Commissie
voor de Landsverdediging |
Commission de la Défense nationale |
van woensdag 15 juli 2009 Voormiddag ______ |
du mercredi 15 juillet 2009 Matin ______ |
De vergadering wordt geopend om 9.03 uur en voorgezeten door de heer Ludwig Vandenhove.
La séance est ouverte à 9.03 heures et présidée par M. Ludwig Vandenhove.
De voorzitter: Collega’s, ik stel voor dat we de werkzaamheden aanvatten, vermits de minister vanwege andere verplichtingen zeker om 11.00 uur moet vertrekken.
Ik stel ook voor dat we de volgorde van de agenda respecteren, behalve als leden niet aanwezig zijn. Dan wachten we met hun vraag tot ze aanwezig, tenzij ondertussen de klok 11.00 uur heeft geslagen.
Mevrouw Vautmans, u stelt als eerste uw vraag, aangezien de heer Geerts al zijn vragen omzet in schriftelijke vragen. Hij heeft deze nacht veldwerk gedaan.
01 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "een statuut voor piloten bij de luchtcomponent, die vanuit de landcomponent afkomstig zijn" (nr. 13965)
01 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "le statut des pilotes de la composante aérienne issus de la composante terrestre" (n° 13965)
01.01 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kom terug op een vraag die ik u vorige maand heb gesteld over het statuut van piloten bij de luchtcomponent die afkomstig zijn van de landcomponent. Er blijven nog enige onduidelijkheden bestaan. Vandaar dat ik even wil terugkomen op mijn vraag.
De helikopterpiloten van de landcomponent, die twee jaar geleden overgingen naar de luchtcomponent, worden, ondanks het afleggen van cursussen en examens, nog steeds niet op gelijke voet behandeld als hun collega's van de luchtcomponent. Jonge en weinig ervaren piloten steken oudere en ervaren piloten na enkele maanden en jaren voorbij. Sleutelposities worden op die manier verder bezet door jonge, duidelijk minder ervaren krachten, wat tot demotivatie, frustratie en groot ongenoegen leidt. Dat heeft volgens mij ook een weerslag op de operationaliteit.
Een maand geleden hebt u hier gezegd dat u zou nagaan waar die ongelijkheden kunnen worden weggewerkt. Er wordt aan gedacht om de ongelijkheid met betrekking tot de versnelde bevorderingen weg te werken door hieraan mogelijk een einde te stellen. Een van de redenen hiervoor zou ook liggen in de wijzigingen van de pensioenleeftijd vanaf 1 januari 2009. Daarom heb ik enkele concrete vragen, mijnheer de minister.
Klopt de informatie dat het principe van versnelde bevorderingen voor het vliegend personeel zal worden stopgezet?
Welke concrete maatregelen worden genomen om de ongelijkheid weg te werken? Hoe doet men dat? Moet men daarvoor een KB aanpassen?
Hoeveel piloten zullen de gevolgen dragen van deze verandering?
Welk tijdspad wordt gevolgd? Wanneer worden de maatregelen concreet zichtbaar en voelbaar op het terrein?
01.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, zoals u weet heeft de harmonisatie van de pensioenleeftijd van de militairen op 56 jaar, in januari 2009, de basis waarop de versnelde bevordering was gefundeerd, doen verdwijnen. Alle piloten kunnen voortaan een volledige loopbaan ontwikkelen op basis van de principes van de gewone bevorderingstermijn. Er werd dus beslist om het systeem van de versnelde bevordering stop te zetten.
Het afschaffen van de versnelde bevordering dient via een koninklijk besluit te gebeuren. Het is mijn bedoeling om deze laatste ongelijkheid tussen de piloten zo snel mogelijk weg te werken, indien nodig met transitiemaatregelen. Het nieuwe KB moet van toepassing zijn vanaf de tweede helft van 2010. Vanaf dan zijn de transitiemaatregelen ook van kracht. Ik denk dat ik niet duidelijker kan zijn.
01.03 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, waaruit bestaan die transitiemaatregelen? Kunt u daar iets meer over zeggen?
01.04 Minister Pieter De Crem: Ik kan u daarover informatie geven, maar dat zal ik schriftelijk doen.
01.05 Hilde Vautmans (Open Vld): Over hoeveel piloten gaat het? Heeft u daar enig zicht op?
01.06 Minister Pieter De Crem: Ik heb daar een zicht op, maar met cijfers ben ik altijd heel voorzichtig. Ik zal u antwoord geven op de vragen wat de transitiemaatregelen zullen behelzen en wat het geraamde aantal personen is over wie het gaat.
01.07 Hilde Vautmans (Open Vld): Ik dank u.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "het gemengd loopbaanconcept (GLC)" (nr. 14127)
02 Question de Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "le concept de la carrière mixte (CCM)" (n° 14127)
02.01 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u kent mijn bekommernis over het gemengde loopbaanconcept.
Ik dacht dat deze vraag zou worden gevoegd bij het debat dat we straks zullen voeren over de verklaringen van de CHOD, maar ik zal ze nu kort stellen.
Voor ons is interne en externe mobiliteit heel belangrijk. Ik denk dat dit de enige manier is waarop we onze krijgsmacht gezond kunnen houden.
U hebt in uw beleidsnota en hier gezegd dat we het GLC zullen aanpassen. U hebt ook contacten gelegd met de vakbonden en gezegd dat een herziening van het gemengde loopbaanconcept zou worden doorgevoerd en dat men het oriëntatiepunt zou afschaffen. Daarnaast zou er ook worden gesleuteld aan de structurele interne overgang en de doelgroepen voor die transitie.
We hebben heel lang gewerkt aan het concept van de gemengde loopbaan. Ik sluit niet uit dat we het zullen moeten aanpassen, maar het moet nu eerst in werking treden. We moeten daarvan werk maken als we een jonge, operationele en vooral heel gewaardeerde krijgsmacht willen.
Ik kom dus terug op een bekommernis waaraan Open Vld veel belang hecht. Wat is de actuele positie met betrekking tot het gemengde loopbaanconcept? Wat zou worden geïmplementeerd en gewijzigd? Het GLC werd ingevoerd met de wet van 2007. Zullen de wijzigingen via het Parlement passeren met een wetswijziging of hoe gaan we dat doen? Welke budgettaire implicaties zijn daaraan verbonden? Welk tijdskader zult u volgen?
Ik denk dat we daarvan echt werk moeten maken. We hebben het GLC nodig.
02.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Vautmans, we hebben al meerdere keren de gelegenheid gehad om over het GLC van gedachten te wisselen.
U weet dat Defensie over een uitgebalanceerd personeelsbestand moet beschikken om alle opdrachten tot een goed einde te brengen. Iedereen zal het ermee eens zijn dat in het algemeen overwegend jonge en inzetbare militairen de militaire populatie moeten vormen.
U weet wat de grote uitdagingen zijn. We hebben een wisselend personeelsbestand en er is een daling van de effectieven. Dit alles samen vormt samen met rekrutering een grote uitdaging op het vlak van het personeel.
De eerste uitdaging is de hervorming van de militaire loopbaan en het daaraan gekoppelde militaire statuut.
Zoals ik in de politieke oriëntatienota heb gesteld, werd er gekozen voor een levensfasebewust statuut dat de militair de mogelijkheid moet bieden om stabiliteit te vinden na een fysiek, maar vaak ook moreel en familiaal veeleisende periode.
Binnen de nieuwe loopbaan wordt dus de mogelijkheid geboden om van een operationele functie door te stromen naar een ondersteunende functie, ook buiten Defensie, maar dan wel op vrijwillige basis.
Overeenkomstig de richtlijnen die zijn hernomen in de politieke oriëntatienota werd door mijn administratie een aangepast concept uitgewerkt. Dit concept concretiseert de afschaffing van zowel het oriëntatiepunt, als de structurele interne overgang en de verplichte externe overgang. Gezien de afschaffing van het oriëntatiepunt wordt de opdeling van het personeel in drie doelgroepen in het raam van de transitie naar het nieuwe statuut eveneens overbodig. Dit nieuwe concept zal eerst worden voorgelegd aan de vakorganisaties, waarna de voorziene procedure voor het aanpassen van de wettelijke bepalingen zal worden gevolgd.
Ik wil ten slotte ook nog melden dat het deel pensioenen van het gemengde loopbaanconcept op 1 januari van dit jaar in werking is getreden. Dat was ook een bijzonder onderdeel daarvan. U hebt de vorige keer de terechte opmerking gemaakt dat het gemengde loopbaanconcept een wetgevend initiatief was, dat het een wet was. Dat wil dus ook zeggen dat er een wetgevend initiatief zal moeten komen, waarover wij zullen kunnen overleggen, om de toch wel gewijzigde omstandigheden waarin Defensie zich bevindt, te koppelen aan de nieuwe uitdagingen die er zijn en daaraan ook de nieuwe loopbaanconstructie te toetsen.
02.03 Hilde Vautmans (Open Vld): Kunnen wij van u een uitgebreide toelichting krijgen over het nieuwe concept? Dat moet vandaag niet gebeuren, het mag na de grote vakantie. Ik meen dat dit echt wel nodig is.
U zegt dat het oriëntatiepunt wordt afgeschaft. Dat stond natuurlijk wel cruciaal in heel het gemengde loopbaanconcept. Op een gegeven moment moet men kunnen evalueren. Degenen die echt uitblinken en degenen die men nodig heeft, kunnen bij de krijgsmacht blijven. De anderen kunnen worden gestimuleerd om naar andere overheidsdiensten of de privé te gaan.
De sleutel van het welslagen van de gemengde loopbaan was het overleg met de andere overheidsdepartementen en het overleg met de privésector. Wij moeten ertoe komen dat mensen uit de privésector – ik overdrijf – bijna vechten om die militairen aan te nemen, omdat zij zodanig goed zijn. Dat is een droom waartoe wij zouden moeten komen. De militair zou zodanig gewaardeerd moeten worden voor wat hij heeft gedaan en voor wat hij kan dat hij heel makkelijk naar de privémarkt kan. Ik vraag mij af in hoeverre de gesprekken daarover lopen. Men kan heel veel concepten uitwerken, maar als ze niet worden gedragen en niet verder worden overlegd, dan hebben ze weinig kans op slagen. Wat is de stand van zaken in dat overleg, dat voor mij cruciaal is?
