 

J'ai reçu le dernier exemplaire du FedisNews où il est dit que la Fedis a fait un effort de solidarité en signant l'accord du mois de juillet. Voici quelques semaines, le CRIOC a publié une étude qui révèle que les 14 cents accordés par la Fedis ont été directement répercutés sur le consommateur: quels que soient les types ou les marques de lait, leur prix a augmenté de 14 cents. La Fedis reconnaît d'ailleurs le droit aux distributeurs de répercuter la hausse sur les clients.

 

Le pire, c'est que le lait importé a subi également une augmentation de 14 cents. Cela ne va pas du tout! Que les Belges paient le soi-disant accord de solidarité de la Fedis, c'est déjà un peu fort; mais se rendre dans une grande surface et y constater que le lait allemand ou hollandais est également plus cher, c'est un comble! Encore une fois, ce sont les intermédiaires, les grandes surfaces, qui usent et abusent de leur position dominante.

 

C'est pour cette raison, monsieur le ministre, que j'en reviens à l'Observatoire des prix, pour vous demander où en est l'étude commandée par M. Magnette. C'est en effet vous qui avez la tutelle sur l'Observatoire des prix. Quelles sont les marges bénéficiaires de chaque acteur pour le lait et les produits qui en sont composés?

 

Pouvez-vous nous confirmer que la Fedis coopère pleinement et communique ses marges bénéficiaires et la structure des prix en matière de lait? Disposez-vous d'un échéancier pour cette étude?

 

Je sais que ma question vous est parvenue hier, à 11 h 05. Je vous remercie de me répondre. J'interrogerai également Mme Laruelle.

 

09.02  Vincent Van Quickenborne, ministre: La première étude du SPF Économie "Évolution récente des prix et des coûts dans la filière du lait", qui date d'octobre 2008, a été menée par le groupe de travail Transparence des prix dans le secteur du lait et de la viande. Tous les acteurs de la filière et des tiers ont participé à ce groupe de travail et ont pleinement collaboré. En témoigne l'enquête spécifique que le SPF Économie a menée à l'occasion de cette étude sur les prix pratiqués entre l'industrie laitière et la distribution pour les premiers prix du lait demi-écrémé.

 

La Fedis et la Confédération belge de l'industrie laitière ont insisté auprès de leurs membres pour qu'ils participent à cette enquête. Pratiquement toutes les entreprises contactées, tant du côté de l'industrie que de la distribution, ont fourni les renseignements demandés. L'étude du SPF Économie a été actualisée en juin 2009. Cette actualisation, comme l'étude originelle, sont disponibles sur le site du SPF Économie.

 

En ce qui concerne la méthodologie suivie dans cette analyse, elle consiste à essayer de reconstruire à partir de données chiffrées existantes l'évolution des coûts et des recettes des différents maillons de la filiale laitière: producteurs, industrie laitière, distributeurs. L'une des difficultés rencontrées lors de l'analyse est le constat que, pour le secteur de la distribution, il n'existe que des informations (…) sur l'ensemble de leur assortiment de produits offerts, par exemple dans les bilans annuels ou dans les statistiques de chiffres d'affaires.

 

En d'autres termes, il n'existe pas de données publiques sur les coûts, chiffres d'affaires et les marges dans la distribution des produits laitiers qu'ils offrent à leur clientèle. C'est la raison pour laquelle il a été convenu qu'une nouvelle enquête exceptionnelle sur le détail des marges de la distribution des produits laitiers serait menée.

 

Parallèlement, des informations plus détaillées sur les marges de l'industrie laitière seront rassemblées. La Fedis s'est engagée à collaborer, et un projet de formulaire d'enquête a été préparé par le SPF Économie. Il sera discuté cette semaine par un groupe technique composé d'experts du SPF, de la Fedis et de représentants de quelques grandes entreprises de distribution. J'espère obtenir plus d'informations aussi vite que possible.

 

Quant à votre question supplémentaire sur l'accord que Mme Laruelle a conclu avec le secteur, je puis vous fournir le détail de l'augmentation du prix du lait dans les magasins. La Fedis s'était engagée pour 14 cents. Nous avons constaté une augmentation de 10 ou 11 cents. Donc, 70 % ont été répercutés auprès du consommateur, tandis que 30 % l'ont été dans le secteur de la distribution.