02.04 Minister Pieter De Crem: Dat overleg loopt. Een aantal zaken uit het GLC, zoals de mobiliteit naar andere departementen, loopt ook goed. Ik heb cijfers gegeven tijdens vorige vergaderingen, bijvoorbeeld over de mobiliteit naar de departementen Justitie, Binnenlandse Zaken en andere departementen die zich bezighouden met civiele veiligheid of andere diensten.
Wat de privésector betreft, is er wel een probleem. Ik vind dat alle verloop of aanmoediging om de militaire carrière as such te verlaten op een vrijwillige basis moet gebeuren.
De problematiek van een tewerkstelling in de privésector gebeurde op een verplichte basis. Dat is een van de redenen waarom ik daarop een stuk voorbehoud maak.
02.05 Hilde Vautmans (Open Vld): (…)
02.06 Minister Pieter De Crem: Dat was het oriëntatiepunt, maar ik kom met een globaal voorstel, dat eigenlijk voor de militairen iets gunstiger zou kunnen zijn. Wij zullen de tijd hebben, mijnheer de voorzitter, om daarover te spreken.
02.07 Hilde Vautmans (Open Vld): Bij het begin van het nieuwe parlementaire jaar?
02.08 Minister Pieter De Crem: Absoluut.
02.09 Hilde Vautmans (Open Vld): Ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "le comité de promotion des officiers supérieurs" (n° 14291)
03 Vraag van de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "het bevorderingscomité voor hoofdofficieren" (nr. 14291)
03.01 André Flahaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, nous avons eu l'occasion d'évoquer la question du comité de promotion des officiers supérieurs. Quelques interventions ont déjà porté sur ce sujet. La semaine dernière, nous avons pu aborder cette question avec le chef de la Défense. Je voudrais connaître le résultat de ce comité, y compris les appartenances linguistiques, les mises en place et les chaînes de décision dans ces mises en place.
Lors de la réunion de mercredi, le chef de la Défense n'a pas manqué de souligner que la situation était connue de longue date. J'ai fait remarquer qu'à ma sortie de fonction, vous m'aviez dit que j'avais provoqué un déséquilibre en faveur des francophones alors que ce n'est pas du tout conforme à la réalité et que vous avez vous-même dit le contraire. Vous semblez avoir oublié le temps où vous étiez dans l'opposition en ces lieux. On oublie les mauvaises choses, on ne garde que les bons souvenirs, c'est l'avantage.
Quelle est la situation aujourd'hui? Selon moi, vous avez accentué les déséquilibres en connaissant la réalité au départ. Le chef de la Défense disait qu'il fallait réfléchir à des dispositions à même de corriger le fonctionnement des évaluateurs. Que comptez-vous faire d'ici la fin de l'année pour éviter que de futurs comités accentuent le déséquilibre? En effet, on ne peut continuer de la sorte. La situation est celle-là, les règles sont là, vous les avez appliquées. Malheureusement, l'application des règles aggrave un déséquilibre qui existait déjà à votre arrivée. Il faut que cela cesse; autrement, la situation va devenir invivable. Vous savez comme moi que ce qui est déséquilibré ne tient pas.
Quelle est la situation actuelle, la proportion N/F? Comment fonctionnent les chaînes de décision? Que peut-on faire dans un délai raisonnable pour éviter qu'au prochain comité de promotion des officiers supérieurs on ne se retrouve dans la même situation et que je doive à nouveau intervenir?
03.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, la question de notre collègue Flahaut telle qu'il me la pose maintenant est plus large que la version qui m'en a été envoyée.
Monsieur Flahaut, vous aviez l'intention de m'interroger sur les conclusions du comité, sur le nombre de lieutenants-généraux et de généraux-majors qui sont promus, ainsi que sur la répartition linguistique. Mais je vais aussi mentionner quelques autres approches.
Trois généraux-majors du régime linguistique néerlandais ont été recommandés favorablement pour l'avancement au grade de lieutenant-général. Il s'agit de Guido Andries et Marc Compernol, qui appartiennent à la force terrestre dans la Composante Terre, et du général-major d'aviation François Florquin, appartenant à la Composante aérienne. D'une part, cinq colonels ont été recommandés favorablement pour l'avancement au grade de général-major. Il s'agit d'un colonel du régime linguistique français, à savoir le colonel breveté d'état-major François Hendrickx, appartenant à la Composante Terre et de quatre colonels du régime linguistique néerlandais, à savoir le colonel breveté d'état-major Rudy Debaene, appartenant à la Composante Terre, le colonel d'aviation breveté d'état-major Jan Hennes, aide de camp du Roi, appartenant à la Composante aérienne, le médecin colonel Geert Laire, appartenant au service médical dans la Composante médicale, et le colonel aviateur breveté d'état-major Claude Van de Voorde, appartenant à la Composante aérienne.
S'agissant du nombre précis, je vous enverrai les informations, car je n'en suis pas certain. Il faut d'ailleurs toujours être prudent quand il est question de chiffres.
En tout cas, nous nous trouvons devant un problème structurel. Vous y avez déjà été confronté comme ministre de la Défense. Je suis convaincu que, pour résoudre des problèmes structurels, il convient de prendre des mesures structurelles. Il est clair qu'un déséquilibre existe. Et je puis vous annoncer, comme je l'ai déjà fait à l'égard de mes collègues du gouvernement, que je vais prendre de telles mesures pour régler cette question.
Je pourrais encore faire la comparaison depuis 1999, année où le déséquilibre a commencé. Il faut vraiment veiller à ce que des colonels appartenant au groupe linguistique francophone participent plus aux examens de langues.
Un tel déséquilibre n'est pas approprié dans la structure actuelle des forces armées. Ce dernier ne résulte pas d'une volonté politique mais d'une loi, d'un arrêté royal et d'un arrêté ministériel qui sont toujours d'application. La loi date de 1958, l'arrêté royal date des années soixante et l'arrêté ministériel date des années septante.
Je répète que je vais prendre des mesures substantielles afin de procéder à un rééquilibrage plus que nécessaire.
03.03 André Flahaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la modification de cette loi de 1958 et des arrêtés des années soixante et septante est effectivement une nécessité. Vous n'ignorez toutefois pas que chaque fois qu'on essaye de toucher à cette loi et à ces arrêtés, on assiste à une levée de boucliers de la part de la communauté néerlandophone du pays. J'ai moi-même été victime de blocages systématiques lorsque je voulais toucher à ce déséquilibre linguistique de l'ordre de 60/40. J'espère donc que vous aurez plus de chance et moins de résistance dans votre propre communauté linguistique que celles auxquelles j'ai été confronté lorsque j'ai voulu corriger ce déséquilibre.
Les problèmes sont connus. Le chef de la Défense a dit lui-même que les évaluateurs étaient presque uniquement néerlandophones. Il faut donc corriger cela de même que peut-être aussi le contenu des épreuves. Je n'ai jamais compris pourquoi on demandait, lors de certains examens linguistiques, de donner les éléments vestimentaires d'un évêque. J'ai déjà toutes les peines du monde à répondre à cette question en français!
Cela dit, il convient de revoir le contenu. Plus sérieusement, on demande aussi quels sont les éléments constitutifs d'un bloc de serrure, par exemple. À une époque, le Selor demandait au facteur chargé de la distribution du courrier de traduire tous les éléments de sa bicyclette du français en néerlandais. J'ignore toujours ce en quoi cette aptitude pouvait améliorer le service de La Poste. C'est la réalité – ou le surréalisme – de notre pays!
Mais je voulais vous dire que la situation de déséquilibre existait à votre arrivée et que, lors d'un premier Comité d'officiers supérieurs, vous l'avez déjà accentuée une première fois. En effet, sur votre table, des propositions de nomination concernaient plus de francophones que de néerlandophones, mais vous avez immédiatement inversé les chiffres.
Comptez-vous persévérer dans cette voie? Vous savez que persévérer dans l'erreur n'est pas bien. Pourtant, connaissant les éléments de ce déséquilibre structurel qui s'accentue, je me demande pourquoi vous avez tenu à procéder maintenant, avant les Comités d'armes, à ces Comités supérieurs, en maintenant trois officiers, lieutenants-généraux, néerlandophones et un sur cinq pour les généraux-majors.
C'est une question politique du style: "je commets l'erreur en connaissance de cause, ensuite je prendrai des mesures pour la corriger ultérieurement".
Il est urgent de prendre des dispositions. C'est la même chose dans la magistrature et dans le corps diplomatique. D'ailleurs, j'ai interrogé l'ancien ministre des Affaires étrangères, la semaine dernière. Ainsi, à un certain moment, il faudra que la Défense en arrive à une opération identique à celle qu'a connue le corps diplomatique et qui a permis de rééquilibrer, dans l'autre sens, le déséquilibre dans la carrière diplomatique.
J'avoue que je traîne dans le centre d'études du Parti Socialiste depuis très longtemps et je suis collaborateur de cette assemblée depuis 1979; j'ai donc eu l'occasion de voir quelques personnes.
En conclusion, une telle opération serait à envisager.
03.04 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, votre analyse est correcte et je la partage. Des listes ont été présentées, mais je ne suis pas intervenu dans l'ordre de ces listes. Comme je viens de le dire, je proposerai des mesures structurelles pour éviter la situation dans laquelle on se trouve actuellement.
Je ne persévérerai pas dans la même direction, comme vous le suggérez. C'est peut-être une mauvaise direction, mais elle est provoquée par les dispositions légales; cependant j'agirai avec beaucoup de zèle afin de trouver une solution structurelle.
Het incident is gesloten.
04 Question de M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "la communication entre les militaires belges déployés en Afghanistan et leur famille" (n° 14293)
04 Vraag van de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "de communicatie tussen de Belgische militairen in Afghanistan en hun familie" (nr. 14293)
04.01 André Flahaut (PS): Monsieur le ministre, j'aurais souhaité connaître l'état des dispositions pour les communications sociales pour nos militaires en Afghanistan, en ayant l'assurance que les mêmes facilités sont octroyées que l'on se trouve à Kandahar, Kunduz ou Kaboul. Pour Kaboul, certainement, pour Kandahar et Kunduz certaines difficultés ont pu surgir avec une augmentation de l'insécurité.
Je voulais également m'assurer qu'il n'y a pas de rupture dans les communications, que ce soit pour des raisons techniques que l'on peut comprendre, mais aussi peut-être pour des raisons de factures impayées. L'oubli de paiement d'une facture de Belgacom a eu pour conséquence que nos militaires arrivés sur place n'ont pas pu communiquer avec leurs familles, ce qui est particulièrement regrettable.
04.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, voici des réponses concrètes pour des questions concrètes. Pour chaque théâtre opérationnel, nous nous efforçons de mettre en place un cybercafé qui permet de téléphoner à la famille en Belgique ou d'échanger des e-mails pour une unité minimale de trois heures par personne et par semaine. En plus du cybercafé et en fonction des possibilités, un accès internet via une liaison sans fil, le fameux Wi-Fi, est offert pour les ordinateurs personnels dans les logements. L'utilisation de moyens de communication personnels est également possible.
Le 6 juillet, une panne en Belgique a causé une rupture momentanée des communications physiques de et vers nos unités en opération. Mis à part ce problème, le personnel sur place à Kunduz et à Kandahar n'a signalé aucun manquement en ce qui concerne les communications sociales. À Kaboul, les liaisons sociales s'appuyaient jusqu'au 20 juin sur un cybercafé national et sur des connexions individuelles Wi-Fi dans les logements mis à disposition des militaires par la Morale and Welfare Association de l'OTAN. Le bon fonctionnement des connexions Wi-Fi a eu pour conséquence une très faible utilisation du cybercafé.
Suite au déménagement de la partie sud vers la partie nord des activités militaires de Kaia, l'OTAN a confié le contrat pour l'accès internet au départ des nouvelles installations à une autre société. L'OTAN poursuit ses négociations avec cette firme en vue de normaliser la qualité du service. Eu égard à ces problèmes, j'envisage d'augmenter l'usage du cybercafé en permettant entre autres la connexion d'ordinateurs privés.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging over "het gebruik van UAV's voor burgerdoeleinden (tris)" (nr. 14332)
05 Question de M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "l'utilisation d'UAV à des fins civiles (ter)" (n° 14332)
05.01 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor het parlementair reces ingaat, wil ik uw vakantietaak nu al opvragen. De taken in de loop van het jaar waren immers niet grondig gemaakt. Op het examen waren er nog altijd te weinig antwoorden. Daarom heb ik mijn vragen opnieuw gesteld.
Op mijn schriftelijke vraag van 13 maart 2009 kreeg ik slechts een fragmentarisch antwoord. Op 12 mei maakte u in de commissie voor de Defensie in het antwoord op mijn mondelinge vraag een onderscheid tussen de burgerlijke operaties en de andere aangelegenheden, maar het antwoord was andermaal fragmentarisch.
U gaf toen als optie de vraag opnieuw in te dienen of een schriftelijke antwoord af te wachten. Ik had ervoor gekozen om het schriftelijk antwoord af te wachten, maar dat heb ik tot op heden nog niet ontvangen, vandaar mijn vragen, mijnheer de minister.
Ten eerste, hoeveel vlieguren hebben de UAV's in het totaal op hun teller staan voor de operationele inzet, de trainingsvluchten, de operationele voorbereidende vluchten?
Ten tweede, kunt u een lijst geven met het aantal vlieguren sinds het gebruik, waar en wanneer voor burgerdoeleinden? Ik denk aan olielozingen, ook voor 2008, bosbranden in onder meer Corsica, tellen van hoefdieren enzovoort.
Ten derde, klopt de informatie dat de onbemande vliegtuigen eventueel als routinetraining worden ingezet ter preventie van bosbranden?
Ten vierde, wat is de huidige kostprijs van een uur vliegen? In de voorstelling van het project van de hertelling in de Waalse bossen spraken de wetenschappers van een kostprijs van 2.200 euro per vlieguur, weliswaar op kosten van Defensie. Is dat nog steeds het geval?
05.02 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Groote, ik heb voor u een overzicht, dat ik u zal bezorgen, van de vlieguren met burgerdoeleinden voor zowel 2008 als 2009 op de basis van Koksijde en die van Bertrix, voor het Maritieme Informatiekruispunt van de kustregio en voor de DNF, Division de la Nature et des Forêts.
Op 13 juli 2009 telden de UAV’s in totaal 1.891 vlieguren, waarvan in 2008 67 uur zijn gevlogen ten voordele van het Maritieme Informatiekruispunt in het kader van het akkoordprotocol dat tussen Defensie en de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en het Leefmilieu werd getekend. Voor 2009 is er in datzelfde kader al 32 uur gevlogen. Bovendien werd er gedurende 2,5 uur gevlogen ten voordele van de Waalse Division de la Nature et des Forêts.
Ik zal u een fiche met voormelde vluchten overhandigen.
Zoals in mijn antwoord op uw vragen van 13 maart 2009 en 6 mei 2009 hebben zich in 2008 bepaalde opportuniteiten voorgedaan, waarbij de UAV’s voor burgerdoeleinden zijn ingezet. Zulks gebeurde telkens tijdens trainingsvluchten van de eenheid met het oog op de opstelling van gebruiksconcepten, onder meer in het kader van de steun aan derden. De Defensiestaf heeft mij medegedeeld dat er van voornoemde gelegenheidsinterventies geen statistieken worden bijgehouden.
Omdat dit telkens in de trainingsactiviteiten van de eenheid past, werd de inzet van de UAV’s voor burgerdoeleinden tot op vandaag nog niet aan derden gefactureerd. Zoals het voormelde protocolakkoord bepaalt, zullen de prestaties die buiten het voorziene vluchtplan plaatsvinden, door Defensie worden gefactureerd in functie van de omstandigheden waarin de bedoelde prestaties plaatsvinden. Vermits de omstandigheden in kwestie niet altijd dezelfde zijn, is het niet mogelijk om voor de kosten van een vlucht een vast bedrag te bepalen. Het bedrag van ongeveer 3.000 euro per vlucht wordt echter in rekening gebracht.
Het gaat deels om verdelende rechtvaardigheid, omdat de typologie van de vluchten en ook de intensiteit verschillen.
05.03 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik ben enigszins verwonderd over het feit dat blijkbaar moeilijk te achterhalen is voor welke doeleinden de UAV’s worden gebruikt.
Inzake de Noordzee hoor ik dat het doel is het mariene milieu te beschermen. U hebt het over een protocolakkoord dat is opgemaakt en door verschillende partijen met alles erop en eraan is ondertekend. Ook de pers wordt erbij gehaald. Nochtans is milieubescherming een van de essentiële opdrachten en bevoegdheden van de Belgische, federale overheid.
Indien er in het Waals Gewest bijvoorbeeld herten worden geteld, gebeurt zulks tijdens de trainingsmomenten, als ik u goed heb begrepen.
05.04 Minister Pieter De Crem: (…).
05.05 Patrick De Groote (N-VA): Hoe zou dat komen?
Ik heb daar toch wat vragen over.
05.06 Minister Pieter De Crem: Hebt u het nu over de opportuniteitsvraag of over de kostprijs?
05.07 Patrick De Groote (N-VA): Nee, ik heb daarop een antwoord gekregen. Ik bedoel maar dat het vaag blijft als het over de Ardennen gaat.
De voorzitter: Toerisme is een regionale bevoegdheid.
05.08 Patrick De Groote (N-VA): Er zijn zaken en domeinen waarvoor de opdrachten heel duidelijk, precies en gedetailleerd zijn geschetst. Er zijn ook zaken waarbij men in het duister tast.
L'incident est clos.
- mevrouw Ingrid Claes aan de minister van Landsverdediging over "de sluiting van de Defensiehuizen" (nr. 14349)
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de sluiting van de Defensiehuizen" (nr. 14368)
- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "de Defensiehuizen" (nr. 14371)
- de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging over "de Defensiehuizen" (nr. 14394)
- Mme Ingrid Claes au ministre de la Défense sur "la fermeture des maisons de la Défense" (n° 14349)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "la fermeture des maisons de la Défense" (n° 14368)
- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "les maisons de la Défense" (n° 14371)
- M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "les maisons de la Défense" (n° 14394)
06.01 Ingrid Claes (CD&V): Mijnheer de minister, eind vorig jaar hebt u tijdens de bespreking van de begroting voor 2009 toegelicht dat het departement Landsverdediging een bijzondere inspanning zal leveren om in de toekomst jongeren proactief te informeren in verband met een militaire loopbaan. In dat kader werd ook beslist dat de verschillende defensiehuizen over het land zouden worden gesloten. De betrokken personeelsleden zouden bij Landsverdediging kunnen blijven, maar wel in nieuwe functies en ondergebracht in kazernes.
Mijnheer de minister, ik heb ter zake een drietal vragen voor u. Ten eerste, wat is de stand van zaken met betrekking tot de sluiting van de defensiehuizen? Zijn er momenteel nog informatiecentra operationeel of werden er reeds huizen gesloten?
Ten tweede, is er nog personeel werkzaam in de defensiehuizen? Wordt het personeel voldoende begeleid naar een nieuwe job?
Ten derde, hoever staat het departement met de voorbereiding van het uitsturen van mobiele rekruteringsofficieren vanaf 1 oktober 2009? Is de selectieprocedure reeds afgesloten? Werden er reeds duidelijke procedures en gedragscodes uitgetekend?
06.02 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, vooraleer ik tot mijn vraag kom, kunt u straks uw micro iets dichter bij u zetten? U bent heel stil vandaag en dat zijn we van u niet gewend.
Mijnheer de minister, ik ben in die defensiehuizen op bezoek geweest en ik heb mij daar steeds heel erg voor geïnteresseerd, omdat communicatie tussen krijgsmacht en burger cruciaal is. Mevrouw Claes heeft de voornaamste vragen over de toekomst van de defensiehuizen al gesteld, maar ik wil er nog een paar aan toevoegen.
Iets meer dan een jaar geleden op 14 mei 2008 hebben we uitgebreid over het thema van gedachten gewisseld, onder andere over de taken van de defensiehuizen en over de vraag of ze voldoen en wat er moet gebeuren om de rekrutering goed te laten verlopen. Dat is immers nodig om attritie tegen te gaan, die nog altijd veel te hoog is.
Volgens u moesten jongeren niet naar het leger komen, maar moest het leger naar de jongeren gaan. Dat was uw uitgangspunt en doelstelling van heel het rekruteringsbeleid. U hebt toen toegelicht dat de defensiehuizen zouden worden gesloten en het personeel ervan in kazernes zou worden ondergebracht. Daarom had ik graag een stand van zaken gekregen.