 

Quand on compare l'évolution des sommes que les producteurs laitiers perçoivent et celle des prix demandés aux consommateurs, force est de constater que les deux graphiques divergent. Cela m'inquiète. L'enquête d'octobre 2008 permettait d'expliquer objectivement cette évolution, mais c'est plus difficile aujourd'hui. Avec le groupe technique, nous trouverons peut-être une explication, mais je ne m'y attarderai pas maintenant.

 

Bien entendu, la question est plus compliquée, puisqu'elle touche aussi aux débats sur l'agriculture. Ce matin, en kern, nous en avons discuté avec Mmes Onkelinx et Laruelle ainsi que le premier ministre. En tout cas, nous devrons expliquer cette évolution de manière détaillée.

 

09.03  Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse complète. Si l'Observatoire ne reçoit pas les chiffres relatifs aux marges de chacun, cela ne servira à rien. J'ai bien compris que 70 % du prix étaient répercutés auprès des consommateurs, qui paient aussi 14 cents sur du lait qui ne vient même pas de Belgique. Ils ne doivent tout de même pas rétribuer les agriculteurs néerlandais, français ou allemands!

 

Je pense qu'il faut absolument faire une enquête précise mais il faut analyser non pas les données qu'on trouve dans les dépliants mais des données particulières sur des denrées particulières. L'effort doit être collectif.

 

Vous dites que le problème devra être résolu au niveau européen mais nous n'en sommes pas encore là.

 

Dans le même temps, il ne faudrait pas non plus que la Fedis gagne de l'argent sur le dos des consommateurs et des agriculteurs. Ce serait un très mauvais signal donné par les grandes surfaces.

 

Monsieur le ministre, j'attends de vos nouvelles.

 

09.04  Vincent Van Quickenborne, ministre: Même si nous pouvons éventuellement faire baisser les prix des produits laitiers pour les consommateurs, cela ne résoudra pas les problèmes des fermiers.

 

09.05  Karine Lalieux (PS): Je pense que les consommateurs paient leur 11 ou 14 cents, mais la Fedis ne fait pas d'effort. De plus, aujourd'hui, elle a un gain supplémentaire sur le lait venant de l'étranger. Il faudrait également poser cette question dans le questionnaire.

 

De voorzitter: U zegt dat die studie zo snel mogelijk zal klaar zijn. Wat is het tijdsperspectief? Iedereen met een drang naar transparantie wacht op de studie.

 

09.06 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik heb vandaag nog een vergadering met de heer Steenbergen, het hoofd van de Belgische mededingingsautoriteit. Ik heb geen precieze data. Ik heb wel gezegd dat het geen drie maanden hoeft te duren. Het is nu dat het huis in brand staat.

 

Ik plan zo snel mogelijk een ontmoeting met Fedis. De evolutie van de prijzen roept toch enkele vragen op. Maar dan nog, stel dat we daar een oplossing vinden, lossen we dan de hele problematiek en de ongerustheid in de sector op? In juli zijn we tussengekomen met een akkoord, maar intussen is de prijs voor de boeren op de markt blijven dalen. Zelfs de compensatie slaagt er niet meer in om die te verhogen. Het is een ernstig probleem. Ik kijk in de eerste plaats naar de regio’s en hun instrumenten. Europa heeft beslist dat men ten bedrage van 15 000 euro per boerderij kan tussenkomen. Men kan steun geven zonder dat de boer een aanvraag voor staatssteun hoeft in te dienen.

 

De eerste minister heeft zich vanochtend op het kernkabinet daartoe geëngageerd. De verschillende ministers van Landbouw van alle regio’s zullen, zonder aan usurpatie van de bevoegdheden te doen, de volheid van hun bevoegdheid behouden om de boeren soelaas te bieden.

 

De voorzitter: U spreekt voortdurend over de boeren enerzijds en de distributiesector anderzijds. De melkverwerkers, de producenten die melk inkopen en verwerken tot gepasteuriseerde melk, zit daar een mogelijkheid?

 

(…)

 

09.07 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik heb in mijn antwoord duidelijk gezegd dat we, naar aanleiding van onze enquête, die gegevens zullen verzamelen.

 

Nous allons rassembler des informations plus détaillées sur les marges de l'industrie laitière.

 

We zullen niet alleen kijken naar de distributie, maar naar alle actoren, de melkindustrie, de melkverwerkers, de inkoopcentrales. Zoals collega Lalieux zegt: de Europese quota maken ophef.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De openbare commissievergadering wordt gesloten om 15.40 uur.

La réunion publique de commission est levée à 15.40 heures.