Bij die gelegenheid heb ik tot waakzaamheid opgeroepen gelet op de reeds gedane investeringen. Ik denk bijvoorbeeld aan het defensiehuis in Hasselt, een heel mooi pand op een heel zichtbare plek, namelijk langs de kleine ring. Men gaat daar nu weg, men is er al weg of men is aan het verhuizen, terwijl men naast het provinciecommando lag. Wat gebeurt er nu met dat gebouw? Zal het worden verkocht? Het provinciecommando ligt er vlak naast en is ondergebracht in zeer oude bureaus. Wat zal er concreet meer gebeuren?
Ik heb dezelfde vraag voor de defensiehuizen in de andere provincies, waarvan ik de ligging minder goed ken. De defensiehuizen waren soms eigendom en soms gehuurd. In dat laatste geval ligt het natuurlijk gemakkelijker. Wat zijn de budgettaire implicaties van heel die wijziging. Kunt u dat becijferen? Ik neem aan dat dat reeds is gebeurd, want het speelde mee in de beslissing om de informatiecentra in de kazernes onder te brengen. Welke budgettaire winst hebben we daar nu uitgehaald?
Ten tweede, u hebt vorig jaar gezegd dat u een voorstel zou indienen om IPR en de vorming opnieuw onder te brengen in de stafstructuren. Ik heb u toen gezegd dat de defensiehuizen, die vielen onder IPR, volgens mij beter zouden vallen onder human resources. Is die wijziging gebeurd? Waar vallen ze nu onder? Hoe passen zij in de stafstructuur?
De wijzigingen zijn nu bezig. Wij zijn nu in een periode waarin jongeren hun middelbare studies hebben afgemaakt en beginnen te denken aan de toekomst. Waar kunnen zij deze vakantie terecht? Ik ben het vergeten nakijken op de website. Staat op de website ondertussen goed vermeld waar zij terechtkunnen? Hoe gebeurt dat in de vakantieperiode? Dat is echt een periode waarin men naar de jongeren toe moet gaan. Vakanties zijn periodes waarin jongeren nog twijfelen wat zij gaan doen. Ik meen dat de maanden die eraan komen, cruciaal zijn om opnieuw gemotiveerde krachten voor onze krijgsmacht te rekruteren.
Ik had dus graag vernomen hoe dat in deze tussentijd verloopt. Ik heb begrepen dat er vanaf 1 oktober rekruteringsofficieren de baan zouden opgaan. Klopt dat? Wat gebeurt er in de tussentijd? Dat is mijn concrete vraag.
06.03 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, mijn vraag sluit aan bij wat de vorige collega’s al hebben geschetst. Het is een vervolg op mijn schriftelijke vraag van eind januari. Toen was een aantal zaken nog onbeslist, vandaar mijn volgende vragen.
Ten eerste, begin 2009 waren enkele defensiehuizen al verhuisd, maar voor de andere werd nog naar een geschikte locatie gezocht. Bij welke kazernes worden de defensiehuizen of informatiecentra van Antwerpen, Brugge, Bergen, Aarlen en Luik ondergebracht?
Ten tweede, hoeveel mobiele rekruteringsofficieren zullen er worden ingezet? Zal dat volgens een provinciale structuur gebeuren?
Ten derde, waarin verschilt de opdracht van mobiele rekruteringsofficieren met de huidige zitdagen per provincie bij bijvoorbeeld de VDAB of werkwinkels? Zal er aan headhunting worden gedaan voor de knelpuntberoepen bij Defensie?
Ten vierde, hoeveel personeelsleden tellen de respectieve Vlaamse, Waalse en Brusselse informatiecentra? Wat is de reden van de hogere bezetting van de informatiecentra in het ene landsgedeelte?
Ten vijfde, hoe evalueert u de uitspraak van de CHOD in de commissie voor de Landsverdediging dat een groot aantal personen vroegtijdig Defensie verlaat, omdat de functieomschrijving niet overeenkwam met de werkelijke loopbaan? Als ik mij niet vergis, heeft de CHOD het voorbeeld gegeven van de functiebeschrijving van een chauffeur, terwijl de gerekruteerde na een jaar nog niet aan het stuur had gezeten.
Ik dank u alvast voor uw antwoord.
06.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zal een tussentijds verslag met positief resultaat brengen.
De afschaffing van de defensiehuizen is een van de elementen van het nieuwe concept werving, zoals ik het heb uitgestippeld en zoals het ook in de politieke oriëntatienota werd neergeschreven. Eind 2008 werden vijf defensiehuizen, zijnde alle huurpanden, definitief gesloten. In iedere regio werden locaties voor de nieuwe informatiecentra gevonden in militaire kwartieren, behalve voor de regio Antwerpen, waar het informatiecentrum zal worden ingeplant naast het militair provinciecommando.
Op 1 januari van dit jaar werden reeds drie informatiecentra geopend, zijnde te Brussel, te Gent en te Namen. Op 1 oktober zullen de andere informatiecentra zijn geïnstalleerd in de nieuwe installaties, behalve dat van Aarlen, dat in januari 2010 zal verhuizen.
Een deel van het personeel van de defensiehuizen is nog steeds werkzaam in de informatiecentra, die de defensiehuizen hebben opgevolgd. Zij worden gevormd om te werken volgens het nieuw concept. Personeel dat niet langer zal worden tewerkgesteld in de informatiecentra, krijgt een nieuwe affectatie op basis van de wensen van het individu en de behoeften van onze organisatie, namelijk Defensie. Die overplaatsingen zijn reeds grotendeels uitgevoerd.
Gelet op de blijvende tekorten op de arbeidsmarkt, was het oude concept te statisch, aangezien het vooral de jongeren zelf waren die het initiatief dienden te nemen om zich naar een defensiehuis te begeven. Defensie dient zelf meer het initiatief te nemen.
Door de afschaffing van het systeem van de defensiehuizen in burgerkringen en de opening van de informatiecentra in de kazernes, herstellen wij het zichtbare contact tussen de militairen in de eenheden en de werving. Op die manier worden de militairen ook beter bij de werving betrokken. Het is tweerichtingsverkeer.
Intern, bij Defensie, zal de active recruter, zoals ik hem heb genoemd, bevoorrechte contacten onderhouden met de eenheden. Hij zal zich laten bijstaan door militairen die de jobs ook daadwerkelijk uitvoeren en die qua leeftijd dicht aansluiten bij de leeftijdscurve van de sollicitant.
Voor het geheel van de Vlaamse en de Waalse informatiecentra zullen er telkens twintig personeelsleden worden tewerkgesteld, vijf per centrum, die allen als een active recruter kunnen optreden. Gelet op de tweetaligheid van de regio en de bevolkingsdichtheid, wordt er voor de regio Brussel, inclusief Vlaams- en Waals-Brabant, in zeven personeelsleden voorzien. Het informatiecentrum van Luik is tevens verantwoordelijk voor het Duitstalig landsgedeelte en telt daarom zes personen. Daarentegen telt het informatiecentrum van Aarlen er slechts vier.
In het nieuwe concept zal de inschrijving niet meer verplicht gebeuren via het informatiecentrum, maar zal de sollicitant zich eveneens kunnen inschrijven via de website of via het groen nummer dat daartoe in het leven werd geroepen.
Daarnaast worden alle testen gecentraliseerd in de Dienst Onthaal en Oriëntatie.
Wat de budgettaire consequenties van deze beslissing betreft, levert de opzegging van de huurpanden een besparing op van 22.787 euro per maand. Wat de verdere opbrengst zal zijn van de verkoop van de resterende eigendompanden kan ik op dit ogenblik nog niet meedelen omdat die ramingen volop aan de gang zijn.
De attritie blijft in elk geval een probleem. Attritie is niet alleen een probleem bij Landsverdediging, maar ook bij andere administraties. Het is een probleem dat zich stelt op de arbeidsmarkt in het geheel. Jonge mensen blijven minder lang op de job waarmee ze ooit een professionele carrière aanvingen.
Met betrekking tot het resultaat van het nieuwe concept op zich, het volgende. Voor elke vacante betrekking bieden zich 8 postulanten aan. Dit is een spanningsveld van 1 tot 8. In het begin van dit jaar heb ik 1.200 vacante betrekkingen voorgesteld die niet alleen een algemene rekrutering betreffen, maar wel een rekrutering in een evenwicht tussen algemene en specifieke rekrutering. Veel van deze rekruteringen kan men ook bij Landsverdediging onder de notie knelpuntberoep catalogiseren. Vandaar nog eens een teken dat defensie niet altijd veel verschilt van wat men de burgerij noemt.
Ik heb beslist, omdat een aantal specifieke plaatsen dienden te worden ingevuld en er een grote toeloop was, om het aantal plaatsen met 12,5 procent op te drijven. Met andere woorden, in totaal zijn voor het jaar 2010 1.325 vacante betrekkingen aangeboden die allen zullen worden ingevuld.
Met betrekking tot de rekrutering zelf is het mijn opvatting dat deze hoort te worden ondergebracht onder het departement Human Resources en niet IPR. Dat is ook de richting die wij zijn uitgegaan.
Met betrekking tot Hasselt kan ik u zeggen dat op 1 oktober van dit jaar het informatiecentrum in het provinciecommando zal worden opgenomen. Op 1 oktober van dit jaar zal het rekruteringsbureau worden opgenomen in het provinciecommando.
Tot daar, voorzitter, mijn antwoord op deze vragen.
06.05 Ingrid Claes (CD&V): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Het is zeer belangrijk dat iedere wijziging of sluiting van een Defensiehuis wordt gecommuniceerd naar de buitenwereld en dat de betrokken personeelsleden actief worden begeleid naar een eventueel nieuwe functie.
06.06 Minister Pieter De Crem: Wat uw eerste vraag betreft. Het concept verdwijnt uiteraard niet. Het concept wordt anders aangepakt.
Wat uw tweede vraag betreft, mensen worden om evidente redenen begeleid. De aanpassing van het concept is in elk geval een succes wanneer wij het enkel bekijken op het vlak van het numerieke niveau van de rekrutering. Dit laatste zeggen degenen die rekruteren ook.
06.07 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, een en ander is mij nog niet helemaal duidelijk, maar dat zal misschien aan mij liggen. Ik zal gewoon zeggen wat ik heb begrepen en wat ik niet heb begrepen.
U zegt dat de defensiehuizen zijn gesloten, maar dat het in Limburg bij het provinciaal commando blijft, want die twee gebouwen liggen naast elkaar. U gaat het informatiecentrum onderbrengen in het huis van het provinciecommando. Die gebouwen zijn aangrenzend. Was daar dan zoveel plaats over? Ik ben op het provinciecommando geweest.
06.08 Minister Pieter De Crem: Mevrouw, ik moet besparen.
06.09 Hilde Vautmans (Open Vld): Dat begrijp ik wel, maar men moet betrokkenen toch ergens kunnen ontvangen. Als dat kan, heb ik daar geen probleem mee. Dat blijft in Hasselt. Heb ik dat goed begrepen? Het informatiepunt voor Limburg blijft in Hasselt.
06.10 Minister Pieter De Crem: Ja, dat blijft in Hasselt. De provinciecommandant vindt dat ook een goede keuze en staat daar volledig achter.
06.11 Hilde Vautmans (Open Vld): Daar zal voldoende ruimte zijn. Ik zal daar tijdens de vakantie eens langs lopen, dat is niet zo ver.
Voorts zegt u dat u het met mij eens bent dat de defensiehuizen en heel het gedoe van de rekrutering en het informatiepunt eigenlijk onder het departement Human Resources valt, maar dat het daar nog niet is in ondergebracht. Klopt dat?
06.12 Minister Pieter De Crem: Nee, nog niet. De schikkingen om dat te doen zijn wel getroffen.
06.13 Hilde Vautmans (Open Vld): Dat gebeurt dus in de loop van de komende maanden. Het budgettaire plaatje krijgen we dan schriftelijk, neem ik aan. Hoeveel van de gesloten defensiehuizen waren eigendom van Landsverdediging en hoeveel ervan waren huurpanden?
06.14 Minister Pieter De Crem: Ik heb u wel gezegd dat de huurpanden een besparing van 22.787 euro per maand opleveren. Dat heb ik in het antwoord gezegd.
06.15 Hilde Vautmans (Open Vld): Hoeveel panden huurden we en hoeveel waren eigendom?
06.16 Minister Pieter De Crem: Vijf panden werden gehuurd en vier hebben we in eigendom. Die zijn nu te koop aangeboden via de geëigende procedures die we moeten volgen.
06.17 Hilde Vautmans (Open Vld): Het enige wat ik wil vragen is dat, zeker wat Limburg betreft, Landsverdediging erop toeziet dat het gebouw niet te goedkoop van de hand wordt gedaan. Het is goed gelegen; het ligt naast ons provinciecommando. Men zal wel de klos zijn, wil men daar ooit een uitbreiding doen.
06.18 Minister Pieter De Crem: We zijn gebonden aan procedures. Het comité tot aankoop speelt daarin een belangrijke rol.
06.19 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik denk dat we moeten nagaan of we het gebouw niet voor Landsverdediging moeten behouden, omdat het zo cruciaal ligt, naast het provinciecommando. Dat is mijn vraag. Als u zegt dat we het zeker nooit nodig hebben de komende vijf of tien jaar, doe het dan gerust van de hand. Anders denk ik dat er andere mogelijkheden zijn.
Ik ben daar op bezoek geweest. Ik wil dat voor de collega’s toch even zeggen. Dat was een heel eenvoudig appartementsgebouw. Op de benedenverdieping en de eerste verdieping zijn massaal veel investeringen gebeurd. Daar zijn aparte lokalen om mensen hun computertesten te laten doen. Dat is zeer functioneel ingericht, precies ten behoeve van Landsverdediging. Het zou zonde zijn mocht men in het gebouw ernaast opnieuw zulke investeringen moeten doen, terwijl men de opbrengst er niet van heeft. Collega Kindermans, ik wil u echt eens uitnodigen in Hasselt.
06.20 Gerald Kindermans (CD&V): In dat appartement!
06.21 Hilde Vautmans (Open Vld): In het Defensiehuis. Ik wil u daar eens mee naartoe nemen. Echt waar, dat moet u toch eens hebben gezien om te begrijpen waarom ik dat hier zo beklemtoon.
06.22 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik wil nog een opmerking maken over de aanwezigheid van Landsverdediging in Limburg. Qua orde van belangrijkheid meen ik dat de aanwezigheid en het openblijven van militaire kwartieren belangrijker is dan voornoemde inplanting.
06.23 Hilde Vautmans (Open Vld): Daarover bestaat geen discussie, mijnheer de minister. U weet zeer goed dat ik dat niet bedoel.
06.24 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb begrepen dat wij na dit vurig pleidooi van mevrouw Vautmans voor Limburg, samen op de koffie mogen om dat huis te bezoeken.
Ik heb hier niet veel aan toe te voegen, mijnheer de minister. Dit getuigt van een actieve aanpak. Dat Landsverdediging zelf naar de jongeren stapt, is een goede zaak. Dat de oprichting van informatiecentra vlot verloopt, is ook goed. Dat er een serieuze besparing van 22.787 euro per maand is, is eveneens positief.
Ik dank u voor het antwoord.
06.25 André Flahaut (PS): Monsieur le président, je suis le seul représentant francophone dans cette salle et je vais sans doute vous étonner. Je vais vous parler de la province de Luxembourg. Comparativement au Limbourg, le Luxembourg est une des provinces qui compte le plus de militaires en partie francophone. Où se situe la maison de la Défense? À Arlon? Reste-t-elle où elle était ou est-elle ramenée au quartier…?
06.26 Pieter De Crem, ministre: (…)
06.27 André Flahaut (PS): C'est logique! À présent, j'évoquerai ma province, celle du Brabant wallon, dont le commandant provincial aurait souhaité garder à proximité de ses services, comme dans le Limbourg, le service de recrutement. À cet égard, on a simplement dit que les recrutements pour le Brabant wallon seraient rattachés à l'École royale militaire, ce qui n'est pas tout à fait logique. On aurait très bien pu, à l'instar du Limbourg, envisager les quelques unités du service recrutement à côté du commandant de province, à présent établi dans les installations de Beauvechain.
Le Brabant flamand est-il ramené à l'École royale militaire ou n'avons-nous même plus de maison de la Défense à Leuven?
06.28 Pieter De Crem, ministre: Les postulants sont également priés de se rendre à Bruxelles!
06.29 André Flahaut (PS): N'estimez-vous pas que c'est faire marche arrière? En effet, le Brabant flamand a été créé à une époque. Leuven est une ville importante. Il n'est pas évident pour les Louvanistes de se rendre à Bruxelles. Je ne le crois pas!
06.30 Pieter De Crem, ministre: Pour des raisons historiques!
06.31 André Flahaut (PS): Pour des raisons historiques, mais cela compte! Le Meiboom est une réalité!
Cela dit, ne peut-on essayer d'avoir une vision logique des choses? En effet, j'ai volontairement mis l'accent sur le Luxembourg pour essayer de comprendre la situation de ma province, où d'initiative, d'autorité, vous avez décrété que le Brabant wallon serait rattaché à Bruxelles.
L'incident est clos.
- de heer Bruno Stevenheydens aan de minister van Landsverdediging over "de bestelling van 7 Airbus A400M-toestellen voor Defensie" (nr. 14353)
- de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging over "het A400M-project" (nr. 14418)
- M. Bruno Stevenheydens au ministre de la Défense sur "la commande de 7 Airbus A400M pour la Défense" (n° 14353)
- M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "le projet A400M" (n° 14418)
07.01 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, is de vraag van collega Stevenheydens hierbij gevoegd? Dit is toch een samengevoegde vraag?
De voorzitter: Ik hou gewoon de volgorde aan. Ik kan ook eerst de volgende vragen behandelen?
07.02 Patrick De Groote (N-VA): Het is goed zo.
Mijnheer de minister, eind april hebt u in antwoord op mijn mondelinge vraag – net als op de vraag van collega Stevenheydens midden mei – gewezen op het stand still agreement en naar het Joint Exploration Team dat bestaat uit experts van elk van de zes landen die in het project participeren, vandaar de volgende vragen.
Ten eerste, wat zijn intussen de conclusies van de internationale experts van het Joint Exploration Team? Die moesten immers voor 1 juli 2009 klaar te zijn. De kans bestaat natuurlijk dat zij eerder klaar waren of dat er eerder berichten zijn gekomen vanuit het JET over de richting waarin het rapport evolueerde. Dat lijkt mij evident, daar elk land of elke defensieminister een expert stuurde.
Ten tweede, wanneer was het rapport van de experts klaar en ter beschikking van de defensieministers? Ik vraag dit omdat ik in de dagbladpers heb gelezen dat u op 23 juni naar Sevilla bent gegaan om met uw collega-ministers te spreken, maar dat er nog geen overeenstemming was en dat verschillende ministers een maand bedenktijd kregen.
Ten derde, wat zijn de standpunten van de defensieministers over de toekomst van dit project? Wat zijn de gevolgen voor de C-130’s? Behoeven zij nieuwe investeringen? Wanneer behoeven zij nieuwe investeringen? En welke budgettaire impact zullen die uiteindelijk hebben? Hoelang meent u dat de C-130 nog luchtwaardig gehouden kan worden?
07.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, sommige leden van de commissie voor de Landsverdediging hebben de mogelijkheid gehad in oktober of november een bezoek te brengen aan Sevilla. De juiste datum ontgaat mij nu.
07.04 Patrick De Groote (N-VA): Ik had dat graag gedaan, mijnheer de minister, maar ik was hier toen nog niet.
07.05 Minister Pieter De Crem: Op 8 juni heeft het Joint Exploration Team (JET) zijn rapport voorgesteld aan de program board, die is samengesteld uit de national armaments directors van de naties, of hun vertegenwoordigers. Die hebben op hun beurt hun respectievelijke ministers geïnformeerd.
Ik kan niet opnieuw blijven stilstaan bij hoeveel landen participeren in het project. Dat wordt verondersteld gekend te zijn.
De ministers van Defensie hebben de besluiten van het JET bevestigd en hebben op 22 juni beslist de discussies met de industrie voort te zetten tot 31 juli teneinde een overeenkomst te vinden inzake de inhoud van de onderhandelingen.
Het rapport herneemt enerzijds de voorstellen van de industrie om het programma opnieuw te lanceren en anderzijds de impact ervan voor de naties op financieel en operationeel vlak, alsook om de leveringen te bekijken.
Ondanks de moderniseringen van de C-130 de jongste jaren heb ik moeten laten nagaan of er geen bijkomende investeringen moeten gebeuren om de aangekondigde vertraging op te vangen. De oorspronkelijke leveringsdatum was voorzien voor 2017-2018. Dat zal nu wellicht 2019 zijn. U weet dat wij 7 toestellen hebben besteld, en een achtste in samenwerking met Luxemburg.
Het grootste probleem bij de Airbus A400M bevindt zich natuurlijk bij diegenen die een imminent order hebben geplaatst, vooral dan onze Franse collega’s, voor wie het kunnen beschikken over dit toestel van levensbelang is om militaire operaties in het buitenland te kunnen uitvoeren en om rotaties te kunnen uitvoeren en een belangrijk deel van de transportcapaciteit te kunnen onderhouden.
De laatste informatie over de A400M is dat er een bijeenkomst is gepland op 24 juli op initiatief van onze Franse collega. De Britten hebben reeds aangekondigd dat zij zich gunstig opstellen naar aanleiding van de positieve resultaten of echo's die zij reeds hebben gekregen tijdens het verlengen van de vooropgestelde periode.
07.06 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.
L'incident est clos.
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de hergroepering van de kazernes" (nr. 14367)
- de heer André Flahaut aan de minister van Landsverdediging over "de gedachtewisseling met de Chef Defensie" (nr. 14374)
- mevrouw Hilde Vautmans aan de minister van Landsverdediging over "het defensiebeleid" (nr. 14395)
- de heer Patrick De Groote aan de minister van Landsverdediging over "de sluiting van kazernes" (nr. 14404)
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de toekomstige getalsterkte van de Belgische Krijgsmacht" (nr. 14421)
- de heer Dirk Vijnck aan de minister van Landsverdediging over "de toespraak van de CHOD voor de Kamercommissie voor de Landsverdediging" (nr. 14423)
- de heer David Geerts aan de minister van Landsverdediging over "de organisatie van het departement als een FOD" (nr. 14431)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "le regroupement des casernes" (n° 14367)
- M. André Flahaut au ministre de la Défense sur "l'échange de vues avec le Chef de la Défense" (n° 14374)
- Mme Hilde Vautmans au ministre de la Défense sur "la politique de défense" (n° 14395)
- M. Patrick De Groote au ministre de la Défense sur "la fermeture de casernes" (n° 14404)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "les effectifs futurs des forces armées belges" (n° 14421)
- M. Dirk Vijnck au ministre de la Défense sur "le discours prononcé par le CHOD devant la commission de la Défense nationale de la Chambre" (n° 14423)
- M. David Geerts au ministre de la Défense sur "l'organisation du département en SPF" (n° 14431)
08.01 André Flahaut (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, la semaine dernière, nous avons entendu le général Charles-Henri Delcour. Son analyse globale du budget est réaliste. Il ne se fait aucune illusion et sait que personne dans cette commission ne se fait des illusions quant à une augmentation future du budget de la Défense. L'enveloppe avec laquelle il travaille tend à diminuer. Il a émis certaines considérations. Je pense qu'il serait intéressant d'avoir, côte à côte, le chef militaire et le chef politique du département, de manière à s'assurer que l'on avance dans la même direction.
À la fin de son intervention, je lui ai dit qu'il me donnait effectivement l'impression de faire ce à quoi il s'était engagé, à savoir tracer les lignes rouges que le ministre de la Défense ne doit pas dépasser dans l'élaboration de la politique future. Il a confirmé une prolongation adaptée des plans stratégiques de 2000 et de 2003, en accélérant certaines choses. Il a cité un chiffre relatif au personnel. Monsieur le ministre, êtes-vous d'accord avec ce chiffre?
En ce qui concerne les investissements, il a répondu de façon très pragmatique mais a été moins catégorique que vous quant à la levée de la totalité des tranches optionnelles. Il pourrait se contenter de la levée partielle de tranches optionnelles pour certains types de matériel. J'ignore si c'est possible. Par contre, il n'a pas été très clair sur la manière de financer. Il n'a fait que répéter sans cesse qu'on allait trouver les moyens du fait de la diminution du personnel.
Quant aux infrastructures, on a retenu qu'on pourrait fermer 30 à 40% des infrastructures et des casernes. Cela a d'ailleurs fait beaucoup de bruit dans la presse. Il est donc urgent de mettre en œuvre ce plan d'infrastructure. Monsieur le ministre, vous avez dit qu'il l'examinait et je crois qu'il a des idées à ce sujet. Quand pourrons-nous disposer de ce plan? Pourquoi n'applique-t-on pas ce qui a déjà été préélaboré?
Pour ce qui est des opérations, nous aurons sans doute le plaisir de vous rencontrer l'un et l'autre demain à la commission de Suivi sur les opérations en cours. Aujourd'hui, même si on ne précise pas quand, tout le monde s'accorde à dire qu'il faut adopter une stratégie de sortie pour l'Afghanistan, tel que le général Delcour l'avait préconisé. Il est nécessaire de regrouper les théâtres d'opérations sur l'Afghanistan, par exemple en les réduisant au nombre de deux plutôt que trois.
Si j'ai bien compris – ce qui me conforte dans ce que je crois depuis tout un temps –, l'envoi de troupes au Liban cessera. De plus, le contingent au Kosovo diminuera; vous l'avez dit hier en utilisant les termes "transférer le bâton", et cela me semble judicieux.
En ce qui concerne les partenariats en Afrique, il s'est borné à dire que l'on allait maintenir les montants prévus, soit 8 à 10 millions d'euros.
J'espère que nous pourrons en avoir la confirmation au niveau politique, car c'est important pour notre soutien à l'ONU. À cet égard, le ministre des Affaires étrangères, que j'ai interrogé la semaine dernière, confirmait la volonté de la Belgique de maintenir une intervention à l'ONU au travers des Béninois au Congo et en Côte d'Ivoire. J'espère qu'une cohérence existe entre les deux départements. Elle sera peut-être renforcée après la désignation d'un nouveau ministre des Affaires étrangères.
08.02 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, precies een week geleden hebben we een boeiende gedachtewisseling gehad met de nieuwe CHOD. Er rezen toen wat vragen.
We waren allemaal getroffen door zijn eerlijkheid en openheid, maar er werd ook een aantal zaken gezegd waarvan we ons afvragen of u dezelfde mening bent toegedaan.
Ik wil daarom even terugkomen op een paar grote punten. We kunnen niet alles in detail bespreken, maar het is volgens mij belangrijk is om te weten of u en de legerbaas in dezelfde richting willen marcheren. Ik denk dat dit cruciaal is voor het welslagen van een goed defensiebeleid.
Ik wil vier punten kort aanhalen. Ten eerste, het personeel. Iedereen herinnert zich de uitspraak van generaal Delcour dat een versnelde afbouw van het personeel nodig is en dat dit niet kan zonder een goede studie.
Mijn concrete vraag is wanneer we die studie mogen verwachten. Welke aantallen hebt u voor ogen? U hebt al meermaals duidelijk gemaakt dat de afbouw iets versneld zal worden en dat we dat streefdoel sneller zullen halen dan 2015. De vraag is natuurlijk of we onder het vooropgestelde personeelsaantal gaan.
De generaal heeft heel duidelijk zijn voorkeur laten uitschijnen voor die korte loopbaan. Volgens hem moet men mensen aantrekken om een korte periode in de krijgsmacht te dienen. Dat was ook mijn visie. Ik stel echter vast dat het gemengde loopbaanconcept het oriëntatiepunt zal afschaffen. Dat oriëntatiepunt was toch het knooppunt om tot die korte loopbanen te komen. Hoe ziet u dat dan in de praktijk? Kunt u zelfs met het afschaffen van het oriëntatiepunt toch nog komen tot die korte, aantrekkelijke loopbaan voor de militairen?
De generaal heeft ook een ander pijnpunt aangekaart. U herinnert zich nog dat we, toen u nog oppositieleider was in deze commissie, naar het militair hospitaal zijn geweest. Er waren toen heel wat knelpunten in het brandwondencentrum, zoals het probleem van het bijverdienen van een aantal militairen.
Ook generaal Delcour heeft vorige week gezegd dat er daaromtrent wat problemen zijn. Heit feit dat militairen mogen bijverdienen, verhindert een gemakkelijke mutatie, wat voor problemen zorgt. Beschikt u daaromtrent over een studie of kunt u ons daarover meer vertellen? Is dit een groot of een klein probleem? Wat u denkt eraan te doen, tot zover mijn vragen inzake het personeel.
Ten tweede, infrastructuur. Volgens de generaal moet 30 à 40 procent van onze kazernes worden gesloten. Dat heeft alle krantenkoppen en alle radionieuws gehaald. U hebt mij een paar weken geleden gezegd dat u na het reces eindelijk naar de commissie zou komen met het infrastructuurplan. Ik neem aan dat dit zal gebeuren bij de hervatting van onze werkzaamheden. Die 30 tot 40 procent van onze infrastructuur komt dit bovenop het voorziene infrastructuurplan of is dat het totaal?
Dat zat eigenlijk in het infrastructuurplan 2000-2015. Er was al in een aantal sluitingen voorzien. Vallen die onder die 30 à 40 procent of komt die 30 à 40 procent boven op het voorziene aantal? Dat is toch een heel cruciaal punt om te kunnen begrijpen hoe wij naar een goede regionale spreiding kunnen gaan. U weet dat die regionale spreiding cruciaal is voor een goede aanwerving. Om voldoende militairen te kunnen rekruteren, blijf ik hameren op een goede regionale spreiding.
Wat de investeringen betreft, is mij één punt bijgebleven. Generaal Delcour heeft heel duidelijk gezegd dat de minima niet voldoen en dat men niet over voldoende materieel beschikt om de militairen goed te kunnen opleiden, trainen en uitsturen. De optionele schijven zijn absoluut noodzakelijk.
Mijnheer de minister, wij hebben een aantal debatten gehad. Een aantal optionele schijven wordt gelicht, een aantal andere niet. Kunt u mij garanderen dat het materiaal waarvoor de optionele schijven niet gelicht zullen worden toch voldoende zal kunnen zijn? Dat is natuurlijk mijn bekommernis.
Tot slot, wat de operaties betreft, heeft de generaal heel duidelijk gezegd dat de geografische versnippering budgettaire meerkosten met zich meebrengt. Dat weten wij allemaal. Wij zitten op heel veel terreinen. Als men moet voorzien in de logistieke ondersteuning van een operatie, is het natuurlijk handiger als men maar in één of twee brandhaarden zit en niet in vijf. Dat verstaan wij allemaal. Hij heeft heel duidelijk gezegd dat wij van die geografische versnippering af moeten en dat wij operaties moeten stopzetten, zeker die waar wij – ik moest daarmee wel een beetje lachen – bijna als scouts naartoe gaan of waar de ngo’s het werk ook kunnen doen. Ik vond dat nogal gek uitgedrukt. Het was zeker niet de woordkeuze die ik zou hanteren voor opdrachten die onze militairen in het buitenland vervullen.
Ik vraag mij heel concreet af aan wat er wordt gedacht. Wij hebben hier de debatten over de lopende operaties gehad. U hebt internationale verplichtingen. Ik sta erop dat u de internationale engagementen die u bij uw partners hebt aangegaan ook effectief uitvoert, zolang als u het hebt beloofd. Dat lijkt mij gewoon cruciaal om geloofwaardig te kunnen meespelen op het wereldtoneel.
Mijnheer de minister, hoe zult u in de toekomst daarmee omgaan? Volgt u de CHOD, die zegt dat wij van verschillende operaties af moeten? Dat heeft nochtans ook een voordeel, want als men in verschillende continenten actief is, vervult men opdrachten en dan is het land ook zichtbaar. Het brengt kosten met zich mee, maar het heeft ook een meerwaarde. Ik vind dus dat wij moeten afwegen waar wij naartoe gaan. Ik zou graag uw visie horen over die uitspraken van de CHOD.
08.03 Patrick De Groote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ik beperk mij tot de sluiting van de kazernes.
Mijnheer de minister, deelt u de visie van de CHOD dat, in de budgettaire logica, het contingent militairen op korte termijn eventueel tot 32.000 man moet worden gebracht, met inbegrip van – de collega’s hebben het erover gehad – de sluiting van 30 tot 40 procent van de kazernes? Ik zou graag wat duidelijkheid krijgen over de toekomstige infrastructuurplannen. U hebt beloofd dat u die na de vakantie aan de commissie zou voorleggen.
Ten tweede, hoe wenst u de hergroepering van eenheden en kwartieren in overeenstemming te brengen met een correcte geografische spreiding? Hoe zult u dat aanpakken?
Ten derde, vreest u op termijn geen problemen te hebben met de rekrutering als de concentratie van kazernes zich voltrekt in bepaalde provincies of zelfs in de buurlanden, waarbij ik denk aan Den Helder? Vreest u niet dat er zich problemen zullen voordoen aangaande de rekrutering?
08.04 Dirk Vijnck (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de collega’s hebben het al heel uitgebreid gehad over de afgelopen commissievergadering met de generaal.
Wat mij ook een beetje bezorgd maakt, is die studie. Wanneer mogen wij die verwachten? Wat zouden de resultaten daarvan, in eerste peiling, kunnen zijn?
Over de manschappen heb ik ook cijfers vernomen. Er is sprake van 34.000 mensen. Zit het burgerpersoneel daar bij of niet?
Gaat u akkoord met de sluiting van 30 tot 40 procent van de kazernes? Zijn daarin de kazernes inbegrepen uit de vorige planning tot 2015 of niet?
Wat zijn de maatregelen om de budgettaire problemen op te lossen? Hebt u daarover enige mening? Budgettair gezien is er wat misgelopen. Is er afgelopen jaar iets gebeurd, of zo, waardoor we een financieel tekort hebben?
Welke inspanningen of vereisten zijn er nodig voor de handhaving van de getalsterkte van 37.725 personen?
08.05 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik ben heel tevreden dat u tevreden was met mijn voorstel om de chef Defensie voor het eerst in de vaderlandse geschiedenis en sinds de Brabantse omwenteling naar een commissie voor Landsverdediging te laten komen. Een klein detail in deze discussie, hij is wel gekomen maar niet in deze setting waarin een chef Defensie alleen en in alle onafhankelijkheid zijn visie op Defensie kan geven. Mevrouw, ik heb het ook nog meegemaakt, het was over het algemeen een mooie verzameling generaals die de titularis van het departement vergezelden om enige uitleg te geven. Ik ben echter heel tevreden dat u…
08.06 André Flahaut (PS): (…) les généraux ne sont pas en civil quand ils viennent car ils ont peur qu'on les reconnaisse à vos côtés.
08.07 Pieter De Crem, ministre: Non, je ne crois pas. Il y a une fierté qui a été retrouvée.
Je souhaite tout d'abord aborder la problématique du passage vers un service public fédéral qui se trouve dans plusieurs questions qui me sont parvenues. Le MOD et le CHOD sont ici en pleine connivence. Le CHOD a fait un exposé en accord avec la note de politique générale sur l'avenir des forces armées belges au XXIe siècle. Il l'a fait concernant les points les plus importants, c'est-à-dire le personnel, le budget, les opérations militaires à l'étranger et le niveau d'ambition.
Ma note d'orientation politique reprend effectivement comme objectif, quand on parle d'un SPF, la transformation du ministère de la Défense - qui est à l'heure actuelle le seul ministère - en un service public fédéral. La transformation en un SPF peut s'effectuer selon une approche modulaire permettant de tenir compte de la spécificité du département. La Défense dispose en plus de l'avantage de pouvoir tenir compte des expériences de transformation des autres départements.
Dans un stade ultérieur, il sera examiné avec le chef de la Défense de quelle manière la transformation modulaire en un SPF pourrait répondre au mieux aux défis auxquels la Défense doit faire face. En tout cas, nous avons besoin au sein des forces armées d'un concept stratégique pour le personnel. Je ne suis pas un fétichiste d'un SPF Défense, mais je pense que toutes les voies et opportunités doivent être examinées.
Ten tweede, op het gebied van het personeel is het belangrijk te onderstrepen dat het strategisch plan van de vorige regeringen erin voorzag de doelstelling van 37.725 voltijdse effectieven – 35.000 militairen en 2.725 burgers – te behalen in 2015. Dat strategisch plan van 2015 spitste zich niet enkel toe op het personeel, maar ook op de infrastructuur. Ik kom daar later op terug.
Mijn politieke oriëntatienota bepaalde dat dit doel moest worden bereikt op het einde van 2011. De combinatie van de natuurlijke vertrekken met de huidige rekrutering en het succes van de vrijwillige opschorting van de prestaties hebben toegelaten om de doelstelling, die was vooropgesteld voor 2015 en vervroegd was naar einde 2011, reeds te halen op het einde van dit jaar. Het objectief voor 2015 is dus reeds gehaald. Dit was geen doel op zich en er was geen sprake van fetisjisme met betrekking tot het reduceren van het personeel. U kent de verhoudingen van de toegewezen budgettaire middelen aan de traditionele clusters – personeel, infrastructuur en maintenance – en welke onevenwichten daar waren ontstaan.
Ik kom tot de nieuwe insteek die ook de insteek is die de CHOD heeft gemaakt.
Le contexte budgétaire, mais également la nécessité de garantir l'opérationnalité de la Défense, conduisent le département à la poursuite d'une diminution des effectifs pour les raisons que je viens de vous expliquer. Cette diminution, une fois de plus, s'est réalisée, se réalise en ce moment et se réalisera sans départ forcé. C'est très important.
Il est clair que l'étude en matière de personnel a un impact direct dans le domaine de l'infrastructure et conduira à la fermeture de certaines infrastructures, ce qui n'est pas nouveau et était rédigé dans le plan 2015. D'ailleurs, une partie de ce plan d'infrastructure 2015 a aussi été antéposé par la fermeture cette année-ci de quelque 12 ou 13 emplacements militaires, communément appelés quartiers.
Nieuwe insteek, ook in mijn politieke beleidsnota, was het ambitieniveau, veeleer dan te vertrekken van vroegere cijfers en studies. Ik heb dat heel duidelijk gesteld in de politieke oriëntatienota: het ambitieniveau voor een autonome medische component, het ambitieniveau voor een zichtbare en performante luchtcomponent bestaande uit zestig F-16-toestellen met twee squads – een in Florennes, een in Kleine Brogel – van elk vierentwintig operationele toestellen en waarvan ik weet met welke performantie deze toestellen internationale opdrachten uitvoeren, een performante marine die in samenwerking met de Nederlanders in de Belgisch-Nederlandse admiraliteit schitterend werk levert.
Helaas, ook daar geen geloof zonder de werken: je kan niet in een internationaal samenwerkingsverband dat performant is gaan werken en niet beslissen om fregatten te gaan kopen, zonder dat je ook de financiële en budgettaire beslissing neemt om het consolidatieproces dat voorzien was bij de aankoop van deze fregattten, mogelijk te maken. Dan is er nog het ambitieniveau van de landcomponent, waarvoor ik nogmaals vraag om de politieke oriëntatienota daaromtrent te raadplegen.
Le CHOD me présentera, après-demain, son plan d'infrastructure. Coïncidence étrange, mais j'ai effectivement souhaité que le nouveau CHOD ait la possibilité de me donner son avis en la matière, c'est-à-dire en partant du plan 2015, qui contenait déjà pas mal de propositions concernant la fermeture et la réorganisation de certains quartiers ainsi que la synergie de certaines activités.
Je ne m'éloignerai pas maintenant dans ce qu'on appelle des "structures miroirs", dans la doublure des structures, mais cette mission, il l'avait reçue de ma part.
Depuis sa mise en place le 2 avril, il a pu étudier cette problématique et ses propositions me seront présentées. Par la suite, je ne tarderai pas à prendre les décisions qui s'imposent. Elles rassembleront les grandes options prises dans le plan 2015, les propositions faites par le prédécesseur du général Delcour, c'est-à-dire le général Van Daele, les suggestions faites par le général Delcour en sa qualité de CHOD actuel et mes propres interventions, en qualité de titulaire du département.
Op het vlak van de investeringsprogramma's kan ik u het volgende meedelen. Het lichten van de voorwaardelijke schijven zal alleen kunnen gebeuren na de goedkeuring van het plan "Dringende investeringen voor het materiaal van Defensie" dat vooraf aan de Ministerraad moet worden voorgelegd.
Nogmaals, pacta sunt servanda, ook bij Landsverdediging. Het kan niet zijn dat men politieke beslissingen neemt om te investeren in materiaal – ik gebruik de metafoor voor verschillende investeringsclusters die men optionele schijven noemt – maar niet in de financiële middelen daarvoor voorziet. Ik denk dat dit contractbreuk zou zijn, niet alleen operationeel maar ook intentioneel. Dat wil ik niet. Ik heb mij geëngageerd om in het budget, in die middelen te voorzien, om de heel eenvoudige reden dat ik ook het ambitieniveau – omdat veel van die middelen naar de landcomponent gaan – van de landcomponent wil aanhouden. Laat daarover geen twijfel bestaan.
Dans la proposition du plan précité, la tranche conditionnelle MPPV (66.500.000 euros) et le programme de consolidation pour les M-frégates (40.000.000 euros) ont entre autres été repris. Je venais de mentionner cela concernant la Marine il y a quelques instants.
En ce qui concerne le programme A400M, une question a été posée il y a une demi-heure. Un standstill est à l'ordre du jour jusqu'à la fin du mois de juillet. Après une évaluation approfondie, les ministres de la Défense concernés se réuniront pour convenir des possibilités de négociation. Cela se passera encore ce mois-ci.
Le regroupement des unités dans un théâtre d'opérations facilite, lorsqu'on part d'une approche théorique, la mise en œuvre et diminuerait les coûts liés à une opération concernée surtout sur le plan logistique. C'était le choix des gouvernements précédents et c'est le choix du gouvernement actuel: d'autres facteurs interviennent lorsque les opérations sont menées à l'étranger, comme quand des considérations politiques entrent en jeu. Pour l'Afghanistan, il est clair que nous nous maintiendrons sur les trois théâtres qui sont occupés actuellement.
L'approche fonctionnelle est très importante pour moi, comme pour le CHOD. Le travail qui a été fait auparavant et le plan de restructuration 2015 - dont certaines choses ne peuvent pas être balayées, ce plan contenait aussi de bonnes approches -, rééquilibré et réévalué, seront ma base pour les propositions futures concernant la structure du personnel et les emplacements sur le territoire.
Ceux-ci sont liés à la visibilité et au recrutement. On ne peut pas revenir en arrière, remettre en question des décisions qui ont été prises auparavant. Je parle ici de décisions qui ont été prises il y a quinze ou vingt ans, lorsqu'on a commencé la restructuration des forces armées avec le plan Charlier I en 1988. Des problèmes de visibilité se posent dans la province d'Anvers. Des problèmes de visibilité, et par conséquent de recrutement, se posent dans les provinces du Hainaut et de Flandre orientale.
C'est la situation actuelle mais il est impossible de revenir en arrière. Je sais qu'une répartition sur le territoire est très importante pour le recrutement mais certains choix ont été opérés, souvent avec un consensus au sein du gouvernement et après débat au Parlement. Vous connaissez ces choix en matière de personnel et je vous présenterai mon plan concernant les infrastructures le plus rapidement possible.
08.08 André Flahaut (PS): Monsieur le président, heureusement qu'il y a une connivence entre le chef de la Défense et le ministre. La suggestion de Mme Vautmans d'inviter le chef de la Défense était une bonne idée. Le fait d'entendre le ministre et le chef de la Défense en même temps ne peut pas faire de tort à la cohésion et à la connivence affichées. Il faut dire qu'après la séance de la semaine dernière, nous avions quelques questions à nous poser. Le débat d'aujourd'hui en est la preuve.
Monsieur le ministre, vous allez avoir des vacances très chargées. Si j'entends bien, vous allez revoir le plan des infrastructures après-demain; puis, vous allez devoir réfléchir à un projet de loi sur le personnel concernant la concertation syndicale au sein du département. Tout cela devra arriver à la rentrée. Il faudra aussi discuter des investissements car, s'il faut un projet de loi pour le personnel, il en faut également un pour les infrastructures mais vous ne pourrez pas décider tout seul, à moins de réaliser un coup de force pendant les vacances; je suis persuadé que certains des collègues présents ici n'en seraient pas heureux. Enfin, en ce qui concerne les opérations, tout est lié au budget.
Vous allez donc avoir des vacances chargées mais les décisions ne pourront intervenir qu'au moment de la discussion budgétaire. Je crois, malheureusement, que le général Delcour a raison: le budget de la Défense devra être fortement réduit dans le cadre de la discussion budgétaire globale. Ce n'est un secret pour personne que nous allons devoir faire des économies partout, le premier ministre l'a dit lui-même.
J'enregistre avec beaucoup de satisfaction que vous n'êtes pas un fétichiste. Pour le SPF et pour d'autres matières, vous veillerez surtout à tenir compte de ce qui a été mis sur les rails.
En effet, les choses étant ce qu'elles sont, nous ne pourrons revenir en arrière. Plus la situation évolue, plus elle s'oriente vers une armée européenne, qui nécessitera de trouver des cohérences. À cet égard, quel est l'état d'avancement du dossier de Beauvechain, pressenti comme siège de l'état-major européen pour le transport stratégique? Il s'agit de négociations qui avaient eu lieu entre les Pays-Bas, l'Allemagne et la France. Ce serait peut-être l'occasion de remettre ce dossier sur la table, pendant que le secrétaire général Van Caelenberg est aux opérations.
08.09 Hilde Vautmans (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord.
Het Parlement had ook wel gevraagd om de CHOD te horen. Het is een goed dat men probeert in deze commissie een dynamiek op gang te krijgen om samen gestalte te geven aan een goed beleid.
Wat betreft uw eerste punt, de overgang naar een FOD, zegt u dat dit een van de grote punten was in uw politieke oriëntatienota. We hebben daarover toen gedebatteerd en namens Open Vld heb ik u gezegd dat wij daar niet tegen waren, maar ook niet voor, en dat wij dat goed moesten bekijken. Dat was geen evidente beslissing, aangezien onze CHOD met zijn collega’s in het buitenland moet onderhandelen. Dat is toch wel bijzonder. Nu verneem ik dat u er niet meer aan houdt dat te doen, maar uitkijkt naar de overgang naar een FOD. Dit moet voorlopig niet de prioriteit zijn, er zijn er immers andere. Dat punt uit uw politieke oriëntatienota hoeven we voorlopig niet echt meer naar voren te schuiven.
Wat het personeel betreft, ben ik blij dat we het gestelde doel eind van dit jaar zullen bereiken. Dat is heel wat vroeger dan gepland. Ik heb evenwel geen antwoord gekregen op het volgende. Gezien de budgettaire context en gezien de noodzakelijke inzet die we moeten verbeteren, moeten we volgens u gaan naar een verdere afbouw. U heeft daar echter geen aantallen op geplakt. Aan welke cijfer denkt u? U hebt het altijd over vrijwillige vertrekkers, maar mijn bekommernis is dat we nog over een jonge en operationele krijgsmacht beschikken. Het is cruciaal om steeds opnieuw jonge mensen aan te trekken. Budgettair kunnen we wel op een goed aantal zitten, maar we moeten ervoor opletten dat de leeftijdspiramide gezond is. De voorbije jaren werd Landsverdediging geconfronteerd met de leeftijdspiramide en met "het zware hoofd". Daar moeten we dus aandacht voor hebben.
Voorts zegt u dat u het infrastructuurplan zult voorleggen en dat er een CHOD zal komen. Van de 30 tot 40 procent die de CHOD heeft genoemd, vallen de reeds geplande sluitingen daaronder of zijn het extra sluitingen? Daarop heeft u niet geantwoord. Dat is van cruciaal belang. Er heerst nu ongerustheid, zoals zo vaak. Vielen onder die 30 tot 40 procent waarnaar de CHOD verwees, de geplande sluitingen waarin de vorige regering had voorzien en die ook logisch waren gezien de eerste personeelsafbouw met de noodzakelijke bijbehorende sluitingen, of zijn die 30 tot 40 procent bijkomend? Dat is een heel duidelijke vraag waarop ik nog geen antwoord heb gekregen.
Inzake de investeringen begrijp ik dat u zegt dat u maximale inspanningen zult doen om alle optionele schijven te lichten.
In het begin zei u dat u ze niet allemaal zou kunnen lichten. Ik begrijp nu dat u zegt dat u gaat proberen om ze allemaal te lichten. Heb ik dat juist begrepen? Zult u proberen om alle voorziene optionele schijven te lichten? Dat is steeds een pleidooi geweest van Open Vld. Wij hebben dat in de campagne van 2009 ook heel duidelijk naar voren gebracht. Het is voor ons essentieel dat alle optionele schijven worden gelicht. Heb ik het goed begrepen dat u zich maximaal zult inzetten om alle optionele schijven te lichten?
Wat de operaties betreft, het volgende. U zegt dat er andere factoren meespelen. Dat is natuurlijk juist. Politiek speelt mee. Men moet een afweging maken en kijken op welke operatietonelen men actief blijft. Het gaat over meer dan het militaire gewicht; het gaat ook over het politieke gewicht, alsook over de essentiële samenwerking met Buitenlandse Zaken en met Ontwikkelingssamenwerking.
Ik kom dan tot de geografische spreiding. U zegt dat u zeker niet zult teruggaan in de tijd, dat er beslissingen zijn genomen. Dat is juist. Ik kijk uit naar uw infrastructuurplan en vooral naar uw antwoord op de vraag of dat bijkomende sluitingen zijn of niet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.10 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, de reden waarom wij onze werkzaamheden vroeger aanvingen is dat, aangezien de eerste minister niet aanwezig kon zijn, ik een onderhoud heb met de nieuwe Saceur. Hij heeft mij net gebeld om te zeggen dat hij is aangenomen en daarom moeten wij nu een einde maken aan onze commissiewerkzaamheden.
De voorzitter: Ik stel voor dat wij de kopies van de voorbereide antwoorden aan de collega’s overhandigen. Als dat antwoord onvoldoende is, kan er daarop worden teruggekomen in een volgende commissievergadering, wellicht na het parlementair reces.
De openbare commissievergadering wordt gesloten om 10.36 uur.
La réunion publique de commission est levée à 10.36 heures.